BODZM
VEERE
■■lïlllu
BmeRimQiise BRieuer
Y00R DE JEUGD.
Vrijdag 19 December 1952
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 2
Indrukwekkend rees de Veerse dom
bij onze „inkomste" in het oude stadje
op, voor onze verbaasde blikken.
Geweldigwat een kolos! rie
pen we vol bewondering bij het zien
van die enorme grijze steenmassa.
Daar is jouw grote klos van een
pijp nog maar een kindje bij, zeg! zei
den we tot de tekenaar, bij een (mis
lukte) poging om grootheden te ver
gelijken.
De tekenaar zweeg beschaamd, en
betastte liefdevol zijn dierbare pijp.
Wat flauw.... vond hij. Maar
één ding hebben ze toch gemeen, zei
hij raadselachtig.
Wat danvroegen we nieuws
gierig.
Zijn jullie de vaderlandse ge
schiedenis dan helemaal vergeten? zei
hij kleinerend. De overeenkomst tus
sen mijn pijp en deze kerk is, dat ze
allebei wel eens gebrand hebben.
Gebranddeze steenklomp?
vroegen we ongelovig. Man, weet je
't zéker?
Ik weet het zeker, zei de teke
naar met een zegepraal-timbre in zijn
stem. Het is dit jaar toevallig 266 jaar
geleden gebeurd.
Nu was het onze beurt om be
schaamd te zwijgen.
Aldus zwijgend sloegen we de hoek
om naar de markt, en daar kwamen
al gauw de tongen weer los. Links en
rechts wezen we elkaar op al die
mooie oude dingen die Veere tot Veere
maken. En die schoonheid is het ook,
die het kleine stadje groot doet zijn.
Hier spreken de stenen van een groots
en roemrijk verleden. Dat weten we
uit de historie, en dat voel je zomaar
als je door het stadje dwaalt.
En we dwaalden, naar hartelust, dat
beloof ik U. Dan hier en dan daar,
overal wilde onze tekenaar gaan zit
ten om te tekenen. Maar hij dééd het
VEER£
zegd te worden, worden deze niet te
leur gesteld. We hebben hier inder
daad met een bizonder boek te doen.
Het zou ons dan ook niets verwonde
ren .wanneer naar beweerd wordt, dit
werk zal worden voorgedragen voor
de Nobel-prijs. En dat de uitgever ons
kon meedelen, dat vertalingen in het
Noors, Zweeds, Deens, Frans en En
gels reeds hebben plaats gehad of nog
in voorbereiding zijn, verwondert ons
evenmin.
De schrijver is een Kretenzer van
geboorte, na de eerste wereldoorlog
was hij directeur van het Griekse
Ministerie van Sociale Zaken. Hij trad
op als leider van een commissie, die
tot taak had de Griekse vluchtelingen
uit de Kaukasus en uit Zuid-Rusland
naar hun vaderland terug te brengen.
Op deze wijze redde hij ongeveer
150.000 landgenoten van de honger
dood. Hij was getuige van de burger
oorlog, van de verwoestingen en de
ellende in zijn land, om tenslotte als
balling rond te dolen in de vreemde.
Wanneer zulk een man naar de pen
grijpt, is het zeker de moeite waard
naar hem te luisteren.
Deze roman speelt in een dorpje,
onder het Turks protectoraat aan de
westkant van Klein Azië, omstreeks
1922. We leren deze mensen kennen
in hun zonden en zwakke hoedanighe
den, htm hebzucht, egoïsme, vlese
lijke gezindheid enz. Iedere zeven jaar
worden er de passiespelen opgevoerd
en de „notabelen" maken dan uit wie
van de dorpelingen een bepaalde rol
zullen krijgen. Er is de Christus
figuur, de apostelen, Maria Magdalena,
Judas en verder de figuren die er bij
nodig zijn. De ontwikkeling van het
verhaal is dan zodanig, dat deze figu
ren niet slechts een „rol spelen", maar
het wordt een brok realiteit. Christus
wordt hier opnieuw de dupe van de
haat, de hebzucht, de zondige harts
tochten en ook Judas gaat opnieuw
het verraad plegen. In dit alles steekt
niets geforceerds. De schrijver is een
kenner van het menselij kee hart, hij
raakt aan de diepste roerselen van het
menselijk zieleleven. En zo krijgt deze
roman inderdaad een tijdloos karakter,
kan overal en in elke tijd gebeuren
en gebeurt er dan ook, wanneer we
slechts de kunst verstaan rondom ons
te zien.
De wijze waarop deze auteur het ge
lukt dit alles voor ons waar te ma
ken, stempelt zijn roman ongetwijfeld
tot een literair werk.
In zoverre heeft Den Doolaard zeker
geen woord te veel gezegd.
Een andere vraag is, of ook Mevr.
Den Doolaard geen woord te veel ge
zegd heeft, toen zij deze roman ver
hief tot de betekenis van Bach's
meesterwerk. Ik geloof, dat er een
principiëel verschil ligt tussen wat
Bach bedoeld heeft met zijn „Matthaus
Passion" en wat deze Griekse roman
schrijver met zijn werk bedoeld heeft
te zeggen.
Bach laat het volstrekt „einmalige"
zien in het lijden des Heren. Hier
wordt inderdaad Gods Zoon gekrui
sigd en daarmede staat het drama van
Golgotha in het centrum van alle tij
den, precies op twaalf uur van de
éne grote dag Gods, die begint met de
schepping en eindigen zal met de we
derkomst des Heren op de wolken.
Zo stelt de Griekse schrijver het
probleem niet. Wat hij wèl doet zien
is dat dezelfde hartstochten en zon
den de mens blijven beheersen, ook
wanneer zij op andere figuren, dan
op Jezus van Nazareth in hem leven
stuiten. En symbolisch zou dan te zeg
gen zijn, dat Christus opnieuw gekrui
sigd wordt. Maar dat is slechts één
kant van het drama: de echt mense
lijke zijde.
In het verhaal van Niko Kazantzakis
is Manolios, de jonge schaapherder, die
in het passiespel de Christusfiguur zal
vertolken en dan ook werkelijk het
leed te dragen krijgt, geen symboli
sche voorstelling van de Christus zel
ve. De schrijver heeft, naar zijn eigen
verklaring in zijn boek willen aanto
nen, dat slechts de beleving van het
christendom in het dagelijkse leven
een verandering onder de mensen kan
bewerken. En onder dat beleven ver
staat hjj dan een humanistische naas
tenliefde. En nu is het liefhebben van
elkander ongetwijfeld een vervulling
der wet, maar aan dit gebod gaat het
grote gebod vooraf: God lief te hebben
boven alles. En dat komt in dit boek
niet aan de orde. De schrijver zegt:
„Hoe moeten wij God liefhebben?
Door de mensen lief te hebben." Maar
daarmede is zeker niet alles gezegd.
Christus is niet in eerster instantie ge
kruisigd, omdat Hij de naaste lief had,
maar omdat Hij God lief had en de eis
ging stellen, dat ook de mensen dit
gingen doen. Daar lag het conflict. En
al was een natuurlijk uitvloeisel van
de eis, dat wij God zullen liefhebben,
dat we ook de naasten gaan liefheb
ben, daar lag tenslotte toch niet het
zwaartepunt van Golgotha. En daar
ligt het wel in deze roman. En dat
maakt o.i. een principieel verschil.
Intussen, wanneer we dit bij het le
zen van dit werk voor de aandacht
houden, kan dit werk door ons zeker
worden aanbevolen. Het getuigt van
een diepe ernst, een intens mede-lijden
met wat ellendig en zwak en hulpbe
hoevend is, een sterke visie op de
menselijke zonden en de diepte waar
toe de mens in het botvieren van zijn
hartstochten vallen kan.
Als zodanig heeft dit werk zeer ze
ker een ernstige boodschap voor onze
tijd.
De uitgever zorgde voor een zeer
smaakvolle, sobere uitvoering. Het
boek werd gedrukt op goed papier en
verscheen in een symbolisch stofom
slag.
niet. Hjj had een schier onlesbare
dorst naar oud stedenschoon, en wilde
steeds maar méér zien. Dus bleef hfj
zijn dorst maar lessen, lessen....
Bij de haven kwam hij een beetje
tot rust. Misschien werkt het zien
We zijn zo gewoon geworden, en
daar doen wij vrouwen al even „ge-
noegelijk" aan mee als het manvolk,
om als we zo eens bij elkaar zijn, ge-
zamelijk te „knorren" over al wat er
verkeerd gaat in ons land. Nu er gaan
ook heel wat dingen anders, dan wij
het zouden willen, en tot besluit zeg
gen we dan eens gedecideerd: „Als ik
het voor het zeggen hadIntussen
hebben we dan eerst een heel lijstje
laten horen van al wat er glad ver
keerd gaaten helaas een gerecht
vaardigd lijstje. Maar toch, we moeten
niet vergeten, dat er ook een andere
kant is, waarvoor we nog heel dank
baar moeten zijn. Kort geleden las ik
van water kalmerend, óf de bedorven
vislucht bij de afslagplaats bracht hem
tot bezinning, we weten het niet. In
elk geval stonden we een tijdlang rus
tig te kijken naar het binnenkomen
van de vissersvloot.
We genóten! Het is een lust om te
zien hoe die stramme vissers met bui
tengewone behendige sierlijkheid hun
scheepjes de haven binnen weten te
sturen, 'n Compliment, vissers!
We waren niet de enige die getuige
waren van des vissers stuurmans
kunst, maar waarschijnlijk wél de
enige die het voor het éérst zagen.
Aan onze open monden zagen de
toeschouwende Veerenaars natuurlijk
dat we vréémd waren. En vréémd is
voor een inboorling altijd aantrekke
lijk.
Aorig begint een ringbaar-
dig manneke. In mien tied gieng dat
nog weer een bitje aores. Toen aade
we geen metór, weet je. Moste me zeile
en lavére en bóome. Dan aade we onze
ande vol as t'r een titje wind en
stroom stieng. Da kai je begriepe!
We begrepen en knikten ijverig,
maar gelegenheid om wat te zeggen
of te vragen kregen we niet. Het
baardje van het manneke omringde
een spleet waaruit een niet te stuiten
spraakwaterval klaterde.
Steeds meer raakten we uit de tijd.
Toen hij over „in mien tied" uitge
praat was, begon hij over „in m'n va
ders tied". Zijn vader had koning Wil
lem I nog gezien toen die in Veere
kwam om de eerste stoomboot te ko
men bezien. En zo praatte hij van de
éne Willem naar de andere. Zijn his
torie-kennis bleek zo omvattend, dat
we hoogstwaarschijnlijk nog bij de
Vader des Vaderlands zouden terecht
gekomen zijn!
Zeg, heb je nu al wat getekend?
vroegen we onze tekenaar, toen we
weer een beetje tot onszelf gekomen
waren van de verbluffende stortvloed
van woorden.
Nee, natuurlijk niet, antwoordde
hij verwijtend. Jullie ook altijd met
je geklets. Maar deze beschuldiging
was onredelijk, wij hadden bijna geen
woord gezegd.
Enfin, hij verdween ijlings over het
bruggetje naar de overkant van de
haven, en ging met bekwame spoed
aan 't werk, terwijl wij, langs de ha
ven slenterend de kunst van garnalen-
koken afkeken. Die kokerij heeft op
ons een onuitwisbare indruk gemaakt.
We weten het nog precies: Op een
fornuis staat een grote pot met water
ziedend te koken. In het water gaan
2 a 3 schoppen (ja, heus, schóppen)
zout, plus een zootje garnalen. Als die
gaar zijn, en dus rood zien, worden
ze er uit gevist, waarna in hetzelfde
water opnieuw de schoppen zout en
garnalen, enz. enz
We stonden ons nog te verbazen
over het feit, dat de laatste garnalen
niet zouter waren dan de eerste, toen
de tekenaar er al weer aan kwam
zetten.
Plotseling barstte het klokkespel
van de stadhuistoren boven onze hoof
den los, om onze aftocht uit Veere
met welluidend klingelen en beieren
te begeleiden.
Nog vele malen keken we achterom
naar het weergaloos mooie constras-
ten-silhouet van „ter Veere", dat daar
in 't beginnend duister er uitzag als
een sprookje van lang, héél lang ge
leden.
,9'
een artikel in Elseviers Weekblad, dat
„die andere kant" ook eens liet zien.
Nu is men in die krant dikwijls niet
zuinig met het leggen van zeer ge
peperde hapjes voor de neuzen van
regeringsmensen. En voornamelijk wel
de ellendige houding, die men heeft
aangenomen inzake de kwestie Indië,
wordt de heren in Den Haag nog al
eens voorgehouden. Dus Elsevier is
niet bepaald zoetsappig, maar we kre
gen ook eens een andere kant te zien,
toen werd verteld, wat ons volk na de
oorlog weer gepresteerd heeft, on
danks talloze regeringsbelemmeringen.
Wijd verspreid over alle werelddelen
voeren Nederlanders weer belangrijke
Vrijdag 19 December 1952
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 3
werken uit en onze schepen zwerven
weer lustig over alle zeeën en weten
zaken te doen. Het deed mijn Neder
landse hart goed die opsomming te
lezen. Vroeger was het misschien mo
gelijk, dat een groot deel van de vrou
wen, die 'n eigen gezin te verzorgen
hadden, genoegelijk de „grote wereld"
buiten de muren van het eigen huis
hielden, maar tegenwoordig zijn we
wel anders gewaar geworden. Het
vroeger zo verre Rusland wil geen
vrede, wij weten nu dat haast heel de
wereld en dus ook ons land gemili-
tairiseerd blijft, met al de gevolgen
daarvan. Oorlog hier, boze geruchten
daar, wij ervaren de weerslag in ons
gewone huishoudelijk leventje in
duurte van onze noodzakelijke inko
pen. Al zouden we ons huis herme
tisch willen afsluiten, de grote wereld
kan door alle kieren binnenglippen.
Dat maakt je een soort wereldburge
res. Maar het zou toch wel goed zijn,
als we nu ook eens meer bewust Ne
derlandse burgeressen werden, en
gingen beseffen, dat wij hier inder
daad ook nog veel goeds in ons land
bezitten. Maar dat meer bewust zijn,
doet meteen ook zien, dat we alle
maal, als er maar een kansje is, om
tot de verbetering van de nationale
toestand, het onze moeten bijdragen.
Dat kan allereerst al door in onze ge
zinnen tegenover de kinderen hen te
laten zien, dat het goed is Nederlands
burger te zijn.
In Amerika wordt dat veel sterker
beleefd. Het mag daar misschien wel
iets overdreven worden, maar ik ge
loof, dat we in ons land wel eens te
ver van die houding af zijn. Echte
jongens en meisjes nog kunnen in
Amerika, vaak nog niet half beseffend
wat ze beweren, vol trots zeggen: „Wij
leven hier in een vrij land en..." dan
komen de verdere deugden van het
eigen land daar.
Maar er is ook nog een andere ma
nier, waarop vrouwen iets kunnen
doen en dat ook weer op zo typisch
vrouwelijke wijze.
Je hoort tegenwoordig heel wat over
deviezen praten. We weten zo lang
zamerhand wel, dat we dollars moeten
verdienen niet als bedelaars telkens
de hand op houden om wat te krijgen.
Nu is dat een probleem, niet alleen
voor ons land hoor. Pas las ik nog in
ons Zeeuwseh Dagblad, dat er „Des
kundigen" uit 17 Europese landen bij
een waren gekomen om over die
„tere" kwestie te spreken. Nu zijn dat
ongetwijfeld heel knappe koppen ge
weest en ik heb bepaald een diep res
pect voor knappe koppen, daar niet
van, maar we moeten weer afwachten,
wat het resultaat van al die wijze be
sprekingen zal zijn. Natuurlijk is er
resultaat, dat zeg m'n vertrouwen in
genoemde knappe koppen me al bij
voorbaatMaar wij huisvrouwen
zijn in de regel heel nuchtere zielen,
daarom ben ik blij, dat in die tijd,
dat die mijnheren zitten te redeneren
er een mevrouw is in Wassenaar, die
m- aan de touwtjes, neeaan
draden wol trekt.... en een aardig
stroompje deviesjes kabbelt ons land
binnen. Hoe dat in zijn werk gaat.
„Verschrikkelijk gewoontjes" zou die
oude tante van me zeggen. Mevrouw
Slotboom bemerkte, dat r _n in Ame
rika interesse had voor Hollands brei-
x. erk, welnu toen ging ze aan het brei
en. Dat breiwerk bracht geld op! Het
oude spreekwoord zegt echter: „Eén-
mans werk is gauw gedaan", dat
brengt nog geen beekje deviezen.
Daarom zocht, ik weet echter niet hoe,
maar dat doet er ook niet toe, me
vrouw Slotboom contacten met andere
dames, die ook maar heel gewoon gin
gen breien. Dus geen diepzinnige re
devoeringen gingen afsteken, (die na
tuurlijk ook altijd veel helpen), maar
die dames verkozen te breien en zie
daar, duizenden dollars worden ver
diend! Echt verdiend, geen genade
brood-hulp dus. Er zijn nu al honder
den vrouwen die breienbreien, en
mevrouw Slotboom zorgt "oor de rest.
Als Elsevier weer eens een werke
lijk bemoedigend artikel geeft, zoals
onlangs over al wat toch weer door
ons volk gepresteerd wordt, dan mag
d" blad er gerust deze brei-actie bij-
noemen, al gebeurt dat werk niet in
verre streken of op wereldzeeën, maar
in alle stilte het vriendelijk getik-
kel van de breinaalden daargelaten
in intieme huiskamers en bij een ge
zellige schemerlamp.
Dit werk „kweekt" dollars en....
bewuste Nederlandse Burgeressen. Al
lebei veel waardi
Een van de grote kankerplekken in
ons Amerikaanse leven is wel de om
vang, welke de echtscheidingen heb
ben aangenomen. We kunnen dit ge
rust onze nationale volkszonde noe
men. De grote massa heeft niet het
minste begrip van de betekenis van de
heilige huwelijksband en wat de Hei
land bedoeld heeft met Zijn uitspraak:
„Hetgeen God heeft samengevoegd,
dat scheide de mens niet." De Ameri
kaan beschouwt het huwelijk gewoon
als een contract, zonder meer. Man en
vrouw gaan een contract aan voor een
bepaalde tijd, en dat kan altijd weer
met bijderzijds goedvinden worden
ontbonden. Niemand daar buiten heeft
er iets mede te maken. Twee van
iedere vijf huwelijken, welke in Ame
rika worden gesloten, lopen op echt
scheiding uit. Nog pas vroeg in onze
buurt een dame een echtscheiding aan
bij de rechtbank, omdat zij des nachts
uit de slaap gehouden werd door het
snorken van haar man. De rechter was
de overtuiging toegedaan, dat ieder
mens recht had op een ongestoorde
slaap en wees de aanvraag toe.
Nu is het helaas zo, dat het pro
bleem van de echtscheiding ook bin
nen onze kerken is gaan heersen. Het
aantal neemt steeds toe, dat op on
wettige grond tot echtscheiding over
gaat. Men volgt hierin gewoon de we
reldse gebruiken. Herhaaldelijk krij
gen dus ook onze kerkeraden met deze
zaak te maken. De leden vragen dan
ook de kerkeraad de door de overheid
toegewezen echtscheiding ook kerke
lijk te willen sanctioneren. Op de deze
zomer te Grand Rapids gehouden sy
node, is deze zaak ook weer een ern
stig punt van bespreking geweest. Ge
lukkig heeft de synode nog steeds het
Schriftuurlijk standpunt gehandhaafd.
Er was n.l. door leden van deze ker
ken reeds vier jaar lang geprotesteerd
tegen het standpunt onzer kerken in
deze netelige kwestie. En nu blijken er
zelfs ook al predikanten te zijn, die
hier met de nationale volkszonde wil
len meedoen, althans er aan te gemoet
komen, door deze echtscheidingen
kerkelijk te erkennen. Vandaar dat er
op de 1.1. gehouden synode een meer
derheids- en een minderheidsrapport
aanwezig was. Het minderheidsrapport
zeide, dat we in deze ons te houden
hebben aan de geboden des Heren, die
heel duidelijk aanwijzingen geven
over ons huwelijk.
Maar er was een meerderheidsrap
port, dat zeide, dat we de Overheid te
zien hebben als Gods dienaresse en
wanneer deze de echtscheiding vol
trekt moet de kerk daar eerbied voor
hebben en deze erkennen.
Het debat hierover heeft lang ge
duurd, maar gelukkig besloot de sy
node in meerderheid om het oude
standpunt als zijnde Schriftuurlijk te
hapdhaven daar het niet aangaat de
Overheid ook te volgen in wegen die
door de Schrift heel duidelijk als zon
dig worden aangewezen.
Een ander moeilijk vraagstuk, waar
over verdeeldheid van mening bestond
was de vraag of wij ons weer zouden
aansluiten bij de z.g. „nationale ver
eniging van Evangeliebelijders", de
„N.AE.". Deze vereniging heeft vele
millioenen leden, verspreid over ge
heel Amerika. Maar deze vereniging
is Arminiaans gekleurd. Wij zijn als
kerken daar jarenlang lid van ge
weest, maar de fundamentele geschil
len waren van die aard, dat het niet
langer ging. Nu waren er opnieuw
weer classes, die voorstelden ons weer
aan te sluiten, maar ook dat is afge
wezen. Zo hebben we ook in ons Ame
rikaans kerkelijke leven onze moei
lijkheden, zoals ge ziet. Nu doen die
„evangelische mensen" zeker ook veel
goeds. Zij zorgen o.m. dat we een
groot netwerk van onze radio open
houden voor godsdienstige uitzendin
gen, terwijl de liberalen en de joden
daar liever een eind aan maken. Mis
schien, dat we politiek met deze men
sen nog iets zouden kunnen doen in
Amerika. Maar kerkelijk gaan onze
wegen te ver uiteen. Het Arminianis-
me heeft toch al zo'n sterke invloed
in ons land in de kerken en deze
dwaalleer heeft het gehele openbare
leven gestempeld. En nu tot ziens
maar weer. OOM CEES.
Het is half drie en opeens voel ik,
het is mis, grandioos mis, want ik be
sef nu, dat ik in het laatste kwartier
zeker al zes maal verboden heb. U
weet wel, zo op een zeer nadrukke
lijk toontje (in een roman zou je zeg
gen: op snijdende toon) de naam van
een delinquent genoemd, zodat de
schuldige met een schok steilrecht
overeind wipt, de armpjes krampach
tig over elkaar geslagen en je dan
schuldbewust aankijkend. Nee, er is
geen herrie, ze zitten allemaal nog
ijverig te schrijven ook, maar onophou
delijk is daar dat enerverende gerit
sel en geruis, wat geschuivel en soms
het getiklcel van een penhouder die op
de grond valt. Meestal, als ik voel, dat
er niet de juiste stemming en sfeer
heerst, zoek ik even mijn toevlucht
bij het raam, om in de wijdte van het
polderlandschap weer de innerlijke
rust te hervinden, zo nodig voor het
werk. Automatisch stap ik weer naar
het raam, maar ik weet het immers,
we zijn ingesloten in een grauwe on
beweeglijke muur van mist. Die mist
sluit het hele leven in. Niet merkbaar,
doch niettemin zeker, komt die muur
al maar dichter op onze school aan. Ik
kan nu al niet eens meer de markante
contouren zien van de knotwilgen aan
de overkant van de weg. Die muur is
ook al als een gewelf boven ons dak,
zo dicht, dat de schoorstenen schijnen
afgedekt te zijn. De kachel vertikt het
eenvoudig om ons met een behaaglijke
warmte te omhullen. Het lijkt wel of
die kleffe mist ook al binnengeslopen
is. Daar is een grauWe stemming en
een grauwig licht, waarbij de kinderen
eigenlijk geen lijntjes kunnen zien. Ik
keer me maar weer naar de klas en
zeg, weer op dat echte schooljuffrou
wentoontje: „Leg direct allemaal de
pen neer, ga netjes zitten. Jullie mo
gen geen reg-1 -neer schrijven, eerst
maar eens leren om stil te werken."
Klik, klik, alle pennen liggen netjes
bovenaan de bank en vijf en veertig
hummels zitten stram en stroef in de
houding. Ja wat daeht u, ik heb ze
in bedwang.
Rustig ga ik achter mijn lessenaar
zitten, maar innerlijk sterk geconcen
treerd sla ik mijn onderdanen ga. Ze
voelen natuurlijk, schoon niet bewust,
zich onder een ban.... en zijn zoet.
Ze zullen nu, dat weet ik, verder heel
de middag rustig zijn als lammetjes en
ik.... zal straks naar huis gaan met
het lamlendige gevoel van een mis
lukte middag. Na een paar minuten
denk ik, ik gooi het roer om, het moet
goed worden en ik zeg nu: „Zo, nu ga
ik fijn (maar heel roekeloos) alle lam
pen opsteken, dan kunnen jullie het
heel goed zien of je prachtige letters
schrijft en nu, aanpakken met een
nieuwe regel!" Ze kijken me eens on
derzoekend aan en ja ik geloof, dat
ik zuchten van opluchting hoor. Ze
grijpen weer geestdriftig naar de pen.
Ze krijgen echter nog een toegift van
me, want ik geloof, dat ik die nare
kachel met de grote pook net zo lang
een pak slaag ga geven, tot die weer
heerlijk warm gaat branden. Meteen
wapen ik me, om mijn anders zo dier
bare vriendin, eens hardhandig op te
porren. Ik zit op m'n hurken en han
teer geducht de grote, lange pook,
waarmee ik behendig alle ingewanden
onderst boven keer. Bovendien kieper
ik de prullemand, met een bende pa
piersnippers er in, om. En dan zet ik
me weer in postuur om nog eens weer
de pook te roeren. Maar ik kijk eerst
nog even de klas rond, die ijverig, en
nu rustig, schrijft, behalve Keesje
Klein, die op de voorste bank zit en
die nu hevig geïnteresseerd, voorover
op zijn bank hangt en al mijn ver
richtingen gadeslaat. Keesje leeft
zichtbaar mee, en hy heeft nog wat op
zijn hart ook. „Juffrouw, uwes mot ter
een hele kan met pieterolie opgooien.
Vanochend wou de kachel bij ons ook
niet branden en toen was me moeder
zo kwaad en toen het me moeder d'r
een hele kan met olie ingegooid, want
zei me moeder, anders wil dat kreng
toch niet brande met zo'n lucht!" Ik
heb Keesje met aandacht beluisterd,
toen hij me goede raad gaf, maar....
ik zie toch ook opeens Jannekes mond
je tuiten tot een afkeurend „Oooo", bij
Keesjes citaat van moeders woorden.
Doch Keesjes meeleven heeft me zó
goed gedaan, dat jk mijn helper niet aan
de verontwaardiging kan prijsgeven,
dies keer ik me weer tot de kachel
en zeg wraakzuchtig, dat ik daar ook
een kan met koude olie naar binnen
zal smijten, als die niet subiet zijn
best gaat doen, waarna ik weer heftig
met de pook aan het werk ga, net zo
lang tot Jannekes verontwaardiging
vanzelf is weg ge-ebd.
Zo nu hebben we allemaal onze
„mistige bui" op de kachel afgerea
geerd en beginnen we met een schone
lei. We moeten nog tien minuten
schrijven, maar ik vind, dat je met
schrijven er toch nooit helemaal bo
venop kunt komen. Aangezien mijn
kroost toch geen armbandhorloges
draagt, weten ze niet, dat ik in over
treding ben als ik die tien minuten
van schrijven afknijp. Als de schrift
jes netjes in de kast liggen, zeg ik dat
we sommetjes, en wat een moeilijke-
nieuwe, op het bord gaan maken, maar
eerst mogen ze het nieuwe (maar
kostelijke ouderwetse versje, wat ik ze
pas leerde eens zingen, om goed warm
te worden. Ze mogen hard stampen,
als „het aarde ventje" in het vers, het
ijs probeert. Best, ze stampen, dat het
davert, wat ik pleizierig vind. Daar
ben ik in gehard, maar niet als ze alle
maal ritselen als schichtige muizen,
waarop gejaagd wordt.
Dan zijn we allemaal in de juiste
stemming om een „nieuw geval" te be
spreken en te leren van het diepzin
nige vak rekenen. Keesje Klein, wiens
dag al met kachelmisère begon, heeft
onze zwarte kolos al zingende in de
gaten gehouden en hij verrast me met
de mededeling, dat het kr.... het nu
doet. Dan weet ik geen raad meer om
hem te redden van Jannekes gerecht
vaardigde verontwaardiging. Je kunt
van een schooljuffrouw toch ook niet
alles verwachten.
Mijn beste nichtjes en neven,
Als jullie dit Weekend te lezen
krijgen, duurt het nog maar een paar
dagen en dan is het vacantie voor
jullie. Fijn he! Dan kun je weer eens
naar hartelust doen waar je zin m
hebt. Maar er komt voor die tijd nog
een Weekend en daarin zal ik wel zor
gen, dat er werkjes in staan voor va-
cantiedagen. Er zal dus geen kans zijn,
dat jullie je dan gaat vervelen. Deze
keer komt er ook weer werk aan de
winkel, want behalve een paar brief
jes, waarvoor ik vorige week geen
plaats meer had, heb ik nu ruimte om
de oplossingen te geven en meteen
weer nieuwe opgaven te doen. Maar
eerst en daar kijken jullie natuur
lijk naar uit vertellen, dat er dit
keer nu eens twee prijzen naar Nw.
en St. Joosland gaan en wel naar
Leeuwerikje en naar Geelborstje.
Zo, nu ga ik maar gauw die brieven
beantwoorden. Tot de volgende keer!
Jullie TANTE TRUUS.
Cathrien L. te Serooskerke. Heeft
Wim nog geen kwaad gesticht met zijn
pistool? Zeg jij maar dat je niet veel
weet te vertellen. Daar krijg ik me
toch een heel groot blad volgeschreven
van je. Als je dan wel eens veel te
vertellen hebt, wordt het zeker een
boek Ik vond het leuk dat je me van
alles vertelde over St. Nicolaas. Heb
je al uit je nieuwe muziekboek ge
speeld? Is de borstplaat goed ge
slaagd? Fijn dat je die zelf kunt ma
ken. Mag je dat lekkers ook al zelf
opeten? Rozeknop te Serooskerke. Ik
kijk al weer uit naar de volgende
brief, die je me beloofd?. Jij nrnd-
werkt zeker wel graag, want net :s
een kleedje af, of je vertelt m? dat
je alweer plan hebt voor een ander.
Heb je ook al eens een kieedje ge
breid? Wordt het gehaakte een vier
kant of 'n rond kleedje? Witborstje te
Serooskerke. Maar nichtje, dacht je
nu werkelijk fat ik zo slecht heb op
gepast, dat Sint mij helemaal zou