Zaterdag 4 April 1953
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 2
nog wat aeres ziet dan er 'n oap teuges-
worig in zien en die dienken, dat Pae-
sen bestaet in paeseiers eten, en een
bietje lol te maeken. Om, wanneer je
alles verspeuld eit, geen rund meer in
de stal staet, je mooie paerden ver
dronken bin, je landbouwmechienes
staen te verroesten, je uus an 't ver
zakken is, of al in puun leit, je land
vol met zout zit en je mooie bongerd,
die je meschien zeivers nog geplant eit,
naer de haeien is, om dan toch nog met
Habakuk te bluven zeggen: „Alhoewel
de vijgeboom niet bloeien zal en er
geen vrucht aan de wijnstok zijn zal,
dat het werk des olijfsboom liegen zal
en de velden geen spijze voortbrengen,
dat men de kudde uit de kooi afscheu
ren zal en dat er geen rund in de stal
lingen wezen zal, zo zal ik nochtans
in den HEERE van vreugde opsprin
gen, ik zal mij verheugen in de God
mijns heils".
Kiek, eer datte me zoa var bin dat
we op die berghoagte van 't geloaf
staen, mot er bie de meesten van ons
nog eel wat gebeuren. En toch schient
't te kennen, aeres stong 't nie in de
Biebel. Noe, wie 't dan verstaen ken
die verstaet 't, mae ik oape, dat ons
allemaele, vo zoavarre as we deur de
ramp getroffen bin, van dat aerdse
vergankelike goed magge komme af te
zieje en de oagen richten nae boven,
want Habakuk laet op dit vers volgen:
„De Heere HEERE is mijn sterkte". Ik
oape asdat julder allegaere, getroffen
en niet getroffen, zoa Paesfeest magge
vieren. Flip Bramse.
Vorige week naar de eerste Goese
Mode-show geweest? Er was belang
stelling genoeg voor dit experiment,
want de ruime nieuwe zaal van het
Beursgebouw was geheel gevuld met
dames natuurlijk. De heer Joosse
Jr opende deze Goese show met een
korte zakelijke speech, waarin hij
vertelde, welke de medewerkende
firma's waren, nl. de firma Faberij
de Jonge voor de byouterieën, de firma
EversdijkSchrijver voor de hoeden,
de firma Sinke voor de tassen, de fa.
van de Reepe voor de schoenen en
natuurlijk de firma Joosse voor de
dames- en kinderconfectie. De heer
Joosse zeide met deze show te willen
laten zien, wat de Nederlandse con
fectie wel vermag. Wie goed gekleed
wil gaan behoeft daarvoor werkelijk
geen Parijse reizen te maken. De Ne
derlandse confectie-industrie is zeker
in staat te zorgen dat de Nederland
se vrouw er bij alle gelegenheden
tip-top uitziet. Nu, dat hebben we die
middag zelf kunnen constateren. De
heer Joosse begreep zeker zeer goed,
dat de wacht was op de show, want
hel gauw gaf hij de leiding in handen
van Mevrouw Marcel uit Amsterdam,
die bij elke nieuwe creatie, welke
door een mannequin werd getoond,
enkele korte mededelingen deed.
Maar die Mevrouw Marcel vond, dat
er te weinig heren aanwezig waren.
Dat was wel waar ook, daarom stelde
ze heel gemoedelijk voor, dat we bij
een volgende show onze heren echt
genoten zouden medebrengen. Na
tuurlijk was dat een heel goede raad,
want hiermede kunnen we de ver
antwoordelijkheid voor onze kledij
van onze „zwakke schouders" laten
glijden, want nu kan het wel eens
gebeuren, dat we stralend met een
nieuwe aankoop thuis ons vertonen
voor de ogen van onze heer en mees
ter en dano triest ogenblik, zegt
deze mens volkomen onbewogen: „Nou
jaen als hij zo begint, dan weten
we het wel en is de glorie van onze
gloednieuwe japon met één slag ver
dwenen. Gaat nu onze gemaal mede ter
show, dan kunnen we naderhand van
repliek dienen en zeggen, „enneje
was er zelf bij toen ik die koosJa,
dat idee van die mevrouw was zo
kwaad nog niet, alleen maar hoe krij
gen we daar het mannelijk element
heen gesleept. Die raad kregen we niet.
Als wij, aanwezige dames, het diezelfde
avond eens allemaal aan onze mannen
hadden voorgesteld en daarbij dan
scherp gelet op het antwoord in woor
den en in gelaatsmimiek, en als dan
diezelfde dames eens allemaal hun er
varingen naar mij hadden overgeseind,
dan had ik een pracht revue gekregen,
dat weet ik wel zeker. Toch geloof ik,
dat diezelfde mevrouw Marcel, ook niet
zo heel veel succes op dit gebied ver
wachtte, want ze heeft gedreigd, ja
echt waar, dat als er eens een mode
show voor heren kwam, zij er ook niet
zou heengaan en wij werden opgewekt,
precies zo te handelen. Maar hieraan
betuig ik geen adhaesie. Als er een
modeshow voor heren is, ga ik er be
slist heen. Mannelijke mannequins (of
is er een ander woord voor) dat moet
ik zien.
Meer succes had Mevrouw Marcel
evenwel met de show. Alles verliep
zeer vlot. En er was keus genoeg te
maken. De blouses winnen weer veld.
Er waren inderdaad heel mooie, maar
ook eenvoudige, vlotte blouses te zien,
met bijzonder aardige rokken. Vooral
zwarte kamgaren rokjes deden het
best. Er was een grote verscheidenheid
in japonnen. Eenvoudige vlotte japon
netjes voor elke middag, maar ook en
'pAaitn 22
Mijn God, mijn God, waarom verlaatst u mij?
Waaromme gaat mijn huilen dus voorbij
Verf van dijn hulp end troost, als ik voor dij
Doe mijne klachten?
Den heelen dag roep ik uit ganscher krachten
En du, mijn God en wilst daar op niet achten,
Ik hou niet op van schreien alle nachten,
End zwijge niet.
Daar du nochtans door 't swerelds gansch gebied,
De heilige bist: ja 't eeuwig lof end lied
Van Israël in alle zijn verdriet
Blijfstu genadig.
Dies hebben ook op dijne macht grootdadig
Ons ouders vrij vertrouwd: end du genadig
Heb z', Heer, uerlost, uit alle lasten smadig,
In haren nood.
Al haar geschrei rees tot in dijnen schoot,
Du stondst hen bij, in allen wederstoot:
Zij hoopten vast en werden nooit schaamrood
ln hun gebeden.
Maar ik ben slechts een eerdworm hier beneden,
End geenen man: Van ieder man vertreden,
Zoo dat het volk met mij, in alle reden,
Den spot vast houdt.
Elck een die mij in dezen staat aanschouwt,
Lacht mijns, end schimpt: ik wordt alom besnauwd,
Elk trekt de lip: end schudt den kop wel stout,
Om mij te plagen.
Daar is de man, die kwansuis woud' gedragen
Zijn zaak op God: dat God nu hoor zijn klagen,
En maakt hem los, heeft hij aan hem behagen:
Is haar verwijt.
(Fragment uit Psalm 22 naar de berijming van
Marnix van St. Aldegonde).
kele heel mooie, die we kunnen aan
trekken, als we eens voor visites wat
meer gekleed moeten zijn. Van de
deux-piece zagen we enkele exempla
ren, die een echt vrouwenhart in ver
rukking brengen. Heel mooi materiaal
in een bijzondere goede coupe. Vooral
voor jonge meisjes waren er leuke vlot
te toppers, hoewel er ook bij waren,
die door de keuze van het materiaal
alleen al tot een meer gekleed genre
gerekend kunnen worden. Voor back-
fishes waren er ook enkele bijzonder
leuke „jurkjes" bij. Een alleraardigst
gezicht was het die twee peuters over
het lange podium te zien wandelen om
de moeders onder ons te laten zien, hoe
ze haar kleine meisjes echt leuk kun
nen kleden. De volkomen natuurlijke
manier, waarop die peuters hun rol
vervulden was inderdaad een aparte
attractie. De jurkjes voor die kleintjes
waren aardig, vlot, maar gelukkig niet
zo opgesmukt. Precies zoals een moe
der van deze tijd het zal willen. In
mantels was een zeer grote verschei
denheid te bewonderen. Natuurlijk
vroeg de ruime swagger weer het
grootste deel van de aandacht en te
recht, want dat is een mantel die schier
elke vrouw goed kleedt.
Een drietal avondjaponnen besloot de
show, waarvan één, een heel mooie was
en nu ook eens van zulk een makelij,
dat een jong meisje uit onze eigen krin
gen die gerust zou kunnen dragen op
een feestelijk avondje, want het goed
zittende blouse-deel, in de vorm van
een jasje van een deux-piece, stond
snoezig boven de ruime rok. Ook de
kleur en stof waren perfect.
Ik weet wel voor mannelijke oren is
het woord mode-show al in discrediet,
en als een show alleen maar was, wat
we daarvan in de mode-bladen vanuit
Parijs te weten komen, gaf ik de man
nen schoon gelijk, wantdaar gaan
vermogens mee heen enje hebt
kans er bij te lopen zoals geen mens
in ons land er op straat bij wil lopen.
Want op de plaatjes krijg je zoiets
exotisch te zien, dat zeker mannelijke
haren ten berge doet rijzen. Maar ik
geloof, dat het op onze Nederlandse
shows het wat nuchterder aangepakt
wordt. Daar is het meer een aanschou
welijke les in goed gekleed gaan, waar
bij natuurlijk de firma', die deze show
geven, dan hopen, dat men hen zal te
hulp roepen als we dat ideaal gaan
verwezenlijken op het ogenblik, dat we
tot aankoop zullen overgaan. Nu is na
tuurlijk niet iedere kijkster op een
show direct al een koopster, maar de
ONDER DE STREEP
NScolaas 23eefs
13 Maart was het 50 jaar geleden
dat Nicolaas Beets op 88-jarige leef
tijd overleden is.
Beets heeft een rustige levensloop
gehad. Hij werd 13 Sept. 1814 te Haar
lem geboren. Op 19-jarige leeftijd werd
hij student te Leiden.
Zes jaar later in 1839 was hij
afgestudeerd en het volgende jaar
dus 1840 werd hij Nederlands Her
vormd predikant te Heemstede. Hier
bleef hij 14 jaar en daarna diende hij
21 jaar de gemeente van Utrecht.
In 1875 toen hij 35 jaar predikant
was en zijn emeritaat in zicht begon
te komen, werd hij tot professor in
de kerkgeschiedenis en de zedekunde
aan de universiteit te Utrecht benoemd.
Ruim 9 jaar heeft hij deze betrekking
bekleed. Hij werd toen 70 jaar en
moest derhalve aftreden.
Hierna leefde hij nog 18 jaren stil,
doch tegelijk werkzaam in Utrecht.
Zijn levensleus was: In God gerust,
in God getroost.
Twee dingen heeft hij begeerd: een
goed Christen en een goed vaderlander
te zijn.
Beets' leven kenmerkte zich door
ontzag voor het heilige, liefde voor
waarheid in het binnenste en dank
baarheid voor hetgeen hij ontvangen
en genoten had in het even.
Op 4 Oct. 1890 herdacht Beets, dat
hij 50 jaar geleden predikant te Heem
stede was geworden. Toen beleed hij
„met schaamte en luide dank": Het
kwam altemaal: alles wat mijn jonk
heid zich had beloofd, ja boven mijn
stoutste dromen, 't Is al gekomen. En
hij dankte er zijn God voor.
Beets heeft volgens zijn eigen woor
den altijd voor zijn God gebogen. Altijd
Gods gemeenschap gezocht. Beleefd
wat hij anderen voorhield. Zelf erken
de hij evenwel: Zo iets komt niet van
zelf. Zo iets moet groeien. Het is een
voortgaan van licht tot licht. Een ko
men van kracht tot kracht.
Ik wil nog even in het kort zijn le
vensloop nagaan. Een Haarlemse jon
gen. Student te Leiden. Predikant in
Heemstede. Predikant in Utrecht. Pro
fessor in Utrecht. Ambteloos burger in
Utrecht.
In zijn gedichten heeft hij deze din
gen herdacht. En dan denk ik in de
eerste plaats aan zijn vers over Haar
lem. Een gedeelte van dit gedicht wil
ik hier overnemen.
Tussen bassen, beemden, duinen
Ligt de grijze Spaarnestad.
Midden in haar rijke tuinen,
Als een steen in goud gevat.
Daar heeft mij het eerst beschenen
't Licht van een Septemberdag,
Die op mijn mistroostig, wenen
Met een glimlach nederzag.
Daar heb ik geheel genoten
Wat voor 't vaak ondankbaar kind
In het hart ligt opgesloten
Van een moeder, die het mint.
Van een vader, die des morgens
Tot des avonds werkt en waakt,
Gaarne, mits hij door veel zorgens
Slechts zijn kroost gelukkig maakt.
Mannen van beroemde namen
Voerden mij van trap tot trap,
Om mijn jonkheid te bekwamen
Tot een weinig wetenschap.
Maar hoe zal ik ooit vermelden
Stad, waarvoor mijn boezem blaakt!
Wat ik in uw open velden,
In uw boezem heb gemaakt.
Waar ik tussen mos en varen,
Aan de voet van 't Ruige Duin,
Op mocht zaam'len en vergaad'ren
Van des Blinkerds kale kruin?
O mijn God! ik durf niet hopen,
Dat ik ooit U waardig prees,
Maar mijn boezem ging U open,
En mijn kinderlofzang rees.
't Grote lied was aangevangen,
Dat geheel mijn ziel doordrong;
Bron van duizend, duizend zangen,
Die ik zong en niet en zong.
Ge kent toch wel zijn aardige ge
dicht „Holland" Neen, dan geef ik U
hier een paar verzen.
Zoet Holland, lieflijk Holland,
Mijn Holland, weet ge dat?
Ik heb heel mijn leven
Steeds even lief gehad.
Uw bossen en uw duinen,
Uw weiden en uw tuinen,
Zo menig aardig dorpje,
Zo menig nette stad.
In Haarlem stond mijn wiegje,
Mijn eerste huis en school.
Zaterdag 4 April 1953
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 3
een of andere dag zal het er toch toe
komen niet waar, want we doen niet
meer als onze bet-overgrootmoeders,
waarvan wel eens verteld wordt, dat
een stel kleren een geslacht lang kon
dienst doen. (Gelukkig maar, zeg ik
van harte). Dus koopster worden we
toch, en dan is het goed te weten waar
je terecht kunt om een goede kans te
maken. En dat leren we op een goede
mode-show wel. Om een „goed geklede
vrouw" te mogen heten, daarvoor moe
ten we ook een beetje op onze tellen
passen. Dat wil niet zeggen, dat het
nu ook meer geld zal moeten kosten.
Neen het hangt er maar van af, of we
de verschillende verdere benodigdhe
den in harmonie weten te kiezen. We
hebben op deze Goese show het effect
kunnen bewonderen, omdat bij een aar
dig toiletje ook de handschoenen,
schoenen, kousen, tassen, hoedjes,
byouterieën in de juiste harmonie wa
ren gekozen. Het schijnt dat dit jaar de
accessoires in wit of zwart zijn gehou
den. Bij een kleurig zomerjaponnetje
staat het gedistingeerd als men daar
mooie zwarte accessoires bij draagt.
Dat is de middag op de show wel be
wezen. De firma's, die voor deze aan
vulling bij de toiletten zorgden, heb
ben wel getoond, dat men geen verre
reizen hoeft te maken om er als een
„goed geklede" vrouw uit te zien. Men
kan in Goes kant en klaar komen, dat
was duidelijk. En als er weer eens een
show iswel dan komen we alle
maal gearmd met onze heer en mees
ter aangestaptWel, het denkbeeld
is niet alleen van Mevrouw Marcel.
Lees het geestige boek van de be
kende sahrijver D. van der Stoep
„Daatje en ik" maar eens, daar gaat
de goedmoedige dikke Daatje met haar
man, zo'n oud heertje met een sikje,
ook naar een mode-show, dus waarom
ook wij niet! Ik wacht echter maar af,
of ik u zie voorgaanIn ieder geval
ga ik er alleen eerst eens kijken, want
er valt altijd weer wat te leren.
OVER EEN SCHOONMAAK
IN GROOT VERBAND.
In Wolfaartsdijk,_ een van de dorpen,
waar de bevolking" al gauw mocht te
rugkeren, heeft een maatschappelijk
werkster, mejuffrouw Draaisma, de
leiding gehad bij de grote schoonmaak,
die het gehele dorp moest ondergaan,
nadat van dit verdronken dorp het wa
ter weer was weggeduwd tot buiten
de dijken. Aan mejuffrouw Draaisma
hebben we gevraagd hoe dat alles is
toegegaan.
De eerste indruk is, zeide zij, dat
het eigenlijk een hopeloos geval is er
aan beginnen. Maar natuurlijk geef
je daaraan niet toe. En als er maar
eenmaal begonnen is, en er enig goed
r.sultaat te zien komt, vat je moed
om verder te gaan. Er is door velen
ir Wolfaartsdijk dapper meegeholpen
aan alles waaraan maar mee te hel
pen viel. Maar er is ook heel goed
werk verricht door werkploegen van
elders. Als allereerste heeft daar een
mannelijke ploeg gewerkt. Het was
een groep Mennonieten overal van
daan. Er waren een paar Amerikanen
bij, een Canadees en ook een paar
Nederlanders uit Friesland. Vogels
van diverse pluimage dus, maar allen
één in hun streven om Wolfaartsdijk
van de kliederige, slijmerige sliklaag
te ontdoen. Gewerkt dat die mannen
hebben, geweldig. Ze hadden ook het
goede materiaal bij zich, om dit eer
ste en ergste werk te doen. Met een
krachtige straal water ging men eerst
de vloer te lijf, en deze „united na
tions" in het klein pakten verder aan
waar maar aangepakt moest worden.
Daarna kwamen ploegen kordate
Zeeuwsvlaamse jonge dames. Het
waren niet alleen kordate meiskes,
maar vooral ook practische, nuchtere
zielen, die wisten, dat het wel goed
is als je komt helpen, maar als je
voor je aanwezigheid eerst zoveel
rompslomp meebrengt, geeft je komst
niet zoveel resultaat. Daarom brach
ten ze al wat maar mee te brengen was
voor eten en slapen enz. zelf mee. En de
gene, die het gemakkelijkste schoon-
maakplekje zich zag toegewezen, ging
een uurtje vroeger naar Tavenu om
daar het middagpotje te koken. Voor
de anderen was het tafeltje gedekt op
etenstijd, waarna men weer „ver
kwikt en versterkt" gezamenlijk weg
trok om met de vrouwelijke wapens
als bezem, dweil, spons en zeem en
nog meer, alle vuil en slijk, wat er
maar in de huizen te vinden was, tot
een aftocht te dwingen. In vijf en
dertig gezinnen, waar het de huis
vrouw, door ziekte, ouderdom of door
groot gezin moeilijk viel dit zware
werk te doen, is afdoende hulp ge
boden. Mejuffrouw Draaisma, die
eerst alles verkend had in dit tijde-
Voorlopig ben ik nog niet aan mijn
pensioen toe. Nee, ik zeg niet hoe oud
ik ben, dat doet een vrouwelijk wezen
nu eenmaal niet, maar toch heb ik het
gevoel of ik aan de avond van de eer
ste April zuchtend moet zeggen: „Ach,
ach wat een jeugd, nee dan vroeger.
en ik schud mijn „oude wijze" hoofd.
Nu bereidt ge u natuurlijk op het al
lerergste voor, en terecht. Je toekom-
tig kroost wordt altijd voorbereid
voor de plechtige gang naar de grote
school. Het hangt maar van het indi
vidu af, hoe die voorbereiding wel is.
Is het een verlegen, schuchter kindje,
dan wordt de juffrouw als snoezig
zijig zieltje voorgesteld, die geen kip
kwaad zou kunnen doen, is je toekom
stige student echter een klein boefje,
dan word je portret met zwarte kool
getekend en ben je een schepsel, dat
zulk een jonge boosdoener wel eens
moris zal leren. Wacht maar, die juf
frouw zal je wel klein krijgen. Per
soonlijk ben ik meer voor de laatste
tekening, want in zo'n geval kan ik
niet anders dan meevallen, terwijl in
lijk domein van haar, wist precies,
waar ze deze hulptroepen moest in
zetten. Zij was vol lof over het werk
dat door de Zeeuwsvlaamse meisjes
is verricht. Maar ik denk, dat deze
weer respect zullen hebben gehad
voor de zakelijke leiding van de
maatschappelijke werkster, waardoor
de geboden hulp zo effectief mogelijk
is geworden.
Het resultaat is dan toch maar, dat
men in Wolfaartsdijk weer leven kan.
We weten, dat de vrouwen daar dank
baar voor zijn, maar we zullen nu
maar niet te veel zeggen over de
trieste blikken dier vrouwen als deze
langs de wel schone, maar zo deerlijk
bedorven meubeltjes glijden. Men kan
weer verder, is dankbaar het leven
er bq te hebben afgebracht, maar ik
hoop van harte, dat het door de gel
den van het Rampenfonds mogelijk
zal zijn, dat men tenminste door enig
nieuw meubelbezit, enige glans aan
het huisvrouwelijk leven kan herge
ven.
Dat hoopte juffrouw Draaisma ook,
zeide ze, want wij kunnen met al het
werken wel schoonmaken, maar niets
wat bedorven is weer nieuw maken.
Ik weet wel dat die schadevergoe
ding niet zo eenvoudig is, maar als
die moeilijkheid nu maar niet maakt,
dat alles zo lang gaat duren. Een
mensenleven is zo kort en als men nu
weer zo lang moet wachten eer er 'n
gezellige kamer is, waar men weer
moed kan scheppen om verder te
gaan, is er zoveel verloren.
Wolfaartsdijk is schoon, maar wan
neer zullen we nu horen, dat er geld
is verstrekt? Dat zal een goede dag
zijn.
het eerste geval het ontegenzeglijk op
een tegenvaller bij dat zachte jeugdige
onderdaantje moet uitlopen, want ik
ben nu eenmaal niet zo zijig uitgeval
len. Natuurlijk krijgen ze dat de eer
ste dag niet door, want dan ben ik
bepaald lief, wijl ik altijd een dikke
zak vol „tranendrogers" bij me heb,
want ik ben bang, echt bang voor de
beruchte eerste traan, dat weet ge.
Daarom had ik ook deze keer weer
een zak met tranenbedwingende heer
lijkheden bij me.
Het valt me op, dat er niet eens zo
veel moeders zijn, die hun Jantje of
Pietje bij me komen afleveren. Alleen
als het de eerste van het kroost is, die
nu gaat uitvliegen naar een andere
wereld, is de moeder present. Nu is
dat bij van Zanten niet het geval, daar
om gaat het daar nogal informeel
toe. Juist als ik langs fiets, doet moe
der van Zanten de deur open en ik
hoor: „Nou Leen, je mot maar hard
lopen en dalijk naar de juffrouw
gaan, enen daar net de
juffrouw langs fietst, krijgt die
fëaien.
O Paschen, uitverkoren
der dagen al,
geen hart ooit gaat verloren
of sterven zal,
dat heeft bij al zijn wonden
den troost ontvaên:
de held, van God gezonden,
is opgestaan.
O morgen die uit grijze
nevelen dicht
doet voor ons oog verrijzen
zijn stil gezicht
o dag daar ligt te blinken
in stroom van tijd,
glans die niet zal verzinken,
Gods eeuwigheid.
Nu breekt de wereld open
in nieuwe pracht,
nu Christus haar komt doopen
met vuur en kracht;
nu wil, mijn hart, aanschouwe' en
verwonderd staan,
Christus, de Godgetrouwe
is opgestaan.
DUCO VORSTER.
(UitModerne nederlandsehe
Religieuze lyriek).
een korte toelichting. „Wel, juf
frouw, daar gaat onze Leen, ik hoef
dat boefie niet te brenge 'oor. Ie weet
z'n weggie wel naar school en uwes
mot er maar goed de hand an 'ouwe
'oor". Inmiddels is Leen al aan de haal
op weg naar school en ik stap ook
weer op, maar ik krijg een bemoedi
gend woord mee, van moeder van Zan
ten, die me nog gauw even toever
trouwd, „dat ze voor geen geld van de,
wereld zo'n hok met jong zou willen
zoethouwe". Na deze waardering en
eerstgezegde bemoediging, ik weer op
pad. Innerlijk weer nieuwsgierig,
naar wat de dag zal opleveren. Ik weet
van een deel al heel wat af. Dat is
het voordeel van een dorpsschool,
waardoor ook wel weer een beetje
avontuur verloren gaat. Ik ben na
tuurlijk wat vroeger dan gewoonlijk,
waardoor ik ze stuk voor stuk onder
mijn hoede kan nemen op het plein
en in de klas. De kennismaking ver
loopt vlot en valt niet tegen. Als de
bel gaat, heb ik ze allemaal binnen en
ze hebben een plaatsje gekregen. Het
gesabbel op de „lekkere snoepies"
deint zachtjes door het lokaal. Ik
gun ze even de tijd om door te sabbe
len en eens polshoogte te nemen. Het
valt allemaal mee. Geen traan gestort,
ik blij. Het is dan toch maar een
hele overgang voor die peuters, denk
ik als een ouderwetse schooljuffrouw,
vergetend, dat de jeugd van tegen
woordig al wereldburger zich voelt als
ze vijf jaar zijn. Ik heb weer een hele
bevolking. Met de drie „zittenblijvers"
en twee evacueetjes meegeteld zijn er
precies vier dozijn.
De morgen verloopt goed, maar ik
jjjgnummimimmiilMlili
■iHlllllllliiiliiilii
in.tii
Het is een stad van bloemen,
Van rozen en viool.
Stad van vergeet-mij-nieten,
Aan vaarten en aan vlieten,
Waartussen ik nog dikwijls
In mijn verbeelding dool.
Naar Leiden trekt het harte
Der oefengrage jeugd.
Een stad is 't van geleerdheid,
En rijke jonglingsvreugd.
'k Weet niet wie 't meest mij dienden,
Mijn meesters of mijn vrienden,
Wel, dat mij beider lering
En beider liefde heugt.
In Heilo, het schone dorpje dicht bij
Haarlem, en waar zijn vriend Hase-
broek dominee was, heeft hij zijn
vrouw, Aleide van Foreest, gevonden.
Hij zong er van met de volgende woor-
len:
Bij Alkmaar ligt een dorpje,
Dat oog en hart verrukt;
Daar heb ik d' eerste bloemen
Der reinste min geplukt.
Heilo, de zachte banden
Sloegt gij om onze handen.
Gezegend ieder plekje,
Door onze voet gedrukt.
Hierop werd hij, gelijk we reeds heb
ben vermeld, dominee in Heemstede.
Dit bekoorlijke dorp lag als het ware
tegen Haarlem aangedrukt, aan de
rand van het Haarlemmermeer. In de
tijd, dat Beets dominee in Heemstede
was, is deze grote plas drooggemalen.
Nu zult ge de volgende regels wel ver
staan.
Te Heemstee, waar het meerschuim
Haast week voor golvend graan,
Daar ving mijn huis'lijk leven,
Mijn werkzaam leven aan.
O God, de zegeningen
Vermeerd'ren en verdringen,
Verdringen zich, al vergt Gij
Ook nu en dan een traan.
Daarna verhuisde hij naar Utrecht,
dat ook wel met de oude naam het
Sticht wordt aangeduid.
Zoet Holland, lieflijk Holland,
Nu leef ik in het Sticht
Door leiding van Gods goedheid
En nooit betreurde plicht.
'k Zie daar de grafkuil gapen,
Waarin ik zacht zal slapen,
Als op de Stichtse akker
Mijn dagwerk is verricht.
Maar nooit zal ik vergeten,
Zolang ik ademhaal,
Uw duinkant, dierbaar Holland,
Waar ik nog daaglijks dwaal,
Uw beken en Uw stromen,
Uw schaduwrijke bomen,
Uw steden en uw dorpen,
Mij dierbaar altemaal.
Beets heeft geen „winterse" ouder
dom gekend. Hij bleef fris. Helder van
geest en gezond naar het lichaam.
Na zijn tachtigste jaar verminderden
zijn ogen. Een operatie bleek noodza-
keijk. Deze gaf wel baat, doch de vroe
gere scherpte van gezicht kreeg hij niet
terug. De verveling, die hij nooit ge
kend had, klopte bij hem aan. Alleen
bij 't volle licht der middaguren kon hij
weer lezen en schrijven. „Al voelde hij
zich belemmerd, hij klaagde niet, noch
jaagde naar de dood. Zijn denken en
herinneren bleven trouw en levendig.
Zijn huis was niet eenzaam." (Ch. de
la Saussaye.)
Bezoeken waren hem zeer welkom.
Zijn vrouw bleef aan zijn zijde en om
ringde hem met zorgen. Zijn dochter
Aleide schreef voor hem en las hem
voor. Zo werd hij behoed voor verve
ling en veel „ongebruikbre stonden". Ja
ren geleden had hij Scott nagezongen
van „een dochter, die zijn grijsheid
troost." Thans ondervond hij wat dit
betekent.
Beets heeft geen lang ziekbed gehad.
Op 24 Febr. 1903 viel hij neer. Hij
werd op bed gelegd en heeft het daar
na niet meer verlaten. Na deze aan
val heeft de 88-jarige nog ruim 2 we
ken geleefd. Op 13 Maart ontsliep hij.
Beets is gestorven gelijk de aartsvaders.
Hij bereidde zijn huis, toen hij ging
sterven. Om de zijnen te ontlasten
maakte hij verschillende beschikkin
gen, die na zijn dood moesten worden
uitgevoerd. Hij heerste in dit alles niet,
doch liet aan de nabestaanden over,
wat zij moesten doen.
Zo gaf hij te kennen, dat zijn doods
bericht melding maken moest van een
„rijk gezegend leven" en van zijn „blij
moedige overgave aan zijn Heer en
Heiland."
Zijn levensbeschrijver P. D. Chante-
pie de la Saussaye tekende hier het
volgende bij aan:
„Zo stierf hij natuurlijk en kalm.
Ook de man van vormen toonde hij
zich tot het einde. Hij het de oudste
predikant van Utrecht, zijn vriend J.
C. Verhoeff, nu ook ontslapen, ontbie-
den, om met hem te spreken en te
bidden; het betaamde hem, die ande
ren was voorgegaan, nu ook op zijn
sterfbed, waar hij als zondaar die ge
nade behoefde, neerlag, de dienaar des
Evangelies te ontvangen.
En een der wensen, die hij met
moeite kenbaar maakte, was, dat men
zijn handen bijeen zou voegen: voor
zijn Heer en Heiland wilde hij met ge
vouwen handen verschijnen."