ons m ju <s|f) P ÜP ÉSi i !H i §jj §P^ k ÜP i Bl m UP m j§ i Pt iéh M 11 Wm ms n S Om "fcmiUMad VRIJHEID B9 #9 Zaterdag 31 Januari 1953 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 ik, dat staat vast, ook een hond heb ben. Dat kan wel, want tegen die tijd zal Wimpeltje mijn poes (gelukkig) wel ter ziele zijn. Ik weet ook, dat Jaapje elke Vrijdagavond tot boven zijn steile kuifje uit, in een teil met zeepsop wordt gestopt en dat na hem, Jip in diezelfde grote teil een onder dompeling krijgt, „want anders krijgt- ie vlooien", zegt moeder Verstraten, Jip heeft eens een paar wollen sokken kapot gebeten en daarvoor een ramme ling gekregen. Jaapje heeft het me zeivers verteld, maar hij was het met die straf niet eens geweest, daar Jip het „nietes espres gedaan had". Hij heeft me toen onderzoekend aange keken, of ik dat ook wel geloven kon. „Natuurlijk niet", heb ik toen gezegd, maar wijselijk over de strafoefening gezwegen. En nu is Jip dood, en staat Jaapje verwezen naast me. We gaan samen het plein op. Een klasgenoot verkondigt al gauw: O Jaapie het ge schreeuwd". Dat laat je jezelf als man van ruim zeven jaar niet aanleunen. Dus doe je of je kwaad bent. Ik denk daar komen ongelukken van. Daarom vraag ik nederigjes aan Jaapje of hij me even helpen wil met de leesboek jes klaar te leggen. Dat wil Jaapje wel en zo gaan we samen naar binnen. Jaapje legt bank na bank de boekjes neer. Ondertussen wrijft hij met zijn mouw langs zijn ogen en ik weet niet wat ik zeggen moet. Ik ga vast wat sommetjes op het bord zetten. Als ik denk dat Jaapje haast klaar is zeg ik: „Ik vind het akelig, Jaapje". Dan staat Jaapje ineens naast me en kijkt me ontredderd aan. Er komen weer tranen. Zijn zakdoek moet er nu echt aan te pas komen. Jaapje grabbelt in zijn broekzak en met zijn zakdoek trekt hij een lang stuk touw mee. Jaapje kijkt naar het touw en dan naar mij. „Da's onze Jippies touw", zegt hij zielig en ik zie zijn lippen tril len zoals de lipjes van een baby tril len kunnen, vlak voor het kleintje zal gaan schreien. „Juffrouw die auto.... en toen Jippie bloeide zo en toen zee die heel hard ieeeeeee en toen was-ie dood...." I Heel voorzichtig pak ik Jippies touw uit de jongensknuistjes en ik beloof dat ik dat heel, heel goed be waren zal tot de school uitgaat. Ik weet werkelijk niet wat ik anders doen moet, met dat grote verdriet in dat kleine leventje. Maar Jaapje schijnt mijn bedoeling te vatten. Hij ervaart het als een troost, dat juffrouw Jippies touw zo voorzichtig in de kast weglegt. Dan gaat de bel. Jaapje stapt naar zijn bank. Halverwege keert hij zich om en zegt, zijn behuild snoetje naar mij geheven: „Juffrouw, Jippie kon zó hoog springeen hij wijst naar mijn lessenaar. „Zo hoog", vraag ik in uiterste verbazing. Deze verbazing, bedoeld als lof op Jippies kunnen, brengt een glimp van een lachje op Jaaps snuitje. Gelukkig! Correspondentie uitsluitend te richten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6, Middelburg. Mijn beste nichtjes en neven, Eerst heb ik een blad vol zitten schrijven, met allemaal antwoorden op jullie brieven. Ik heb eigenlijk al gro ter hap ingeslolct van ons Weekend, dan ik mag hebben. Daarom schrijf ik aan jullie allemaal maar een kort briefje. Volgende week komen de an dere brieven aan de beurt. Er was he lemaal geen kans dat ze allen in één keer een beurt kregen. Maar volgende week komt echt de rest, metde namen van de prijswinnaars. Dat maakt het wachten weer goed. En verder massa's groeten naar alle plaatsen in Zeeland, waar mijn grote familie woont. Jullie Tante TRUUS. Adrie V. te Arnemuiden. Dat was een gezellige lange brief van jou. Nu weet ik wat van jou en je broers en zusters af. Hoe zou dat kleine zusje het vinden om naar de kleuterschool te gaan. Een meester vlak over je wo nen.dan is oppassen de boodschap boor. Jij bent eigenlijk ook al oom. En dat nog zo jong. Gewichtig is dat, woont dat kleine neefje in de buurt? Edelweis te Colijnsplaat. Ik ben zo verbaasd geweest over je gedicht met al die dierennamen er in verwerkt. Als ik een volgende keer een beetje ruimte over heb in ons hoekje, krijgt dat een plaatsje. Ik vind het ook zo aardig wat voor de vogels uit te strooien. Kort ge leden streek er een hele zwerm zee meeuwen neer om mee te smullen van wat aardappels, die ik had gestrooid. Het was zo'n prachtig gezicht, al die vogels heel sierlijk langs het raam te zien zweven. Ik zou er haast mijn werk door vergeten hebben. Maar bij mij komen er heel wat soorten vogels wat wegpikken. Groet opoe maar van mij. Roosjes te Wolfaartsdjjk. Natuur lijk ben je hartelijk welkom in onze raadselfamilie, alleen wilde ik wel graag dat je een andere schuilnaam koos, want ik heb al een roosje in on ze familie en dan is er kans dat ik me vergissen zal. Er z$n nog genoeg leuke schuilnamen te verzinnen hoor. Ik maak het ook best, vooral als ik veel zulke gezellige briefjes ontvang. Wat schrijf je keurig. In welke straat woon je in W.? Misschien ben ik wel eens langs je huis gewandeld. Zeeuwinnetje te Serooskerke. Wat leer je op zo'n Huishoudschool toch al gauw van die nuttige dingen maken. Moeder zal het wel fijn vinden, want nu kun je voor je zelf en de anderen al heel wat naaien. Welk soort rok heb je geko zen? Je moet me ook maar eens pre cies vertellen, hoe je een speldje maken kunt van die lovertjes. Zouden de an deren op de vereniging ook zo'n mooie tint hebben gekozen. Hoe staat het met de jurk? Zwaluwtje te Serooskerke. Bewaar jij die Nieuwjaarskaarten ook allemaal? Ik wel hoor en ik heb er een hele berg gehad. Nu is dat geen won der als je zo'n familie hebt als ik. Het lijkt me wel een heel werkje waaraan je bezig bent met het borduren. Hoe ver ben je er mee? Zo'n truitje zal die kleine Corrie wel snoezig staan. Als Serooskerke niet zo ver uit mijn buurt was zou ik graag eens komen luisteren naar die uitvoering van het Kinder koor. Nu moet jij er maar alles van vertellen. Kees K. te Coiynsplaat. Ik vind Cowboy een leuke schuilnaam, 't Geeft toch niets al doe je in dat Jeugdblad onder dezelfde naam mee. Zullen we die dus maar houden voor het vervolg? Helaas kan ik je niet mee helpen sparen, want ik bezit geen enkele „soldaat of vlag". Anders met pleizier. Het zou leuk zijn als we zo dicht bij elkaar woonden, dat je me even dat boek kon brengen om het mij te laten lezen. Lentekoningin te Wemeldinge. Ja, hoe lang zal dat ge leden zijn, dat ik een brief van je kreeg. Ik kon je niet eens vinden in mijn lijst en dat is me nog nooit ge beurd. Gefeliciteerd met de verjaarda gen van deze tijd. Ik hoop, dat je mij er net zo gezellig van vertellen zult als je in deze brief gedaan hebt. Leuk dat je onze andere raadselneef uit jullie buurt ook kent. Wat voor ver rassing heeft die kleine Fransje ge kregen? Is die borstrok al af? Er zijn heel wat van onze raadselnichtjes op een huishoudschool en ze schrijven er allemaal zo fijn over. Het zal voor jou dus van het najaar ook wel leuk wor den. Ze vertellen me steeds wat ze ma ken en wat ze koken mogen. Alleen maar jammer dat ik van die kokerij niet eens een keertje kan proeven. De Juunboer te Tholen. De eerste brief van zo'n jonge neef als jij nog bent is dan wel heel mooi. Kom je van de zomer weer eens naar Goes? Er is jammer genoeg voor je zo door de ra men van de drukkerij niet veel te zien. Als je wat groter bent en een klas of wat hoger zit, moet je maar eens aan de meester vragen of je met de hele klas de drukkerij eens mag gaan be kijken. Als meester dat vraagt, mag dat geloof ik hier wel. Roosje te Mid delburg. Ja sokken breien met een dubbele hiel is nogal een moeilijk De hier opgenomen partij werd ge speeld in de wedstrijd Vlissingen I Middelburg II (le klas Z.S.B.) door de heren A. Schreuder (Vlissingen), en F. de Buijzer (Middelburg). Een Hollandse partij. Wit stelt zich in de opening verkeerd op en komt in de verdrukking. Hij kan zich echter toch staande houden totdat hij, na wat heen en weer geschuif, een fout maakt en verliest. Hollandse verdediging. Wit: A. Schreuder. Zwart: F. de Buijzer. 1. d2d4 f7—f5 2. c2c4 e7e6 3. Pbl—c3 Pg8—f6 4. h2—h3 (een overbodige zet. De beste opstel ling is g3 en Lg2) 4Lf8e7 5. e2e3 00 6. Ddlc2 d7d5 7. Pgl—f3 c7c6 8. a2a3 (Wit is bang voor Lb4, of wil b4 spe len hoewel a3 meestal een verzwak king is. M.i. kwam hier Pe5 in aan merking, eventueel gevolgd door g2-g4). 8Pb8d7 9. b2b3 (Nu wil Wit Lb2 en 000 spelen, en dan op de Koningsvleugel gaan beginnen. Zwart laat het zover niet komen). 9Pf6e4 10. Lel—b2 Pd7—f6 11. Pf3d2 Pe4xc3 12. Lb2xc3 Pf6e4 13. Pd2xc4 f5xe4 14. 0—0—0 (Kost een pion, maar de witte koning moet een veilige plaats vinden nu de f-lijn voor Zwart is) 14Le7xa3f 15. Kcl—bl La3e7 (Ook in aanmerking kwam Ld7 en a7 a5, om de koningsstelling aan te val len nu Wit de lange rochade heeft toegepast). 16. g2g3 (Nu gaat Wit pas g3 en Lg2 spelen wat echter op de 4e zet had moeten gebeuren). 16Lc8d7 17. Lfl—g2 Ld7—e8 (Veel beter was hier: a5 en b5). 18. h3h4 Le8h5 19. Tdl—el Lh5—f3 (Zwart wil schijnbaar Wit insnoezen, wat ook een manier is). 20. Thlh2 Lf3xg2 21. Th2xg2 Tf8—f3 22. Tel—hl b7b5 (Daar komen ze! Zwart moet nu wel, want anders loopt de zaak vast.) 23. c4c5 a7a5 24. h4h5 (Wit wil het toch proberen om aanval te krijgen) 24a5a4 (Nu loopt de zaak vast. Beter was ge weest b4 en daarna DbS). werkje. Maar als moeder even die hiel doet, kun jij weer fijn opschieten. Dan ben je klaar als het voorjaar komt met dat werkje. Nee, ik heb van de winter niet gehoest en ik ben ook niet ziek geweest. Ik hoop dat die boze hoest van jou nu over is. Als die ver jaardag voorbij is, kun je me wel schrijven wat jouw cadeau was, is het niet. Ik ben er echt nieuwsgierig naar. Feliciteer die jarige maar van mij. De kleine tuinman te Wemeldinge. Heb je al veel boeken? Het boek, dat je van de Zondagsschool kreeg ken ik niet. Toch fijn, dat je kans gezien hebt een beetje te leren schaatsenrij den. Je zult zien als je een ander jaar weer op de schaatsen staat ben je het echt niet verleerd. Gaat het goed met je konijn? Girl te Goes. Nee ik heb voor die wedstrijd van jou niets ont vangen. Gefeliciteerd met je verjaar dag. Aardig dat er twee raadselnicht jes van me in één klas zitten. Jij had je verjaarcadeau al vroeg. Vertel me eens of je gekregen hebt, wat je ver wachtte. Die tekeningen in deze brief, waren kostelijk. 25. b3—b4 Ta8a7 26. Kbla2 Le7—g5 (Nu ligt de Damevleugel vast en moet er dus weer wat aan de andere kant gebeuren. Dit belooft echter ook niet veel). 27. Ka2a3 Ta7—f7 28. Thl—h2 Dd8—f6 29. Dc2e2 Df6—h6 30. Lc3d2 Dh6—f6 31. Ld2—c3 Df6h6 32. Lc3d2 Lg5—d8 33. g3—g4 Ld8—f6 34. Ld2c3 Lf6g5 35. Lc3d2 Dh6—f6 36. Ld2—el? (En hier maakt Wit de fout. Natuur lijk moest hier weer Lc3 gebeuren). 36Df6xd4 37. De2b2 (Hier was de speeltijd verstreken en gaf Wit op). Wit staat 2 pionnen achter. Zwart kan b.v. Dc4 spelen en daarna Lf6 en d5d4 en moet winnen. En hier de nieuwe opgaven voor de ladderwedstrijd. Probleem 65. (Zie diagram 65). Wit: Kd3, Ld5, pion a2. Zwart: Ka3, pionnen a5, b4. Wit aan zet wint (2 punten). Probleem 66. (Zie diagram 66). Wit: Kgl, Dd2, Tel, Pc2, Lg3, pionnen a2, b5, d4, h2. Zwart: Kg8, Dh3, Tg6, Lb7, pionnen: a7, f7, f3, g7, h7. Zwart aan zet wint. Mat in 4 zetten (3 punten). De oplossingen der vorige proble men waren als volgt: Probleem 63: 1. Te8h8! b.v. Dh8: Ddlf mat, anders volgt steeds Th4. Probleem 64. 1. Dd2xb4! b.v.: 1Tb4 2. Tc8f, Pc8 3. Te8t maf of 1Tb4 2. Tc8f, Pg8 3. Tg8f, Kg 4. Te8f mat. Probleem 65. abcdefgh Diagram 65. Wit aan zet wint (2 pnt.). Probleem 66. abedel gh Diagram 66. Zwart aan zet wint (3 potj. van Zaterdag 31 Jan. 1953, No. 2891 Ditgave van Oosterbaan Le Cointre N.V. Goes eemscff u/eexem Eén van de begeerlijkste en onmis baarste goederen der mensheid is ze ker wel de vrijheid. Het strijdt tegen de menselijke natuur gebonden en afhankelijk van anderen te zijn. De geschiedenis van het mensdom is dan ook een geschiedenis van strijd om vrij te zijn. Wanneer zijn we waarlijk vrij? Daarop kunnen zeer uiteenlopende antwoorden gegeven worden. Maar wie de genade bezit bij Gods Woord te leven, weet, dat alleen hij waarlijk vrij is, die door Christus vrij gemaakt is, vrij gemaakt door de Zoon des mensen. Onze worstelstrijd om de vrijheid, gevoerd in de zestiende eeuw, tegen de spaanse tyrannie, was in de grond der zaak een strijd om te kunnen le ven naar de eis van Gods wet. Ons „troostlied", het Wilhelmus, deze „psalm in de nacht", gewaagt er van: „Om Godes Woord geprezen". Daar ging het om: God te dienen naar de vrije inspraak van de consciëntie. Onze vaderen hebben in hun bloed- strijd duidelijk gezien, dat de waar borg en de grondslag van onze con stitutionele vrijheid alleen lag in het houden van Gods Woord en van Zijn geboden op alle terrein des levens. En dat Woordverlating daarentegen altijd weer voeren moet tot gebon denheid, tyrannie en knechting. Er bestaat geen vrijheid, nóch in dividueel, nóch voor een natie, tenzij dat eèn vrijheid is in gebondenheid aan Gods Woord. Daarom is dat gescherm met het woord „democratie" in onze dagen zo misleidend. Democratie is naar de betekenis, die het woord in de loop der historie gekregen heeft, vrijheid van een volk, om overeenkomstig constitutionele rechten zijn eigen overheden te kiezen. De revolutionaire praktijk heeft hiervan gemaakt: vrijheid om zélf te regeren. Men meende vrij te zijn, wanneer men zélf het stuur van de regering in handen nam. Dat is de inzet geweest van de Franse Revolutie, dat is ook de leus geweest waarmee in Rusland in 1917 de omwenteling plaats greep. Maar in de z.g. democratieën van de westerse mogendheden is het heus niet veel beter. Ook daar is er de grote Woordverlating, de afval, het kiezen van eigen wegen, en het ver achten van het gebod Gods. En ook daar kan het dus ook niet anders dan tot nieuwe tyrannie komen, een heer sen van weinigen over de velen. We hebben de z.g. verkiezingen, die nog in het geheim in het afgeslo ten stemhokje en in volle vrijheid plaats hebben. Kiest het volk werke lijk in volle vrijheid? We hebben pas de vertoning van een z.g. „proefver kiezing" gezien in Delft en Bolsward. Wisten de kiezers daar wat zij deden? Hebben ze de draagwijdte van hpn stemming begrepen? We geloven er niets van. De massa kiest, opgezweept door enkele demagogen, die het volk in een bepaalde richting drijven. Wie gevolgd heeft de verkiezingscampag ne in het z.g. „vrije democratische" Amerika, heeft ook daar gemerkt hoe met geld en beheersing van pers en radio, met valse leuzen en handige trucs de grote massa in een bepaalde richting te drijven is. Dat in de wes terse democratieën de massa in volle vrijheid haar stem uitbrengt is een theorie, die in de praktijk niet opgaat. De massa is verblind, vraagt brood en spelen, kent geen historie, kent geen beginselen, die dieper gaan dan wat de platte geneugten van alle dag brengen, vraagt hoogstens wat vlak bij voor het grijpen ligt. We hebben pas voor de radio kun nen horen hoe de „man in the street" zijn vrije tijd besteedt. Platter, opper vlakkiger, zinlozer, leger kan het niet. Waar het Woord Gods geen beslag meer heeft op de hoofden en harten van de massa, gaat het volk verloren, bij gebrek aan waarachtige kennis. De benauwenis waarin we leven is heus nog niet in de eerste plaats de bedreiging van Rusland, het is de ont stellende afval van de grote massa in de westerse democratieën zélf, die geen ernst meer maakt met het leven, dat God ons schenkt. Die massa weet er niet meer van, dat als God een gave schenkt, dit te gelijk ook een opgave betekent. MARNIX. Van de weke kreeg ik een brief van een vrind van me uut Eintjes- zand, die z'n eigen goed kon indenken in wat ik schreef in dat stikkie van Vriedag 16 Januari over het betrach ten van de naestenliefde en wat daer- mee saemenhangt. Mae noe gebruukt ie inkele uutdruksels waermee ik me eigen nie goed ken verenigen. Ie be gint over de oorlogstied en dat er toen zo'n haet was teugen de N.S.B.- ers en teugen de Duutsers, en ie vraegt of dat we die mensen toen wel behandeld a volgens de wet van Christus. En dan schrieft ie letterlik: Zijn we navolgers van Christus of houden we ons aan het oude Testa ment? Dan zeg ik: we zijn geen christenen, als Christus nu terugkwam zou Hij de kerkdeuren gesloten vin den, daar er geen plaats voor Hem is. Noe as ie de zaek zo stelt dan bin ik 't glad nie mè z'en seens. In de UIT DE SOHRIFT - En het was omtrent de tiende ure. Johannes 1 vs 40. Johannes de Doper predikt de doop der bekering tot vergeving der zonde en een paar jonge mensen, ge grepen door Zijn Woord, hebben zich bij hem aangesloten. Eensklaps valt het woord: „Offer lam'." Zó is de Christus", zegt Johannes: Hij draagt de zonde weg". Zonder er doekjes om te winden, spreekt Johannes hier van zonde, en dat nog wel tot jonge mensen. Wij doen dat meestal niet, om hen voor al toch maar niet kopschuw te ma ken. Maar Johannes is niet met zachte klederen bekleed. Hij is niet zó di plomatiek en dus: „Lam Gods voor de zonde!" Johannes en Andreas verstaan liet echter en zij volgen Jezus. Wat er die dag besproken is, weten wij niet, daar de evangelist er niets over zegt. Maar als Johannes, veel en veel later, over deze eerste ontmoeting nadenkt, staat het hem nog helder voor de geest, dat hij „omtrent de tiende ure" met Christus voor het eerst in aanraking kwam. Het was ongeveer vier uur in de middag! - Neen, hij zegt niet dat hij op dat ogenblik zich bekeerde of bekeerd werd, want hij weet ook uit eigen donkere ervaring dat er niet over bekering „in de verleden tijd" kan worden gesproken. „Niet dat ik reeds gegrepen zou hebben of al klaar ben", zegt Paulus in de Filippenzen brief en Luther herhaalt dit als hij zegt: Christen zijn bestaat niet in zijnmaar in worden!" Elke dag im mers hebben wij weer schuld te be lijden en ons te bekeren tot God. Daarom spreekt Johannes hier ook niet van zijn bekering, maar alleen over het feit, dat om vier uur op die middag het moment aanbrak, dat over de gang van zijn leven besliste. Ook in ons leven kan er zo'n tien de we zijn. Een moment, een gebeurtenis, een ongeluk, een blijdschap, een woord, dat niet meer losliet. Toen ontstond wellicht het eerste contact en dat blijft een herinnering die werkelijkheid is; een verleden, dat steeds weer heden wordt. Tenslotte is het ogenblikde tien de ure, iets bijkomstigs. Daarom spreken de andere evangelisten er ook niet over. Zó herinnert ieder het zich ook niet op dezelfde wijze als Johannes het zich herinnerde. Maar toch moet in ieders leven een tiende ure zijn, waarop hij met zijn zonde tot Christus ging en in levende aanraking kwam met het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt. Kr. W. C. v. B. eerste plekke, ik geef graeg genogt toe, dat er tiedens de oorlog eel wat gebeurd is, dat nie deur de beugel ken. Mae an de aere kante, we motte de liefde nooit losmaeken van het recht. Liefde zonder recht, dat is geen liefde, goeiegheid is nog geen goedheid en beverigheid is nog geen liefde. Het ken best gebeuren asdat tiedens de oorlog juust de liefde het nodig maekende dat een landverraejer, die in dienst stong van de Duutsers deur de ondergrondse beweging van kant gemaekt wier. Bevoorbeeld, wanneer bekend was, dat ie een lieste met naemen in z'n bezit 'ad van goeie burgers, soms vaeders van gezinnen, of een zeun, of wie dan ook, met de bedoeling om die uut te leveren an de vieand, dan kon het een eis van liefde wezen, dat zo'n kaerel onschae- delik gemaekt wier. Dat was dan eis van het recht. En dat kon dan wel verschrikkelike konflicten met z'n eigen meebringen, mae zo was noe een keer de toestand. We bin der nie vanaf deur te zeggen: we motte me- kaer liefhebben. Dat bin goedkope woorden, waerdat we geen steek met verder kommen. We motten in ielik geval de liefde nooit van z'n leven losmaeken van het recht. En daermee kom ik an wat ik eigenlik zeggen wil. Want met dat zinnetje, waerdat me vrind het oude teugen het nieuwe Testament wil uutspeulen, daer gaet ie al wel eel arg fout in. Mae daer staet ie niet allenig in. Der bin der massa's teugesworig die dinke dat het evangelie bestaet uut het nieuwe testament of nog be ter uut de vier Evangeliën. Ze 'a een biebel die ze wel in der vessieszak kenne stoppe. Noe dae hoor ik nie bie. Bie mien bestaet d'n biebel uut het oude en nieuwe Testament bie me- kaere, van Genesis tot Openbaringen. En we kennen daer geen woord en geen tekst van missen. Wie dinkt 't alleen met het nieuwe testament te kennen doeë, eit geen biebel. En het is ook geen waer dat het nieuwe Tes tament wat aeres zeit as het oude Testament, 't Bin twee delen van één stik, die mekaer niet kennen missen. Het ouwe Testament is het fundament van het Nieuwe. Zonder het Oude Testament hangt het Nieuwe in de locht. En wanneer me vrind de op merking maekt, datte we naevolgers van Christus motte wezen, dan neem ik dat ook zo mae nie zonder meer an. Dat zeggen de roomsen ook, mae as dat mot betekenen datte we Chris tus motte naedoen, dan mot ik daer niks van 'a, om de eenvoudige reden dat we dat niet kennen en dat dat gelokkig nie van ons evrogen wordt ook. Een soldaet die z'n generael gaet naedoen komt gauw in de petoet trecht. Een soldaet mot soldaet bluven en geen generael willen speulen. Watte we as goeie soldaeten motten doeë dat is Christus as onze Generael gehoorzaem wezen en dat is 'eel wat aeres as naedoen. En dan kennen we juust van de Christus leren, asdat Hij juust altied weer naer het Oude Tes tament teruggriept. Juust bie Christus kennen we leren, dat 't Oude Testa ment van gelieke waerde is as 't Nieuwe. Altied weer opnieuw wiest de Heiland er op wat dat er in het Oude Testament over Hem geschre ven staet. Me vrind mot mae is nae- gaen in z'n biebel op hoeveul plekken dat de Heiland juust het oude Testa ment laet spreken. Dat begint al di- rekt bie de verzoeking in de woestien en dat gaet zo alle drie de jaeren deur, tot an 't Kruus toe neemt de Christus woorden van het Oude Tes tament op de lippen en as Hie vlak vo de hemelvaert met de Emmaüs gangers praet dan is het weer over het Oude Testament dat de Heiland onderwies geeft. Me vrind is er daer- om wel eel dik naest assie dinkt dat het Oude Testament wat aeres zeit as 't Nieuwe en dat we naer het Nieuwe motte leven en niet naer het Oude. Ik dink, vo 't naeste dat as ie daer is over gaet praeten met z'n domenie ie wel een ander geluud zal te oren kriegen. Ik ope tenminste mae asdat ie een domenie eit, want wat ie schrieft over de kerke geeft mien nie zo veul moed. Ik bin 't met z'n seens, dat ter an de kerke veul mankeert, mae ik bin 't nie met z'n seens, dat alle kerkdeuren vo de Heiland geslo ten bin. Ik zou me vrind op 't arte willen binden toch goed te zieë, dat het de beliedenis van alle eeuwen is, dat as God onze Vaeder is, het nie aeres ken of de kerke is ons aller Moeder. We motte daer nie te gauw kwaed van spreken. As tie 't nie met me seens is, dan wil ik ter graag nog is met em er over praeten. We bin ma geweune mense onder mekaere en we kenne van mekaere lere. Tot volgende veke, julder FLIP BRAMS*.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 3