Bij ons thuis
Om r
DAM-LABYRINTH
„DE TRAP"
LU.
T-cuniUeUod C
13-ojeM-eA,pAeMtiq.
Oplossingen
3 puzzles Kerstnummer.
Vrijdag 9 Januari 1953
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
Mijn beste nichtjes en neven.
De eerste keer in het Nieuwe jaar,
dat we in ons eigen Jeugdhoekje
elkaar ontmoeten. Daarom ga ik nu
ook direct beginnen met mijn nichtjes
en neven en ook vele vaders en moe
ders vriendelijk dank te zeggen voor
hun hartelijke gelukwensen, welke ik
van hen bij het begin van 1953 ont
ving. En wederkerig alien ook een
gezegend Nieuwjaar toegewenst.
Jullie kijken natuurlijk weer vol be
langstelling naar ons hoekje, want in
het Kerstnummer van ons Weekend
heb ik jullie danig aan het werk gezet
en. misschien verwachten sommigen al
een beetje nieuws over die wedstrij
den, maar dan hebben die hardlopers
het mis, want er kunnen nog enkele
inzendingen binnenkomen. De volgen
de week hoop ik met alles klaar te zijn
en dan zullen jullie wel zien hoor,
wat er komt. Maar nu eerst nog een
gedicht, dat ik buiten de wedstrijd om
van een nichtje ontving. Ik mag haar
naam niet noemen, want ze is bang,
dat iedereen weet, wie het vers ge
maakt heeft. Nu, dan maar zonder
naam. Daar komt het.
HET NIEUWE JAAR.
Het nieuwe jaar is weer begopnen,
Het oude is voorbijgegaan,
Heel wat raadsels opgelost
En nieuwe weer er bij verzonnen.
Maar nu op 't eind van 't oude jaar,
Vraagt Tante weer van pns
Een tekening of een gedicht,
Dat is zo maar niet klaar.
De prijzen sporen mij wel aan
Eens goed mijn best te doen,
Maar veel verwacht je niet van mij,
Dat is wel te verstaan.
Ik ben nog maar zo'n kleine meid,
En weet zo weinig nog.
Maar Tante neemt het niet zo nauw,
Dat heeft ze zelf gezeid.
Ik wens U verder al te gaar,
Ook nichtjes- en nevenschaar,
Een gezond en gelukkig Nieuwejaar.
En hiermee is 't gedichtje klaar.
Wat zeg je van zo'n nichtje Kranig
gedaan hè Nu zal ik haar uit jullie
naam ook maar een gelukkig 1953 toe
wensen.
Doch nu moet ik stoppen, want ik
heb nog een stapeltje brieven liggen,
die hard om een antwoord roepen. Ge
groet allemaal Jullie Tante Truus.
Klaverbladje te St. Laurens. Het is
zo'n echt donkere middag, terwijl ik
je schrijf, maar jouw lange brief, met
al die gezellige verhalen over allerlei
feestelykheidjes heeft me echt goed
gedaan hoor. Het is altijd leuk om
over zoveel vreugde te lezen. Krijg ik
nu na de vacanue weer zo n tinei.
Daar verheug ik me al op. Ik waag het
er op hoor, om jou te laten koken voor
me. Wat jij moest koaen lust ik ook
graag. Reseda te St. Laurens. Wat een
mooie gedachte om voor zieken en
eenzamen een Kerstmandje te maken.
Ik hoop, dat je die mensen daarmee
een beetje echte vreugde hebt gege
ven. Ik hoor er toch zeker nog wel wat
van Jij had een goede verjaardag. In
de winter kun je een paar warme pan
toffels maar best gebruiken. Wat wa
ren die moeilijke verzen voor de Zon
dagsschool Edelweis te Colijnsplaat.
Van harte welkom Edeiweisje. Je
hebt een hele mooie schuilnaam geko
zen. want ik vind die fluwelige
bloempjes prachtig. Maar ik heb ze
nog nooit zelf geplukt, want die
bloempjes staan op gevaarlijke plaat
sen in de Alpen. Ja hoor, ik ben wel
in Colijnsplaat geweest, maar toen was
jij mijn nichtje nog niet, anders had
ik wel eens gekeken waar je woonde.
Heel veel dank voor je gedicht. Knap
werk Ik vind het ook prachtig 's mor
gens als het gesneeuwd heeft. Er is ge
lukkig nogal wat ruimte om mijn huis,
zodat ik niet hoef te gaan fietsen om
er van te genieten. Toch lijkt het me
voor jou wel moeilijk om dan zo'n eind
naar school te moeten fietsen. Hoe is
het met de keelpijn? Boerinnetje te
St. Laurens. Die nieuwe pen schrijft
keurig. Leuk, die twee verjaardagen
gelijk. Je vertelt me toch zeker hoe
het feest was. Fijn, dat de prijs zo naar
je zin was. Na de vacantie krijg ik ze
ker weer zo'n gezellige brief. Het gaat
haast van zelf met zo'n pen, is het
niet? Leeuwerikje te Nw. en St. Jtfos-
land. Nu weet je al wel wie de prijs
gewonnen heeft. Je dacht zeker niet,
dat er twee naar Nw. en St. Joosland
zouden vliegen. Hebben jullie de boek
jes al uit? Veel dank voor de raadsels.
Ze krijgen wel een beurt. Waar is
Geelborstje? Toch niet ziek? Robbertje
Bloedworst te Yerseke. Hoe is het met
het schelpenrapen afgelopen? Ik ge
loof graag dat het hard werken is.
Maar dat vmd ik niets erg hoor. Daar
word je flink van. Is de reis naar B.
nog gelukt? Dat hoop ik wel voor je.
Het is wel fijn er eens een paar dagen
tussen uit te zijn. En B. is een mooie
stad. Je moet daar in die oude kerk
eens naar dat beroemde grafmonu
ment gaan kijken. Adri S. te Scherpe-
nisse. Gefeliciteerd met de kleine L.
Wat lijkt me dat fijn voor je zo'n klei
ne puk er bij. Zul je ze niet te hard
verwennen? Ik geloof er geen zier van
dat K. dat zou menen. Je zou eens wat
beleven, als ik er in ernst een bod op
kwam doen. Het verdrietige nieuws
van ons andere nichtje had ik al ge
hoord. Ik vind die rapportcijfers lang
niet kwaad. Van Kees ook niet hoor.
Wat ga jij doen als je van school af
bent? Roodkapje te Goes. Zou er een
brief niet terecht gekomen zijn? Dat
zou heel jammer zijn. Volgens mijn
lijstje heb ik m Sept. 1 brief van je ge
had en die is beantwoord geworden in
de krant van 26 Sept. Van meer brie
ven weet ik echt niets af hoor. Wat
heb jij een pracht rapport. Daar waren
vader en moeder toch ook zeker heel
blij mee. En wat een verjaardag had
je! Allemaal van die fijne dingen. Het
was zeker wel heel gezellig met tien
meisjes op visite. Als ik zoveel voor
mijn verjaardag krijg, noudan
steek ik de vlag uit hoor. Hoe is het
met de kleine zus?
rJDe Klooi", door Laurens van der
Post. Uitgave van Hollandia te
Baarn.
Dit op uitstekende manier uit het engels
vertaalde boek (door J. F. Kliphuis), kun
nen we zonder reserve van harte aanbe
velen. Een gezond, spannend, en instruc
tief werk.
De auteur, die van moederszijde van de
transvaalse boeren en van vaderszijde uit
een nederlandse familie stamt, is een En
gelsman, die ons vertelt van een studie-
tocht door Nyasaland, (Zuid-Afrika). Hij
heeft een regeringsopdracht een schier on
doordringbaar woud en een bijna even
onmogelijk te overtrekken berg te explo
reren en in kaart te brengen. Men denke
echter niet, dat het in dit boek om een
gewone reis- of natuurbeschrijving gaat
We krijgen met een stuk levensfilosofie te
doen, met een brok echt en diep menselijk
leven. Het eigenaardige en aantrekkelijke
van dit boek is, dat we eigenlijk nog meer
een kaart vinden door het labyrinth en de
oer-gebieden van de menselijke geest en
psyche, dan van het brok afrikaanse wil
dernis. Voorts worden we eveneens ge
confronteerd met het afrikaanse probleem
van het rassenvraagstuk, en we gaan be
grijpen wat de auteur bedoeld heeft, toen
hij als motto voor één van zijn hoofdstuk
ken nam: „We carry with us the wonders
we seek without us; there is all Africa and
her prodigies in uswat zeggen wil:
„Wij dragen de wonderen, die wij buiten
ons zoeken, in ons; heel Afrika en al zijn
mirakelen zijn in ons".
Dit woord van Sir Thomas Browne,
wordt in dit hoogst interessante werk voor
de volle honderd procent waar gemaakt.
Wie een gezond boek, dat tevens een
interessant boek is, wil lezen kan zich aan
deze uitgave te goed doen.
Redacteur: H. M. SLABBEKOORN
Oostsingel 60a, Goes.
Naast het officiëel orgaan, uit
gegeven door de K.N.D.B. „Het Dam
spel" zijn er ook nog periodieken uit
gegeven door de .Prov. bonden.
De „Gelderse Dammer" is er één
van, die beschikt over een keur van
medewerkers: Ir G. E. van Dijk, J. F.
Moser, M. J. Kuipers.
We treffen in dit orgaan enkele
fragmenten aan uit de wereld-
kani. ioenschappen.
Descallar (wit) Dagenais (zwart).
Z.: 3, 5, 8, 9, 13, 14, 15, 16 t/m 20,
23, 25.
Wit: 26, 27, 28, 29, 32, 33, 34, 38,
40, 42, 43, 44, 45, 50.
De laatste zet van wit was 4842.
Dagenais, die door 1722, 2328,
1318, 19x37 ogenschijnlijk een be
tere stand kon bereiken, doorzag ech
ter de door Descallar gelegde valstrik,
daar deze vervolgd zou hebben met
3832, 27—21, 17—12, 29—24 en
34x12 en de rollen zouden dan juist
omgedraaid zijn.
Saletnik met zwart in de stand:
Zwart 3, 6, 13, 16, 17, 18, 20, 22, 24.
Fanelli (wit) 26, 28, 29, 32, 33, 35, 38,
42, 48. Deze speelde 28;—23 en als
volgt werd een gewonnen stand be
reikt. 22—28 (23x21) A, 28x37,
42x31, 16X36.
Indien wit ip.v. A 23x21, 33x11
had geslagen dan had Saletnik zijn
zin gekregen door (6x17) 23x21,
(24X33) 38X29 (16x47)!!
Birot (zw.) 4, 6, 8, 11, 12, 14, 19,
21 24 29.
Deslauriers (wit) 25, 28, 32, 35, 36,
37, 38, 40, 43, 45.
In deze stand speelde Deslauriers
4339 en Birot was er als de kippen
bij om door 2430, (35x2) 2933
(2x27) en 33x35 een schijf te winnen.
De invaller Huisman, die de enigste
was die er in slaagde om ongeslagen
te blijven, verraste Verpoest in de
stand.
Zw. (Verpoest) 1, 3, 5, 6, 9, 12, 13,
14, 15, 16, 18, 19, 21, 23, 24.
Wit (Huisman) 25, 27, 28, 30, 31, 32,
33, 34, 35, 36, 38, 40, 42, 45, 48 met
de voljende slagzet: 3? -29, 3024,
31—26 en 26x28.
Saletnik (wit) 25, 26, 27, 30, 31, 32,
35, 38, 39, 41 t/m 45.
Captain Post (zw) 2, 3, 6 t/m 9,
13 t/m 18, 23, 29.
Wit speelt hier 27—21, 32—28,
38X27, 45x1 (H. R.).
Ter oplossing.
Auteur: Joh. v. d. Boogaard, Nieland.
No. 381. Zw.: 1, 6, 7, 8, 9, 11, 14, 16,
19, 13, 30, 34, 35.
Wit: 17, 18, 22, 23, 25, 27, 31, 32,
37, 38, 41, 44, 45, 50.
Zelfde auteur.
No. 382. Zw.: 8, 9, 10, 16, 20, 24, 28,
29, 30, 33, 34, 36, 37.
Wit: 26, 27, 31, 35, 38, 42, 43, 44, 46,
47, 48, 49.
Auteur: J. Vlieger, Barendrecht.
No. 383. Zw.: 1, 3, 5, 6, 8, 9, 11, 14,
16, 23, 24, 25, 28, 29, 31, 33, 34, 36.
Wit: 12, 17, 18, 20, 21, 22, 26, 27,
37, 38, 41 t/m 45, 47, 48, 49.
Auteur: F. Kuiper, Deventer.
No. 384. Zw.: 8, 12, 13, 15, 17, 20,
22 27 36.
Wit:'16, 19, 23, 24, 28, 29, 33, 41,43.
Serie M. J. Kuyper.
No. 385. Zw.: 1, 2, 4, 8, 9, 10, 13, 18,
19, 22, 23, 28, 29, 34, 36.
Wit: 11, 16, 17, 25, 26, 27, 30, 37,
38, 39, 42, 43, 46, 47, 48.
No. 386. Zw.: 1, 7, 9, 11, 13, 14, 15,
21, 22, 23, 27, 28, 35, 36.
Wit: 16, 18, 24, 25, 29, 30, 37, 39,
41, 43, 44, 47, 48, 49.
No. 387. Zw.: 7, 8, 9, 10, 12, 13, 17,
22, 25, 27, 36.
Wit: 18, 23, 24, 29, 30, 33, 34, 40,
41, 42, 43, 45.
No. 388. Zw.: 8, 9, 13, 14, 22, 25, 30,
41 dam op: 26.
Wit: 18, 20, 27, 29, 31, 33, 42, 43,
dam op: 39.
No. 389. Zw.: 11, 12, 13, 14,16,19,31.
Wit: 21, 26, 29, 32, 34, 37, 38, 40, 43.
No. 390. Zw.: 8, 9, 13, 17, 24, 35.
Wit: 11, 15, 19, 22, 30.
No. 391. Zw.: 7, 8, 12, 14, 17, 26, 30,
dam 48.
Wit: 18, 23, 32, 33, 36, 38, 41, 42,
44, 45.
No. 392. Zwj 33, 34, 39, dam op: 48.
Wit: 28, 32, 42, 43, dam op: 37.
No. 393. Zw.: 12, 13, 14,19,22,28,38.
Wit: 29, 34, 36, 37, 40, 47, 48.
No. 394. Zw.: 30, 34, 35, 39, 40, 44.
Wit: 25, 26, 31, 48, 49, 50.
Oplossingen hiervan kunt U inzen
den aan M, J. Kuijpers, Zwolseweg 12,
Apeldoorn, vóór 15 Januari 1953.
Elke bij oplossing geeft één punt
extra.
6 prijzen a f2.50 zijn beschikbaar.
Eindsp r. door J. F. Moser,
Egidiusstraat 47, Amsterdam-W. IL
L Wayer.
n. W. B. Monsma. (Var. Huguenin).
Winst in 4 zetten.
Zw.: 11, 21, dam op: 26. Wit: dam
op: 1, sch. 31, 37.
Hl. PatotYence.
Zw.: Dam 13. Wit: dam 5, sch. 24,
29 45.
TV. K. W. Kruyswijk.
Zw.: Dam 13. Wit: Dam 5, sch. 14,
15, 36.
V. C. Kusters.
Zw.: Dam 21, schijf 6. Wit: Dam 35,
sch. 16, 22, 27, 28.
VI. H. Dentroux.
Zw.: Dam op: 26, schijf 24. Wit:
Dammen op: 3, 32, sch. 25, 37, 38.
L Kruiswoordpuzzle.
stom oder poging re
rui t eli irene nee
islam steng n veen
s eiken exces leg s
tp lelie cel betel
rat lee let ieder t
es o etser snoer re
etage stappen r mee
paniek a t net sein
kenmerk genegen
neef art k g rading
eer 1 verlaat legio
uk kaper alles s er
s keten era ets ets
koper ego sleen se
e kei ommen troon 1
gier g donor kegel
eer degen oer 1 rot
It bekend reep pose
II. Over een getal.
Het getal is 5 7 7 6 6 5. Na omzetting
wordt het: 7 6 5 7 6 5.
III. Letterketrn.
EENdenkooi
kernGEZond
zEGEningen
zaNDKorrel
oudERStand
kersTFEest
beESTeboel
GEWestelijk
ongENoegen
verSTandig
De zin wordt dus: EEN GEZEGEND
KERSTFEEST GEWENST.
ran
Vrijdag S Jan. 1953, No. 2372
Uitgave van
Oosterfcaan A Le Cointre N.V.
Goes
eei/u/scH
u/eexem
Wij ontvingen van de Uitgeversmij.
D. A. Daamen te 's-Gravenhage, ter
bespreking in ons blad een boek, dat
tot titel heeft „De Trap". Het is ge
schreven door twee auteurs, n.l. Ds G.
van Veldhuizen en Willem van Iepen-
daal. Er staan foto's in van Wouter S.
Nijhof, terwijl de band is verzorgd
door Henk Krijger. Dit boek verdient
wel wat bredere aandacht, waarom we
het op deze plaats bespreken willen.
Wat is die „trap?" Wanneer de ti
tel ons nog in het onzekere laat, im
mers „trap" heeft verschillende be
tekenissen in onze taal, dan komt het
suggestieve stofomslag het ons wel ver
tellen. Immers, op de voorkant zien
we een foto van een trap in een groot
stads woonhuis, genomen van bene
den naar boven en aan de achterzijde
zien we diezelfde trap genomen van
boven naar beneden. Het is een smalle
donkere, lugubere trap, zoals we die
uit de binnenstad allemaal wel ken
nen.
De inhoud van het boek bestaat uit
een gesprek tussen een bewoner van
zo'n etage en de wijkpredikant.Het ge
sprek begint met de bewoner staande
op de bovenste trede en de wijkpredi-
kant op de onderste. Telkens komen
beiden een stapje dichter bij elkan
der, totdat zij tenslotte genoeglijk en
kameraadschappelijk naast elkaar zit
ten op een trede van de trap, laat ons
zeggen precies halverwege. Met deze
veelzeggende symboliek is de inhoud
van het boek verteld. De wijkpredi-
kant heeft aan het loket van het stad
huis van de ambtenaar van de burger
lijke stand weer een aantal adres
sen gekregen van lieden, die in de stad
zijn komen wonen of er verhuisd zijn
en die N.H. achter hun naam hebben
staan. Dat betekent Nederlands Her
vormd. Op zoek naar zo'n adres komt
de dominee in aanraking met deze
persoon op de trap. Het begin van het
gesprek doet vermoeden: deze twee
benaderen elkaar nooit. De trapbe-
woner zit vol grieven tegen de kerk
en kerkelijke ambtsdragers en tegen
de hele wereld in het algemeen, terwijl
de dominee natuurlijk van het kerke
lijk standpunt uit redeneert. Tenmin
ste van zijn kerkelijk standpunt uit.
Toch vinden ze elkander op de duur.
En dat ze allebei halverwege naast
elkander komen te zitten is een be
wijs, dat ze allebei veel dingen heb
ben toegegeven en tot een soort com
promis gekomen zijn. Tijdens dit ge
sprek komen er nog allerlei figuren
aan te pas, die eveneens op dezelfde
trap wonen en tijdens dit gesprek
thuiskomen. Zo krijgen de auteurs de
gelegenheid allerlei onderwerpen, sche
ve maatschappelijke, sociale, staatkun
dige, ethische, kerkelijke vraagstuk
ken betreffende, te behandelen. De
vorm, waarin het gesprek tussen de
man van de kerk en de man van de
ijdele filosofie plaats heeft, is aardig
gevonden. Er zullen er ongetwijfeld
zijn, die dit boek in de handen
nemen in de gedachte met een
suggestieve roman te doen te hebben,
immers het stofomslag geeft daar alle
aanleiding toe, maar om 'tal gauw te
leurgesteld uit de handen te leggen.
Want een gesprek, dat héél het boek
door duurt, is geen roman meer. Er
zullen er echter zeer zeker ook zijn,
die anders er nooit toe zullen komen
een boek over onderwerpen als hier
behandeld worden te gaan lezen,
wanneer dat in de gewone beschou
wende vorm gegoten is en die nu zul
len blijven doorlezen, omdat deze vorm
het binnen him geestelijk bevattings
vermogen brengt.
Overigens stelt dit boek ons allen
voor een groot probleem, het probleem
van de kerk. De auteurs benaderen
hier het vraagstuk van de kerk van
zjjn menselijke kant. We bedoelen
daarmede, zij gaan uit van de zicht
bare verschijningsvorm. De mensen,
die ingeschreven staan bij de burger
lijke stand met N.H. achter hun doop
ceel, worden beschouwd als tot de
kerk behorenden, ook al is de enige
schakel, die hen nog met die kerk ver
bindt het loketje, waarachter de amb
tenaar van de burgerlijke stand zit
En van dit standpunt uit redenerend
wordt dan verder de vraag gesteld:
wat kunnen wij nog voor deze mensen
doen? Hoe bereiken we ze, hoe be
houden we ze, of hoe krijgen we ze
terug? En daarop tracht dit boek dan
het antwoord te geven. Ook het foto
materiaal helpt dit antwoord vinden.
Immers we vinden er foto's in hoe het
wel en hoe het niet moet. Geen jeugd,
die langs de straat slentert, maar die
wordt opgevangen in mooie sportpar
ken en speeltuinen; geen woonwijken,
die „puindorpen" maar die „tuindor
pen" zijn. Er moeten schooltuintjes
komen, jeugdkampen, jeugdleiding
enz. We hebben hier dus de kerk, die
aan sociaal werk doet, het gesprek
opent met verlorenen, of die verlo
ren dreigen te gaan enz. Men kan de
ze kant van de zaak „kerk" noemen.
Maar er is ook nog een andere zijde.
Er is ook nog een kerkbegrip, dat ons
wordt aangewezen door de Heilige
Schrift en dat we breedvoerig beschre
ven vinden in onze belijdenis.
En deze twee begrippen dekken
elkander niet. De belijdenis spreekt
van de Kerk als van de saamverga
dering der ware christ-gelovigen, we
dergeborenen, die al hun heil en za
ligheid verwachten van hun Heiland,
Jezus Christus. Het spreekt vanzelf,
dat we de mensen, die we via de
ambtenaar van de burgerlijke stand
onder onze invloed krijgen, ook al zijn
ze formeel gedoopt, onder deze laat
ste noemer niet zijn onder te bren
gen. Zij zijn evangelisatie-objecten en
kunnen, wanneer God dat wil, langs
deze weg tot de Kerk gaan behoren.
We staan hier dus voor het oude
probleem van, wat men is gaan noe
men de „volkskerk". Zou het nu niet
beter zijn, om verwarring te voorko
men, dat men het Schriftuurlijk en
confessioneel kerkbegrip handhavend,
van dit andere werk ging spreken als
van evangelisatiearbeid? Zo goed als
men immers ook onderscheid maakt
tussen Kerk en Zending? Want wij
geloven niet, dat het juist is, dat de
Kerk onderaan de trap gaat staan en
het gesprek met de ongelovige opent
en halverwege tot een compromis
komt. Immers dit zal altijd ten koste
van de Kerk gaan, nooit ten koste
van het standpunt van de ongelovige.
Wel hebben de belijders in de kerk
veel schuld te erkennen, zeker ook
veel schuld in het verleden ten aan
zien van de sociale verhoudingen,
maar dat raakt de Kerk als zodanig
niet. We moeten toch blijven zien, dat
de Kerk iets geheel aparts is in deze
wereld, geen mensenwerk, niet ont
staan op initiatief van mensen, niet
onderhouden door mensen, maar dat
dit het werk van de Heilige Geest is,
Die op de Pinksterdag werd uitgestort.
De Kerk is nedergedaald van uit de
hemel, wordt door God Zelf in stand
gehouden, wordt gevoed en onderhou
den door het werk des Geestes, groeit
door de wederbarende werking van
de Geest, Die van boven is.
Dat zijn toch wel zeer afzonderlijke
dingen. Wanneer we de kerk gaan
voorstellen als een geestelijke, cultu
rele, sociale organisatie, komen we
het humanisme in het gevlij, dan gaan
we als Kerk het „gesprek" openen en
gaan we als Kerk allerlei sociale ar
beid doen, wat tot de taak der Kerk,
naar haar Schriftuurlijke betekenis
niet behoort, noch behoren kan.
Evangelisatiewerk. Uit een boek als
wat wij hier bespreken, blijkt wel dui
delijk, dat dit in onze tijd minstens
even noodzakelijk is, als de Zending.
Maar laat men het dan ook als zo
danig opzetten. Dat zal veel misver
stand kunnen voorkomen, ook bij de
z.g. „randleden" der kerk zelve die
nu worden opgevoed in het besef, dat
de kerk toch eigenlijk maar een so
ciale, culturele instelling is, die nog
haar best doet er van te maken, wat
er van te maken is.
Van harte bevelen we de lezing van
dit werk aan. We hebben groot
respect voor de indringende wijze,
waarop de auteurs het probleem aan
de orde stellen. We waarderen de
wijze, waarop de auteurs deze
moeilijke materie behandelen. We
zien door hun bril de grote nood van
het leven in onze tijd, en niet minder
de grote nood van de Kerk in onze
tijd, die helaas zoveel van haar ver
loren schapen, slechts via het stad
huisloket kan achterhalen. Maar de
grote vraag blijft: is dit laatste ook
al niet voor een groot deel het gevolg
van het feit, dat de Kerk in het ver
leden vergeten was, wat zij krachtens
Schrift en belijdenis behoorde te zijn?
Juist vooral in belijdenis en tucht?
Van ouwer op kind is het altied de
geweunte 'eweest, datte we mekaere
een gelokkig nieuwjaar toewensende.
Veul heil en zegen, zeeë we dan teuge
mekaere en we begrepen, wat dat daer
met bedoeld wier. Mae ik a mezelvers
wel is ofgevroge of dat teugesworig
nog wel zin 'et. Tenminste asse we
onder die wens verstaen motte dat
we aerdse vóspoed en vriewaering van
ongelokken kriegen maggen. Want we
beleven een tied in ons landje, datte
we an alle kanten verzekerd bin en
menseliker wieze ons niks meer ge
beuren ken. Het volk is verzekerd,
teugen ziekten, werkeloosheid, onge
vallen, ouderdom enz. Zodat wat dat
ter ook gebeurt we altied gedekt bin.
De verzekering zurgt vó alles waer
dat er mae vo 'ezurgd ken worden.
Der wordt teugesworig zo goed vo de
mense 'ezurgd, datte ze zeivers geen
zurgen meer behoeven te ébben. Ge-
lok en vóspoed hoeve we mokaere
daerom niet meer te wensen. Over 'eil
en zegen zalle we noe mae zwiegen.
Want der bin der mae al te veul, die
asse mae gelok en vo'spoed a, 'eil en
zegen wel missen kennen.
We leven aeres mae in een
vremde waereld as je zo is rondkiekt.
Met de korssemisse kregen we een
neef bie ons op bezoek, die erges in
Noord-Holland an de een of aere rieks-
instelling ambtenaer is-, 'ie zit daer
noe vo de werkeloosheidsverzekering
en daer speult ie zo'n beetje vo' sin-
terklaes, as ik 't wel begrepen 'a. Zo
gauw der een bietje slapte in een be-
drief is, gooie ze de deure dicht en
zeggen ze teugen 't werkvolk gaen
julder mae nae de werkeloosheidsver
zekering dae ken je geld 'aele zonder
dat j° der een slag vo' 'oeft te doen.
Bedrieven die vroeger wel is slapte
a deur vorst of dat het seizoenwerk
was of deur aere omstandigheden gooie
noe de boel dicht en stiere der arre-
beiers nae net loket van de ambtenaar
en die zurgt vo' de rest.
Zodat ik mae zeggen wil gelok en
vo'spoed hoeve we mekaere teuges
worig niet meer toe te wensen. Dae
zurgt vadertje Staet wel vo'.
Noe wil ik eerlik bekennen asdat
ik geen verstand 'a van regeringszae-
ken en ik weet ook nie wae dat het op
uut zal draeien. De toekomst zal 't
motte leren. Mae ik 'a toch wel zoveul
geleerd asdat ik begriepen ken asdat
je nooit van z'n leven meer uut ken
geven asdat je ontvangt. Dat ken je
wel een stuitje promberen, en dan
met het éne gat het aere promberen
dicht te maeken, mae dat ken nooit
lange stand 'ouwen. En noe kenne ze
mien niet wies maeken asdat we zo
veul inkomsten 'a in ons landje, datte
we dat op de duur kenne opbringen.
En wat dan? Als de regiering bang is
vo' revolutie en het communisme, dan
bin ik van mening asdat je deur als-
mae toe te geven het op den duur toch
ook niet redt. Der binne mensen die
nog altied dinken asdat je communisme,
deur een brok vleis bie je middageten
een paer weken verkansie in de zeumer
ken teuge 'ouwen. Ik 'eloof daer niks
van. Communisme is een geestelik
ding. Dat zit niet in de eerste plekke
in de maege mae in 't arte. En daar
om is 't net as met die hongerige wol
ven, waervan ik is 'elezen 'a. Der was
is een Russische boer, die met z'n slee
in het bos deur een troep wolven ach-
terhaeld wier. Noe a die brokken vleis
in z'n slee en die gooiende die van
lieverlede uut de slee en dan was 't
gevaer waer een stuitje vo'bie. Mae
zo gauw as zo'n brok op wasse kwam-
me de beesten weer achter z'n an. En
op leste wier ie zeivers met z'n paer-
den ook verslonden. Zo is het noe met
de' revolutie net zo gesteld. En noe wil
ik niet zeggen asdat er niet vo' de
mensen 'ezurgd mot worden. Sociale
wetten bin der nodig. Mae het ken
ook zoverre komme asdat de leste
brokken vleis an de wolven bin vo ge
gooid en wat dan? Zo as 't noe gaet
wordt de mensen nie meer 'eleerd om
zeivers ook no" wat zurg te 'a. Ze
kennen van de dag in de dag leven en
asse ze zestig guldes in de weke ont
vangen dan geven ze ook minstens
zestig guldes in de weke uut. Ze rae-
ken der an gewend op vadertje Staet
te leven. En dan vraeg ik mezelvers
af: wat gaet er noe gebeuren as va
dertje Staet op een gegeven ogenblik
mot gaen zeggen, de koek is op? Der is
niet meer? Wat dat ken ook. Wie zal
zeggen datte me niet is een totale eko-
nomische inzinking kriegen, zoas we
iedere keer ommers beleven? En wat
dan? En is ter geen mens meer die
vo' z'n eigen heit geleerd te zurgen
en dan 'a we de poppen an 't dansen.
Wie de massa geleerd heit alles van
de Staet te verwachten, heit de revolu
tiegeest angekweekt en as de Staet
dan op een zeker ogenblik mot zeg
ge: der is nie meer, dan is er de re
volutie.
En daerom 'a ik een zwaer hoad
in de regeringspolitiek, zo as die teu
gesworig gevoerd wordt. We gaen in
ons landje niet de goeie kant op. Dat
docht ik ook toen ik van de weke bie
de barbier zat te wachte tot 't mien
beurte wasse. Toen bladerde ik is in
een krante, en daer zag ik een grote
plaet instaen.
Je zag in de verte een groat zee-