FEESTELIJKE VOLHEID
VOOR DE JEUGD.
Om
Tq*MUMQ&
fyinfcAieAeri
Zaterdag 23 Mei 1953
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
van de rekening dreigt te worden. Ik
denk wel eerst in een flits, zeker Fik
kie geplaagd, maar daarom kun je een
bloedeigen klasseleerling niet laten
vermoorden. En ik ben de enige „gro
te" nog op het plein, dus schiet ik toe
en tracht Hansje te bevrijden. Als ik
dichterbij kom, zie ik wel, dat ik geen
angst behoef te hebben, om in Hansjes
aats door Fikkie te worden aange
vallen. Fik heeft wel allebei zijn grote
poten op Hansjes schouders geplaatst,
maar verder doet hij niet agressief.
Als Fik ziet, dat Hansje blijft staan,
daalt hij ook naar de grond af en pro
beert met zijn lange hondenneus in
Hansjes broekzak te komen, wat niet
gelukt, maar welke poging ook niet
wordt opgegeven. Wat echter weer
door Hansje verkeerd wordt uitgelegd.
Hij blijft tenminste krijsen als een
mager varken, tot ik bij hem ben en
Fik een beetje van hem af weet te
krijgen. Fik neemt dit ook weer niet,
want onder mijn arm door probeert
hij weer bij Hansjes zak te komen, wat
deze opnieuw een jammerkreet ont
rukt. „Hij vreet mien op", giert over
het plein. Het gelukt me eindelijk toch
Fik te beduiden, dat het nu genoeg is
en als een beledigde majesteit schrijdt
Fik van het plein en dan sta ik daar
met een verfomfaaid Hansje. „Zeg
Hansje, wat heb jij in je zak zitten,
ik geloof, dat Fik wat wilde snoepen,
maar hij wilde jou niet bijten geloof
ik". Met deze rede tracht ik Hansje
te kalmeren. Hansje kijkt me nog ont
redderd aan, en dan heb ik moeite
om mijn gezicht in de vereiste ern
stige plooi te houden, want op Hansjes
wang is een „vingerafdruk" van Fik's
poot te zien, zijn haar ziet er uit alsof
het met een electrisch toestelletje her-
en-derwaarts is heen getrokken, zijn
knuisten zijn als roet en uit zijn ogen
spreekt een felle verontwaardiging.
Nog eens zegt hij: „Hie wou mien op
vreten". Ik neem Hansje maar even
mee naar binnen om hem weer toon
baar te maken. Binnen zeg ik, dat ik
toch eens moet weten wat er in zijn
broekzak zit, waar Fikkie zo'n zin in
had en danals of dat de ge
woonste zaak van de wereld is, haalt
Hansje uit zijn broekzak een paar lek
kere zwoerdj es van spek, een vettige
aardappel en een dropjeHansjes
hand, Hansjes zakdoek en Hansjes zak,
het is alles één vet geklieder. Doch
hierover toont mijn vriendje geen zier
verbazing.
Hij vindt dit alles zo vanzelfspre
kend, dat ik geen uitleg voor het geval
krijg, dies vraag ik maar, of hij zijn
bord niet leeg kon eten vanmiddag.
Dan is het Hansjes beurt om stomver
baasd te zijn. „Da's voor Hekkie van
bu'vrouw", zegt hij een beetje korzelig,
omdat ik dat nou niet begrepen had.
Geduldig vraag ik om verdere uitleg
en krijg dan te horen, dat Hansje al
tijd met Hekkie „de hele grote hond
van bu'vrouw mag spelen en dat hij
„altijd wat an Hekkie geef", maar dat
nou juist, uitgesproken deze middag,
nou er zoiets lekkers voor Hekkie was,
dat beest met buurman was meege
gaan, weggedraafd achter de fiets aan.
Vanzelfsprekend dat Hansje toen
het Hekkie toebedachte lekkers maar
bewaarde tot nader order. Doodgewoon
natuurlijk. Doodgewoon ook, dat Hans
niet bedacht op reukzin van Fik, in het
langs komen Fik heeft willen aaien.
Maar Fik's reukzin verraadde aan dat
beest, wat er te halen viel bij dat klei
ne manneke, ende rest weet ge.
Volgens Hansje had het op een moord
kunnen uitlopen. Ik zie, dat het een
onbegonnen werk is om het voor Fik
kie op te nemen, daarom beijver ik me
maar om Hansje weer een normaal
aanzien te hergeven. Met ernst hebben
we echter het geval van de spek-
zwoertjes samen besproken. Ik „mag"
ze van Hansje gedurende de schooltijd
bewaren. Met ernst, een diepe rimpel
in zijn voorhoofd getuigt daarvan
doorzoekt hij nog eens goed zijn zak
voor de laatste restjes. Alles wordt in
een stuk papier netjes opgeborgen.
Het kost me moeite om Hansje ont
vet te krijgen. Doch als de bel gaat is
Hans gereed voor een nieuwe strijd,
nu op wetenschappelijke grondslag.
Op het eerste getinkel van de bel,
die ons kroost de vrijheid hergeeft,
piekt Hansjes vinger in de lucht. „Juf
frouw, mien zwoortjes vo' Hekkie!!!"
Het papier met zijn vette inhoud
verdwijnt in een ommezien in Hansjes
broekzak. De rest moet moeder Zwart
maar opknappen.
Mijn beste nichtjes en neven,
Ni- ben ik toch benieuwd hoe veel
van mijn neven en nichten zullen mee
doen aan onze wandel- en fietstocht
door Walcheren. Wie meedoet moet me
maar gauw vertellen, wat hij of zij die
dag zoal aantrekken, zodat ik mijn fa
milie dadelijk uit de groep herkennen
kan. Dat is natuurlijk veel gezelliger,
anders voel ik me wat eenzaam als ik
zo tussen al die vreemde mensen sta te
kijken. Wie meedoet moet van te voren
maar een beetje oefenen hoor. Ik hoop,
dat alle prijzen in onze raadselfamilie
vallen. Dat is niet hartelijk bedacht
voor de andere medelopers en fietsers
hè. Maar ja, zo ben ik nu eenmaaL Een
beetje familieziek zeggen dan de grote
mensen. Ik hoor dus wel, wat van jul
lie hierover. Maar nu gegroet hoor.
Jullie tante Truus.
t Girl te Goes. Je zult het wel jammer
vinden, als Micky naar zijn nieuwe
baas moet. Hoe lang houd je het poesje
nog bij jullie? Je rapport is prachtig.
Vader en moeder waren er zeker wel
blij mee. Je tekening was kostelijk. Ik
heb er om gelachen, 'k Ben blij, dat
ik er zo niet bij loop, met zo'n dun
middeltje. Als ik eens langs fiets, zal ik
goed kijken, of ik je met L. zie wande
len. Klaverbladje te St. Laurens. Over
een poosje zorg jij helemaal voor de
kleertjes van die kleine B. Het lijkt
me zo leuk, om dat aardige kindergoed
te naaien, vooral nu het voor een eigen
zusje kan. En voor moeder is het met
een een beetje gemakkelijker ook. Dat
is ook heel wat waard. Wanneer zou
den jullie aan een kinderjurkje mogen
beginnen? Het is vooral tegen de zomer
wel jammer, dat die lesuren veranderd
zijn. Maar julLe hebben toch wel een
flinke vacantie, is het niet? Dan kun
je de scha wel wat inhalen. Is de borst
rok thuis al af? Roosje te Middelburg.
Ben je met het regenachtige weer toch
nog uit 'geweest op je nieuwe fiets? Ik
heb tenminste je oude fiets niet horen
kraken en piepen. Ik ben niet uit ge
weest. Heb met een dik boek lekker
naast de kachel gezeten. Hoe vind je
dat? Kranig dat je gewerkt hebt. Nee
hoor, terwijl ik je schrijf, schijnt er
geen zonnetje, het regent, maar.
daar ben ik echt blij mee, want de
bloemen in mijn tuin kregen dorst.
Vergeetmijnietje te Grijpskerke. Ik zou
wel willen beginnen met te zeggen, dat
ik een fijne lange brief van jou kreeg,
alser maar niet die ene nare me
dedeling in had gestaan, dat je nu de
briefwisseling moet staken. Dat vind ik
erg hoor. Maar misschien heb je zo nu
en dan nog weieens even tijd om me
te laten weten hoe de zaken met jou
en de boerderij staan. De tekening van
je feestjurk was werkelijk duidelijk.
Je verslag van het feest was fijn. Maar
ik geloof, dat ik ook wel slaap zou heb
ben gekregen, toen het zo laat werd. Je
hebt gelijk, dat je op de fiets naar A.
gaat. Ik zal uitkijken, of ik je zie op
de gemeenschappelijke fietstocht. Ik
fiets niet mee, maar ik zal natuurlijk
wel komen kijken. Nu moet ik je nog
eens wat vertellen. Ik heb je tante ge
zien en gesproken. Dat dacht je niet
hè. Veel groeten en het beste en
vergeet me niet helemaal vergeetmij
nietje. Oleander te Grijpskerke. Wat
een bof, dat jij twee prijzen won op 30
April. Wat moest je er voor doen?
Correspondentie uitsluitend te rich
ten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6,
Middelburg.
Om bij een Koningsaanval succes te
hebben is het een vereiste voldoende
materiaal, dus maatregelen te nemen
om stukken bij de hand te hebben op
de vijandelijke vleugeL Verder moe
ten de vijandelijke stukken verjaagd,
althans zoveel mogelijk hun verdedi
gingsmogelijkheden beperken. Daarna
de bestorming, welke in de regel ge
paard gaat met een stukoffer. In het
volgend partijtje zien we een weinig
voorkomende methode.
Wit: R. CaroKann. Zwart: B.
1. e2—e4 c7c6
2. d2d4 d7d5
3. Pblc3 d5xe4
4. Pc3xe4 Pg8—f6
(Meestal speelt men Lf5, of dit nu
beter is, moet de ondervinding uitma
ken).
5. Pe4xf6 e7xf6
6. Lflc4 Lf8d6
7. Ddle2 Ld6e7
(De7 zou wit voordeel geven. Na Da-
meruil zijn de witte pionnen op de
Dame-vleugel meer waard dan de
zwarte).
8. Pgl—f3 0—0
9. 00 Le7d6
10. Tfl—el Lc8g4
11. De2e4
(De inleiding tot de jacht op de zwar
te Loper g4).
11Lg4h5
12. Pf3h4 Pb8d7
13.De4f5 Pd7—b6
,In aanmerking kwam g6 of g5 en niet
Lg6 wegens Pg6, hg6, Dg6: enz.)
14. Df5xh5
(Lb3 was wel iets sterker)
14Pb6xc4
15. Lel—h6!
(Het gaat beginnen. 4 stukken staan
gereed, geen zwarte stukken ter ver
dediging. Maar toch is het nog niet
eenvoudig. Het begint met een stuk
offer.)
Hebben jullie het op Hemelvaartsdag
nog gewaagd om er een poosje op uit
te gaan? Het weer was in de middag
juist niet zo heel best voor een fiets
tochtje. Zijn die sokjes op school en
thuis al af? Maak je die twee paren
eender en van dezelfde kleur wol? Hoe
gaat het met A? Nog veel kattekwaad?
Heel veel dank voor die prachtige
tekst. Die heeft een plaatsje gekregen,
waar ik deze nu altijd zie.
Wie kleurt er graag-?
Onder onze nichten en neven zijn er
heel wat, die graag eens een mooie
plaat kleuren. Het is ook zo'n fijn
werkje, want je kimt er werkelijk iets
moois van maken. Voor zulke schilders
en schilderessen heb ik 'n fijn plaatje
gevonden om te kleuren. Je hoeft het
niet in te sturen, Maar maak het toch
maar zo mooi als het je maar mogelijk
is. En probeer er dan op een of andere
manier een lijstje om te maken, en dan
heb je zelf een schilderij voor je eigen
kamertje of eigen hoekje in de kamer
gemaakt Hoor ik toch wel hoe het ge
lukt is?
1 5Dd8d7?
(Juist was hier gh6: b.v. b3Pb6,
Pf5, Kh8, Te4, Tg8, Ph6, Tg7, Pf7, Tf7,
Df7: enz.)
16. Lh6xg7
(Niet goedschiks, dan maar kwaad
schiks).
1 6Kg8xg7
17. Ph4f5t Kg7h8
18. Tel—e4!
(Met de dreiging Th4).
18Ld6xh2f
(Een aardige wending, maar het helpt
niets. Ook Tg8 baat niet wegens Th4,
Tg7, Pg7, Kg7, Dh7f enz.)
19. Kgl—hl!
(Zeer juist. Na Kh2 volgt Pd6, Pd6,
Dd6 en Zwart krijgt gelegenheid zich
te herstellen. Nu is er geen parade
meer tegen Th4 en Zwart gaf het maar
op.)
Een aardig partijtje.
De ladderwedstrijd.
Het hoogst bereikte aantal punten
over de maand April, n.l. 87 punten,
behaalde de heer A. Bout te Tholen,
waarmede deze de prijswinnaar werd.
Gefeliciteerd.
De stad is nu als volgt: J. W. Q. te
Tholen (81 p.); J. S. te K. (60 p.); P.
A. C. te O. (60 p.); W. D. te G. (51 p.);
G. v. W. te K. (51 p.); J. B. te K. (59
p.); J. A. te Z. (31 p.); B. v. d. B. te
Sch. (29 p.); M. W. te W. (18 p.); A.
K. te C. (16 p.); M. D. te T. (4 p.).
De oplossingen van de vorige pro
blemen waren als volgt:
Probleem 73: 1. Td8t, Dd8; 2. De6t,
Kc5; 3. Pb3f, Kb4 of Kc4; 4. De4f
mat.
Probleem 74: 1. Lc7 (Sleutelzet),
Probleem 75: (zie diagram 75).
Wit: Kgl, Dd5, Tdl, Pf5, pi.: a2, e4,
f2, g2, h4.
Zwart: Kh8, Df4, Tf8, Pc5, pi.: a7, b6,
f6, g6, h7.
Wit aan zet wint (niet eenvoudig,
maar mooi). (4 punten).
Probleem 76 (zie diagram76).
Wit: Kb3, Tc7, Td7, Lg4, pi.: h2.
Zwart: Kb5, Tb6, Le3, Pf4, pi.: b4,
d4, h4.
Wit aan zet wint (3 punten).
Probleem 75.
abcdei gh
Diagram 75.
Wit aan zet wint (4 punten).
abcdafgh
Diagram 76.
Wit aan zat wint (3 punten).
van
Zaterdag 23 Mei 1953, No. 2484
Ditgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V.
Goes
eei/u/scH
u/eexettD
We gaan weer Pinksteren vieren.
En we denken dan hieraan, dat de uit
storting van Geestelijke gaven, die
Christus krachtens zijn machtsover
name op de dag van zijn hemelvaart
aan zijn volk schenken gaat, uitgere
kend op die dag, dus 10 dagen na he
melvaart plaats vindt. Het wordt al
dus aangekondigd: „En als de dag van
het Pinksterfeest vervuld werd". Die
Pinksterdag immers was de dag waar
op de oogst voltooid was. Gedurende
de daaraan voorafgaande tijd had men
hard gearbeid. Men had gezaaid en
gemaaid en geoogst. De schuren waren
vol geworden. Heel die arbeid was
reeds als één feest. Maar als die ar
beid voltooid was, kende de vreugde
geen grenzen meer en zo was Pink
steren het feest van de verzadiging
van vreugde. En het is nu op die dag
van volheid, van feestelijke volheid,
dat Christus de oogst van zijn arbeid
zijn volk ten goede doet komen om
daarin en daarmee dat volk verzadi
ging van vreugde te geven. Dat volk
zelf heeft daar niets voor gedaan, ge
zaaid noch gemaaid. Neen, Christus
heeft zelf de verzoening aangebracht
en de macht in handen genomen op
hemelvaartsdag, welnu: nu mag Hij,
zoals David dit eenmaal op oudtesta
mentische wijze gedaan heeft, gaven
geven tot der mensen troost, opdat
zelfs het wederstrevig kroost, altijd bij
Hem zou wonen. Geen leven behoeft
te worden afgebroken, onder te gaan
door de verwoestende werking dei-
zonde. Hij schenkt een volheid van
gaven voor ieder apart. Ieder geval is
nu een apart geval. Hij sluit zich in
zijn herscheppingsgaven aan bij het
in de schepping gegevene en voert dit
op tot volle wasdom. Onder Israël
eertijds waren het primair natuurlijke
gaven toen David de ark „opvoerde"
naar Jeruzalem en ter gelegenheid
daarvan een volksfeest organiseerde,
en ze kregen allemaal evenveel. Maar
nu is het een volheid van geestelijke
gaven aan een ieder afzonderlijk. Het
wordt nu een zeer pluriform gezel
schap, dat Christus vergaderen gaat
uit alle geslachten der aarde. Hij grijpt
ze aan in hun scheppingsheerlijkheid
waarmee ze door God zijn bekleed met
hun onderscheiden gaven en talenten.
Opdat zij tezamen zouden openbaren
welke de breedte en lengte en diepte
en hoogte is van 's Heren werk en
opdat zij aan de overheden en mach
ten bekend zouden maken de veelvul
dige wijsheid Gods.
En dat alles gebeurt nu juist op
Pinksterfeest, 10 dagen na hemelvaart
Dat uitstel is niet toevallig, doch zinvol
voor de wereld, die Christus aangrij
pen gaat. Want Hij wilde met de in
drukwekkende ontplooiing van de
krachten des Geestes wachten tot op
zulk een dag, dat het in Jeruzalem ter
feestviering vol zou zijn van „god
vruchtige Joden van allen volke der-
genen die onder de hemel zijn". Chris
tus wacht op hen met zijn grote feest
opdat zij, straks terugkerend naar hun
volk, tegelijk feestboodschappers zou
den zijn. Zo grijpt Christus naar die
wereld op Pinkster.
En dat uitstel heeft niet minder zin
en betekenis voor Israël zelf. Immers:
Israël had op die dag maar 1 lokkend
beeld voor ogen: volheid. Volle aren,
volle garven, volle schuren. Brood vol
op. Leven konden ze! Daarom wacht
Christus tot op die dag, opdat de Is
raëliet iets zou gaan zien hiervan, dat
tot nu toe Pinksteren altijd was: aard
se, natuurlijke volheid, maar dat het
nu zou worden: hemelse, geestelijke
volheid. Hij grijpt dat oude bondsvolk
aan om het te doen grijpen naar de
vervulling van alle gevierde pinkster-
<^Q|pfa»n.
Elk Pinksterfeest alleen al sprak
van vervulling: na 7 maal 7 dagen de
volheid van de oogst. God liet zijn
volk daarvoor werken als boeren en
boerinnen, en dan mochten ze er zich
ook in verlustigen. Ze mochten ervan
eten in overvloed. Het leven kon zijn 'n
feest, daar in Kanaan. Hij voerde dat
volk in de blijdschap van het oogst
feest. En dat alles was voor het oud
testamentisch volk vooral geconcen
treerd op aardse zegen en voorspoed.
Daarom betekende het voor dat volk
heel wat meer en heel wat anders dan
bij ons, als God het die voorspoed
ontnam.
Maar hoe -mooi dit alles was, het
was tenslotte alles schaduw van heer
lijker dingen. Een Israelietische boer
en boerin bleven tenslotte aan die na
tuurlijke gaven gebonden. Maar nu,
nu Christus de troon beklommen is,
nu openbaren zich krachten die geen
mens nameten kan. Horen en zien
vergaat. Wind en het is toch geen
wind, vuur en het is toch geen vuur.
Een feestopenbaring in nieuwtesta
mentische stijl en majesteit. Onder
het Oude Testament vulde God kin
derhanden en het was veel. Maar Hij
vult nu profetenhanden en het is meer.
Er komt een schare die profeteren
gaat. Ieder gaat in eigen mate, en in
eigen aanleg spreken van Gods wijs
heid en Gods kracht. Er komt nu een
volk, dat aan het werk gaat in allerlei
dienst en aan allerlei plaats. Christus
geeft gaven voor allen en ieder geval
is een apart geval. De wereld wordt
rijpgestoofd door de arbeid van men
sen, die met Christus' herscheppings
gaven zijn bekleed.
Psalm 65 komt tot zijn volkomen
vervulling. Deze psalm zong eertijds
van natuurlijke volheid als vrucht van
aangebrachte verzoening. En ook die
volheid is er vandaag nog (zie maar
naar het Zeeuwse land) krachtens
Christus' verzoenende arbeid. En het
is veel.
Maar die psalm is daarin toch pri
mair profetie van een geestelijke vol
heid, die Christus schenken zou na
zijn machtsovername op hemelvaarts
dag, na tien dagen uitstel, op Pink-
❖<a^<a^<^<a^<^<a^,as5ê><a#c><ass>'S>«^><a^&<a#®<a#ê><aïï&<as5><ai=B><a#sB>*
f Zalig, die verlangend vragen
ruimte maken voor de Geest,
a God doet hen de vreugde dagen
5 en hun dag wordt tot een feest.
Vol van God. Het dorre leven
door de Geest tot bloei gewekt,
heeft, verlangend vrucht te geven
naar het licht zich uitgestrekt.
Kracht verbreekt de starre wonden
S van 't gekerkerde bestaan.
Winden waaien langs de stranden,
waarop blij de voeten gaan.
S Hemelhoog ziet het vertrouwen
't lichte huis van Gods gena.
Wereldwijd gaat Christus bouwen
rond zijn kruis op Golgotha.
a Van het eind'der aarde komen
X met de handen uitgestrekt
S mensen, altijd breder stromen
door de kracht des Geestes opgewekt.
W. MEISTER.
<as*E> 4=5® <as=ê> <s^s> <s^> 4> as^> os=®> <a#s> ^s>
steren, opdat het zou worden een fees
telijke volheid.
Dat is Pinksteren: Christus voert
uw leven tot ongekende hoogten in
een feestelijk uur. Hij wil het kronen
met zijn goedertierenheid. En het ge
beurt alles in zijn kerk, de krachtcen
trale van zijn rijk. Daar zal ons het
goede van zijn woning, verzaden reis
op reis. En daar zal Hij ons blij doen
zingen, van 't heil voor ons bereid.
Aanvaard dit feestelijk uur en ga
staan op uw eigen plaats. En vier zo
Knksterfeest' MARNIX.
In de tied tussen hemelvaertsdag
en Pinkster ken je in de krante nog
al veul verslaegen lezen van jeugd-
saemenkomsten. Ook dit jaer stong er
in de krante veul over. Noe ik lees
dat allemaele graeg, liever dan die
voetbalverslaegen, want daer eb ik
geen interesse vo. Ik eb altied meer
belang gesteld in 'twerk dat met de
hersens mot gebeuren as met de spie
ren, al is het mien lot, dat ik zeivers
met me spieren an de kost mot zien
te kommen. En zo bin ik altied blied
as ik merken mag dat de jeugd z"n
eigen oefent in geestelike zaeken en
daer kriegen ze geen artkwaelen van.
As je zo is rondom je kiekt zie je
hoeveul datter teugeswoordig geeste-
lik deur de knieën zakken, omdaf ze
geen verweer ebben, de Biebel ken
nen ze niet en in geestelike dingen
ebben ze nooit van z'n leven belang
gesteld. Zo gauw as het in gezelschap
over die dingen gaet zitten ze met
een mond vol tanden en weten van
geen toeten of blaezen. Ze ebben wat
opgevangen deur de radio, of uut de
krante of der is wat bluven hangen
van dat ze op de kattegisasie geleerd
ebben, mae dat is dan ook alles wat
dat ze weten. En daer motten ze dan
het leven mee in. Ik bin blied dat er
onder ons gelokkig nog bin, die der
jeugd goed gebruken en promberen
om de beginsels onder de knie te krie
gen, die er nog lust in ebben om d'n
biebel te onderzoeken en daeruut
verstand en wiesheid te verkriegen.
Daeran most ik Zundag jongsleje
dinken, toen der bie ons in de kerke
een jongeman beliedenis des geloofs
dee. Hie was in militaire dienst en
had d'n doomnie te kennen gegeven
asdat ie er behoefte an had om be
liedenis te doeë in het midden van
de gemeente. En noe stong ie in z'n
militaire pakkie vo de ele gemeente
en liet z'n „ja" oren op de vraeges
die om gesteld wiere. Kiek, as ik dat
zie, dan is het feest in m'n ziel, want
dan zie ik daer de bevestiging in van
de belofte Gods, dat de kerke in stand
zal bluven en telkens weer deur een
jonge generasie zal worden ebouwd.
Die jonge man eit 't vanzelfsprekend
in de militaire dienst nie gemakkelik.
An alle kanten is er de verleiding en
der hoort moed toe om te getuge as
christen wezende en as je dan te
midden van de gemeente je „ja" laet
oren en zeivers te kennen eit gegeven
asdat je daeran behoefte gevoelt, dan
vine ik dat een groat ding. En as
ons noe Zundag Pinkster gaen vieren
dan worden we in ons gedacht terug
geleid nae wat ter op Pinksteren ge
beurd is. Toen eit Petrus de profeet
Joël angehaeld, en die profeterende
asdat de tied zou kommen dat uw
zonen en dochters zullen profeteren
en uw jongelingen gezichten zien.
Noe dat wordt noe ieleke keer ver
vuld as er weer jonge mensen bin,
die te kennen geven om in het mid
den van de gemeente beliedenis af
te leggen van der geloof. En daerom
zeg ik, bin ik ook altied blied as ik
lezen mag in de krante van de sae-
menkomsten van de jeugd, die der
eigen geestelik voorbereije en die met
mekaere de Biebel onderzoeken. Want
dat profeteren en dat gezichten zien,
waerdat de profeet Joël et over eit
en dat Petrus anhaelt, dat slaet nie
op verborgene openbaeringen en al
die butennissigheden meer, waer dat
sommigte mensen allerlei verhaelen
over kennen ophangen, neent, dae
slaet eel geweun op dat beliedenis
doen van het jonge volk, die te ken
nen geven voor God en de Kerke en
vo de ele waereld dat ze der eigen
eigendom weten naer lichaem en ziele
van Jezus Christus. Dat is ommers de
uutstorting van de Heilige Geest op
alle vlees?
Wel noe, laet ons zo dan Pinkster
vieren, de ouden met de jongen en
laet de waereld z'n eigen mae ver
lustigen in waereldse dingen, zolang
asdat er onder ons nog een jeugd is
dat er vermaek in eit om GodsWoord
met mekaere te onderzoeken, wordt
Pinksteren vervuld. Ik wens julder
allemaele zo'n rieke Pinksterzundag,
dat je je eigen in die dingen ken ver
lustigen. Want daer zal 't mae op an
kommen. Julder FLIP BRAMSE.