Schouwen-Duiveland moet weer droog
en spoedig!
Se gAote v-eAmacMirig,.
Zelfs het moeilijkste kan snel gedaan worden - alleen het onmogelijke ver
eist iets meer tijd!" is het motto van Nederlands dijkleger. Want...
Maar zelfs in Bruinisse, waar geen
enkel huis vernield werd, zal de be
volking pas in het najaar kunnen
terugkeren.
Hoe is het er?
Opdat wij niet ver
geten*»»
Als een God
(T
Hard en nuchter werk.
Vernietiging
FEUILLETON.
Woensdag- 11 Maart 1953
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pagina
De uitvoerige reportage over
Schouwen, die wij hiernaast publice
ren, is er één van schrijnend leed,
hoe sober wij die ook gehouden heb
ben. Want in dit verhaal valt ook de
klemmende vraag, een vraag die ook
in andere rampgebieden gesteld
wordt: „Zullen we straks, als de moei
lijke periode van evacuatie is door
worsteld en als wü weer kunnen te
rugkeren naar wat overgebleven is
van onze huizen en onze grond, zullen
we juist dan niet vergeten worden?"
Een Legrijpelijke vraag. Hoe meer
immers de tijd voortschrijdt, hoe meer
de indrukken vervagen. Voordat het
herfst zal zijn geworden (de tijd,
waarop men hoopt de bevolking weer
te kunnen doen terugkeren), kan er
weer zoveel zijn gebeurd, kunnen an
dere tegenspoeden ons volk hebben
getroffen en dan wordt over de
ellende van deze ramp al heel anders
gedacht dan nu. Dan dreigt het ge
vaar dat tal van oorlogsslachtoffers
aan den lijve hebben ondervonden
zij zijn „gevallen" geworden, die
volgens de ambtelijke weg „behan
deld" worden.
Om dat gevaar te bezweren zullen
wij bij tijd en wijle, als dat pas geeft,
van de nood b 1 ij v e n getuigen. Ter
wille van de slachtoffers en ter wille
van Nederlands respect voor zichzelf.
Want wij mogen hen niet vergeten..
Telkens weer wordt gepoogd duide
lijk te maken, dat ook christenen zich
zonder enig bezwaar kunnen scharen
onder de bloedrode vaan van het com
munisme, zoals dat vanuit Rusland
wordt gepropageerd.
De strijd van het communisme, zo
heet het dan, is gericht tegen het ka
pitalisme en bedoelt niet anders dan
om zij het dan langs een weg van
bloed en tranen te komen tot ideale
sociale verhoudingen.
Ontkend kan natuurlijk niet worden
dat de kerk in de landen achter het
IJzeren Gordijn een uiterst moeilijke
tijd doormaakt, maar dat komt, zegt
men, omdat zij de mensen de verkeerde
richting wijst. Tegen kerk en religie
hebben de rode machthebbers niet het
minste bezwaar, mits maar niet Gods
Woord gesteld wordt boven het commu
nistisch program; mits maar niet het
Koningschap van Jezus Christus geleerd
wordt en beleden. Is dat echter wel het
geval, dan moet het christendom, als
staatsgevaarlijk, te vuur en te zwaard
worden bestreden.
Van communistisch standpunt gezien
volkomen terecht. Men kan niet God
dienen en de leiders van de revolutie,
die zich als God laten vereren. En wie
in de geestelijke strijd partij kiest vóór
Christus, moet vroeger of later in
botsing komen met de dictatoren van
het Kremlin en hun vereerders.
De dictator Stalin in thans bijgezet,
in het mausoleum naast zijn voorgan
ger Lenin. De mens Stalin is voor Gods
rechterstoel gedaagd de man die op
aarde als een god is vereerd en die
deze cultus zeer bewust heeft aange
wakkerd in zijn strijd tegen het chris
tendom.
Hoever deze verering ging, blijkt uit
wat een Hongaars Calvinist schreef
over „De Meistersinger van de anti
christ". Met deze Meistersinger zijn
bedoeld, de officiële schrijvers en dich
ters, wier taak 't was god Stalin en zijn
werk te verheerlijken. In de producten
van deze auteurs wordt belijdenis ge
daan van „de nieuwe wereld, die uit
de genade van de „nieuwe god" achter
het ijzeren gordijn is ontstaan.
Ziehier hoe een Hongaars dichter aan
lijn enthousiasme uiting tracht te
geven:
„Stalenmens, Stalin, u breng ik hulde
Oud en jong leeft slechts voor u.
Wijzen volgen u alleen
U, diede gedachten van de smeden
[vormt.
Het is nu al jaren, dat gij ook mij
[onderwijst,
Dat uw woord een lamp voor mijn
[voet is
Lang leefde ik in het donker; er was
[geen troost voor mij
Nu leiden mij uw woorden als sterren
[in de nacht.'
Een andere dichter jubelt:
„Mensdom, de morgen breekt aan.
Ónze duizendjarige nacht is voorbij,
Adelaarsvleugels heeft kameraad Stalin
[ons gegeven,
Onze leider, rechter en meester."
Een Roemeense kinderhymhe zegt
van Stalin:
„Gij leeft sedert zeven milliarderi ster
renjaren. Gij hebt noch begin noch
einde. De atomen zijn zonder u onbe
grijpelijk. Uw macht verandert de ijs-
polen tot warme rivieren. Uw wijsheid
verzet bergen. Gij maakt de aarde
vruchtbaar en gij schenkt de mens
eeuwig geluk."
Hoever deze godslastering kan gaan
blijkt uit het volgende gedicht:
„Daar kan meteen de „Willem Ruys" door naar binnen", zeggen de
schippers, die regelmatig met hun slepers Zierikzee binnen varen en
ze wijzen met een korte ruk van het hoofd achter zich naar de monding
van de haven waar wild het water bij eb uitkolkt. Maar veel tijd om te
wijzen hebben zij niet, want nog geen honderd meter verder valt het
water met ontzagwekkend geweld vanuit de polder door het grote gat
in de havendijk het kanaal in, schiet met kracht tegen de dijk aan de
overzijde en kolkt, planken en balken in wilde vaart meevoerend, de
Oosterschelde in.
Ik sta op de sleepboot „Holland" de directieboot van Aannemingsbedrijf Van
Oord uit Werkendam, om precies te zjjn de boot van Kees van Oord, een der
leden van het viermanschap, bestaande uit de broers Goof, Jaap en Kees en
neef Keng van Oord. Dit klaver-vier gaat de zinkstukken maken voor de ga
ten In de zeedjjken van Schouwen en Dulveland. Alléén de zinkstukken; de
Maatschappij tot Uitvoering van Openbare Werken, Volker uit Sliedrecht
zorgt voor het baggerwerk en het opspuiten. Het geheel staat onder algeme
ne leiding van de Maatschappij tot Uitvoering Zuiderzeewerken,
„Stalin is een machtige adelaar,
Die vliegt vol moed:
Stalin is de wijsheid der eeuwen,
Stalin is de jeugd der aarde.
O grote Stalin; O leider des volks,
Gij, die de mensen laat geboren worden,
Gij, die de eeuwen vernieuwt,
Gij, die de lente doet bloeien,
Gij, die de muzikale accoorden doet
[vibreren,
Gij, glorie van mijn leven,
Gij zon, die schittert in duizenden
[harten."
Deze literaire ontboezemingen spre
ken voor zichzelf.
Stshn werd als een God, als DE
God vereerd. Hieruit volgt, dat het
Stalinisme ten opzichte van het Chris
tendom onverdraagzaam wordt. Im
mers Gods Woord spreekt ons van
het Koninkrijk van Jezus Christus, als
van een Koninkrijk dat alle andere ko
ninkrijken zal vermalen en teniet doen,
maar dat zelf in alle eeuwigheid zal
bestaan.
Hier moet gekozen worden. Dat wist
Stalin en dat weten ook zijn opvolgers.
En dat moeten óók weten de belijders
van de Christus.
Vóór of tegen.
G. Z.
Enorm zijn de moeilijkheden,
waarmee men op Schouwen-Duive
land te kampen heeft en er is zeker
nog geen reden tot optimisme al
heerst er een verheugende activiteit.
Er zal alleen hard en nuchter ge
werkt moeten worden. En nuchter
gaat men te werk. Een bewijs? In
de werkkamer van hoofdingenieur
J. H. Verhey van de Mij. tot Uit
voering van Openbare Werken,
Volker, hangt een spreuk aan de
muur. Ze luidt: „Zelfs het moeilijk
ste kan snel gedaan worden al
leen het onmogelijke vereist iets
meer tijd"
Maar nog steeds is daar het kolken
de water, dat door de dijkgaten schiet,
in de havendijken, bij Viane, bij
Schelphoek en bij Burghsluis. Het
kolkende water, dat zelfs kapitein
Steenbergen van de „Holland" noopt
zijn motoren op volle kracht te gooien
als hij er langs of doorheen vaart. Al
die gaten moeten dicht en komen ook
dicht, alleen de voorbereidingen ver
gen tijd ennuchterheid.
Twee werkhavens.
De val van Zierikzee is werkhaven
geworden Machtig en moedgevend
staat het forse silhouet van een bag
germolen tegen de grauwe hemel en
met ferme happen vreten zijn kaken
diep de bodem in. Er liggen vele
scheepjes hoog opgetast met rijshout,
stapels rijs en riet liggen gereed op de
kant. Aan een wiepstelling staan zwij
gende mannen, die met rappe handen
de lange wiepen gereed maken voor
de vervaardiging van zinkstukken.
Even verderop ligt aan de kant al een
zinkstuk kant en klaar. Boven op de
dijk zijn verblijven voor de werkmen
sen gebouwd. En achter de dijk in
de polder kolkt het rusteloze water
rond de trieste overblijfselen van een
ingestorte schuur.
Ook in Burghsluis is men volop be
zig aan de bouw van een werkhaven.
De dijk van het kleinen haventje is op
twee plaatsen doorgebroken en het
poldertje van nauwelijks vier hectare
is volgelopen. Dwars door dit polder
tje heen wordt nu een inlaagdijk ge
legd. Zo krijgt men een uitstekende
werkhaven. Van hieruit kan men
opereren naar Schelphoek en van
uit de val bij Zierikzee verzorgt men
de Duivelandse kust.
„Maak een dijk".
En het gaat allemaal zo heel nuch
ter en kalm. „Maak een dijk door die
polder". „Jawel meneer!" en dan begint
het: schepen voeren rijshout, riet en
Gelders hout aan. Men slaat een wiep
stelling op, waarop de tientallen me
ters lange „worsten" van rijshout
worden gemaakt. Dan begint het ma
ken van het vlechtwerk. De wiepen
worden op een afstand van een meter
van elkaar gelegd, daarover weer een
rij dwars erop, touwtjes er rond, stak-
ken rechtstandig in de kruispunten.
Vlugge handen knopen en vlechten,
anderen dragen bossen rijshout en riet
aan, die er tussen en over worden ge
vlijd. Dan weer een vlechtwerk van
wiepen erover. Dat alles wordt ste
vig vastgebonden. Zó deed men het
eeuwen geleden, zo doet men het nog.
Dat zal nooit veranderen. Ligt het
zinkstuk op zijn plaats dan komen de
schepen met steen, zware steen van
80200 kilo per stuk en lichtere van
2080 kilo.
Geweldig schiet de stem van de
zinkbaas uit. „Nusmijten I
en meteen gaan met geweld de ste
nen overboord op het zinkstuk, dat
onwillig onder water verdwijnt. On
der water tot op de bodem waar het
het water de kans ontneemt om nog
meer grond mee te voeren. Bij
Burghsluis kan men overigens
niet eens het feest van de stenen-
smijterij beleven. Het is er te on
diep. Vanaf een bak moeten de
zware stenen stuk vóór stuk met
een kruiwagen op het zinkstuk
gereden worden.
Rijswerkers nodig.
Overigens zag ik er nog een ouwe
kennis. Zinkbaas Visser, de man van
Walcheren, over wien Den Doolaard in
zjjn epos over het rijswerk, „Het ver-
Hoe vernietigend de kracht van
het water is wordt ieder duide
lijk, die Zierikzee binnentreedt.
Niet zonder reden is de toegang
tot de verwoeste straten verbo
den, want het water heeft alle
muren ondermijnd.
jaagde water", schreef als „Klaas Ot-
terkop", de man die op het onfeilbare
moment wist te zeggen: „Nu moet het
stuk zinken, jasmjjten maar!"
Zinkbaas Visser zei: „Ja, het is hier
kalm. Ik mot rijswerkers hebben. Die
gaten? Die komme dicht
De gaten komen dicht. Oók dat van
de Schelphoek, al is het dan 280 me
ter breed en meer dan 30 meter diep.
Het komt dicht, al heeft de zee het
weegbrugje met één hap onder de
golven doen verzinken.
„Zinkstukken zullen een grote rol
spelen", zegt de heer van Oord. Aan
de binnenkant van het gat, of buiten
om en dat laatste prefereert men
zal een drempel van zinkstukken
moeten worden gelegd. En dat zal al
lemaal heel snel moeten gebeuren, want
meer dan 20 meter diepe stroomgeu-
len strekken zich nu al uit in de rich
ting Serooskerke. Ook het nieuwe ge
maal dreigde door een stroomgeul, die
zich plotseling naar de binnenzijde
van de dijk verlegde en waar het wa
ter begerig aan begon te knabbelen,
verloren te gaan. Men heeft er nu een
zinkstuk je gelegd. Of de zaak het hou
den zal? Men kan het alleen maar ho
pen
Ook de twee bressen bij Viane wor
den steeds dieper uitgeslepen. In de
Westelijke, havendijk van Zierikzee is
een énkel gat met zandzakken en kei-
leem gedicht en nog wat verder stort
een dragline van de dienst Zuiderzee
werken grond uit een bak aan de ach
terzijde van dezelfde havendijk.
Toen men enkele dagen geleden het
grootste stromingsgat in de havendijk
met keileem wilde dichten ontstond
plotseling een grote verdieping waar
Dit was eens hotel Smalheer. Het zi et eruit alsof het door een bom werd
getro ff en.
door het met bakken aangevoerde kei-
leem even snel wegspoelde als het er
in werd geworpen.
Men ziet nu naar andere middelen
uit. En dat is het plan om beide door
stromingsgaten te localiseren door het
leggen van twee ringdijken. Daarmee is
men dan de geweldige stroom, komend
vanuit het gat in de Schelphoek, kwjjt.
Maar ai dat werk eist voorbereiding.
Heel veel voorbereiding. Geen wonder,
dat men wel eens ongeduldig wordt, de
zelfbeheersing wel eens verliest, niet
begrijpt dat deze aanlooptijd nodig Is.
„En hoe is nu de stemming op
Schouwen?" zegt iedereen, die er
nog niet is geweest.
Je kunt dan zeggen, dat de stem
ming er troosteloos is en dat ieder
een er genoeg van heeft. Maar ver
tel er dan ook meteen bij, dat ze
volhouden, al is het met de tanden
opeen geklemd.
Wie Zierikzee binnenkomt wordt
meteen al met de ellende geconfron
teerd. Hotel Smalheer aan de haven
hangt open alsof het door een bom
getroffen is. De beide straten ernaast
zijn gapende geulen geworden evenals
de andere laaggelegen straatjes.
Op het Havenplein, waar achter de
muren van forse gebouwen de man
nen van waterschap en waterstaat en
de aannemers met gefronste wenk-
brouwen turen op kaarten en tabellen,
spelen kinderen op uit het water ge
haalde tractoren.
Onder het bewonderend toekijken
van enkele meisjes voeren twee mi
litairen met jeeps krachttoeren uit.
Ze zetten de voertuigen met .de neus
tegen elkaar en proberen wie de
sterkste motor heeft. Gillend draaien
de banden over het plaveisel
In een cafeetje zit een politieman
stil voor zich uit te staren. Er komen
wat militairen binnen, lawaaierig en
vol bravour. Ze praten druk over hun
ervaringen. Tot de politieman ineens
zegt: „Ik ben het zat jongens. Ik heb
tot nu toe niets anders gedaan dan
lijken geborgen en achter de vlet aan
gesleept. Maar de soldaten pra
ten er tegen in, wat ruw en misschien
wat gewild, maar ze krijgen hem weer
aan het lachen. Als hij opstapt kijkt
hij weer wat opgeruimder.
Men ruikt de riolen.
Zo gaat het overal. In het hotel
waar ik logeer krijg ik een handjevol
water om me te wassen. De hotelier
maakt een verontschuldigend gebaar.
„Het kan niet anders. Het is te hopen,
dat de riolen niet te vlug volraken
want anders kunnen we de closetten
iiiiiiin
illllill!!!ill!l!!il!lll!ll!iaill!RilHlll9
door J. BRANDENBURG.
9 iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Het verslapte gelaat van de geslepen Antipater glimt van het vet,
terwijl zijn ogen begerig de bewegingen van een der Egyptische danse
ressen volgen. De wierookwalmen hangen laag om de kroonluchters en
zo dik, dat zij, bij de vermoeide bewegingen der palmen wuivende slaven,
slechts vaag kleine spiraalkringetjes vormen.
De gesprekken verstommen en de danseressen zijn loom en traag in
hun bewegingen geworden; de slepende muziek heeft een kwijnend
rhythme gekregen.
Enkele gasten verrijzen van hun ligplaatsen en worden door de slaven
in hun mantels geholpen. Wanneer ook Antipater wil opstaan, overvalt
hem een zware duizeling en zijn slaven grijpen hem onder de oksels.
Het dikke lichaam hangt als een zak in hun sterke armen. Met moeite
dragen ze hem in een zijvertrek, en eer de arts ter plaatse is, tekent de
grauwe doodskleur reeds zijn bevende kaken
Veel verbazing over het gebeurde toont Hyrkanus II niet. Hij is het
geslacht der Idumeërs meer dan moe.
En de gasten, die heengaan, begeleid door hun slaven, die hen in
evenwicht trachten te houden, hebben weinig besef van wat er heeft
plaats gehad.
Boven op de Tempelberg rijzen de silhouetten van de sombere muur
kantelen, scherp gemarkeerd tegen de star-verlichte nachthemel, omhoog.
De kleine, walmende vlammetjes uit de flambouwen der wachtlopende
Levieten, werpen gloeiende lichtplekken op de verweerde gebouwen, die
het Heiligdom omsloten houden
Het vuur op het brandofferaltaar smeult onder het houtskool en In het
Heilige branden de lampen op de gouden kandelaars, gevoed door de,
volgens de Wet voorgeschreven, suivere gestoten olijf olie...
HOOFDSTUK 2.
Het loopt met de oude Priester op een eind.
Zwaar gaat de ademhaling en het is nog slechts met grote moeite,
dat hij spreken kan. De familie uit de stad is bij zijn sterfbed geweest.
Ook Anna de profetes, heeft hem bezocht en met haar heeft hij ge
sproken over de Verwachting van Israël. Beiden zijn er van overtuigd,
dat het niet lang meer duren zal, óf de beloofde Messias zal komen.
Hoe en waar weten zij niet, maar Hij staat te komen en Hij zal Zijn
volk verlossen van alle benauwdheden.
Hoe heeft mijn geest begeerd Hem te zien vóór ik sterf; zegt de
oude man.
Gij zult Hem zien, want wij geloven de wederopstanding des
vleses, zegt Anna en de oude Priester knikt instemmend. Zijn ogen
zijn dof en met moeite keert hij het aangezicht naar de aanwezigen.
De medicijnmeester is deze laatste morgen geweest en heeft wat
kruidenwijn die het hart stimuleert, voorgeschreven.
De stervende wenkt zijn zoon, die naderbij komt en dan fluistert hij:
Laat ik je zegenen, mijn zoon.
Isboseth knielt voor de rustbank en buigt het hoofd, waarop de ster
vende met moeite zijn hand neerlegt.
De Heer der Heerscharen zegene u en uw nageslacht; Hij brenge
van uw zaad, die begerig zijn te dienen in Zijn Tempel en Hij geve u
de genade, de Vertroosting Israels te aanschouwen.
Dan wenkt hij Jacob naderbij te komen en zegt:
De verbonds-God bevestige Zijn zegen in uw leven, mijn zoon en
doe u bidden: één dag in Uw voorhoven is beter dan duizend elders,
ik koos liever aan de dorpel in het Huis mijns Gods te wezen, dan lang
te wonen in de tenten der goddeloosheidHij zal het goede niet
onthouden, die in oprechtheid wandelen
Jacob snikt en verwijdert zich van de sponde. Dan is het een poosje
stil en er wordt niets gehoord dan het zware ademhalen van de oude
Priester. Nog eenmaal keert? het ingevallen gelaat zich tot de aan
wezigen met een laatste vredige knik ten afscheid, dan vouwen zich de
skelethanden in aanbiddingsgebaar en nauw hoorbaar komen de laatste
woorden: „Here, Verbonds-God der heerscharen, welgelukzalig is de
mens, die op U betrouwtNog even hijgt de zwoegende borst en
dan is er de stilte van de dood.
Isboseth drukt de oogleden van zijn oude vader toe en zegt: „Amenl"
ook niet meer gebruiken", zegt hij. En
het is waar, men ruikt de riolen over
al.
Schouwen bljjft een eiland vol proble
men. Naast de vrees voor de stormen,
zoals die elk jaar in Maart en April
optreden en die alle reeds bereikt her
stel teniet kunnen doen, is er een soort
angst voor de toekomst. Een angst die
zich uitte in een klacht van een onzer
zegslieden: „Het duurt nog lang voor
alles weer op gang zal zijn. We hebben
nog zoveel en zo langdurig hulp nodig
en wel het meest tegen de tjjd, dat we
weer In onze woningen kunnen trekken.
Zal dan de hulp blijven voortduren?
Nieuwerkerk weggevaagd.
Met een dukw varen we vanaf Zie
rikzee langs Capelle en Nieuwerkerk
naar Zijpe. Huizen, die tot voor kort
gespaard bleven, blijken nu ingestort
te zijn door de ondermijnende kracht
van het getij dat ongestoord zijn ver
nietigende arbeid voortzet. Een inwo
ner van Nieuwerkerk, die ons bege
leidt wijst: „Dat daar was mijn wo
ning. Drie straten zijn volkomen ver
dwenen. Zie je die molen daar? Daar
is de straat van no. 32 tot no. 70 hele
maal weggeslagen door de vloedgolf.
De meeste mensen zijn daar verdron
ken".
Midden in het dorp staat voor de
kerk een complete boerenschuur. Ze
is komen aandrijven, drie kilometer
ver. Nu staat ze midden op de weg.
Tweehonderdtwintig vermisten telt
deze gemeeftte. Veertig slachtoffers
werden geborgen.
Bruinisse,
In Bruinisse is de gemeentesecreta
rie nu gevestigd in de Oude straat,
de enige straat, die ook bij vloed,
wanneer het water nog 30 centimeter
stijgt, droog blijft. In deze gemeente
is geen enkel huis vernield. De inwo
ners zijn geëvacueerd op een klein
aantal na. Ze mogen voorlopig nog
niet terugkeren. Van de zeven gaten
in de dijk, die het dorp van de polder
Oosterland scheidt, zijn er nu vier ge
dicht. Bij Zijpe spuit een zandzuiger
het benodigde zand over de dijk heen.
Over een week of zes zullen alle ga
ten in de binnendijk gedicht zijn, en
kan het water rond Bruinisse door de-
sluizen wegstromen.
De bevolking mag dan echter nog niet
terugkeren. De binnendijk moet eerst
verhoogd worden tot een waterkerende
dijk van 3,5 4 meter hoogte met een
zware versterking aan de buitenzijde.
Het zal wel najaar worden eer de be
volking kan terugkeren. Toch zijn de
weinigen, die hier mogen verblijven, al
vol optimisme begonnen hun woningen
slikvrjj te maken. De bakker bakt weer
en de smid heeft in een oud pand zjjn
smederij weer ingericht.
Oosterland.
Op de Boomdjjk in Bruinisse is in
een kleine arbeiderswoning de nood-
secretarie ingericht van Oosterland.
Burgemeester S. W. A. Laurense is
druk in onderhandeling over het ver
krijgen van nog meer politievletten.
De kleine voorkamer staat propvol
mensen en daarom staat hij me te
woord in een klein achtervertrekje,
dat volgestouwd is met matrassen en
kleding.
Zestig doden telt zjjn gemeente,
waarvan acht in Sir Jansland. En de
woningen? De burgemeester haalt wei
felend de schouders op. Misschien is
nog 20 procent te herstellen. Tenminste
als de dijkgaten bij Viane snel dicht
gaan. De gemeentesecretaris verwacht,
dat het wel herfst zal worden voor
Oosterland weer droog is.
In het wachtlokaal van de veer
boot bij Zijpe zit een groep soldaten.
Ze verdrijven de tijd met kaarten.
Ze hebben - in zes weken al geen
verlof gehad. Ze kunnen geen wa
ter meer zien, maar als hun dukw
voorrijdt sjorren ze zonder moppe
ren de lieslaazen weer aan. „Voor
uit jongens, er ligt nog een zootje
cadavers te slepen".
Dan stuift de dukw het water in.
„Alles binnen boord en gas tot op
de plank".... is het motto.
En door het Zijpe vaart de hagel
witte Baselboot van de Spido-ha-
vendienst uit Rotterdam. Achter de
brede spiegelruiten zitten de passa
giers in de comfortabele kajuit.
„Kijk daar eens George, wat een
vreselijk gatmaar achter de
dijk staan de kerels tot over de
knieën in de slik, want Schouwen
moet weer opgeknapt worden.