'EUWSE
BODEM
UIT MIJN KLAS
VOOR DE JEUGD.
BIGGEKERKE
9 van de 10 vrouwen
peggen „Ja"
J\
19
Zaterdag 25 April 1953
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 2
we straks in confectiepakjes, niet al
leen an de butenkant mae ook van
binnen. We kriegen eendere gezichten,
we lopen allegaer krek eender, krie
gen dezelfde meubels en dezelfde
Busies, praeten net eender en doen net
eender. En je ken geen Zeeuw meer
van een Greuninger, of een Fries, of
een Drent onderschei jen. En dan kriegt
Den Haeg makkelik spel. Dan worden
we centrael geringeloord en gedrild.
Dat worden we noe al, zal je zeggen.
Akkoord, mae der is nog een klein bie
tje teugenstand en dat zal er straks
nie meer wezen. En daer werkt noe
een overstroming as we op 1 Februari
gehad a ard an mee. De regerieng eit
een schone kans en zal die nie laeten
vo bie gaen.
En wat ik noe ook nog effies zeggen
val: wat datte me noe in 't klein in ons
Jmd zien gebeuren, dat zien we in
g»oot over de ele waereld. Deur de
oorlogen wordt de ele boel deur me-
kaere gehutseld. De waereld is mae
Idem geworden. Rusland leit geen 300
fcm mee bie ons vandaen. Dat is alle
gaer gevolg van de oorlogen. Die brin-
gen eel aere toestanden met z'n eigen
mee. En noe hebben we als christen
wezende, dat alles ook is van een hoa-
ger gezichtspunt uut te bekieken. Dan
weten we, dat al deze diengen kom
men motten. De mens zal over de ele
waereld in een confectiepakje gaen
lopen. De een zal krek op de aere gaen
lieken. Ze zallen allegaere eender gaen
dienken en doen. En dan zal het straks
eel gemakkelik wezen van een centrael
punt uut de ele waereld te regeren en
dan is het bedje vo de antichrist ge
spreid.
Asse we as christen wezende het zo
noe mae bluven bekieken, bin we
dicht bie de Biebel, die ons zeit datte
we van dat centraele gezag nie veul
goes te verwachten hebben en dat we
ons zeivers te bewaeren hebben vo dat
confectiepakje. We bluven mensen nae
het beeld Gods geschaepen, en nie nae
het beeld dat strakkies de antichrist
er van maeken wil.
Bin julder 't er mee seen's of nie?
FLIP BRAMSE.
JOUDE LIEFDE ROEST NIET",
door E. van Oosterom. Victoria-
reeks te Baarn.
In dit boek wordt de levensgeschie
denis van Gertje van Rossum gegeven,
tot het tijdstip van zijn trouwdag. We
beginnen met Gert mee te leven op de
dag, dat hij afscheid van de school
neemt. Hit is dan een uitgeslapen joch,
dat heel wat te bepeinzen heeft over
het grote leven 't welk hij tegemoet
gaat. H(j vindt, dat hij het niet best
getroffen heeft, zijn voornaamste han
dicap is wel, dat hij zo klein is voor
zijn jaren, maar eveneens is erg in zijn
leventje, dat zijn spaarpot maar nooit
vod kan komen, omdat moeder er tel
kens een greep in moet doen voor de
zo broodnodige kledingstukken voor
dat eigengereide kereltje. Als hij daar
over foetert tegen zijn moeder, krijgt
hij deze troost, dat het nog erger zou
zijn, als hij zo hard groeide als de an
denen. Het Is een troost, al vlfidt Gert
die bijster schraal. De schrijver heeft
kans gezien ons het kleine manneke
springlevend voor ons te doen uitwan
delen, als hij die laatste gang van de
school naar huls moet maken. En onze
aandacht blijft gespannen de gang door
zijn ook kleine leventje volgen.
Het Is inderdaad een kimn leventje,
doch er zit afwisseling genoeg In. Gert
je krijgt heel wat te beleven. Dit komt,
omdat hij zichzelf telkens ln de nesten
werkt. Hij heeft ook eigenlijk een beet
je te veel belangstelling voor het vrou
welijk geslacht. Het was bij hem al
vroeg begonnen, want op de dag, dat
hfl van 9chool ging komen we al aan de
weet, dat hij het met zijn buurmeisje
wondergoed vinden kan en dan neemt
hfl al gauw het besluit, later met haar
te trouwenals ze tenminste hem
hebben ,wil, zo'n kriel van een jong. Nu
la dat aardige buurmeisje wel zijn eer
ste en laatste liefde, doch tussen deze
uitersten liggen nog al wat andere lief
des, echte kalverliefdes nog, die hem
echter in de perikelen brengen. Maar
ais bfl tenslotte tot zijn oude liefde te-
njgkeert, blijken daar heel wat voet
angels en klemmen te liggen, niet zo
zeer op zijn pad gelegd door dat beste
Greet je, als wel door zijn werkelijk
boosaardige rivaal. Doch eind goed, al
goed; Gert krijgt zijn Greetje, al heeft
zijn leven «jaardoor inderdaad gevaar
gelopen. Het wordt alles zo fleurig ver
teld, maar we zien toch bij dit jonge
span, door alle dwaasheid van hun jon
ge jaren heen, heel schuchter de wil en
ook de daad om naar Gods wil te leven.
De lotgevallen van Gert hebben wel de
aandacht op hem gevestigd; zo komt
het, dat als hg trouwen gaat, er zó'n
grote belangstelling is bij zijn huwelijk,
men op het dorp vindt, dat die Gert en
Greetje toch maar een deftige trouwe
rij hebben. Zo komt het, dat wij zo echt
voldaan dit boek dichtslaan, als we het
tot de laatste letter toe gelezen heb
ben. We gunnen die twee het geluk be
slist. Daarom raden we elk, die te
midden van het rumoerige leven eens
wat goede ontspanning wil
hebben, dit boek te lezen. Het is ge
zonde Christelijke lectuur, geschreven
in montere toon. Dat wil er wel eens
in, in deze tijden.
Hoe de uitgever kans ziet voor de zo
bescheiden prijs, zulk een keurige uit
voering te geven, blijft ons een raadsel.
AUGUST EN ALIDA ANDERMAAL,
door D. v. d. Stoep. Uitgave van
3osch Keunlng N.V., Baarn.
We hebben het eerste deel reeds vroe
ger wat breedvoerig besproken. Thans
krijgen we hier een vervolg. De auteur
handhaaft zijn, van gezonde humor
sprankelend werk op hetzelfde plan. En
dat zegt al veel, wanneer men ziet hoe
veel schetsen er nu reeds uit zijn pen
vloeiden.
Hij heeft een scherpe kijk op zijn
mensen uit het kleln-burgerlijk milieu.
Maar tegelijk herkennen we er ons zelf
in. Want, al mogen er onder ons zyn,
die het op wat hoger niveau weten te
stellen met hun leventje, mutatis mu
tandis komt het op hetzelfde neer met
onze ondeugden: kiekeboe-spelerei
met ons zelf en onze naaste omgeving.
Het is goed ons deze spiegel eens voor
te houden. We zullen er bij glimlachen
vaak, maar er ligt toch ook nog een
boodschap in, die ons met zachte
dwang aan het verstand en het gemoed
wordt gebracht. Graag aanbevolen.
„Alviin, de Koopmansstad/"
H. ter Merwe. Uitgave van N.V.
W. D. Meinema, te Delft. Il
lustraties van Lutz.
Dit boek willen wij graag onder de
aandacht van onze lezers brengen.
Evenals schier steeds, is het fonds-
jeugdlectuur van de firma Meinema op
hoog peil met dit boek.
Het is een geschiedenis uit de tijd
van het Rome onder keizer Nero. Het
speelt dus in de tijd van de christen
vervolging. Alwin is een Bataafse man,
die zijn vrijheid verdobbelt en als slaaf
verkocht wordt door zijn meester aan
een Romeins koopman. Wat hij in Ro
me meemaakt, zijn romantische en
avontuurlijke tochten zijn boeiend be
schreven. Het is de verdienste van dit
boek, dat het op spannende wijze, die
er zeker graag bij de jeugd in wil, in
kennis brengt met een brok kerkge
schiedenis, waarvan we over het alge
meen nog maar te weinig onderwijs
geven aan de jeugd.
Alwin komt tenslotte in aanraking
met dé christelijke godsdienst en wordt
christen. Door zijn vrijheid te verdob
belen wint hij de hoogste vrijheid en zo
heeft hij, nog onbewust, reeds onder
vonden; dat men door zijn leven te ver
liezen het leven gewinnen kan.
H. ter Merwe kan goed vertellen.
Niet alleen de jeugd leest het geboeid.
Jan Lutz toont ook in dit boek, dat hij
nog steeds een onzer beste illustrators
blijft. Zijn figuren leven en er zit actie
in zijn platen. Ze sluiten goed aan bij
de tekst.
Over de typografische verzorging be
hoeven we niets te zeggen. Meinema
verzorgt al zijn uitgaven goed, ook die
voor de jeugd. Mooi bandontwerp en
een suggestief stofomslag.
Gaarne aanbevolen. Koop dit boek
voor uw jongens van 9 tót 14 jaar en
ge zult er plezier van beleven.
Nu een voorjaarszon de straten en
wegen weer overstraalt met feestelijk
licht, krijg je ook weer meer van de
jeugd op straat te zien. En vooral de
jongens doen wat uitbundig. Ze jagen
eens achter een bal aan, ze genieten
van alles wat maar lawaai maakt en
waar maar beweging in zit. Geen won
der, na een lange winter. Wie zou ze
het kwalijk nemen. Je denkt: het zijn
nog kinderen, al doen ook de jongens
van een jaar of twaalf al eens gewich
tig. Het Is ook wel aardig de conver
satie over hun belangrijke onderwer
pen eens te beluisteren, in bus of trein.
Misschien denk je dan eens: die moe
ten ze thuis maar eens wat neerzetten,
dat zou geen kwaad kunnen. Maar je
ziet hen als kinderen, rakkers mis
schien, maar meer toch ook niet. Doch
een artikeltje, dat ilt onlangs in het
katholieke blad „De Linie" las, deed
me opeens het voorrecht beseffen, dat
we onze kinderen nog zo kunnen zien.
We hebben in de oorlog wel gezien,
dat men ln het Nazl-Duitsland het er
volop op toelegde, vooral de kinderen
onder het beslag van de verderfelijke
Nazi-leer te krijgen. O, en we weten
allemaal wel gevallen, waar het ook ln
onze omgeving gelukte een enkeling
van de jeugd onder de bekoring te
brengen, maar heel gelukkig, was dat
in ons land nog geen massaal gevaar.
Nu is men bezig by deze dichtstbijzijn
de buren een andere geest bij te bren
gen onder de ouderen en vanzelf brengt
dit een goede terugslag bij de jeugd.
Maar bp de bewoners achter het ijze
ren gordijn gelden voor de jeugd nog
de methoden, die wij kennen uit onze
oorlogsperiode, zij het dan nog ïn zeer
verscherpte mate. Die kwajongens, die
wg hier op' onze straten en pleinen zo
kostelijk zien ravotten en rennen ach
ter een bal, worden ln Rusland syste
matisch geleerd, dat zij allereerst kind
van Rusland zijn. Daaraan moet alles
ondergeschikt zijn. Vader en moeder
zijn te tolereren, in zoverre zij het kind
niet in de weg staan om allereerst zijn
taak tegenover het communistisch Ide
aal na te leven. En men kent er de
juiste methode toe. In een kinderpark
in Moskou, vertelt „De Linie", staat
een groot bronzen standbeeldvan
een kwajongen van twaalf jaar. By
het artikel staat een plaatje van dat
standbeeld. Het is elgeniyk aangrij
pend, want dat jongensgezicht heeft
niets jeugdigs meer. Een harde, verbe
ten trek doet het oud ïyken. Waaraan
dit kind van twaalf jaar het verdiend
heeft, dat hy in het hart van Moskou
een standbeeld kreeg? Wel, hij heeft
zijn vader en moeder verraden. In 1930
was er verplichte inlevering van de
hele oogst. De vader van de twaalfja
rige Pavlik Morozow hield wat graan
achter voor eigen gebruik. Maar zyn
zoon bracht hem aan, want de Sovjet-
jeugd weet Immers, dat men vóór alles
gehoorzaamheid verschuldigd ls aan de
leider van alle Sovjetvolken, dat was
toen Stalin. En als Stalin nu beveelt
alles in te leveren, en vader doet dat
niet, dan breng je die aan.
Vader Morozow werd veroordeeld tot
tien jaar dwangarbeid en de zoon kreeg
een standbeeld. Maar ook verder zorg
de men wel, dat de jeugd dit „grote
voorbeeld" goed onder de aandacht
werd gebracht. Het standbeeld was al
het eerste wat aan hem gewyd werd.
Doch er kwam meer. Straten, scholen,
boenderyeii zyn naar hem vernoemd.
Ingezonden Mededeling (Adv
als U ze vraagt of ze wel MAÏZENA
DURYEA gebruiken. Maar er zijn er
onder, die zich vergissen. Die vroegen
wel - en welbewust - MAÏZENA
DURYEA, maar zij waren te goed
gelovig en letten niet op de naam
DURYEA, die beslist op 't pak
moet staan. Jawel - uit de resul
taten bleek 't gauw genoeg. Wat 'n
verschilNiet zb maar is MAÏZENA
DURYEA wereldvermaard gewor
den als het ideale bindmiddel voor
groenten, soepen en sausen. Vrddg
dusniet alleen MAÏZENA DURYEA,
maar let op dat U ook DURYEA
krijgt.
Slechts enkele jaren geleden werd zyn
beeltenis op postzegels aangebracht,
opdat zyn daad weer onder de aan
dacht van de massa en zo ook van de
jeugd zou komen. Men hoopt op die
manier de jeugd tot navolging te bren
gen. Het ls dus achter het ijzeren gor
dijn precies een omgekeerde wereld.
Denken we hlerby aan een balsturige
of uitgelaten jongen, die nemen we
eens onderhanden, in Rusland hebben
de ouders alles te vrezen, als hun ge
drag niet naar het believen van de kin
deren is. Je denkt: arme ouders en ook
arme kinderen.
Zullen we ons nu veilig-tevreden-voe-
len, wijl dit bij ons zo niet is en zeker
ook niet zo zal worden? Het artikel in
bovengenoemd blad vertelt verder, dat
in de staten, die nu onder beslag van
Rusland zijn gekomen, het trieste voor
beeld van de jongen, Pavlik Morozow,
al te gretig navolging vindt. In Hon-
garye bracht een zoon zijn vader aan,
omdat deze naar de radio-uitzendingen
uit de vrije wereld luisterde. In Tsje-
choSlowakije vroeg in 1952 een zoon
voor zyn vader de zwaarste straf, de
doodstraf, omdat deze niet bezield was
voor het communistisch ideaal. In het
Rode China is het al precies zo gesteld
met de jonge garde.
Het ls geen bemoedigend artikel uit
„De Linie", ook voor óns niet. We we
ten Immers niet wat dreigt in het gro
te wereldleven. Het enige wat we doen
kunnen ls bidden, dat God verhoede,
dat het communisme verder over ons
oude Europa de klauwen zal uitstrek
ken, maar tegeiyk zullen we hebben te
zorgen, dat de grotere kinderen gees-
telyk weerbaar worden gemaakt, op
dat zy, Indien een kwaad ons overkomt
niet ten prooi zullen vallen aan die
grote geestelyke vyand.
Maar allereerst zfillen we zelf het
geestelyk gevaar goed moeten onder
kennen, anders kunnen we er onze kin
deren niet tegen wapenen. Er is dus
werk genoeg voor ons te doen.
Op de eerste schooldag zet je de nieuwe
lingen zo maar ergens neer. Je denktals
ik ze voorlopig maar kwijt ben. Later, als
je wat poolshoogte hebt genomen, ga je
wat sorteren. Zo had Rinus 't Land ook
z'n plaatsje gekregen, de vierde bank van
voren af geteld, in de rij vlak bij het raam.
Een broer van hem, de enige van 't Landje,
die we behalve Rinus nog op school heb
ben, bracht hem bij me met de woorden
„Moeder het gezeid, dat ik Rinus maar
effe bij uwes most brengen, en daarmee
was de taak van de zevende klasser blijk
baar volbracht, en zo deed Rinus, het na-
komelingetje in het grote rumoerige van 't
Land-gezin zijn intrede in ons wereldje van
klas één. Als je zo'n dikke veertig peuters
in eens op je dak krijgt om aan hen alle
Christelijke en maatschappelijke deugden en
kennisse bij te brengen is het, hoop ik ook
voor u wel verklaarbaar, dat je niet na
een week precies een kaartsysteem kunt
aanleggen, waarop nauwkeurig het kennen,
kunnen en willen van een iegelijk dier klei
nen is aangegeven. Maar zo langzamer
hand begin je van de meesten iets te weten
te komen. Nu dacht ik, dat ik van Rinus
al gauw wat aan de weet was gekomen.
Jammer genoeg, was dat niet veel hoop
vols. Zo stilletjes had ik al eens verzucht:
dat wordt een blijvertje volgend jaar. De
laatste dagen, toen ik na een kleine maand
al zo grote achterstand zag, dacht ik, dat
woedt niet eens een hi vert je, maar zal wel
Zaterdag 25 April 1953
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 3
als een hopeloos geval worden doorge
stuurd.
Het is een rustig joch, maar daarmee is
ook alles gezegd. Ik dachter zit geen
geest en geen pit in. Over het hele gezichtje
ligt ;ets kleurloos, al heeft hij ook nog zulke
glimwangen. Zijn ogen dwalen meestal
rusteloos, langs alles heen. Geen ziertje in
teresse. Het enige ogenblikje, dat ik wat
meer vuur meen te bespeuren, is als we
tekenen hebben. Het is waar, hij tekent aar
dig voor zo'n jong kereltje en eigenlijk wel
bijzonder goed, als je ziet wat een sukkel
het overigens is. Ziedaar mijn oordeel.
Maar, jaje bent nu eenmaal school
juffrouw en daarom probeer je toch altijd
nog er uit te halen wat er in zit. Daarom,
nu ik vandaag voor het eerst weer eens
tijd voor ademhalen heb, omdat de nieuwe-
lingetjes van 1 April al zover zijn, dat ze
al echt kunnen „lezen" en een regel kun
nen schrijven, nu denk ik: we zullen toch
eens proberen, of er nog iets te bei-eiken
valt met Rinus. Ik heb tenslotte toch het
jaar nog voor me. Maar omdat het zo'n
zacht en rustig kereltje is, eigenlijk wat
schuw, probeer ik hem met list in het speel
kwartier bij mij te houden, zodat hij vooral
niet verschrikt wordt door het idee van
straf. Daarom zeg ik, als het speelkwartier
aanbreekt heel monter en bemoedigend te
gen Rinus: „Zeg Rinus, jij wil me zeker
wel helpen in het speelkwartier en al de
boekjes voor me ophalen?" Ik kijk Rinus
'aan, maar oogst helemaal geen dankbaar
heid. Zijn oog glijdt onge-interesseerd langs
me heen. Het rumoer in de klas naast ons,
maakt mijn eigen stel onrustig, dus laat ik
hen haastig ontglippen naar het plein. Ik
heb er, omdat iets anders mijn aandacht
vraagt geen erg in, dat ook Rinus zich in
de „stoet heeft opgesteld" om te vertrekken,
maar een verontwaardigde kreet van zijn
bankbuur, Jan, doet me weer naar de raam
kant kijken. „Juffrouw, ie wil geeneens de
bqekies opale", schrééuwt Jan zijn veront
waardiging uit. Rinus kijkt ineens vol inte
resse naar Jan en dan naar mij. Zo heb ik
hem nog niet gezien. Ik wenk de laatste rij
om maar te vertrekken en Rinus krijgt een
nodigend gebaar om bij me te komen. Hij
komt naar me toe en gespannen kijkt hij
me aan. Opeens, als bij ingeving, voel ik
wat er aan hapert. Als Rinus vlak bij me
is, vraag ik heel duidelijk en langzaam of
hij de boekjes voor me wil ophalen. Ver-
Jhêeblijkt kijkt Rinus me aan en knikt vol
overtuiging van ja. Als de boekjes netjes
op een stapel bij me zijn gebracht, zeg ik
dat we saampjes fijn nog eens de plaatjes
zullen bekijken. Met deze list krijg ik Rinus
in de bank voor me en weer langzaam en
zeer duidelijk ga ik beginnen enik vind
dat er een heel ander jongetje voor me zit
dan ik al met zo'n zekerheid had gedeter
mineerd.
Na het speelkwartier volbreng ik meteen
een kleftie volksverhuizing. Rinus zit nu
vlak voor me. Ik heb hem verteld, dat dit
een „erezetel" is, wat hij grif gelooft en
waarvoor hij me met een zeldzaam zonnige
glimlach bedankt. De schoolbel is nog niet
uitgeluid of ik zit al op mijn fiets op weg
naar moeder van 't LandOf moeder
van 't Land nooit eens gemerkt heeft, dat
Rinus doof is en of ze nooit eens gedacht
heeft, dat ik daarvoor wel eens gewaar
schuwd had kunnen worden.
Het spijt me, dat ik het van mezelf zeg
gen moet, maar ik sla in mijn gesprek hele
maal geen lieve schooljuffrouwentoon aan.
Moeder van t Land is helemaal niet uit de
koers geslagen door mijn mededeling. Zij
zal me haar visie wel eerst eens meedelen.
„Bel juffer, zo erg is 't niet as uwes denk
'oor. D'r komp zo'n 'oop ondeugd bij. As
tie lekker zit te tekenen, wil die je niet 'öre.
Dan is men'eertje doof, maar anders valt 't
wel mee 'oor. En een mens met zo'n gezin
as 'ier ken z'n eige overal nie zo druk om
makeEn oorpiene het-ie nooit, want
dan schreeuwe zukke jong wel 'oor. Dat
ken je gerust van me anneme".
Ik denk aan Rinus' veranderd snuitje, toen
hij me goed verstond en hoe hij de eerste
lesjes las, toen hij de letters inderdaad van
mij hoorde, daardoor komt het zeker, dat
er zo'n helemaal echte kwaadheid in me
groeit, nu ik de peuter tegen zijn eigen
moeder verdedigen moet. Een beetje vinnig,
vrees ik, stel ik het ultimatum. Moeder van
't Land gaat morgen naar de dokter om te
vragen, of er nu nog iets aan te doen is, of
anders ga ik.
Ik geloof, dat ik glad buiten mijn boekje
ga. Maar ook dit neemt moeder van 't Land
gemoedelijk op. „Bel juffer, as-ie nou denkt
dat 't wat hellepe kan, bel mens dan zal ik
wel es gaan 'oor. Maar zo erreg as-ie
denkt, dat 't is, is 't niet 'oor".
Ik ben helemaal geen voorbeeldige lieve
juffrouw, want ik sla kort het aanbod van
een bakje thee af en verdwijn na een „ijs
koude groet".
Morgen begin ik met de achterstand van
een maand bij Rinus in te balen. Dat joch
Op 't hoekje van het Kerkplein
stond hij, de handen slap neerhangend
langs zijn wijde, vale jas, zijn krom
me rug gebogen naar de aarde, waar
in hij zijn hele lange leven heeft staan
wroeten en zwoegen.
Er is hier al heel wat opgebouwd,
zeiden we om te beginnen.
Jaet....! 't.Is vraed koud, ant
woordde hij langzaam en met nadruk.
ër is hier al veel gebouwd, rie
pen we wat luider nu.
Oooo.jae, ik ebbe êel m'n le
ven vee gesjouwd, zei hij, alsof hij het
nu begrepen had.
.Al veel gebouwd! herhaal
den we.
Een glimlach gleed over zijn tanig
rimpelgezicht, en hij knikte veelbelo
vend. Negen-en-vuuftig.negen-
en-vuuftig jaer bin 'k getrouwd.
Ons gesprek dreigde te mislukken.
Ie is een bitje doove.... zei een
man die ook op 't hoekje stond, nader-
bijkomend.
Nu, dat hadden we al vermoed.
dikant, die voor dit alles een open oog
heeft. We mochten van hem het in
terieur van de oude kerk zien. Daar
is het althans in orde. Onder de verf
lagen en pleisterwerk is de oorspron-
kelijke architecteur voor de dag ge
komen. Er zit weer sfeer in, natuur
steen en balkenstelsel zijn in oor
spronkelijke staat hersteld. Wat wisten
de bouwers wat kunst was, wat har
monie, wat stijl, wat compositie is! En
wat hebben latere eeuwen het werk
verknoeid. Van het materiële gmgen
onze gedachten onwillekeurig over op
het geestelijke. Wat hebben onze va
deren in de bloeitijd der kerkhervor
ming een open oog gehad voor de zui
vere Waarheid en wat hebben zij dat
in lapidaire stijl, en machtige concep
tie klaar en duidelijk vastgelegd in
hun belijdenis, die zij, als 't moest, met
hun bloed bezegelden. En wat heb
ben de kerkverknoeiers van latere
eeuwen het goud verdonkerd, mystiek,
romantiek, rationalisme, verstard dog
matisme en noem maar op. Pleister
werk en kalk, ordinaire verf, en ver
bouwing, hebben van het oorspronke
lijke maar weinig over gelaten. Geze
gend de predikant van onze lijd, die
weer oog kreeg voor de geestelijke ar
chitectuur van de kerk, zoals zij in de
Reformatie tot uitdrukking kwam!
Maar terwijl wij zo peinsden ging
Nóg een paar mensen kwamen bij
ons staan, nieuwsgierig naar wat wij
toch wel kwamen doen. Toen kwam er
schot in, want vele handen, of in ons
geval, vele monden maken licht werk.
Vooral als we vroegen naar de droeve
Septemberzondag in 1944, toen de hele
straat, waar nu die aardige nieuwe
huisjes staan, werd weggevaagd door
een moordend bombardement. Vijf-en-
veertig doden in één ogenblk!
Strak en ernstig stonden de gezich
ten van de mannen toen ze beurtelings
herinneringen ophaalden van die vre
selijke dag.
Maar nu zijn alle sporen weggewist
wat betreft de huizen. Keurig en gloed
nieuw staan ze zij aan zij uit het puin
herrezen. Maar het leed om het ver
lies van nabestaanden duurt nog voort.
Zulke wonden zijn té diep. Biggekerke
heeft de prijs der vrijheid wel erg
duur betaald.
Stil hebben we de vertellers op de
hoek verlaten....
We maakten een rondje om de kerk,
die helaas, tot op heden nog met een
laag grauwe cement bestreken is. Er
is een tijd geweest waarin men meen
de dat reparatie en restauratie alleen
met cement kon gebeuren. Waarom
men dan ook alles wat maar enige re
visie behoefde botweg met cement be
streek, enbedierf!
Dat het ook anders kan zagen we
b.v. in Zoutelande, waar de cement er
weer netjes is afgebikt en het oude
muurwerk in eere is hersteld.
Biggekerke, is het nu üw beurt?
Gelukkig bezit Biggekerke een pre-
hoeft er niet onder te lijden, dat hij een
moeder heeft, die we! niet doof, maar dan
toch ziende blind is. Tenslotte is een blije
glimlach over een anders haast verstorven
gezichtje ook a! wat waard.
onze tekenaar zijn eigen gang. Hij was
druk in de weer een geschikt punt te
zoeken om zijn gebruikelijke schets te
maken. Eerst kroop hij de Bakkers
gang in, toen de Wagemakersgang,
maar het uitzicht kon hem niet beko
ren. Teneinde raad verdween hij tus
sen een paar huizen, en werkelijk, daar
had hij blijkbaar zijn draai gevonden.
In de verte zagen we hem op een erfje
bezig met voorbereidend werk: pijp
opsteken, puntje slijpen, zijn hoed wat
achterover en de slag begon.
Gerustgesteld stapten we het Kerk
plein nog eens rond, en toen nóg eens,
maar de man die op het kerkhof bezig
was met de aanleg van het plantsoen,
bleef nog steeds te ver van het hek
doende om een fatsoeni:jk gesprek te
kunnen voeren. We hadden hem anders
wel eens willen polsen over de in Zee
land alom bekende Ds Budding, die
hier immers nog enkele jaren „ge
staan" had. Niet dat onze brave kerk-
hofplantsoenspitter die zelf kon ge
kend hebben, maar zijn grootvader
zéker. En overleveringen zijn meestal
nog interessanter dan ooggetuige-ver
halen.
Besluiteloos stonden we een poosje
voor het hek, en zochten een ander
slachtoffer. De dove met de vale jas
stond er nog. Hij had nu een klein ste
nen pijpje tussen zijn bevende lippen.
Telkens als hij zoog ging het even
omhoog en omlaag. Dan hing het weer
een tijdje slap in zijn tandeloze mond,
even slap als zijn lange armen die aan
zijn schouders bungelden....
Nee, een gesprek met de dove scheen
ons niet mogelijk.
Achter ons hoorden we schuifelen,
en een dorpeling kwam kwasi toeval
lig in ons vaarwater. Hij groette, en
zonder zijn nieuwsgierigheid te ca
moufleren informeerde hij op de man
af:
Julder bin zeker van de oudeidT
Van de oudheid? deden we of we
hem niet begrepen, zien wij er dan zo
oud uit?
Nêent, 'k bedoele van de kemissie
voor ouwe uuzen en hebouwen en zó,
legde hij nader uit.
Daar kon je wel eens gelijk aan
hebben, zeiden we om hem zo wijs te
laten als hij was.
Oort d'n diën ook bie julder?
hoorde de man ons verder uit.
Nou, en of, kijk maar, hij komt
recht naar ons toe, zeiden we.
Het was onze tekenaar die stamp
voetend van de koude voeten op ons af
kwam.
Je motte'n is nae de meulen gaen
kieke, raadde ons onze vragende vriend
toen we weggingen aan, da's 't mooiste
stik van 't durp!
Dóen we ook, zeiden we gauw.
We gaan al. Bonjour!
We volgden inderdaad zijn raad op
om dat „mooie stik" te «gaan zien. We
hadden er geen spijt van, en „daar bij
die molen, die mooie molen" van Big
gekerke stonden we een poosje stil, en
streelden met prijzende blikken zijn
blanke schoonheid.
De tekenaar zuchtte diep. Wat
jammer.... zei hij zacht.
Wat jammer? wilden we weten.
Dat ik de mólen- niet getekend
heb! was het antwoord.
Mtjn beste nichtjes en neven,
Terwijl lk jullie brieven beantwoord
schynt de zon stralend. Daardoor kan
lk me best begrypen, dat een van onze
familie ln de brief verzucht, dat het zo
jammer ls, dat Je nu naar school moet,
want het zou nu fijn zyn om echt bul
ten te ravotten. Maar al zit je dan in
schooi, dan is het toch ook wel heeriyk
als de zon schynt. En dande mees
ten hebben toch Zaterdag geen school,
dan is er weer een hele dag om buiten
te spelen. En 's avonds is er nóg tyd
genoeg om een beetje in de tuintjes te
werken. Hebben Jullie in de krant ge
zien, hoe ons Prinsesje Margriet ook
Ijverig tuiniert? Maar nu gegroet.
Jullie TANTE TRUUS.
Leeuwerikje te Nw en St Joosland.
Dat was zeker een hele reis, die
jullie met z'n allen moesten maken.
Ik weet er alles van, want lk heb kort
geleden haast dezelfde reis gemaakt.
Enik heb ook schoon gemaakt. Je
ziet, dat ik het dus ook druk gehad
heb. Maar nu gaat het leven weer een
gewoon gangetje. Nu hoop Ik maar,
dat dit bij jou ook zo is, want dan kan
ik weer rekenen op lange brieven van
jullie. Hoe staat het met de lamme
tjes? Wat waren jullie wel verbaasd
toen er zoveel lammetjes kwamen.
Geelborstje te Nw en St. Joosland. Ik
kreeg echt medeiy, toen ik las, dat je
zo'n kiespyn had, want dat vind lk een
verschrikkelyke pyn. Ga maar gauw
naar een tandarts, die helpt Je er wel
af. Wat ga je doen als je schooltya
voorby is? Dat moet je nu wel zo'n
beetje weten, want de tyd gaat aardig
opschieten voor je, merk lk wel uit je
brief. Reseda te St Laurens. Ik geloof,
dat Honingbytje me al vertelde van die
albums voor 's Gravendeel. Maar lk
wist toen niet, dat jy er ook al aan
bezig was. Maar het is leuk, dat al die
albums toch verschillend zullen worden.
Wat zou ik graag jullie werk eens wil
len zien. Is er al veel in die bus ge
komen? Ik hoop van wel, want in
's-Gr. kan men heel wat gebruiken. Er
ls ook daar zo veel gebeurd. Dat vers
je van die klompen heb lk vroeger wel
eens door de radio gehoord. Het ls een
alleraardigst liedje, waarnaar ik altijd
graag luisterde. Sneeuwklokje te Wol-
faartsdyk. Het ls fyn, dat ik weer een
brief van jou uit Wolfaartsdyk kryg.
Ik kan me begrijpen, dat alles niet op
eens weer ln orde ls, na al wat er ge
beurd ls. Maar al is het dan nog niet
klaar, het ls weer heeriyk ln eigen huls
te zyn hé? Wat een prachtrapport haa
jij. Wonderlyk, dat er toch nog bloe
men bloeien, na al dat zoute water dat
er geweest ls. Ik ben al eens in je
buurt wezen kyken hoor, maar toen
was lk verdrietig, omdat alles er nog
zo triest uitzag. Ik ben blij, dat je flink
hielp schoonmaken, want er was na
tuurlijk vreselijk veel te doen. Honlng-
bijtje te St Laurens. Jij wacht ook al
op de tulpen, dat ze zullen bloeien. Ik
t