„BOEVEN ENDE RABAUWEN" En de dijkgraven gaven het voorbeeld! r zo klaagde Andries Vierlingh over het dijkwerkersvolk uit de 16e eeuw. Pagina 4 Menig stuk vruchtbare Zeeuwse polder verdronk ,7ractaet van Dijckagie' een aanklacht, maar ook een boek vol wijze raad. =J Men werd het eens in Panmoenjon. Oude man sloeg zijn vrouw. „Holland" te water gelaten. Belangrijke aanwinst voor middelzware industrie. Van wie zijn deze katten 1 Ven v* Chr» Onder wijzers bijeen^ Dinsdag 14 April 1953 ZEEUWSCH DAGBLAD OVERAL IN ONZE PROVINCIE wordt momenteel hard gewerkt aan het herstel van de geschonden dijken en aan het terugdringen van de waterwolf, die op de ie Februari zo wreed en onbarm hartig de kusten van onze eilanden en schiereilanden besprong. Velen van onze mannen, in dienst van de Rijkswaterstaat of van particuliere maatschappijen, hanteren de spade of ander gereedschap en zijn van vroeg tot laat druk in de weer het verloren land zo spoedig mogelijk te herwinnen. Daarbij gaat alles naar orde en regel, ieder doet naar zijn vermogen wat van hem verlangd wordt en allen samen, in goed geor ganiseerd verband bereiken binnen betrekkelijk korte tijd een resultaat waarop men terecht met trots kan terugzien. Dit alles vormt wel een zeer sterk contrast met de toestanden die er vierhonderd jaar geleden heersten onder de dijkwerkers langs de Zeeuw se stromen. Van orde en regel was omstreeks 1550 geen sprake, het dijkwerkersvolk was over het algemeen een bende ruwe rabauwen, die meer de bierkan hanteerde dan de spade; de dijkgraven waren al even zeer lieden van een twijfelachtige reputatie, kortom, het was een chaos waarvan menig stuk vruchtbare Zeeuwse polder het slachtoffer werd, om niet te spreken van de bewoners; toestanden, interessant om een ogen blik op terug te zien, nu het dijkwerk weer in het brandpunt der belang stelling staat. Alle gegevens over de toestanden en de dobbelstenen rolden en allerlei onder het Zeeuwse dijkwerkersvolk van vier honderd jaar terug waren wellicht voorgoed bedolven geraakt onder het stof der eeuwen, als er niet één man had bestaan, die deze met verontwaardiging en bijtende spot had beschreven in een manuscript dat in het laatste kwart der 16e eeuw ont stond, ruim drie eeuwen onder aller lei familiepapieren verborgen bleef, uiteindelijk op het Rijksarchief be landde en door de zorgen van enige Zeeuwse geleerden in 1920 voor het eerst in druk verscheen. Deze man was Andries Vierlingh, rentmeester van Steenbergen, ervaren waterbouwkundige en bovendien een rondborstig man met een helder ver stand. Zijn boek heet „Tractaet van Dijckagie" en is een verzameling wa terbouwkundige verhandelingen, een handboek voor ieder die met landaan winning en bedijkingen te maken nad. Het is een samenvatting van Vier- lingh's uitgebreide, grondige kennis op dit gebied, die het resultaat was van een levenlange, practische erva ring in het dijkwerkersvak. Door de verhandelingen heen lopen, waar daar toe aanleiding bestaat, uiterst leven dige, gekruide beschrijvingen van de erbarmelijke toestanden in het dijk wezen, onbewimpelde beschuldigingen aan het adres van hen die daarvoor aansprakelijk waren en talrijke prac tische adviezen voor de verbetering daarvan. Het boek Is geschreven in krachtige stijl en rondborstige taal, ofschoon dik wijls breedsprakig en hier en daar be paald plat; er is hnmor en felle spot, waarachter evenwel de gezonde wil tot verbetering schuilt; uit talrijke zin sneden blijkt een prachtig mededogen met de kleine man, die van deze droe vige situatie veelal de dupe was en een krachtig verzet tegen het onrecht, de zelfzucht en de onkunde, die er de oor zaken van waren. Achter alles brandt die typisch Ne derlandse trek, die, getuige de jongste tijd, ook in ons geslacht na vier hon derd jaar nog even sterk aanwezig blijkt te zijn: de strijd tegen de golven, het steeds weer opnieuw ontworstelen van nieuw of verloren land aan de greep van het water. Carnaval der dijkwerkers, Boeven en rabauwen, zo noemt Vier lingh het dijkwerkersvolk van zijn tijd en dat was waarlijk niet teveel ge zegd. Zij maakten zich over het alge meen schuldig aan de schandelijkste dagdieverij; inplaats van aan de dij ken te werken, waren zij dag in dag uit aan het i rinken en dobbelen; vechtpartijen en uitspattingen van de ergste soort waren aan de orde van de dag. Alleen, ook aan het systeem van betaling dat men in deze tijd bezigde, deugde niet, omdat het, wie nu een maal een schelm was, volop de gele genheid bood zijn hartstochten te bot vieren. Wanneer er ergens een bedijking moest plaats hebben, of wanneer een dijk hersteld moest worden, ging men als volgt te werk: een aantal „aanne mers', meestal lieden van zeer be denkelijk allooi, die niets in de melk te brokken hadden en geen cent op zak hadden, haastten zich op de daar toe bestemde dag naar de dijkgraaf om een stuk van de te herstellen dijk, een perceel of besteding, te bemachti gen, al was het maar voor een be lachelijk lage prijs. Na overeenkomst konden zij dan een duplicaat van het bestek halen bij de secretaris van de dijkage. Op dit papier kon men, wan neer het na afloop van het werk door de dijkgraaf als goedkeuring was ge tekend, de aannemingssom uitbetaald krijgen, voor zover deze intussen nog niet was ontvangen. Maar gelooft U niet, dat deze „aannemers" met hun volk nu flink aan het werk togen om de vastgestelde som zo vlug mogelijk te verdienen. Was dat maar waar ge weest! Nauwelijks hadden zij het bestek in handen of zij holden als gekken naar de zoetelaarskramen, tentjes van win keliers langs de dijk waar allerlei din gen te koop waren, en sloegen een flinke voorraad wijn, bier en ander geestrijk vocht in, waarvan men reeds lang had gewatertand, en dat zoete- laars hen tegen overhandiging van het bestek op crediet verstrekten. En dan nam het lieve leven een aan vang. Werken, zweten achter de spade? Verre van dat, om het werk bekom merden zij zich totaal niet, behalve wanneer de dijkgraaf in 't zicht kwam. In plaats daarvan was de dijk van vroeg tot laat één grandioze, luidruch tige herberg, waar het bier stroomde uitspattingen elkaar opvolgden met de zekerheid van het getij daarbuiten; „droncken drinken, hoereren, tuijs- schen, dobbelen ende spelen", zoals Vierlingh opsomt. Het behoorde hele maal niet tot de zeldzaamheden, dat eenvierde of eenzesde van de aanbe stedingssom al lang was verteerd voor- dat het werk begon. Soms was er zelfs geen cent meer over om gereedschap en materiaal te kopen. Het was een ongeorganiseerde bende, een bont carnaval, maar met een bittere bij smaak, omdat men zich over het be houd van de vruchtbare polders en van de bewoners niet het minst be kommerde. Alleen wanneer de dijkgraaf met de gezworenen, die iedere dag de ronde deden, in de verte verschenen, toog men ijverig aan het werk. Maar nauwelijks waren deze heren een perceel of vijf, zes verder of zij sme ten van een eind de kruiwagens spaden en dijkhaken in de hoek met de uitroep: „Die dachgelden syn ver dient, tsheeren geit moet den dijck maecken!" voor de rest van de dag rolden dan weer de dobbelstenen en rinkelden de flessen. En men moest maar niet proberen deze gang van zaken te veranderen, want dan kon men een flink pak ransel bekomen, en erger! Geen wonder dat Vierlingh vertoornd uitroept: „Geen groter boeven, rabau wen ende onrechtveerdiger hoop dan in de dijckagiën, en er spottend aan toe voegt, dat zj) meer op het werk komen „om de biercan, de bierton ende joncker meuselaer (dit was een soort klein bier) te bestormen dan om den dijck te mae cken". Het spreekt vanzelf dat er op deze manier van een flinke, sterke dijk, die in staat was de vier eeuwen geleden ook zo vaak voorkomende stormvloeden te keren, niet veel terecht kwam. He laas hebben de verschillende delen van onze provincie dat in die tijd aan den lijve ondervonden. Een der voornaamste oorzaken van deze wantoestanden was de verkeerde manier van betaling. Vierlingh doet een practische remedie aan de hand, terug grijpend naar het systeem dat men voorheen gebruikte; toen werd men be taald naar het aantal schachten aarde dat men aan de dijk had gebracht. En voorts, zo adviseert onze nuchtere rent meester, laat men eens een behoorlijke ordonnantie maken waaraan ieder zich te houden heeft, laat men een paar potige kerels op het werk laten rond lopen om toezicht te houden, laat een paar van de ergsten opknopen, roept hij uit, en de rest zal zo gedwee zijn als een kudde lammetjes! Corrupte dijkgraven. Maar het lag niet alleen aan de dijk werkers. De heren waren niet veel be ter. Daar waren b.v. de dijkgraven. Om te beginnen, moest men, om dit te wor den, in hogere kringen een flinke krui wagen hebben, of men moest door ge schenken en vleierij bij een hoogge plaatst personage in de gunst zien te komen, en soms ook werd het ambt eenvoudig aan de meestbiedende ver kocht of verpacht. Het kwam voor dat een dijkgraaf aan zijn ambt gekomen was doordat zijn beschermer nog een dochter had die hij niet aan de man had kunnen brengen! Het gevolg van dit alles was, dat de meeste dijkgraven van stromen en dij ken totaal geen verstand hadden. Zij weten er evenveel van, zo spot Vier lingh, „als een soch (zeug) van met le pelen te eten". Sommigen kwamen uit Brabant, uit de Kempen of uit Wester- wolde, hadden amper van hun leven de zee gezien, wisten niet eens wat een zode was en kenden de streken van het kompas niet eens, laat staan de kwar tieren en de halfkwartieren. Daaren tegen waren zij heel goed op de hoogte van (wij laten Vierlingh weer aan het woord): „de quartieren ende halfquar- tieren in een can meuselaers ofte wyn". En was het daarbij maar gebleven, maar zij waren nog eigenwijs boven dien, terwijl het uiteindelijk alleen maar begonnen was om eigen voordeel. Niet het behoud van dijk en land, maar heb zucht en eigenbaat waren het waarom deze heren zich alleen maar bekreun den. Een sterk staaltje van knevelarij was het volgende: Het kon voorkomen, dat een ingelande het dijkvak, dat hij voor onderhoud had toegewezen gekregen, door ver schillende omstandigheden tijdelijk verwaarloosde of ook dat hij op een bepaald moment zijn polderlasten niet betalen kon. Dan liet de dijkgraaf het dijkvak op eigen kosten herstellen en had dan het recht het voorgescho tene op de ingelande te verhalen en wel met een geldsom twee- of drie maal zo hoog als het voorschot of ook met het nemen van een pand ter waar de van viermaal zoveel, b.v. een flink stuk land van de in gebreke gebleven ingelande. Dit was een pracht-gele- genheid voor de dijkgraaf om zich ten koste van een ingelande, die er op een bepaald moment minder goed voorzat, te verrijken en de meesten waren er als de kippen bij om van zo'n kansje ruimschoots gebruik te maken. Hoe meer zich dit voordeed hoe liever; zij lieten nooit lang op zich wachten om op deze manier in moei lijkheden verkerende ingelanden geld en grond af te persen. De dijken lieten zij netjes houden, uiterlijk mankeerde er niets aan, maar peilingen te doen van tijd tot tijd om te zien of er gevaar was voor oeverval, vonden zij niet nodig, dijken verhogen al evenmin, iets wat b.v. verdronken land van Zuid-Beveland in November 1530 duur te staan kwam. En als er gevaar dreigde en zij opde dijk be hoorden te zijn om te trachten de dijk te behouden en de polders daarachter, dan waren zij enkel te vinden achter de bierkan en het verkeerbord. Extra winstjes, daar waren zij op uit. Als er vissers kwamen met het verzoek fuiken of aalkorven in de sluisvlieten te mogen uitzetten, wat zeer slecht is omdat deze de stroom van het water belemmeren en de vliet doen verslij- men, stonden zij dat toe, want dan ver schenen van tijd tot tijd dikke palingen en glinsterende visjes op de keuken tafel Nieuwe sluizen lieten zij niet van steen bouwen, maar van hout; de tim merman moest er toch ook iets aan ver dienen en deze zorgde wel dat de heer dijkgraaf in de barre winteravonden langs de Schelde heerlijk de voeten kon warmen aan het knappende houtvuur. „Sy brengen 't lant", aldus Vierlingh, op deze manier „in grooten cost ende peryckele ende in soberen regiment; den armen huysman moetet al meest :becoopen. Ghy heeren, ghy dijckgraef ende gezworens", zo roept hij uit, „neemt u exempele aan andere, want die hem aen een ander spiegit die spie git hem wel!" Actueel advies. Wie deze toestanden van vier honderd jaar terug in onze provincie beschouwt, kan zich waarlijk niet meer verwonde ren over het feit, dat talrijke storm vloeden in die tijd voor onze voorouders zulke catastrophale gevolgen hadden. Vergeleken met die, zijn de toestan den in onze moderne maatschappij op dit gebied welhaast ideaal. Vierlingh's spot en vermaan is voor ons gelukkig welhaast overbodig geworden. Al mag ook daaraan nog wel het een en ander ontbreken, het felle contrast tussen de toestanden rond 1550 en nu, springt wel zeer sterk in het oog. Maar één advies van deze oud- vaderlandse rot is nog altijd zeer ac tueel en wij schrijven het hem ook vandaag dus nog gaarna na: „Daerom- me sie een iegelijcken wel Joe ende maecke syn dijeken soo hooch ende sterck, dat ghij gerust moocht slae- pen"! De afgevaardigden der Ver. Naties en die der Chinezen en Noord-Korea- nen zijn het eindelijk eens geworden over een punt dat direct tot uitvoering kan worden gebracht en dat hoop geeft op een uiteindelijk resultaat over het staken der vijandelijkheden: op 20 April wordt een begin gemaakt met de uitwisseling van zieke en gewonde krijgsgevangenen. Per dag zullen 100 geallieerden en 500 communisten wor den overgedragen tot op 10 Mei de laatste zal zijn uitgewisseld. Op de foto hiernaast ziet men eerst de afgevaardigden der Ver. Naties, nl. van links naar rechts luit.-kolonel William Welch uit Oregon, comman dant James E. Shew uit Washington, kolonel Willard Carlock uit Texas, schout bij nacht John Daniel uit Phi ladelphia (leider van de groep), kolo nel Lee So Yong uit Seoul, kolonel Douglas Cairns uit Californië, luit. kolonel Harry Odren uit Noord-Dako- ta en luit. kolonel Leo J. Dulucki uit Nebraska. Daaronder de delegatie der Noorde lijken, nl. van links naar rechts kolo nel Hsieh Tsing-Hwa uit China, kolo nel Wang Chlen uit China, generaal Lee Song Cho, Noord Korea, leider der delegatie, kolonel Lee Pyong II en ko lonel Yu Yon, beiden uit Noord-Korea. Er is echter nog een ander probleem, dat snel tot een oplossing moest wor den gebracht: de toegangswegen tot Kaesong, de plaats van uitwisseling, verkeerden in een slechte toestand en moesten hersteld worden ter wille van het vervoer der zieken en gewonden. Zuid-Koreanen werden hiermee be last, terwijl de militairen een oogje in het zeil hielden (foto onder). In de woning van een bejaard echt paar aan de Asterstraat in Hilversum heeft zich Zaterdagavond een drama voorgedaan, toen de 82-jarige man, ter wijl zijn vrouw in een stoel in slaap was gevallen, haar met een breekijzer aan viel. De man was naar de schuur gelopen om het ijzer te halen en heeft daarna zijn 77-jaxige echtgenote van achteren met dit voorwerp enige malen op het hoofd geslagen. Vervolgens is hij de woning uitgevlucht. De vrouw wist nog, voor zij bewusteloos geraakte, de aandacht van de buren te trekken, die onmiddellijk te hulp snelden. In het diaconessenhuis wer den haar ernstige hoofdwonden gehecht en verbonden, doch levensgevaar was niet aanwezig, zodat zij naar haai* wo ning kon worden vervoerd. De bejaarde dader, die enkele uren la ter in een café in Hilversum kon worden aangehouden, zeide uit jalousie te heb ben gehandeld. In hoeverre hier sprake is van een vlaag van verstandsverbijste ring, wordt nog onderzocht. De man is in arrest gehouden. In tegenwoordigheid van een aantal ge nodigden, onder wie de staatssecretaris van marine, vice-admiraal H. C. W. Moorman, de staatssecretaris van oorlog, mr F. J. Kranenburg, de ambassadeur van Canada in ons land, de heer T. Stone, de marine-attaché's van Amerika, Enge land, Canada en vele andere landen, heeft de echtgenote v. de staatssecretaris van marine, mevrouw A. J. Moorman- Wijtenburg, Zaterdagmiddag mat goed gevolg bij de Rotterdamsche Droogdok maatschappij de onderzeebootjager „Hol land" te water gelaten. De „Holland" behoort tot de z.g. a- klasse, is iets kleiner dan de b-klasse en heeft een machine-installatie van 45.000 pk., maximum snelheid per uur 32 mijl, tegen 60.000 pk. en 36 mijl per uur voor de b-klasse. De laatste klasse omvat acht schepen, terwijl de a-klasse uit vier sche pen bestaat, waarvan behalve de „Hol land" bij de R.D.M., twee in aanbouw zijn bij de Koninklijke Maatschappij „De Schelde" te Vlissingen en een bij de dok en werf maatschappij ,/Wilton-Feijnoord" N.V. te Schiedam. De hoofdbewapening zal bestaan uit vier kanons van 12 cm., opgesteld in twee dubbeltorens, die zowel tegen zee als luchtdoelen kunnen worden ingezet. De schepen worden met hun volledige uitrusting vrijwel geheel door de Neder landse industrie vervaardigd. Na de tewaterlating voerde het woord ir v. d. Pols, en de directeuren van de R.D.M. en staatssecretaris vice-admiraal Moorman. Dc bevolking van Noord-Korea daalde aanzienlijk. Een Zuidkoreaanse regeringsfunctiona ris heeft medegedeeld, dat het bevol kingscijfer van Zuid-Korea van 21 mil- lioen sinds het uitbreken van de oorlog niet is veranderd. Een onlangs gehouden volkstelling had aangetoond, dat Zuid- Korea zeven maal dichter bevolkt is dan Noord-Korea. Noord-Korea had naar schatting 2 millioen mensen verloren, die waren omgekomen. Een millioen mensen waren sinds het begin van de oorlog naar het Zuiden uitgeweken, zo dat de bevolking van zes millioen tot drie millioen was geslonken. In de loop van dit jaar zal bij de N. V. Haardenfabriek en ijzergieterij v/h H. C. Beckers te Bergen op Zoom een speciale smeltings-installatie In bedryf worden genomen, waardoor het moge lijk zal zjjn ruw ijzer van hoge kwali teiten en gietijzer voor het eigen bedryf te produceren. Van deze belangrijke aanwinst voor de nationale middel zware industrie heeft genoemde N.V. het alleenrecht voor Nederland verkre gen. Het smeltingsproces berust op een wetenschappelijke vinding, welke bij een der grootste hoogovenbedrijven in Europa aanzienlijke successen heeft op geleverd. Het ligt in de bedoeling zich voorlo pig te beperken tot het gieten van kwaliteitsijzer voor het eigen bedrijf en eventueel, zij het in mindere mate, voor andere gieterijen, welke aan ijzer van bepaalde kwaliteit behoefte hebben. Met deze installatie, waardoor de schakel met het hoogovenbedrijf uit valt, is tevens de grondslag gelegd voor het oprichten van andere metaalindu strieën. Men denkt hierbij aan een ne- venbedrijf voor het vervaardigen van zg. nodulair gietijzer (bewerkbaar giet ijzer) een procédé, dat vooral in de laatste jaren onderwerp van studie in binnen- en buitenland heeft uitge maakt. Door deze nieuwe installatie wordt het bedrijf te Bergen op Zoom in staat gesteld zijn productie te verhogen, waardoor de export niet onaanzienlijk kan toenemen, en de kwaliteit van het ijzer te verbeteren. De grondstoffen voor de installatie kunnen uit het binnenland worden be trokken. 100.000 MUIZEN. Voorzichtig slopen Pieter en Karolus achter de bur gemeester aan. Het ging gang in, gang uit. Eindelijk stopte de man bij de deur van de raadszaal en glipte daar naar binnen. Pieter begon, er steeds minder van te begrijpen en gluur de gespannen om de hoek van de deur de raadszaal in. De burgemeester liep recht naar zijn provisie-kastje en wreef vergenoegd in zijn handen. „Direct zal ik een droom aanschouwen!" mompelde hij „nog één minuut dan rollen, de heer- lijkste heerlijkheden mijn kastje uit. Vastberaden trok hij het deurje open en deinsde op dat zelfde moment vol vrees en afschuw achteruit. Een ononderbroken stroom van dikke, levenslustige muizen sprong de kamer in en zette hun tandjes m alles wat er maar te vinden was. Het waren er tien, honderd, duizend, nee het waren er precies honderd-duizend. Ze krioelden langs de burgemeester zijn benen en vormden hele hoge grijze bergen. Tenslotte stond de burgemeeser er tot zyn middel in. De man keek scheel van ellende. Hij was reeds bang voor één muis Iaat staan voor honderd-duizend. Bibberend over al zijn leden wurmde hij zich door de stoeiende en piepende menigte en snelde de gang m. Achter zich aan vluchtten duizenden grijze muizen eveneens de gang in en verspreidden zich door het hele stadhuis. De Sophia-vereniging tot bescher ming van dieren te Amsterdam, deelt mede, dat in haar nood-asyl te Zierik- zee de volgende katten zijn opgeno men, waarvan de eigenaars niet be kend zijn: Zwart wit gevlekte Cypersch; Cy- persche met witte poten en buik; Ro de met witte borst; Rood gestreepte met witte achtervoeten en borst; Cy- persche met witte voeten en buik (ka ter) Cypersche, allen gevonden te Dreischor en witte, gevonden te Zie- rikzee. Zij die menen dat een dezer dieren hun eigendom is gelieven zich te mel den aan het nood-asyl: Openbare U. L.O. in kleuterschool te Zierikzee. Te Utrecht kwam de Ver. van Chr. on derwijzers in jaarlijkse voorvergadering (een bijeenkomst van het hoofdbestuur met de vertegenwoordigers der afdelin gen) bijeen. De voorzitter, de heer J. A. v. Bennekom van Middelburg stond in zijn openingswoord allereerst stil bij de ernstige natuurramp, die ons land trof en de verplichtingen die daaruit ook voor de collega's van de vereniging nog ver der kunnen voortvloeien. Vervolgens noemde hij enkele ernstige vraagstuk ken in verband met de rechtspositie van de onderwijzer en de noodzaak van de wettelijke regeling van het kleuter- en het buitengewoon onderwijs. Vervolgens werden enkele mededelin gen gedaan inzake al dan niet aanslui ting bij het Chr. Nat. Vakverbond. Aan de hand van de ingekomen berichten van de afdelingen was een rapport opgesteld over deze kwestie door een speciaal daar voor ingestelde commissie. Geconstateerd moest worden, dat niet meer dan 12% der leden zich vóór aansluiting uitge- gesproken had. De overigen hadden be denkingen van onderscheiden aard ter wijl velen zich als besliste tegenstanders hadden doen kennen. Onder die omstan digheden wenste het hoofdbestuur geen voorstel over al dan niet aansluiting te doen maar besloot het voorlopig deze zaak van de agenda der voorvergadering af te voeren, waarmede de vergadering zich zonder discussie verenigde. SLECHTS 2061 HUIZEN KWA MEN IN JANUARI GEREED. De vorstperiode gedurende de eerste weken van 1953 heeft blijkbaar een grote invloed gehad op het gereedkomen van nieuwe woningen. Er kwamen n.l. vol gens gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek slechts 2061 nieuwe wo ningen in Januari 1953 gereed. In dit aan tal zijn begrepen 53 duplexwoningen, zo dat door nieuwbouw voor 2114 gezinnen woonruimte is beschikbaar gekomen. In de overeenkomstige maanden van de ja ren 1945 t/m 1952 kwamen resp. gereed: geen, 114, 137, 2021 (195), 3229 (76), 3447 (239), 2910 (191) en 3765 (145) woningen. De tussen haakjes geplaatste cijfers ge ven de duplexwoningen aan, die in de genoemde aantallen gereed gekomen wo ningen zijn begrepen. Sedert de bevrijding, gerekend tot en met Januari 1953, werden 253.035 wonin gen voltooid, waarvan er 13.036 als du- plexwoning zijn ingericht, zodat voor 266.071 gezinnen nieuwe woonruimte is beschikbaar gekomen. In Zeeland kwa men in Januari 63 woningen gereed. i

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 4