lij ons Üiiiis
fïo .TAÏTLS.8 «VHBTMeefcvoucj^B
r
Om
'PatniUtMad
EEN GESCHEURD GORDIJN
EN EEN GEOPEND GRAF
Té. 3. IJL- BEN VRUCHT
Zaterdag 4 April 1953
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
laat me natuurlijk van mijn beste zijde
zien. „Ons leren is spelen.Het ge
volg is dat het ganse kroost zeer ge
noeglijk en tevree weer naar de mid-
dagschool komt. Ze weten werkelijk
allemaal hun eigen plekje weer te vin
den. Vlak voor me, op de eerste bank
links van de lessenaar zitten twee
buurjongetjes, Rien en Henk. Ik heb
ze maar naast elkaar gezet vanmor
gen om hen vooral een beetje op hun
gemak te zetten. Ze zitten weer
prompt op hun plekje, als de bel onze
werktijd inluidt. We beginnen weer
vrolijk. Maar na een goed uurtje, als
ik figuurlijk gesproken dan 'n beetje
achter mijn adem ben, want vier do
zijn kinderen zoet houden, die nog
geen a voor een b kennen, is wel een
opdracht. Ze krijgen allemaal een pot
lood en een blaadje met de mededeling
van mij, dat ze mogen tekenen wat ze
•willen, htm huis, de school, de kerk,
of.... ook mij. Ze gaan blijmoedig
aan de gang en ik draai me even om
naar de kast om een stapel boekjes
weg te leggen. Maar.daar hoor ik
opeens een „vreemd gerucht", nee dat
is te zwak gezegd, want er lijkt wel
een compleet oproer uit te breken. Ik
draai me om en.... daar zie ik, dat
de twee buurtjes, die ik ook in school
tot bankbuurtjes maakte, mekaar in
de haren zitten. Henk, die woedend
probeert Rix zijn potlood te ontfutse
len, bijt me toe: „Ie het mien potlood
en 't miene was groterOnthutst
tracht ik vrede te stichten, wat me
wel gelukt. In de andere rij, vlak
naast, zit Ineke uit dezelfde straat als
de vechtersbaasjes. Ze kijkt en kijkt
stomverbaasd. Het wijsvingertje in de
mond. Dan, nog zonder met het tra
ditionele vingeropsteken, mij gewaar
schuwd te hebben, zegt ze:
„Ullie vechten altied, thuus ook".
Bij mij wordt het besluit geboren, dat
morgen de buurtjes uit de straat geen
bankbuurtjes meer zullen wezen.
In eens valt mijn oog op het restant-
je „lekkere snoepies" op mijn lesse
naar. Te denken dat ik die vanmorgen
meenam voor schuchtere kindertjes..
En dan zucht ik: „de tijden zijn wel
veranderd, en dat zeg ik, een school
juffrouw, die nog niet eens aan haar
pensioentje toe is.
Wat zal er te beleven vallen met dit
span, als we het schooljaar weer af
sluiten. Misschien moet ik dan wel
handboeien meenemen in plaats van
een zak „snoepies". In ieder geval heb
ik kans op avontuur, en de lust daar
toe is in dat ouwe schooljuffrouwen-
hart nog niet geblust.
kan men wel een duitje gebruiken,
omdat er ontzaglijk veel nodig is.
Daarom vind ik het fijn, dat ook jon
gens en meisjes hun best doen, om te
zorgen, dat die grote geldkist van het
Rampenfonds voorlopig nog niet leeg-
raakt. En waar de jongeren maar niet
eventjes hun portemonnaie kunnen
opendoen, zoals de grote mensen dat
wel kunnen, is het toch goed, dat ze
door hun werken zorgen, dat die grote
portemonnaie weer eens een keertje
open' gaat voor dit grote werk van hel
pen in onze Yolksnood.
Zo, nu weten jullie hoe ik mün Za
terdagmiddag besteed heb. Maar nu
heb ik zo veel gepraat, dat ons hoekje
weer vol is. Daarom volgende week
jullie brieven maar weer. Veel groe
ten van Tante Truus.
Correspondentie uitsluiten te richten aan J. Joosse, Eigenhaardstraat
Middelburg.
Mijn beste nichtjes en neven,
Jullie vertellen me altijd zoveel van
je belevenissen in jullie brieven, waar
door ik vind, dat ik nu ook eens wat
moet vertéllen, waar ik geweest ben.
Vorige week Zaterdag ben ik naar een
bazar geweest Jullie weten wel wat
dat is, want ik denk, dat de meesten
van mijn nichtjes en neven ook wel
eens een avond met vader of moeder
zijn meegeweest naar een bazar. Maar
nu heb ik kans, dat jullie zomaar
bij het lezen van dit bericht denken,
nu ja, maar dat is toch niet zo'n bij
zonderheid. Gelijk zouden jullie heb
ben, als het een gewone bazar was,
maar dat was nu juist deze Zaterdagse
bazar niét. Dit was echt iets bijzonders.
Anders zou ik er vast niet over ge
schreven hebben. Als er anders een
bazar wordt gehouden zijn heel wat
dames en heren daar al weken druk
mee bezig. Nu ja, ook voor deze bazar
was men al een poos druk bezig,
maar.... dat waren nu eens geen da
mes en heren, maar jongens en meis
jes, precies zoals jullie. Dat was nu 't
bijzondere, een bazar geheel klaarge
maakt en verzorgd door jongens en
meisjes. Het spreekt vanzelf, dat we
ten jullie natuurlijk wel heel goed, als
er een bazar wordt gehouden, dan
moet je je portemonnaie bij je hebben.
Ik denk tenminste wel, als jullie een
avondje met vader of moeder mee mo
gen, dat je nogal eens aan de grote
portemonnaie trekt. En voor zo'n ge
legenheid vinden vader en moeder dat
niet zo erg, want dat geld is dan
meestal voor een heel goed doel be
stemd. Voor een school of kerk of een
ziekenhuis of voor een vereniging. Nu
die Goese jongens en meisjes was het
ook om geld te doen, dat snappen jul
lie zo weL En deze keer deed ik ook
met plezier mijn portemonnaie open
hoor, want het was voor een héél goed
doel, nL het Nationaal Rampenfonds.
Daarvoor hadden die jongens en meis
jes een paar weken lang al hun vrije
tijd gegeven. De meisjes hadden ge
handwerkt, jongens hadden aardige
dingen gefabriceerd met figuurzagen,
en al dat moois kon je kopen. Natuur
lijk was er ook een gezellige sjoelbak.
O, en we konden nog raden, met bal
len een stapel cartons omver smijten,
dat het een lieve lust was. Je mocht nu
eens echt zo hard je kon gooien, mits
je maar wat in het gelddoosje stopte.
Ja, die jongens hadden leuke dingen
gemaakt, maar de meisjes hadden zul
ke enige eierwarmers en pannelappen
en nog meer aardige dingen gemaakt.
En ook nog lekkere warme sokjes voor
heel kleine kindjes. Geen wonder, dat
die fijne werkjes zo gemakkelijk ver
kocht werden. Er waren toch wel een
paar grote mensen aan te pas gekomen
hoor, maar dat kon ook niet anders,
want zo'n bazar kun je maar niet op
een hoekje van de markt houden. Die
jongens en meisjes waren zo gelukkig
geweest een heel aardige meneer en
mevrouw te vinden, die voor die mid
dag een heel grote ruimte van hun be
drijf daarvoor afstonden en zelfs zo
aan het werk waren getrokken om
daar een goed plekje vrij te maken.
Maar die deden dat, zeiden ze, ook met
plezier voor het Rampenfonds. Jonge,
wat werd er gesjoeld en wat werd er
lekker hard gegooid tegen die cartons.
Nu die vlogen wel over de grond, maar
ze moesten allen aan de haal zijn ge
gaan, anders kreeg je geen prijs. Ik
heb zelden zo'n gezellige bazar meege
maakt als deze. Maar ik heb ook ge
sjoeld, dat 't een lieve lust was en na
tuurlijk ook fiks met die bal tegen die
cartons gesmeten. En geraden, maar
zonder succes. Doch dat geeft niet. En
vragen jullie, wat bracht het op? Pre
cies f51.80. Is dat niet fijn? Het
geld is natuurlijk met een vaartje
naar het goede adres verzonden. Daar
De volgende partij laat ons zien wat
men met een niet dikwijls gespeelde
verdediging bereikt.
Wit komt beter te staan, maar kan
van zijn positievoordeel geen goed ge
bruik maken. Het komt juist anders
uit, Zwart ziet zijn kans en Wit ver
liest.
Een aardige partij:
Wit: K. Zwart: W.
Nimzowitz-verdediging
1. e2e4 Pb8c6
(Een niet veel gebruikte verdediging,
maar als afwisseling wel speelbaar.
Men ontwijkt vele theoriewegen en is
aangewezen op eigen inzichten)
2. d2d4 d7d5
3. e4e5 Lc8f5
4. Pgl—f3 f7—f6
(Zwart wil het witte centrum afbre
ken).
5. Lfld3 Dd8d7
6. h2h3, (de bedoeling van deze
zet is niet duidelijk, mogelijk om g4
te spelen). 6g7—g5;
(Zwart wil nu al aanvallen met ver
zwakking van eigen stelling en weinig
stukken in het spel. Als dat maar goed
gaat).
7. c2c3 h7h6
8. Lel—e3 0—0—0
9. Ddld2 Lf5xd3
10. Dd2xd3 Lf8—g7
(Erg gezond ziet de Zwarte stelling er
niet uit. Pg8 staat nog vast en er zit
ten gaten in de stelling).
11. Pbld2 Kc8b8
12. 0—0—0 f6xe5
13. d4xe5 e7e6
(En niet Pe5: wegens Dd4! enz).
14. Thl—el Pg8e7
15. Pd2b3 b7—b6
16. Keibl Th8—f8
17. Pb3d4 Pc6a5
18. b2b3 c7c5
19. Pd4c2 c5c4
20. b3xc4 Pa5xc4
(Nu dreigt Db5f, Pb4, a5 enz.).
21. Kbl—al Tf8xf3!
EEN ^."S.3.8 KOMTUiT EEN
ymNOOROet,yK<JE^efieMt-ANr
lo.ll tsgEfc.ylc.AAN IJS. I_4
I "VATV .3.il..l-«0 CÖ£
Ut VAN 6.2.7-6
f 1 houden veei.
V NiINOERENJ^l
pN 2.IT tN HUI.S. I
(Zwart ziet zijn kans en Wit komt niet
meer los)
22. g2xf3 Pc4xeö
23. Dd3a6 Pe5xf3
24. Le3d4 (Na Te2 volgt Lc3f,
Kbl, d4 of e5 en de Zwarte aanval
moet winnen).
24
25. Tdlxel
26. Ld4xg7
Pf3xel
Pe7c6
Dd7xg7
27. Telxe6 (Beter was Te3, maar
ook dan moet Wit verliezen met twee
pionnen achter).
27Dg7xc3t
28. Kal—bl Dc3xc2t
29. Kblxc2 Pc6—b4t
en Wit gaf het op.
De ladderwedstrijd:
Het hoogst aantal punten op het
eind van deze maand behaalde de heer
L. Floorijp, Nieuw Kerkplein 17 te
Schore, met een totaal van 79 punten.
Van harte gefeliciteerd.
De oplossingen der vorige proble
men waren als volgt:
Probleem 67: opl.: 1. Tf6 (sleutel-
zet)
Diagram 69.
Zwart aan zet maakt remise (2 pnt.)
Diagram 70.
Wit aan zet wint! (3 pnt.)
Weten jullie de oplossing?.
Probleem 68: opl.: 1. g8T!.
(A) 1. g8T, Ka3; 2. Tb4, Ka2; 3. Ta8.
(B). 1Kb3; 2. Tg2, Ka3; 3. Tc3.
(C) 1Kal; 2. Tb4; Ka2; 3. Ta8.
(D) 1Kbl; 2. Tg2; will; 3. Tel.
g8D of g8L gaan niet op.
Hier volgen de nieuwe opgaven:
Probleem 69. (zie diagram 69)
Wit: Ke2, Dd4, pionnen: b5, g4, h2.
Zwart: Kh6, Dh3, pionnen: d2, h7.
Zwart aan zet maakt remise (2 pnt).
Probleem 70. (zie diagram 70).
Wit: Kgl, Dh2, Ta8, Tfl, Lc5, pi: b4,
b6, g2, h.
Zwart: Kc8, Dg6 Td2 Te5, Pb8, pi: b7,
c6, 16, g7, h7.
Wit aaa zet wint! (3pnt>
van
Zaterdag 4 April 1953, No. 2444
Uitgave van
Oosterbaan Lo Cointre N.V.
Goes
eeuu/scH
Het is een veel gemaakte fout van
ons christelijk samenleven, dat wij de
heilsfeiten van elkander losmaken.
Op Kerstfeest gaan we graag „in de
geest naar de stal van Bethlehem" zo
als dat heet en gaan we het Kindje
aanbidden, met de herders of de wij
zen uit het Oosten. Op Goede Vrijdag
„staan we in de geest bü het Kruis";
op Pasen vertoeven we, alweer „in de
geest" bij een geopend graf en op He
melvaart en Pinksteren vieren we „al
weer in de geest" de hemelvaart van
Christus en de uitstorting des Geestes.
En dat doen we elk jaar opnieuw.
Maar dat doen we toch in ons ge
wone dagelijkse leven niet. Het zou
een wonderlijke verjaardagviering
worden, wanneer we op vaders ver-
jaardig in het gezin allemaal „in de
geest" terug gingen naar zijn wieg en
alleen daarbij stilstonden, zonder aan
het verdere leven van vader te denken.
Integendeel, we zijn gewoon vaders
veertigste, vijftigste, zestigste of tach
tigste verjaardag te vieren en God
daarvoor te danken, dat hij vader zo
lang in het familieleven en voor het
familieleven heeft willen sparen.
Waarom doen we dat niet evenzo
met de viering van de heilsfeiten?
Er ligt op Kerstdag geen Kindje
meer in de stal van Bethlehem en het
heeft dus geen zin daar „in de geest"
te vertoeven. Christus leeft vandaag
in de Hemel, als Hoofd van Zijn duur
gekochte Kerk, en wie op Kerstfeest
niet tegelijk denkt aan Goede Vrijdag
en Pasen, Hemelvaart en Pinksteren,
heeft nog nooit waarlijk, naar de zin
der Schriften de christelijke feestda
gen gevierd.
Wanneer we op Goede Vrijdag den
ken aan het historische feit, dat op het
sterfuur van onze Heiland en Koning
het gordijn in 'de tempel scheurde,
moet ge gelijk denken aan het ge
opende graf, dat de Gekruiste niet be
houden kon en aan Hemelvaart en aan
Pinksteren.
Want het één hoort bij het ander.
Wanneer de Kerk dat door alle
eeuwen heen zo had begrepen, zou zij
voor veel ketterij bewaard zijn geble
ven. Want, laat ons eerlijk zijn: waar
op is de Kerstfeestviering in de prak
tijk uitgelopen, reeds in de middel
eeuwen? Op een los van de Kerk indi
vidualistische toe-eigening van het
Kind in de kribbe voor eigen zaligheid.
Wie de kerstpoëzie der middeleeuwen
er op na leest, bespeurt ook geen
greintje meer van de Kerk. Deze is
radicaal uit het gezichtsveld der „krib-
be-bezoekers" verdwenen. Het gaat om
de persoonlijke zaligheid, om de indi
viduele „Minne" waarvan de asceten
het dierbaar geheim bezaten en die
door de kanalen van de troebele mys
tiek tot in onze tijd doordrong en een
helder verstaan van de Schriften in de
weg stond.
Want al de heilsfeiten tezamen vor
men het éne werk Gods in Zijn her
schepping: de stichting van een nieuwe
gemeenschap.
Wij praten tegenwoordig veel over
de „gemeenschap", over de „sociale"
gemeenschap, over de „nationale" ge
meenschap, over de „gezins" gemeen
schap enz. Maar er is in het wezen der
zaak in deze wereld maar één gemeen
schap, die waarlijk recht op die naam
heeft en dat is de gemeenschap van de
Kerk. Al het andere is surrogaat. Bui
ten de Kerk is elke gemeenschap on
mogelijk, omdat buiten de Kerk geen
zaligheid is, en wie buiten de Kerk
gemeenschap zoekt, stuit altijd weer
op het verschrikkelijke feit, dat Gods
Woord ons naakt en klaar openbaart:
ieder mens is een brute egoïst, een in
dividualist, iedere mens is de wolf van
de andere, teert op de andere, verbijt
en vereet hem. Al dat humanistisch
gepraat over 'n „ideale" gemeenschap
in deze wereld, zal telkens weer blij
ken een luchtspiegeling te zijn, een
zeepbel, die bij de minste aanraking
van de harde praktijk uiteen spat.
Gemeenschap is alleen mogelijk tus
sen mensen, die zijn wedergeboren, die
dus in beginsel uit een andere wet zijn
gaan leven, dan de wereld buiten de
Kerk kan leven. Het staat in de werke
lijkheid zo; in de Kerk is het beginsel,
zij het zwak, van het paradijs dat ko
mende is, en in de wereld buiten de
Kerk, ook al is de mens nog zo hu
maan, leeft het beginsel van de hel,
dat nooit samenbindt, maar ontbin
dend blijft werken tot in alle eeuwig
heid.
Dat is de boodschap van Goede
Vrijdag en Pasen.
Het gescheurde voorhang vertelt ons,
dat de valse gemeenschap verbroken
is. De schijn-godsdienst van een offi
ciële kerk, die geen kerk meer was,
wordt aan de kaak gesteld, God laat
haar los en geeft haar prijs aan de
totale ondergang en wat er dan over
blijft is niet anders dan een troep
individuen, die nooit een andere band
hebben gekend, dan die van een uiter
lijke schijn-eenheid.
Dat voorhang mag weer netjes aan
elkaar genaaid zijn en weer zorgvuldig
zijn opgehangen, straks gooit een Ro
meinse soldaat er zijn brandende fak
kel tegen en van de hele tempel, waar
aan Herodes 46 jaar had laten werken,
blijft geen steen op de andere.
En dan sticht God een nieuwe ge
meenschap, die waarlijk gemeenschap
is. Op Paasdag breekt het graf open.
Maria verstaat er nog niets van wat
daar gebeurt. Zij wil Jezus „vasthou
den" (de Statenvertaling heeft hier
abusivelijk „aanraken"), en daarmee
doet ze een greep naar de individualis
tische middeleeuwse roomse mystiek.
Christus waarschuwt haar echter:
houdt mij niet vast, Maria, want Ik
ben nog niet opgevaren tot Mijn Va
der. En tegelijk laat Hij haar zien, dat
Hij haar inschakelt in de nieuwe Kerk
gemeenschap, want Hij zendt haar
naar de „broeders".
Het gaat bij Christus om de Kerk en
daarom alleen.
Wie dit hoofdfeit weglaat uit zijn
vieringen van de heilsfeiten, heeft nog
nooit zuiver Schriftuurlijk de heilsfei
ten gevierd.
En wie vandaag meent, buiten de
Kerk op eigen houtje aan „religie" te
kunnen doen, staat buiten de enige,
waarachtige gemeenschap, welke er in
deze wereld nog mogelijk is.
Want Kerstfeest is veel, maar Goede
Vrijdag is meer, en Pasen is nog meer,
en Hemelvaart nog weer meer en het
allergrootste en voornaamste, wijl het
sluitstuk, waarheen Christus Zich haas
ten gaat is. Pinksteren, de uitstorting
van de Heilige Geest in Zijn Kerk.
We leven vandaag in een zeer reli
gieuze wereld, zoals wij verleden week
geschreven hebben, maar dit is een
wereld, die daarom gevaarlijker is dan
de wereld van de vorige eeuw, toen
het atheïsme en het rationalisme hoog
tij vierden. Het komt er voor ons allen
persoonlijk op aan, hoe wij in deze
religieuze wereld rondom ons, een
wereld waarin de valse profetie haar
grootse triomfen viert, de Schriften
vasthouden in het geloof, ook wanneer
wjj feestvieren. MARNIX.
UIT DE SCHRIFT
Jezus zeide tot haar: Raak Mij niet aan, want Ik ben nog
niet opgevaren tot mijn Vader; maar ga henen tot Mijn
broeders en zeg hun: Ik vaar op tot mijn Vader en uw Va
der, en tot mijn God en uw God. Joh. 20 17.
Als ge de Staten-vertaling leest,
rijst de vraag: waarom staat Jezus
aan Maria niet toe wat Hij wel
toestaat aan de andere vrouwen.
Als ge echter vertaalt: grijp Mij
niet vast, vervalt die vraag. Maria
doet niet hetzelfde als die vrou
wen. Gelijk Maria met haar Rab-
bouni teruggrijpt naar het verle
den, zo wil ze door die symbolische
handeling Jezus binden aan een be
deling, waarin Hij niet thuis hoort.
Zij verdonkert Zijn heerlijkheid.
Door heel dicht bij haar Rabbounï
te willen zijn verwijdert zij zicli
van de Christus. Houd Mij niet vast,
want ik ben op weg naar huis, naar
het Vaderhuis. Ik ben nog niet op
gevaren tot de Vader. „Nog niet"
een aanduiding van de abnormale
toestand. De Heiland had naar recht
direct na de opstanding kunnen op
varen. Het werk was volbracht. De
plaats aan 's Vaders rechterhand
komt Hem toe. Denk niet Maria dat
deze exceptionele toestand blijvend
is. Ga heen, zeg tot Mijn broeders:
Ik vaar op tot Mijn Vader en uw
Vader. Mijn Vader, verkondiging
van de overwinning; aan 't kruis
was het: Mijn God. Christus zegt
niet tot onze Vader. Hij is de na
tuurlijke Zoon des Vaders en wij
zijn om Zijnentwille tot kinderen
Gods aangenomen. Christus laat
duidelijk uitkomen de goddelijke
éénswezenheid. En toch in één adem
mijn Vader en uw Vader. Niet door
de grens uit te wissen tussen God
en mens, maar door het verbond te
herstellen, wordt de Vader van
Christus de Vader der discipelen.
De omgang met Jezus is voorbij, de
omgang met Christus vangt aan. En
wij zingen niet: Och, was Jezus nog
op aarde, aanstonds vloog ik naar
Hem heen. Een spoorkaartje kon
ons er brengen! De geloojsomgang
met Christus, nu verheerlijkt, vangt
aan. De weg naar de hemel, naai
de voor ons biddende en ons rege
rende Christus is maar kort. Dit
woord toch geldt niet slechts Maria,
maar heel de kerk, het geldt u en
mij.
Juust toen ik van de weke m'n brief
an julder wou gaen schrieven, horende
ik deur de radio de boadschap afkom-
men van de burgemeester van Noord-
gouwe, dat ie an de geëvacueerde be-
weuners van Noordgouwe ernstig af-
raejende om weerom te kommen naer
der uus, omdat de dieken daer nog
lang nie te vertrouwen bin. Ik docht:
je mot zo'n bericht mae te oren krie
gen as 't je zeivers anbelangt. En zo
bin der nog zat, ook op aere plekken,
die der krek eender zoa vo staen. Der
was der verleje weke eentje bie ons
op 't durp, die van Schouwen afkom
stig is en dae an de dieken gewerkt eit
en die vertellende mien asdat de toe
stand daer noe zoa is, dat al het werk
dat er gedaen wordt, feitelijk hier op
neer komt, datte ze prombere om nog
arger teugen te gaen. An het eigenlike
herstelwerk bin ze nog geen eens be
gonnen. As je 't goed neemt, zee ie,
dan is 't zoa dat het nog altied achter-
uut gaet in plekke van vo uut.
En op aere plekke in ons goeie Zee
land is 't nie vé beter. In Kruningen
bluuft de toestand oak arg. Nog ieleke
keer zakken der uusies weg en storten
der schuren in mekaere en je ken nie
zien asdat het werk an de dieke vor
dert.
De stemming onder de mensen raekt
dan oak verbitterd. Je ken somtieds
gekke diengen te oren kriegen. Ik
sprak ter eentje, die rondweg zee: ze
willen ommers nie? Ze kennen der
veels te vé geld an verdienen en daer-
om mot 't mae langzaem an. Der worre
hoage lonen uut ekeerd en vo over
werk kriegen ze bedraegen die ze ner-
ges aeres verdienen kennen.
Noe, ik geef die woorden mae deur
om te laeten ziee in welke verbitterde
stemming der 'n oap bin gekommen. Ik
ken der geen oordeel over vellen. Al
wat dat ik er van zegge ken is, dat as
dat waer zou wezen, dat het herstel
van de dieken een kwestie geworre
zou wezen om sommigte mensen der
zak te spekken, dan bin we 'eel varre
weg gezonken in Nederland. Dan vind
ik vo mien deuze leste ramp, ik be
doel dan van dat geldmaeken uut een
aeremans ellende, een nog groater
ramp vo ons volk as de ramp van de
waetervloed op 1 Februari zeivers. Ik
vo mien wil dat dan oak zoa mae nog
nie annemen. Mae wat ik wel ezeit
wil ebbe is, dat het geen kwaed ken
as ons zeeuwse volk is persies ezeid
wier hoe dat 't met deuze dienge staet.
Daer a ons allegaer belang bie. Dei-
mot vertrouwe komme over en weer.
We kenne noe wel net doeë of dat er
geen vuultje an de locht is, mae wie
z'n oor te luusteren leit ken overal
waer dat ie komt de slechte stemming
beluustere. En wanneer er gelasterd
wordt over deuze diengen, dan mot
dat mae is dudelik gezeid worden deur
mensen die nog het vertrouwe a bie
ons volk. En dan motte we zeivers oak
is probere om nie te veul an die ver
bitterde stemming toe te geven. Vo'al
de mensen die er drek bie betrokken
bin, a al genogt leed te draegen dat
die ellende van kwaedwilligheid bie
die bie 't herstelwerk betrokken
bin, der maenie meer bie op ter nekke
geleid mot worden.
En noe gaen we alweer nae Paesen.
De tied gaet ard. Op 't land zit er op
vé plekken 't zaed al weer in. En noe
dienk ik weer an het verschil tussen de
droage en de natte boeren, zoas ze teu-
geswoordig genoemd worden. Ik eloaf,
dat ik er al eer op ewezen a, dat je 't
ken beleven dat an de éne kant van
de diek de boer drok bezig is om z'n
land klaer te kriegen en dat bie z'n
overbuur an de aere kant van de diek
alles blank staet van 't waeter en de
boel bezig is weg te zakken in de mod
der.
Dn komt ter eel wat vo kieken om
Paesen te kenne vieren, as je der zoa
vo staet. Tenminste as je in Paesen