Zaterdag 4 April 1953 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 2 nog wat aeres ziet dan er 'n oap teuges- worig in zien en die dienken, dat Pae- sen bestaet in paeseiers eten, en een bietje lol te maeken. Om, wanneer je alles verspeuld eit, geen rund meer in de stal staet, je mooie paerden ver dronken bin, je landbouwmechienes staen te verroesten, je uus an 't ver zakken is, of al in puun leit, je land vol met zout zit en je mooie bongerd, die je meschien zeivers nog geplant eit, naer de haeien is, om dan toch nog met Habakuk te bluven zeggen: „Alhoewel de vijgeboom niet bloeien zal en er geen vrucht aan de wijnstok zijn zal, dat het werk des olijfsboom liegen zal en de velden geen spijze voortbrengen, dat men de kudde uit de kooi afscheu ren zal en dat er geen rund in de stal lingen wezen zal, zo zal ik nochtans in den HEERE van vreugde opsprin gen, ik zal mij verheugen in de God mijns heils". Kiek, eer datte me zoa var bin dat we op die berghoagte van 't geloaf staen, mot er bie de meesten van ons nog eel wat gebeuren. En toch schient 't te kennen, aeres stong 't nie in de Biebel. Noe, wie 't dan verstaen ken die verstaet 't, mae ik oape, dat ons allemaele, vo zoavarre as we deur de ramp getroffen bin, van dat aerdse vergankelike goed magge komme af te zieje en de oagen richten nae boven, want Habakuk laet op dit vers volgen: „De Heere HEERE is mijn sterkte". Ik oape asdat julder allegaere, getroffen en niet getroffen, zoa Paesfeest magge vieren. Flip Bramse. Vorige week naar de eerste Goese Mode-show geweest? Er was belang stelling genoeg voor dit experiment, want de ruime nieuwe zaal van het Beursgebouw was geheel gevuld met dames natuurlijk. De heer Joosse Jr opende deze Goese show met een korte zakelijke speech, waarin hij vertelde, welke de medewerkende firma's waren, nl. de firma Faberij de Jonge voor de byouterieën, de firma EversdijkSchrijver voor de hoeden, de firma Sinke voor de tassen, de fa. van de Reepe voor de schoenen en natuurlijk de firma Joosse voor de dames- en kinderconfectie. De heer Joosse zeide met deze show te willen laten zien, wat de Nederlandse con fectie wel vermag. Wie goed gekleed wil gaan behoeft daarvoor werkelijk geen Parijse reizen te maken. De Ne derlandse confectie-industrie is zeker in staat te zorgen dat de Nederland se vrouw er bij alle gelegenheden tip-top uitziet. Nu, dat hebben we die middag zelf kunnen constateren. De heer Joosse begreep zeker zeer goed, dat de wacht was op de show, want hel gauw gaf hij de leiding in handen van Mevrouw Marcel uit Amsterdam, die bij elke nieuwe creatie, welke door een mannequin werd getoond, enkele korte mededelingen deed. Maar die Mevrouw Marcel vond, dat er te weinig heren aanwezig waren. Dat was wel waar ook, daarom stelde ze heel gemoedelijk voor, dat we bij een volgende show onze heren echt genoten zouden medebrengen. Na tuurlijk was dat een heel goede raad, want hiermede kunnen we de ver antwoordelijkheid voor onze kledij van onze „zwakke schouders" laten glijden, want nu kan het wel eens gebeuren, dat we stralend met een nieuwe aankoop thuis ons vertonen voor de ogen van onze heer en mees ter en dano triest ogenblik, zegt deze mens volkomen onbewogen: „Nou jaen als hij zo begint, dan weten we het wel en is de glorie van onze gloednieuwe japon met één slag ver dwenen. Gaat nu onze gemaal mede ter show, dan kunnen we naderhand van repliek dienen en zeggen, „enneje was er zelf bij toen ik die koosJa, dat idee van die mevrouw was zo kwaad nog niet, alleen maar hoe krij gen we daar het mannelijk element heen gesleept. Die raad kregen we niet. Als wij, aanwezige dames, het diezelfde avond eens allemaal aan onze mannen hadden voorgesteld en daarbij dan scherp gelet op het antwoord in woor den en in gelaatsmimiek, en als dan diezelfde dames eens allemaal hun er varingen naar mij hadden overgeseind, dan had ik een pracht revue gekregen, dat weet ik wel zeker. Toch geloof ik, dat diezelfde mevrouw Marcel, ook niet zo heel veel succes op dit gebied ver wachtte, want ze heeft gedreigd, ja echt waar, dat als er eens een mode show voor heren kwam, zij er ook niet zou heengaan en wij werden opgewekt, precies zo te handelen. Maar hieraan betuig ik geen adhaesie. Als er een modeshow voor heren is, ga ik er be slist heen. Mannelijke mannequins (of is er een ander woord voor) dat moet ik zien. Meer succes had Mevrouw Marcel evenwel met de show. Alles verliep zeer vlot. En er was keus genoeg te maken. De blouses winnen weer veld. Er waren inderdaad heel mooie, maar ook eenvoudige, vlotte blouses te zien, met bijzonder aardige rokken. Vooral zwarte kamgaren rokjes deden het best. Er was een grote verscheidenheid in japonnen. Eenvoudige vlotte japon netjes voor elke middag, maar ook en 'pAaitn 22 Mijn God, mijn God, waarom verlaatst u mij? Waaromme gaat mijn huilen dus voorbij Verf van dijn hulp end troost, als ik voor dij Doe mijne klachten? Den heelen dag roep ik uit ganscher krachten En du, mijn God en wilst daar op niet achten, Ik hou niet op van schreien alle nachten, End zwijge niet. Daar du nochtans door 't swerelds gansch gebied, De heilige bist: ja 't eeuwig lof end lied Van Israël in alle zijn verdriet Blijfstu genadig. Dies hebben ook op dijne macht grootdadig Ons ouders vrij vertrouwd: end du genadig Heb z', Heer, uerlost, uit alle lasten smadig, In haren nood. Al haar geschrei rees tot in dijnen schoot, Du stondst hen bij, in allen wederstoot: Zij hoopten vast en werden nooit schaamrood ln hun gebeden. Maar ik ben slechts een eerdworm hier beneden, End geenen man: Van ieder man vertreden, Zoo dat het volk met mij, in alle reden, Den spot vast houdt. Elck een die mij in dezen staat aanschouwt, Lacht mijns, end schimpt: ik wordt alom besnauwd, Elk trekt de lip: end schudt den kop wel stout, Om mij te plagen. Daar is de man, die kwansuis woud' gedragen Zijn zaak op God: dat God nu hoor zijn klagen, En maakt hem los, heeft hij aan hem behagen: Is haar verwijt. (Fragment uit Psalm 22 naar de berijming van Marnix van St. Aldegonde). kele heel mooie, die we kunnen aan trekken, als we eens voor visites wat meer gekleed moeten zijn. Van de deux-piece zagen we enkele exempla ren, die een echt vrouwenhart in ver rukking brengen. Heel mooi materiaal in een bijzondere goede coupe. Vooral voor jonge meisjes waren er leuke vlot te toppers, hoewel er ook bij waren, die door de keuze van het materiaal alleen al tot een meer gekleed genre gerekend kunnen worden. Voor back- fishes waren er ook enkele bijzonder leuke „jurkjes" bij. Een alleraardigst gezicht was het die twee peuters over het lange podium te zien wandelen om de moeders onder ons te laten zien, hoe ze haar kleine meisjes echt leuk kun nen kleden. De volkomen natuurlijke manier, waarop die peuters hun rol vervulden was inderdaad een aparte attractie. De jurkjes voor die kleintjes waren aardig, vlot, maar gelukkig niet zo opgesmukt. Precies zoals een moe der van deze tijd het zal willen. In mantels was een zeer grote verschei denheid te bewonderen. Natuurlijk vroeg de ruime swagger weer het grootste deel van de aandacht en te recht, want dat is een mantel die schier elke vrouw goed kleedt. Een drietal avondjaponnen besloot de show, waarvan één, een heel mooie was en nu ook eens van zulk een makelij, dat een jong meisje uit onze eigen krin gen die gerust zou kunnen dragen op een feestelijk avondje, want het goed zittende blouse-deel, in de vorm van een jasje van een deux-piece, stond snoezig boven de ruime rok. Ook de kleur en stof waren perfect. Ik weet wel voor mannelijke oren is het woord mode-show al in discrediet, en als een show alleen maar was, wat we daarvan in de mode-bladen vanuit Parijs te weten komen, gaf ik de man nen schoon gelijk, wantdaar gaan vermogens mee heen enje hebt kans er bij te lopen zoals geen mens in ons land er op straat bij wil lopen. Want op de plaatjes krijg je zoiets exotisch te zien, dat zeker mannelijke haren ten berge doet rijzen. Maar ik geloof, dat het op onze Nederlandse shows het wat nuchterder aangepakt wordt. Daar is het meer een aanschou welijke les in goed gekleed gaan, waar bij natuurlijk de firma', die deze show geven, dan hopen, dat men hen zal te hulp roepen als we dat ideaal gaan verwezenlijken op het ogenblik, dat we tot aankoop zullen overgaan. Nu is na tuurlijk niet iedere kijkster op een show direct al een koopster, maar de ONDER DE STREEP NScolaas 23eefs 13 Maart was het 50 jaar geleden dat Nicolaas Beets op 88-jarige leef tijd overleden is. Beets heeft een rustige levensloop gehad. Hij werd 13 Sept. 1814 te Haar lem geboren. Op 19-jarige leeftijd werd hij student te Leiden. Zes jaar later in 1839 was hij afgestudeerd en het volgende jaar dus 1840 werd hij Nederlands Her vormd predikant te Heemstede. Hier bleef hij 14 jaar en daarna diende hij 21 jaar de gemeente van Utrecht. In 1875 toen hij 35 jaar predikant was en zijn emeritaat in zicht begon te komen, werd hij tot professor in de kerkgeschiedenis en de zedekunde aan de universiteit te Utrecht benoemd. Ruim 9 jaar heeft hij deze betrekking bekleed. Hij werd toen 70 jaar en moest derhalve aftreden. Hierna leefde hij nog 18 jaren stil, doch tegelijk werkzaam in Utrecht. Zijn levensleus was: In God gerust, in God getroost. Twee dingen heeft hij begeerd: een goed Christen en een goed vaderlander te zijn. Beets' leven kenmerkte zich door ontzag voor het heilige, liefde voor waarheid in het binnenste en dank baarheid voor hetgeen hij ontvangen en genoten had in het even. Op 4 Oct. 1890 herdacht Beets, dat hij 50 jaar geleden predikant te Heem stede was geworden. Toen beleed hij „met schaamte en luide dank": Het kwam altemaal: alles wat mijn jonk heid zich had beloofd, ja boven mijn stoutste dromen, 't Is al gekomen. En hij dankte er zijn God voor. Beets heeft volgens zijn eigen woor den altijd voor zijn God gebogen. Altijd Gods gemeenschap gezocht. Beleefd wat hij anderen voorhield. Zelf erken de hij evenwel: Zo iets komt niet van zelf. Zo iets moet groeien. Het is een voortgaan van licht tot licht. Een ko men van kracht tot kracht. Ik wil nog even in het kort zijn le vensloop nagaan. Een Haarlemse jon gen. Student te Leiden. Predikant in Heemstede. Predikant in Utrecht. Pro fessor in Utrecht. Ambteloos burger in Utrecht. In zijn gedichten heeft hij deze din gen herdacht. En dan denk ik in de eerste plaats aan zijn vers over Haar lem. Een gedeelte van dit gedicht wil ik hier overnemen. Tussen bassen, beemden, duinen Ligt de grijze Spaarnestad. Midden in haar rijke tuinen, Als een steen in goud gevat. Daar heeft mij het eerst beschenen 't Licht van een Septemberdag, Die op mijn mistroostig, wenen Met een glimlach nederzag. Daar heb ik geheel genoten Wat voor 't vaak ondankbaar kind In het hart ligt opgesloten Van een moeder, die het mint. Van een vader, die des morgens Tot des avonds werkt en waakt, Gaarne, mits hij door veel zorgens Slechts zijn kroost gelukkig maakt. Mannen van beroemde namen Voerden mij van trap tot trap, Om mijn jonkheid te bekwamen Tot een weinig wetenschap. Maar hoe zal ik ooit vermelden Stad, waarvoor mijn boezem blaakt! Wat ik in uw open velden, In uw boezem heb gemaakt. Waar ik tussen mos en varen, Aan de voet van 't Ruige Duin, Op mocht zaam'len en vergaad'ren Van des Blinkerds kale kruin? O mijn God! ik durf niet hopen, Dat ik ooit U waardig prees, Maar mijn boezem ging U open, En mijn kinderlofzang rees. 't Grote lied was aangevangen, Dat geheel mijn ziel doordrong; Bron van duizend, duizend zangen, Die ik zong en niet en zong. Ge kent toch wel zijn aardige ge dicht „Holland" Neen, dan geef ik U hier een paar verzen. Zoet Holland, lieflijk Holland, Mijn Holland, weet ge dat? Ik heb heel mijn leven Steeds even lief gehad. Uw bossen en uw duinen, Uw weiden en uw tuinen, Zo menig aardig dorpje, Zo menig nette stad. In Haarlem stond mijn wiegje, Mijn eerste huis en school. Zaterdag 4 April 1953 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 3 een of andere dag zal het er toch toe komen niet waar, want we doen niet meer als onze bet-overgrootmoeders, waarvan wel eens verteld wordt, dat een stel kleren een geslacht lang kon dienst doen. (Gelukkig maar, zeg ik van harte). Dus koopster worden we toch, en dan is het goed te weten waar je terecht kunt om een goede kans te maken. En dat leren we op een goede mode-show wel. Om een „goed geklede vrouw" te mogen heten, daarvoor moe ten we ook een beetje op onze tellen passen. Dat wil niet zeggen, dat het nu ook meer geld zal moeten kosten. Neen het hangt er maar van af, of we de verschillende verdere benodigdhe den in harmonie weten te kiezen. We hebben op deze Goese show het effect kunnen bewonderen, omdat bij een aar dig toiletje ook de handschoenen, schoenen, kousen, tassen, hoedjes, byouterieën in de juiste harmonie wa ren gekozen. Het schijnt dat dit jaar de accessoires in wit of zwart zijn gehou den. Bij een kleurig zomerjaponnetje staat het gedistingeerd als men daar mooie zwarte accessoires bij draagt. Dat is de middag op de show wel be wezen. De firma's, die voor deze aan vulling bij de toiletten zorgden, heb ben wel getoond, dat men geen verre reizen hoeft te maken om er als een „goed geklede" vrouw uit te zien. Men kan in Goes kant en klaar komen, dat was duidelijk. En als er weer eens een show iswel dan komen we alle maal gearmd met onze heer en mees ter aangestaptWel, het denkbeeld is niet alleen van Mevrouw Marcel. Lees het geestige boek van de be kende sahrijver D. van der Stoep „Daatje en ik" maar eens, daar gaat de goedmoedige dikke Daatje met haar man, zo'n oud heertje met een sikje, ook naar een mode-show, dus waarom ook wij niet! Ik wacht echter maar af, of ik u zie voorgaanIn ieder geval ga ik er alleen eerst eens kijken, want er valt altijd weer wat te leren. OVER EEN SCHOONMAAK IN GROOT VERBAND. In Wolfaartsdijk,_ een van de dorpen, waar de bevolking" al gauw mocht te rugkeren, heeft een maatschappelijk werkster, mejuffrouw Draaisma, de leiding gehad bij de grote schoonmaak, die het gehele dorp moest ondergaan, nadat van dit verdronken dorp het wa ter weer was weggeduwd tot buiten de dijken. Aan mejuffrouw Draaisma hebben we gevraagd hoe dat alles is toegegaan. De eerste indruk is, zeide zij, dat het eigenlijk een hopeloos geval is er aan beginnen. Maar natuurlijk geef je daaraan niet toe. En als er maar eenmaal begonnen is, en er enig goed r.sultaat te zien komt, vat je moed om verder te gaan. Er is door velen ir Wolfaartsdijk dapper meegeholpen aan alles waaraan maar mee te hel pen viel. Maar er is ook heel goed werk verricht door werkploegen van elders. Als allereerste heeft daar een mannelijke ploeg gewerkt. Het was een groep Mennonieten overal van daan. Er waren een paar Amerikanen bij, een Canadees en ook een paar Nederlanders uit Friesland. Vogels van diverse pluimage dus, maar allen één in hun streven om Wolfaartsdijk van de kliederige, slijmerige sliklaag te ontdoen. Gewerkt dat die mannen hebben, geweldig. Ze hadden ook het goede materiaal bij zich, om dit eer ste en ergste werk te doen. Met een krachtige straal water ging men eerst de vloer te lijf, en deze „united na tions" in het klein pakten verder aan waar maar aangepakt moest worden. Daarna kwamen ploegen kordate Zeeuwsvlaamse jonge dames. Het waren niet alleen kordate meiskes, maar vooral ook practische, nuchtere zielen, die wisten, dat het wel goed is als je komt helpen, maar als je voor je aanwezigheid eerst zoveel rompslomp meebrengt, geeft je komst niet zoveel resultaat. Daarom brach ten ze al wat maar mee te brengen was voor eten en slapen enz. zelf mee. En de gene, die het gemakkelijkste schoon- maakplekje zich zag toegewezen, ging een uurtje vroeger naar Tavenu om daar het middagpotje te koken. Voor de anderen was het tafeltje gedekt op etenstijd, waarna men weer „ver kwikt en versterkt" gezamenlijk weg trok om met de vrouwelijke wapens als bezem, dweil, spons en zeem en nog meer, alle vuil en slijk, wat er maar in de huizen te vinden was, tot een aftocht te dwingen. In vijf en dertig gezinnen, waar het de huis vrouw, door ziekte, ouderdom of door groot gezin moeilijk viel dit zware werk te doen, is afdoende hulp ge boden. Mejuffrouw Draaisma, die eerst alles verkend had in dit tijde- Voorlopig ben ik nog niet aan mijn pensioen toe. Nee, ik zeg niet hoe oud ik ben, dat doet een vrouwelijk wezen nu eenmaal niet, maar toch heb ik het gevoel of ik aan de avond van de eer ste April zuchtend moet zeggen: „Ach, ach wat een jeugd, nee dan vroeger. en ik schud mijn „oude wijze" hoofd. Nu bereidt ge u natuurlijk op het al lerergste voor, en terecht. Je toekom- tig kroost wordt altijd voorbereid voor de plechtige gang naar de grote school. Het hangt maar van het indi vidu af, hoe die voorbereiding wel is. Is het een verlegen, schuchter kindje, dan wordt de juffrouw als snoezig zijig zieltje voorgesteld, die geen kip kwaad zou kunnen doen, is je toekom stige student echter een klein boefje, dan word je portret met zwarte kool getekend en ben je een schepsel, dat zulk een jonge boosdoener wel eens moris zal leren. Wacht maar, die juf frouw zal je wel klein krijgen. Per soonlijk ben ik meer voor de laatste tekening, want in zo'n geval kan ik niet anders dan meevallen, terwijl in lijk domein van haar, wist precies, waar ze deze hulptroepen moest in zetten. Zij was vol lof over het werk dat door de Zeeuwsvlaamse meisjes is verricht. Maar ik denk, dat deze weer respect zullen hebben gehad voor de zakelijke leiding van de maatschappelijke werkster, waardoor de geboden hulp zo effectief mogelijk is geworden. Het resultaat is dan toch maar, dat men in Wolfaartsdijk weer leven kan. We weten, dat de vrouwen daar dank baar voor zijn, maar we zullen nu maar niet te veel zeggen over de trieste blikken dier vrouwen als deze langs de wel schone, maar zo deerlijk bedorven meubeltjes glijden. Men kan weer verder, is dankbaar het leven er bq te hebben afgebracht, maar ik hoop van harte, dat het door de gel den van het Rampenfonds mogelijk zal zijn, dat men tenminste door enig nieuw meubelbezit, enige glans aan het huisvrouwelijk leven kan herge ven. Dat hoopte juffrouw Draaisma ook, zeide ze, want wij kunnen met al het werken wel schoonmaken, maar niets wat bedorven is weer nieuw maken. Ik weet wel dat die schadevergoe ding niet zo eenvoudig is, maar als die moeilijkheid nu maar niet maakt, dat alles zo lang gaat duren. Een mensenleven is zo kort en als men nu weer zo lang moet wachten eer er 'n gezellige kamer is, waar men weer moed kan scheppen om verder te gaan, is er zoveel verloren. Wolfaartsdijk is schoon, maar wan neer zullen we nu horen, dat er geld is verstrekt? Dat zal een goede dag zijn. het eerste geval het ontegenzeglijk op een tegenvaller bij dat zachte jeugdige onderdaantje moet uitlopen, want ik ben nu eenmaal niet zo zijig uitgeval len. Natuurlijk krijgen ze dat de eer ste dag niet door, want dan ben ik bepaald lief, wijl ik altijd een dikke zak vol „tranendrogers" bij me heb, want ik ben bang, echt bang voor de beruchte eerste traan, dat weet ge. Daarom had ik ook deze keer weer een zak met tranenbedwingende heer lijkheden bij me. Het valt me op, dat er niet eens zo veel moeders zijn, die hun Jantje of Pietje bij me komen afleveren. Alleen als het de eerste van het kroost is, die nu gaat uitvliegen naar een andere wereld, is de moeder present. Nu is dat bij van Zanten niet het geval, daar om gaat het daar nogal informeel toe. Juist als ik langs fiets, doet moe der van Zanten de deur open en ik hoor: „Nou Leen, je mot maar hard lopen en dalijk naar de juffrouw gaan, enen daar net de juffrouw langs fietst, krijgt die fëaien. O Paschen, uitverkoren der dagen al, geen hart ooit gaat verloren of sterven zal, dat heeft bij al zijn wonden den troost ontvaên: de held, van God gezonden, is opgestaan. O morgen die uit grijze nevelen dicht doet voor ons oog verrijzen zijn stil gezicht o dag daar ligt te blinken in stroom van tijd, glans die niet zal verzinken, Gods eeuwigheid. Nu breekt de wereld open in nieuwe pracht, nu Christus haar komt doopen met vuur en kracht; nu wil, mijn hart, aanschouwe' en verwonderd staan, Christus, de Godgetrouwe is opgestaan. DUCO VORSTER. (UitModerne nederlandsehe Religieuze lyriek). een korte toelichting. „Wel, juf frouw, daar gaat onze Leen, ik hoef dat boefie niet te brenge 'oor. Ie weet z'n weggie wel naar school en uwes mot er maar goed de hand an 'ouwe 'oor". Inmiddels is Leen al aan de haal op weg naar school en ik stap ook weer op, maar ik krijg een bemoedi gend woord mee, van moeder van Zan ten, die me nog gauw even toever trouwd, „dat ze voor geen geld van de, wereld zo'n hok met jong zou willen zoethouwe". Na deze waardering en eerstgezegde bemoediging, ik weer op pad. Innerlijk weer nieuwsgierig, naar wat de dag zal opleveren. Ik weet van een deel al heel wat af. Dat is het voordeel van een dorpsschool, waardoor ook wel weer een beetje avontuur verloren gaat. Ik ben na tuurlijk wat vroeger dan gewoonlijk, waardoor ik ze stuk voor stuk onder mijn hoede kan nemen op het plein en in de klas. De kennismaking ver loopt vlot en valt niet tegen. Als de bel gaat, heb ik ze allemaal binnen en ze hebben een plaatsje gekregen. Het gesabbel op de „lekkere snoepies" deint zachtjes door het lokaal. Ik gun ze even de tijd om door te sabbe len en eens polshoogte te nemen. Het valt allemaal mee. Geen traan gestort, ik blij. Het is dan toch maar een hele overgang voor die peuters, denk ik als een ouderwetse schooljuffrouw, vergetend, dat de jeugd van tegen woordig al wereldburger zich voelt als ze vijf jaar zijn. Ik heb weer een hele bevolking. Met de drie „zittenblijvers" en twee evacueetjes meegeteld zijn er precies vier dozijn. De morgen verloopt goed, maar ik jjjgnummimimmiilMlili ■iHlllllllliiiliiilii in.tii Het is een stad van bloemen, Van rozen en viool. Stad van vergeet-mij-nieten, Aan vaarten en aan vlieten, Waartussen ik nog dikwijls In mijn verbeelding dool. Naar Leiden trekt het harte Der oefengrage jeugd. Een stad is 't van geleerdheid, En rijke jonglingsvreugd. 'k Weet niet wie 't meest mij dienden, Mijn meesters of mijn vrienden, Wel, dat mij beider lering En beider liefde heugt. In Heilo, het schone dorpje dicht bij Haarlem, en waar zijn vriend Hase- broek dominee was, heeft hij zijn vrouw, Aleide van Foreest, gevonden. Hij zong er van met de volgende woor- len: Bij Alkmaar ligt een dorpje, Dat oog en hart verrukt; Daar heb ik d' eerste bloemen Der reinste min geplukt. Heilo, de zachte banden Sloegt gij om onze handen. Gezegend ieder plekje, Door onze voet gedrukt. Hierop werd hij, gelijk we reeds heb ben vermeld, dominee in Heemstede. Dit bekoorlijke dorp lag als het ware tegen Haarlem aangedrukt, aan de rand van het Haarlemmermeer. In de tijd, dat Beets dominee in Heemstede was, is deze grote plas drooggemalen. Nu zult ge de volgende regels wel ver staan. Te Heemstee, waar het meerschuim Haast week voor golvend graan, Daar ving mijn huis'lijk leven, Mijn werkzaam leven aan. O God, de zegeningen Vermeerd'ren en verdringen, Verdringen zich, al vergt Gij Ook nu en dan een traan. Daarna verhuisde hij naar Utrecht, dat ook wel met de oude naam het Sticht wordt aangeduid. Zoet Holland, lieflijk Holland, Nu leef ik in het Sticht Door leiding van Gods goedheid En nooit betreurde plicht. 'k Zie daar de grafkuil gapen, Waarin ik zacht zal slapen, Als op de Stichtse akker Mijn dagwerk is verricht. Maar nooit zal ik vergeten, Zolang ik ademhaal, Uw duinkant, dierbaar Holland, Waar ik nog daaglijks dwaal, Uw beken en Uw stromen, Uw schaduwrijke bomen, Uw steden en uw dorpen, Mij dierbaar altemaal. Beets heeft geen „winterse" ouder dom gekend. Hij bleef fris. Helder van geest en gezond naar het lichaam. Na zijn tachtigste jaar verminderden zijn ogen. Een operatie bleek noodza- keijk. Deze gaf wel baat, doch de vroe gere scherpte van gezicht kreeg hij niet terug. De verveling, die hij nooit ge kend had, klopte bij hem aan. Alleen bij 't volle licht der middaguren kon hij weer lezen en schrijven. „Al voelde hij zich belemmerd, hij klaagde niet, noch jaagde naar de dood. Zijn denken en herinneren bleven trouw en levendig. Zijn huis was niet eenzaam." (Ch. de la Saussaye.) Bezoeken waren hem zeer welkom. Zijn vrouw bleef aan zijn zijde en om ringde hem met zorgen. Zijn dochter Aleide schreef voor hem en las hem voor. Zo werd hij behoed voor verve ling en veel „ongebruikbre stonden". Ja ren geleden had hij Scott nagezongen van „een dochter, die zijn grijsheid troost." Thans ondervond hij wat dit betekent. Beets heeft geen lang ziekbed gehad. Op 24 Febr. 1903 viel hij neer. Hij werd op bed gelegd en heeft het daar na niet meer verlaten. Na deze aan val heeft de 88-jarige nog ruim 2 we ken geleefd. Op 13 Maart ontsliep hij. Beets is gestorven gelijk de aartsvaders. Hij bereidde zijn huis, toen hij ging sterven. Om de zijnen te ontlasten maakte hij verschillende beschikkin gen, die na zijn dood moesten worden uitgevoerd. Hij heerste in dit alles niet, doch liet aan de nabestaanden over, wat zij moesten doen. Zo gaf hij te kennen, dat zijn doods bericht melding maken moest van een „rijk gezegend leven" en van zijn „blij moedige overgave aan zijn Heer en Heiland." Zijn levensbeschrijver P. D. Chante- pie de la Saussaye tekende hier het volgende bij aan: „Zo stierf hij natuurlijk en kalm. Ook de man van vormen toonde hij zich tot het einde. Hij het de oudste predikant van Utrecht, zijn vriend J. C. Verhoeff, nu ook ontslapen, ontbie- den, om met hem te spreken en te bidden; het betaamde hem, die ande ren was voorgegaan, nu ook op zijn sterfbed, waar hij als zondaar die ge nade behoefde, neerlag, de dienaar des Evangelies te ontvangen. En een der wensen, die hij met moeite kenbaar maakte, was, dat men zijn handen bijeen zou voegen: voor zijn Heer en Heiland wilde hij met ge vouwen handen verschijnen."

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 4