BODEM TcuMÜeUcd Bij ons Om ALGEMEENHEID der ZEDELOOSHEID ST LAURENS Vrijdag 12 Juni 1953 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 'tis oen zonnige voorjaarsmorgen als we met een rustig gangetje de Noordweg oprijden met de bedoeling om in St. Laurens een kijkje te gaan nemen. De keurig onderhouden tuintjes voor de huizen aan weerszijden geven een kleurige pracht van lenteflora te genieten, en dat maakt ons tochtje tot een waar genoegen. Onze rustig aangevangen rit zou echter niet zonder een schokkende gebeurtenis verlopen. Bij Brigdamme, een gehucht even voor St. Laurens gebeurde het: Uit het z.g. Brigdamse padje kwam tot onze schrik plotse ling een troep jonge koeien de Noord- weg ophuppelen, kennelijk verheugd, dat ze, na een lange winter in een donkere stal, eens heerlijk buiten konden dartelen. De koeienhoeder deed zijn uiterste best om de onstuimige dieren in het goede spoor te houden. Een behulp zame juffrouw voelde zich geroepen om de helpende hand te bieden, en trachtte, met haar luiwagen zwaai end, des koeienhoeders taak te ver lichten. Helaas, haar ijver werd niet be loond. Voor we ons goed konden rea liseren hoe verschrikkelijk het eigen lijk wel was, gebeurde het. Met een sprong waren een paar van die be wegelijke monsters zomaar over een hegje heen in een keurig tuintje ge komen, de beluiwagende juffrouw ten spijt! De gevolgen waren in één woord om te huilen. Maar gelukkig huilde de juffrouw niet, en nadat de beesten met ltrid geschreeuw weer op de goede weg gebracht waren, harkte ze bedrijvig de perkjes weer een beetje in hun fatsoen. De koeien liepen nu nogal tamelijk netjes, waarschijnlijk omdat van de baan van 'thof „Leg af" een boerin kwam aanzetten met een vervaarlijk dikke knuppel. Van deze gelegenheid maakten we listig gebruik om ijlings het koegewoel te passeren, en onze reis voort te zetten. We waren al gauw bij St. Laurens, en keken naar het aardige gemeente huis, dat daar, omringd door een mooi aangelegd plantsoen, werkelijk een deftige indruk maakt. Door de Kerklaan bereikten we het eigenlijke dorp, d.w.z, de oude dorps kern. Het was er stil en verlaten, en achteraf zitte. Aol dat gerie en geros langs de wegt, da kan 'k nie meer an wenne. 'k Weet nog eêl goed de tied dat er geên auto's en fietse waere. Toen was de Kerklaan d'r ook nie, en de Oranjelaan eêtte 'tBreêwegje. As me nae de stad moeste, gienge me deu 't Schoolpadje, dan stak je nog een oek af, en dan kwam je bie de Brouwpit weer op de Noorwegt. Wat was dat voor een put, die Brouwp'ut? vroegen we nog. 't Was gewoon een diepe pit, zei ze, en d'r ei nog is een droenke vent in gelege, en sind ware me d'r aoltied een bitje schoe van. Voor de aardigheid liepen we het schoolpadje een eindje in. Daar, achter 't dorp, zagen we de hofstede Popkensburg liggen. We heb ben ons laten vertellen dat vroeger in deze streken de Noorman Poppo woonde. Popkensburg zou dan de „Burcht van Poppo" geweest zijn. Zo zijn er meer namen, die aan deze Poppo herinneren, b.v. Poppendamme, Poppenroede, Poppekerke, om van de veel voorkomende Walcherse familie- in dit morgenuur leek het een oud verhaaltje uit vroeger tijd. De aanr wezigheid van een heel oud vrouwtje, dat aan haar huisje bezig was met een veger het stof van de raamdorpels te verwijderen, zorgde voor een pas sende stoffering van het geheel. Terwijl onze tekenaar, tegen de muur geleund, de toren en keurig ge restaureerd kerkje begon uit te teke nen, liepen wij op het besje toe. Zo moedertje, zeiden we, wat is het hier toch netjes, en zo heerlijk rustig. Ze keek ons eerst eens onderzoe kend aan. Jae meneer, zei ze toen, 'k eb ier aol m'n leven geweund, en 'kgeef er nie om da m'n een bitje naam Poppe nog maar niet te spreken. De omgeving moet hier erg mooi geweest zijn, vertelde de tekenaar ons. Gewéést.Maar, hoe aardig het dorpje hier ook is, de omgeving is nu kaai, als alle dorpen in Walcheren, die door het zeewater zijn over stroomd. Ontluisterd door het zoute zeegeweld voor lange, lange jaren Alleen de ijle stammetjes van jong geplante boompjes, met het prille groen van de ontluikende lente, gaf ons weer enige troost en hoop voor de toekomst. Zoals de eerste warme zonnestraaltjes van een voorjaarsdag als deze ons troosten kunnen na een voorbije winter.... Dat is één van de mooiste ogenblik ken, die je maar bedenken kunt. Hoor ik het gauw van je? Crocus te Aagte- kerke. Wie zou het niet prettig vin den als er zo'n mooi voorjaarscrocus- je in onze familietuin komt bloeien. Ik in ieder geval wel. Wat is dat aar- NIETS AAN TE DOEN Een reiziger verliet het loket waar hij een kaartje genomen had. Maar hij keerde al spoedig terug voor het loket met de woorden: „U heeft met het wisselgeld verkeerd gerekend!" De man achter het loket was wat on geduldig en antwoordde: „Daar kan ik nu niets meer aan doen. U had mij dat direct moeten zeggen, toen U nog voor het loket stond." „Zoals U wilt", antwoorde de rei- ziger „U gaf mij vijf gulden teveel. Wel bedankt!" HIJ WIST HET BETER „Ik zou wel willen, dat je wat meer van mijn hersens had geërfd", zei de vertoornde vader tot zijn schoolgaande jongen. Waarom heeft de meester je nu weer school gehouden?" „Ik wist niet waar de Azoren lagen", zei de jongen. „Zo, nu in het vervolg moet je beter onthouden waar je je rommel laat, an ders krijg je ook nog met mij te doen!" repliceerde de boze vader. llttflllUIIHtllllllllllllWllllllllllllllllt dig dat jullie school brieven schrijft naar de Sibajak. Schrijven jullie alle maal, of gaat het om beurten? En nu gaan jullie dan met elkaar op visite op dat grote schip. Ik wilde dat ik mee kon, want" ik vind het heerlijk om op zo'n gr-te boot te zijn. Je treft het, dat je niet ver van het strand Woont, maar ik denk, dat je dit jaar nog niet veel in het water geploeterd hebt. Je kunt beter bij de kachel krui pen. Kom je weieens bij je familie hier? Dan zie ik je misschien nog wel een. Edelweis te Colynsplaat. Wat heb jij me een tijd in de steek gelaten. Gelukkig dat je er weer bent. Jam mer hoor, dat je niet aan de fietstocht meedeed. Je treft er allicht goede ken nissen aan. Het weer viel mee, dat was een pak van veler hart. Ik zou haast zin krijgen in zo'n blouse. Je teke:-ing was duidelijk genoeg. Het moet eerst een beetje warmer weer worden, wil ik gaan peinzen over fiets tochtjes. Maar als het werkelijk goed weer is dan stap ik eens op de fiets en ga dan weer eens het Noord-Beve- landse land verkennen. Sterkte met de repetities. Het is natuurlijk van mij al een aardig poosje geleden, dat ik er ook zo voorzat, maar ik her inner me die tijd nog best. Ik hoor zeker wel hoe het met je rapport staat tegen de tijd? Veel groeten aan Vader, Moeder en Rietje terug. Dank voor je Meidansje. Wie tekent dit na? Veel te moeilijk zeggen jullie. Niets van aan. Alleen maar je moet weten, hoe je dit manneke moet aanpakken. Begin maar je papier in ruitjes te verdelen en maakt precies de zelfde vierkantjes ook op het plaatje. Dan begin je ruitje voor ruitje alles na te tekenen. Je kunt dan werkelijk niet mis gaan. Veel plezier met dit leuke kereltje. Mijn beste nichtjes en neven, Nu had ik toch zo gehoopt, dat mijn raadselfamilie met heel wat van de fiets- en wandelprijzen zou zijn gaan strijken. Maar nee hoor! Toch zijn er wel kranige tippelaars bij ge weest, die een prijs kregen. Gelukkig maar. Een volgend jaar beter, hoop ik. De volgende week zal ik de op lossingen geven en natuurlijk ook vertellen, waar de prijs heengaat. Tot zolang dus. Allemaal heel veel groe ten van jullie Tante TRUUS. Nico de J. te Zierikzee. Fijn, dat jij met ons mee gaat doen. Van je broer hoor ik niets meer. Hoe gaat het met hem? Wat is het gelukkig dat jullie weer zo gauw terug naar Z. mochten. Je bent dan wel dicht in mijn buurt geweest, toen je in Goes was. Is jullie huis nog beschadigd? Catbrien L. te Serooskerke. Terwijl ik je schrijf, het is Zaterdagmiddag, kijk ik eens op de kalender en zie dat het nu nog maar een paar dagen duurt voor je dat fijne reisje naar A. gaat maken. Ja, ik ben al een paar maal op Schiphol wezen kijken. Ik vind het er altijd zo interessant. Ik hoop, dat je die nieuwe blouse kunt aandoen, want dan hebben we zeker mooi weer. Je schrijft me toch wel gauw hoe je het gehad hebt op je reis. In De Bilt is het ook zo mooi. Jammer voor klei ne Kees, dat je geen klein pyamaatje moet maken in plaats van dat nacht japonnetje. Is het al af? Witborstje te Serooskerke. Je bent een kranige tippelaarster. De klas gefeliciteerd met de beker. Wat een akelige kat is dat, om zo'n snoezig jong konijntje dood te bijten. Groeien de andere ko nijntjes al goed? Die Rinus toch. Ben je_ weieens echt kwaad op hem? Nee hé? Coba de Kok te Krabbendijke. Het is maar goed, dat je nu de op lossingen hebt ingestuurd, want raad sels oplossen en die niet insturen, helpt niet veel hoor. Fijn, dat je je rapportcijfers voor me opschreef, want nu weet ik ineens, dat je flink je best doet, anders kon je zo'n best rap port niet hebben. Dank voor je nieu we raadsel. In welke klas zit je? Rozeknop te Serooskerke. Wat had jij een feestelijk nieuws, nichtje. Heel hartelijk gefeliciteerd met dat nieuwe broertje. Ik vind die kleintjes ook al tijd zo snoezig. Je staat er zeker altijd vlak bij als hij in zijn badje gaat. Dan doen die kleintjes zo grappig. Daar krijg je nooit genoeg van. Nu hoop ik maar, dat je het toch aangedurfd hebt om broertje naar de kerk te brengen. van Vrjjdag n Juni 1953, No. 3500 Uitgave van Oosterbaan La Cointre N.V. Goes eeuu/scN wee/tern We weten hoe God in het begin dei- geschiedenis de uitbrekende zonde der zedeloosheid ingeperkt en geïsoleerd heeft in het geslacht van Kanaan, de m van Cham. Het waren de kinderen van Kanaan, die door die zonde van hun vader geken merkt en getypeerd zouden zijn. Door de slaafse onderworpenheid aan hun broeders waren ze niet in staat hun boosheid over het hele menselijk ge slacht uit te breiden, waardoor ze oorzaak zouden worden van de onder gang niet alleen van dat geslacht, maar vooral van de kerk, die de Christus op deze wereld moest voort brengen Maar wij stellen de vraag of dit isolement der Kanaanieten, d.w.z. de inperking van hun kwaad, nog wel geldt vandaag, nu wij zulke verbijste rende berichten onder ogen krijgen als wij een paar weken geleden in deze rubriek gaven. Lijkt het er im mers vandaag niet op of die zonde der zedeloosheid heel de christen heid aantast? Is in al die beschaafde landep, waaruit ons- dergelijke be richten toe kwamen, niet de kerk des Heren geplant? Zal deze daar onder gaan door dit verschrikkelijk kwaad? Dit zijn ernstige vragen, omdat wij ook in ons land hiermee te doen krij gen. En dan is het ook hier weer de Schrift, die ns een somber beeld geeft van deze dingen. Zeker, de Ka naanieten als Kanaanieten leven niet meer, maar hun kwaad is met hen niet uitgeroeid. Kwam hun kwaad on der de andere volken ook wel voor, het vermocht die volken niet te over meesteren. Doch dit blijkt anders te worden. Het is dan ook zeer de vraag of de profetie van Noach, waarin de zonde van Kanaan gezegd wordt de andere volken, zoals Jafethieten en Semieten niet te zullen overmeesteren, geldt tot het einde der wereldgeschie denis. Wij geloven, dat dit buiten het gezichtsveld dezer profetie ligt. Want het is opmerkelijk, dat in de Openbaring van Johannes gesproken wordt van Sodom. En we weten, dat juist Sodom de exponent was van het vuile kwaad, dat in heel Kanaan ge vonden werd. Deze stad ging dan ook het eerste onder, omdat 't leven daar reeds tentijde van Abraham verrot was. Nu, dat Sodom zal terugkeren. We lezen in Openb. 11, dat de trou we getuigen, de trouwe kerk, dood geslagen zullen worden op de straat der grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook hun Here gekruisigd werd. Uit dit Schriftgegeven leren we, hoe dus ook de Here Jezus Christus in Sodom ge kruisigd is. O ja, we weten wel, dat Hij in Jeruzalem de dood vond, doch de Schrift noemt dit Jeruzalem o.m. ook met de naam Sodom. Dat wil dus zeggen, dat het daar ook een poel van zedeloosheid was. Dat is ook aan Christus waar gemaakt. Er staat immers in het lijdensevange lie, dat Jezus totaal werd ontkleed. De Romeinen, nakomelingen van Ja- feth, waren dat gewoon. En Israël, de kerk van die dagen, spoort hen er toe aan. Ze hebben er verlustiging in, dat Jezus daar naakt aan het kruis hangt. Hier wordt de zonde van Cham be dreven; ook die wordt aan Jezus ver vuld. De zonde, die God isoleerde, is doorgedrongen. Jafeth en Sem keren zich nu niet af, als eens in de tent van Noach. Christus is hier in Sodom terecht gekomen. De wereld en de kerk, Rome en Is raël, Jafeth en Sem, zij komen beide tot die zonde, die zich hier aan Chris tus op een bepaalde manier uitte, maar die toch reeds bezig was, het hele leven te vergiftigen. Het was al zedeloosheid, dat men in die dagen vinden kon. Israël was daar wel steeds in ge vallen. Het heeft haar zelfs vaak drei gen te overmeesteren. Er zijn voor beelden genoeg in het O.T. te vinden. We denken alleen maar aan de tijd van Achab, toen door Izebel de zin nelijke afgodendienst der feniciërs werd ingevoerd. Samaria was in die dagen vol lichte kooien. Iedere groe nende boo.a was een altaar, iedere grot een tempel ter ere van de zin- nelust. Tal van Israëlieten gaven zich dan over aan ontucht. Scharen die naren van Baal en Astarte gingen overal rond, verlokten tot zinnelijke dienst van de fenicische god. Ook dan is Israël niet ver verwijderd van Sodom en Gomorra. Doch steeds perkt God dit weer in, Hij zendt dan zijn profeten en er komt weer wederkeer. Zijn kerk mag niet aan die zonde ondergaan. Christus' weg moet vrij gehouden worden. Maar nu, nu Chris tus er is, nu zien we die kerk in bond gaan met de wereld, en zij ma ken van de stad des groten konings een Sodom. Die zonde wordt aan Christus vervuld. En ziet, die lijn trekt de Schrift door, als ze in een panorama 'iet verloop der geschiede nis ons toont in het boek der Open baring. Dan spreekt zij ervan, dat aan de trouwe kerk van Jezus Chris tus hetzelfde zal overkomen als wat aan Hem is geschied. Ze zal uit geworpen en gedood worden. Dit zal de wereld doen die Christus haat, maar dat zal ook de valse kerk doen, zoals Openb. ons die tekent, die ook het getrouwe getuigenis niet meer verdraagt. Nu, die beide: wereld en valse kerk worden hier in Openb. 11 op één hoop geworpen en in de be noeming wordt geen onderscheid ge maakt. Ze zijn beiden Sodom. En het zijn allen Sodomieten. Dit panorama onthult ons de Schrift. En nu gaan we er iets van zien, hoe dit getuigenis der Schrift hoe langer hoe meer in de feiten bewaarheid wordt. Want 'als we goed rond zien ontdekken we, dat het op de wereld almeer één Sodom wordt. Men zwelgt in wellusten. We hoeven hier niet te noemen de plaatsen waar de ontucht bevorderd en bedreven wordt. Uit de gehouden enquêtes is het resultaat van dit alles ons zonneklaar. Het is om je weg to schamen. Was er tot Christus' eerste komst een zekere iso lering der zedeloosheid, volgens No- achs profetie, tot Christus' tweede komst op de wolken breekt die zon de uit en God houdt het niet meer tegen. Zijn zoon zelf ontzag men niet. „Wanneer zij dit aan het groene hout doen, wat zal er aan het dorre ge schieden?" En het verschrikkelijke is, dat wat eens kerk was en zich nog kerk noemt, daaraan mede ten prooi valt. Er is geen houden meer aan. Wat een zware roeping heeft de kerk tegenover haar leden om hiertegen te waken. Men kan van alles orga niseren en activeren, en die kerk kan misschien nog heel groot werden, maar als de kinderen der kerk zich daaraan overgeven, dan is het in wezen met haar gedaan. Het zal niet van belang ontbloot zijn, dat men op deze dingen zich ernstig gaat bezinnen. Ook in de ko mende vacantie-tljd met haar „naakt- cultuur". We kunnen er wat om lachen en ons een beetje ouderwets UIT DE SCHRIFT Wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten.Joh. 4 14a. Deze woorden die hierboven staan, behoren tót een van de mooiste stuk ken uit onze Bijbel. Het gesprek tus sen Jezus en een vrouw. Niet zomaar een vrouw, net als alle andere nette vrouwen, maar een vrouw met een heel verleden achter de rug. Vijf mannen heeft zij gehad, en met wie ze nu leeft, is haar man niet. We zouden het een hopeloos geval van ontsporing kunnen noemen. Een ge derailleerd leven kennelijk onver beterlijk. Onze Here Jezus heeft echter ge peild, wat er bij deze vrouw achter zit. Wat deze vrouw beheerst heeft, is in een woord te zeggen: dorst. Dorst naar het leven, hunkering naar iets wat zomaar niet verdwijnt, maar wat bevrediging geeft voor altijd en eeuwig. Ze heeft haa.r portie van het leven opgeëist, maar het tragische is, dat ze het niet kon vinden. Niet bij de eerste man, en ook niet bij de tweede, en ga zo maar door. Het was nooit het echte en de echte, en tel kens kwam de vale verveling er weer doorheenschemeren. En zo kwam ze in de poel van de zonde terecht, voortgejaagd door die enorme dorst naar leven. Jezus heeft voor deze vrouw en voor alle dorstige mensen een oplos sing. Jez: zegt trouwens niet dat ze geen dorst naar het leven mag heb ben. Maar hij wijst naar zichzelf. We krijgen tekort c blijven achter vlin ders aanjagen, zolang we bij Jezus vandaan blijven. Het contact met Christus de Heiland betekent vrede, be-vrediging en vervulling van al onze honger en dorst. We moesten dat een beetje beter geloven, en dan niet zo bang zijn dat we onze portie van het leven niet krijgen. Het leven gaat niet voorbij aan de mensen die met Jezus leven. Ze zullen eeuwig bevredigd zijn. Te beginnen op deze aarde. Scharendijke. H. M. Kuitert. In mien jonge tied weunde der 'n boer bie ons op 't durp, die een trou we kerkganger was en verders ook wel goed met het kerkelike leven meelevende, mae die 't vertikte om lidmaet van de kerke te worden. Ie was zo wat de riekste kaerel van 't durp en ie docht altied mae, dat as de kerke is failliet gong ie der vo op draeiende en die risico wilde ie niet lopen. Julder ziet dat er raere kostgangers rondlopen op de waereld. Die rieke kaerel docht over de kerke krek een der as over een zaek of 'n bank waer- dat ie z'n geld in stak. De boel most secuur in orde wezen want anders was ie niet van de partie. Ie docht: de za ligheid is niet an de kerke gebonden. As ik een goeie preek te horen kriegt en der is een woordje vo mien bie, dan zal dat mien niet ontgaen omdat ik geen lid van de kerke bin. Ik ken mien bijdraege toch wel kwiet al staen ik niet ingeschreven in 't lid- maetenboek. En as 't dan is spaek mocht lopen, dan bluuf ik tenminste buten schot. Of ie noe ooit van z'n leven een woordje gekregen eit, dat speciaal vo zien was, dat weet ik niet te zeggen. Mae dat ie abuus was met deze redenering, dat staet wel vast. Noe bin der waerschienlik teuges- woordig niet zoveul mensen meer die net zo redeneren as die kaerel dee. Mae dat hoeft ook niet, want der zit nie zoveul risico in om lid 'van de ker ke te wezen, tenminste fiiet wat het finansele angaet. Ik hebben nog nooit van z'n leven gehoord dat er erges op de waereld een kerke failliet geslogen is, net zo min as een bioscoop. Wat dat vinden, maar wij hebben de Schriften toch maar de Schriften te laten. En God God, Die niet met zich laat spotten, al wordt het oordeel uitge steld. Laat het einde, van Sodom en Gomorra en óók dat van Jeruzalem ons ten afschrik wezen. MARNIX. betreft doen ze vo mekaere nie onder. Mae ik behoef julder nie te vertel len, dat heel die redenering fout is. Die man gong uut van de gedachte asdat het geld dat ie bezat van zien was en dat ie daer mee doen kon wat dat ie wou. En wat dat anbelangt docht ie krek eender as duzenden, ook vandaeg an de dag nog dinken. De kerk is een zaekje, waerdat ze con tributie an geven om de boel in stand te kennen houwen, net as een dood- geweune vereniging en dsn hebben ze der plicht gedaen, dinken ze. Mae ik dink dat 't toch een bietje aeres ge steld is. As we d'n Biebel kennen, .weten we asdat in het Oude Testa ment, de Here geen contributie vroeg an 't volk, mae 't beste datte ze had den. Van alles de eerstelingen, onge schonden, en minstens tienden van al de inkomsten. En as ons 't zo bekieken dan komt de zaek toch wel ietwat aeres te staen. Der bin veul mensen, die de kerke gescheiden houwen van het dageliks leven. Ze zurgen eerst vo der eigen en ze ploeteren en zwoegen om vooruut te kommen in de waereld en dan schiet ter ook nog wel een cent in 't zakkie over vo de kerke. Dat soort mensen hebben een slecht leven. Want ze missen het ge loof, dat er een Vaeder in de Hemel is, die vo der zurgt. Ze bin altied in spanning vo wat dat ter gebeuren ken. 't Ken met de zaeken mislopen, 't ken een slecht jaer worden, der ken oorlog kommen, ze kennen ziek worden en invallide, ze kennen een moeilijke ouwe dag kriegen en praet zo maer an. Der is geen ende an. De angst ken je somtieds uut der oagen aflezen. En ook al hebben ze veul geld in de wae reld, ze bluven beklaegenswaardige mensen, want plezier hebben ze der niet van. En dat ken ook niet, want ze beschouwen wat ze hebben as der eigen bezit en niet as het eigendom van God, die ze geschaepen heit. En daer leit noe de oorzaek van al der ellende. Een christen die bei z'n Bie bel leeft tapt uut een ander vaetje. Hie zeit: ik bin lidmaet van de kerke,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 3