BODEM
TcuMÜeUcd
Bij ons
Om
ALGEMEENHEID der
ZEDELOOSHEID
ST LAURENS
Vrijdag 12 Juni 1953
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
'tis oen zonnige voorjaarsmorgen
als we met een rustig gangetje de
Noordweg oprijden met de bedoeling
om in St. Laurens een kijkje te gaan
nemen.
De keurig onderhouden tuintjes
voor de huizen aan weerszijden geven
een kleurige pracht van lenteflora te
genieten, en dat maakt ons tochtje
tot een waar genoegen.
Onze rustig aangevangen rit zou
echter niet zonder een schokkende
gebeurtenis verlopen. Bij Brigdamme,
een gehucht even voor St. Laurens
gebeurde het: Uit het z.g. Brigdamse
padje kwam tot onze schrik plotse
ling een troep jonge koeien de Noord-
weg ophuppelen, kennelijk verheugd,
dat ze, na een lange winter in een
donkere stal, eens heerlijk buiten
konden dartelen.
De koeienhoeder deed zijn uiterste
best om de onstuimige dieren in het
goede spoor te houden. Een behulp
zame juffrouw voelde zich geroepen
om de helpende hand te bieden, en
trachtte, met haar luiwagen zwaai
end, des koeienhoeders taak te ver
lichten.
Helaas, haar ijver werd niet be
loond. Voor we ons goed konden rea
liseren hoe verschrikkelijk het eigen
lijk wel was, gebeurde het. Met een
sprong waren een paar van die be
wegelijke monsters zomaar over een
hegje heen in een keurig tuintje ge
komen, de beluiwagende juffrouw
ten spijt!
De gevolgen waren in één woord
om te huilen.
Maar gelukkig huilde de juffrouw
niet, en nadat de beesten met ltrid
geschreeuw weer op de goede weg
gebracht waren, harkte ze bedrijvig
de perkjes weer een beetje in hun
fatsoen.
De koeien liepen nu nogal tamelijk
netjes, waarschijnlijk omdat van de
baan van 'thof „Leg af" een boerin
kwam aanzetten met een vervaarlijk
dikke knuppel. Van deze gelegenheid
maakten we listig gebruik om ijlings
het koegewoel te passeren, en onze
reis voort te zetten.
We waren al gauw bij St. Laurens,
en keken naar het aardige gemeente
huis, dat daar, omringd door een mooi
aangelegd plantsoen, werkelijk een
deftige indruk maakt.
Door de Kerklaan bereikten we het
eigenlijke dorp, d.w.z, de oude dorps
kern. Het was er stil en verlaten, en
achteraf zitte. Aol dat gerie en geros
langs de wegt, da kan 'k nie meer
an wenne. 'k Weet nog eêl goed de
tied dat er geên auto's en fietse waere.
Toen was de Kerklaan d'r ook nie,
en de Oranjelaan eêtte 'tBreêwegje.
As me nae de stad moeste, gienge me
deu 't Schoolpadje, dan stak je nog
een oek af, en dan kwam je bie de
Brouwpit weer op de Noorwegt.
Wat was dat voor een put, die
Brouwp'ut? vroegen we nog.
't Was gewoon een diepe pit, zei
ze, en d'r ei nog is een droenke vent
in gelege, en sind ware me d'r aoltied
een bitje schoe van.
Voor de aardigheid liepen we het
schoolpadje een eindje in.
Daar, achter 't dorp, zagen we de
hofstede Popkensburg liggen. We heb
ben ons laten vertellen dat vroeger
in deze streken de Noorman Poppo
woonde. Popkensburg zou dan de
„Burcht van Poppo" geweest zijn. Zo
zijn er meer namen, die aan deze
Poppo herinneren, b.v. Poppendamme,
Poppenroede, Poppekerke, om van de
veel voorkomende Walcherse familie-
in dit morgenuur leek het een oud
verhaaltje uit vroeger tijd. De aanr
wezigheid van een heel oud vrouwtje,
dat aan haar huisje bezig was met
een veger het stof van de raamdorpels
te verwijderen, zorgde voor een pas
sende stoffering van het geheel.
Terwijl onze tekenaar, tegen de
muur geleund, de toren en keurig ge
restaureerd kerkje begon uit te teke
nen, liepen wij op het besje toe.
Zo moedertje, zeiden we, wat is
het hier toch netjes, en zo heerlijk
rustig.
Ze keek ons eerst eens onderzoe
kend aan. Jae meneer, zei ze toen,
'k eb ier aol m'n leven geweund, en
'kgeef er nie om da m'n een bitje
naam Poppe nog maar niet te spreken.
De omgeving moet hier erg mooi
geweest zijn, vertelde de tekenaar
ons.
Gewéést.Maar, hoe aardig het
dorpje hier ook is, de omgeving is nu
kaai, als alle dorpen in Walcheren,
die door het zeewater zijn over
stroomd. Ontluisterd door het zoute
zeegeweld voor lange, lange jaren
Alleen de ijle stammetjes van jong
geplante boompjes, met het prille
groen van de ontluikende lente, gaf
ons weer enige troost en hoop voor
de toekomst. Zoals de eerste warme
zonnestraaltjes van een voorjaarsdag
als deze ons troosten kunnen na een
voorbije winter....
Dat is één van de mooiste ogenblik
ken, die je maar bedenken kunt. Hoor
ik het gauw van je? Crocus te Aagte-
kerke. Wie zou het niet prettig vin
den als er zo'n mooi voorjaarscrocus-
je in onze familietuin komt bloeien.
Ik in ieder geval wel. Wat is dat aar-
NIETS AAN TE DOEN
Een reiziger verliet het loket waar
hij een kaartje genomen had. Maar hij
keerde al spoedig terug voor het loket
met de woorden:
„U heeft met het wisselgeld verkeerd
gerekend!"
De man achter het loket was wat on
geduldig en antwoordde:
„Daar kan ik nu niets meer aan doen.
U had mij dat direct moeten zeggen,
toen U nog voor het loket stond."
„Zoals U wilt", antwoorde de rei-
ziger „U gaf mij vijf gulden teveel.
Wel bedankt!"
HIJ WIST HET BETER
„Ik zou wel willen, dat je wat meer
van mijn hersens had geërfd", zei de
vertoornde vader tot zijn schoolgaande
jongen. Waarom heeft de meester je nu
weer school gehouden?"
„Ik wist niet waar de Azoren lagen",
zei de jongen.
„Zo, nu in het vervolg moet je beter
onthouden waar je je rommel laat, an
ders krijg je ook nog met mij te doen!"
repliceerde de boze vader.
llttflllUIIHtllllllllllllWllllllllllllllllt
dig dat jullie school brieven schrijft
naar de Sibajak. Schrijven jullie alle
maal, of gaat het om beurten? En nu
gaan jullie dan met elkaar op visite
op dat grote schip. Ik wilde dat ik
mee kon, want" ik vind het heerlijk
om op zo'n gr-te boot te zijn. Je treft
het, dat je niet ver van het strand
Woont, maar ik denk, dat je dit jaar
nog niet veel in het water geploeterd
hebt. Je kunt beter bij de kachel krui
pen. Kom je weieens bij je familie
hier? Dan zie ik je misschien nog wel
een. Edelweis te Colynsplaat. Wat
heb jij me een tijd in de steek gelaten.
Gelukkig dat je er weer bent. Jam
mer hoor, dat je niet aan de fietstocht
meedeed. Je treft er allicht goede ken
nissen aan. Het weer viel mee, dat
was een pak van veler hart. Ik zou
haast zin krijgen in zo'n blouse. Je
teke:-ing was duidelijk genoeg. Het
moet eerst een beetje warmer weer
worden, wil ik gaan peinzen over fiets
tochtjes. Maar als het werkelijk goed
weer is dan stap ik eens op de fiets
en ga dan weer eens het Noord-Beve-
landse land verkennen. Sterkte met
de repetities. Het is natuurlijk van
mij al een aardig poosje geleden, dat
ik er ook zo voorzat, maar ik her
inner me die tijd nog best. Ik hoor
zeker wel hoe het met je rapport staat
tegen de tijd? Veel groeten aan Vader,
Moeder en Rietje terug. Dank voor
je Meidansje.
Wie tekent dit na?
Veel te moeilijk zeggen jullie. Niets
van aan. Alleen maar je moet weten,
hoe je dit manneke moet aanpakken.
Begin maar je papier in ruitjes
te verdelen en maakt precies de
zelfde vierkantjes ook op het plaatje.
Dan begin je ruitje voor ruitje alles
na te tekenen. Je kunt dan werkelijk
niet mis gaan. Veel plezier met dit
leuke kereltje.
Mijn beste nichtjes en neven,
Nu had ik toch zo gehoopt, dat mijn
raadselfamilie met heel wat van de
fiets- en wandelprijzen zou zijn
gaan strijken. Maar nee hoor! Toch
zijn er wel kranige tippelaars bij ge
weest, die een prijs kregen. Gelukkig
maar. Een volgend jaar beter, hoop
ik. De volgende week zal ik de op
lossingen geven en natuurlijk ook
vertellen, waar de prijs heengaat. Tot
zolang dus. Allemaal heel veel groe
ten van jullie
Tante TRUUS.
Nico de J. te Zierikzee. Fijn, dat
jij met ons mee gaat doen. Van je
broer hoor ik niets meer. Hoe gaat
het met hem? Wat is het gelukkig dat
jullie weer zo gauw terug naar Z.
mochten. Je bent dan wel dicht in
mijn buurt geweest, toen je in Goes
was. Is jullie huis nog beschadigd?
Catbrien L. te Serooskerke. Terwijl ik
je schrijf, het is Zaterdagmiddag, kijk
ik eens op de kalender en zie dat het
nu nog maar een paar dagen duurt
voor je dat fijne reisje naar A. gaat
maken. Ja, ik ben al een paar maal
op Schiphol wezen kijken. Ik vind het
er altijd zo interessant. Ik hoop, dat
je die nieuwe blouse kunt aandoen,
want dan hebben we zeker mooi weer.
Je schrijft me toch wel gauw hoe je
het gehad hebt op je reis. In De Bilt
is het ook zo mooi. Jammer voor klei
ne Kees, dat je geen klein pyamaatje
moet maken in plaats van dat nacht
japonnetje. Is het al af? Witborstje
te Serooskerke. Je bent een kranige
tippelaarster. De klas gefeliciteerd
met de beker. Wat een akelige kat
is dat, om zo'n snoezig jong konijntje
dood te bijten. Groeien de andere ko
nijntjes al goed? Die Rinus toch. Ben
je_ weieens echt kwaad op hem? Nee
hé? Coba de Kok te Krabbendijke.
Het is maar goed, dat je nu de op
lossingen hebt ingestuurd, want raad
sels oplossen en die niet insturen,
helpt niet veel hoor. Fijn, dat je je
rapportcijfers voor me opschreef, want
nu weet ik ineens, dat je flink je
best doet, anders kon je zo'n best rap
port niet hebben. Dank voor je nieu
we raadsel. In welke klas zit je?
Rozeknop te Serooskerke. Wat had jij
een feestelijk nieuws, nichtje. Heel
hartelijk gefeliciteerd met dat nieuwe
broertje. Ik vind die kleintjes ook al
tijd zo snoezig. Je staat er zeker altijd
vlak bij als hij in zijn badje gaat. Dan
doen die kleintjes zo grappig. Daar
krijg je nooit genoeg van. Nu hoop ik
maar, dat je het toch aangedurfd hebt
om broertje naar de kerk te brengen.
van
Vrjjdag n Juni 1953, No. 3500
Uitgave van
Oosterbaan La Cointre N.V.
Goes
eeuu/scN
wee/tern
We weten hoe God in het begin dei-
geschiedenis de uitbrekende zonde der
zedeloosheid ingeperkt en geïsoleerd
heeft in het geslacht van Kanaan,
de m van Cham. Het waren
de kinderen van Kanaan, die door
die zonde van hun vader geken
merkt en getypeerd zouden zijn. Door
de slaafse onderworpenheid aan hun
broeders waren ze niet in staat hun
boosheid over het hele menselijk ge
slacht uit te breiden, waardoor ze
oorzaak zouden worden van de onder
gang niet alleen van dat geslacht,
maar vooral van de kerk, die de
Christus op deze wereld moest voort
brengen
Maar wij stellen de vraag of dit
isolement der Kanaanieten, d.w.z.
de inperking van hun kwaad, nog wel
geldt vandaag, nu wij zulke verbijste
rende berichten onder ogen krijgen
als wij een paar weken geleden in
deze rubriek gaven. Lijkt het er im
mers vandaag niet op of die zonde
der zedeloosheid heel de christen
heid aantast? Is in al die beschaafde
landep, waaruit ons- dergelijke be
richten toe kwamen, niet de kerk des
Heren geplant? Zal deze daar onder
gaan door dit verschrikkelijk kwaad?
Dit zijn ernstige vragen, omdat wij
ook in ons land hiermee te doen krij
gen. En dan is het ook hier weer de
Schrift, die ns een somber beeld
geeft van deze dingen. Zeker, de Ka
naanieten als Kanaanieten leven niet
meer, maar hun kwaad is met hen
niet uitgeroeid. Kwam hun kwaad on
der de andere volken ook wel voor,
het vermocht die volken niet te over
meesteren. Doch dit blijkt anders te
worden. Het is dan ook zeer de vraag
of de profetie van Noach, waarin de
zonde van Kanaan gezegd wordt de
andere volken, zoals Jafethieten en
Semieten niet te zullen overmeesteren,
geldt tot het einde der wereldgeschie
denis. Wij geloven, dat dit buiten het
gezichtsveld dezer profetie ligt.
Want het is opmerkelijk, dat in de
Openbaring van Johannes gesproken
wordt van Sodom. En we weten, dat
juist Sodom de exponent was van het
vuile kwaad, dat in heel Kanaan ge
vonden werd. Deze stad ging dan ook
het eerste onder, omdat 't leven daar
reeds tentijde van Abraham verrot
was. Nu, dat Sodom zal terugkeren.
We lezen in Openb. 11, dat de trou
we getuigen, de trouwe kerk, dood
geslagen zullen worden op de straat
der grote stad, die geestelijk genaamd
wordt Sodom en Egypte, alwaar ook
hun Here gekruisigd werd. Uit dit
Schriftgegeven leren we, hoe dus ook
de Here Jezus Christus in Sodom ge
kruisigd is. O ja, we weten wel, dat
Hij in Jeruzalem de dood vond, doch
de Schrift noemt dit Jeruzalem o.m.
ook met de naam Sodom. Dat wil
dus zeggen, dat het daar ook een
poel van zedeloosheid was. Dat is
ook aan Christus waar gemaakt. Er
staat immers in het lijdensevange
lie, dat Jezus totaal werd ontkleed.
De Romeinen, nakomelingen van Ja-
feth, waren dat gewoon. En Israël, de
kerk van die dagen, spoort hen er toe
aan. Ze hebben er verlustiging in, dat
Jezus daar naakt aan het kruis hangt.
Hier wordt de zonde van Cham be
dreven; ook die wordt aan Jezus ver
vuld. De zonde, die God isoleerde, is
doorgedrongen. Jafeth en Sem keren
zich nu niet af, als eens in de tent
van Noach. Christus is hier in Sodom
terecht gekomen.
De wereld en de kerk, Rome en Is
raël, Jafeth en Sem, zij komen beide
tot die zonde, die zich hier aan Chris
tus op een bepaalde manier uitte,
maar die toch reeds bezig was, het
hele leven te vergiftigen. Het was al
zedeloosheid, dat men in die dagen
vinden kon.
Israël was daar wel steeds in ge
vallen. Het heeft haar zelfs vaak drei
gen te overmeesteren. Er zijn voor
beelden genoeg in het O.T. te vinden.
We denken alleen maar aan de tijd
van Achab, toen door Izebel de zin
nelijke afgodendienst der feniciërs
werd ingevoerd. Samaria was in die
dagen vol lichte kooien. Iedere groe
nende boo.a was een altaar, iedere
grot een tempel ter ere van de zin-
nelust. Tal van Israëlieten gaven zich
dan over aan ontucht. Scharen die
naren van Baal en Astarte gingen
overal rond, verlokten tot zinnelijke
dienst van de fenicische god. Ook dan
is Israël niet ver verwijderd van
Sodom en Gomorra. Doch steeds perkt
God dit weer in, Hij zendt dan zijn
profeten en er komt weer wederkeer.
Zijn kerk mag niet aan die zonde
ondergaan. Christus' weg moet vrij
gehouden worden. Maar nu, nu Chris
tus er is, nu zien we die kerk in
bond gaan met de wereld, en zij ma
ken van de stad des groten konings
een Sodom. Die zonde wordt aan
Christus vervuld. En ziet, die lijn
trekt de Schrift door, als ze in een
panorama 'iet verloop der geschiede
nis ons toont in het boek der Open
baring. Dan spreekt zij ervan, dat
aan de trouwe kerk van Jezus Chris
tus hetzelfde zal overkomen als wat
aan Hem is geschied. Ze zal uit
geworpen en gedood worden. Dit zal
de wereld doen die Christus haat,
maar dat zal ook de valse kerk doen,
zoals Openb. ons die tekent, die ook
het getrouwe getuigenis niet meer
verdraagt. Nu, die beide: wereld en
valse kerk worden hier in Openb. 11
op één hoop geworpen en in de be
noeming wordt geen onderscheid ge
maakt. Ze zijn beiden Sodom. En
het zijn allen Sodomieten.
Dit panorama onthult ons de Schrift.
En nu gaan we er iets van zien, hoe
dit getuigenis der Schrift hoe langer
hoe meer in de feiten bewaarheid
wordt. Want 'als we goed rond zien
ontdekken we, dat het op de wereld
almeer één Sodom wordt. Men zwelgt
in wellusten. We hoeven hier niet te
noemen de plaatsen waar de ontucht
bevorderd en bedreven wordt. Uit de
gehouden enquêtes is het resultaat
van dit alles ons zonneklaar. Het is
om je weg to schamen. Was er tot
Christus' eerste komst een zekere iso
lering der zedeloosheid, volgens No-
achs profetie, tot Christus' tweede
komst op de wolken breekt die zon
de uit en God houdt het niet meer
tegen.
Zijn zoon zelf ontzag men niet.
„Wanneer zij dit aan het groene hout
doen, wat zal er aan het dorre ge
schieden?" En het verschrikkelijke is,
dat wat eens kerk was en zich nog
kerk noemt, daaraan mede ten prooi
valt. Er is geen houden meer aan.
Wat een zware roeping heeft de kerk
tegenover haar leden om hiertegen
te waken. Men kan van alles orga
niseren en activeren, en die kerk kan
misschien nog heel groot werden,
maar als de kinderen der kerk zich
daaraan overgeven, dan is het in
wezen met haar gedaan.
Het zal niet van belang ontbloot
zijn, dat men op deze dingen zich
ernstig gaat bezinnen. Ook in de ko
mende vacantie-tljd met haar „naakt-
cultuur". We kunnen er wat om
lachen en ons een beetje ouderwets
UIT DE SCHRIFT
Wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal,
dien zal in eeuwigheid niet dorsten.Joh. 4 14a.
Deze woorden die hierboven staan,
behoren tót een van de mooiste stuk
ken uit onze Bijbel. Het gesprek tus
sen Jezus en een vrouw. Niet zomaar
een vrouw, net als alle andere nette
vrouwen, maar een vrouw met een
heel verleden achter de rug. Vijf
mannen heeft zij gehad, en met wie
ze nu leeft, is haar man niet. We
zouden het een hopeloos geval van
ontsporing kunnen noemen. Een ge
derailleerd leven kennelijk onver
beterlijk.
Onze Here Jezus heeft echter ge
peild, wat er bij deze vrouw achter
zit. Wat deze vrouw beheerst heeft,
is in een woord te zeggen: dorst.
Dorst naar het leven, hunkering naar
iets wat zomaar niet verdwijnt, maar
wat bevrediging geeft voor altijd en
eeuwig. Ze heeft haa.r portie van het
leven opgeëist, maar het tragische is,
dat ze het niet kon vinden. Niet bij
de eerste man, en ook niet bij de
tweede, en ga zo maar door. Het was
nooit het echte en de echte, en tel
kens kwam de vale verveling er weer
doorheenschemeren. En zo kwam ze
in de poel van de zonde terecht,
voortgejaagd door die enorme dorst
naar leven.
Jezus heeft voor deze vrouw en
voor alle dorstige mensen een oplos
sing. Jez: zegt trouwens niet dat ze
geen dorst naar het leven mag heb
ben. Maar hij wijst naar zichzelf. We
krijgen tekort c blijven achter vlin
ders aanjagen, zolang we bij Jezus
vandaan blijven. Het contact met
Christus de Heiland betekent vrede,
be-vrediging en vervulling van al
onze honger en dorst.
We moesten dat een beetje beter
geloven, en dan niet zo bang zijn dat
we onze portie van het leven niet
krijgen. Het leven gaat niet voorbij
aan de mensen die met Jezus leven.
Ze zullen eeuwig bevredigd zijn. Te
beginnen op deze aarde.
Scharendijke. H. M. Kuitert.
In mien jonge tied weunde der 'n
boer bie ons op 't durp, die een trou
we kerkganger was en verders ook
wel goed met het kerkelike leven
meelevende, mae die 't vertikte om
lidmaet van de kerke te worden. Ie
was zo wat de riekste kaerel van 't
durp en ie docht altied mae, dat as
de kerke is failliet gong ie der vo op
draeiende en die risico wilde ie niet
lopen.
Julder ziet dat er raere kostgangers
rondlopen op de waereld. Die rieke
kaerel docht over de kerke krek een
der as over een zaek of 'n bank waer-
dat ie z'n geld in stak. De boel most
secuur in orde wezen want anders was
ie niet van de partie. Ie docht: de za
ligheid is niet an de kerke gebonden.
As ik een goeie preek te horen kriegt
en der is een woordje vo mien bie,
dan zal dat mien niet ontgaen omdat
ik geen lid van de kerke bin. Ik ken
mien bijdraege toch wel kwiet al
staen ik niet ingeschreven in 't lid-
maetenboek. En as 't dan is spaek
mocht lopen, dan bluuf ik tenminste
buten schot. Of ie noe ooit van z'n
leven een woordje gekregen eit, dat
speciaal vo zien was, dat weet ik niet
te zeggen. Mae dat ie abuus was met
deze redenering, dat staet wel vast.
Noe bin der waerschienlik teuges-
woordig niet zoveul mensen meer die
net zo redeneren as die kaerel dee.
Mae dat hoeft ook niet, want der zit
nie zoveul risico in om lid 'van de ker
ke te wezen, tenminste fiiet wat het
finansele angaet. Ik hebben nog nooit
van z'n leven gehoord dat er erges op
de waereld een kerke failliet geslogen
is, net zo min as een bioscoop. Wat dat
vinden, maar wij hebben de Schriften
toch maar de Schriften te laten. En
God God, Die niet met zich laat
spotten, al wordt het oordeel uitge
steld. Laat het einde, van Sodom en
Gomorra en óók dat van Jeruzalem
ons ten afschrik wezen.
MARNIX.
betreft doen ze vo mekaere nie onder.
Mae ik behoef julder nie te vertel
len, dat heel die redenering fout is.
Die man gong uut van de gedachte
asdat het geld dat ie bezat van zien
was en dat ie daer mee doen kon wat
dat ie wou. En wat dat anbelangt
docht ie krek eender as duzenden, ook
vandaeg an de dag nog dinken. De
kerk is een zaekje, waerdat ze con
tributie an geven om de boel in stand
te kennen houwen, net as een dood-
geweune vereniging en dsn hebben ze
der plicht gedaen, dinken ze. Mae ik
dink dat 't toch een bietje aeres ge
steld is. As we d'n Biebel kennen,
.weten we asdat in het Oude Testa
ment, de Here geen contributie vroeg
an 't volk, mae 't beste datte ze had
den. Van alles de eerstelingen, onge
schonden, en minstens tienden van al
de inkomsten. En as ons 't zo bekieken
dan komt de zaek toch wel ietwat
aeres te staen. Der bin veul mensen,
die de kerke gescheiden houwen van
het dageliks leven. Ze zurgen eerst vo
der eigen en ze ploeteren en zwoegen
om vooruut te kommen in de waereld
en dan schiet ter ook nog wel een
cent in 't zakkie over vo de kerke.
Dat soort mensen hebben een
slecht leven. Want ze missen het ge
loof, dat er een Vaeder in de Hemel
is, die vo der zurgt. Ze bin altied in
spanning vo wat dat ter gebeuren ken.
't Ken met de zaeken mislopen, 't ken
een slecht jaer worden, der ken oorlog
kommen, ze kennen ziek worden en
invallide, ze kennen een moeilijke
ouwe dag kriegen en praet zo maer
an. Der is geen ende an. De angst ken
je somtieds uut der oagen aflezen. En
ook al hebben ze veul geld in de wae
reld, ze bluven beklaegenswaardige
mensen, want plezier hebben ze der
niet van. En dat ken ook niet, want
ze beschouwen wat ze hebben as der
eigen bezit en niet as het eigendom
van God, die ze geschaepen heit. En
daer leit noe de oorzaek van al der
ellende. Een christen die bei z'n Bie
bel leeft tapt uut een ander vaetje.
Hie zeit: ik bin lidmaet van de kerke,