„BOEVEN ENDE RABAUWEN"
En de dijkgraven gaven
het voorbeeld!
r
zo klaagde Andries Vierlingh over
het dijkwerkersvolk uit de 16e eeuw.
Pagina 4
Menig stuk vruchtbare Zeeuwse polder verdronk
,7ractaet van Dijckagie'
een aanklacht, maar ook
een boek vol wijze raad.
=J
Men werd het eens in
Panmoenjon.
Oude man sloeg zijn
vrouw.
„Holland" te water
gelaten.
Belangrijke aanwinst
voor middelzware
industrie.
Van wie zijn deze
katten 1
Ven v* Chr» Onder
wijzers bijeen^
Dinsdag 14 April 1953
ZEEUWSCH DAGBLAD
OVERAL IN ONZE PROVINCIE wordt momenteel hard gewerkt
aan het herstel van de geschonden dijken en aan het terugdringen
van de waterwolf, die op de ie Februari zo wreed en onbarm
hartig de kusten van onze eilanden en schiereilanden besprong. Velen
van onze mannen, in dienst van de Rijkswaterstaat of van particuliere
maatschappijen, hanteren de spade of ander gereedschap en zijn van
vroeg tot laat druk in de weer het verloren land zo spoedig mogelijk te
herwinnen. Daarbij gaat alles naar orde en regel, ieder doet naar zijn
vermogen wat van hem verlangd wordt en allen samen, in goed geor
ganiseerd verband bereiken binnen betrekkelijk korte tijd een resultaat
waarop men terecht met trots kan terugzien.
Dit alles vormt wel een zeer sterk contrast met de toestanden die er
vierhonderd jaar geleden heersten onder de dijkwerkers langs de Zeeuw
se stromen. Van orde en regel was omstreeks 1550 geen sprake, het
dijkwerkersvolk was over het algemeen een bende ruwe rabauwen, die
meer de bierkan hanteerde dan de spade; de dijkgraven waren al even
zeer lieden van een twijfelachtige reputatie, kortom, het was een chaos
waarvan menig stuk vruchtbare Zeeuwse polder het slachtoffer werd,
om niet te spreken van de bewoners; toestanden, interessant om een ogen
blik op terug te zien, nu het dijkwerk weer in het brandpunt der belang
stelling staat.
Alle gegevens over de toestanden en de dobbelstenen rolden en allerlei
onder het Zeeuwse dijkwerkersvolk
van vier honderd jaar terug waren
wellicht voorgoed bedolven geraakt
onder het stof der eeuwen, als er niet
één man had bestaan, die deze met
verontwaardiging en bijtende spot had
beschreven in een manuscript dat in
het laatste kwart der 16e eeuw ont
stond, ruim drie eeuwen onder aller
lei familiepapieren verborgen bleef,
uiteindelijk op het Rijksarchief be
landde en door de zorgen van enige
Zeeuwse geleerden in 1920 voor het
eerst in druk verscheen.
Deze man was Andries Vierlingh,
rentmeester van Steenbergen, ervaren
waterbouwkundige en bovendien een
rondborstig man met een helder ver
stand. Zijn boek heet „Tractaet van
Dijckagie" en is een verzameling wa
terbouwkundige verhandelingen, een
handboek voor ieder die met landaan
winning en bedijkingen te maken nad.
Het is een samenvatting van Vier-
lingh's uitgebreide, grondige kennis
op dit gebied, die het resultaat was
van een levenlange, practische erva
ring in het dijkwerkersvak. Door de
verhandelingen heen lopen, waar daar
toe aanleiding bestaat, uiterst leven
dige, gekruide beschrijvingen van de
erbarmelijke toestanden in het dijk
wezen, onbewimpelde beschuldigingen
aan het adres van hen die daarvoor
aansprakelijk waren en talrijke prac
tische adviezen voor de verbetering
daarvan.
Het boek Is geschreven in krachtige
stijl en rondborstige taal, ofschoon dik
wijls breedsprakig en hier en daar be
paald plat; er is hnmor en felle spot,
waarachter evenwel de gezonde wil tot
verbetering schuilt; uit talrijke zin
sneden blijkt een prachtig mededogen
met de kleine man, die van deze droe
vige situatie veelal de dupe was en een
krachtig verzet tegen het onrecht, de
zelfzucht en de onkunde, die er de oor
zaken van waren.
Achter alles brandt die typisch Ne
derlandse trek, die, getuige de jongste
tijd, ook in ons geslacht na vier hon
derd jaar nog even sterk aanwezig
blijkt te zijn: de strijd tegen de golven,
het steeds weer opnieuw ontworstelen
van nieuw of verloren land aan de
greep van het water.
Carnaval der dijkwerkers,
Boeven en rabauwen, zo noemt Vier
lingh het dijkwerkersvolk van zijn tijd
en dat was waarlijk niet teveel ge
zegd. Zij maakten zich over het alge
meen schuldig aan de schandelijkste
dagdieverij; inplaats van aan de dij
ken te werken, waren zij dag in dag
uit aan het i rinken en dobbelen;
vechtpartijen en uitspattingen van de
ergste soort waren aan de orde van de
dag. Alleen, ook aan het systeem van
betaling dat men in deze tijd bezigde,
deugde niet, omdat het, wie nu een
maal een schelm was, volop de gele
genheid bood zijn hartstochten te bot
vieren.
Wanneer er ergens een bedijking
moest plaats hebben, of wanneer een
dijk hersteld moest worden, ging men
als volgt te werk: een aantal „aanne
mers', meestal lieden van zeer be
denkelijk allooi, die niets in de melk
te brokken hadden en geen cent op
zak hadden, haastten zich op de daar
toe bestemde dag naar de dijkgraaf
om een stuk van de te herstellen dijk,
een perceel of besteding, te bemachti
gen, al was het maar voor een be
lachelijk lage prijs. Na overeenkomst
konden zij dan een duplicaat van het
bestek halen bij de secretaris van de
dijkage. Op dit papier kon men, wan
neer het na afloop van het werk door
de dijkgraaf als goedkeuring was ge
tekend, de aannemingssom uitbetaald
krijgen, voor zover deze intussen nog
niet was ontvangen. Maar gelooft U
niet, dat deze „aannemers" met hun
volk nu flink aan het werk togen om
de vastgestelde som zo vlug mogelijk
te verdienen. Was dat maar waar ge
weest!
Nauwelijks hadden zij het bestek in
handen of zij holden als gekken naar
de zoetelaarskramen, tentjes van win
keliers langs de dijk waar allerlei din
gen te koop waren, en sloegen een
flinke voorraad wijn, bier en ander
geestrijk vocht in, waarvan men reeds
lang had gewatertand, en dat zoete-
laars hen tegen overhandiging van het
bestek op crediet verstrekten.
En dan nam het lieve leven een aan
vang. Werken, zweten achter de spade?
Verre van dat, om het werk bekom
merden zij zich totaal niet, behalve
wanneer de dijkgraaf in 't zicht kwam.
In plaats daarvan was de dijk van
vroeg tot laat één grandioze, luidruch
tige herberg, waar het bier stroomde
uitspattingen elkaar opvolgden met de
zekerheid van het getij daarbuiten;
„droncken drinken, hoereren, tuijs-
schen, dobbelen ende spelen", zoals
Vierlingh opsomt. Het behoorde hele
maal niet tot de zeldzaamheden, dat
eenvierde of eenzesde van de aanbe
stedingssom al lang was verteerd voor-
dat het werk begon. Soms was er zelfs
geen cent meer over om gereedschap
en materiaal te kopen. Het was een
ongeorganiseerde bende, een bont
carnaval, maar met een bittere bij
smaak, omdat men zich over het be
houd van de vruchtbare polders en
van de bewoners niet het minst be
kommerde.
Alleen wanneer de dijkgraaf met
de gezworenen, die iedere dag de
ronde deden, in de verte verschenen,
toog men ijverig aan het werk. Maar
nauwelijks waren deze heren een
perceel of vijf, zes verder of zij sme
ten van een eind de kruiwagens
spaden en dijkhaken in de hoek met
de uitroep: „Die dachgelden syn ver
dient, tsheeren geit moet den dijck
maecken!" voor de rest van de dag
rolden dan weer de dobbelstenen en
rinkelden de flessen. En men moest
maar niet proberen deze gang van
zaken te veranderen, want dan kon
men een flink pak ransel bekomen, en
erger!
Geen wonder dat Vierlingh vertoornd
uitroept: „Geen groter boeven, rabau
wen ende onrechtveerdiger hoop dan in
de dijckagiën, en er spottend aan toe
voegt, dat zj) meer op het werk komen
„om de biercan, de bierton ende joncker
meuselaer (dit was een soort klein bier)
te bestormen dan om den dijck te mae
cken".
Het spreekt vanzelf dat er op deze
manier van een flinke, sterke dijk, die
in staat was de vier eeuwen geleden
ook zo vaak voorkomende stormvloeden
te keren, niet veel terecht kwam. He
laas hebben de verschillende delen van
onze provincie dat in die tijd aan den
lijve ondervonden.
Een der voornaamste oorzaken van
deze wantoestanden was de verkeerde
manier van betaling. Vierlingh doet een
practische remedie aan de hand, terug
grijpend naar het systeem dat men
voorheen gebruikte; toen werd men be
taald naar het aantal schachten aarde
dat men aan de dijk had gebracht. En
voorts, zo adviseert onze nuchtere rent
meester, laat men eens een behoorlijke
ordonnantie maken waaraan ieder zich
te houden heeft, laat men een paar
potige kerels op het werk laten rond
lopen om toezicht te houden, laat een
paar van de ergsten opknopen, roept
hij uit, en de rest zal zo gedwee zijn
als een kudde lammetjes!
Corrupte dijkgraven.
Maar het lag niet alleen aan de dijk
werkers. De heren waren niet veel be
ter. Daar waren b.v. de dijkgraven. Om
te beginnen, moest men, om dit te wor
den, in hogere kringen een flinke krui
wagen hebben, of men moest door ge
schenken en vleierij bij een hoogge
plaatst personage in de gunst zien te
komen, en soms ook werd het ambt
eenvoudig aan de meestbiedende ver
kocht of verpacht. Het kwam voor dat
een dijkgraaf aan zijn ambt gekomen
was doordat zijn beschermer nog een
dochter had die hij niet aan de man had
kunnen brengen!
Het gevolg van dit alles was, dat de
meeste dijkgraven van stromen en dij
ken totaal geen verstand hadden. Zij
weten er evenveel van, zo spot Vier
lingh, „als een soch (zeug) van met le
pelen te eten". Sommigen kwamen uit
Brabant, uit de Kempen of uit Wester-
wolde, hadden amper van hun leven de
zee gezien, wisten niet eens wat een
zode was en kenden de streken van het
kompas niet eens, laat staan de kwar
tieren en de halfkwartieren. Daaren
tegen waren zij heel goed op de hoogte
van (wij laten Vierlingh weer aan het
woord): „de quartieren ende halfquar-
tieren in een can meuselaers ofte wyn".
En was het daarbij maar gebleven,
maar zij waren nog eigenwijs boven
dien, terwijl het uiteindelijk alleen maar
begonnen was om eigen voordeel. Niet
het behoud van dijk en land, maar heb
zucht en eigenbaat waren het waarom
deze heren zich alleen maar bekreun
den.
Een sterk staaltje van knevelarij was
het volgende:
Het kon voorkomen, dat een ingelande
het dijkvak, dat hij voor onderhoud
had toegewezen gekregen, door ver
schillende omstandigheden tijdelijk
verwaarloosde of ook dat hij op een
bepaald moment zijn polderlasten niet
betalen kon. Dan liet de dijkgraaf het
dijkvak op eigen kosten herstellen
en had dan het recht het voorgescho
tene op de ingelande te verhalen en
wel met een geldsom twee- of drie
maal zo hoog als het voorschot of ook
met het nemen van een pand ter waar
de van viermaal zoveel, b.v. een flink
stuk land van de in gebreke gebleven
ingelande. Dit was een pracht-gele-
genheid voor de dijkgraaf om zich ten
koste van een ingelande, die er op
een bepaald moment minder goed
voorzat, te verrijken en de meesten
waren er als de kippen bij om van
zo'n kansje ruimschoots gebruik te
maken. Hoe meer zich dit voordeed
hoe liever; zij lieten nooit lang op zich
wachten om op deze manier in moei
lijkheden verkerende ingelanden geld
en grond af te persen.
De dijken lieten zij netjes houden,
uiterlijk mankeerde er niets aan, maar
peilingen te doen van tijd tot tijd om
te zien of er gevaar was voor oeverval,
vonden zij niet nodig, dijken verhogen
al evenmin, iets wat b.v. verdronken
land van Zuid-Beveland in November
1530 duur te staan kwam. En als er
gevaar dreigde en zij opde dijk be
hoorden te zijn om te trachten de dijk
te behouden en de polders daarachter,
dan waren zij enkel te vinden achter
de bierkan en het verkeerbord.
Extra winstjes, daar waren zij op uit.
Als er vissers kwamen met het verzoek
fuiken of aalkorven in de sluisvlieten
te mogen uitzetten, wat zeer slecht is
omdat deze de stroom van het water
belemmeren en de vliet doen verslij-
men, stonden zij dat toe, want dan ver
schenen van tijd tot tijd dikke palingen
en glinsterende visjes op de keuken
tafel Nieuwe sluizen lieten zij niet van
steen bouwen, maar van hout; de tim
merman moest er toch ook iets aan ver
dienen en deze zorgde wel dat de heer
dijkgraaf in de barre winteravonden
langs de Schelde heerlijk de voeten kon
warmen aan het knappende houtvuur.
„Sy brengen 't lant", aldus Vierlingh,
op deze manier „in grooten cost ende
peryckele ende in soberen regiment;
den armen huysman moetet al meest
:becoopen. Ghy heeren, ghy dijckgraef
ende gezworens", zo roept hij uit,
„neemt u exempele aan andere, want
die hem aen een ander spiegit die spie
git hem wel!"
Actueel advies.
Wie deze toestanden van vier honderd
jaar terug in onze provincie beschouwt,
kan zich waarlijk niet meer verwonde
ren over het feit, dat talrijke storm
vloeden in die tijd voor onze voorouders
zulke catastrophale gevolgen hadden.
Vergeleken met die, zijn de toestan
den in onze moderne maatschappij op
dit gebied welhaast ideaal. Vierlingh's
spot en vermaan is voor ons gelukkig
welhaast overbodig geworden. Al mag
ook daaraan nog wel het een en ander
ontbreken, het felle contrast tussen de
toestanden rond 1550 en nu, springt wel
zeer sterk in het oog.
Maar één advies van deze oud-
vaderlandse rot is nog altijd zeer ac
tueel en wij schrijven het hem ook
vandaag dus nog gaarna na: „Daerom-
me sie een iegelijcken wel Joe ende
maecke syn dijeken soo hooch ende
sterck, dat ghij gerust moocht slae-
pen"!
De afgevaardigden der Ver. Naties
en die der Chinezen en Noord-Korea-
nen zijn het eindelijk eens geworden
over een punt dat direct tot uitvoering
kan worden gebracht en dat hoop
geeft op een uiteindelijk resultaat over
het staken der vijandelijkheden: op 20
April wordt een begin gemaakt met
de uitwisseling van zieke en gewonde
krijgsgevangenen. Per dag zullen 100
geallieerden en 500 communisten wor
den overgedragen tot op 10 Mei de
laatste zal zijn uitgewisseld.
Op de foto hiernaast ziet men eerst
de afgevaardigden der Ver. Naties, nl.
van links naar rechts luit.-kolonel
William Welch uit Oregon, comman
dant James E. Shew uit Washington,
kolonel Willard Carlock uit Texas,
schout bij nacht John Daniel uit Phi
ladelphia (leider van de groep), kolo
nel Lee So Yong uit Seoul, kolonel
Douglas Cairns uit Californië, luit.
kolonel Harry Odren uit Noord-Dako-
ta en luit. kolonel Leo J. Dulucki uit
Nebraska.
Daaronder de delegatie der Noorde
lijken, nl. van links naar rechts kolo
nel Hsieh Tsing-Hwa uit China, kolo
nel Wang Chlen uit China, generaal
Lee Song Cho, Noord Korea, leider der
delegatie, kolonel Lee Pyong II en ko
lonel Yu Yon, beiden uit Noord-Korea.
Er is echter nog een ander probleem,
dat snel tot een oplossing moest wor
den gebracht: de toegangswegen tot
Kaesong, de plaats van uitwisseling,
verkeerden in een slechte toestand en
moesten hersteld worden ter wille van
het vervoer der zieken en gewonden.
Zuid-Koreanen werden hiermee be
last, terwijl de militairen een oogje in
het zeil hielden (foto onder).
In de woning van een bejaard echt
paar aan de Asterstraat in Hilversum
heeft zich Zaterdagavond een drama
voorgedaan, toen de 82-jarige man, ter
wijl zijn vrouw in een stoel in slaap was
gevallen, haar met een breekijzer aan
viel. De man was naar de schuur gelopen
om het ijzer te halen en heeft daarna zijn
77-jaxige echtgenote van achteren met
dit voorwerp enige malen op het hoofd
geslagen. Vervolgens is hij de woning
uitgevlucht. De vrouw wist nog, voor zij
bewusteloos geraakte, de aandacht van
de buren te trekken, die onmiddellijk te
hulp snelden. In het diaconessenhuis wer
den haar ernstige hoofdwonden gehecht
en verbonden, doch levensgevaar was
niet aanwezig, zodat zij naar haai* wo
ning kon worden vervoerd.
De bejaarde dader, die enkele uren la
ter in een café in Hilversum kon worden
aangehouden, zeide uit jalousie te heb
ben gehandeld. In hoeverre hier sprake
is van een vlaag van verstandsverbijste
ring, wordt nog onderzocht. De man is in
arrest gehouden.
In tegenwoordigheid van een aantal ge
nodigden, onder wie de staatssecretaris
van marine, vice-admiraal H. C. W.
Moorman, de staatssecretaris van oorlog,
mr F. J. Kranenburg, de ambassadeur
van Canada in ons land, de heer T. Stone,
de marine-attaché's van Amerika, Enge
land, Canada en vele andere landen,
heeft de echtgenote v. de staatssecretaris
van marine, mevrouw A. J. Moorman-
Wijtenburg, Zaterdagmiddag mat goed
gevolg bij de Rotterdamsche Droogdok
maatschappij de onderzeebootjager „Hol
land" te water gelaten.
De „Holland" behoort tot de z.g. a-
klasse, is iets kleiner dan de b-klasse en
heeft een machine-installatie van 45.000
pk., maximum snelheid per uur 32 mijl,
tegen 60.000 pk. en 36 mijl per uur voor
de b-klasse. De laatste klasse omvat acht
schepen, terwijl de a-klasse uit vier sche
pen bestaat, waarvan behalve de „Hol
land" bij de R.D.M., twee in aanbouw zijn
bij de Koninklijke Maatschappij „De
Schelde" te Vlissingen en een bij de dok
en werf maatschappij ,/Wilton-Feijnoord"
N.V. te Schiedam.
De hoofdbewapening zal bestaan uit
vier kanons van 12 cm., opgesteld in
twee dubbeltorens, die zowel tegen zee
als luchtdoelen kunnen worden ingezet.
De schepen worden met hun volledige
uitrusting vrijwel geheel door de Neder
landse industrie vervaardigd.
Na de tewaterlating voerde het woord
ir v. d. Pols, en de directeuren van de
R.D.M. en staatssecretaris vice-admiraal
Moorman.
Dc bevolking van Noord-Korea
daalde aanzienlijk.
Een Zuidkoreaanse regeringsfunctiona
ris heeft medegedeeld, dat het bevol
kingscijfer van Zuid-Korea van 21 mil-
lioen sinds het uitbreken van de oorlog
niet is veranderd. Een onlangs gehouden
volkstelling had aangetoond, dat Zuid-
Korea zeven maal dichter bevolkt is dan
Noord-Korea. Noord-Korea had naar
schatting 2 millioen mensen verloren,
die waren omgekomen. Een millioen
mensen waren sinds het begin van de
oorlog naar het Zuiden uitgeweken, zo
dat de bevolking van zes millioen tot
drie millioen was geslonken.
In de loop van dit jaar zal bij de N.
V. Haardenfabriek en ijzergieterij v/h
H. C. Beckers te Bergen op Zoom een
speciale smeltings-installatie In bedryf
worden genomen, waardoor het moge
lijk zal zjjn ruw ijzer van hoge kwali
teiten en gietijzer voor het eigen bedryf
te produceren. Van deze belangrijke
aanwinst voor de nationale middel
zware industrie heeft genoemde N.V.
het alleenrecht voor Nederland verkre
gen.
Het smeltingsproces berust op een
wetenschappelijke vinding, welke bij
een der grootste hoogovenbedrijven in
Europa aanzienlijke successen heeft op
geleverd.
Het ligt in de bedoeling zich voorlo
pig te beperken tot het gieten van
kwaliteitsijzer voor het eigen bedrijf en
eventueel, zij het in mindere mate, voor
andere gieterijen, welke aan ijzer van
bepaalde kwaliteit behoefte hebben.
Met deze installatie, waardoor de
schakel met het hoogovenbedrijf uit
valt, is tevens de grondslag gelegd voor
het oprichten van andere metaalindu
strieën. Men denkt hierbij aan een ne-
venbedrijf voor het vervaardigen van
zg. nodulair gietijzer (bewerkbaar giet
ijzer) een procédé, dat vooral in de
laatste jaren onderwerp van studie in
binnen- en buitenland heeft uitge
maakt.
Door deze nieuwe installatie wordt
het bedrijf te Bergen op Zoom in staat
gesteld zijn productie te verhogen,
waardoor de export niet onaanzienlijk
kan toenemen, en de kwaliteit van het
ijzer te verbeteren.
De grondstoffen voor de installatie
kunnen uit het binnenland worden be
trokken.
100.000 MUIZEN.
Voorzichtig slopen Pieter
en Karolus achter de bur
gemeester aan. Het ging
gang in, gang uit. Eindelijk
stopte de man bij de deur
van de raadszaal en glipte
daar naar binnen. Pieter
begon, er steeds minder
van te begrijpen en gluur
de gespannen om de hoek
van de deur de raadszaal
in. De burgemeester liep
recht naar zijn provisie-kastje en wreef vergenoegd in zijn handen. „Direct zal
ik een droom aanschouwen!" mompelde hij „nog één minuut dan rollen, de heer-
lijkste heerlijkheden mijn kastje uit. Vastberaden trok hij het deurje open en
deinsde op dat zelfde moment vol vrees en afschuw achteruit. Een ononderbroken
stroom van dikke, levenslustige muizen sprong de kamer in en zette hun tandjes
m alles wat er maar te vinden was. Het waren er tien, honderd, duizend, nee het
waren er precies honderd-duizend. Ze krioelden langs de burgemeester zijn benen
en vormden hele hoge grijze bergen. Tenslotte stond de burgemeeser er tot zyn
middel in. De man keek scheel van ellende. Hij was reeds bang voor één muis
Iaat staan voor honderd-duizend. Bibberend over al zijn leden wurmde hij zich
door de stoeiende en piepende menigte en snelde de gang m. Achter zich aan
vluchtten duizenden grijze muizen eveneens de gang in en verspreidden zich
door het hele stadhuis.
De Sophia-vereniging tot bescher
ming van dieren te Amsterdam, deelt
mede, dat in haar nood-asyl te Zierik-
zee de volgende katten zijn opgeno
men, waarvan de eigenaars niet be
kend zijn:
Zwart wit gevlekte Cypersch; Cy-
persche met witte poten en buik; Ro
de met witte borst; Rood gestreepte
met witte achtervoeten en borst; Cy-
persche met witte voeten en buik (ka
ter) Cypersche, allen gevonden te
Dreischor en witte, gevonden te Zie-
rikzee.
Zij die menen dat een dezer dieren
hun eigendom is gelieven zich te mel
den aan het nood-asyl: Openbare U.
L.O. in kleuterschool te Zierikzee.
Te Utrecht kwam de Ver. van Chr. on
derwijzers in jaarlijkse voorvergadering
(een bijeenkomst van het hoofdbestuur
met de vertegenwoordigers der afdelin
gen) bijeen. De voorzitter, de heer J. A.
v. Bennekom van Middelburg stond in
zijn openingswoord allereerst stil bij de
ernstige natuurramp, die ons land trof
en de verplichtingen die daaruit ook voor
de collega's van de vereniging nog ver
der kunnen voortvloeien. Vervolgens
noemde hij enkele ernstige vraagstuk
ken in verband met de rechtspositie van
de onderwijzer en de noodzaak van de
wettelijke regeling van het kleuter- en
het buitengewoon onderwijs.
Vervolgens werden enkele mededelin
gen gedaan inzake al dan niet aanslui
ting bij het Chr. Nat. Vakverbond. Aan
de hand van de ingekomen berichten van
de afdelingen was een rapport opgesteld
over deze kwestie door een speciaal daar
voor ingestelde commissie. Geconstateerd
moest worden, dat niet meer dan 12%
der leden zich vóór aansluiting uitge-
gesproken had. De overigen hadden be
denkingen van onderscheiden aard ter
wijl velen zich als besliste tegenstanders
hadden doen kennen. Onder die omstan
digheden wenste het hoofdbestuur geen
voorstel over al dan niet aansluiting te
doen maar besloot het voorlopig deze
zaak van de agenda der voorvergadering
af te voeren, waarmede de vergadering
zich zonder discussie verenigde.
SLECHTS 2061 HUIZEN KWA
MEN IN JANUARI GEREED.
De vorstperiode gedurende de eerste
weken van 1953 heeft blijkbaar een grote
invloed gehad op het gereedkomen van
nieuwe woningen. Er kwamen n.l. vol
gens gegevens van het Centraal Bureau
voor de Statistiek slechts 2061 nieuwe wo
ningen in Januari 1953 gereed. In dit aan
tal zijn begrepen 53 duplexwoningen, zo
dat door nieuwbouw voor 2114 gezinnen
woonruimte is beschikbaar gekomen. In
de overeenkomstige maanden van de ja
ren 1945 t/m 1952 kwamen resp. gereed:
geen, 114, 137, 2021 (195), 3229 (76), 3447
(239), 2910 (191) en 3765 (145) woningen.
De tussen haakjes geplaatste cijfers ge
ven de duplexwoningen aan, die in de
genoemde aantallen gereed gekomen wo
ningen zijn begrepen.
Sedert de bevrijding, gerekend tot en
met Januari 1953, werden 253.035 wonin
gen voltooid, waarvan er 13.036 als du-
plexwoning zijn ingericht, zodat voor
266.071 gezinnen nieuwe woonruimte is
beschikbaar gekomen. In Zeeland kwa
men in Januari 63 woningen gereed.
i