wf
mf'
vw
wt
„M
TH
LliJIIILLI
fufniiU&tud
DE RELIGIEUSE WERELD
Bij ons tfims||
Ir"!
Vrijdag 27 Maart 1953
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
citeerd en de rast van mijn familie heel
veel hartelijke groeten. Tante Truus.
Adrie V. te Arnemuiden. Het is wel
een beetje laat, maar ik wil de twee
jarigen in Maart toch nog hartelijk fe
liciteren. Jammer van die oliebollen.
Hoe gaat het met dat kleine nieuwe
neefje Gelukkig dat alles zo goed voor
jullie is afgelopen met het water. Is het
over het algemeen nogal meegevallen
in Arnemuiden Aan allemaal mijn
hartelijke groeten terug. Catrien L. te
Serooskerke. O nichtje wat kranig, dat
je heel de dienst het orgel hebt be
speeld. Ik kan me best begrijpen, dat
je het eerste ogenblik het ook wel erg
vond. Fijn, dat het goed gegaan is. Je
vertelt me wel hoe het verder gaat?
Hoe staat het met al je naai- en bor
duurwerk? Jij laat geloof ik geen ogen
blik ongebruikt voorbij gaan. Ik zal
ook eens gauw aan het bloemen zaaien
moeten beginnen. Witborsje te Se
rooskerke. Ja, ik heb ook een mooie
bos katjes in de kamer staan. En ook
een prachtbos kastanjetakken. Ik kreeg
ze natuurlijk in .knop, maar nu zijn alle
tere blaadjes al ontplooid. Zo mooi.
Het lijken net fijne handjes, die zich
uitstrekken. Het zal fijn zijn om met
lekker weer er eens per fiets op uit te
trekken. Daar verlang ik, net als jij,
heel erg naar. Nu is het me nog veel
te fris. Zeeuwinnetje te Serooskerke.
Waarover heb jij een opstel moeten
maken voor de meisjesvereniging?
Daarvoor moet je eerst altijd zeker
heel wat nalezen, is het niet? Dat was
een latertje op die jaarvergadering. Je
had de andere dag toch zeker wel een
beetje slaap op school. Hoe maak je
dat naaidoosje in school en waarvan
maak je dat? Het lijkt me echt leuk,
zoiets zelf te kunnen maken. Zwaluwtje
te Serooskerke. Is je eigen trui ai if?
Het was zeker wel gezellig toen mees
ter jarig was. Heb jij er ook nog wat
voor geleerd? Hoe is het met de mazel-
patiënt thuis en zijn er op school nog
zoveel zieken? Dat is voor de patiënt
jes, maar ook voor de meester, niet
prettig, want als al die mazels-zieken
met hun neus onder de dekens liggen,
kan meester ze ook niets leren en de
anderen op school kunnen toch ook niet
te veel verder gaan. Daarom hoop ik
voor allemaal, dat de mazelen maar
heel erg gauw op de vlucht gaan. Nach
tegaal te Heinkenszand. Weer helemaal
beter? Ik ben blij, dat het boek zo naar
je zin is. Geborduurd beddegoed staat
altijd zo echt feestelijk. Maar het is
een heel werkje om er werkelijk mooi
borduurwerk op aan te brengen. Is het
nog niet 'n beetje vroeg voor die soorten
bollen? Ik wacht er nog even mee voor
ik ze in de grond ga zetten. Heb je
het werk van school alweer ingehaald?
Vergeetmijnietje te Grjjpskerke. Leuk
om van die jonge beestjes te hebben.
Van dat ene lammetje vond ik maar
een nare geschiedenis. Gebeurt dat wel
meer zo door het oude schaap? Dat
kalfje is zeker wel helemaal aan jou
gewend. Ik weet nu zó precies hoe dat
vestje is, dat ik er zelf zin in kreeg
zoiets moois te bezitten. Het lijkt me
voor koude voorjaarsdagen een kos
telijk bezit.
De oplossingen zijn:
I. De kachel.
II. Eli-Levi-Job en Aser.
IH. De letter A.
Nieuwe raadsels:
I. Welke armoede wordt vaak met
staal verdreven?
II. Met U is het diep.
Met E is het een hoofddeksel.
Met I vind je het in sommige
vruchten.
Met O vind je het in de keuken.
Ter oplossing.
Auteurs: J. Gabriëlse, Bergen op
Zoom en W. B. Monsma, Groningen.
Door middel van correspondentie ge
componeerd.
No. 1.
Zwart 10 schijven op: 6, II, 16/21,
23 en 40.
Wit 10 schijven op: 26, 31, 32, 35, 38,
41/44 en 47.
D«heer Gabriëlse, het derde bord
van D.O.S., zal ten zeerste waarderen
dat de Zeeuwse dammers vele oplos
singen zullen inzenden.
Het is naar mijn overtuiging onno
dig U aan te sporen zorg te dragen
voor vele oplossingen.
Tevens mocht ik ook van de heer
Gabriëlse onderstaande problemen
ontvangen.
No. 2.
Zwart: 10 schijven op: 7, 8, 9, 15,
19, 23, 24, 29, 36 en 45.
Wit 9 schijven op: 16, 20, 34, 35, 38,
40, 41, 49 en 50.
No. 3.
Zwart: 11 schijven op: 7, 8, 9, 17,
18, 19, 22, 23, 27, 28 en 35.
Wit 11 schijven op: 20, 26, 31, 34,
38, 39, 41, 42, 43, 48 en 50.
No. 4.
Zwart 7 schijven op: 6, 8, 22, 26,
27, 31 en 39.
Wit 8 schijven op: 11, 16, 17, 28, 36,
38, 42 en 48.
Hl. Het geheel bestaat uit 19 letters
en is een spreekwoord:
1234 is niet oud.
5111213 is een edel metaal.
689 is de helft van twee.
71514 is een andere naam voor
straat of pad.
16171819 is een verkorte jon
gensnaam.
10 is de vierde letter van het a. b. c.
De oplossingen kunnen tot Zaterdag
4 April met vermelding van naam,
voornaam (schuilnaam als je die hebt)
leeftijd en adres worden gezonden aan:
Tante Truus. Redactie Zeeuwsch Week
end, Goes.
No. 5.
Zwart 8 schijven op: 7, 9, 10, 15, 18,
23, 25 en 39.
Wit 9 schijven op: 24, 29, 32, 34, 38,
40, 42, 43 en 50.
Eindspel.
v7ÏyA>
SP
m
m
■jW
M
ll
üH 18 18
Zwart 5 schijven op: 16, 17, 21, 25
en 26.
Wit 3 schijven op: 27, 32, 37 en dam
op 2.
Dit eindspel is uit een afgebroken
partij welke remise is gegeven. Deze
partij kwam voor op 31 Januari tus
sen D.O.S. II en Renesse, waarvan de
spelers tut Renesse acht dagen nadien
thuis kwamen.
Bij analyseren van deze afgebroken
stand ontdekte wit dat zwart het vol
gende aardige eindspel niet ontlopen
kon.
1. 224 (de beste zet voor wit,
iedere andere zet is onherroepelijk
remise (17—22). 2. 27x18 (21—27).
3. 32X21 (16x27). 4. 18—12 (weer
de beste zet daar b.v. op 2438 is 27
31 remise. Men ga dit maar eens
na, terwijl op 2447 volgt 27—32,
37x28, 2530 enz. remise (2732 A).
5. 37x28 (26—31) dreigt 25—30 en 31
37 met remise). 6. 2427 (gedw.
2442 is n.l. remise) 2530. 7. 127
(3034). 8. 71 gedw. op 72 volgt
3430 met remise) 3439. 9. 140
(3943 of?). 10. 47—38 wint.
A (26—31). 5. 37x26 (27—32)
dreigt 25—30 en 32—28 met remise. 6.
Redacteur: H. M. SLABBEKOORN
Oostsingel 60a, Goes.
24—42 (25—30). 7. 12—7 (30—34). 8.
72 gedw. (op 71 volgt nu nl. 34
39 met remise. (3439 op 3440
volgt 211 en z wint). 9. 2—30 (39
44). 10. 30—39 wint.
Eindspel II.
Zwart 3 schijven op: 6, 17, 28 en
dam op 16.
Wit: 2 schijven op: 26, 31en dam
op 40.
Deze stand kwam voor in een par
tij in het paviljoen gespeeld. Zwart
de heer Gabriëlse, hoopte op de voor
de hand liggende zet van Wit 4049
daar deze schijnbaar remise afdwingt.
1. 4049 en zwart won leuk door
(17—21). 2. 26X17 (28—32). 3. 49x27
,16x49). 4. 17—12 (49—35). 5. 31—27
of? (35—2). 6. 27—21 op 27—22 volgt
611 wint. (235 nu is 611 remise
door 21—16). 7. 31—16 of? (35—30).
8. 12—7 (30—34). 9. 7—1 of 7—2
volgt 347 wint (3445). 10. 1611
(6X17). 11. 1—6 (45—50 wint).
Hartelijk dank voor deze inzending
heer Gabriëlse.
KuniimaauuMua^
De beroemde Duitse kunstschilder Men-
zel kon zeer boos worden als hij bemerkte, dat
men zich vrolijk maakte over zijn bijzon
der kleine gestalte en zijn gelaat, dat nu
niet aan Appollo deed denken.
Eens zat hij te Kissingen in een hotel bij
de wijn, toen er drie vreemdelingen, een
dame en twee heren, binnen kwamen en aan
een tafeltje dicht bij hem gingen zitten.
Toevallig merkte Menzel op, dat de dame
haar caveliers iets toefluisterde en dat alle
drie toen naar hem keken en begonnen te
lachen.
Menzel werd vuurrood, nam zijn schets
boek en begon ijverig te tekenen, telkens
naar de dame ziende.
Daar kwam een der heren naar hem toe
en zeide: „deze dame verzoekt u op te
houden; zij wil niet door u uitgetekend
worden."
„Teken ik dan uw dame?" zeide Menzel
en liet de tekening zien: een gans!
De boze meneer af.
■mimi
liiiiiil
TOK TOK EEN EI
Nu kreeg Pieter toch wel
weer wat moed. Hij open
de voorzichtig het deurtje
van de kippenmand en liet
het vijftal stuk voor stuk
naar buiten. De beestjes
mompelden zeer beschei
den „tok" en keken Pieter
vol verwachting aan. „Zo!',
zei Pieter", hebben jullie
zo weinig voer geijsd, de
laatste dagen?" „Tok", ant
woordden de kippen in koor weer. „Dus jullie hebben honger!" vervolgde Pieter.
„Tok", zeiden de kippen weer. „Nou, jullie kosten me een kapitaal aan pillen".
Hierop gaven de kippen geen antwoord, omdat ze het niet begrepen. Pieter legde
vijf wonderpillen op zijn hand en de beestjes pikten daar keurig ieder één af.
Ze vonden het blijkbaar lekker ook, want ze keken gulzig naar de volgenden.
„Dank U wel, jongeheer!" zei het vrouwtje geroerd, „ze hebben wel een graan-
korreltje verdiend". Pieter lachte: „Het zijn helemaal geen graankorreltjes!" sprak
hij, „let U maar op!" Pieter had de laatste woorden nog niet gezegd, of het vijftal
begon vrolijk en opgewekt te kakelen en voordat iemand zijn verbazing hierover
kenbaar kon maken, hadden ze alle vijf al een ei gelegd. Wat er in de volgende
vijf minuten gebeurde grenst aan het ongelooflijke. Het ene ei na het ander werd
door de kippen gelegd en ze deden het met een gemak alsof de hele wereld van
hun was. Er vormden zich vijf hoge stapels en bij elk ei, dat erbij kwam verhieven
de kippen zich hoger van de grond. Sprakeloos volgde de menigte op het plein de
verrichtingen van de kippen en velen renden naar huis om alle familieleden, die
achter gebleven waren, te halen.
Vrijdag 27 Maart 1953, No. 2438.
Uitgave van
Oosterbaan Lo Cointre N.V.
Goes
eeuu/scH
u/eeKew
UIT DE SCHRIFT
In de passietijd staan we als Chris
tenheid weer stil bij het lijden des
HEEREN. En altijd weer zijn er nieu
we momenten die de aandacht trek
ken en iets van de diepte der Gods
openbaring ook in het hellelijden van
de Zoon van God, ons onder ander
aspect doen zien. Johannes vertelt
ons (Joh. 1828) dat de Joden niet
in het Rechthuis van Pilatus ingingen,
waarheen zij Jezus hadden laten bren
gen, „opdat zij niet verontreinigd zou
den worden, maar opdat zij het Pascha
eten mochten".
Wat een bittere ironie zit in deze
religieusiteit van de officiële kerkdie
naren, die bezig zijn Gods Zoon aan
het kruis te brengen.
Wat waren ze vrome lieden; wat
namen zij de geboden Gods in acht;
wat kenden zij de wet des Heren en
hoe stipt hielden zij zich er aan! Stelt
U zich eens voor dat zij „verontrei
nigd werden, door in dat heidense
rechthuis in te gaan, waar wellicht
zuurdesem aanwezig was, waardoor zij
het Pascha niet mochten eten!"
En zo wordt Gods Zoon, Die wèl
verontreinigd mocht worden, Die im
mers tot in der eeuwigheid geen Pa
scha meer zou vieren, als het aan hen
lag, door deze diep-religieuse wereld
vermoord.
We herkennen hierin de stijl van de
antichrist.
Stijl wil hier zeggen, dat dit zijn
methode, zijn program, zijn tactiek,
zijn manier van werken is.
Door alle eeuwen heen.
Nog al te veel leeft de gedachte on
der ons, dat de antichrist verschijnt
in de gedaante van het brute onge
loof ener puur heidense wereld. Een
„Bond van godlozen", atheïstisch-com-
munisme, daarin zien we nog al te veel
de verschijningsvormen van de anti
christ.
Natuurlijk is dit één der openbarin
gen er van. Maar laat ons niet menen,
dat straks de Kerk des HEEREN door
deze brute vorm van Godsverzaking
zal worden omgebracht. De Schrift
leert het ons anders.
En de kerkgeschiedenis eveneens.
Christus zegt heel duidelijk: de tijd
komt dat een ieder die u zal overleve-
ren om ter dood gebracht te worden
(Hij spreekt hier tot de Woord-ge-
trouwe Kerk) zpl menen Gode een
dienst te bewijzen. Dat dachten de
Farizeërs en de Schriftgeleerden en
de Sanhedristen óók toen zij de Hei
land der wereld aan het kruis lieten
nagelen. Dat dacht de Roomse kerk-
hiërarchie ook, toen de brandstapels
en de schavotten werden opgericht, en
mannen en vrouwen op de afschuwe
lijkste wijze werden omgebracht. Toen
de „Bloedbruiloft", bekend als een
der zwartste bladzijden uit de wereld
geschiedenis onder de naam van de
z.g. „Barthelomeusnacht" had plaats
gehad, schreef Giovanni Michiel, ge
zant van Venetië, nog veertien dagen
na deze afslachting van de weerloze
Hugenoten: „Men gaat voort met de
slachting der Hugenoten, en ter af
smeking van 's HEEREN bijzondere
genade voor deze daad, heeft gisteren
een zeer plechtige processie plaats ge
had, waaraan, behalve het hof, geheel
de geestelijkheid van Parijs deelnam
onder begeleiding van het hoogwaar-
dig sacrament en de heilige reliquieën"
Menende Gode een dienst te bewijzen.
Zoals de Sanhedristen God gedankt
hebben, dat Jezus van Nazareth uit
de weg geruimd werd, zo heeft men
onder de Roomse hiërarchie God ge
dankt voor de massamoord op hen, die
naar het bevel van Gods Zoon hebben
willen leven.
Dat is de stijl van deze wereld en
«int is de stijl van de antichrist.
Men zegt wel eens, dat we tegen
woordig leven in een „apocalyptische"
tijd. Ik geloof dat ook, maar dat wil
dan dus zeggen, dat God bezig is de
geschiedenis der mensheid met gewel
dige energie heen te drijven naar de
consumatie aller tijden, naar het einde.
En ook dan zal satan zijn stijl hand
haven. Immers er staat geschreven,
dat hij zal zitten als een god in zijn
tempel. Er zal in zijn dagen een in-
t :nse religie zijn, heel de wereld zal
gevangen zijn onder de ban van een
„hoogkerkelijk" leven, een kerkelijke
eenheid, waarvoor God zal gedankt
worden, immers was het niet het ge
bed van de Heiland: dat zij allen één
zijn? Die tijd komt er onder het re
gime van de antichrist. De kerken
zullen vollopen, de wereld zal alles
zins godsdienstig zijn. De religie zal
in hoge ere gehouden worden. En sa
tan zal als de opperste godheid in de
gedaante van een engel des lichts, als
de grote dirigent dit machtig orkest
leiden. De kracht der dwaling die over
de wereld wordt uitgestoten door God
zelf, zal velen verleiden en indien het
mogelijk ware, zelfs de uitverkorenen
nog verleiden, zó vroom, zó bijbels zal
de schijn wezen.
Dat is de wereld waarin wij leven
en die we, in steeds duidelijker con
touren, zich zien ontwikkelen uit de
chaos van deze tijd.
Er wordt wel eens gedacht, dat het
Schriftwoord, dat zelfs de uitverkore
nen bijna nog verleid zouden kunnen
worden, slaat op de gruwelijke ver
vólgingen, die komende zouden zijn en
waaronder het niet zou zijn uit te hou
den, menselijkerwijze gesproken. Maar
zo is het niet. De historie heeft be
wezen, dat het bloed der martelaren
steeds het zaad der kerk geweest is.
Dat weet satan ook wel. Maar het is
zo, dat de valse godsdienst, de schijn
vroomheid, de wereldreligie, zo geraf
fineerd op het geloof der Schriften zal
lijken, dat de uitverkorenen zelfs er
bijna geen weg meer in weten en,
zonder bizondere voorlichting des
Geestes, de valse profeten in him
pseudo-religie zouden gaan volgen.
Maar wee dan ook hen, die zich niet
laten verleiden deze valse profetie te
volgen. Zij worden de spelbrekers, de
eenheidbrekers, de sectariërs, de
kerkscheurders, de valse dissonanten
in het machtige symphonie-orkest, dat
de wereld in haar religieusiteit zal
aanheffen.
En men zal ook dan menen Gode
een dienst te bewijzen door deze spel
brekers, die „a-sociaal" zich zullen
verzetten tegen het hoogkerkelijke
leven, dat in het laatst der dagen zal
opbloeien, uit de weg te ruimen.
Want Christus Woord zal ook aan hen
vervuld worden: zij hebben Mij ver
volgd, zij zullen ook u vervolgen. Het
komt er op aan, dat we vandaag de
geesten, die zich openbaren zó naar de
Schriften leren onderkennen, opdat
wij niet overvallen worden en voor
ons en ons nageslacht de verkeerde
keuze doen, bedrogen door de vrome
schijn der dingen. En dit blijft de rijke
troost: wie waarlijk leeft bij de Schrif
ten en de belijdenis der Kerk aller
eeuwen, vasthoudt, zal staande blij
ven.
Want misleid kunnen de uitverko
renen tijdelijk soms wel worden, maar
verleid ten eeuwige verderve nóóit.
Christus heeft Zijn bloed daarvoor
als garantie gegeven, toen Hij door
een religieuse schijnvrome wereld
werd overgeleverd tot de dood des
kruises.
MARNIX.
Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?
Matth. 27:46.
Dit woord doet vreemd aan, na
eerst gehoord te hebben: voorwaar.
Eerst een woord dat volle zeker
heid uitdrukt en nu dat woord van
onzekerheid. Jezus is in denknood.
Hij kan het doen Gods niet rijmen.
Is Jezus' zieleleven dan even ver
anderlijk als het onze; 's morgens
zingen van blijdschap, en 's avonds
klagen en zuchten? Neen, zo is Je
zus niet. Wat perst Hem dan dat
waarom uit het hart? De situatie
was veranderd. Wat Hem tot nu toe
overkomen was, dat schelden en
honen daar aan de voet van het
kruis, was met het kruis gegeven.
Het kruis was de schandpaal; wie
aan het kruis hing was daardoor al
met schande belaan. Maar nu
wordt het duister op aarde; 't wordt
duister ook in Zijn ziel. Hij voelde
Zich verlaten, en zoals Hij het
voelde was het werkelijkheid. Hij
was van God verlaten. Jezus drukt
dat uit met een citaat uit Ps. 22.
Spreekt Hij dan David na? Neen,
Psalm 22 is van Hem. Ps. 22 kan
eigenlijk alleen door Christus ge
zongen worden. De dichter van Ps.
22 is niet te vergelijken met Jezus.
Immers bij de dichter van Ps. 22
was de verlating relatief, bij Jezus
absoluut. David had het gevoel, dat
hij de zegeningen Gods miste, bij
Jezus is dat werkelijkheid. David,
voelt zich in doodsgevaar, Christus
is in de eeuwige dood; God stort
Zijn volle toorn over Hem uit; Je
zus is in de hel. Negatief gezien is
die verlating een algehele onthou
ding, waardoor God Zijn schepsel
schraagt en steunt, maar die verla
ting is ook positief, God ontbindt
de duivelen en laat ze op Hem los.
Dit heeft Jezus juist gevoeld en
zuiver uitgedrukt als Hij in Ps. 22
van de honden die aanvallen en
van de leeuw, die brult, spreekt.
Verlating onderstelt gemeenschap
en dikwijls had Christus, Die ge-
ouwe gehoorzaamheid getoond
had, die inwoning des Geestes er
varen en Zich Zoon horen noemen.
En nu moet Hij dat alles missen en
ondervindt in Zijn gehoorzaamheid,
toorn. Waarom dan nu verlaten?
Dat is het probleem tuaarmee Jezus
worstelde. Hij worstelde met God.
Hij blijft spreken: Mijn God, mijn
God. Hij maakt Zich niet los van
God, maar houdt in het geloof ook
Hem vast. Hij klaagt niet, Hij
vraagt slechts: waarom?
Verleje weke most ik nae Tholen
vo' 'n bezoek an fermilie van me en
toen 'a ik gelegenheid om tegeliek is
effies deur te rieje nae Staevenisse.
Me kammeraed, die me meegenomen
'ad keek nie op 'n paer kilometers,
zee ie en zo 'a ons de reis 'emaekt over
Beveland en Bergen. Der kwam 'eel
wat bie te pas om een permissie te
kriegen, daer deur 'een te kommen.
Ze kieken nogal streng. Mae as je der
over 'een komt dan mot je de luu ge-
liek geven dat 't nie aeres ken. De
diek is kepot gereje en 'ele stikke bin
zo smal dat ze der éénrichtingsver
keer van 'ebben 'emaekt. En ze bin
overal drok bezig om de dieken te
herstellen, zodat ze der geen kiekers
bie nodig 'a.
't Is overal wel een treurige toe
stand. Bie de Oostdiek staet 'eel de
boel nog onder waeter. Mooie boer-
derieje zie je wegzakken, kappitaele
schuren bin uut mekaere geslogen en
de kleinere 'uussies lieken somstieds
wel as deur een bombardement ge
troffen.
Mae op Tholen is ook 'eel wat ge
passeerd. Je heit grote moeite om
langs omwegen en binnendiekjes,
deur gaeten 'een met je auto nae
Staevenisse te kommen, 't Durp was
verleje weke nog geëvacueerd, zodat
ter mae een paer mensen te zien wae-
ren. Mae een gevolg was ook asdat
ter nog zo goed as niks an het opru-
mingswerk gedaen was. Noe horende
ik asdat ze van plan waeren om de
bevolking vo zover as dat mogelik
was terug te laeten kommen. Dan ken
ieder z'n eigen 'uusje schoon maeken.
En dat zal wel de beste oplossing we
zen, docht ik zo. As ze alle mensen
an der eigen boeltje laeten werken
dan is 't durp weer 't gauwste be-
weunbaer. Mae wat je daer te zien
kriegt is wel arg bedroevend. Van de
kerkstraete is niks meer te zie je as
»n weerskanten een puun'oap en ver
ders leit 't ele durp onder de modder,
de uusies die droag staen laeten je
ietewat van de verwoesting zien, die
is angericht, ook op die plekke waer-
dat de 'uusies nog bin bluven staen
en allenig mae 't waeter der in ge-
staen heit. Op enkele plekken waeren
ze bezig om de 'uusies weer beweun-
baer te maeken. De meubeltjes ston-
ge vo een deel buten. Wat zal der
van over bluven as straks alles is
goed droog is? Me kammeraed zee
teuge me: der is moed vo noadig om
'ier weer opnieuw te beginnen. En zo
is 't. Mae as je der geweund heit en
je leven lang er heit gewarkt en ge
tobd om vo uut te kommen, dan ver
lang je toch weer nae je ouwe plek
ke werom, ook al mot je dan van vo
ren af an weer beginnen. Zo is 'n
mens noe eenmael.
We kuujerden ook langs de kaei,
waer een 'eel gat is ingeslogen en
waerdat het gemeentehuus staet. Dae
zag ik an de mure een groat anplak-
biljet met een marineman der opge
tekend en der onder sting te lezen
Bewaak de zeegaten van uw land,
stel u beschikbaar voor de mijnen-
uitkijkdienst, vraag inlichtingen op
het gemeentehuis van Stavenisse.
Toen docht ik: de mens bluuft altied
toch maer 'n mens. Hie heit wel arg
gehad in allerlei gevaeren dat van zee
uut 'm bedreigende, mae wat dat er
om 1 Februari gebeurd is, dat heit ie
nie kennen voorzieje, daer heit ie de
zeegaten nie vo kenne beschermen.
As God ingriept dan staet ie machte
loos.
Ik 'orende in Tholen ook nog de
klacht asdat er zoveul Belgen op
Zondag een plezierreisje nae Staeve
nisse kommen maeken. De éle Zondag
staet Tholen der van overende. In
lange staerten rieje ze achter mekae
re om de ellende te gaen zieje. En
daer is de bevolking mae arg slecht
over te spreken, hetgeen, ik best be-