Om De kerkdienst te Zierikzee. 9 van de 10 vrouwen zeggen Ja99 FEUILLETON UdaA fcani TamJUeMad Ve/uwimo^diqirip. Vrijdag 20 Februari 1953 'T ZEEUWSCH WEEKBND Pagina 4 Ons dorp heeft gelukkig geen last ran het water gehad. Wel waren we even fel bedreigd. Met man en macht hebben al onze mannen toen gewerkt om de zwakke plek In de dijk te ver sterken. Met gunstig resultaat tot dus ver. Al de collega's, de baas Incluis, hebben Zondags de spa gehanteerd. On ze jongste ooilega, voortvarend als al tijd, vroeg of we het 's Maandags zon der hem konden klaarspelen, dan zou hfl nog verder meewerken aan de dijk. De baas nam grootmoedig heel zijn klas over en de jongste collega zwoeg de aan de dijk. Natuurlijk deed hfl dat werk net als zijn andere werk, met in zet van al zfln krachten. Wimpies va der, die in zfln dagelijks werk de spa meer hanteert, verklaarde van hem, dat dat schoolmeestertje moeilijk bij te houden was in zijn werk. Dat is een hoge lof van Wimpies vader, die als een ijverige kerel bekend staat. Helaas heeft de collega zfln harde werken met een ziekte moeten bekopen waar van we nu echter hec kwaadste achter de rug hebben. Zo. kregen we toch nog een klein deeltje van de wa- terzorgen te dragen. Maar vanmorgen werden we weer even direct tegenover de gevolgen van de nood geplaatst. Henkies moeder kwam met twee vreemde kinderen aan de hand het plein op, juist toen lk van de fiets stapte. „Zo juffrouw, ik denk dat een van deuze twee wel bfl uwes terecht zal komme. Dat benne d'r twee van me zus. Ze moste vluchte voor het water en ze kregen direct een goed plekkie angeweze, maar vanzelfs, ze wil in deuze omstandlghede maar liefst bfl eige weze. Nou ls ze met d'r man en de jongste bfl m'n broer, maar ik zee: laat lk nou deuze -twee neme, die ken- ne hier na schoof én op dat steed je van me broer zltte ze te ver van een durp af. Mens, menS, wat hebbe die wat mee- meegemaakt. As ik das es gong ver tellenMaar lk mot naar huis, Jan tje zit alleen In de boxEn rttts, moeder Jansen draafde weg. Bfl het hek riep ze nog even; „Meneer weet t'r al van 'oor." En daar stond lk nu met Benkie en zfln neefje. Nu Henkie zag er heus niet slaohtofferlg uit. Een beetje nieuwsgierig keel; hfl om zich heen. Ik vroeg de twee kleine mannen of ze alvast mee wilden naar binnen, dan konden we een plaatsje maken voor het nieuwelingetje. Henkie was dadelijk bereid en waar hij zich klaarblijkelijk geheel verantwoordelijk voelde voor de jonge évacué-neef, pakte hfl deze bfl de hand en nam hem mee naar binnen. En daar bleek me wel, dat, waarvoor moe der Jasen geen tfld had om me tc ver tellen, me wel aan het verstand zou worden gebracht door Henkie. „Juffrouw, zóver benne ze ln het wa ter geweest, me ome en me tante en Japie (dat la het neefje) enne Leen en dat kleine zussieHenkies hand wflst boven zfln kuifje uit. „Enne Japle had maar één kous enne nou het-ie mijn kousen an", en meteen tilt Henkie Ja- ples been op om mfl ook onmiddellijk het wettig en overtuigend bewfls te le veren. Henkie kflkt Intussen vol be langstelling de klas rond. Ik vind, dat we nu genoeg weten over Japles wa tersnoodverleden, lk ben ook bang voor te veel herinneringen op dit moment. Dus vraag lk aan Japle, of ze ln zijn eigen school ook zulke mooie platen hebben. Japles vingertje wflst er een paar aan en zegt, dat ze dle-en-die óók hebben. Dan krijg ik ons leesboekje voor de dag en zeg, dat we ook zulke fijne leesboekjes hebben. Hfl mag er alvast eentje bekijken. Natuurlijk kij- Bijbel legt en zegt: spreek Here, want Uw knecht hoort. Zo lang we zelf nog blijven praten, zfln we nog niet, waar we wezen moeten. Overigen» een boek, dat voor wie zich wil oriënteren en te onderschei den weet, uitstekend materiaal biedt. Het is glashelder geschreven, gaat met grote ernst op de materie in en geeft ons inzicht in de geestesstromingen van het moderne leven. De vertaling is uitstekend verzorgd •n de uitgever zorgde voor een soliede, smaakvolle technische uitvoering van ken we voor de gezelligheid mee. Hen kie geeft commentaar, want we hebben al wat lesjes er ln gelezen. Japle heeft schik ln de plaatjes en hfl bladert al verder dan wij al lezende zfln gekomen. Henkie wordt elgenlflk ook wat nieuws gierig. Gespannen bekflken we verder. Dan komen we ook aan een plaatje van een boerderfl. Er staat heel wat leven de have op. Ook konijntjes. Opeens be trekt Japles rustige snoetje. Er komen waterlanders. Snikkend komt er uit: „M'n witte knlentje ls ook verdrinkt." Dat ls heel erg, zo erg, dat Henkie even geen raad weet. Bedrukt kijkt hfl naar zfln schreiend neefja Maar danlk zie aan het oplichten van zfln gezicht, dat hfl wat weet, komt er enthousiast: „Juffrouw, hfl mag mien knlentje heb beDat ls een radicale oplossing, die door het neefje klaarblijkelijk wordt aanvaard, want het snikken houdt da delijk op eh vragend kflkt Japle van mij naar Henkie. Ik zie echter, dat Henkie in eens wéér met een probleem zit. „Juffrouw, mien knlentje ls niet wit, maar een griesjeAls ik ech ter zeer beslist verklaar, dat 11; grfls- jes juist zo lief vind, zijn we allemaal tevreden. Japie wil graag het knlentje hebben. We zijn het ook op slag met elkaar eens, dat van nu af, ook Japle het knientje eten moet geven, want dan TnVP7onrirn M <7.J* als V te vraagt of te wel MAÏZENA DXJRYEA gebruiken. Maar er zijn er onderdieeich vergissen. Die vroegen wel en welbewust - MAÏZENA DXJRYEA, maar tij waren t« goed gelovig en letten niet op de naam DXJRYEA, die beslist op 't pak moet staan. Jawel - uit de resul taten bleek 't gauw genoeg. Wat 'n verschil 1 Niet tb maar is MAÏZENA DXJRYEA wereldvermaard gewor den als het ideale bindmiddel voor groenten, soepen en sausen. VrA&g dus niet alleen MAÏZENA DURYEA, maar let op dot XJ ook DURYEA krijgt. weet het diertje, dat het nou van Japie worden zal. Als we met elkaar bespreken ln welk soort kistje het knlentje vervoerd zal worden als Japle weer naar zijn eigen huls terug mag, gaat net de bel. Japie zit naast Henkie, ze kijken al lebei tevree. Nou ben ik het ook, want van het heel-heel grote leed hebben we hier een kleln-klein stukje afgebro ken en omgezet in vreugd. Zo begin ik de dag met mfln kroost. Mijn beste nichtjes en neven, Zo langzamerhand krflg ik weer brieven binnen. Je kunt wel begrij pen, waarover het in al die brieven gaat. De grote nood van een deel van ons volk en al de verdrietige gevol gen daarvan. De meesten vragen in hun brieven ook, of wij hier in Goes ook nog last hebben gehad van het water. Ik zal het maar in dit briefje voor allemaal tegelijk vertellen, dat wij daarvan geen last hebben gehad, dan weten jullie het ook allemaal tegelijk. Anders zou ik in elk briefje antwoord op die vraag moeten geven. Behalve wat spanning of de dflk bfl Kattendijke het zou houden, hebben wij geen waterzorgen gehad. Maar natuurlijk, de zorg van heel het volk, is toch ook voor een deel de zorg van ons allemaal. Dat kunpen we geluk kig goed merken, aan al de hulp die wordt geboden en aan al de gaven, die binnenkomen, om op die manier de velen, die alles kwijt zfln, ten minste te helpen terug te kopen, wat voor geld teruggekocht ':an worden. Dit schrijf ik met opzet zo, omdat we immers telkens denken aan die velen, die zfln gestorven. En een mensen leven kunnen we met al het geld van de wereld niet terugkopen. Ik ben blfl, dat ik hoorde, dat zovele jon geren, dus van de leeftfld van mfln nichtjes en neven, ook dapper heb ben meegeholpen. Van de week ver telde mfl iemand van een jongen uit Goes, van tien jaar, die elke dag na schooltijd, dadelflk naar een bedrijf draafde, waar zandzakken werden ge vuld, om daar zo hard hij kon mee te gaan werken. Niet zo maar één dagje, nee elke dag, zolang het nodig was. Pijn hé! En net kreeg ik een brief van een neefje, die vertelde me, dat hij in zfln plaats hetzelfde gedaan had. En een heel klein jongetje van vier jaar, dat even bfl mfl was, ver gat zijn mooi prentenboekje mee terug te nemen. Toen ik het hem later aanreikte, zei hfl met een ern stig snoetje: „Hoef niet terug hoor, geef u maar aan die andere kleine jongetjes". Hfl had zeker zijn vader e moeder er zoveel over horen pra ten, dat die kleine kerel dacht, dat hfl nu ook wat moest geven. Maar nu ga ik toch gauw wat brie ven beantwoorden, dus gegroet van jullie Tante TRUUS. Witborstje te Serooskerke. Jouw brief is nog van vóór 1 Februari, dus weet ik nog niet hoe jullie het nu maken. Als het mogelijk is, hoop ik, dat je me nu weer gauw eens schrijft. want ik wil zo graag weten, hoe het nu met jullie is. Je schreef me over een uitvoering op 0 Februari. Daar van zal met veel gekomen zfln, hé? Je schreet ook over het voorjaar. Wat verlangen we daait nu naar, vooral voor hen, die zoveel hebben mee gemaakt. Cathrien L. te Serooskerke. Kun je alweer naar school in M.? Het sou te hopen zijn, want dat is een teken, dat het leven bij jullie weer gewoon kan doorgaan. Jij schijnt al net zo hard naar het voorjaar te verlangen als ik. Nee, ik heb helaas van het jaar geen bollen op glazen gehad. Hyacinten ruiken zo heerlijk, hé. Ik hoop er dit najaar tijdig om te denken. Help me maar onthouden. Adrie V. te Arnemuiden. Daar kreeg ik van jou zo maar twee brieven tegelijk. Hartelflk dank voor je lange brief hoor. Nu weet ik tenminste hoe je het maakt, na al wat ons in Zee land overkwam. Wat fijn, dat oom zo gauw kwam kijken en dat daar plaats voor jullie allemaal was. Ge lukkig heeft die „verhuizing" voor jullie niet zo lang behoeven te duren. Ik ben het helemaal met je eens wat je schreef, over de hulp. Hebben jul lie nog veel schade aan de meubelen gehad? Bobbertje Bloedworst. Geluk kig wist ik al gauw dat jij niet veel last van het water had gehad, want ik was 's Maandags al even in Yer- seke. Maar ik durfde heus niet aan komen, want ik was met een heel ge zelschapje. Maar ik weet, dat ze in Yerseke heel wat hulp hebben ge boden aan allen, die daar heen kon den vluchten. Ik vind het kranig, dat jfl zoveel je kon meehielp. Maar je vertelde me ook zomaar eventjes, dat je al eens in een helicoptère gevlogen had in België. Zover heb ik het nog nooit gebracht. Ik zag wel zo'n toe stel van dichtbij, toen er een, haast vlak naast mijn huis daalde. Jo S. te Nieuwdorp. Dat tekenen je liefhebbe rij is kan ik goed begrijpen, want je kunt al kostelijk werk geven. Die tekening van dat gezellig poesenspan onder een parapluie is prachtig. Ik ben blij dat de prijs zo naar je zin was. Moet je naar de Ambachtsschool voor het werk dat je later wil doen? Ik vind het mooi werk. Boerinnetje te St. Laurens. Dat was weer een hele geruststelling voor jullie toen dat be richt kwam. Nu weet je zeker ook wel hoe het verder met die oom en tante gegaan is. Hebben zij veel scha de gehad? Natuurlijk denk je in het eerste ogenblik enkel maar, gelukkig dat zij nog leven, maar later komen toch ook die andere zorgen weer bo ven: Ik ben er heel blfl mee, dat jul lie thuis niet weg hoefden. Weten jullie al wanneer er weer kans is om school te houden? Edelweis te Co- lijnsplaat. Jouw briefkaart is nog van 29 Januari. Wat is er na die tfld veel gebeurd. Ik heb veel aan je gedacht. Nu heb ik gelezen op welke wonder lijke wijze Colflnsplaat gespaard is geworden. Maar toch zullen jullie eerst wel heel veel angst hebben uit gestaan. Doch al zfln jullie zelf ge spaard gebleven, rondom je zal er wel heel veel verdrietigs te zien zfln. Van harte hoop ik, dat er op de an dere dorpen geen van je familie is omgekomen. Met je familie veel sterk te toegewenst hoor. dit boek. Marnix. Als ze die avond haar dagtaak klaar heeft en nog even bij mevrouw Hart man is geweest, gaat ze na tafel naar haar toekomstig huis. De tfld is maar kort nu ze een paar dagen op het ant woord van de directrice moest wach ten, het is nu Woensdag, dus nog an derhalve week. Als ze in haar nieuwe woning aankomt neemt ze eerst alles stof af en zuigt beneden alles even aan. Daarna brengt ze de keuken keurig in orde en neemt zich' vóór, morgen, de bovenkamers te doen en haar kamer gezellig in te richten. In het middaguur gaat ze dan de schemerlamp en stoelen kopen en Ir it ze dan morgenavond als ze toch in hun huis is even bezorgen. Wat zal dat gezellig sijn. Nel heeft het deze laatste dagen erg druk, ze doet met lust en energie haar werk, maar heeft haar vrije tijd hard nodig om het huis in die tijd klaar te krijgen. Als ze dit nu deze week klaar heeft, dan kan ze de volgende week haar eigen dingen voor elkaar maken. De volgende dag geeft haar erg veel voldoening, ln het middaguur gelukt het haar een paar heerlijke diepe cra- peau's te kopen en een gezellige sche merlamp en als dit 's avonds gebracht door A. JAMOEL—HORJUS. wordt heeft ze haar kamer juist zover dat ze alles een eigen plaatsje kan ge ven. Wat ziet het geheel er nu intiem uit en wat doet alles het keurig tegen dat lichte behang. Nu hoeft ze de eerste dagen niet naar het huis, alles is ter ontvangst gereed en kan ze nu haar werkjes in het ziekenhuis in die tfld verder afwerken, alleen de dag voor hun th"! komst zal ze overal bloemen zette -. Y.i een voldaan gevoel gaat ie die avond naar haar kamer in 't zieken huis en een danktoon aan God, Die alles óók voor haar nu zo wél heeft ge maakt. Een week later, 's middags circa half twee, steekt echter een ander de sleu tel in de deur van zfln ouderlijk huis, een flinke jongeman van naar schatting dertig jaar met gebruind, knap en vrien delijk uiterlijk stapt naar hinnen. HU heeft eerst bij zijn oudste broer koffie gedronken en tevens de sleutel gehaald, het was een hartelijke ontvangst na drie jaar en de kinderen von den het heerlijk dat ze even met oom Hans mochten spelen. Maar nu moest hfl eerst naar huis om zijn koffers te brengen. Hij heeft in Indonesië het tele gram ontvangen dat moeder in het zie kenhuis moest opgenomen. Reed» lang had hij al plan weer naar het vader land terug te willen, zijn vader is een jaar geleden gestorven, hij dacht dat zfln broers nu wel goed voor moeder zorgden, maar een poos geleden toen hij moeder in een brief daarnaar vroeg, heeft hfl van haar die moedeloze brief over haar alleen zfln ontvangen. (Wordt vervolgd). ran Vrfldag 20 Febr. 19öi, No. 2408 Uitgave van Ooaterbaan <k Le Cointre N.T. Goea eeumcH u/ee/re/ïo Piet Bakker ig een onzer bekwaam ste journalisten, met een warm klop pend, menselijk hart en een diep be wogen gemoed, en beschikkend over een pen, die vaardig schrijft. Hfl heeft de wereld rondgereisd en gaf zfln indrukken over mensen en toestan den. En wanneer men hem leest, ziet men zélf, wat er gaande is. Zijn boek over de strijd in de Javazee behoort tot de beste oorlogslectuur. Verleden week Zondag, de dag, die is aangekondigd als de Zondag voor „verootmoediging en bezinning", is hij ter kerk geweest in Zierikzee en daar heeft hij in de grote Ned. Herv. Kerk twee predicaties gehoord, één van ds M. v. d. Klis, predikant in de Chr. Geref. Kerk ter plaatse, en één van de Ned. Herv. predikant ds van Roon. Uit het preekverslag van ds v. d. Klis nemen we het volgende over: „Verleden week Zondag zegt dominé kon de dienst niet door gaan, want toen legden wij ons Zondagspak af en werden arbeider. Het waren niet alleen natuurkrach ten, die ons daartoe noopten. God in de hemel heeft gesproken en de elementen sidderden. God had geen bommetje nodig om de dijken te breken, gelijk de mens in 1944. Ga ik redeneren, dan loop ik vast. Ik wil geloven, dat God het beste met ons voor had. Hij ziet en aan schouwt. Hfl wacht, wat gfl zult doen. Zeg slechts: „Heer, hier ben ik". Toen menselflke hulp te 'aat kwam, voelden wfl ons verlaten, en was er slechts één plekje voor ons: God...." Van de preek van ds van Roon, zegt Piet Bakker: „De watersnood wil hfl Inschui ven in de tekenen der tijden, waar van in het Evangelie van Lucas wordt gerept, als voorboden van het komende Koninkrijk Gods: da gen, dat niet één steen op de an dere wordt gelaten, oorlogen en beroerten, hongersnood en pestilen tie, benauwdheid onder de volken, als de zee en de watergolven groot geluid zullen geven. En de andere tekenen: doorgaan de onkerkelijkheid en verguizing van de Sabbathdag. Wij hebben te veel vertrouwd op de dijken en te weinig op God. Gij hebt nog niet gedaan, wat gij schuldig zijt. Deze nood leert ons te bidden en te bui gen. Het zal op aarde niet steeds beter worden, het enige licht komt van het Koninkrijk Gods...." Van deze predikaties zegt Piet Bak ker: „Sombere sermoenen, zij droe gen er niet toe bfl, de mens op te heffen uit zijn ellende, tenzflten zij dit geharde volk juist deze harde taal behoeft. Ik weet het niet. Voor mfl was het een openbaring om de toon te beluisteren van de slotzang, die als gesmeed staal klonk, en waar aan gedeprimeerdheid vreemd was. Piet Bakker zegt, dat hij het niet weet En wfl begrijpen dat. Hier staan twee levensbeschouwin gen, die al eeuwenlang een lfln dwars door ons Nederlandse volk getrokken hebben tegen elkander over. Zeker, óók Piet Bakker spreekt van „Godsvertrouwen" en hfl kon zich volkomen vinden in de radio-bood schap van de Koningin, die hij enkele minuten later hoorde. Maar zfln hu manistisch „Godsvertrouwen" is toch iets radicaal anders dan wat de Zeeu wen daar in Zierikzee er onder ver- gtaan willen hebben. En zoals zfl het die ondag uit de mond van deze twee predikanten hebben gehoord, zo hebben zfl het aanvaard, als de enige mogelijkheid om „opgeheven te worden uit hun ellende Zfl verstaan onder de „lief de Gods" iets volstrekt anders dan wat de humanist er onder verstaat. En slechts met dié „liefde" kunnen ze uit hun. rampen uitgetild worden. Wat die Zeeuwen niet verstaan kun nen is: hoe het humanistische begrip „liefde" ooit zou kunnen rijmen met wat er in de nacht van 1 Februari gebeurd is, evenmin als de humanist dat zélf ooit met elkaar in overeen stemming kan brengen, tenzfl hfl uit gaat van een dualistisch godsbegrip, zoals de heidenen dat hebben: een god van het goede en een god van het kwade, die in eeuwigdurende wor steling met elkaar, in schier gelijke kansen, de mensheid balanceren doen tussen goede en kwade dagen. Is er een macht van de Liefde en een macht van de Haat. Een god van het Licht en een god van de Duisternis? Is er een twee-godendom, die beiden de titanische kamp voeren om het wel en het wee van de mens? De Zeeuwen in die Kerk in Zie rikzee geloven daar niet aan. God dank niet, want dan waren ze zeker de rampzaligste van alle mensen. Ze hebben het geweten en ze blijven ge loven, dat God in de nacht van 1 Februari met Zfln ademtocht even de wateren beroerd heeft en toen zfln de dijken doorgebroken. Het lag in Zijn Raad besloten. Het stond op Zfln program. Want Hfl is God en niemand meer. Ook de duivel staat in Zfln dienst. Wat heb ik aan een „Gods vertrouwen" wanneer ik dat niet met iedere vezel van mijn bestaan al6 de opperste waarheid in mijn leven, als mijn hoogste bezit voortijd en eeuwig heid, aanvaarden kan? God heeft in Zfln Raad besloten, dat er in die naeht dood en. verderf gezaaid zou worden, dat er kleine kinderen in hun wiegje gesmoord zouden worden, dat vrouwen uit de armen hunner man nen zouden worden weggesleurd door de oerkrachten van die doodbraken- de stroom. Er is in die nacht geen ding te veel en geen ding te weinig gebeurd. Wat zou die Zeeuwen daar in die Kerk te Zierikzee nog hebben kunnen „opheffen uit hun ellende", wanneer zfl dét niet meer geloven konden? Neen, alleen door de Schriftuurlijke prediking van die Goddelijke Waar heid, konden ze er bovenuit raken. We weten wel, dat heel wat schrij vers uit het humanistische en moder ne kamp, het Calvinisme identifice ren met het fatalisme. Maar dat komt al weer, omdat zfl het niet weten. Het is juist andersom: wanneer ik moet geloven in een macht van het goede en in een macht van het kwade, die beiden souverein zfln en elk op haar beurt de weegschaal naar eigen kant weten neer te drukken, dan pas ben ik écht fatalist. Dan kan ik wel pre velen van „Godsvertrouwen" en van een „God Die liefde is", maar het blflft in de grond der zaak phraseolo- gie", woorden, die geen inhoud hebben. De Bijbel, zonder welke Norm geen christelflk geloof mogelflk is, zegt het, Gode zfl dank, anders. God heerst als Souverein over èlles, ook over de Boze. Alles en éllen wer ken Zijn Raad uit, al blijft ieder per soonlijk verantwoordelijk. Ook in de apocalyptische tfld, waarin wij leven, liggen alle draden van het wereld bestuur in Zijn vingeren. En dan blijven er zeker wel vra gen en kunnen er tijden ko.nen, dat de ,mens vragensmoede wordt Maar zolang hij zich blijft vastk'. UIT DE SCHRIFT Wij hebben gezondigden wié hebben niet geluisterd naar Vt» knechten, de profeten, die in Uw naam tot ons gesproken hebben. Daniël 9 vrs 5 en 6 Wij zijn op de Zondag na de ramp in en namens de kerken in de kan- selboodschap opgeroepen tot veroot moediging. En wij hebben dat ge hoord en beaamd. Dat was het rechte woord en ddar ging het om. Ja, als ons volk nu maar eensOns volk? Helaas is de christelijke lucht weer vol van die eigen gereide ge luiden, onze pers vooraan, in de toon van: zie je wel, wij hebben er altijd al voor gewaarschuwd, dat feest maar en dat danst maar en dat gaat maar naar de bioscoop, u weet wel, al die zonden die als de volkszonden bij uitstek worden aan gewezen, en waarbij wij onszelf zo heerlijk op de borst kunnen slaan, omdat wij ons in onze kringen aan die vreselijke zonden niet schuldig maken. Maar heeft de ramp ons dan niets te zeggen? En willen wij nu van de nood van ons volk misbruik maken, door anderen te bewegen, mee te varen in eigen schuitje? Den ken wij werkelijk het gebod Gods te kunnen inkapselen in de eigen tra dities en onze groepsmoraal en ons zelf er zo voor veilig te stellen Verootmoediging? Maar wij heb ben onszelf toch ingezet in de ar beid voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk en wij strijden toch voor Zijn eer? Zou dit alles dan gebeurd kunnen zijn om ons? Daarom wijzen we hoofdschuddend met de vinger naar die anderen en praten onszelf schoon. Maar begint het oordeel dan niet bij het Huis Gods? En moet dadr dus allereerst geen verootmoe diging zijn? En denken wij dat wij zonder dat bij die anderen enige weerklank zul len vinden? Dit is dan ook niet de houding van Daniël, die in zijn gebed een dik ke streep zet onder w ij. Wij hebben niet geluisterd. Laten we ons afvragen: hebben wij bij al onze christelijkheid en bij onze puriteinse levensstijl ook werkelijk gelééfd bij het Woord dat ons ge bracht is? Hebben wij God in Zijn toewending naar ons ernstig geno men? En was het dan niet zó, dat wij het Woord wel beluisterd hebben, maar dat wij er niet naar geluisterd hebben en tegenover Zijn gebod rus tig onze eigen weg gingen? Hoe staat het in onze kerken met de liefde onder elkander? Hoe is dat gesteld in onze gezinnen? Vergeten wij niet, dat Jezus ge zegd heeft: hieraan zal de wereld bekennen dat gij mijn discipelen zijt, dat gij liefde hebt onder elkander. Mediteren betekent overdenken. Laten wij dit eens overdenken. Misschien dat het ons tot veroot moediging stemt. En die anderen zullen dan mis schien gaan luisteren naar wat wij hen vanuit het Evangelie, wat wij zelf gehoord en geloofd hebben in ootmoed en bewogenheid mogen zeg gen. Goes C. Metselaar. met geheel zijn ziel aan de inhoud der predicaties, zoals die op die gedenk waardige Zondag van 8 Februari in het schier ten dode gewonde stadje Zierikzee, verkondigd werd, komt hfl er bovenuit, vindt hfl het rustpunt voor zfln onrustig hart. We begrijpen het zo goed, dat Piet Bakker het niet weet en we zouden zo graag, om wat liefs willen, dat ook hij het ging weten, zoals die Zeeuwen het wisten. MARNIX. 't Is een mooi dleng ble al de ellende die we beleefd hebben met de overstro- mleng, dat er zo van alle kanten wordt biegedrogen om te 'elpen. Be'alve ien- kele schobbejakken, die der eigen ver grepen hebben an het eigendom van de stakkers, die deur 't waeter waren op- gejogen, heit, vo zover as lk weet tot op dit ogenblik nog niemand wat an de ellende willen verdienen as de commu nisten, die er een polletiek slaetje uut willen slaen. Noe ze hebben dltmael een zwaere konkurrent gehad an de amerikaanse, de franse en de dultse soldaten. Die polletiek heit vo' een hoap mensen toch mae een vule kant. Ik heit er zo geen verstand van, mae ik dienke wel ls zo ble me eigen, je ken, als je 't goed beklekt, die communisti sche leiders ln ons land beter liejers noemen. Want het zwaerd hangt ter voortdurend boven der 'oad. Ze kennen geen goed doë ble ons volk en ze ken nen dat evenimln ble der eigen baezen die ln Moskou zitten. En ze weten drommels goed dat as de Russen ls ln Nederland de baes wlere, ze gauw an -1- zouwen bengelen. Want er ls nog geen ienkel land 'eweest, waer Rus land het vo 't zeggen kreeg, waerdat de communistische leiders gespaerd bleven. Ze magge nog een tiedje mee doen, mae dan gaen ze der onherroepe- lik an. Ze hebbe de vule was magge doen, toen de Russen der nog niet wae- ren, mae zo gauw worde die niet de baes of ze gaen der an. Dat ls noe een keer der lot. En dat weten ze 'eel goed en daerom bin ze in der harte wat blieë as het mae bluuft zo as 't noe is. Dan hebben ze vrieheid en een herenleventje. Mae een mooie pesltie ls 't nle. 't Is ter net mee as met alles: wie een keer in 't bootje zit mot meevoeren. Een weg werom hebben ze nle. Mae as je dan mae zo voortdurend opgezweept wordt deur de zweep van Moskou, en de ellende van je eigen volk ook nog mot uutbuten om er polletieke munt uut te slaen, dan zegge ze ble ons op 't durp wel ls: geef mien porsle mae an fikkie. Intussen, 't bin der gelokkig mae een paer en bie ons in Zeeland bie der al eel weinig. We zullen der ons eigen dus mae n'r v om maeken en daer-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 4