Bij ons thuis Om r DAM-LABYRINTH „DE TRAP" LU. T-cuniUeUod C 13-ojeM-eA,pAeMtiq. Oplossingen 3 puzzles Kerstnummer. Vrijdag 9 Januari 1953 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 Mijn beste nichtjes en neven. De eerste keer in het Nieuwe jaar, dat we in ons eigen Jeugdhoekje elkaar ontmoeten. Daarom ga ik nu ook direct beginnen met mijn nichtjes en neven en ook vele vaders en moe ders vriendelijk dank te zeggen voor hun hartelijke gelukwensen, welke ik van hen bij het begin van 1953 ont ving. En wederkerig alien ook een gezegend Nieuwjaar toegewenst. Jullie kijken natuurlijk weer vol be langstelling naar ons hoekje, want in het Kerstnummer van ons Weekend heb ik jullie danig aan het werk gezet en. misschien verwachten sommigen al een beetje nieuws over die wedstrij den, maar dan hebben die hardlopers het mis, want er kunnen nog enkele inzendingen binnenkomen. De volgen de week hoop ik met alles klaar te zijn en dan zullen jullie wel zien hoor, wat er komt. Maar nu eerst nog een gedicht, dat ik buiten de wedstrijd om van een nichtje ontving. Ik mag haar naam niet noemen, want ze is bang, dat iedereen weet, wie het vers ge maakt heeft. Nu, dan maar zonder naam. Daar komt het. HET NIEUWE JAAR. Het nieuwe jaar is weer begopnen, Het oude is voorbijgegaan, Heel wat raadsels opgelost En nieuwe weer er bij verzonnen. Maar nu op 't eind van 't oude jaar, Vraagt Tante weer van pns Een tekening of een gedicht, Dat is zo maar niet klaar. De prijzen sporen mij wel aan Eens goed mijn best te doen, Maar veel verwacht je niet van mij, Dat is wel te verstaan. Ik ben nog maar zo'n kleine meid, En weet zo weinig nog. Maar Tante neemt het niet zo nauw, Dat heeft ze zelf gezeid. Ik wens U verder al te gaar, Ook nichtjes- en nevenschaar, Een gezond en gelukkig Nieuwejaar. En hiermee is 't gedichtje klaar. Wat zeg je van zo'n nichtje Kranig gedaan hè Nu zal ik haar uit jullie naam ook maar een gelukkig 1953 toe wensen. Doch nu moet ik stoppen, want ik heb nog een stapeltje brieven liggen, die hard om een antwoord roepen. Ge groet allemaal Jullie Tante Truus. Klaverbladje te St. Laurens. Het is zo'n echt donkere middag, terwijl ik je schrijf, maar jouw lange brief, met al die gezellige verhalen over allerlei feestelykheidjes heeft me echt goed gedaan hoor. Het is altijd leuk om over zoveel vreugde te lezen. Krijg ik nu na de vacanue weer zo n tinei. Daar verheug ik me al op. Ik waag het er op hoor, om jou te laten koken voor me. Wat jij moest koaen lust ik ook graag. Reseda te St. Laurens. Wat een mooie gedachte om voor zieken en eenzamen een Kerstmandje te maken. Ik hoop, dat je die mensen daarmee een beetje echte vreugde hebt gege ven. Ik hoor er toch zeker nog wel wat van Jij had een goede verjaardag. In de winter kun je een paar warme pan toffels maar best gebruiken. Wat wa ren die moeilijke verzen voor de Zon dagsschool Edelweis te Colijnsplaat. Van harte welkom Edeiweisje. Je hebt een hele mooie schuilnaam geko zen. want ik vind die fluwelige bloempjes prachtig. Maar ik heb ze nog nooit zelf geplukt, want die bloempjes staan op gevaarlijke plaat sen in de Alpen. Ja hoor, ik ben wel in Colijnsplaat geweest, maar toen was jij mijn nichtje nog niet, anders had ik wel eens gekeken waar je woonde. Heel veel dank voor je gedicht. Knap werk Ik vind het ook prachtig 's mor gens als het gesneeuwd heeft. Er is ge lukkig nogal wat ruimte om mijn huis, zodat ik niet hoef te gaan fietsen om er van te genieten. Toch lijkt het me voor jou wel moeilijk om dan zo'n eind naar school te moeten fietsen. Hoe is het met de keelpijn? Boerinnetje te St. Laurens. Die nieuwe pen schrijft keurig. Leuk, die twee verjaardagen gelijk. Je vertelt me toch zeker hoe het feest was. Fijn, dat de prijs zo naar je zin was. Na de vacantie krijg ik ze ker weer zo'n gezellige brief. Het gaat haast van zelf met zo'n pen, is het niet? Leeuwerikje te Nw. en St. Jtfos- land. Nu weet je al wel wie de prijs gewonnen heeft. Je dacht zeker niet, dat er twee naar Nw. en St. Joosland zouden vliegen. Hebben jullie de boek jes al uit? Veel dank voor de raadsels. Ze krijgen wel een beurt. Waar is Geelborstje? Toch niet ziek? Robbertje Bloedworst te Yerseke. Hoe is het met het schelpenrapen afgelopen? Ik ge loof graag dat het hard werken is. Maar dat vmd ik niets erg hoor. Daar word je flink van. Is de reis naar B. nog gelukt? Dat hoop ik wel voor je. Het is wel fijn er eens een paar dagen tussen uit te zijn. En B. is een mooie stad. Je moet daar in die oude kerk eens naar dat beroemde grafmonu ment gaan kijken. Adri S. te Scherpe- nisse. Gefeliciteerd met de kleine L. Wat lijkt me dat fijn voor je zo'n klei ne puk er bij. Zul je ze niet te hard verwennen? Ik geloof er geen zier van dat K. dat zou menen. Je zou eens wat beleven, als ik er in ernst een bod op kwam doen. Het verdrietige nieuws van ons andere nichtje had ik al ge hoord. Ik vind die rapportcijfers lang niet kwaad. Van Kees ook niet hoor. Wat ga jij doen als je van school af bent? Roodkapje te Goes. Zou er een brief niet terecht gekomen zijn? Dat zou heel jammer zijn. Volgens mijn lijstje heb ik m Sept. 1 brief van je ge had en die is beantwoord geworden in de krant van 26 Sept. Van meer brie ven weet ik echt niets af hoor. Wat heb jij een pracht rapport. Daar waren vader en moeder toch ook zeker heel blij mee. En wat een verjaardag had je! Allemaal van die fijne dingen. Het was zeker wel heel gezellig met tien meisjes op visite. Als ik zoveel voor mijn verjaardag krijg, noudan steek ik de vlag uit hoor. Hoe is het met de kleine zus? rJDe Klooi", door Laurens van der Post. Uitgave van Hollandia te Baarn. Dit op uitstekende manier uit het engels vertaalde boek (door J. F. Kliphuis), kun nen we zonder reserve van harte aanbe velen. Een gezond, spannend, en instruc tief werk. De auteur, die van moederszijde van de transvaalse boeren en van vaderszijde uit een nederlandse familie stamt, is een En gelsman, die ons vertelt van een studie- tocht door Nyasaland, (Zuid-Afrika). Hij heeft een regeringsopdracht een schier on doordringbaar woud en een bijna even onmogelijk te overtrekken berg te explo reren en in kaart te brengen. Men denke echter niet, dat het in dit boek om een gewone reis- of natuurbeschrijving gaat We krijgen met een stuk levensfilosofie te doen, met een brok echt en diep menselijk leven. Het eigenaardige en aantrekkelijke van dit boek is, dat we eigenlijk nog meer een kaart vinden door het labyrinth en de oer-gebieden van de menselijke geest en psyche, dan van het brok afrikaanse wil dernis. Voorts worden we eveneens ge confronteerd met het afrikaanse probleem van het rassenvraagstuk, en we gaan be grijpen wat de auteur bedoeld heeft, toen hij als motto voor één van zijn hoofdstuk ken nam: „We carry with us the wonders we seek without us; there is all Africa and her prodigies in uswat zeggen wil: „Wij dragen de wonderen, die wij buiten ons zoeken, in ons; heel Afrika en al zijn mirakelen zijn in ons". Dit woord van Sir Thomas Browne, wordt in dit hoogst interessante werk voor de volle honderd procent waar gemaakt. Wie een gezond boek, dat tevens een interessant boek is, wil lezen kan zich aan deze uitgave te goed doen. Redacteur: H. M. SLABBEKOORN Oostsingel 60a, Goes. Naast het officiëel orgaan, uit gegeven door de K.N.D.B. „Het Dam spel" zijn er ook nog periodieken uit gegeven door de .Prov. bonden. De „Gelderse Dammer" is er één van, die beschikt over een keur van medewerkers: Ir G. E. van Dijk, J. F. Moser, M. J. Kuipers. We treffen in dit orgaan enkele fragmenten aan uit de wereld- kani. ioenschappen. Descallar (wit) Dagenais (zwart). Z.: 3, 5, 8, 9, 13, 14, 15, 16 t/m 20, 23, 25. Wit: 26, 27, 28, 29, 32, 33, 34, 38, 40, 42, 43, 44, 45, 50. De laatste zet van wit was 4842. Dagenais, die door 1722, 2328, 1318, 19x37 ogenschijnlijk een be tere stand kon bereiken, doorzag ech ter de door Descallar gelegde valstrik, daar deze vervolgd zou hebben met 3832, 27—21, 17—12, 29—24 en 34x12 en de rollen zouden dan juist omgedraaid zijn. Saletnik met zwart in de stand: Zwart 3, 6, 13, 16, 17, 18, 20, 22, 24. Fanelli (wit) 26, 28, 29, 32, 33, 35, 38, 42, 48. Deze speelde 28;—23 en als volgt werd een gewonnen stand be reikt. 22—28 (23x21) A, 28x37, 42x31, 16X36. Indien wit ip.v. A 23x21, 33x11 had geslagen dan had Saletnik zijn zin gekregen door (6x17) 23x21, (24X33) 38X29 (16x47)!! Birot (zw.) 4, 6, 8, 11, 12, 14, 19, 21 24 29. Deslauriers (wit) 25, 28, 32, 35, 36, 37, 38, 40, 43, 45. In deze stand speelde Deslauriers 4339 en Birot was er als de kippen bij om door 2430, (35x2) 2933 (2x27) en 33x35 een schijf te winnen. De invaller Huisman, die de enigste was die er in slaagde om ongeslagen te blijven, verraste Verpoest in de stand. Zw. (Verpoest) 1, 3, 5, 6, 9, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 21, 23, 24. Wit (Huisman) 25, 27, 28, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 38, 40, 42, 45, 48 met de voljende slagzet: 3? -29, 3024, 31—26 en 26x28. Saletnik (wit) 25, 26, 27, 30, 31, 32, 35, 38, 39, 41 t/m 45. Captain Post (zw) 2, 3, 6 t/m 9, 13 t/m 18, 23, 29. Wit speelt hier 27—21, 32—28, 38X27, 45x1 (H. R.). Ter oplossing. Auteur: Joh. v. d. Boogaard, Nieland. No. 381. Zw.: 1, 6, 7, 8, 9, 11, 14, 16, 19, 13, 30, 34, 35. Wit: 17, 18, 22, 23, 25, 27, 31, 32, 37, 38, 41, 44, 45, 50. Zelfde auteur. No. 382. Zw.: 8, 9, 10, 16, 20, 24, 28, 29, 30, 33, 34, 36, 37. Wit: 26, 27, 31, 35, 38, 42, 43, 44, 46, 47, 48, 49. Auteur: J. Vlieger, Barendrecht. No. 383. Zw.: 1, 3, 5, 6, 8, 9, 11, 14, 16, 23, 24, 25, 28, 29, 31, 33, 34, 36. Wit: 12, 17, 18, 20, 21, 22, 26, 27, 37, 38, 41 t/m 45, 47, 48, 49. Auteur: F. Kuiper, Deventer. No. 384. Zw.: 8, 12, 13, 15, 17, 20, 22 27 36. Wit:'16, 19, 23, 24, 28, 29, 33, 41,43. Serie M. J. Kuyper. No. 385. Zw.: 1, 2, 4, 8, 9, 10, 13, 18, 19, 22, 23, 28, 29, 34, 36. Wit: 11, 16, 17, 25, 26, 27, 30, 37, 38, 39, 42, 43, 46, 47, 48. No. 386. Zw.: 1, 7, 9, 11, 13, 14, 15, 21, 22, 23, 27, 28, 35, 36. Wit: 16, 18, 24, 25, 29, 30, 37, 39, 41, 43, 44, 47, 48, 49. No. 387. Zw.: 7, 8, 9, 10, 12, 13, 17, 22, 25, 27, 36. Wit: 18, 23, 24, 29, 30, 33, 34, 40, 41, 42, 43, 45. No. 388. Zw.: 8, 9, 13, 14, 22, 25, 30, 41 dam op: 26. Wit: 18, 20, 27, 29, 31, 33, 42, 43, dam op: 39. No. 389. Zw.: 11, 12, 13, 14,16,19,31. Wit: 21, 26, 29, 32, 34, 37, 38, 40, 43. No. 390. Zw.: 8, 9, 13, 17, 24, 35. Wit: 11, 15, 19, 22, 30. No. 391. Zw.: 7, 8, 12, 14, 17, 26, 30, dam 48. Wit: 18, 23, 32, 33, 36, 38, 41, 42, 44, 45. No. 392. Zwj 33, 34, 39, dam op: 48. Wit: 28, 32, 42, 43, dam op: 37. No. 393. Zw.: 12, 13, 14,19,22,28,38. Wit: 29, 34, 36, 37, 40, 47, 48. No. 394. Zw.: 30, 34, 35, 39, 40, 44. Wit: 25, 26, 31, 48, 49, 50. Oplossingen hiervan kunt U inzen den aan M, J. Kuijpers, Zwolseweg 12, Apeldoorn, vóór 15 Januari 1953. Elke bij oplossing geeft één punt extra. 6 prijzen a f2.50 zijn beschikbaar. Eindsp r. door J. F. Moser, Egidiusstraat 47, Amsterdam-W. IL L Wayer. n. W. B. Monsma. (Var. Huguenin). Winst in 4 zetten. Zw.: 11, 21, dam op: 26. Wit: dam op: 1, sch. 31, 37. Hl. PatotYence. Zw.: Dam 13. Wit: dam 5, sch. 24, 29 45. TV. K. W. Kruyswijk. Zw.: Dam 13. Wit: Dam 5, sch. 14, 15, 36. V. C. Kusters. Zw.: Dam 21, schijf 6. Wit: Dam 35, sch. 16, 22, 27, 28. VI. H. Dentroux. Zw.: Dam op: 26, schijf 24. Wit: Dammen op: 3, 32, sch. 25, 37, 38. L Kruiswoordpuzzle. stom oder poging re rui t eli irene nee islam steng n veen s eiken exces leg s tp lelie cel betel rat lee let ieder t es o etser snoer re etage stappen r mee paniek a t net sein kenmerk genegen neef art k g rading eer 1 verlaat legio uk kaper alles s er s keten era ets ets koper ego sleen se e kei ommen troon 1 gier g donor kegel eer degen oer 1 rot It bekend reep pose II. Over een getal. Het getal is 5 7 7 6 6 5. Na omzetting wordt het: 7 6 5 7 6 5. III. Letterketrn. EENdenkooi kernGEZond zEGEningen zaNDKorrel oudERStand kersTFEest beESTeboel GEWestelijk ongENoegen verSTandig De zin wordt dus: EEN GEZEGEND KERSTFEEST GEWENST. ran Vrijdag S Jan. 1953, No. 2372 Uitgave van Oosterfcaan A Le Cointre N.V. Goes eei/u/scH u/eexem Wij ontvingen van de Uitgeversmij. D. A. Daamen te 's-Gravenhage, ter bespreking in ons blad een boek, dat tot titel heeft „De Trap". Het is ge schreven door twee auteurs, n.l. Ds G. van Veldhuizen en Willem van Iepen- daal. Er staan foto's in van Wouter S. Nijhof, terwijl de band is verzorgd door Henk Krijger. Dit boek verdient wel wat bredere aandacht, waarom we het op deze plaats bespreken willen. Wat is die „trap?" Wanneer de ti tel ons nog in het onzekere laat, im mers „trap" heeft verschillende be tekenissen in onze taal, dan komt het suggestieve stofomslag het ons wel ver tellen. Immers, op de voorkant zien we een foto van een trap in een groot stads woonhuis, genomen van bene den naar boven en aan de achterzijde zien we diezelfde trap genomen van boven naar beneden. Het is een smalle donkere, lugubere trap, zoals we die uit de binnenstad allemaal wel ken nen. De inhoud van het boek bestaat uit een gesprek tussen een bewoner van zo'n etage en de wijkpredikant.Het ge sprek begint met de bewoner staande op de bovenste trede en de wijkpredi- kant op de onderste. Telkens komen beiden een stapje dichter bij elkan der, totdat zij tenslotte genoeglijk en kameraadschappelijk naast elkaar zit ten op een trede van de trap, laat ons zeggen precies halverwege. Met deze veelzeggende symboliek is de inhoud van het boek verteld. De wijkpredi- kant heeft aan het loket van het stad huis van de ambtenaar van de burger lijke stand weer een aantal adres sen gekregen van lieden, die in de stad zijn komen wonen of er verhuisd zijn en die N.H. achter hun naam hebben staan. Dat betekent Nederlands Her vormd. Op zoek naar zo'n adres komt de dominee in aanraking met deze persoon op de trap. Het begin van het gesprek doet vermoeden: deze twee benaderen elkaar nooit. De trapbe- woner zit vol grieven tegen de kerk en kerkelijke ambtsdragers en tegen de hele wereld in het algemeen, terwijl de dominee natuurlijk van het kerke lijk standpunt uit redeneert. Tenmin ste van zijn kerkelijk standpunt uit. Toch vinden ze elkander op de duur. En dat ze allebei halverwege naast elkander komen te zitten is een be wijs, dat ze allebei veel dingen heb ben toegegeven en tot een soort com promis gekomen zijn. Tijdens dit ge sprek komen er nog allerlei figuren aan te pas, die eveneens op dezelfde trap wonen en tijdens dit gesprek thuiskomen. Zo krijgen de auteurs de gelegenheid allerlei onderwerpen, sche ve maatschappelijke, sociale, staatkun dige, ethische, kerkelijke vraagstuk ken betreffende, te behandelen. De vorm, waarin het gesprek tussen de man van de kerk en de man van de ijdele filosofie plaats heeft, is aardig gevonden. Er zullen er ongetwijfeld zijn, die dit boek in de handen nemen in de gedachte met een suggestieve roman te doen te hebben, immers het stofomslag geeft daar alle aanleiding toe, maar om 'tal gauw te leurgesteld uit de handen te leggen. Want een gesprek, dat héél het boek door duurt, is geen roman meer. Er zullen er echter zeer zeker ook zijn, die anders er nooit toe zullen komen een boek over onderwerpen als hier behandeld worden te gaan lezen, wanneer dat in de gewone beschou wende vorm gegoten is en die nu zul len blijven doorlezen, omdat deze vorm het binnen him geestelijk bevattings vermogen brengt. Overigens stelt dit boek ons allen voor een groot probleem, het probleem van de kerk. De auteurs benaderen hier het vraagstuk van de kerk van zjjn menselijke kant. We bedoelen daarmede, zij gaan uit van de zicht bare verschijningsvorm. De mensen, die ingeschreven staan bij de burger lijke stand met N.H. achter hun doop ceel, worden beschouwd als tot de kerk behorenden, ook al is de enige schakel, die hen nog met die kerk ver bindt het loketje, waarachter de amb tenaar van de burgerlijke stand zit En van dit standpunt uit redenerend wordt dan verder de vraag gesteld: wat kunnen wij nog voor deze mensen doen? Hoe bereiken we ze, hoe be houden we ze, of hoe krijgen we ze terug? En daarop tracht dit boek dan het antwoord te geven. Ook het foto materiaal helpt dit antwoord vinden. Immers we vinden er foto's in hoe het wel en hoe het niet moet. Geen jeugd, die langs de straat slentert, maar die wordt opgevangen in mooie sportpar ken en speeltuinen; geen woonwijken, die „puindorpen" maar die „tuindor pen" zijn. Er moeten schooltuintjes komen, jeugdkampen, jeugdleiding enz. We hebben hier dus de kerk, die aan sociaal werk doet, het gesprek opent met verlorenen, of die verlo ren dreigen te gaan enz. Men kan de ze kant van de zaak „kerk" noemen. Maar er is ook nog een andere zijde. Er is ook nog een kerkbegrip, dat ons wordt aangewezen door de Heilige Schrift en dat we breedvoerig beschre ven vinden in onze belijdenis. En deze twee begrippen dekken elkander niet. De belijdenis spreekt van de Kerk als van de saamverga dering der ware christ-gelovigen, we dergeborenen, die al hun heil en za ligheid verwachten van hun Heiland, Jezus Christus. Het spreekt vanzelf, dat we de mensen, die we via de ambtenaar van de burgerlijke stand onder onze invloed krijgen, ook al zijn ze formeel gedoopt, onder deze laat ste noemer niet zijn onder te bren gen. Zij zijn evangelisatie-objecten en kunnen, wanneer God dat wil, langs deze weg tot de Kerk gaan behoren. We staan hier dus voor het oude probleem van, wat men is gaan noe men de „volkskerk". Zou het nu niet beter zijn, om verwarring te voorko men, dat men het Schriftuurlijk en confessioneel kerkbegrip handhavend, van dit andere werk ging spreken als van evangelisatiearbeid? Zo goed als men immers ook onderscheid maakt tussen Kerk en Zending? Want wij geloven niet, dat het juist is, dat de Kerk onderaan de trap gaat staan en het gesprek met de ongelovige opent en halverwege tot een compromis komt. Immers dit zal altijd ten koste van de Kerk gaan, nooit ten koste van het standpunt van de ongelovige. Wel hebben de belijders in de kerk veel schuld te erkennen, zeker ook veel schuld in het verleden ten aan zien van de sociale verhoudingen, maar dat raakt de Kerk als zodanig niet. We moeten toch blijven zien, dat de Kerk iets geheel aparts is in deze wereld, geen mensenwerk, niet ont staan op initiatief van mensen, niet onderhouden door mensen, maar dat dit het werk van de Heilige Geest is, Die op de Pinksterdag werd uitgestort. De Kerk is nedergedaald van uit de hemel, wordt door God Zelf in stand gehouden, wordt gevoed en onderhou den door het werk des Geestes, groeit door de wederbarende werking van de Geest, Die van boven is. Dat zijn toch wel zeer afzonderlijke dingen. Wanneer we de kerk gaan voorstellen als een geestelijke, cultu rele, sociale organisatie, komen we het humanisme in het gevlij, dan gaan we als Kerk het „gesprek" openen en gaan we als Kerk allerlei sociale ar beid doen, wat tot de taak der Kerk, naar haar Schriftuurlijke betekenis niet behoort, noch behoren kan. Evangelisatiewerk. Uit een boek als wat wij hier bespreken, blijkt wel dui delijk, dat dit in onze tijd minstens even noodzakelijk is, als de Zending. Maar laat men het dan ook als zo danig opzetten. Dat zal veel misver stand kunnen voorkomen, ook bij de z.g. „randleden" der kerk zelve die nu worden opgevoed in het besef, dat de kerk toch eigenlijk maar een so ciale, culturele instelling is, die nog haar best doet er van te maken, wat er van te maken is. Van harte bevelen we de lezing van dit werk aan. We hebben groot respect voor de indringende wijze, waarop de auteurs het probleem aan de orde stellen. We waarderen de wijze, waarop de auteurs deze moeilijke materie behandelen. We zien door hun bril de grote nood van het leven in onze tijd, en niet minder de grote nood van de Kerk in onze tijd, die helaas zoveel van haar ver loren schapen, slechts via het stad huisloket kan achterhalen. Maar de grote vraag blijft: is dit laatste ook al niet voor een groot deel het gevolg van het feit, dat de Kerk in het ver leden vergeten was, wat zij krachtens Schrift en belijdenis behoorde te zijn? Juist vooral in belijdenis en tucht? Van ouwer op kind is het altied de geweunte 'eweest, datte we mekaere een gelokkig nieuwjaar toewensende. Veul heil en zegen, zeeë we dan teuge mekaere en we begrepen, wat dat daer met bedoeld wier. Mae ik a mezelvers wel is ofgevroge of dat teugesworig nog wel zin 'et. Tenminste asse we onder die wens verstaen motte dat we aerdse vóspoed en vriewaering van ongelokken kriegen maggen. Want we beleven een tied in ons landje, datte we an alle kanten verzekerd bin en menseliker wieze ons niks meer ge beuren ken. Het volk is verzekerd, teugen ziekten, werkeloosheid, onge vallen, ouderdom enz. Zodat wat dat ter ook gebeurt we altied gedekt bin. De verzekering zurgt vó alles waer dat er mae vo 'ezurgd ken worden. Der wordt teugesworig zo goed vo de mense 'ezurgd, datte ze zeivers geen zurgen meer behoeven te ébben. Ge- lok en vóspoed hoeve we mokaere daerom niet meer te wensen. Over 'eil en zegen zalle we noe mae zwiegen. Want der bin der mae al te veul, die asse mae gelok en vo'spoed a, 'eil en zegen wel missen kennen. We leven aeres mae in een vremde waereld as je zo is rondkiekt. Met de korssemisse kregen we een neef bie ons op bezoek, die erges in Noord-Holland an de een of aere rieks- instelling ambtenaer is-, 'ie zit daer noe vo de werkeloosheidsverzekering en daer speult ie zo'n beetje vo' sin- terklaes, as ik 't wel begrepen 'a. Zo gauw der een bietje slapte in een be- drief is, gooie ze de deure dicht en zeggen ze teugen 't werkvolk gaen julder mae nae de werkeloosheidsver zekering dae ken je geld 'aele zonder dat j° der een slag vo' 'oeft te doen. Bedrieven die vroeger wel is slapte a deur vorst of dat het seizoenwerk was of deur aere omstandigheden gooie noe de boel dicht en stiere der arre- beiers nae net loket van de ambtenaar en die zurgt vo' de rest. Zodat ik mae zeggen wil gelok en vo'spoed hoeve we mekaere teuges worig niet meer toe te wensen. Dae zurgt vadertje Staet wel vo'. Noe wil ik eerlik bekennen asdat ik geen verstand 'a van regeringszae- ken en ik weet ook nie wae dat het op uut zal draeien. De toekomst zal 't motte leren. Mae ik 'a toch wel zoveul geleerd asdat ik begriepen ken asdat je nooit van z'n leven meer uut ken geven asdat je ontvangt. Dat ken je wel een stuitje promberen, en dan met het éne gat het aere promberen dicht te maeken, mae dat ken nooit lange stand 'ouwen. En noe kenne ze mien niet wies maeken asdat we zo veul inkomsten 'a in ons landje, datte we dat op de duur kenne opbringen. En wat dan? Als de regiering bang is vo' revolutie en het communisme, dan bin ik van mening asdat je deur als- mae toe te geven het op den duur toch ook niet redt. Der binne mensen die nog altied dinken asdat je communisme, deur een brok vleis bie je middageten een paer weken verkansie in de zeumer ken teuge 'ouwen. Ik 'eloof daer niks van. Communisme is een geestelik ding. Dat zit niet in de eerste plekke in de maege mae in 't arte. En daar om is 't net as met die hongerige wol ven, waervan ik is 'elezen 'a. Der was is een Russische boer, die met z'n slee in het bos deur een troep wolven ach- terhaeld wier. Noe a die brokken vleis in z'n slee en die gooiende die van lieverlede uut de slee en dan was 't gevaer waer een stuitje vo'bie. Mae zo gauw as zo'n brok op wasse kwam- me de beesten weer achter z'n an. En op leste wier ie zeivers met z'n paer- den ook verslonden. Zo is het noe met de' revolutie net zo gesteld. En noe wil ik niet zeggen asdat er niet vo' de mensen 'ezurgd mot worden. Sociale wetten bin der nodig. Mae het ken ook zoverre komme asdat de leste brokken vleis an de wolven bin vo ge gooid en wat dan? Zo as 't noe gaet wordt de mensen nie meer 'eleerd om zeivers ook no" wat zurg te 'a. Ze kennen van de dag in de dag leven en asse ze zestig guldes in de weke ont vangen dan geven ze ook minstens zestig guldes in de weke uut. Ze rae- ken der an gewend op vadertje Staet te leven. En dan vraeg ik mezelvers af: wat gaet er noe gebeuren as va dertje Staet op een gegeven ogenblik mot gaen zeggen, de koek is op? Der is niet meer? Wat dat ken ook. Wie zal zeggen datte me niet is een totale eko- nomische inzinking kriegen, zoas we iedere keer ommers beleven? En wat dan? En is ter geen mens meer die vo' z'n eigen heit geleerd te zurgen en dan 'a we de poppen an 't dansen. Wie de massa geleerd heit alles van de Staet te verwachten, heit de revolu tiegeest angekweekt en as de Staet dan op een zeker ogenblik mot zeg ge: der is nie meer, dan is er de re volutie. En daerom 'a ik een zwaer hoad in de regeringspolitiek, zo as die teu gesworig gevoerd wordt. We gaen in ons landje niet de goeie kant op. Dat docht ik ook toen ik van de weke bie de barbier zat te wachte tot 't mien beurte wasse. Toen bladerde ik is in een krante, en daer zag ik een grote plaet instaen. Je zag in de verte een groat zee-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 3