Schouwen-Duiveland moet weer droog en spoedig! Se gAote v-eAmacMirig,. Zelfs het moeilijkste kan snel gedaan worden - alleen het onmogelijke ver eist iets meer tijd!" is het motto van Nederlands dijkleger. Want... Maar zelfs in Bruinisse, waar geen enkel huis vernield werd, zal de be volking pas in het najaar kunnen terugkeren. Hoe is het er? Opdat wij niet ver geten*»» Als een God (T Hard en nuchter werk. Vernietiging FEUILLETON. Woensdag- 11 Maart 1953 ZEEUWSCH DAGBLAD Pagina De uitvoerige reportage over Schouwen, die wij hiernaast publice ren, is er één van schrijnend leed, hoe sober wij die ook gehouden heb ben. Want in dit verhaal valt ook de klemmende vraag, een vraag die ook in andere rampgebieden gesteld wordt: „Zullen we straks, als de moei lijke periode van evacuatie is door worsteld en als wü weer kunnen te rugkeren naar wat overgebleven is van onze huizen en onze grond, zullen we juist dan niet vergeten worden?" Een Legrijpelijke vraag. Hoe meer immers de tijd voortschrijdt, hoe meer de indrukken vervagen. Voordat het herfst zal zijn geworden (de tijd, waarop men hoopt de bevolking weer te kunnen doen terugkeren), kan er weer zoveel zijn gebeurd, kunnen an dere tegenspoeden ons volk hebben getroffen en dan wordt over de ellende van deze ramp al heel anders gedacht dan nu. Dan dreigt het ge vaar dat tal van oorlogsslachtoffers aan den lijve hebben ondervonden zij zijn „gevallen" geworden, die volgens de ambtelijke weg „behan deld" worden. Om dat gevaar te bezweren zullen wij bij tijd en wijle, als dat pas geeft, van de nood b 1 ij v e n getuigen. Ter wille van de slachtoffers en ter wille van Nederlands respect voor zichzelf. Want wij mogen hen niet vergeten.. Telkens weer wordt gepoogd duide lijk te maken, dat ook christenen zich zonder enig bezwaar kunnen scharen onder de bloedrode vaan van het com munisme, zoals dat vanuit Rusland wordt gepropageerd. De strijd van het communisme, zo heet het dan, is gericht tegen het ka pitalisme en bedoelt niet anders dan om zij het dan langs een weg van bloed en tranen te komen tot ideale sociale verhoudingen. Ontkend kan natuurlijk niet worden dat de kerk in de landen achter het IJzeren Gordijn een uiterst moeilijke tijd doormaakt, maar dat komt, zegt men, omdat zij de mensen de verkeerde richting wijst. Tegen kerk en religie hebben de rode machthebbers niet het minste bezwaar, mits maar niet Gods Woord gesteld wordt boven het commu nistisch program; mits maar niet het Koningschap van Jezus Christus geleerd wordt en beleden. Is dat echter wel het geval, dan moet het christendom, als staatsgevaarlijk, te vuur en te zwaard worden bestreden. Van communistisch standpunt gezien volkomen terecht. Men kan niet God dienen en de leiders van de revolutie, die zich als God laten vereren. En wie in de geestelijke strijd partij kiest vóór Christus, moet vroeger of later in botsing komen met de dictatoren van het Kremlin en hun vereerders. De dictator Stalin in thans bijgezet, in het mausoleum naast zijn voorgan ger Lenin. De mens Stalin is voor Gods rechterstoel gedaagd de man die op aarde als een god is vereerd en die deze cultus zeer bewust heeft aange wakkerd in zijn strijd tegen het chris tendom. Hoever deze verering ging, blijkt uit wat een Hongaars Calvinist schreef over „De Meistersinger van de anti christ". Met deze Meistersinger zijn bedoeld, de officiële schrijvers en dich ters, wier taak 't was god Stalin en zijn werk te verheerlijken. In de producten van deze auteurs wordt belijdenis ge daan van „de nieuwe wereld, die uit de genade van de „nieuwe god" achter het ijzeren gordijn is ontstaan. Ziehier hoe een Hongaars dichter aan lijn enthousiasme uiting tracht te geven: „Stalenmens, Stalin, u breng ik hulde Oud en jong leeft slechts voor u. Wijzen volgen u alleen U, diede gedachten van de smeden [vormt. Het is nu al jaren, dat gij ook mij [onderwijst, Dat uw woord een lamp voor mijn [voet is Lang leefde ik in het donker; er was [geen troost voor mij Nu leiden mij uw woorden als sterren [in de nacht.' Een andere dichter jubelt: „Mensdom, de morgen breekt aan. Ónze duizendjarige nacht is voorbij, Adelaarsvleugels heeft kameraad Stalin [ons gegeven, Onze leider, rechter en meester." Een Roemeense kinderhymhe zegt van Stalin: „Gij leeft sedert zeven milliarderi ster renjaren. Gij hebt noch begin noch einde. De atomen zijn zonder u onbe grijpelijk. Uw macht verandert de ijs- polen tot warme rivieren. Uw wijsheid verzet bergen. Gij maakt de aarde vruchtbaar en gij schenkt de mens eeuwig geluk." Hoever deze godslastering kan gaan blijkt uit het volgende gedicht: „Daar kan meteen de „Willem Ruys" door naar binnen", zeggen de schippers, die regelmatig met hun slepers Zierikzee binnen varen en ze wijzen met een korte ruk van het hoofd achter zich naar de monding van de haven waar wild het water bij eb uitkolkt. Maar veel tijd om te wijzen hebben zij niet, want nog geen honderd meter verder valt het water met ontzagwekkend geweld vanuit de polder door het grote gat in de havendijk het kanaal in, schiet met kracht tegen de dijk aan de overzijde en kolkt, planken en balken in wilde vaart meevoerend, de Oosterschelde in. Ik sta op de sleepboot „Holland" de directieboot van Aannemingsbedrijf Van Oord uit Werkendam, om precies te zjjn de boot van Kees van Oord, een der leden van het viermanschap, bestaande uit de broers Goof, Jaap en Kees en neef Keng van Oord. Dit klaver-vier gaat de zinkstukken maken voor de ga ten In de zeedjjken van Schouwen en Dulveland. Alléén de zinkstukken; de Maatschappij tot Uitvoering van Openbare Werken, Volker uit Sliedrecht zorgt voor het baggerwerk en het opspuiten. Het geheel staat onder algeme ne leiding van de Maatschappij tot Uitvoering Zuiderzeewerken, „Stalin is een machtige adelaar, Die vliegt vol moed: Stalin is de wijsheid der eeuwen, Stalin is de jeugd der aarde. O grote Stalin; O leider des volks, Gij, die de mensen laat geboren worden, Gij, die de eeuwen vernieuwt, Gij, die de lente doet bloeien, Gij, die de muzikale accoorden doet [vibreren, Gij, glorie van mijn leven, Gij zon, die schittert in duizenden [harten." Deze literaire ontboezemingen spre ken voor zichzelf. Stshn werd als een God, als DE God vereerd. Hieruit volgt, dat het Stalinisme ten opzichte van het Chris tendom onverdraagzaam wordt. Im mers Gods Woord spreekt ons van het Koninkrijk van Jezus Christus, als van een Koninkrijk dat alle andere ko ninkrijken zal vermalen en teniet doen, maar dat zelf in alle eeuwigheid zal bestaan. Hier moet gekozen worden. Dat wist Stalin en dat weten ook zijn opvolgers. En dat moeten óók weten de belijders van de Christus. Vóór of tegen. G. Z. Enorm zijn de moeilijkheden, waarmee men op Schouwen-Duive land te kampen heeft en er is zeker nog geen reden tot optimisme al heerst er een verheugende activiteit. Er zal alleen hard en nuchter ge werkt moeten worden. En nuchter gaat men te werk. Een bewijs? In de werkkamer van hoofdingenieur J. H. Verhey van de Mij. tot Uit voering van Openbare Werken, Volker, hangt een spreuk aan de muur. Ze luidt: „Zelfs het moeilijk ste kan snel gedaan worden al leen het onmogelijke vereist iets meer tijd" Maar nog steeds is daar het kolken de water, dat door de dijkgaten schiet, in de havendijken, bij Viane, bij Schelphoek en bij Burghsluis. Het kolkende water, dat zelfs kapitein Steenbergen van de „Holland" noopt zijn motoren op volle kracht te gooien als hij er langs of doorheen vaart. Al die gaten moeten dicht en komen ook dicht, alleen de voorbereidingen ver gen tijd ennuchterheid. Twee werkhavens. De val van Zierikzee is werkhaven geworden Machtig en moedgevend staat het forse silhouet van een bag germolen tegen de grauwe hemel en met ferme happen vreten zijn kaken diep de bodem in. Er liggen vele scheepjes hoog opgetast met rijshout, stapels rijs en riet liggen gereed op de kant. Aan een wiepstelling staan zwij gende mannen, die met rappe handen de lange wiepen gereed maken voor de vervaardiging van zinkstukken. Even verderop ligt aan de kant al een zinkstuk kant en klaar. Boven op de dijk zijn verblijven voor de werkmen sen gebouwd. En achter de dijk in de polder kolkt het rusteloze water rond de trieste overblijfselen van een ingestorte schuur. Ook in Burghsluis is men volop be zig aan de bouw van een werkhaven. De dijk van het kleinen haventje is op twee plaatsen doorgebroken en het poldertje van nauwelijks vier hectare is volgelopen. Dwars door dit polder tje heen wordt nu een inlaagdijk ge legd. Zo krijgt men een uitstekende werkhaven. Van hieruit kan men opereren naar Schelphoek en van uit de val bij Zierikzee verzorgt men de Duivelandse kust. „Maak een dijk". En het gaat allemaal zo heel nuch ter en kalm. „Maak een dijk door die polder". „Jawel meneer!" en dan begint het: schepen voeren rijshout, riet en Gelders hout aan. Men slaat een wiep stelling op, waarop de tientallen me ters lange „worsten" van rijshout worden gemaakt. Dan begint het ma ken van het vlechtwerk. De wiepen worden op een afstand van een meter van elkaar gelegd, daarover weer een rij dwars erop, touwtjes er rond, stak- ken rechtstandig in de kruispunten. Vlugge handen knopen en vlechten, anderen dragen bossen rijshout en riet aan, die er tussen en over worden ge vlijd. Dan weer een vlechtwerk van wiepen erover. Dat alles wordt ste vig vastgebonden. Zó deed men het eeuwen geleden, zo doet men het nog. Dat zal nooit veranderen. Ligt het zinkstuk op zijn plaats dan komen de schepen met steen, zware steen van 80200 kilo per stuk en lichtere van 2080 kilo. Geweldig schiet de stem van de zinkbaas uit. „Nusmijten I en meteen gaan met geweld de ste nen overboord op het zinkstuk, dat onwillig onder water verdwijnt. On der water tot op de bodem waar het het water de kans ontneemt om nog meer grond mee te voeren. Bij Burghsluis kan men overigens niet eens het feest van de stenen- smijterij beleven. Het is er te on diep. Vanaf een bak moeten de zware stenen stuk vóór stuk met een kruiwagen op het zinkstuk gereden worden. Rijswerkers nodig. Overigens zag ik er nog een ouwe kennis. Zinkbaas Visser, de man van Walcheren, over wien Den Doolaard in zjjn epos over het rijswerk, „Het ver- Hoe vernietigend de kracht van het water is wordt ieder duide lijk, die Zierikzee binnentreedt. Niet zonder reden is de toegang tot de verwoeste straten verbo den, want het water heeft alle muren ondermijnd. jaagde water", schreef als „Klaas Ot- terkop", de man die op het onfeilbare moment wist te zeggen: „Nu moet het stuk zinken, jasmjjten maar!" Zinkbaas Visser zei: „Ja, het is hier kalm. Ik mot rijswerkers hebben. Die gaten? Die komme dicht De gaten komen dicht. Oók dat van de Schelphoek, al is het dan 280 me ter breed en meer dan 30 meter diep. Het komt dicht, al heeft de zee het weegbrugje met één hap onder de golven doen verzinken. „Zinkstukken zullen een grote rol spelen", zegt de heer van Oord. Aan de binnenkant van het gat, of buiten om en dat laatste prefereert men zal een drempel van zinkstukken moeten worden gelegd. En dat zal al lemaal heel snel moeten gebeuren, want meer dan 20 meter diepe stroomgeu- len strekken zich nu al uit in de rich ting Serooskerke. Ook het nieuwe ge maal dreigde door een stroomgeul, die zich plotseling naar de binnenzijde van de dijk verlegde en waar het wa ter begerig aan begon te knabbelen, verloren te gaan. Men heeft er nu een zinkstuk je gelegd. Of de zaak het hou den zal? Men kan het alleen maar ho pen Ook de twee bressen bij Viane wor den steeds dieper uitgeslepen. In de Westelijke, havendijk van Zierikzee is een énkel gat met zandzakken en kei- leem gedicht en nog wat verder stort een dragline van de dienst Zuiderzee werken grond uit een bak aan de ach terzijde van dezelfde havendijk. Toen men enkele dagen geleden het grootste stromingsgat in de havendijk met keileem wilde dichten ontstond plotseling een grote verdieping waar Dit was eens hotel Smalheer. Het zi et eruit alsof het door een bom werd getro ff en. door het met bakken aangevoerde kei- leem even snel wegspoelde als het er in werd geworpen. Men ziet nu naar andere middelen uit. En dat is het plan om beide door stromingsgaten te localiseren door het leggen van twee ringdijken. Daarmee is men dan de geweldige stroom, komend vanuit het gat in de Schelphoek, kwjjt. Maar ai dat werk eist voorbereiding. Heel veel voorbereiding. Geen wonder, dat men wel eens ongeduldig wordt, de zelfbeheersing wel eens verliest, niet begrijpt dat deze aanlooptijd nodig Is. „En hoe is nu de stemming op Schouwen?" zegt iedereen, die er nog niet is geweest. Je kunt dan zeggen, dat de stem ming er troosteloos is en dat ieder een er genoeg van heeft. Maar ver tel er dan ook meteen bij, dat ze volhouden, al is het met de tanden opeen geklemd. Wie Zierikzee binnenkomt wordt meteen al met de ellende geconfron teerd. Hotel Smalheer aan de haven hangt open alsof het door een bom getroffen is. De beide straten ernaast zijn gapende geulen geworden evenals de andere laaggelegen straatjes. Op het Havenplein, waar achter de muren van forse gebouwen de man nen van waterschap en waterstaat en de aannemers met gefronste wenk- brouwen turen op kaarten en tabellen, spelen kinderen op uit het water ge haalde tractoren. Onder het bewonderend toekijken van enkele meisjes voeren twee mi litairen met jeeps krachttoeren uit. Ze zetten de voertuigen met .de neus tegen elkaar en proberen wie de sterkste motor heeft. Gillend draaien de banden over het plaveisel In een cafeetje zit een politieman stil voor zich uit te staren. Er komen wat militairen binnen, lawaaierig en vol bravour. Ze praten druk over hun ervaringen. Tot de politieman ineens zegt: „Ik ben het zat jongens. Ik heb tot nu toe niets anders gedaan dan lijken geborgen en achter de vlet aan gesleept. Maar de soldaten pra ten er tegen in, wat ruw en misschien wat gewild, maar ze krijgen hem weer aan het lachen. Als hij opstapt kijkt hij weer wat opgeruimder. Men ruikt de riolen. Zo gaat het overal. In het hotel waar ik logeer krijg ik een handjevol water om me te wassen. De hotelier maakt een verontschuldigend gebaar. „Het kan niet anders. Het is te hopen, dat de riolen niet te vlug volraken want anders kunnen we de closetten iiiiiiin illllill!!!ill!l!!il!lll!ll!iaill!RilHlll9 door J. BRANDENBURG. 9 iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Het verslapte gelaat van de geslepen Antipater glimt van het vet, terwijl zijn ogen begerig de bewegingen van een der Egyptische danse ressen volgen. De wierookwalmen hangen laag om de kroonluchters en zo dik, dat zij, bij de vermoeide bewegingen der palmen wuivende slaven, slechts vaag kleine spiraalkringetjes vormen. De gesprekken verstommen en de danseressen zijn loom en traag in hun bewegingen geworden; de slepende muziek heeft een kwijnend rhythme gekregen. Enkele gasten verrijzen van hun ligplaatsen en worden door de slaven in hun mantels geholpen. Wanneer ook Antipater wil opstaan, overvalt hem een zware duizeling en zijn slaven grijpen hem onder de oksels. Het dikke lichaam hangt als een zak in hun sterke armen. Met moeite dragen ze hem in een zijvertrek, en eer de arts ter plaatse is, tekent de grauwe doodskleur reeds zijn bevende kaken Veel verbazing over het gebeurde toont Hyrkanus II niet. Hij is het geslacht der Idumeërs meer dan moe. En de gasten, die heengaan, begeleid door hun slaven, die hen in evenwicht trachten te houden, hebben weinig besef van wat er heeft plaats gehad. Boven op de Tempelberg rijzen de silhouetten van de sombere muur kantelen, scherp gemarkeerd tegen de star-verlichte nachthemel, omhoog. De kleine, walmende vlammetjes uit de flambouwen der wachtlopende Levieten, werpen gloeiende lichtplekken op de verweerde gebouwen, die het Heiligdom omsloten houden Het vuur op het brandofferaltaar smeult onder het houtskool en In het Heilige branden de lampen op de gouden kandelaars, gevoed door de, volgens de Wet voorgeschreven, suivere gestoten olijf olie... HOOFDSTUK 2. Het loopt met de oude Priester op een eind. Zwaar gaat de ademhaling en het is nog slechts met grote moeite, dat hij spreken kan. De familie uit de stad is bij zijn sterfbed geweest. Ook Anna de profetes, heeft hem bezocht en met haar heeft hij ge sproken over de Verwachting van Israël. Beiden zijn er van overtuigd, dat het niet lang meer duren zal, óf de beloofde Messias zal komen. Hoe en waar weten zij niet, maar Hij staat te komen en Hij zal Zijn volk verlossen van alle benauwdheden. Hoe heeft mijn geest begeerd Hem te zien vóór ik sterf; zegt de oude man. Gij zult Hem zien, want wij geloven de wederopstanding des vleses, zegt Anna en de oude Priester knikt instemmend. Zijn ogen zijn dof en met moeite keert hij het aangezicht naar de aanwezigen. De medicijnmeester is deze laatste morgen geweest en heeft wat kruidenwijn die het hart stimuleert, voorgeschreven. De stervende wenkt zijn zoon, die naderbij komt en dan fluistert hij: Laat ik je zegenen, mijn zoon. Isboseth knielt voor de rustbank en buigt het hoofd, waarop de ster vende met moeite zijn hand neerlegt. De Heer der Heerscharen zegene u en uw nageslacht; Hij brenge van uw zaad, die begerig zijn te dienen in Zijn Tempel en Hij geve u de genade, de Vertroosting Israels te aanschouwen. Dan wenkt hij Jacob naderbij te komen en zegt: De verbonds-God bevestige Zijn zegen in uw leven, mijn zoon en doe u bidden: één dag in Uw voorhoven is beter dan duizend elders, ik koos liever aan de dorpel in het Huis mijns Gods te wezen, dan lang te wonen in de tenten der goddeloosheidHij zal het goede niet onthouden, die in oprechtheid wandelen Jacob snikt en verwijdert zich van de sponde. Dan is het een poosje stil en er wordt niets gehoord dan het zware ademhalen van de oude Priester. Nog eenmaal keert? het ingevallen gelaat zich tot de aan wezigen met een laatste vredige knik ten afscheid, dan vouwen zich de skelethanden in aanbiddingsgebaar en nauw hoorbaar komen de laatste woorden: „Here, Verbonds-God der heerscharen, welgelukzalig is de mens, die op U betrouwtNog even hijgt de zwoegende borst en dan is er de stilte van de dood. Isboseth drukt de oogleden van zijn oude vader toe en zegt: „Amenl" ook niet meer gebruiken", zegt hij. En het is waar, men ruikt de riolen over al. Schouwen bljjft een eiland vol proble men. Naast de vrees voor de stormen, zoals die elk jaar in Maart en April optreden en die alle reeds bereikt her stel teniet kunnen doen, is er een soort angst voor de toekomst. Een angst die zich uitte in een klacht van een onzer zegslieden: „Het duurt nog lang voor alles weer op gang zal zijn. We hebben nog zoveel en zo langdurig hulp nodig en wel het meest tegen de tjjd, dat we weer In onze woningen kunnen trekken. Zal dan de hulp blijven voortduren? Nieuwerkerk weggevaagd. Met een dukw varen we vanaf Zie rikzee langs Capelle en Nieuwerkerk naar Zijpe. Huizen, die tot voor kort gespaard bleven, blijken nu ingestort te zijn door de ondermijnende kracht van het getij dat ongestoord zijn ver nietigende arbeid voortzet. Een inwo ner van Nieuwerkerk, die ons bege leidt wijst: „Dat daar was mijn wo ning. Drie straten zijn volkomen ver dwenen. Zie je die molen daar? Daar is de straat van no. 32 tot no. 70 hele maal weggeslagen door de vloedgolf. De meeste mensen zijn daar verdron ken". Midden in het dorp staat voor de kerk een complete boerenschuur. Ze is komen aandrijven, drie kilometer ver. Nu staat ze midden op de weg. Tweehonderdtwintig vermisten telt deze gemeeftte. Veertig slachtoffers werden geborgen. Bruinisse, In Bruinisse is de gemeentesecreta rie nu gevestigd in de Oude straat, de enige straat, die ook bij vloed, wanneer het water nog 30 centimeter stijgt, droog blijft. In deze gemeente is geen enkel huis vernield. De inwo ners zijn geëvacueerd op een klein aantal na. Ze mogen voorlopig nog niet terugkeren. Van de zeven gaten in de dijk, die het dorp van de polder Oosterland scheidt, zijn er nu vier ge dicht. Bij Zijpe spuit een zandzuiger het benodigde zand over de dijk heen. Over een week of zes zullen alle ga ten in de binnendijk gedicht zijn, en kan het water rond Bruinisse door de- sluizen wegstromen. De bevolking mag dan echter nog niet terugkeren. De binnendijk moet eerst verhoogd worden tot een waterkerende dijk van 3,5 4 meter hoogte met een zware versterking aan de buitenzijde. Het zal wel najaar worden eer de be volking kan terugkeren. Toch zijn de weinigen, die hier mogen verblijven, al vol optimisme begonnen hun woningen slikvrjj te maken. De bakker bakt weer en de smid heeft in een oud pand zjjn smederij weer ingericht. Oosterland. Op de Boomdjjk in Bruinisse is in een kleine arbeiderswoning de nood- secretarie ingericht van Oosterland. Burgemeester S. W. A. Laurense is druk in onderhandeling over het ver krijgen van nog meer politievletten. De kleine voorkamer staat propvol mensen en daarom staat hij me te woord in een klein achtervertrekje, dat volgestouwd is met matrassen en kleding. Zestig doden telt zjjn gemeente, waarvan acht in Sir Jansland. En de woningen? De burgemeester haalt wei felend de schouders op. Misschien is nog 20 procent te herstellen. Tenminste als de dijkgaten bij Viane snel dicht gaan. De gemeentesecretaris verwacht, dat het wel herfst zal worden voor Oosterland weer droog is. In het wachtlokaal van de veer boot bij Zijpe zit een groep soldaten. Ze verdrijven de tijd met kaarten. Ze hebben - in zes weken al geen verlof gehad. Ze kunnen geen wa ter meer zien, maar als hun dukw voorrijdt sjorren ze zonder moppe ren de lieslaazen weer aan. „Voor uit jongens, er ligt nog een zootje cadavers te slepen". Dan stuift de dukw het water in. „Alles binnen boord en gas tot op de plank".... is het motto. En door het Zijpe vaart de hagel witte Baselboot van de Spido-ha- vendienst uit Rotterdam. Achter de brede spiegelruiten zitten de passa giers in de comfortabele kajuit. „Kijk daar eens George, wat een vreselijk gatmaar achter de dijk staan de kerels tot over de knieën in de slik, want Schouwen moet weer opgeknapt worden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 3