wf mf' vw wt „M TH LliJIIILLI fufniiU&tud DE RELIGIEUSE WERELD Bij ons tfims|| Ir"! Vrijdag 27 Maart 1953 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 citeerd en de rast van mijn familie heel veel hartelijke groeten. Tante Truus. Adrie V. te Arnemuiden. Het is wel een beetje laat, maar ik wil de twee jarigen in Maart toch nog hartelijk fe liciteren. Jammer van die oliebollen. Hoe gaat het met dat kleine nieuwe neefje Gelukkig dat alles zo goed voor jullie is afgelopen met het water. Is het over het algemeen nogal meegevallen in Arnemuiden Aan allemaal mijn hartelijke groeten terug. Catrien L. te Serooskerke. O nichtje wat kranig, dat je heel de dienst het orgel hebt be speeld. Ik kan me best begrijpen, dat je het eerste ogenblik het ook wel erg vond. Fijn, dat het goed gegaan is. Je vertelt me wel hoe het verder gaat? Hoe staat het met al je naai- en bor duurwerk? Jij laat geloof ik geen ogen blik ongebruikt voorbij gaan. Ik zal ook eens gauw aan het bloemen zaaien moeten beginnen. Witborsje te Se rooskerke. Ja, ik heb ook een mooie bos katjes in de kamer staan. En ook een prachtbos kastanjetakken. Ik kreeg ze natuurlijk in .knop, maar nu zijn alle tere blaadjes al ontplooid. Zo mooi. Het lijken net fijne handjes, die zich uitstrekken. Het zal fijn zijn om met lekker weer er eens per fiets op uit te trekken. Daar verlang ik, net als jij, heel erg naar. Nu is het me nog veel te fris. Zeeuwinnetje te Serooskerke. Waarover heb jij een opstel moeten maken voor de meisjesvereniging? Daarvoor moet je eerst altijd zeker heel wat nalezen, is het niet? Dat was een latertje op die jaarvergadering. Je had de andere dag toch zeker wel een beetje slaap op school. Hoe maak je dat naaidoosje in school en waarvan maak je dat? Het lijkt me echt leuk, zoiets zelf te kunnen maken. Zwaluwtje te Serooskerke. Is je eigen trui ai if? Het was zeker wel gezellig toen mees ter jarig was. Heb jij er ook nog wat voor geleerd? Hoe is het met de mazel- patiënt thuis en zijn er op school nog zoveel zieken? Dat is voor de patiënt jes, maar ook voor de meester, niet prettig, want als al die mazels-zieken met hun neus onder de dekens liggen, kan meester ze ook niets leren en de anderen op school kunnen toch ook niet te veel verder gaan. Daarom hoop ik voor allemaal, dat de mazelen maar heel erg gauw op de vlucht gaan. Nach tegaal te Heinkenszand. Weer helemaal beter? Ik ben blij, dat het boek zo naar je zin is. Geborduurd beddegoed staat altijd zo echt feestelijk. Maar het is een heel werkje om er werkelijk mooi borduurwerk op aan te brengen. Is het nog niet 'n beetje vroeg voor die soorten bollen? Ik wacht er nog even mee voor ik ze in de grond ga zetten. Heb je het werk van school alweer ingehaald? Vergeetmijnietje te Grjjpskerke. Leuk om van die jonge beestjes te hebben. Van dat ene lammetje vond ik maar een nare geschiedenis. Gebeurt dat wel meer zo door het oude schaap? Dat kalfje is zeker wel helemaal aan jou gewend. Ik weet nu zó precies hoe dat vestje is, dat ik er zelf zin in kreeg zoiets moois te bezitten. Het lijkt me voor koude voorjaarsdagen een kos telijk bezit. De oplossingen zijn: I. De kachel. II. Eli-Levi-Job en Aser. IH. De letter A. Nieuwe raadsels: I. Welke armoede wordt vaak met staal verdreven? II. Met U is het diep. Met E is het een hoofddeksel. Met I vind je het in sommige vruchten. Met O vind je het in de keuken. Ter oplossing. Auteurs: J. Gabriëlse, Bergen op Zoom en W. B. Monsma, Groningen. Door middel van correspondentie ge componeerd. No. 1. Zwart 10 schijven op: 6, II, 16/21, 23 en 40. Wit 10 schijven op: 26, 31, 32, 35, 38, 41/44 en 47. D«heer Gabriëlse, het derde bord van D.O.S., zal ten zeerste waarderen dat de Zeeuwse dammers vele oplos singen zullen inzenden. Het is naar mijn overtuiging onno dig U aan te sporen zorg te dragen voor vele oplossingen. Tevens mocht ik ook van de heer Gabriëlse onderstaande problemen ontvangen. No. 2. Zwart: 10 schijven op: 7, 8, 9, 15, 19, 23, 24, 29, 36 en 45. Wit 9 schijven op: 16, 20, 34, 35, 38, 40, 41, 49 en 50. No. 3. Zwart: 11 schijven op: 7, 8, 9, 17, 18, 19, 22, 23, 27, 28 en 35. Wit 11 schijven op: 20, 26, 31, 34, 38, 39, 41, 42, 43, 48 en 50. No. 4. Zwart 7 schijven op: 6, 8, 22, 26, 27, 31 en 39. Wit 8 schijven op: 11, 16, 17, 28, 36, 38, 42 en 48. Hl. Het geheel bestaat uit 19 letters en is een spreekwoord: 1234 is niet oud. 5111213 is een edel metaal. 689 is de helft van twee. 71514 is een andere naam voor straat of pad. 16171819 is een verkorte jon gensnaam. 10 is de vierde letter van het a. b. c. De oplossingen kunnen tot Zaterdag 4 April met vermelding van naam, voornaam (schuilnaam als je die hebt) leeftijd en adres worden gezonden aan: Tante Truus. Redactie Zeeuwsch Week end, Goes. No. 5. Zwart 8 schijven op: 7, 9, 10, 15, 18, 23, 25 en 39. Wit 9 schijven op: 24, 29, 32, 34, 38, 40, 42, 43 en 50. Eindspel. v7ÏyA> SP m m ■jW M ll üH 18 18 Zwart 5 schijven op: 16, 17, 21, 25 en 26. Wit 3 schijven op: 27, 32, 37 en dam op 2. Dit eindspel is uit een afgebroken partij welke remise is gegeven. Deze partij kwam voor op 31 Januari tus sen D.O.S. II en Renesse, waarvan de spelers tut Renesse acht dagen nadien thuis kwamen. Bij analyseren van deze afgebroken stand ontdekte wit dat zwart het vol gende aardige eindspel niet ontlopen kon. 1. 224 (de beste zet voor wit, iedere andere zet is onherroepelijk remise (17—22). 2. 27x18 (21—27). 3. 32X21 (16x27). 4. 18—12 (weer de beste zet daar b.v. op 2438 is 27 31 remise. Men ga dit maar eens na, terwijl op 2447 volgt 27—32, 37x28, 2530 enz. remise (2732 A). 5. 37x28 (26—31) dreigt 25—30 en 31 37 met remise). 6. 2427 (gedw. 2442 is n.l. remise) 2530. 7. 127 (3034). 8. 71 gedw. op 72 volgt 3430 met remise) 3439. 9. 140 (3943 of?). 10. 47—38 wint. A (26—31). 5. 37x26 (27—32) dreigt 25—30 en 32—28 met remise. 6. Redacteur: H. M. SLABBEKOORN Oostsingel 60a, Goes. 24—42 (25—30). 7. 12—7 (30—34). 8. 72 gedw. (op 71 volgt nu nl. 34 39 met remise. (3439 op 3440 volgt 211 en z wint). 9. 2—30 (39 44). 10. 30—39 wint. Eindspel II. Zwart 3 schijven op: 6, 17, 28 en dam op 16. Wit: 2 schijven op: 26, 31en dam op 40. Deze stand kwam voor in een par tij in het paviljoen gespeeld. Zwart de heer Gabriëlse, hoopte op de voor de hand liggende zet van Wit 4049 daar deze schijnbaar remise afdwingt. 1. 4049 en zwart won leuk door (17—21). 2. 26X17 (28—32). 3. 49x27 ,16x49). 4. 17—12 (49—35). 5. 31—27 of? (35—2). 6. 27—21 op 27—22 volgt 611 wint. (235 nu is 611 remise door 21—16). 7. 31—16 of? (35—30). 8. 12—7 (30—34). 9. 7—1 of 7—2 volgt 347 wint (3445). 10. 1611 (6X17). 11. 1—6 (45—50 wint). Hartelijk dank voor deze inzending heer Gabriëlse. KuniimaauuMua^ De beroemde Duitse kunstschilder Men- zel kon zeer boos worden als hij bemerkte, dat men zich vrolijk maakte over zijn bijzon der kleine gestalte en zijn gelaat, dat nu niet aan Appollo deed denken. Eens zat hij te Kissingen in een hotel bij de wijn, toen er drie vreemdelingen, een dame en twee heren, binnen kwamen en aan een tafeltje dicht bij hem gingen zitten. Toevallig merkte Menzel op, dat de dame haar caveliers iets toefluisterde en dat alle drie toen naar hem keken en begonnen te lachen. Menzel werd vuurrood, nam zijn schets boek en begon ijverig te tekenen, telkens naar de dame ziende. Daar kwam een der heren naar hem toe en zeide: „deze dame verzoekt u op te houden; zij wil niet door u uitgetekend worden." „Teken ik dan uw dame?" zeide Menzel en liet de tekening zien: een gans! De boze meneer af. ■mimi liiiiiil TOK TOK EEN EI Nu kreeg Pieter toch wel weer wat moed. Hij open de voorzichtig het deurtje van de kippenmand en liet het vijftal stuk voor stuk naar buiten. De beestjes mompelden zeer beschei den „tok" en keken Pieter vol verwachting aan. „Zo!', zei Pieter", hebben jullie zo weinig voer geijsd, de laatste dagen?" „Tok", ant woordden de kippen in koor weer. „Dus jullie hebben honger!" vervolgde Pieter. „Tok", zeiden de kippen weer. „Nou, jullie kosten me een kapitaal aan pillen". Hierop gaven de kippen geen antwoord, omdat ze het niet begrepen. Pieter legde vijf wonderpillen op zijn hand en de beestjes pikten daar keurig ieder één af. Ze vonden het blijkbaar lekker ook, want ze keken gulzig naar de volgenden. „Dank U wel, jongeheer!" zei het vrouwtje geroerd, „ze hebben wel een graan- korreltje verdiend". Pieter lachte: „Het zijn helemaal geen graankorreltjes!" sprak hij, „let U maar op!" Pieter had de laatste woorden nog niet gezegd, of het vijftal begon vrolijk en opgewekt te kakelen en voordat iemand zijn verbazing hierover kenbaar kon maken, hadden ze alle vijf al een ei gelegd. Wat er in de volgende vijf minuten gebeurde grenst aan het ongelooflijke. Het ene ei na het ander werd door de kippen gelegd en ze deden het met een gemak alsof de hele wereld van hun was. Er vormden zich vijf hoge stapels en bij elk ei, dat erbij kwam verhieven de kippen zich hoger van de grond. Sprakeloos volgde de menigte op het plein de verrichtingen van de kippen en velen renden naar huis om alle familieleden, die achter gebleven waren, te halen. Vrijdag 27 Maart 1953, No. 2438. Uitgave van Oosterbaan Lo Cointre N.V. Goes eeuu/scH u/eeKew UIT DE SCHRIFT In de passietijd staan we als Chris tenheid weer stil bij het lijden des HEEREN. En altijd weer zijn er nieu we momenten die de aandacht trek ken en iets van de diepte der Gods openbaring ook in het hellelijden van de Zoon van God, ons onder ander aspect doen zien. Johannes vertelt ons (Joh. 1828) dat de Joden niet in het Rechthuis van Pilatus ingingen, waarheen zij Jezus hadden laten bren gen, „opdat zij niet verontreinigd zou den worden, maar opdat zij het Pascha eten mochten". Wat een bittere ironie zit in deze religieusiteit van de officiële kerkdie naren, die bezig zijn Gods Zoon aan het kruis te brengen. Wat waren ze vrome lieden; wat namen zij de geboden Gods in acht; wat kenden zij de wet des Heren en hoe stipt hielden zij zich er aan! Stelt U zich eens voor dat zij „verontrei nigd werden, door in dat heidense rechthuis in te gaan, waar wellicht zuurdesem aanwezig was, waardoor zij het Pascha niet mochten eten!" En zo wordt Gods Zoon, Die wèl verontreinigd mocht worden, Die im mers tot in der eeuwigheid geen Pa scha meer zou vieren, als het aan hen lag, door deze diep-religieuse wereld vermoord. We herkennen hierin de stijl van de antichrist. Stijl wil hier zeggen, dat dit zijn methode, zijn program, zijn tactiek, zijn manier van werken is. Door alle eeuwen heen. Nog al te veel leeft de gedachte on der ons, dat de antichrist verschijnt in de gedaante van het brute onge loof ener puur heidense wereld. Een „Bond van godlozen", atheïstisch-com- munisme, daarin zien we nog al te veel de verschijningsvormen van de anti christ. Natuurlijk is dit één der openbarin gen er van. Maar laat ons niet menen, dat straks de Kerk des HEEREN door deze brute vorm van Godsverzaking zal worden omgebracht. De Schrift leert het ons anders. En de kerkgeschiedenis eveneens. Christus zegt heel duidelijk: de tijd komt dat een ieder die u zal overleve- ren om ter dood gebracht te worden (Hij spreekt hier tot de Woord-ge- trouwe Kerk) zpl menen Gode een dienst te bewijzen. Dat dachten de Farizeërs en de Schriftgeleerden en de Sanhedristen óók toen zij de Hei land der wereld aan het kruis lieten nagelen. Dat dacht de Roomse kerk- hiërarchie ook, toen de brandstapels en de schavotten werden opgericht, en mannen en vrouwen op de afschuwe lijkste wijze werden omgebracht. Toen de „Bloedbruiloft", bekend als een der zwartste bladzijden uit de wereld geschiedenis onder de naam van de z.g. „Barthelomeusnacht" had plaats gehad, schreef Giovanni Michiel, ge zant van Venetië, nog veertien dagen na deze afslachting van de weerloze Hugenoten: „Men gaat voort met de slachting der Hugenoten, en ter af smeking van 's HEEREN bijzondere genade voor deze daad, heeft gisteren een zeer plechtige processie plaats ge had, waaraan, behalve het hof, geheel de geestelijkheid van Parijs deelnam onder begeleiding van het hoogwaar- dig sacrament en de heilige reliquieën" Menende Gode een dienst te bewijzen. Zoals de Sanhedristen God gedankt hebben, dat Jezus van Nazareth uit de weg geruimd werd, zo heeft men onder de Roomse hiërarchie God ge dankt voor de massamoord op hen, die naar het bevel van Gods Zoon hebben willen leven. Dat is de stijl van deze wereld en «int is de stijl van de antichrist. Men zegt wel eens, dat we tegen woordig leven in een „apocalyptische" tijd. Ik geloof dat ook, maar dat wil dan dus zeggen, dat God bezig is de geschiedenis der mensheid met gewel dige energie heen te drijven naar de consumatie aller tijden, naar het einde. En ook dan zal satan zijn stijl hand haven. Immers er staat geschreven, dat hij zal zitten als een god in zijn tempel. Er zal in zijn dagen een in- t :nse religie zijn, heel de wereld zal gevangen zijn onder de ban van een „hoogkerkelijk" leven, een kerkelijke eenheid, waarvoor God zal gedankt worden, immers was het niet het ge bed van de Heiland: dat zij allen één zijn? Die tijd komt er onder het re gime van de antichrist. De kerken zullen vollopen, de wereld zal alles zins godsdienstig zijn. De religie zal in hoge ere gehouden worden. En sa tan zal als de opperste godheid in de gedaante van een engel des lichts, als de grote dirigent dit machtig orkest leiden. De kracht der dwaling die over de wereld wordt uitgestoten door God zelf, zal velen verleiden en indien het mogelijk ware, zelfs de uitverkorenen nog verleiden, zó vroom, zó bijbels zal de schijn wezen. Dat is de wereld waarin wij leven en die we, in steeds duidelijker con touren, zich zien ontwikkelen uit de chaos van deze tijd. Er wordt wel eens gedacht, dat het Schriftwoord, dat zelfs de uitverkore nen bijna nog verleid zouden kunnen worden, slaat op de gruwelijke ver vólgingen, die komende zouden zijn en waaronder het niet zou zijn uit te hou den, menselijkerwijze gesproken. Maar zo is het niet. De historie heeft be wezen, dat het bloed der martelaren steeds het zaad der kerk geweest is. Dat weet satan ook wel. Maar het is zo, dat de valse godsdienst, de schijn vroomheid, de wereldreligie, zo geraf fineerd op het geloof der Schriften zal lijken, dat de uitverkorenen zelfs er bijna geen weg meer in weten en, zonder bizondere voorlichting des Geestes, de valse profeten in him pseudo-religie zouden gaan volgen. Maar wee dan ook hen, die zich niet laten verleiden deze valse profetie te volgen. Zij worden de spelbrekers, de eenheidbrekers, de sectariërs, de kerkscheurders, de valse dissonanten in het machtige symphonie-orkest, dat de wereld in haar religieusiteit zal aanheffen. En men zal ook dan menen Gode een dienst te bewijzen door deze spel brekers, die „a-sociaal" zich zullen verzetten tegen het hoogkerkelijke leven, dat in het laatst der dagen zal opbloeien, uit de weg te ruimen. Want Christus Woord zal ook aan hen vervuld worden: zij hebben Mij ver volgd, zij zullen ook u vervolgen. Het komt er op aan, dat we vandaag de geesten, die zich openbaren zó naar de Schriften leren onderkennen, opdat wij niet overvallen worden en voor ons en ons nageslacht de verkeerde keuze doen, bedrogen door de vrome schijn der dingen. En dit blijft de rijke troost: wie waarlijk leeft bij de Schrif ten en de belijdenis der Kerk aller eeuwen, vasthoudt, zal staande blij ven. Want misleid kunnen de uitverko renen tijdelijk soms wel worden, maar verleid ten eeuwige verderve nóóit. Christus heeft Zijn bloed daarvoor als garantie gegeven, toen Hij door een religieuse schijnvrome wereld werd overgeleverd tot de dood des kruises. MARNIX. Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Matth. 27:46. Dit woord doet vreemd aan, na eerst gehoord te hebben: voorwaar. Eerst een woord dat volle zeker heid uitdrukt en nu dat woord van onzekerheid. Jezus is in denknood. Hij kan het doen Gods niet rijmen. Is Jezus' zieleleven dan even ver anderlijk als het onze; 's morgens zingen van blijdschap, en 's avonds klagen en zuchten? Neen, zo is Je zus niet. Wat perst Hem dan dat waarom uit het hart? De situatie was veranderd. Wat Hem tot nu toe overkomen was, dat schelden en honen daar aan de voet van het kruis, was met het kruis gegeven. Het kruis was de schandpaal; wie aan het kruis hing was daardoor al met schande belaan. Maar nu wordt het duister op aarde; 't wordt duister ook in Zijn ziel. Hij voelde Zich verlaten, en zoals Hij het voelde was het werkelijkheid. Hij was van God verlaten. Jezus drukt dat uit met een citaat uit Ps. 22. Spreekt Hij dan David na? Neen, Psalm 22 is van Hem. Ps. 22 kan eigenlijk alleen door Christus ge zongen worden. De dichter van Ps. 22 is niet te vergelijken met Jezus. Immers bij de dichter van Ps. 22 was de verlating relatief, bij Jezus absoluut. David had het gevoel, dat hij de zegeningen Gods miste, bij Jezus is dat werkelijkheid. David, voelt zich in doodsgevaar, Christus is in de eeuwige dood; God stort Zijn volle toorn over Hem uit; Je zus is in de hel. Negatief gezien is die verlating een algehele onthou ding, waardoor God Zijn schepsel schraagt en steunt, maar die verla ting is ook positief, God ontbindt de duivelen en laat ze op Hem los. Dit heeft Jezus juist gevoeld en zuiver uitgedrukt als Hij in Ps. 22 van de honden die aanvallen en van de leeuw, die brult, spreekt. Verlating onderstelt gemeenschap en dikwijls had Christus, Die ge- ouwe gehoorzaamheid getoond had, die inwoning des Geestes er varen en Zich Zoon horen noemen. En nu moet Hij dat alles missen en ondervindt in Zijn gehoorzaamheid, toorn. Waarom dan nu verlaten? Dat is het probleem tuaarmee Jezus worstelde. Hij worstelde met God. Hij blijft spreken: Mijn God, mijn God. Hij maakt Zich niet los van God, maar houdt in het geloof ook Hem vast. Hij klaagt niet, Hij vraagt slechts: waarom? Verleje weke most ik nae Tholen vo' 'n bezoek an fermilie van me en toen 'a ik gelegenheid om tegeliek is effies deur te rieje nae Staevenisse. Me kammeraed, die me meegenomen 'ad keek nie op 'n paer kilometers, zee ie en zo 'a ons de reis 'emaekt over Beveland en Bergen. Der kwam 'eel wat bie te pas om een permissie te kriegen, daer deur 'een te kommen. Ze kieken nogal streng. Mae as je der over 'een komt dan mot je de luu ge- liek geven dat 't nie aeres ken. De diek is kepot gereje en 'ele stikke bin zo smal dat ze der éénrichtingsver keer van 'ebben 'emaekt. En ze bin overal drok bezig om de dieken te herstellen, zodat ze der geen kiekers bie nodig 'a. 't Is overal wel een treurige toe stand. Bie de Oostdiek staet 'eel de boel nog onder waeter. Mooie boer- derieje zie je wegzakken, kappitaele schuren bin uut mekaere geslogen en de kleinere 'uussies lieken somstieds wel as deur een bombardement ge troffen. Mae op Tholen is ook 'eel wat ge passeerd. Je heit grote moeite om langs omwegen en binnendiekjes, deur gaeten 'een met je auto nae Staevenisse te kommen, 't Durp was verleje weke nog geëvacueerd, zodat ter mae een paer mensen te zien wae- ren. Mae een gevolg was ook asdat ter nog zo goed as niks an het opru- mingswerk gedaen was. Noe horende ik asdat ze van plan waeren om de bevolking vo zover as dat mogelik was terug te laeten kommen. Dan ken ieder z'n eigen 'uusje schoon maeken. En dat zal wel de beste oplossing we zen, docht ik zo. As ze alle mensen an der eigen boeltje laeten werken dan is 't durp weer 't gauwste be- weunbaer. Mae wat je daer te zien kriegt is wel arg bedroevend. Van de kerkstraete is niks meer te zie je as »n weerskanten een puun'oap en ver ders leit 't ele durp onder de modder, de uusies die droag staen laeten je ietewat van de verwoesting zien, die is angericht, ook op die plekke waer- dat de 'uusies nog bin bluven staen en allenig mae 't waeter der in ge- staen heit. Op enkele plekken waeren ze bezig om de 'uusies weer beweun- baer te maeken. De meubeltjes ston- ge vo een deel buten. Wat zal der van over bluven as straks alles is goed droog is? Me kammeraed zee teuge me: der is moed vo noadig om 'ier weer opnieuw te beginnen. En zo is 't. Mae as je der geweund heit en je leven lang er heit gewarkt en ge tobd om vo uut te kommen, dan ver lang je toch weer nae je ouwe plek ke werom, ook al mot je dan van vo ren af an weer beginnen. Zo is 'n mens noe eenmael. We kuujerden ook langs de kaei, waer een 'eel gat is ingeslogen en waerdat het gemeentehuus staet. Dae zag ik an de mure een groat anplak- biljet met een marineman der opge tekend en der onder sting te lezen Bewaak de zeegaten van uw land, stel u beschikbaar voor de mijnen- uitkijkdienst, vraag inlichtingen op het gemeentehuis van Stavenisse. Toen docht ik: de mens bluuft altied toch maer 'n mens. Hie heit wel arg gehad in allerlei gevaeren dat van zee uut 'm bedreigende, mae wat dat er om 1 Februari gebeurd is, dat heit ie nie kennen voorzieje, daer heit ie de zeegaten nie vo kenne beschermen. As God ingriept dan staet ie machte loos. Ik 'orende in Tholen ook nog de klacht asdat er zoveul Belgen op Zondag een plezierreisje nae Staeve nisse kommen maeken. De éle Zondag staet Tholen der van overende. In lange staerten rieje ze achter mekae re om de ellende te gaen zieje. En daer is de bevolking mae arg slecht over te spreken, hetgeen, ik best be-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 3