lij ons Üiiiis fïo .TAÏTLS.8 «VHBTMeefcvoucj^B r Om 'PatniUtMad EEN GESCHEURD GORDIJN EN EEN GEOPEND GRAF Té. 3. IJL- BEN VRUCHT Zaterdag 4 April 1953 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 laat me natuurlijk van mijn beste zijde zien. „Ons leren is spelen.Het ge volg is dat het ganse kroost zeer ge noeglijk en tevree weer naar de mid- dagschool komt. Ze weten werkelijk allemaal hun eigen plekje weer te vin den. Vlak voor me, op de eerste bank links van de lessenaar zitten twee buurjongetjes, Rien en Henk. Ik heb ze maar naast elkaar gezet vanmor gen om hen vooral een beetje op hun gemak te zetten. Ze zitten weer prompt op hun plekje, als de bel onze werktijd inluidt. We beginnen weer vrolijk. Maar na een goed uurtje, als ik figuurlijk gesproken dan 'n beetje achter mijn adem ben, want vier do zijn kinderen zoet houden, die nog geen a voor een b kennen, is wel een opdracht. Ze krijgen allemaal een pot lood en een blaadje met de mededeling van mij, dat ze mogen tekenen wat ze •willen, htm huis, de school, de kerk, of.... ook mij. Ze gaan blijmoedig aan de gang en ik draai me even om naar de kast om een stapel boekjes weg te leggen. Maar.daar hoor ik opeens een „vreemd gerucht", nee dat is te zwak gezegd, want er lijkt wel een compleet oproer uit te breken. Ik draai me om en.... daar zie ik, dat de twee buurtjes, die ik ook in school tot bankbuurtjes maakte, mekaar in de haren zitten. Henk, die woedend probeert Rix zijn potlood te ontfutse len, bijt me toe: „Ie het mien potlood en 't miene was groterOnthutst tracht ik vrede te stichten, wat me wel gelukt. In de andere rij, vlak naast, zit Ineke uit dezelfde straat als de vechtersbaasjes. Ze kijkt en kijkt stomverbaasd. Het wijsvingertje in de mond. Dan, nog zonder met het tra ditionele vingeropsteken, mij gewaar schuwd te hebben, zegt ze: „Ullie vechten altied, thuus ook". Bij mij wordt het besluit geboren, dat morgen de buurtjes uit de straat geen bankbuurtjes meer zullen wezen. In eens valt mijn oog op het restant- je „lekkere snoepies" op mijn lesse naar. Te denken dat ik die vanmorgen meenam voor schuchtere kindertjes.. En dan zucht ik: „de tijden zijn wel veranderd, en dat zeg ik, een school juffrouw, die nog niet eens aan haar pensioentje toe is. Wat zal er te beleven vallen met dit span, als we het schooljaar weer af sluiten. Misschien moet ik dan wel handboeien meenemen in plaats van een zak „snoepies". In ieder geval heb ik kans op avontuur, en de lust daar toe is in dat ouwe schooljuffrouwen- hart nog niet geblust. kan men wel een duitje gebruiken, omdat er ontzaglijk veel nodig is. Daarom vind ik het fijn, dat ook jon gens en meisjes hun best doen, om te zorgen, dat die grote geldkist van het Rampenfonds voorlopig nog niet leeg- raakt. En waar de jongeren maar niet eventjes hun portemonnaie kunnen opendoen, zoals de grote mensen dat wel kunnen, is het toch goed, dat ze door hun werken zorgen, dat die grote portemonnaie weer eens een keertje open' gaat voor dit grote werk van hel pen in onze Yolksnood. Zo, nu weten jullie hoe ik mün Za terdagmiddag besteed heb. Maar nu heb ik zo veel gepraat, dat ons hoekje weer vol is. Daarom volgende week jullie brieven maar weer. Veel groe ten van Tante Truus. Correspondentie uitsluiten te richten aan J. Joosse, Eigenhaardstraat Middelburg. Mijn beste nichtjes en neven, Jullie vertellen me altijd zoveel van je belevenissen in jullie brieven, waar door ik vind, dat ik nu ook eens wat moet vertéllen, waar ik geweest ben. Vorige week Zaterdag ben ik naar een bazar geweest Jullie weten wel wat dat is, want ik denk, dat de meesten van mijn nichtjes en neven ook wel eens een avond met vader of moeder zijn meegeweest naar een bazar. Maar nu heb ik kans, dat jullie zomaar bij het lezen van dit bericht denken, nu ja, maar dat is toch niet zo'n bij zonderheid. Gelijk zouden jullie heb ben, als het een gewone bazar was, maar dat was nu juist deze Zaterdagse bazar niét. Dit was echt iets bijzonders. Anders zou ik er vast niet over ge schreven hebben. Als er anders een bazar wordt gehouden zijn heel wat dames en heren daar al weken druk mee bezig. Nu ja, ook voor deze bazar was men al een poos druk bezig, maar.... dat waren nu eens geen da mes en heren, maar jongens en meis jes, precies zoals jullie. Dat was nu 't bijzondere, een bazar geheel klaarge maakt en verzorgd door jongens en meisjes. Het spreekt vanzelf, dat we ten jullie natuurlijk wel heel goed, als er een bazar wordt gehouden, dan moet je je portemonnaie bij je hebben. Ik denk tenminste wel, als jullie een avondje met vader of moeder mee mo gen, dat je nogal eens aan de grote portemonnaie trekt. En voor zo'n ge legenheid vinden vader en moeder dat niet zo erg, want dat geld is dan meestal voor een heel goed doel be stemd. Voor een school of kerk of een ziekenhuis of voor een vereniging. Nu die Goese jongens en meisjes was het ook om geld te doen, dat snappen jul lie zo weL En deze keer deed ik ook met plezier mijn portemonnaie open hoor, want het was voor een héél goed doel, nL het Nationaal Rampenfonds. Daarvoor hadden die jongens en meis jes een paar weken lang al hun vrije tijd gegeven. De meisjes hadden ge handwerkt, jongens hadden aardige dingen gefabriceerd met figuurzagen, en al dat moois kon je kopen. Natuur lijk was er ook een gezellige sjoelbak. O, en we konden nog raden, met bal len een stapel cartons omver smijten, dat het een lieve lust was. Je mocht nu eens echt zo hard je kon gooien, mits je maar wat in het gelddoosje stopte. Ja, die jongens hadden leuke dingen gemaakt, maar de meisjes hadden zul ke enige eierwarmers en pannelappen en nog meer aardige dingen gemaakt. En ook nog lekkere warme sokjes voor heel kleine kindjes. Geen wonder, dat die fijne werkjes zo gemakkelijk ver kocht werden. Er waren toch wel een paar grote mensen aan te pas gekomen hoor, maar dat kon ook niet anders, want zo'n bazar kun je maar niet op een hoekje van de markt houden. Die jongens en meisjes waren zo gelukkig geweest een heel aardige meneer en mevrouw te vinden, die voor die mid dag een heel grote ruimte van hun be drijf daarvoor afstonden en zelfs zo aan het werk waren getrokken om daar een goed plekje vrij te maken. Maar die deden dat, zeiden ze, ook met plezier voor het Rampenfonds. Jonge, wat werd er gesjoeld en wat werd er lekker hard gegooid tegen die cartons. Nu die vlogen wel over de grond, maar ze moesten allen aan de haal zijn ge gaan, anders kreeg je geen prijs. Ik heb zelden zo'n gezellige bazar meege maakt als deze. Maar ik heb ook ge sjoeld, dat 't een lieve lust was en na tuurlijk ook fiks met die bal tegen die cartons gesmeten. En geraden, maar zonder succes. Doch dat geeft niet. En vragen jullie, wat bracht het op? Pre cies f51.80. Is dat niet fijn? Het geld is natuurlijk met een vaartje naar het goede adres verzonden. Daar De volgende partij laat ons zien wat men met een niet dikwijls gespeelde verdediging bereikt. Wit komt beter te staan, maar kan van zijn positievoordeel geen goed ge bruik maken. Het komt juist anders uit, Zwart ziet zijn kans en Wit ver liest. Een aardige partij: Wit: K. Zwart: W. Nimzowitz-verdediging 1. e2e4 Pb8c6 (Een niet veel gebruikte verdediging, maar als afwisseling wel speelbaar. Men ontwijkt vele theoriewegen en is aangewezen op eigen inzichten) 2. d2d4 d7d5 3. e4e5 Lc8f5 4. Pgl—f3 f7—f6 (Zwart wil het witte centrum afbre ken). 5. Lfld3 Dd8d7 6. h2h3, (de bedoeling van deze zet is niet duidelijk, mogelijk om g4 te spelen). 6g7—g5; (Zwart wil nu al aanvallen met ver zwakking van eigen stelling en weinig stukken in het spel. Als dat maar goed gaat). 7. c2c3 h7h6 8. Lel—e3 0—0—0 9. Ddld2 Lf5xd3 10. Dd2xd3 Lf8—g7 (Erg gezond ziet de Zwarte stelling er niet uit. Pg8 staat nog vast en er zit ten gaten in de stelling). 11. Pbld2 Kc8b8 12. 0—0—0 f6xe5 13. d4xe5 e7e6 (En niet Pe5: wegens Dd4! enz). 14. Thl—el Pg8e7 15. Pd2b3 b7—b6 16. Keibl Th8—f8 17. Pb3d4 Pc6a5 18. b2b3 c7c5 19. Pd4c2 c5c4 20. b3xc4 Pa5xc4 (Nu dreigt Db5f, Pb4, a5 enz.). 21. Kbl—al Tf8xf3! EEN ^."S.3.8 KOMTUiT EEN ymNOOROet,yK<JE^efieMt-ANr lo.ll tsgEfc.ylc.AAN IJS. I_4 I "VATV .3.il..l-«0 CÖ£ Ut VAN 6.2.7-6 f 1 houden veei. V NiINOERENJ^l pN 2.IT tN HUI.S. I (Zwart ziet zijn kans en Wit komt niet meer los) 22. g2xf3 Pc4xeö 23. Dd3a6 Pe5xf3 24. Le3d4 (Na Te2 volgt Lc3f, Kbl, d4 of e5 en de Zwarte aanval moet winnen). 24 25. Tdlxel 26. Ld4xg7 Pf3xel Pe7c6 Dd7xg7 27. Telxe6 (Beter was Te3, maar ook dan moet Wit verliezen met twee pionnen achter). 27Dg7xc3t 28. Kal—bl Dc3xc2t 29. Kblxc2 Pc6—b4t en Wit gaf het op. De ladderwedstrijd: Het hoogst aantal punten op het eind van deze maand behaalde de heer L. Floorijp, Nieuw Kerkplein 17 te Schore, met een totaal van 79 punten. Van harte gefeliciteerd. De oplossingen der vorige proble men waren als volgt: Probleem 67: opl.: 1. Tf6 (sleutel- zet) Diagram 69. Zwart aan zet maakt remise (2 pnt.) Diagram 70. Wit aan zet wint! (3 pnt.) Weten jullie de oplossing?. Probleem 68: opl.: 1. g8T!. (A) 1. g8T, Ka3; 2. Tb4, Ka2; 3. Ta8. (B). 1Kb3; 2. Tg2, Ka3; 3. Tc3. (C) 1Kal; 2. Tb4; Ka2; 3. Ta8. (D) 1Kbl; 2. Tg2; will; 3. Tel. g8D of g8L gaan niet op. Hier volgen de nieuwe opgaven: Probleem 69. (zie diagram 69) Wit: Ke2, Dd4, pionnen: b5, g4, h2. Zwart: Kh6, Dh3, pionnen: d2, h7. Zwart aan zet maakt remise (2 pnt). Probleem 70. (zie diagram 70). Wit: Kgl, Dh2, Ta8, Tfl, Lc5, pi: b4, b6, g2, h. Zwart: Kc8, Dg6 Td2 Te5, Pb8, pi: b7, c6, 16, g7, h7. Wit aaa zet wint! (3pnt> van Zaterdag 4 April 1953, No. 2444 Uitgave van Oosterbaan Lo Cointre N.V. Goes eeuu/scH Het is een veel gemaakte fout van ons christelijk samenleven, dat wij de heilsfeiten van elkander losmaken. Op Kerstfeest gaan we graag „in de geest naar de stal van Bethlehem" zo als dat heet en gaan we het Kindje aanbidden, met de herders of de wij zen uit het Oosten. Op Goede Vrijdag „staan we in de geest bü het Kruis"; op Pasen vertoeven we, alweer „in de geest" bij een geopend graf en op He melvaart en Pinksteren vieren we „al weer in de geest" de hemelvaart van Christus en de uitstorting des Geestes. En dat doen we elk jaar opnieuw. Maar dat doen we toch in ons ge wone dagelijkse leven niet. Het zou een wonderlijke verjaardagviering worden, wanneer we op vaders ver- jaardig in het gezin allemaal „in de geest" terug gingen naar zijn wieg en alleen daarbij stilstonden, zonder aan het verdere leven van vader te denken. Integendeel, we zijn gewoon vaders veertigste, vijftigste, zestigste of tach tigste verjaardag te vieren en God daarvoor te danken, dat hij vader zo lang in het familieleven en voor het familieleven heeft willen sparen. Waarom doen we dat niet evenzo met de viering van de heilsfeiten? Er ligt op Kerstdag geen Kindje meer in de stal van Bethlehem en het heeft dus geen zin daar „in de geest" te vertoeven. Christus leeft vandaag in de Hemel, als Hoofd van Zijn duur gekochte Kerk, en wie op Kerstfeest niet tegelijk denkt aan Goede Vrijdag en Pasen, Hemelvaart en Pinksteren, heeft nog nooit waarlijk, naar de zin der Schriften de christelijke feestda gen gevierd. Wanneer we op Goede Vrijdag den ken aan het historische feit, dat op het sterfuur van onze Heiland en Koning het gordijn in 'de tempel scheurde, moet ge gelijk denken aan het ge opende graf, dat de Gekruiste niet be houden kon en aan Hemelvaart en aan Pinksteren. Want het één hoort bij het ander. Wanneer de Kerk dat door alle eeuwen heen zo had begrepen, zou zij voor veel ketterij bewaard zijn geble ven. Want, laat ons eerlijk zijn: waar op is de Kerstfeestviering in de prak tijk uitgelopen, reeds in de middel eeuwen? Op een los van de Kerk indi vidualistische toe-eigening van het Kind in de kribbe voor eigen zaligheid. Wie de kerstpoëzie der middeleeuwen er op na leest, bespeurt ook geen greintje meer van de Kerk. Deze is radicaal uit het gezichtsveld der „krib- be-bezoekers" verdwenen. Het gaat om de persoonlijke zaligheid, om de indi viduele „Minne" waarvan de asceten het dierbaar geheim bezaten en die door de kanalen van de troebele mys tiek tot in onze tijd doordrong en een helder verstaan van de Schriften in de weg stond. Want al de heilsfeiten tezamen vor men het éne werk Gods in Zijn her schepping: de stichting van een nieuwe gemeenschap. Wij praten tegenwoordig veel over de „gemeenschap", over de „sociale" gemeenschap, over de „nationale" ge meenschap, over de „gezins" gemeen schap enz. Maar er is in het wezen der zaak in deze wereld maar één gemeen schap, die waarlijk recht op die naam heeft en dat is de gemeenschap van de Kerk. Al het andere is surrogaat. Bui ten de Kerk is elke gemeenschap on mogelijk, omdat buiten de Kerk geen zaligheid is, en wie buiten de Kerk gemeenschap zoekt, stuit altijd weer op het verschrikkelijke feit, dat Gods Woord ons naakt en klaar openbaart: ieder mens is een brute egoïst, een in dividualist, iedere mens is de wolf van de andere, teert op de andere, verbijt en vereet hem. Al dat humanistisch gepraat over 'n „ideale" gemeenschap in deze wereld, zal telkens weer blij ken een luchtspiegeling te zijn, een zeepbel, die bij de minste aanraking van de harde praktijk uiteen spat. Gemeenschap is alleen mogelijk tus sen mensen, die zijn wedergeboren, die dus in beginsel uit een andere wet zijn gaan leven, dan de wereld buiten de Kerk kan leven. Het staat in de werke lijkheid zo; in de Kerk is het beginsel, zij het zwak, van het paradijs dat ko mende is, en in de wereld buiten de Kerk, ook al is de mens nog zo hu maan, leeft het beginsel van de hel, dat nooit samenbindt, maar ontbin dend blijft werken tot in alle eeuwig heid. Dat is de boodschap van Goede Vrijdag en Pasen. Het gescheurde voorhang vertelt ons, dat de valse gemeenschap verbroken is. De schijn-godsdienst van een offi ciële kerk, die geen kerk meer was, wordt aan de kaak gesteld, God laat haar los en geeft haar prijs aan de totale ondergang en wat er dan over blijft is niet anders dan een troep individuen, die nooit een andere band hebben gekend, dan die van een uiter lijke schijn-eenheid. Dat voorhang mag weer netjes aan elkaar genaaid zijn en weer zorgvuldig zijn opgehangen, straks gooit een Ro meinse soldaat er zijn brandende fak kel tegen en van de hele tempel, waar aan Herodes 46 jaar had laten werken, blijft geen steen op de andere. En dan sticht God een nieuwe ge meenschap, die waarlijk gemeenschap is. Op Paasdag breekt het graf open. Maria verstaat er nog niets van wat daar gebeurt. Zij wil Jezus „vasthou den" (de Statenvertaling heeft hier abusivelijk „aanraken"), en daarmee doet ze een greep naar de individualis tische middeleeuwse roomse mystiek. Christus waarschuwt haar echter: houdt mij niet vast, Maria, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Va der. En tegelijk laat Hij haar zien, dat Hij haar inschakelt in de nieuwe Kerk gemeenschap, want Hij zendt haar naar de „broeders". Het gaat bij Christus om de Kerk en daarom alleen. Wie dit hoofdfeit weglaat uit zijn vieringen van de heilsfeiten, heeft nog nooit zuiver Schriftuurlijk de heilsfei ten gevierd. En wie vandaag meent, buiten de Kerk op eigen houtje aan „religie" te kunnen doen, staat buiten de enige, waarachtige gemeenschap, welke er in deze wereld nog mogelijk is. Want Kerstfeest is veel, maar Goede Vrijdag is meer, en Pasen is nog meer, en Hemelvaart nog weer meer en het allergrootste en voornaamste, wijl het sluitstuk, waarheen Christus Zich haas ten gaat is. Pinksteren, de uitstorting van de Heilige Geest in Zijn Kerk. We leven vandaag in een zeer reli gieuze wereld, zoals wij verleden week geschreven hebben, maar dit is een wereld, die daarom gevaarlijker is dan de wereld van de vorige eeuw, toen het atheïsme en het rationalisme hoog tij vierden. Het komt er voor ons allen persoonlijk op aan, hoe wij in deze religieuze wereld rondom ons, een wereld waarin de valse profetie haar grootse triomfen viert, de Schriften vasthouden in het geloof, ook wanneer wjj feestvieren. MARNIX. UIT DE SCHRIFT Jezus zeide tot haar: Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot mijn Vader; maar ga henen tot Mijn broeders en zeg hun: Ik vaar op tot mijn Vader en uw Va der, en tot mijn God en uw God. Joh. 20 17. Als ge de Staten-vertaling leest, rijst de vraag: waarom staat Jezus aan Maria niet toe wat Hij wel toestaat aan de andere vrouwen. Als ge echter vertaalt: grijp Mij niet vast, vervalt die vraag. Maria doet niet hetzelfde als die vrou wen. Gelijk Maria met haar Rab- bouni teruggrijpt naar het verle den, zo wil ze door die symbolische handeling Jezus binden aan een be deling, waarin Hij niet thuis hoort. Zij verdonkert Zijn heerlijkheid. Door heel dicht bij haar Rabbounï te willen zijn verwijdert zij zicli van de Christus. Houd Mij niet vast, want ik ben op weg naar huis, naar het Vaderhuis. Ik ben nog niet op gevaren tot de Vader. „Nog niet" een aanduiding van de abnormale toestand. De Heiland had naar recht direct na de opstanding kunnen op varen. Het werk was volbracht. De plaats aan 's Vaders rechterhand komt Hem toe. Denk niet Maria dat deze exceptionele toestand blijvend is. Ga heen, zeg tot Mijn broeders: Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader. Mijn Vader, verkondiging van de overwinning; aan 't kruis was het: Mijn God. Christus zegt niet tot onze Vader. Hij is de na tuurlijke Zoon des Vaders en wij zijn om Zijnentwille tot kinderen Gods aangenomen. Christus laat duidelijk uitkomen de goddelijke éénswezenheid. En toch in één adem mijn Vader en uw Vader. Niet door de grens uit te wissen tussen God en mens, maar door het verbond te herstellen, wordt de Vader van Christus de Vader der discipelen. De omgang met Jezus is voorbij, de omgang met Christus vangt aan. En wij zingen niet: Och, was Jezus nog op aarde, aanstonds vloog ik naar Hem heen. Een spoorkaartje kon ons er brengen! De geloojsomgang met Christus, nu verheerlijkt, vangt aan. De weg naar de hemel, naai de voor ons biddende en ons rege rende Christus is maar kort. Dit woord toch geldt niet slechts Maria, maar heel de kerk, het geldt u en mij. Juust toen ik van de weke m'n brief an julder wou gaen schrieven, horende ik deur de radio de boadschap afkom- men van de burgemeester van Noord- gouwe, dat ie an de geëvacueerde be- weuners van Noordgouwe ernstig af- raejende om weerom te kommen naer der uus, omdat de dieken daer nog lang nie te vertrouwen bin. Ik docht: je mot zo'n bericht mae te oren krie gen as 't je zeivers anbelangt. En zo bin der nog zat, ook op aere plekken, die der krek eender zoa vo staen. Der was der verleje weke eentje bie ons op 't durp, die van Schouwen afkom stig is en dae an de dieken gewerkt eit en die vertellende mien asdat de toe stand daer noe zoa is, dat al het werk dat er gedaen wordt, feitelijk hier op neer komt, datte ze prombere om nog arger teugen te gaen. An het eigenlike herstelwerk bin ze nog geen eens be gonnen. As je 't goed neemt, zee ie, dan is 't zoa dat het nog altied achter- uut gaet in plekke van vo uut. En op aere plekke in ons goeie Zee land is 't nie vé beter. In Kruningen bluuft de toestand oak arg. Nog ieleke keer zakken der uusies weg en storten der schuren in mekaere en je ken nie zien asdat het werk an de dieke vor dert. De stemming onder de mensen raekt dan oak verbitterd. Je ken somtieds gekke diengen te oren kriegen. Ik sprak ter eentje, die rondweg zee: ze willen ommers nie? Ze kennen der veels te vé geld an verdienen en daer- om mot 't mae langzaem an. Der worre hoage lonen uut ekeerd en vo over werk kriegen ze bedraegen die ze ner- ges aeres verdienen kennen. Noe, ik geef die woorden mae deur om te laeten ziee in welke verbitterde stemming der 'n oap bin gekommen. Ik ken der geen oordeel over vellen. Al wat dat ik er van zegge ken is, dat as dat waer zou wezen, dat het herstel van de dieken een kwestie geworre zou wezen om sommigte mensen der zak te spekken, dan bin we 'eel varre weg gezonken in Nederland. Dan vind ik vo mien deuze leste ramp, ik be doel dan van dat geldmaeken uut een aeremans ellende, een nog groater ramp vo ons volk as de ramp van de waetervloed op 1 Februari zeivers. Ik vo mien wil dat dan oak zoa mae nog nie annemen. Mae wat ik wel ezeit wil ebbe is, dat het geen kwaed ken as ons zeeuwse volk is persies ezeid wier hoe dat 't met deuze dienge staet. Daer a ons allegaer belang bie. Dei- mot vertrouwe komme over en weer. We kenne noe wel net doeë of dat er geen vuultje an de locht is, mae wie z'n oor te luusteren leit ken overal waer dat ie komt de slechte stemming beluustere. En wanneer er gelasterd wordt over deuze diengen, dan mot dat mae is dudelik gezeid worden deur mensen die nog het vertrouwe a bie ons volk. En dan motte we zeivers oak is probere om nie te veul an die ver bitterde stemming toe te geven. Vo'al de mensen die er drek bie betrokken bin, a al genogt leed te draegen dat die ellende van kwaedwilligheid bie die bie 't herstelwerk betrokken bin, der maenie meer bie op ter nekke geleid mot worden. En noe gaen we alweer nae Paesen. De tied gaet ard. Op 't land zit er op vé plekken 't zaed al weer in. En noe dienk ik weer an het verschil tussen de droage en de natte boeren, zoas ze teu- geswoordig genoemd worden. Ik eloaf, dat ik er al eer op ewezen a, dat je 't ken beleven dat an de éne kant van de diek de boer drok bezig is om z'n land klaer te kriegen en dat bie z'n overbuur an de aere kant van de diek alles blank staet van 't waeter en de boel bezig is weg te zakken in de mod der. Dn komt ter eel wat vo kieken om Paesen te kenne vieren, as je der zoa vo staet. Tenminste as je in Paesen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 3