ons
m
ju
<s|f)
P
ÜP
ÉSi
i
!H
i
§jj
§P^
k
ÜP
i
Bl
m
UP
m
j§
i
Pt
iéh
M
11
Wm
ms
n
S
Om
"fcmiUMad
VRIJHEID
B9
#9
Zaterdag 31 Januari 1953
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
ik, dat staat vast, ook een hond heb
ben. Dat kan wel, want tegen die tijd
zal Wimpeltje mijn poes (gelukkig)
wel ter ziele zijn. Ik weet ook, dat
Jaapje elke Vrijdagavond tot boven
zijn steile kuifje uit, in een teil met
zeepsop wordt gestopt en dat na hem,
Jip in diezelfde grote teil een onder
dompeling krijgt, „want anders krijgt-
ie vlooien", zegt moeder Verstraten,
Jip heeft eens een paar wollen sokken
kapot gebeten en daarvoor een ramme
ling gekregen. Jaapje heeft het me
zeivers verteld, maar hij was het met
die straf niet eens geweest, daar Jip
het „nietes espres gedaan had". Hij
heeft me toen onderzoekend aange
keken, of ik dat ook wel geloven kon.
„Natuurlijk niet", heb ik toen gezegd,
maar wijselijk over de strafoefening
gezwegen. En nu is Jip dood, en staat
Jaapje verwezen naast me. We gaan
samen het plein op. Een klasgenoot
verkondigt al gauw: O Jaapie het ge
schreeuwd". Dat laat je jezelf als man
van ruim zeven jaar niet aanleunen.
Dus doe je of je kwaad bent. Ik denk
daar komen ongelukken van. Daarom
vraag ik nederigjes aan Jaapje of hij
me even helpen wil met de leesboek
jes klaar te leggen. Dat wil Jaapje
wel en zo gaan we samen naar binnen.
Jaapje legt bank na bank de boekjes
neer. Ondertussen wrijft hij met zijn
mouw langs zijn ogen en ik weet niet
wat ik zeggen moet. Ik ga vast wat
sommetjes op het bord zetten. Als ik
denk dat Jaapje haast klaar is zeg
ik: „Ik vind het akelig, Jaapje". Dan
staat Jaapje ineens naast me en kijkt
me ontredderd aan. Er komen weer
tranen. Zijn zakdoek moet er nu echt
aan te pas komen. Jaapje grabbelt in
zijn broekzak en met zijn zakdoek
trekt hij een lang stuk touw mee.
Jaapje kijkt naar het touw en dan
naar mij. „Da's onze Jippies touw",
zegt hij zielig en ik zie zijn lippen tril
len zoals de lipjes van een baby tril
len kunnen, vlak voor het kleintje zal
gaan schreien. „Juffrouw die auto....
en toen Jippie bloeide zo en toen zee
die heel hard ieeeeeee en toen was-ie
dood...." I
Heel voorzichtig pak ik Jippies
touw uit de jongensknuistjes en ik
beloof dat ik dat heel, heel goed be
waren zal tot de school uitgaat. Ik
weet werkelijk niet wat ik anders
doen moet, met dat grote verdriet in
dat kleine leventje.
Maar Jaapje schijnt mijn bedoeling
te vatten. Hij ervaart het als een
troost, dat juffrouw Jippies touw zo
voorzichtig in de kast weglegt.
Dan gaat de bel. Jaapje stapt naar
zijn bank. Halverwege keert hij zich
om en zegt, zijn behuild snoetje naar
mij geheven: „Juffrouw, Jippie kon
zó hoog springeen hij wijst naar
mijn lessenaar. „Zo hoog", vraag ik
in uiterste verbazing. Deze verbazing,
bedoeld als lof op Jippies kunnen,
brengt een glimp van een lachje op
Jaaps snuitje. Gelukkig!
Correspondentie uitsluitend te richten aan:
J. Joosse, Eigenhaardstraat 6, Middelburg.
Mijn beste nichtjes en neven,
Eerst heb ik een blad vol zitten
schrijven, met allemaal antwoorden op
jullie brieven. Ik heb eigenlijk al gro
ter hap ingeslolct van ons Weekend,
dan ik mag hebben. Daarom schrijf ik
aan jullie allemaal maar een kort
briefje. Volgende week komen de an
dere brieven aan de beurt. Er was he
lemaal geen kans dat ze allen in één
keer een beurt kregen. Maar volgende
week komt echt de rest, metde
namen van de prijswinnaars. Dat maakt
het wachten weer goed. En verder
massa's groeten naar alle plaatsen in
Zeeland, waar mijn grote familie
woont. Jullie Tante TRUUS.
Adrie V. te Arnemuiden. Dat was
een gezellige lange brief van jou. Nu
weet ik wat van jou en je broers en
zusters af. Hoe zou dat kleine zusje
het vinden om naar de kleuterschool te
gaan. Een meester vlak over je wo
nen.dan is oppassen de boodschap
boor. Jij bent eigenlijk ook al oom. En
dat nog zo jong. Gewichtig is dat,
woont dat kleine neefje in de buurt?
Edelweis te Colijnsplaat. Ik ben zo
verbaasd geweest over je gedicht met
al die dierennamen er in verwerkt. Als
ik een volgende keer een beetje ruimte
over heb in ons hoekje, krijgt dat een
plaatsje. Ik vind het ook zo aardig wat
voor de vogels uit te strooien. Kort ge
leden streek er een hele zwerm zee
meeuwen neer om mee te smullen van
wat aardappels, die ik had gestrooid.
Het was zo'n prachtig gezicht, al die
vogels heel sierlijk langs het raam te
zien zweven. Ik zou er haast mijn
werk door vergeten hebben. Maar bij
mij komen er heel wat soorten vogels
wat wegpikken. Groet opoe maar van
mij. Roosjes te Wolfaartsdjjk. Natuur
lijk ben je hartelijk welkom in onze
raadselfamilie, alleen wilde ik wel
graag dat je een andere schuilnaam
koos, want ik heb al een roosje in on
ze familie en dan is er kans dat ik me
vergissen zal. Er z$n nog genoeg leuke
schuilnamen te verzinnen hoor. Ik
maak het ook best, vooral als ik veel
zulke gezellige briefjes ontvang. Wat
schrijf je keurig. In welke straat woon
je in W.? Misschien ben ik wel eens
langs je huis gewandeld. Zeeuwinnetje
te Serooskerke. Wat leer je op zo'n
Huishoudschool toch al gauw van die
nuttige dingen maken. Moeder zal het
wel fijn vinden, want nu kun je voor
je zelf en de anderen al heel wat
naaien. Welk soort rok heb je geko
zen? Je moet me ook maar eens pre
cies vertellen, hoe je een speldje maken
kunt van die lovertjes. Zouden de an
deren op de vereniging ook zo'n mooie
tint hebben gekozen. Hoe staat het met
de jurk? Zwaluwtje te Serooskerke.
Bewaar jij die Nieuwjaarskaarten ook
allemaal? Ik wel hoor en ik heb er een
hele berg gehad. Nu is dat geen won
der als je zo'n familie hebt als ik. Het
lijkt me wel een heel werkje waaraan
je bezig bent met het borduren. Hoe
ver ben je er mee? Zo'n truitje zal die
kleine Corrie wel snoezig staan. Als
Serooskerke niet zo ver uit mijn buurt
was zou ik graag eens komen luisteren
naar die uitvoering van het Kinder
koor. Nu moet jij er maar alles van
vertellen. Kees K. te Coiynsplaat. Ik
vind Cowboy een leuke schuilnaam, 't
Geeft toch niets al doe je in dat
Jeugdblad onder dezelfde naam mee.
Zullen we die dus maar houden voor
het vervolg? Helaas kan ik je niet
mee helpen sparen, want ik bezit geen
enkele „soldaat of vlag". Anders met
pleizier. Het zou leuk zijn als we zo
dicht bij elkaar woonden, dat je me
even dat boek kon brengen om het
mij te laten lezen. Lentekoningin te
Wemeldinge. Ja, hoe lang zal dat ge
leden zijn, dat ik een brief van je
kreeg. Ik kon je niet eens vinden in
mijn lijst en dat is me nog nooit ge
beurd. Gefeliciteerd met de verjaarda
gen van deze tijd. Ik hoop, dat je mij
er net zo gezellig van vertellen zult
als je in deze brief gedaan hebt. Leuk
dat je onze andere raadselneef uit
jullie buurt ook kent. Wat voor ver
rassing heeft die kleine Fransje ge
kregen? Is die borstrok al af? Er zijn
heel wat van onze raadselnichtjes op
een huishoudschool en ze schrijven er
allemaal zo fijn over. Het zal voor jou
dus van het najaar ook wel leuk wor
den. Ze vertellen me steeds wat ze ma
ken en wat ze koken mogen. Alleen
maar jammer dat ik van die kokerij
niet eens een keertje kan proeven. De
Juunboer te Tholen. De eerste brief
van zo'n jonge neef als jij nog bent
is dan wel heel mooi. Kom je van de
zomer weer eens naar Goes? Er is
jammer genoeg voor je zo door de ra
men van de drukkerij niet veel te zien.
Als je wat groter bent en een klas of
wat hoger zit, moet je maar eens aan
de meester vragen of je met de hele
klas de drukkerij eens mag gaan be
kijken. Als meester dat vraagt, mag
dat geloof ik hier wel. Roosje te Mid
delburg. Ja sokken breien met een
dubbele hiel is nogal een moeilijk
De hier opgenomen partij werd ge
speeld in de wedstrijd Vlissingen I
Middelburg II (le klas Z.S.B.) door
de heren A. Schreuder (Vlissingen),
en F. de Buijzer (Middelburg). Een
Hollandse partij. Wit stelt zich in de
opening verkeerd op en komt in de
verdrukking. Hij kan zich echter toch
staande houden totdat hij, na wat
heen en weer geschuif, een fout maakt
en verliest.
Hollandse verdediging.
Wit: A. Schreuder.
Zwart: F. de Buijzer.
1. d2d4 f7—f5
2. c2c4 e7e6
3. Pbl—c3 Pg8—f6
4. h2—h3
(een overbodige zet. De beste opstel
ling is g3 en Lg2)
4Lf8e7
5. e2e3 00
6. Ddlc2 d7d5
7. Pgl—f3 c7c6
8. a2a3
(Wit is bang voor Lb4, of wil b4 spe
len hoewel a3 meestal een verzwak
king is. M.i. kwam hier Pe5 in aan
merking, eventueel gevolgd door
g2-g4).
8Pb8d7
9. b2b3
(Nu wil Wit Lb2 en 000 spelen,
en dan op de Koningsvleugel gaan
beginnen. Zwart laat het zover niet
komen).
9Pf6e4
10. Lel—b2 Pd7—f6
11. Pf3d2 Pe4xc3
12. Lb2xc3 Pf6e4
13. Pd2xc4 f5xe4
14. 0—0—0
(Kost een pion, maar de witte koning
moet een veilige plaats vinden nu de
f-lijn voor Zwart is)
14Le7xa3f
15. Kcl—bl La3e7
(Ook in aanmerking kwam Ld7 en a7
a5, om de koningsstelling aan te val
len nu Wit de lange rochade heeft
toegepast).
16. g2g3
(Nu gaat Wit pas g3 en Lg2 spelen
wat echter op de 4e zet had moeten
gebeuren).
16Lc8d7
17. Lfl—g2 Ld7—e8
(Veel beter was hier: a5 en b5).
18. h3h4 Le8h5
19. Tdl—el Lh5—f3
(Zwart wil schijnbaar Wit insnoezen,
wat ook een manier is).
20. Thlh2 Lf3xg2
21. Th2xg2 Tf8—f3
22. Tel—hl b7b5
(Daar komen ze! Zwart moet nu wel,
want anders loopt de zaak vast.)
23. c4c5 a7a5
24. h4h5
(Wit wil het toch proberen om aanval
te krijgen)
24a5a4
(Nu loopt de zaak vast. Beter was ge
weest b4 en daarna DbS).
werkje. Maar als moeder even die hiel
doet, kun jij weer fijn opschieten. Dan
ben je klaar als het voorjaar komt
met dat werkje. Nee, ik heb van de
winter niet gehoest en ik ben ook niet
ziek geweest. Ik hoop dat die boze
hoest van jou nu over is. Als die ver
jaardag voorbij is, kun je me wel
schrijven wat jouw cadeau was, is het
niet. Ik ben er echt nieuwsgierig naar.
Feliciteer die jarige maar van mij.
De kleine tuinman te Wemeldinge. Heb
je al veel boeken? Het boek, dat je
van de Zondagsschool kreeg ken ik
niet. Toch fijn, dat je kans gezien
hebt een beetje te leren schaatsenrij
den. Je zult zien als je een ander jaar
weer op de schaatsen staat ben je het
echt niet verleerd. Gaat het goed met
je konijn? Girl te Goes. Nee ik heb
voor die wedstrijd van jou niets ont
vangen. Gefeliciteerd met je verjaar
dag. Aardig dat er twee raadselnicht
jes van me in één klas zitten. Jij had
je verjaarcadeau al vroeg. Vertel me
eens of je gekregen hebt, wat je ver
wachtte. Die tekeningen in deze brief,
waren kostelijk.
25. b3—b4 Ta8a7
26. Kbla2 Le7—g5
(Nu ligt de Damevleugel vast en moet
er dus weer wat aan de andere kant
gebeuren. Dit belooft echter ook niet
veel).
27. Ka2a3 Ta7—f7
28. Thl—h2 Dd8—f6
29. Dc2e2 Df6—h6
30. Lc3d2 Dh6—f6
31. Ld2—c3 Df6h6
32. Lc3d2 Lg5—d8
33. g3—g4 Ld8—f6
34. Ld2c3 Lf6g5
35. Lc3d2 Dh6—f6
36. Ld2—el?
(En hier maakt Wit de fout. Natuur
lijk moest hier weer Lc3 gebeuren).
36Df6xd4
37. De2b2
(Hier was de speeltijd verstreken en
gaf Wit op).
Wit staat 2 pionnen achter. Zwart
kan b.v. Dc4 spelen en daarna Lf6 en
d5d4 en moet winnen.
En hier de nieuwe opgaven voor de
ladderwedstrijd.
Probleem 65. (Zie diagram 65).
Wit: Kd3, Ld5, pion a2.
Zwart: Ka3, pionnen a5, b4.
Wit aan zet wint (2 punten).
Probleem 66. (Zie diagram 66).
Wit: Kgl, Dd2, Tel, Pc2, Lg3, pionnen
a2, b5, d4, h2.
Zwart: Kg8, Dh3, Tg6, Lb7, pionnen:
a7, f7, f3, g7, h7.
Zwart aan zet wint. Mat in 4 zetten
(3 punten).
De oplossingen der vorige proble
men waren als volgt:
Probleem 63: 1. Te8h8! b.v. Dh8:
Ddlf mat, anders volgt steeds Th4.
Probleem 64. 1. Dd2xb4!
b.v.: 1Tb4 2. Tc8f, Pc8 3. Te8t
maf of 1Tb4 2. Tc8f, Pg8 3.
Tg8f, Kg 4. Te8f mat.
Probleem 65.
abcdefgh
Diagram 65.
Wit aan zet wint (2 pnt.).
Probleem 66.
abedel gh
Diagram 66.
Zwart aan zet wint (3 potj.
van
Zaterdag 31 Jan. 1953, No. 2891
Ditgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V.
Goes
eemscff
u/eexem
Eén van de begeerlijkste en onmis
baarste goederen der mensheid is ze
ker wel de vrijheid. Het strijdt tegen
de menselijke natuur gebonden en
afhankelijk van anderen te zijn. De
geschiedenis van het mensdom is dan
ook een geschiedenis van strijd om
vrij te zijn.
Wanneer zijn we waarlijk vrij?
Daarop kunnen zeer uiteenlopende
antwoorden gegeven worden. Maar
wie de genade bezit bij Gods Woord
te leven, weet, dat alleen hij waarlijk
vrij is, die door Christus vrij gemaakt
is, vrij gemaakt door de Zoon des
mensen.
Onze worstelstrijd om de vrijheid,
gevoerd in de zestiende eeuw, tegen
de spaanse tyrannie, was in de grond
der zaak een strijd om te kunnen le
ven naar de eis van Gods wet.
Ons „troostlied", het Wilhelmus,
deze „psalm in de nacht", gewaagt
er van: „Om Godes Woord geprezen".
Daar ging het om: God te dienen naar
de vrije inspraak van de consciëntie.
Onze vaderen hebben in hun bloed-
strijd duidelijk gezien, dat de waar
borg en de grondslag van onze con
stitutionele vrijheid alleen lag in het
houden van Gods Woord en van Zijn
geboden op alle terrein des levens.
En dat Woordverlating daarentegen
altijd weer voeren moet tot gebon
denheid, tyrannie en knechting.
Er bestaat geen vrijheid, nóch in
dividueel, nóch voor een natie, tenzij
dat eèn vrijheid is in gebondenheid
aan Gods Woord.
Daarom is dat gescherm met het
woord „democratie" in onze dagen zo
misleidend. Democratie is naar de
betekenis, die het woord in de loop
der historie gekregen heeft, vrijheid
van een volk, om overeenkomstig
constitutionele rechten zijn eigen
overheden te kiezen.
De revolutionaire praktijk heeft
hiervan gemaakt: vrijheid om zélf te
regeren. Men meende vrij te zijn,
wanneer men zélf het stuur van de
regering in handen nam.
Dat is de inzet geweest van de
Franse Revolutie, dat is ook de leus
geweest waarmee in Rusland in 1917
de omwenteling plaats greep.
Maar in de z.g. democratieën van de
westerse mogendheden is het heus
niet veel beter. Ook daar is er de
grote Woordverlating, de afval, het
kiezen van eigen wegen, en het ver
achten van het gebod Gods. En ook
daar kan het dus ook niet anders dan
tot nieuwe tyrannie komen, een heer
sen van weinigen over de velen.
We hebben de z.g. verkiezingen,
die nog in het geheim in het afgeslo
ten stemhokje en in volle vrijheid
plaats hebben. Kiest het volk werke
lijk in volle vrijheid? We hebben pas
de vertoning van een z.g. „proefver
kiezing" gezien in Delft en Bolsward.
Wisten de kiezers daar wat zij deden?
Hebben ze de draagwijdte van hpn
stemming begrepen? We geloven er
niets van. De massa kiest, opgezweept
door enkele demagogen, die het volk
in een bepaalde richting drijven. Wie
gevolgd heeft de verkiezingscampag
ne in het z.g. „vrije democratische"
Amerika, heeft ook daar gemerkt hoe
met geld en beheersing van pers en
radio, met valse leuzen en handige
trucs de grote massa in een bepaalde
richting te drijven is. Dat in de wes
terse democratieën de massa in volle
vrijheid haar stem uitbrengt is een
theorie, die in de praktijk niet opgaat.
De massa is verblind, vraagt brood
en spelen, kent geen historie, kent
geen beginselen, die dieper gaan dan
wat de platte geneugten van alle dag
brengen, vraagt hoogstens wat vlak
bij voor het grijpen ligt.
We hebben pas voor de radio kun
nen horen hoe de „man in the street"
zijn vrije tijd besteedt. Platter, opper
vlakkiger, zinlozer, leger kan het niet.
Waar het Woord Gods geen beslag
meer heeft op de hoofden en harten
van de massa, gaat het volk verloren,
bij gebrek aan waarachtige kennis.
De benauwenis waarin we leven is
heus nog niet in de eerste plaats de
bedreiging van Rusland, het is de ont
stellende afval van de grote massa in
de westerse democratieën zélf, die geen
ernst meer maakt met het leven, dat
God ons schenkt. Die massa weet er
niet meer van, dat als God een
gave schenkt, dit te gelijk ook een
opgave betekent.
MARNIX.
Van de weke kreeg ik een brief
van een vrind van me uut Eintjes-
zand, die z'n eigen goed kon indenken
in wat ik schreef in dat stikkie van
Vriedag 16 Januari over het betrach
ten van de naestenliefde en wat daer-
mee saemenhangt. Mae noe gebruukt
ie inkele uutdruksels waermee ik me
eigen nie goed ken verenigen. Ie be
gint over de oorlogstied en dat er
toen zo'n haet was teugen de N.S.B.-
ers en teugen de Duutsers, en ie
vraegt of dat we die mensen toen wel
behandeld a volgens de wet van
Christus. En dan schrieft ie letterlik:
Zijn we navolgers van Christus of
houden we ons aan het oude Testa
ment? Dan zeg ik: we zijn geen
christenen, als Christus nu terugkwam
zou Hij de kerkdeuren gesloten vin
den, daar er geen plaats voor Hem is.
Noe as ie de zaek zo stelt dan bin
ik 't glad nie mè z'en seens. In de
UIT DE SOHRIFT -
En het was omtrent de tiende ure.
Johannes 1 vs 40.
Johannes de Doper predikt de
doop der bekering tot vergeving der
zonde en een paar jonge mensen, ge
grepen door Zijn Woord, hebben zich
bij hem aangesloten.
Eensklaps valt het woord: „Offer
lam'."
Zó is de Christus", zegt Johannes:
Hij draagt de zonde weg".
Zonder er doekjes om te winden,
spreekt Johannes hier van zonde, en
dat nog wel tot jonge mensen. Wij
doen dat meestal niet, om hen voor
al toch maar niet kopschuw te ma
ken.
Maar Johannes is niet met zachte
klederen bekleed. Hij is niet zó di
plomatiek en dus: „Lam Gods voor
de zonde!"
Johannes en Andreas verstaan liet
echter en zij volgen Jezus. Wat
er die dag besproken is, weten wij
niet, daar de evangelist er niets over
zegt.
Maar als Johannes, veel en veel
later, over deze eerste ontmoeting
nadenkt, staat het hem nog helder
voor de geest, dat hij „omtrent de
tiende ure" met Christus voor het
eerst in aanraking kwam.
Het was ongeveer vier uur in de
middag! -
Neen, hij zegt niet dat hij op dat
ogenblik zich bekeerde of bekeerd
werd, want hij weet ook uit eigen
donkere ervaring dat er niet over
bekering „in de verleden tijd" kan
worden gesproken. „Niet dat ik reeds
gegrepen zou hebben of al klaar
ben", zegt Paulus in de Filippenzen
brief en Luther herhaalt dit als hij
zegt: Christen zijn bestaat niet in
zijnmaar in worden!" Elke dag im
mers hebben wij weer schuld te be
lijden en ons te bekeren tot God.
Daarom spreekt Johannes hier ook
niet van zijn bekering, maar alleen
over het feit, dat om vier uur op die
middag het moment aanbrak, dat
over de gang van zijn leven besliste.
Ook in ons leven kan er zo'n tien
de we zijn.
Een moment, een gebeurtenis, een
ongeluk, een blijdschap, een woord,
dat niet meer losliet.
Toen ontstond wellicht het eerste
contact en dat blijft een herinnering
die werkelijkheid is; een verleden,
dat steeds weer heden wordt.
Tenslotte is het ogenblikde tien
de ure, iets bijkomstigs. Daarom
spreken de andere evangelisten er
ook niet over. Zó herinnert ieder
het zich ook niet op dezelfde wijze
als Johannes het zich herinnerde.
Maar toch moet in ieders leven
een tiende ure zijn, waarop hij met
zijn zonde tot Christus ging en in
levende aanraking kwam met het
Lam Gods dat de zonde der wereld
wegneemt.
Kr. W. C. v. B.
eerste plekke, ik geef graeg genogt
toe, dat er tiedens de oorlog eel wat
gebeurd is, dat nie deur de beugel
ken. Mae an de aere kante, we motte
de liefde nooit losmaeken van het
recht. Liefde zonder recht, dat is geen
liefde, goeiegheid is nog geen goedheid
en beverigheid is nog geen liefde.
Het ken best gebeuren asdat tiedens
de oorlog juust de liefde het nodig
maekende dat een landverraejer, die
in dienst stong van de Duutsers deur
de ondergrondse beweging van kant
gemaekt wier. Bevoorbeeld, wanneer
bekend was, dat ie een lieste met
naemen in z'n bezit 'ad van goeie
burgers, soms vaeders van gezinnen,
of een zeun, of wie dan ook, met de
bedoeling om die uut te leveren an
de vieand, dan kon het een eis van
liefde wezen, dat zo'n kaerel onschae-
delik gemaekt wier. Dat was dan eis
van het recht. En dat kon dan wel
verschrikkelike konflicten met z'n
eigen meebringen, mae zo was noe
een keer de toestand. We bin der nie
vanaf deur te zeggen: we motte me-
kaer liefhebben. Dat bin goedkope
woorden, waerdat we geen steek met
verder kommen.
We motten in ielik geval de liefde
nooit van z'n leven losmaeken van
het recht. En daermee kom ik an wat
ik eigenlik zeggen wil. Want met dat
zinnetje, waerdat me vrind het oude
teugen het nieuwe Testament wil
uutspeulen, daer gaet ie al wel eel arg
fout in. Mae daer staet ie niet allenig
in. Der bin der massa's teugesworig
die dinke dat het evangelie bestaet
uut het nieuwe testament of nog be
ter uut de vier Evangeliën. Ze 'a een
biebel die ze wel in der vessieszak
kenne stoppe. Noe dae hoor ik nie
bie. Bie mien bestaet d'n biebel uut het
oude en nieuwe Testament bie me-
kaere, van Genesis tot Openbaringen.
En we kennen daer geen woord en
geen tekst van missen. Wie dinkt 't
alleen met het nieuwe testament te
kennen doeë, eit geen biebel. En het
is ook geen waer dat het nieuwe Tes
tament wat aeres zeit as het oude
Testament, 't Bin twee delen van één
stik, die mekaer niet kennen missen.
Het ouwe Testament is het fundament
van het Nieuwe. Zonder het Oude
Testament hangt het Nieuwe in de
locht. En wanneer me vrind de op
merking maekt, datte we naevolgers
van Christus motte wezen, dan neem
ik dat ook zo mae nie zonder meer
an. Dat zeggen de roomsen ook, mae
as dat mot betekenen datte we Chris
tus motte naedoen, dan mot ik daer
niks van 'a, om de eenvoudige reden
dat we dat niet kennen en dat dat
gelokkig nie van ons evrogen wordt
ook. Een soldaet die z'n generael
gaet naedoen komt gauw in de petoet
trecht. Een soldaet mot soldaet bluven
en geen generael willen speulen.
Watte we as goeie soldaeten motten
doeë dat is Christus as onze Generael
gehoorzaem wezen en dat is 'eel wat
aeres as naedoen. En dan kennen we
juust van de Christus leren, asdat Hij
juust altied weer naer het Oude Tes
tament teruggriept. Juust bie Christus
kennen we leren, dat 't Oude Testa
ment van gelieke waerde is as 't
Nieuwe. Altied weer opnieuw wiest
de Heiland er op wat dat er in het
Oude Testament over Hem geschre
ven staet. Me vrind mot mae is nae-
gaen in z'n biebel op hoeveul plekken
dat de Heiland juust het oude Testa
ment laet spreken. Dat begint al di-
rekt bie de verzoeking in de woestien
en dat gaet zo alle drie de jaeren
deur, tot an 't Kruus toe neemt de
Christus woorden van het Oude Tes
tament op de lippen en as Hie vlak
vo de hemelvaert met de Emmaüs
gangers praet dan is het weer over
het Oude Testament dat de Heiland
onderwies geeft. Me vrind is er daer-
om wel eel dik naest assie dinkt dat
het Oude Testament wat aeres zeit as
't Nieuwe en dat we naer het Nieuwe
motte leven en niet naer het Oude.
Ik dink, vo 't naeste dat as ie daer
is over gaet praeten met z'n domenie
ie wel een ander geluud zal te oren
kriegen. Ik ope tenminste mae asdat
ie een domenie eit, want wat ie
schrieft over de kerke geeft mien nie
zo veul moed. Ik bin 't met z'n seens,
dat ter an de kerke veul mankeert,
mae ik bin 't nie met z'n seens, dat
alle kerkdeuren vo de Heiland geslo
ten bin. Ik zou me vrind op 't arte
willen binden toch goed te zieë, dat
het de beliedenis van alle eeuwen is,
dat as God onze Vaeder is, het nie
aeres ken of de kerke is ons aller
Moeder. We motte daer nie te gauw
kwaed van spreken. As tie 't nie met
me seens is, dan wil ik ter graag nog
is met em er over praeten. We bin
ma geweune mense onder mekaere en
we kenne van mekaere lere.
Tot volgende veke, julder
FLIP BRAMS*.