BiïiBRiNflflnse BRieuGn
TcuniJUeUad
Om
T ZEEUWSCK WEEKEND
Pagina 4
DAM-LABYRIKTH
van
De plaats van de godsdienst in ons leven
Zaterdag 25 April 1953
ook hoor. Dan zal mijn tuin ook mooi
zijn, net ais de jouwe. Welke kleuren
heb jjj? Ik kan er nog niets van zeg
gen, want er zijn nieuwe bollen Inge
gaan en lk ben vergeten welke kleuren
dat waren. Nu wordt het een verras
sing. Ook leuk hoor. Wat vroeg je over
meedoen Lijkt die tekening op je eigen
tuintje? Het patroontje Igkt me snoe
zig. Boerinnetje te St Laurens. Voor
Moeder fijn, dat je in de vacantie mee
aanpakte. De schoonmaak is altijd een
goed dingals die weer voorbij is,
want voor Moeders is het dan eigenlijk
een beetje te druk. Jammer, dat je
geen tijd meer hebt om geregeld mee
te doen. Maar misschien hoor ik zo nu
en dan nog wel eens wat van je. Wat
heeft het een tijd geduurd eer P. weer
helemaal beter is. Verder het beste met
allemaal. Duizendschoon te Yerseke.
Natuurlek mag je met ons meedoen.
We vinden het allemaal gezellig als we
een grote familie hebben. Ik wacht af,
wanneer je me een gedroogde Dui
zendschoon toestuurt. Zelf heb ik ook
die bloempjes in de tuin. Als jij me nu
een bloempje stuurt, kan lk eens zien,
welke het eerst bloeien, die van jou of
van mij. Ik heb meest heel donkere, en
jü? Je hebt de raadsels al kranig op
gelost voor de eerste keer. Moeder weet
ook wel, dat je het best alleen af kunt.
Vertel mij ook maar eens hoe oud je
bent.
HELP EENS ZOEKEN?
Dat er kwaad gedaan is, kun je wel
aan het gezicht van deze politieman
zien. Hij is dan ook vol ijver op zoek
naar de boosdoener, maar het schijnt
hem nog niet gelukt te zijn, die te
vinden. Willen jullie hem helpen. De
booswicht is op het plaatje te vinden.
Ga maar gauw aan de slag, voordat
hij er verder op vandoor gaat.
We hebben afgesproken, dat we iets
zouden vertellen van het bevloeien van
California, het rijke en vruchtbare
land, dat geheel westelijk, tegen de
kust van de Stille Oceaan gelegen is.
Het land van „zonneschijn en bloemen"
zoals het in de amerikaanse reclame
heet.
Dat bewateren van wat eenmaal een
dorre woestijn is geweest heeft ontzag
lijk veel geld gekost. Het gehele land
is er doorkruist van kanalen. Het wa
ter moet n.l. hoger liggen dan het land
zelf. Deze grote en brede kanalen heb
ben kleinere aftak!tingen dwars door
de landerijen heen. Iedere landbouwer
kan door gebruik te maken van zijn
sluizen, zijn eigen land, zo gauw 't no
dig is, van water voorzien. Natuurlijk
kunnen niet alle landbouwers uit een
bepaalde streek tegelijk dat water bin
nen krijgen. Daardoor zou de regelma
tige toevloeiing ernstig in gevaar ge
bracht kunnen worden. Daarom ls er
een man aangesteld, die voor de rege
ling zorgdraagt. Een tweede noodza
kelijkheid is, dat het land precies wa
terpas komt te liggen. Dat zegt voor
een vlak iand als Nederland niet zo
veel. Maar in een heuvelachtig en on
gelijk land, zoals California is, zegt het
heel veel. Dat waterpas maken heeft
eveneens schatten gelds gekost. Voor
al bij boomgaarden luistert dat zeer
nauw. Wanneer een groter stuk moei
lijk waterpas te krijgen is, wordt het
In kleinere stukken onderverdeeld en
worden die kleinere stukken omringd
door kleine dijkjes, die met de grote
tractor tussen de bomen door getrok
ken worden. Daar het na half Februari
of hoogstens begin Maart niet meer re
gent, en het dan tot October droog
blijft met een strakke blauwe lucht en
een hete zon, ligt het voor de hand, dat
dit werk met de grootste nauwkeurig
heid plaats heeft. Boomgaarden krijgen
de eerste 4 of 5 jaar van hun groei
weinig water. De wortels zoeken dan
de diepte op. Pruimenbomen en abri
kozen worden op 20 voet uit elkaar ge
poot. Kersen 25 of 30 voet, peren 10
voet, olijfbomen eveneens 25 voet. Dit
zijn zo wat de voornaamste vruchtbo
men, die er in California voorkomen.
Hier en daar vindt men een amandel-
boomgaard, of een notenfooomgaard. In
het Zuiden van California treft men
heel veel sinaasappelen. Maar daar ik
rnjj nu bepaal tot noordelijk California,
zullen we deze teelt laten rusten. Op
sommige plaatsen heeft men ook de
amandelboom, die gewoonlijk half Fe
bruari in volle bloei staat. Appelen ko
men in deee streek niet voor. Men treft
deze vruohtbomen alleen aan de voet
van de heuvels aan, waar geen bevloel-
lng nodig ls.
We hebben in noordelijk California
(trouwens ook in het Zuiden, b.v. rond
om Bellflower) heel wat meikersen.
De klaverweiden zijn hier zeer vrucht
baar. Men hooit van hetzelfde land
5 a 6 keer en steeds prima gewas. Tel
kens wanneer de klaver er af is, wordt
het land onder water gezet, en men
moet het zelf gezien hebben, anders
blijft het ongelofelijk, dat men na vier
weken weer een dik gewas van het land
kan afmaaien. Vele farmers voeren
deze klaver het gehele jaar door, daar
de koelen, wanneer zij het klaverland
ingejaagd worden, veel land stuk trap
pen na de bevloeiing. Trouwens het
voer van hooi schijnt ook beter te zjjn
voor de beesten. Men kan heel wat meer
koeien houden met hooi dan met de
verse klaver.
De Santa Claravallei, waar lk een
jaar of dertien gewoond heb, ls bijna
uitsluitend beplant met vruchtbomen.
Men vindt er van alle soorten. Op de
fruitklsten, die gij ln de nederlandse
fruitwinkels ziet staan, meest met ge
droogde vruchten, zult ge deze naam
dan ook vaak aantreffen. Herhaaldelijk
worden deze boomgaarden geheel onder
water gezet en direct na het bezinken
gaat men er door heen met de discus
en de eg. De grond blijft dus zwart.
Nergens ziet men er dan ook enig on
kruid, zelfs geen grassprietje heeft de
kans om er te groeien. De boomstam
men worden witgekalkt en gepleisterd.
Een voorbehoedmiddel tegen insecten.
Het geeft aan de boomgaarden een fris
en levendig aspect. Wanneer men onder
dat donker groen, onder een stralende
Redacteur K. M. SLABBEKOORN
Oostsingel 60a, Goes.
Partij gespeeld tussen Middelburg I
Goes D.IJJ. I waarbij schrijver dezer
betrokken was.
1. 31—27 17—21 2. 37—31 21—26 3.
41—37 11—17.
Wit krijgt gelegenheid om uit de op
sluiting te geraken. Meestal wordt 18
of 1923 gespeeld om te trachten Wit
zo lang mogelijk aan die vleugel vast
te houden.
4. 27—21 16x27 5. 31x11 6x17 6.
33—28 19—23 7. 28x19 14x23 8. 39—33
1014 9. 3430.... verhindert 2025
door 33—28.
917—22 10. 44—39 22—28 11.
33x22 18x27 12. 32x21 26x17.
Beide spelers kunnen opnieuw aan
de opbouw beginnen.
13. 30—25 12—18 14. 37—32 7—12 15.
39—33 37—32.
Om te voorkomen dat Zwart een 2
om 2 uitruil doet door 2217 en 2328
is Wit wel gedwongen tot 16. 3227
22x31 17. 36x27 20—24! 18. 46—41 1—6
19. 41—36 13—19 20. 38—32 Wit
kon dit ook bij de 18e zet gespeeld
hebben maar wou geen gelegenheid
geven om de partij te vereenvoudigen
door 24—29 23—28 209—13 21.
43—38 4—9 22. 33—28 14—20 23. 25x14
9x20 24. 42—37 5—10 25. 37—31 10—14
26. 47—42 23—29 27. 28—22
Straks zal blijken dat deze zet niets
uithaalt. Beter had Wit 4034 en
35x44 kunnen spelen 271923
28. 2217 gedw. daar anders
kan volgen 6—11 en 1217. Nu be
zorgd Wit zichzelf een randstuk.
2812x21 29. 27x16 14—19 30.
49—43 29—34 31. 40x29 23x34 32.
31—27 19—23 33. 36—31 8—12 34.
31—26 12—17 35. 50—44 Ver
moedelijk gespeeld om 1722 te belet
ten Wit had ook 1611 kunnen spelen
Zw. gedw. tot 1722 waarna volgt
27—21 (6x17) 21x12 (18x7) 33—28 en
38x9 dit levert hem echter niets op.
3539. Om de aanval door
te zetten was 2429 aan te bevelen.
Wit is nu gedw. tot 4439 of 4440.
36. 43—39 34x43 37 48x39 17—22 38.
27—21?
Zwart kan nu voordeel behalen
door niet 2228 maar 2227 te spelen,
Wit kan niet 2117 spelen (1319 en
18—22). Na 2227 heeft Wit moeilijk
spel b.v. 4440 (9—14) 39—33 (24—29)
..x.. (20x29) 40—34 (29x40) 35x44
(14—20) met voordeel.
3822—28 39. 42—37 24—30
40. 35x24 20x29 41. 37—31 28x37 42.
31x42 13—19 43. 39—33
Wit maakt een slipper, wat zou
Zwart kunnen spelen op 3832?
Dreigt dam door 3228 en 1611. Om
dit tegen te gaan zullen we verschil
lende varianten nagaan. B.v. 1822
dan speelt Wit 1611 en 21x12
(22—28) 42—37 (29—33) 37—31
(..x..) 31x42 en schijf 26 beeft
doorgang naar dam. Nu eens 27 dan
volgt 21—17 (29—33 A) ..x..
(18—22) '7—12 wint A (18—22) 17x28
(2933 2822 wint en op 6—11 en
2x11 volgt 21—IC' (11—17) 26—21
(17x26) 16—11 (26—31) 11—6 (19—
24a) 6—1 (18—22 gedw.) 32—27
(31—36) ..x.. (23x12) 1x40 (36—41)
4237 (..x..) 4029 wint.
(A 31—26) 42—37 (18—22) 6—1
(22—28 B) 1—18! wint (B 19—24)
1—12 (18—22 of?) 12—26 met als vol
gende zet 3227 o.i. gew. stand.
439—13 44. 33x24 19x30 45,
38—33 30—34 46. 44—40? De aange
wezen zet was hier 3329. Zw. is dan
verplicht tot 3439 (..x..) 23x34 en
nu Wit 1611 etc. wint een schijf 46.
2—7!! 47. 40x29 23x34 48. 21—17
1823 49. 3329 2328 gedw. daar op
7—12 Wit wint.50. 29x40 28—33 51.
40—34 15—20 52. 45—40 20—24 53.
3429!! Wit loopt in de val!
4035 moest geschieden alhoewel
Wit niet meer als remise haalt, b.v.
40—35 (24—29) ..x; (33—39) 35—30
(39—44) 30—24 (44—49) 24—20
(49—44) 20—15 (..x..) 15—10
(11—39) op 104 volgt 3948 en op
10—5 (39—34).
53712. De partij werd nu
met meerslag ineens beslist.
54. 37x30 33x44 en wint
Persoonlek kampioenschap le klasse.
38—33 (14—19 A) 33—29 (17—22 B)
27x18 (19—23) 18—12 (23x34) 35—30
(34x25) 12—7 (25—30) 7—9 (30—35)
1—23 (6—11) 23—1 (11—17) (16—21
gedw.) 1—44!! (21—27) 26—21 en
44—49 wint.
B (16—21) 27x16 (17—22) 26—21
(22—28) 29—23 (28—32 C) 23x14
(32—37) 14—9 (37—42) 9—3 (42—48)
21—17! wint.
(C 19—24) 23x32 (24—29) 35—30
(29—34) 3228 en 2117! wint.
(A 14—20) 35—30 (20—25) 30—24
(16—21) ..x.. (17—22) 26—21 wint.
Het is eén partij die in remise is ge
ëindigd.
In „Een Nederlandse wacht aan de
Rijn" (Jan de Eerste, hertog van Bra
bant) door Dr P. C. Boeren in de
serie: Die Grootste van dit volck (Le
ven en werken van grote Nederlan
ders) (redactie: Dr H. Brugmans, Dr
J. C. H. de Pater, J. N. Pattist, G. J.
Rooymans, G. Scholten), vond ik op
pagina 98 het onderstaande over de
tournooien:
„Het vuur van het ridderspel begon
in het begin der 13e eeuw te verflau
wen, zodat thans de ridderschap slap
ter wapenen is. Dit moet worden toe
geschreven aan de ban, die pausen en
bisschoppen hebben gelegd op de tour
nooien; niet zonder reden „want de
deelnemers stellen zich bloot aan
doodslag en lijfsgevaar.
Uitgave: N.V. Amsterdamsche
Boek- en Courantmaatschappij.
hemel met pp de achtergrond de wazige
zomen van de bergruggen, de Santa
Claravallei doorrijdt, waant men ln een
paradijs te zjjn.
Het is een moot, vruchtbaar land met
een zeldzaam goed klimaat. Misschien
wel een van de beste plekjes van de
gehele wereld.
Tot de volgende week.
OOM CBBS.
Dat het terrein van de kamp, na het
invallen der duisternis, bedekt is met
honderdvijftig kermende gewonden
en enige doden, is heel gewoon. De
Kerk laat het in haar veroordeling niet
bij woorden. Aan drie graven van
Holland, die in een steekspel stierven,
is door haar begrafenis op gewijde
aarde geweigerd. Laten de edele
kampvechters, die belangeloos hun
ribben willen laten kerven, dit doen
in dienst van een waardiger zaak, zo
als de bevrijding van het Heilige Land
uit de macht der Turken.
Koning Lodewijk de Heilige van
Frankrijk (12261270) heeft aan de
kerkelijke verboden de kracht van
zijn koninklijk zwaard bijgezet.
Onder zijn langdurige regering kon
men reeds gaan geloven, dat het steek
spel tot het verleden was gaan beho
ren. Zijn opvolger, Filips III, hand
haaft wel de verboden van zijn voor
ganger, maar staat de ontduiking oog
luikend toe. Hoe snel het geweten van
de mens inslaapt bewijzen de pre
laten, die hier en daar reeds op de
tribunes plaats nemen om met het ga
lante gezelschap van het spel te ge
nieten.
Het tournooi dankt zijn herleving aan
de hartstocht van heer Jan van Bra
bant".
Stel dus die tournooien niet al te
zeer als mooie, onschuldige spelen
Sm.
Zaterdag 25 April 1953, 2461
Uitgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V.
Goes
murnck'
u/eern/fD
UIT DE SCHRIFT.
We wezen er de vorige maal op hoe
bij deformatie der kerk het „gods
dienstige" een nadruk en plaats ont
vangt, die het niet toekomt. We noem
den daarbij als voorbeeld het oude Is
raël uit de tijd van Amos, dat zich door
zijn godsdienstigheid trachtte te recht
vaardigen voor God, maar waarbij het
gewone leven aan Zijn dienst werd
onttrokken. Over-religieus, maar ver
der: neutraal. En deze zonde herhaalt
zich steeds. Een zeer duidelijk voor
beeld hiervan geven ons de Middel
eeuwen. De Roomse kerk leefde ook
toen reeds uit de valse tegenstelling
van natuur en genade. Als ideaal werd
voorgehouden tot de geestelijkheid te
mogen behoren, al was het dan maar
als monnik of non. Men kon dan het
aardse leven ontvluchten om zich op
het innerlijke leven terug te trekken.
Maar opmerkelijk is tegelijk de ver
schrikkelijke verwording, die men niet
het minst onder de geestelijkheid aan
trof. Boetpredikers treden daartegen
op, doch hun woorden blijven zonder
resultaat, omdat zij niet tot de kern
der verwording doordrongen. Zij ble
ven toch ook het ideaal zien in het de
vote, godsdienstige leven, zodat zij het
gewone leven niet konden vernieuwen.
Een merkwaardige figuur onder hen
is een Geert Grote, de stichter van de
„broederschap des gemenen levens".
Merkwaardig hierom, dat hij enerzijds
opriep tot boete en berouw door de
wereld metterdaad te ontvluchten om
zich aan „geestelijke oefeningen" te
kunnen wijden, maar anderzijds toch
ook weer zichzelf en zijn vrienden aan
vuurde tot harde arbeid, iets wat zich
met het eerste niet rijmen laat. Waar
uit die tweespalt tussen zijn „gods
dienstige" wereldmijding en arbeids-
verzaking enerzijds en het gehoorzaam
in deze wereld zijn arbeid verrichten
anderzijds, te verklaren is? We gelo
ven, dat in Geert Grote, behalve zijn
roomse inslag reeds iets werkte van
het Schriftuurlijk geloof, dat later in
de Reformatietijd met kracht zal door
breken, nl. dat het onze roeping is in
deze wereld te staan en daar onze ge
hoorzaamheid te tonen in het leven
van elke dag. Dan ontvangt het gods
dienstige weer zijn plaats, die het be
hoort in te nemen.
Want dat godsdienstige staat niet op
de voorgrond in de Heilige Schrift.
Het gewone leven in het verbond, het
alles doen „in de Here" is het eigen
lijke. De Schrift spreekt daar ook op
allerlei manier van: ze noemt het de
Here dienen, met Hem wandelen, Hem
volgen enz. En zeker, dan zijn er die
bepaalde momenten, waarin wij in bi-
zondere zin gemeenschap met de Here
oefenen, zoals ons kerkgaan, ons bid
den enz. Niet om onze vroomheid te
beleven en te cultiveren, of om de
Here te bevredigen en genoegdoening
te geven, maar om Hem te loven en
te prijzen voor Zijn weldaden. We
eten en drinken b.v. talrijke malen
(maar als het goed is „in de Here"),
doch we eten slechts enkele malen
„godsdienstig" aan het Avondmaal.
En zo kan er ook midden in ons werk
het spontane, godsdienstige moment
zjjn, zoals we dat b.v. bij David vin
den, als hij ineens bij het aanschouwen
van een oosterse heldere hemel met
zijn duizenden sterren, het uitroept „O
HERE, onze Here, hoe heerlijk is Uw
Naam op de ganse aarde". Enerzijds de
vastgestelde tijden zoals onze kerk
gang, huiselijke eredienst enz. maar
daarnaast ook het incidentele daar
tussendoor. Maar nooit in tegenstelling
met het gewone leven.
Doch dat alles behoede ons voor
overdaad, zoals onder Israël en in de
Middeleeuwen te zien was, en ook nu
weer ingang vindt. Het wordt dan een
cultus, die onnatuurlijk wordt. Om een
voorbeeld te noemen, misschien erg
onschuldig op het eerste gezicht. Rond
bepaalde feestdagen kun je het bele
ven, dat men 's nachts „wijdingsdien
sten" organiseert. Is dat nu de wil
Gods? God ziet niets liever dan dat we
's nachts lekker slapen om de andere
dag weer fris ons werk te kunnen
doen. Maar de valse godsdienstigheid
zet de zaak precies op haar kop. De
mensen moeten 's nachts hun bed uit
of komen er voor een groot deel niet
op vanwege de „godsdienstigheid".
Wie kan (al volgt op zo'n nachtelijk
avontuur meestal een feestdag, zodat
men wel kan uitslapen) op de volgen
de dag fris en opgewekt zijn dagelijks
werk doen? En nu is dit slechts een
symptoom, doch wij moeten het kwaad
in beginsel weerstaan. God beschermt
ons voor overdaad. Een prachtig voor
beeld vinden we daarvan in de moza
ïsche wetten (och, wat zijn die wetten
toch onder het stof bedolven, alsof ze
voor de nieuwtestamentische kerk niet
veel waarde meer hebben: we stude
ren romeins recht, geen mozaisch
recht, stelt u voor!) in wat we lezen in
Leviticus7 1618: „Indien het slacht
offer dat hij als offergave brengt, een
gelofteoffer of een vrijwillig offer is,
dan zal het op de dag waarop hij zijn
slachtoffer brengt, gegeten worden en
op de volgende dag zal ook hetgeen
daarvan overbleef, gegeten worden.
Maar wat dan nog van het vlees van
het slachtoffer overblijft, zal op de
derde dag met vuur worden verbrand.
Indien toch op de derde dag gegeten
wordt van het vlees van zijn vrede
offer dan zal hij die dat gebracht heeft,
niet welgevallig zijn; het zal hem niet
ten goede gerekend worden, het zal
iets verfoeilijks zijn, en wie daarvan
eet, zal zijn ongerechtigheid dragen".
Hier wordt gesproken van het offer,
dat men bracht voor genoten zegen.
Uiting van dankbaarheid. Een gods
dienstige handeling! En wat was daar
bij nu het gevaar? Dat, als er van de
maaltijd iets overbleef, men niet al
leen op de tweede dag ervan bleef
eten (dat stond de HERE toe!) maar
ook de derde en volgende dagen. Maar
God steekt daar een stokje voor. Twee
dagen en niet langer. Wat er dan nog
over was, moest verbrand worden en
dan moest men weer vlug aan zijn
werk. Geen overdaad, niet doorslaan.
Prof. Gispen zegt hierbij in zijn com
mentaar op Leviticus: „Al zou er ook
nog zo weinig van het vlees op de der
de dag gegeten worden, dat is vol
doende om het gehele offer waardeloos
te maken, ja schadelijk voor hem die
het bracht". De werkwoordsvorm in
vers 18 wijst duidelijk in deze richting.
Al uw godsdienstge ijver is verfoeilijk
bij deze overdaad, deze zelf-streling.
Want het gevolg ervan is maar, dat
het gewone leven in de dagelijkse ar
beid verwaarloosd wordt. Dat het ver
wereldlijkt, al is iedere dag misschien
een „heiligendag". Dat men niet meer
in staat is daar Gods geboden te be
trachten. En dan komt het tot die valse
godsdienstigheid, die Marx „opium
voor het volk" noemde. Behoed u voor
deze „godsdienstige" sfeer en blijf
nuchter. En legt u ook hierin geen
zwaardere lasten op dan die God te
dragen geeft. Want Gods geboden, ook
„godsdienstige" geboden, zijn niet
zwaar. De valse godsdienstgheid, die is
zwaar, zoals die ook in de dagen van
Jezus door de farizeën gepleegd werd.
Hij is Uw Vader, Loof Hem daarom,
op het adres dat Hij u gaf en op het
moment, dat Hij steeds in uw leven
bereidt, als ge het maar ziet. En doe
niet oa-natuurlijk. MARN1X.
Gods EERSTE woorden tot de
mens zijn geen woorden, die op de
GODSDIENST betrekking hebben.
„Weest vruchtbaar, en vermenig
vuldigtdaar begint God mee. Het
eerste thema van Gods spreken is
de voortplanting der mensheid.
„Vervult de aarde, en onderwerpt
haar", daarmede vervolgt God. Zijn
tweede thema raakt ondermeer het
economische leven.
„Hebt heerschappij over..."
Zijn derde thema is: de verhou-
Gen. 1 2880.
ding van de mens tot de dieren. Het
vierde thema betreft het voedsel der
mensen.
Van een uurtje mystieke gemeen
schap met God is hier dus nergens
sprake.
Had de mens de Bijbel moeten
schrijven, ik denk, dat hij wèl de
godsdienst tot het éérste thema van
het eerste spreken Gods met de mens
gemaakt had.
J. L.
De vorige weke a ik julder wat ver
teld over m'n reis nae Schouwen en ik
docht ik most naer anleiding daevan
nog is wat schrieven, want een mens
z'n gedachten staen nie stil en je komt
al dienkend van 't een in 't aere. Ik
dienke zoa dat er nog niet zoveul men
sen bin die er an gedocht a wat vo ge
volgen die overstroming op de duur
nog vo Zeeland zal hebben.
We hebben in Walcheren gezien
welk een verandering de toestand daer
ondergaen eit. Deur de herverkaeve-
ling ken je 't ouwe Walcheren der nie
meer uut terug. Het liekent daer meer
op de Nóord-Oostpolder dan op wat
het vroeger eweest eit. Der is dan ook
veul en veul minder gelegenheid om
te boeren dan er vroeger was. Der bin
noe meer grote bedrieven gekommen
en het teveul an boeren hebben ze af
gevoerd nae de Noord-Oostpolder. Ik
dienke zo, dat zal met Schouwen en
Duveland noe ook wel gebeuren. Wan
neer straks de polders droag kommen,
gaen ze de boel herverkaevelen, d.w.z.
grote rechte brokken der van maeken
en het land zal opnieuw worden toege
wezen an wie der vo in anmerking
komt. En wie er dan overschiet zal
motte zien dat ie iewers aeres wat op
de kop tikt.
Zo wordt de boel deur mekaere heen
gehutseld, en het slot zal wezen dat
Zeeland nie meer het Zeeland van
vroeger wordt.
Noe is 't netuurlik nie te verwachten
asdat alles weer krek eender as vroe
ger wordt ersteld. As je b.v. deur Zuud-
Beveland, in watte ze de Zak van Be
veland noemen, komt, dan zie je as-
dat de weggetjes van de ene hofstê nae
de aere leidt. Of dat noe met een of
vuuf bochten gaet daer wier vroeger
nie opgelet. Julder kennen allegaere
wel het vertelseltje over hoe het ge
kommen is, dat de wegen zo krom bin
angelegd. Ze waeren eerst wel van
plan om rechte wegen te maeken, om
dat ze ook vroeger wel begrepen asdat
een rechte weg op alle maniere de
korste is van het ene punt nae het
aere. Noe toen bin ze op de kerktorens
van twee durpen geklauterd en a een
draed gespannen van de ene toren
nae die van het aere durp. Mae om
dat ze er te hard antrokken brak de
draed en toen hadden ze der geen erg
in dat de boel noe met allerlei bochten
kwam te leggen. En ze a de wegen
angeleid percies naedat de draed lee.
Noe, geen mens zal het iemand kenne
kwalik nemen, dat ze noe de draed
promberen eel te ouwen en langs een
rechte lien de wegen anleggen. Mae
een gevolg is netuurlik datte we hier-
deur aere toestanden kriegen. De boei
wordt deur mekaere gegooid en vo het
klein-bedrief zal nie veul plekke over
bluven.
En daermee bin we noe waerdat ik
'tis over hebben wil. Met deuze ver
andering zie ik 't er van kommen, dat
ook het karakter van Zeeland zal gaen
veranderen. Dat is een proces dat toch
al lang gaende was. Toen grote delen
van Zeeland in 1944 most evakueren
nae aere delen van 't land, kwammen
ze met aere mensen en toestanden in
anraeking en noe hebben we weer het
zelfde. Der bin nie veul Zeeuwen die
in de vreemde kennen aerden vooral
nie walmeer dat ze bie aere mensen
in der eigen uus bin, zonder datte ze
't weten ondergaen ze de invloed van
de vreemde streek. En omgekeerd is
er een groate hoop volk nae Zeeland
gekommen en ook dat zal z'n invloed
doen gelderf!
En wanneer noe straks bie de her-
verkaeveling, er nog een massa klein
bedrief nae aere streken mot verhuzen,
as daer teminste nog plekke vo ge
vonden ken worden, dan zal het eigen
karakter van het Zeeuwse volk vo een
groot deel verloren gaen.
En noe is het mien mening, dat de
regeringspolletiek dat zo wel goed
vindt. Ze zal dat eer in de hand wer
ken as teugen houwen. Vroeger heb
ben we geleerd, dat de kracht van het
volk van onder af op kwam. De plae-
sen, de durpen, de steden en de per-
vincies kwammen eerst en daernae het
grote geheel, het Nederlandse volk, dat
uut de verschillende delen wier opge
bouwd. Mae de polletiek van teuges-
woordig is krek andersom. Eerst óe
Staat, eerst Den Haag, eerst het groate
centrum en vandaer uut volgt de rest
en mot de rest ondergeschikt wezen.
En noe zat er in die rest, dat is in de
kleinere gemeenschappen, de pervin-
cies enz. altied nog een brok historie,
dat teugen die centrale poüetiek in
verzet kwam. Het conservatisme, dat
ook z'n goeie kant eit, want asse we
het goeie conserveren, dat betekent
vasthouden, mag geen sterveling daex
bezwaer tegen hebben, was een ob-
staekel vo de regeringspolletiek ea
daerom zal ze met alle macht alles an-
griepen om dat te breken en dat ken
niet mooier dan deur de boel mae dear
mekaere te hutselen. En daer gaen we
noe eel ard nae toe. Nederland wordt
geïndustrialiseerd, zoas ze dat noe
men. De trek nae de grote steden neemt
toe er wordt hoe langer hoe meer
beste bouwgrond weggepakt om de
steden uut te bouwen. En het platte
land verliest z'n eigen karakter eo
historische ontwikkeling. Zo worden
we allegaer een massa-product, lopen