FEESTELIJKE VOLHEID VOOR DE JEUGD. Om Tq*MUMQ& fyinfcAieAeri Zaterdag 23 Mei 1953 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 van de rekening dreigt te worden. Ik denk wel eerst in een flits, zeker Fik kie geplaagd, maar daarom kun je een bloedeigen klasseleerling niet laten vermoorden. En ik ben de enige „gro te" nog op het plein, dus schiet ik toe en tracht Hansje te bevrijden. Als ik dichterbij kom, zie ik wel, dat ik geen angst behoef te hebben, om in Hansjes aats door Fikkie te worden aange vallen. Fik heeft wel allebei zijn grote poten op Hansjes schouders geplaatst, maar verder doet hij niet agressief. Als Fik ziet, dat Hansje blijft staan, daalt hij ook naar de grond af en pro beert met zijn lange hondenneus in Hansjes broekzak te komen, wat niet gelukt, maar welke poging ook niet wordt opgegeven. Wat echter weer door Hansje verkeerd wordt uitgelegd. Hij blijft tenminste krijsen als een mager varken, tot ik bij hem ben en Fik een beetje van hem af weet te krijgen. Fik neemt dit ook weer niet, want onder mijn arm door probeert hij weer bij Hansjes zak te komen, wat deze opnieuw een jammerkreet ont rukt. „Hij vreet mien op", giert over het plein. Het gelukt me eindelijk toch Fik te beduiden, dat het nu genoeg is en als een beledigde majesteit schrijdt Fik van het plein en dan sta ik daar met een verfomfaaid Hansje. „Zeg Hansje, wat heb jij in je zak zitten, ik geloof, dat Fik wat wilde snoepen, maar hij wilde jou niet bijten geloof ik". Met deze rede tracht ik Hansje te kalmeren. Hansje kijkt me nog ont redderd aan, en dan heb ik moeite om mijn gezicht in de vereiste ern stige plooi te houden, want op Hansjes wang is een „vingerafdruk" van Fik's poot te zien, zijn haar ziet er uit alsof het met een electrisch toestelletje her- en-derwaarts is heen getrokken, zijn knuisten zijn als roet en uit zijn ogen spreekt een felle verontwaardiging. Nog eens zegt hij: „Hie wou mien op vreten". Ik neem Hansje maar even mee naar binnen om hem weer toon baar te maken. Binnen zeg ik, dat ik toch eens moet weten wat er in zijn broekzak zit, waar Fikkie zo'n zin in had en danals of dat de ge woonste zaak van de wereld is, haalt Hansje uit zijn broekzak een paar lek kere zwoerdj es van spek, een vettige aardappel en een dropjeHansjes hand, Hansjes zakdoek en Hansjes zak, het is alles één vet geklieder. Doch hierover toont mijn vriendje geen zier verbazing. Hij vindt dit alles zo vanzelfspre kend, dat ik geen uitleg voor het geval krijg, dies vraag ik maar, of hij zijn bord niet leeg kon eten vanmiddag. Dan is het Hansjes beurt om stomver baasd te zijn. „Da's voor Hekkie van bu'vrouw", zegt hij een beetje korzelig, omdat ik dat nou niet begrepen had. Geduldig vraag ik om verdere uitleg en krijg dan te horen, dat Hansje al tijd met Hekkie „de hele grote hond van bu'vrouw mag spelen en dat hij „altijd wat an Hekkie geef", maar dat nou juist, uitgesproken deze middag, nou er zoiets lekkers voor Hekkie was, dat beest met buurman was meege gaan, weggedraafd achter de fiets aan. Vanzelfsprekend dat Hansje toen het Hekkie toebedachte lekkers maar bewaarde tot nader order. Doodgewoon natuurlijk. Doodgewoon ook, dat Hans niet bedacht op reukzin van Fik, in het langs komen Fik heeft willen aaien. Maar Fik's reukzin verraadde aan dat beest, wat er te halen viel bij dat klei ne manneke, ende rest weet ge. Volgens Hansje had het op een moord kunnen uitlopen. Ik zie, dat het een onbegonnen werk is om het voor Fik kie op te nemen, daarom beijver ik me maar om Hansje weer een normaal aanzien te hergeven. Met ernst hebben we echter het geval van de spek- zwoertjes samen besproken. Ik „mag" ze van Hansje gedurende de schooltijd bewaren. Met ernst, een diepe rimpel in zijn voorhoofd getuigt daarvan doorzoekt hij nog eens goed zijn zak voor de laatste restjes. Alles wordt in een stuk papier netjes opgeborgen. Het kost me moeite om Hansje ont vet te krijgen. Doch als de bel gaat is Hans gereed voor een nieuwe strijd, nu op wetenschappelijke grondslag. Op het eerste getinkel van de bel, die ons kroost de vrijheid hergeeft, piekt Hansjes vinger in de lucht. „Juf frouw, mien zwoortjes vo' Hekkie!!!" Het papier met zijn vette inhoud verdwijnt in een ommezien in Hansjes broekzak. De rest moet moeder Zwart maar opknappen. Mijn beste nichtjes en neven, Ni- ben ik toch benieuwd hoe veel van mijn neven en nichten zullen mee doen aan onze wandel- en fietstocht door Walcheren. Wie meedoet moet me maar gauw vertellen, wat hij of zij die dag zoal aantrekken, zodat ik mijn fa milie dadelijk uit de groep herkennen kan. Dat is natuurlijk veel gezelliger, anders voel ik me wat eenzaam als ik zo tussen al die vreemde mensen sta te kijken. Wie meedoet moet van te voren maar een beetje oefenen hoor. Ik hoop, dat alle prijzen in onze raadselfamilie vallen. Dat is niet hartelijk bedacht voor de andere medelopers en fietsers hè. Maar ja, zo ben ik nu eenmaaL Een beetje familieziek zeggen dan de grote mensen. Ik hoor dus wel, wat van jul lie hierover. Maar nu gegroet hoor. Jullie tante Truus. t Girl te Goes. Je zult het wel jammer vinden, als Micky naar zijn nieuwe baas moet. Hoe lang houd je het poesje nog bij jullie? Je rapport is prachtig. Vader en moeder waren er zeker wel blij mee. Je tekening was kostelijk. Ik heb er om gelachen, 'k Ben blij, dat ik er zo niet bij loop, met zo'n dun middeltje. Als ik eens langs fiets, zal ik goed kijken, of ik je met L. zie wande len. Klaverbladje te St. Laurens. Over een poosje zorg jij helemaal voor de kleertjes van die kleine B. Het lijkt me zo leuk, om dat aardige kindergoed te naaien, vooral nu het voor een eigen zusje kan. En voor moeder is het met een een beetje gemakkelijker ook. Dat is ook heel wat waard. Wanneer zou den jullie aan een kinderjurkje mogen beginnen? Het is vooral tegen de zomer wel jammer, dat die lesuren veranderd zijn. Maar julLe hebben toch wel een flinke vacantie, is het niet? Dan kun je de scha wel wat inhalen. Is de borst rok thuis al af? Roosje te Middelburg. Ben je met het regenachtige weer toch nog uit 'geweest op je nieuwe fiets? Ik heb tenminste je oude fiets niet horen kraken en piepen. Ik ben niet uit ge weest. Heb met een dik boek lekker naast de kachel gezeten. Hoe vind je dat? Kranig dat je gewerkt hebt. Nee hoor, terwijl ik je schrijf, schijnt er geen zonnetje, het regent, maar. daar ben ik echt blij mee, want de bloemen in mijn tuin kregen dorst. Vergeetmijnietje te Grijpskerke. Ik zou wel willen beginnen met te zeggen, dat ik een fijne lange brief van jou kreeg, alser maar niet die ene nare me dedeling in had gestaan, dat je nu de briefwisseling moet staken. Dat vind ik erg hoor. Maar misschien heb je zo nu en dan nog weieens even tijd om me te laten weten hoe de zaken met jou en de boerderij staan. De tekening van je feestjurk was werkelijk duidelijk. Je verslag van het feest was fijn. Maar ik geloof, dat ik ook wel slaap zou heb ben gekregen, toen het zo laat werd. Je hebt gelijk, dat je op de fiets naar A. gaat. Ik zal uitkijken, of ik je zie op de gemeenschappelijke fietstocht. Ik fiets niet mee, maar ik zal natuurlijk wel komen kijken. Nu moet ik je nog eens wat vertellen. Ik heb je tante ge zien en gesproken. Dat dacht je niet hè. Veel groeten en het beste en vergeet me niet helemaal vergeetmij nietje. Oleander te Grijpskerke. Wat een bof, dat jij twee prijzen won op 30 April. Wat moest je er voor doen? Correspondentie uitsluitend te rich ten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6, Middelburg. Om bij een Koningsaanval succes te hebben is het een vereiste voldoende materiaal, dus maatregelen te nemen om stukken bij de hand te hebben op de vijandelijke vleugeL Verder moe ten de vijandelijke stukken verjaagd, althans zoveel mogelijk hun verdedi gingsmogelijkheden beperken. Daarna de bestorming, welke in de regel ge paard gaat met een stukoffer. In het volgend partijtje zien we een weinig voorkomende methode. Wit: R. CaroKann. Zwart: B. 1. e2—e4 c7c6 2. d2d4 d7d5 3. Pblc3 d5xe4 4. Pc3xe4 Pg8—f6 (Meestal speelt men Lf5, of dit nu beter is, moet de ondervinding uitma ken). 5. Pe4xf6 e7xf6 6. Lflc4 Lf8d6 7. Ddle2 Ld6e7 (De7 zou wit voordeel geven. Na Da- meruil zijn de witte pionnen op de Dame-vleugel meer waard dan de zwarte). 8. Pgl—f3 0—0 9. 00 Le7d6 10. Tfl—el Lc8g4 11. De2e4 (De inleiding tot de jacht op de zwar te Loper g4). 11Lg4h5 12. Pf3h4 Pb8d7 13.De4f5 Pd7—b6 ,In aanmerking kwam g6 of g5 en niet Lg6 wegens Pg6, hg6, Dg6: enz.) 14. Df5xh5 (Lb3 was wel iets sterker) 14Pb6xc4 15. Lel—h6! (Het gaat beginnen. 4 stukken staan gereed, geen zwarte stukken ter ver dediging. Maar toch is het nog niet eenvoudig. Het begint met een stuk offer.) Hebben jullie het op Hemelvaartsdag nog gewaagd om er een poosje op uit te gaan? Het weer was in de middag juist niet zo heel best voor een fiets tochtje. Zijn die sokjes op school en thuis al af? Maak je die twee paren eender en van dezelfde kleur wol? Hoe gaat het met A? Nog veel kattekwaad? Heel veel dank voor die prachtige tekst. Die heeft een plaatsje gekregen, waar ik deze nu altijd zie. Wie kleurt er graag-? Onder onze nichten en neven zijn er heel wat, die graag eens een mooie plaat kleuren. Het is ook zo'n fijn werkje, want je kimt er werkelijk iets moois van maken. Voor zulke schilders en schilderessen heb ik 'n fijn plaatje gevonden om te kleuren. Je hoeft het niet in te sturen, Maar maak het toch maar zo mooi als het je maar mogelijk is. En probeer er dan op een of andere manier een lijstje om te maken, en dan heb je zelf een schilderij voor je eigen kamertje of eigen hoekje in de kamer gemaakt Hoor ik toch wel hoe het ge lukt is? 1 5Dd8d7? (Juist was hier gh6: b.v. b3Pb6, Pf5, Kh8, Te4, Tg8, Ph6, Tg7, Pf7, Tf7, Df7: enz.) 16. Lh6xg7 (Niet goedschiks, dan maar kwaad schiks). 1 6Kg8xg7 17. Ph4f5t Kg7h8 18. Tel—e4! (Met de dreiging Th4). 18Ld6xh2f (Een aardige wending, maar het helpt niets. Ook Tg8 baat niet wegens Th4, Tg7, Pg7, Kg7, Dh7f enz.) 19. Kgl—hl! (Zeer juist. Na Kh2 volgt Pd6, Pd6, Dd6 en Zwart krijgt gelegenheid zich te herstellen. Nu is er geen parade meer tegen Th4 en Zwart gaf het maar op.) Een aardig partijtje. De ladderwedstrijd. Het hoogst bereikte aantal punten over de maand April, n.l. 87 punten, behaalde de heer A. Bout te Tholen, waarmede deze de prijswinnaar werd. Gefeliciteerd. De stad is nu als volgt: J. W. Q. te Tholen (81 p.); J. S. te K. (60 p.); P. A. C. te O. (60 p.); W. D. te G. (51 p.); G. v. W. te K. (51 p.); J. B. te K. (59 p.); J. A. te Z. (31 p.); B. v. d. B. te Sch. (29 p.); M. W. te W. (18 p.); A. K. te C. (16 p.); M. D. te T. (4 p.). De oplossingen van de vorige pro blemen waren als volgt: Probleem 73: 1. Td8t, Dd8; 2. De6t, Kc5; 3. Pb3f, Kb4 of Kc4; 4. De4f mat. Probleem 74: 1. Lc7 (Sleutelzet), Probleem 75: (zie diagram 75). Wit: Kgl, Dd5, Tdl, Pf5, pi.: a2, e4, f2, g2, h4. Zwart: Kh8, Df4, Tf8, Pc5, pi.: a7, b6, f6, g6, h7. Wit aan zet wint (niet eenvoudig, maar mooi). (4 punten). Probleem 76 (zie diagram76). Wit: Kb3, Tc7, Td7, Lg4, pi.: h2. Zwart: Kb5, Tb6, Le3, Pf4, pi.: b4, d4, h4. Wit aan zet wint (3 punten). Probleem 75. abcdei gh Diagram 75. Wit aan zet wint (4 punten). abcdafgh Diagram 76. Wit aan zat wint (3 punten). van Zaterdag 23 Mei 1953, No. 2484 Ditgave van Oosterbaan Le Cointre N.V. Goes eei/u/scH u/eexettD We gaan weer Pinksteren vieren. En we denken dan hieraan, dat de uit storting van Geestelijke gaven, die Christus krachtens zijn machtsover name op de dag van zijn hemelvaart aan zijn volk schenken gaat, uitgere kend op die dag, dus 10 dagen na he melvaart plaats vindt. Het wordt al dus aangekondigd: „En als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd". Die Pinksterdag immers was de dag waar op de oogst voltooid was. Gedurende de daaraan voorafgaande tijd had men hard gearbeid. Men had gezaaid en gemaaid en geoogst. De schuren waren vol geworden. Heel die arbeid was reeds als één feest. Maar als die ar beid voltooid was, kende de vreugde geen grenzen meer en zo was Pink steren het feest van de verzadiging van vreugde. En het is nu op die dag van volheid, van feestelijke volheid, dat Christus de oogst van zijn arbeid zijn volk ten goede doet komen om daarin en daarmee dat volk verzadi ging van vreugde te geven. Dat volk zelf heeft daar niets voor gedaan, ge zaaid noch gemaaid. Neen, Christus heeft zelf de verzoening aangebracht en de macht in handen genomen op hemelvaartsdag, welnu: nu mag Hij, zoals David dit eenmaal op oudtesta mentische wijze gedaan heeft, gaven geven tot der mensen troost, opdat zelfs het wederstrevig kroost, altijd bij Hem zou wonen. Geen leven behoeft te worden afgebroken, onder te gaan door de verwoestende werking dei- zonde. Hij schenkt een volheid van gaven voor ieder apart. Ieder geval is nu een apart geval. Hij sluit zich in zijn herscheppingsgaven aan bij het in de schepping gegevene en voert dit op tot volle wasdom. Onder Israël eertijds waren het primair natuurlijke gaven toen David de ark „opvoerde" naar Jeruzalem en ter gelegenheid daarvan een volksfeest organiseerde, en ze kregen allemaal evenveel. Maar nu is het een volheid van geestelijke gaven aan een ieder afzonderlijk. Het wordt nu een zeer pluriform gezel schap, dat Christus vergaderen gaat uit alle geslachten der aarde. Hij grijpt ze aan in hun scheppingsheerlijkheid waarmee ze door God zijn bekleed met hun onderscheiden gaven en talenten. Opdat zij tezamen zouden openbaren welke de breedte en lengte en diepte en hoogte is van 's Heren werk en opdat zij aan de overheden en mach ten bekend zouden maken de veelvul dige wijsheid Gods. En dat alles gebeurt nu juist op Pinksterfeest, 10 dagen na hemelvaart Dat uitstel is niet toevallig, doch zinvol voor de wereld, die Christus aangrij pen gaat. Want Hij wilde met de in drukwekkende ontplooiing van de krachten des Geestes wachten tot op zulk een dag, dat het in Jeruzalem ter feestviering vol zou zijn van „god vruchtige Joden van allen volke der- genen die onder de hemel zijn". Chris tus wacht op hen met zijn grote feest opdat zij, straks terugkerend naar hun volk, tegelijk feestboodschappers zou den zijn. Zo grijpt Christus naar die wereld op Pinkster. En dat uitstel heeft niet minder zin en betekenis voor Israël zelf. Immers: Israël had op die dag maar 1 lokkend beeld voor ogen: volheid. Volle aren, volle garven, volle schuren. Brood vol op. Leven konden ze! Daarom wacht Christus tot op die dag, opdat de Is raëliet iets zou gaan zien hiervan, dat tot nu toe Pinksteren altijd was: aard se, natuurlijke volheid, maar dat het nu zou worden: hemelse, geestelijke volheid. Hij grijpt dat oude bondsvolk aan om het te doen grijpen naar de vervulling van alle gevierde pinkster- <^Q|pfa»n. Elk Pinksterfeest alleen al sprak van vervulling: na 7 maal 7 dagen de volheid van de oogst. God liet zijn volk daarvoor werken als boeren en boerinnen, en dan mochten ze er zich ook in verlustigen. Ze mochten ervan eten in overvloed. Het leven kon zijn 'n feest, daar in Kanaan. Hij voerde dat volk in de blijdschap van het oogst feest. En dat alles was voor het oud testamentisch volk vooral geconcen treerd op aardse zegen en voorspoed. Daarom betekende het voor dat volk heel wat meer en heel wat anders dan bij ons, als God het die voorspoed ontnam. Maar hoe -mooi dit alles was, het was tenslotte alles schaduw van heer lijker dingen. Een Israelietische boer en boerin bleven tenslotte aan die na tuurlijke gaven gebonden. Maar nu, nu Christus de troon beklommen is, nu openbaren zich krachten die geen mens nameten kan. Horen en zien vergaat. Wind en het is toch geen wind, vuur en het is toch geen vuur. Een feestopenbaring in nieuwtesta mentische stijl en majesteit. Onder het Oude Testament vulde God kin derhanden en het was veel. Maar Hij vult nu profetenhanden en het is meer. Er komt een schare die profeteren gaat. Ieder gaat in eigen mate, en in eigen aanleg spreken van Gods wijs heid en Gods kracht. Er komt nu een volk, dat aan het werk gaat in allerlei dienst en aan allerlei plaats. Christus geeft gaven voor allen en ieder geval is een apart geval. De wereld wordt rijpgestoofd door de arbeid van men sen, die met Christus' herscheppings gaven zijn bekleed. Psalm 65 komt tot zijn volkomen vervulling. Deze psalm zong eertijds van natuurlijke volheid als vrucht van aangebrachte verzoening. En ook die volheid is er vandaag nog (zie maar naar het Zeeuwse land) krachtens Christus' verzoenende arbeid. En het is veel. Maar die psalm is daarin toch pri mair profetie van een geestelijke vol heid, die Christus schenken zou na zijn machtsovername op hemelvaarts dag, na tien dagen uitstel, op Pink- ❖<a^<a^<^<a^<^<a^,as5ê><a#c><ass>'S>«^><a^&<a#®<a#ê><aïï&<as5><ai=B><a#sB>* f Zalig, die verlangend vragen ruimte maken voor de Geest, a God doet hen de vreugde dagen 5 en hun dag wordt tot een feest. Vol van God. Het dorre leven door de Geest tot bloei gewekt, heeft, verlangend vrucht te geven naar het licht zich uitgestrekt. Kracht verbreekt de starre wonden S van 't gekerkerde bestaan. Winden waaien langs de stranden, waarop blij de voeten gaan. S Hemelhoog ziet het vertrouwen 't lichte huis van Gods gena. Wereldwijd gaat Christus bouwen rond zijn kruis op Golgotha. a Van het eind'der aarde komen X met de handen uitgestrekt S mensen, altijd breder stromen door de kracht des Geestes opgewekt. W. MEISTER. <as*E> 4=5® <as=ê> <s^s> <s^> 4> as^> os=®> <a#s> ^s> steren, opdat het zou worden een fees telijke volheid. Dat is Pinksteren: Christus voert uw leven tot ongekende hoogten in een feestelijk uur. Hij wil het kronen met zijn goedertierenheid. En het ge beurt alles in zijn kerk, de krachtcen trale van zijn rijk. Daar zal ons het goede van zijn woning, verzaden reis op reis. En daar zal Hij ons blij doen zingen, van 't heil voor ons bereid. Aanvaard dit feestelijk uur en ga staan op uw eigen plaats. En vier zo Knksterfeest' MARNIX. In de tied tussen hemelvaertsdag en Pinkster ken je in de krante nog al veul verslaegen lezen van jeugd- saemenkomsten. Ook dit jaer stong er in de krante veul over. Noe ik lees dat allemaele graeg, liever dan die voetbalverslaegen, want daer eb ik geen interesse vo. Ik eb altied meer belang gesteld in 'twerk dat met de hersens mot gebeuren as met de spie ren, al is het mien lot, dat ik zeivers met me spieren an de kost mot zien te kommen. En zo bin ik altied blied as ik merken mag dat de jeugd z"n eigen oefent in geestelike zaeken en daer kriegen ze geen artkwaelen van. As je zo is rondom je kiekt zie je hoeveul datter teugeswoordig geeste- lik deur de knieën zakken, omdaf ze geen verweer ebben, de Biebel ken nen ze niet en in geestelike dingen ebben ze nooit van z'n leven belang gesteld. Zo gauw as het in gezelschap over die dingen gaet zitten ze met een mond vol tanden en weten van geen toeten of blaezen. Ze ebben wat opgevangen deur de radio, of uut de krante of der is wat bluven hangen van dat ze op de kattegisasie geleerd ebben, mae dat is dan ook alles wat dat ze weten. En daer motten ze dan het leven mee in. Ik bin blied dat er onder ons gelokkig nog bin, die der jeugd goed gebruken en promberen om de beginsels onder de knie te krie gen, die er nog lust in ebben om d'n biebel te onderzoeken en daeruut verstand en wiesheid te verkriegen. Daeran most ik Zundag jongsleje dinken, toen der bie ons in de kerke een jongeman beliedenis des geloofs dee. Hie was in militaire dienst en had d'n doomnie te kennen gegeven asdat ie er behoefte an had om be liedenis te doeë in het midden van de gemeente. En noe stong ie in z'n militaire pakkie vo de ele gemeente en liet z'n „ja" oren op de vraeges die om gesteld wiere. Kiek, as ik dat zie, dan is het feest in m'n ziel, want dan zie ik daer de bevestiging in van de belofte Gods, dat de kerke in stand zal bluven en telkens weer deur een jonge generasie zal worden ebouwd. Die jonge man eit 't vanzelfsprekend in de militaire dienst nie gemakkelik. An alle kanten is er de verleiding en der hoort moed toe om te getuge as christen wezende en as je dan te midden van de gemeente je „ja" laet oren en zeivers te kennen eit gegeven asdat je daeran behoefte gevoelt, dan vine ik dat een groat ding. En as ons noe Zundag Pinkster gaen vieren dan worden we in ons gedacht terug geleid nae wat ter op Pinksteren ge beurd is. Toen eit Petrus de profeet Joël angehaeld, en die profeterende asdat de tied zou kommen dat uw zonen en dochters zullen profeteren en uw jongelingen gezichten zien. Noe dat wordt noe ieleke keer ver vuld as er weer jonge mensen bin, die te kennen geven om in het mid den van de gemeente beliedenis af te leggen van der geloof. En daerom zeg ik, bin ik ook altied blied as ik lezen mag in de krante van de sae- menkomsten van de jeugd, die der eigen geestelik voorbereije en die met mekaere de Biebel onderzoeken. Want dat profeteren en dat gezichten zien, waerdat de profeet Joël et over eit en dat Petrus anhaelt, dat slaet nie op verborgene openbaeringen en al die butennissigheden meer, waer dat sommigte mensen allerlei verhaelen over kennen ophangen, neent, dae slaet eel geweun op dat beliedenis doen van het jonge volk, die te ken nen geven voor God en de Kerke en vo de ele waereld dat ze der eigen eigendom weten naer lichaem en ziele van Jezus Christus. Dat is ommers de uutstorting van de Heilige Geest op alle vlees? Wel noe, laet ons zo dan Pinkster vieren, de ouden met de jongen en laet de waereld z'n eigen mae ver lustigen in waereldse dingen, zolang asdat er onder ons nog een jeugd is dat er vermaek in eit om GodsWoord met mekaere te onderzoeken, wordt Pinksteren vervuld. Ik wens julder allemaele zo'n rieke Pinksterzundag, dat je je eigen in die dingen ken ver lustigen. Want daer zal 't mae op an kommen. Julder FLIP BRAMSE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 5