kinöeRqeBeö
Hf
B
gj
H
w
B
B
B
B
B
H
■1
-êiyt
Om
mm
ZO PUURT MEN
Vrijdag 19 Juni 1953
"T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
(Het is de vraag of hier Pg7 niet beter
was.)
23. Pf3xh4 Le7xh4
24. Dd2—c2! Ta8—d8
25. Pc3e4
(Het offer op g6 ziet er kansrijk uit,
maar na Lg6 fg6 Dg6 Df7
Td8 Ld8 Df7 Kf7 komt Wit
toch te kort).
25Lc6xe4
26. Ld3xe4 Th8—g8
27. Tdlxd8f Lh4xd8
28. Tfl—dl Ld8—e7
(Te proberen was hier f5 en daarna
g5; b.v. f5, Ld3g5 enz.; wel blijft e6
dan erg zwak, maar Zwart krijgt dan"
•kansen langs de g-lijn.)
29. Dc2g2 b7b6
30. Le4c6f Ke8—f8
31. Tdld7 De7—b8
32. Lc6b7 a6a5
33. Dg2c6 Db8e8
34. Dc6c7 Le7—h4
(Ook nu kwam f5 in aanmerking.
De loper doet op h4 niets en wordt
nu door de volgende zet van Wit uit
geschakeld.)
35. g4g5! h6xg5
36. Td7—d8 g5xf4
37. Td8xe8t Kf8xe8
38. Dc7—c8f Lh4d8
(Zwart had hier beter kunnen op
geven.)
39. Lb7—c6t Ke8—f8
40. Dc8xd8f Kf8g7
41. Dd8f6t Kg7—f8
42. Df6xf4 en Zwart gaf op.
Correspondentie. W. D. te Goes.
Uw partij wordt geplaatst hoor. Nog
e-:n geduld. Uw oplossing van pro
bleem 74 was óók goed.
De Laddcrwedstrijd.
De oplossingen van de vorige proble
men waren als volgt:
Probleem 75: 1. Df7!, Pe6; 2. Td8ü,
Delf; 3. Kh2, Df5t; 4. Kh3 en Wit
wint.
'k Ga nu naar mijn bedje toe
want ik ben van 't spelen moe,
maar ga eerst mijn knietjes buigen
en U Here dank betuigen
dat Gij deze lange dag
weer op mij terneder zag.
Wil Gij ook in deze nacht
als ik slaap nog voor mij zorgen,
houdt Gij over mij de wacht
en wil op de nieuwe morgen
als "k na 't slapen op mag staan
overal weer met mij gaan.
Wil het kwade dat ik deed
mij om Jezus wil vergeven
en als ik het weer vergeet
leer Gij Heer mij zó te leven
dat het toch, al ben ik klein,
altijd tot Uw eer mag zijn.
Amen.
A. JAMQBL HORJUS.
„Op 2Td8; 3. Df6t, Kg8; 4.
Pe7y en mat.
Probleem 76: 1. Td5f, Pd5; 2. Le 2,
Ka5; 3. Ta7f, Ta6; 4. Ta6f mat; of
1. Td5f, Ka6; 2. Lc8t en wint.
Hier volgen weer de nieuwe op
gaven:
Probleem 77. (Zie diagram 77.)
Wit: Kgl De5 Tb7 Tel; pi:
a2 b2 d4e3 f2 g2 h4.
Zwart: Kg8 Df8 Tb6 Td6;
pi: a5 b5 d5 e6 f5 g7
h6.
Wit aan zet wint. (3 punten.)
Probleem 78. (Zie diagram 78.)
Wit: Kb2 De7 Tg7 Ld5;
pion c5.
Zwart: Ka6 Pc7; pion a5.
Wit an zet geeft mat in 2 zetten.
(2 punten.)
Probleem 77.
abcdel gh
Diagram 77.
Wit aan zet wint. 3 pnt.)
Probleem 78.
é/Êm.
Wam
PPi
aDOdetgh
Diagram 78.
Wit aan zet geeft mat in 2 zetten.
(2 pnt.)
Voor de jeugd.
De brieven, die ik de laatste weken
zo van mijn raadselfamilie krijg, staan
vol met prachtige plannen. Allemaal
reisjes. Met de school, met een club,
of een zangverenigng. En dan vragende
grappenmakers, zou U niet mee willen
tante? Natuurlijk wil ik graag mee,
maar met wie? Ik zou beslist moeten
kiezen, want als ik met alle reizende
nichten en neven mee ga, ben ik geen
dag meer thuis, en datnee, dat
vertel ik maar niet, wat er dan ge
beuren kan. Ik zal er mij maar mee
troosten om eens flink te zwaaien, als
ik autobussen vol met jonge reizigers
zie. Zwaaien jullie terug? Nu vertel ik
alleen nog, dat Edelweiss te Colyns
plaat de prijs krijgt toegezonden. Ver
der gegroet, met een zwaai van tante
Truus.
Goudvisje te Serooskerke. O, wat heb
jij een massa prettige dingen te ver
tellen. Je reis naar Amsterdam is nu
al voorbij, terwijl ik je schrijf. Ik zou
graag willen weten, hoe alles gegaan
is. Ik heb nog nooit van de Goudvis
kom gehoord. Waar is die? Heb je de
everglaze blouse al aan gehad. Is dat
goed prettig .in het dragen Als ik een
autobus met zangers hoor voorbijgaan,
zal ik alvast maar zwaaien, want ik
weet nu, dat er veel kans is, dat jij
daarbij bent. Opgepast dus voor een
zwaaiende tante. Oranjebloempje te
Serooskerke. Op alle plekjes, die je op
noemde, ben ik al eens geweest, maar
daarom zou ik graag willen meegaan
want ik weet, hoe fijn het overal is.
Zo'n vaartochtje door Amsterdams
grachten is altijd weer heerlijk. Maar
nu ik niet mee kan, reken ik er op,
dat je me van alles zult vertellen, dan
is het net of ik er toch bij ben geweest.
Veel plezier. Of ik dat muziekstuk
ken? Al zo lang en ik vind het steeds
weer mooi. Ja, ik heb wel een radio,
maar weinig tijd om te luisteren.
Girl te Goes. Ik heb precies dezelfde
kleuren irissen in mijn tuin. Ze zijn
prachtig. Irissen in een andere kleur
heb ik nog nooit gezien. Ja, ook bij
mij bloeien de duizendschonen volop.
Dat portret van meToen ik het
zag, ben ik direct opgestaan en naar
de spiegel gelopen om te kijken of
het lijkt. Lijkt je eigen portret ook
zo precies? Dan weet ik het, als ik
je tegenkom hoor. In ieder geval be
dankt voor mijn portret. Ik heb er
veel pret om gehad. Het wordt be
waard. Hulstbesje te Oudelande. Geluk
kig, dat moeder de planten voor het
raam weer zo mooi op gang kreeg.
Ik ben het helemaal met je eens, als
er geen bloemen of planten in de ka
mer staan, is het niet gezellig. Maar
heel erg is wel, dat de bomen dood
gaan. Dat is niet zo gauw te verhel
pen als een paar planten. Wat een
leuke spelletjes doen jullie in de
boomgaard. Je brief was keurig ver
sierd met die mooie gekleurde letters.
Bedankt er voor.
De oplossingen zijn:
I. De moeder.
II. De kalender.
III. Beter een half ei, dan een lege
dop.
Ons nichtje Edelweis uit Colijns-
plaat, stuurde de oplossing van het
eerste raadsel op rijm. Dat moeten
jullie ook eens lezen. Daar komt het
gedicht.
„Jij bent mijn zoon, maar ik je va
niet"
Wie zou het dan wel wezen?
Zo heb ik in het Jeugdhoekje,
Van 't Zeeuwsch Weekend gelezen.
Wel, tante Truus, ik denk gewis,
Dat het die zoon zijn moeder is.
Deze keer zet ik geen nieuwe raad
sels in ons hoekje. Ik heb al over zo
veel plannen voor reisjes gelezen en
ik denk, dat er geen tijd voor raad
sels meer overschiet. En dan, als het
mooi weer is, gaan jullie natuurlijk
fijn buiten spelen. Dat moeten jullie
nu maar veel doen, want in de winter
is het haast altijd „weertje blijf in
huls". Maar ik ga er toch gauw bij
zeggen, dat ik, ook al is er nu „raad-
selvacantie", toch altijd klaar ben
om lange brieven te ontvangen. Wie
een fijn schoolreisje heeft gemaakt,
kan er zeker van zijn, dat ik daar
graag over lees. Dusvergeet me
maar niet helemaal. Ik wil nog wat
verklappen. Voor de echte grote va-
cantie beginnen gaat, geef ik nog een
vacantie wedstrijd op. Je moet toch
wat te doen hebben, als het eens een
hele dag regent. Nu voor die bezig
heid zal ik dan wel zorgen. Daar ho
ren jullie nog nader van. En dan, al
geef ik jullie nu al vacantie om eens
flink buiten te ravotten. Ik blijf pre
sent in ons hoekje. Maar nu genoeg
voor deze keèr. Nog eens gegroet, van
jullie: Tante Truus.
imm
in
jnmm
i 1
1
[kill
■■■llllimmillfmmjijiimiilllimm
iiiiiiii
„ZEI U WAT??"
Schimmels hele gezicht
fleurde op toen hij de ver
trouwde puntmuts boven
de opgerolde doek zag uit
komen. Hij stak zijn beide
handen uit en knuffelde de
mummie alsof het een oude
tante van hem was. Toen
wilde hij ook de kleine
mummie flink aan zijn
hart drukken maar hij ver
schoot van kleur toen hij
de lege huls zag. Hij bukte zich voorover, stak zijn hele hoofd erin maar zag niets
anders dan de plankjes van het houten flondertje op de bodem. „Zó zout heb ik
het nog nóóit gegeten!!" snibde de oude man. „Waar is dat kleine ding nu weer?"
„Die zit te hengelen in de Hudson-baaiü" klonk het ineens achter hem. Ja, dat
was Karolus. Hij was helemaal in het beeld van de Egyptische Koning gekropen
en sloeg, door diens ogen kijkend, aandachtig de bewegingen van de heer Schim
mel gade. Als door een wesp gebeten draaide deze zich om. „Wie.wie zei daar
wat!!" hakkelde hij onthutst. „Ik.... ik ben hier toch zeker alleen!!" Toen begon
Karolus zó hard en zó schel te lachen dat de arme directeur zo bleek werd als
een laken. „Wij zijn er toch óók!!" klonk het. „Mummies zijn alleen overdag maar
museumstukken, 's Nachts spelen we stuivertje-verwisselen en hersen-gymna-
stiek!" Toen stak de Egyptische Koning zijn tong uit. Dat wil zeggen; het was de
snavel van Karolus die hij door de open mond had heengestoken.
rCt-ftoiUe-id&d
van
Vrijdag 19 Juni 1953, No. 2506
Uitgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V.
Goes
neei/u/scN
Z_ u/eern/fD
De ontzettende ramp van 1 Februari
j.l. heeft weer eens opnieuw de aan
dacht gevestigd op onze zeeweringen
en wat Nederland daaraan in de loop
der eeuwen heeft ten kostegelegd en
zal moeten blijven leggen.
Men krijgt al direct een goed over
zicht van de betekenis van onze dij
ken wanneer men onderstaand kaartje
even bestudeert. Daarop ziet men hoe
Nederland er zou uitzien wanneer er
geen dijken zouden zijn. Al wat zwart
aangegeven is, is op dit kaartje wa
ter. Het wil dus zeggen, dat zonder
dijken, Nederland practisch niet zou
bestaan.
uit bcAuim
Wij realiseren ons dat niet altijd. De
buitenlander die Nederland komt be
zoeken, heeft er vaak meer erg in
dan wij zelf. Ofschoon hij soms ook
overdrijft. Zoals bv. de Amerikaanse
pers, waarin, na de rampnacht een
kaartje circuleerde, waarop Nederland
stond afgebeeld radicaal zwart, met
geen stukje droog meer. Eén dier bla
den schreef zelfs dat van heel Amster
dam na 1 Februari alleen nog maar
het puntje van de Westertoren te zien
was!
Zo erg is het gelukkig nog niet,
maar dat wij leven, om het eens men
selijk uit te drukken, bij de gratie
van onze dijken, dat is toch wel een
reëel feit. En zo hebben ook onze va
deren er over gedacht. Zij hebben al
tijd weer de strijd tegen het water
moeten voeren en stukjes bij beetjes
het land aan het water moeten ont
worstelen. Reéds Vondel spoorde hen
hiertoe aan met zijn:
„Men sluite met een dijk dit dier,
dat U komt plagen.
De windvorst vlieg' er met zijn
molenwieken toe.
De snelle windvorst weet de water
golf te jagen
In zee, vanwaar hij U kwam knagen
nimmer moe.
Zo puurt men goud uit schuim.
Bij Bosch Keuning N.V. te Baarn
verscheen een dezer dagen een aardig
krantje, dat bedoeld is als project
voor de hogere klassen der L.S. er\
het voortgezet onderwijs, en dat de
leerlingen een goed idee geeft over
ons worstelen de eeuwen door tegen
het water. De hier bijgevoegde cliché's
zijn aan dit krantje ontleend.
We zien daar ook de volgende te
kening bij, welke ons een goed idee
geeft van het gebied dat met de-laat
ste ramp onder water heeft gestaan.
Het is wel een goede gedachte, dit
krantje aan de leerlingen aan te bie
den, of het in ieder geval eens met de
klas te bespreken en er aantekeningen
uit te laten maken. We merkten er
één foutje, in. Er wordt nl. gezegd:
„De binnendijken hebben bij de vele
overstromingsrampen nog talloze
mensen het leven gered. Op Schouwen
waren ze echter afgegraven". Men zou
hieruit de indruk kunnen krijgen dat
juist op Schouwen de meeste mensen
levens te betreuren zijn geweest. Dit
is echter niet juist. Het eiland Schou
wen heeft zelfs, in vergelijking met
andere delen van het overstroomde
Zeeland het minst aantal slachtoffers
geëist. Juist de kleine polders, waar
de binnendijken niet afgegraven wa
ren, stroomden in een minimum van
tijd vol, zodat de mensen geen gele
genheid hadden zich te redden, of er
door overvallen werden. Daarentegen
had Schouwen ruimschoots de tijd om
het gevaar te zien aankomen. Eer het
binnenstromende water deze grote
polder had gevuld, was het reeds Zon
dagavond, en konden de mensen al
thans het vege lijf redden. Materieel
is deze polder natuurlijk in het na
deel. Het gat bij de Schelphoek is
daarom zo groot en diep uitgesleten
omdat al het water uit deze grote
polder er bij iedere vloed en eb in en
uit moet. Er is daar dan ook geen
sprake van, dat dit gat zo maar te
dichten is. Er moet 'n ringdijk binnen
om gelegd worden van ongeveer 4 km
lengte en het leggen van deze binnen
dijk is reeds zulk een titanenwerk, dat
men er de handen vol aan zal hebben
om het voor het najaar gereed te heb
ben. De sterke stroom die door het
gat dringt, graaft diepe geulen door
de overstroomde polder, zodat het op
dit ogenblik zelfs al mogelijk is bij
laag water met een sleepboot door
die geulen te varen. Het zijn kleine
rivieren geworden. En dwars door die
geulen moet de nieuwe ringdijk gelegd
worden. Intussen worden alle hulp
middelen waarover de moderne tech
niek beschikt aangewend om de strijd
te winnen, en op tijd te winnen, want
het is zoals een hoofdingenieur zeide:
„Men levert een gevecht met de tijd"!
Wat er zoal na 1 Februari 1953 in
het overstromingsgebied gebeuren
moest lere het volgende:
Rijkswaterstaat gaf de volgende cij
fers: Op 1 Februari 1953 stond 145000
UIT DE SCHRIFT
Wanneer God Abel en offer aan
neemt, kan de Here dit alleen doen,
omdat eenmaal Christus Jezus geof
ferd zal worden.
Zo moeten wij hier Christus zien
in 't allereerste begin van het Oude
Testament.
Dit doende wordt ook het Gods
Woord Christologisch.
Het is niets nieuws, wanneer wij
zo Gen. 4 4 zien in het licht van
Christus.
Ik las pas bij Wilhelmus a Brakel
in het tweede deel van diens „Rede
lijke godsdienst", dat het Lam ge
slacht is van de grondlegging der
wereld volgens Openb. 13 8, wat
deze oude schrijver ook betrekt op
de offerande van Abel.
Nu moge prof. Greijdanus in zijn
Korte Verklaring van Openb. 13 8
zeggen, dat de woorden: „van de
grondlegging der wereld", zien op
het geschreven zijn in het boek des
levens des Lams en nu moge het zo
zijn dat wij dat gaarne aanvaarden,
Gen. 4 4; Hebr. 11 4.
de gedachte, die Brakel geeft, is op
zichzelf geheel treffend, en we mo
gen, van haar kennis nemend, con
stateren, geheel in de lijn der vade
ren te zijn, als we heel eenvoudig
zeggen: „God neemt Abel en zijn
offer aan om Christus' wil".
Bedenk tenslotte nog dit: Hebr.
11 4 en Matth. 23 35 spreken van
Abels rechtvaardigheid.
Zulk een rechtvaardigheid is er
alléén om Christus' wil
God, Abel rechtvaardigend heeft
hem alzo in Christus begrepen ge
zien en zijn offer, dat door zijn ge
loof méér was dan van Kaïn, gezien
in verband met Christus offer.
We moeten ten volle rekenen
met de geopenbaarde waarheid, dat
Christus ook de Middelaar des
Ouden Verbonds is. Opmerkelijk is
het, hoe Brakel in de Red. Godsd. II
betwist, dat Mozes de Middelaar des
Ouden Testaments zou zijn. (nl. te
genover Jezus, den Middelaar des
Nieuwen Testaments).
Een kind bracht de ellende in tekening
grootte van de Haarlemmermeer). Er
waren 67 stroomgaten te dichten. Er
werkten 39 zuigers, 7 baggermolens,
150 draglines, 3 drijvende kranen, 5
andere kranen, 15 bulldozers, er wa
ren 141 hulpgemalen opgericht.
SXe flleeiteb iu>£<g.eti
Die de Meester volgde op Zijn
[schreden,,
Die Zijn hemelpoorten heeft verstaan,
Zal geen meesters zoeken van
beneden
Tot wien anders zou hij kunnen gaan,
Die de Meester volgde op Zijn
[schreden?
Aan die Herder heeft hij zich
[geschonken;
Want Hij trok met wonderbare kracht.
Of des werelds bloemhof moge lonken,
Nevens Hem bestaat er toch geen
[pracht:
Aan die Herder heeft hij zich
[geschonken!
Zie, Hij voedt mijn vurige begeerten!
Niets is Hem, dat Hij 't mij geef,
[te groot;
Gij zijt toch, spreekt Hij, de liefd' uws
[Heren:
O, dit woord was mijner ziele nood:
Zie, Hij voedt mijn vurige begeerten!
Hij, Hij zal geheel mijn meester wezen,
Hij mijns harten Koning, Hij alleen;
Hij zal mij van d' onnatuur genezen,
Die beproeft te heersen in mijn leên:
Hij, Hij zal geheel mijn Meester wezen!
O, hoe is Hij schoon en vol bekoren.'
Dichter bij Hem, trekt Hij mij al meer;
Dichter bij Hem, word ik in Zijn
[gloren
Meer gelijk den beelde van mijn Heer:
O, hoe is Hij schoon en vol bekoren!
Eeuwig zal dit liefdeleven duren:
Niemand, die die Herder schapen rooft.
Schoon des werelds dag ook moog
[verzuren.
Schoon de dood mijn aardse licht eens
[dooft,
Eeuwig zal dit liefdeleven duren!
SXEKBXBB.