BODZM VEERE ■■lïlllu BmeRimQiise BRieuer Y00R DE JEUGD. Vrijdag 19 December 1952 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 2 Indrukwekkend rees de Veerse dom bij onze „inkomste" in het oude stadje op, voor onze verbaasde blikken. Geweldigwat een kolos! rie pen we vol bewondering bij het zien van die enorme grijze steenmassa. Daar is jouw grote klos van een pijp nog maar een kindje bij, zeg! zei den we tot de tekenaar, bij een (mis lukte) poging om grootheden te ver gelijken. De tekenaar zweeg beschaamd, en betastte liefdevol zijn dierbare pijp. Wat flauw.... vond hij. Maar één ding hebben ze toch gemeen, zei hij raadselachtig. Wat danvroegen we nieuws gierig. Zijn jullie de vaderlandse ge schiedenis dan helemaal vergeten? zei hij kleinerend. De overeenkomst tus sen mijn pijp en deze kerk is, dat ze allebei wel eens gebrand hebben. Gebranddeze steenklomp? vroegen we ongelovig. Man, weet je 't zéker? Ik weet het zeker, zei de teke naar met een zegepraal-timbre in zijn stem. Het is dit jaar toevallig 266 jaar geleden gebeurd. Nu was het onze beurt om be schaamd te zwijgen. Aldus zwijgend sloegen we de hoek om naar de markt, en daar kwamen al gauw de tongen weer los. Links en rechts wezen we elkaar op al die mooie oude dingen die Veere tot Veere maken. En die schoonheid is het ook, die het kleine stadje groot doet zijn. Hier spreken de stenen van een groots en roemrijk verleden. Dat weten we uit de historie, en dat voel je zomaar als je door het stadje dwaalt. En we dwaalden, naar hartelust, dat beloof ik U. Dan hier en dan daar, overal wilde onze tekenaar gaan zit ten om te tekenen. Maar hij dééd het VEER£ zegd te worden, worden deze niet te leur gesteld. We hebben hier inder daad met een bizonder boek te doen. Het zou ons dan ook niets verwonde ren .wanneer naar beweerd wordt, dit werk zal worden voorgedragen voor de Nobel-prijs. En dat de uitgever ons kon meedelen, dat vertalingen in het Noors, Zweeds, Deens, Frans en En gels reeds hebben plaats gehad of nog in voorbereiding zijn, verwondert ons evenmin. De schrijver is een Kretenzer van geboorte, na de eerste wereldoorlog was hij directeur van het Griekse Ministerie van Sociale Zaken. Hij trad op als leider van een commissie, die tot taak had de Griekse vluchtelingen uit de Kaukasus en uit Zuid-Rusland naar hun vaderland terug te brengen. Op deze wijze redde hij ongeveer 150.000 landgenoten van de honger dood. Hij was getuige van de burger oorlog, van de verwoestingen en de ellende in zijn land, om tenslotte als balling rond te dolen in de vreemde. Wanneer zulk een man naar de pen grijpt, is het zeker de moeite waard naar hem te luisteren. Deze roman speelt in een dorpje, onder het Turks protectoraat aan de westkant van Klein Azië, omstreeks 1922. We leren deze mensen kennen in hun zonden en zwakke hoedanighe den, htm hebzucht, egoïsme, vlese lijke gezindheid enz. Iedere zeven jaar worden er de passiespelen opgevoerd en de „notabelen" maken dan uit wie van de dorpelingen een bepaalde rol zullen krijgen. Er is de Christus figuur, de apostelen, Maria Magdalena, Judas en verder de figuren die er bij nodig zijn. De ontwikkeling van het verhaal is dan zodanig, dat deze figu ren niet slechts een „rol spelen", maar het wordt een brok realiteit. Christus wordt hier opnieuw de dupe van de haat, de hebzucht, de zondige harts tochten en ook Judas gaat opnieuw het verraad plegen. In dit alles steekt niets geforceerds. De schrijver is een kenner van het menselij kee hart, hij raakt aan de diepste roerselen van het menselijk zieleleven. En zo krijgt deze roman inderdaad een tijdloos karakter, kan overal en in elke tijd gebeuren en gebeurt er dan ook, wanneer we slechts de kunst verstaan rondom ons te zien. De wijze waarop deze auteur het ge lukt dit alles voor ons waar te ma ken, stempelt zijn roman ongetwijfeld tot een literair werk. In zoverre heeft Den Doolaard zeker geen woord te veel gezegd. Een andere vraag is, of ook Mevr. Den Doolaard geen woord te veel ge zegd heeft, toen zij deze roman ver hief tot de betekenis van Bach's meesterwerk. Ik geloof, dat er een principiëel verschil ligt tussen wat Bach bedoeld heeft met zijn „Matthaus Passion" en wat deze Griekse roman schrijver met zijn werk bedoeld heeft te zeggen. Bach laat het volstrekt „einmalige" zien in het lijden des Heren. Hier wordt inderdaad Gods Zoon gekrui sigd en daarmede staat het drama van Golgotha in het centrum van alle tij den, precies op twaalf uur van de éne grote dag Gods, die begint met de schepping en eindigen zal met de we derkomst des Heren op de wolken. Zo stelt de Griekse schrijver het probleem niet. Wat hij wèl doet zien is dat dezelfde hartstochten en zon den de mens blijven beheersen, ook wanneer zij op andere figuren, dan op Jezus van Nazareth in hem leven stuiten. En symbolisch zou dan te zeg gen zijn, dat Christus opnieuw gekrui sigd wordt. Maar dat is slechts één kant van het drama: de echt mense lijke zijde. In het verhaal van Niko Kazantzakis is Manolios, de jonge schaapherder, die in het passiespel de Christusfiguur zal vertolken en dan ook werkelijk het leed te dragen krijgt, geen symboli sche voorstelling van de Christus zel ve. De schrijver heeft, naar zijn eigen verklaring in zijn boek willen aanto nen, dat slechts de beleving van het christendom in het dagelijkse leven een verandering onder de mensen kan bewerken. En onder dat beleven ver staat hjj dan een humanistische naas tenliefde. En nu is het liefhebben van elkander ongetwijfeld een vervulling der wet, maar aan dit gebod gaat het grote gebod vooraf: God lief te hebben boven alles. En dat komt in dit boek niet aan de orde. De schrijver zegt: „Hoe moeten wij God liefhebben? Door de mensen lief te hebben." Maar daarmede is zeker niet alles gezegd. Christus is niet in eerster instantie ge kruisigd, omdat Hij de naaste lief had, maar omdat Hij God lief had en de eis ging stellen, dat ook de mensen dit gingen doen. Daar lag het conflict. En al was een natuurlijk uitvloeisel van de eis, dat wij God zullen liefhebben, dat we ook de naasten gaan liefheb ben, daar lag tenslotte toch niet het zwaartepunt van Golgotha. En daar ligt het wel in deze roman. En dat maakt o.i. een principieel verschil. Intussen, wanneer we dit bij het le zen van dit werk voor de aandacht houden, kan dit werk door ons zeker worden aanbevolen. Het getuigt van een diepe ernst, een intens mede-lijden met wat ellendig en zwak en hulpbe hoevend is, een sterke visie op de menselijke zonden en de diepte waar toe de mens in het botvieren van zijn hartstochten vallen kan. Als zodanig heeft dit werk zeer ze ker een ernstige boodschap voor onze tijd. De uitgever zorgde voor een zeer smaakvolle, sobere uitvoering. Het boek werd gedrukt op goed papier en verscheen in een symbolisch stofom slag. niet. Hjj had een schier onlesbare dorst naar oud stedenschoon, en wilde steeds maar méér zien. Dus bleef hfj zijn dorst maar lessen, lessen.... Bij de haven kwam hij een beetje tot rust. Misschien werkt het zien We zijn zo gewoon geworden, en daar doen wij vrouwen al even „ge- noegelijk" aan mee als het manvolk, om als we zo eens bij elkaar zijn, ge- zamelijk te „knorren" over al wat er verkeerd gaat in ons land. Nu er gaan ook heel wat dingen anders, dan wij het zouden willen, en tot besluit zeg gen we dan eens gedecideerd: „Als ik het voor het zeggen hadIntussen hebben we dan eerst een heel lijstje laten horen van al wat er glad ver keerd gaaten helaas een gerecht vaardigd lijstje. Maar toch, we moeten niet vergeten, dat er ook een andere kant is, waarvoor we nog heel dank baar moeten zijn. Kort geleden las ik van water kalmerend, óf de bedorven vislucht bij de afslagplaats bracht hem tot bezinning, we weten het niet. In elk geval stonden we een tijdlang rus tig te kijken naar het binnenkomen van de vissersvloot. We genóten! Het is een lust om te zien hoe die stramme vissers met bui tengewone behendige sierlijkheid hun scheepjes de haven binnen weten te sturen, 'n Compliment, vissers! We waren niet de enige die getuige waren van des vissers stuurmans kunst, maar waarschijnlijk wél de enige die het voor het éérst zagen. Aan onze open monden zagen de toeschouwende Veerenaars natuurlijk dat we vréémd waren. En vréémd is voor een inboorling altijd aantrekke lijk. Aorig begint een ringbaar- dig manneke. In mien tied gieng dat nog weer een bitje aores. Toen aade we geen metór, weet je. Moste me zeile en lavére en bóome. Dan aade we onze ande vol as t'r een titje wind en stroom stieng. Da kai je begriepe! We begrepen en knikten ijverig, maar gelegenheid om wat te zeggen of te vragen kregen we niet. Het baardje van het manneke omringde een spleet waaruit een niet te stuiten spraakwaterval klaterde. Steeds meer raakten we uit de tijd. Toen hij over „in mien tied" uitge praat was, begon hij over „in m'n va ders tied". Zijn vader had koning Wil lem I nog gezien toen die in Veere kwam om de eerste stoomboot te ko men bezien. En zo praatte hij van de éne Willem naar de andere. Zijn his torie-kennis bleek zo omvattend, dat we hoogstwaarschijnlijk nog bij de Vader des Vaderlands zouden terecht gekomen zijn! Zeg, heb je nu al wat getekend? vroegen we onze tekenaar, toen we weer een beetje tot onszelf gekomen waren van de verbluffende stortvloed van woorden. Nee, natuurlijk niet, antwoordde hij verwijtend. Jullie ook altijd met je geklets. Maar deze beschuldiging was onredelijk, wij hadden bijna geen woord gezegd. Enfin, hij verdween ijlings over het bruggetje naar de overkant van de haven, en ging met bekwame spoed aan 't werk, terwijl wij, langs de ha ven slenterend de kunst van garnalen- koken afkeken. Die kokerij heeft op ons een onuitwisbare indruk gemaakt. We weten het nog precies: Op een fornuis staat een grote pot met water ziedend te koken. In het water gaan 2 a 3 schoppen (ja, heus, schóppen) zout, plus een zootje garnalen. Als die gaar zijn, en dus rood zien, worden ze er uit gevist, waarna in hetzelfde water opnieuw de schoppen zout en garnalen, enz. enz We stonden ons nog te verbazen over het feit, dat de laatste garnalen niet zouter waren dan de eerste, toen de tekenaar er al weer aan kwam zetten. Plotseling barstte het klokkespel van de stadhuistoren boven onze hoof den los, om onze aftocht uit Veere met welluidend klingelen en beieren te begeleiden. Nog vele malen keken we achterom naar het weergaloos mooie constras- ten-silhouet van „ter Veere", dat daar in 't beginnend duister er uitzag als een sprookje van lang, héél lang ge leden. ,9' een artikel in Elseviers Weekblad, dat „die andere kant" ook eens liet zien. Nu is men in die krant dikwijls niet zuinig met het leggen van zeer ge peperde hapjes voor de neuzen van regeringsmensen. En voornamelijk wel de ellendige houding, die men heeft aangenomen inzake de kwestie Indië, wordt de heren in Den Haag nog al eens voorgehouden. Dus Elsevier is niet bepaald zoetsappig, maar we kre gen ook eens een andere kant te zien, toen werd verteld, wat ons volk na de oorlog weer gepresteerd heeft, on danks talloze regeringsbelemmeringen. Wijd verspreid over alle werelddelen voeren Nederlanders weer belangrijke Vrijdag 19 December 1952 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 3 werken uit en onze schepen zwerven weer lustig over alle zeeën en weten zaken te doen. Het deed mijn Neder landse hart goed die opsomming te lezen. Vroeger was het misschien mo gelijk, dat een groot deel van de vrou wen, die 'n eigen gezin te verzorgen hadden, genoegelijk de „grote wereld" buiten de muren van het eigen huis hielden, maar tegenwoordig zijn we wel anders gewaar geworden. Het vroeger zo verre Rusland wil geen vrede, wij weten nu dat haast heel de wereld en dus ook ons land gemili- tairiseerd blijft, met al de gevolgen daarvan. Oorlog hier, boze geruchten daar, wij ervaren de weerslag in ons gewone huishoudelijk leventje in duurte van onze noodzakelijke inko pen. Al zouden we ons huis herme tisch willen afsluiten, de grote wereld kan door alle kieren binnenglippen. Dat maakt je een soort wereldburge res. Maar het zou toch wel goed zijn, als we nu ook eens meer bewust Ne derlandse burgeressen werden, en gingen beseffen, dat wij hier inder daad ook nog veel goeds in ons land bezitten. Maar dat meer bewust zijn, doet meteen ook zien, dat we alle maal, als er maar een kansje is, om tot de verbetering van de nationale toestand, het onze moeten bijdragen. Dat kan allereerst al door in onze ge zinnen tegenover de kinderen hen te laten zien, dat het goed is Nederlands burger te zijn. In Amerika wordt dat veel sterker beleefd. Het mag daar misschien wel iets overdreven worden, maar ik ge loof, dat we in ons land wel eens te ver van die houding af zijn. Echte jongens en meisjes nog kunnen in Amerika, vaak nog niet half beseffend wat ze beweren, vol trots zeggen: „Wij leven hier in een vrij land en..." dan komen de verdere deugden van het eigen land daar. Maar er is ook nog een andere ma nier, waarop vrouwen iets kunnen doen en dat ook weer op zo typisch vrouwelijke wijze. Je hoort tegenwoordig heel wat over deviezen praten. We weten zo lang zamerhand wel, dat we dollars moeten verdienen niet als bedelaars telkens de hand op houden om wat te krijgen. Nu is dat een probleem, niet alleen voor ons land hoor. Pas las ik nog in ons Zeeuwseh Dagblad, dat er „Des kundigen" uit 17 Europese landen bij een waren gekomen om over die „tere" kwestie te spreken. Nu zijn dat ongetwijfeld heel knappe koppen ge weest en ik heb bepaald een diep res pect voor knappe koppen, daar niet van, maar we moeten weer afwachten, wat het resultaat van al die wijze be sprekingen zal zijn. Natuurlijk is er resultaat, dat zeg m'n vertrouwen in genoemde knappe koppen me al bij voorbaatMaar wij huisvrouwen zijn in de regel heel nuchtere zielen, daarom ben ik blij, dat in die tijd, dat die mijnheren zitten te redeneren er een mevrouw is in Wassenaar, die m- aan de touwtjes, neeaan draden wol trekt.... en een aardig stroompje deviesjes kabbelt ons land binnen. Hoe dat in zijn werk gaat. „Verschrikkelijk gewoontjes" zou die oude tante van me zeggen. Mevrouw Slotboom bemerkte, dat r _n in Ame rika interesse had voor Hollands brei- x. erk, welnu toen ging ze aan het brei en. Dat breiwerk bracht geld op! Het oude spreekwoord zegt echter: „Eén- mans werk is gauw gedaan", dat brengt nog geen beekje deviezen. Daarom zocht, ik weet echter niet hoe, maar dat doet er ook niet toe, me vrouw Slotboom contacten met andere dames, die ook maar heel gewoon gin gen breien. Dus geen diepzinnige re devoeringen gingen afsteken, (die na tuurlijk ook altijd veel helpen), maar die dames verkozen te breien en zie daar, duizenden dollars worden ver diend! Echt verdiend, geen genade brood-hulp dus. Er zijn nu al honder den vrouwen die breienbreien, en mevrouw Slotboom zorgt "oor de rest. Als Elsevier weer eens een werke lijk bemoedigend artikel geeft, zoals onlangs over al wat toch weer door ons volk gepresteerd wordt, dan mag d" blad er gerust deze brei-actie bij- noemen, al gebeurt dat werk niet in verre streken of op wereldzeeën, maar in alle stilte het vriendelijk getik- kel van de breinaalden daargelaten in intieme huiskamers en bij een ge zellige schemerlamp. Dit werk „kweekt" dollars en.... bewuste Nederlandse Burgeressen. Al lebei veel waardi Een van de grote kankerplekken in ons Amerikaanse leven is wel de om vang, welke de echtscheidingen heb ben aangenomen. We kunnen dit ge rust onze nationale volkszonde noe men. De grote massa heeft niet het minste begrip van de betekenis van de heilige huwelijksband en wat de Hei land bedoeld heeft met Zijn uitspraak: „Hetgeen God heeft samengevoegd, dat scheide de mens niet." De Ameri kaan beschouwt het huwelijk gewoon als een contract, zonder meer. Man en vrouw gaan een contract aan voor een bepaalde tijd, en dat kan altijd weer met bijderzijds goedvinden worden ontbonden. Niemand daar buiten heeft er iets mede te maken. Twee van iedere vijf huwelijken, welke in Ame rika worden gesloten, lopen op echt scheiding uit. Nog pas vroeg in onze buurt een dame een echtscheiding aan bij de rechtbank, omdat zij des nachts uit de slaap gehouden werd door het snorken van haar man. De rechter was de overtuiging toegedaan, dat ieder mens recht had op een ongestoorde slaap en wees de aanvraag toe. Nu is het helaas zo, dat het pro bleem van de echtscheiding ook bin nen onze kerken is gaan heersen. Het aantal neemt steeds toe, dat op on wettige grond tot echtscheiding over gaat. Men volgt hierin gewoon de we reldse gebruiken. Herhaaldelijk krij gen dus ook onze kerkeraden met deze zaak te maken. De leden vragen dan ook de kerkeraad de door de overheid toegewezen echtscheiding ook kerke lijk te willen sanctioneren. Op de deze zomer te Grand Rapids gehouden sy node, is deze zaak ook weer een ern stig punt van bespreking geweest. Ge lukkig heeft de synode nog steeds het Schriftuurlijk standpunt gehandhaafd. Er was n.l. door leden van deze ker ken reeds vier jaar lang geprotesteerd tegen het standpunt onzer kerken in deze netelige kwestie. En nu blijken er zelfs ook al predikanten te zijn, die hier met de nationale volkszonde wil len meedoen, althans er aan te gemoet komen, door deze echtscheidingen kerkelijk te erkennen. Vandaar dat er op de 1.1. gehouden synode een meer derheids- en een minderheidsrapport aanwezig was. Het minderheidsrapport zeide, dat we in deze ons te houden hebben aan de geboden des Heren, die heel duidelijk aanwijzingen geven over ons huwelijk. Maar er was een meerderheidsrap port, dat zeide, dat we de Overheid te zien hebben als Gods dienaresse en wanneer deze de echtscheiding vol trekt moet de kerk daar eerbied voor hebben en deze erkennen. Het debat hierover heeft lang ge duurd, maar gelukkig besloot de sy node in meerderheid om het oude standpunt als zijnde Schriftuurlijk te hapdhaven daar het niet aangaat de Overheid ook te volgen in wegen die door de Schrift heel duidelijk als zon dig worden aangewezen. Een ander moeilijk vraagstuk, waar over verdeeldheid van mening bestond was de vraag of wij ons weer zouden aansluiten bij de z.g. „nationale ver eniging van Evangeliebelijders", de „N.AE.". Deze vereniging heeft vele millioenen leden, verspreid over ge heel Amerika. Maar deze vereniging is Arminiaans gekleurd. Wij zijn als kerken daar jarenlang lid van ge weest, maar de fundamentele geschil len waren van die aard, dat het niet langer ging. Nu waren er opnieuw weer classes, die voorstelden ons weer aan te sluiten, maar ook dat is afge wezen. Zo hebben we ook in ons Ame rikaans kerkelijke leven onze moei lijkheden, zoals ge ziet. Nu doen die „evangelische mensen" zeker ook veel goeds. Zij zorgen o.m. dat we een groot netwerk van onze radio open houden voor godsdienstige uitzendin gen, terwijl de liberalen en de joden daar liever een eind aan maken. Mis schien, dat we politiek met deze men sen nog iets zouden kunnen doen in Amerika. Maar kerkelijk gaan onze wegen te ver uiteen. Het Arminianis- me heeft toch al zo'n sterke invloed in ons land in de kerken en deze dwaalleer heeft het gehele openbare leven gestempeld. En nu tot ziens maar weer. OOM CEES. Het is half drie en opeens voel ik, het is mis, grandioos mis, want ik be sef nu, dat ik in het laatste kwartier zeker al zes maal verboden heb. U weet wel, zo op een zeer nadrukke lijk toontje (in een roman zou je zeg gen: op snijdende toon) de naam van een delinquent genoemd, zodat de schuldige met een schok steilrecht overeind wipt, de armpjes krampach tig over elkaar geslagen en je dan schuldbewust aankijkend. Nee, er is geen herrie, ze zitten allemaal nog ijverig te schrijven ook, maar onophou delijk is daar dat enerverende gerit sel en geruis, wat geschuivel en soms het getiklcel van een penhouder die op de grond valt. Meestal, als ik voel, dat er niet de juiste stemming en sfeer heerst, zoek ik even mijn toevlucht bij het raam, om in de wijdte van het polderlandschap weer de innerlijke rust te hervinden, zo nodig voor het werk. Automatisch stap ik weer naar het raam, maar ik weet het immers, we zijn ingesloten in een grauwe on beweeglijke muur van mist. Die mist sluit het hele leven in. Niet merkbaar, doch niettemin zeker, komt die muur al maar dichter op onze school aan. Ik kan nu al niet eens meer de markante contouren zien van de knotwilgen aan de overkant van de weg. Die muur is ook al als een gewelf boven ons dak, zo dicht, dat de schoorstenen schijnen afgedekt te zijn. De kachel vertikt het eenvoudig om ons met een behaaglijke warmte te omhullen. Het lijkt wel of die kleffe mist ook al binnengeslopen is. Daar is een grauWe stemming en een grauwig licht, waarbij de kinderen eigenlijk geen lijntjes kunnen zien. Ik keer me maar weer naar de klas en zeg, weer op dat echte schooljuffrou wentoontje: „Leg direct allemaal de pen neer, ga netjes zitten. Jullie mo gen geen reg-1 -neer schrijven, eerst maar eens leren om stil te werken." Klik, klik, alle pennen liggen netjes bovenaan de bank en vijf en veertig hummels zitten stram en stroef in de houding. Ja wat daeht u, ik heb ze in bedwang. Rustig ga ik achter mijn lessenaar zitten, maar innerlijk sterk geconcen treerd sla ik mijn onderdanen ga. Ze voelen natuurlijk, schoon niet bewust, zich onder een ban.... en zijn zoet. Ze zullen nu, dat weet ik, verder heel de middag rustig zijn als lammetjes en ik.... zal straks naar huis gaan met het lamlendige gevoel van een mis lukte middag. Na een paar minuten denk ik, ik gooi het roer om, het moet goed worden en ik zeg nu: „Zo, nu ga ik fijn (maar heel roekeloos) alle lam pen opsteken, dan kunnen jullie het heel goed zien of je prachtige letters schrijft en nu, aanpakken met een nieuwe regel!" Ze kijken me eens on derzoekend aan en ja ik geloof, dat ik zuchten van opluchting hoor. Ze grijpen weer geestdriftig naar de pen. Ze krijgen echter nog een toegift van me, want ik geloof, dat ik die nare kachel met de grote pook net zo lang een pak slaag ga geven, tot die weer heerlijk warm gaat branden. Meteen wapen ik me, om mijn anders zo dier bare vriendin, eens hardhandig op te porren. Ik zit op m'n hurken en han teer geducht de grote, lange pook, waarmee ik behendig alle ingewanden onderst boven keer. Bovendien kieper ik de prullemand, met een bende pa piersnippers er in, om. En dan zet ik me weer in postuur om nog eens weer de pook te roeren. Maar ik kijk eerst nog even de klas rond, die ijverig, en nu rustig, schrijft, behalve Keesje Klein, die op de voorste bank zit en die nu hevig geïnteresseerd, voorover op zijn bank hangt en al mijn ver richtingen gadeslaat. Keesje leeft zichtbaar mee, en hy heeft nog wat op zijn hart ook. „Juffrouw, uwes mot ter een hele kan met pieterolie opgooien. Vanochend wou de kachel bij ons ook niet branden en toen was me moeder zo kwaad en toen het me moeder d'r een hele kan met olie ingegooid, want zei me moeder, anders wil dat kreng toch niet brande met zo'n lucht!" Ik heb Keesje met aandacht beluisterd, toen hij me goede raad gaf, maar.... ik zie toch ook opeens Jannekes mond je tuiten tot een afkeurend „Oooo", bij Keesjes citaat van moeders woorden. Doch Keesjes meeleven heeft me zó goed gedaan, dat jk mijn helper niet aan de verontwaardiging kan prijsgeven, dies keer ik me weer tot de kachel en zeg wraakzuchtig, dat ik daar ook een kan met koude olie naar binnen zal smijten, als die niet subiet zijn best gaat doen, waarna ik weer heftig met de pook aan het werk ga, net zo lang tot Jannekes verontwaardiging vanzelf is weg ge-ebd. Zo nu hebben we allemaal onze „mistige bui" op de kachel afgerea geerd en beginnen we met een schone lei. We moeten nog tien minuten schrijven, maar ik vind, dat je met schrijven er toch nooit helemaal bo venop kunt komen. Aangezien mijn kroost toch geen armbandhorloges draagt, weten ze niet, dat ik in over treding ben als ik die tien minuten van schrijven afknijp. Als de schrift jes netjes in de kast liggen, zeg ik dat we sommetjes, en wat een moeilijke- nieuwe, op het bord gaan maken, maar eerst mogen ze het nieuwe (maar kostelijke ouderwetse versje, wat ik ze pas leerde eens zingen, om goed warm te worden. Ze mogen hard stampen, als „het aarde ventje" in het vers, het ijs probeert. Best, ze stampen, dat het davert, wat ik pleizierig vind. Daar ben ik in gehard, maar niet als ze alle maal ritselen als schichtige muizen, waarop gejaagd wordt. Dan zijn we allemaal in de juiste stemming om een „nieuw geval" te be spreken en te leren van het diepzin nige vak rekenen. Keesje Klein, wiens dag al met kachelmisère begon, heeft onze zwarte kolos al zingende in de gaten gehouden en hij verrast me met de mededeling, dat het kr.... het nu doet. Dan weet ik geen raad meer om hem te redden van Jannekes gerecht vaardigde verontwaardiging. Je kunt van een schooljuffrouw toch ook niet alles verwachten. Mijn beste nichtjes en neven, Als jullie dit Weekend te lezen krijgen, duurt het nog maar een paar dagen en dan is het vacantie voor jullie. Fijn he! Dan kun je weer eens naar hartelust doen waar je zin m hebt. Maar er komt voor die tijd nog een Weekend en daarin zal ik wel zor gen, dat er werkjes in staan voor va- cantiedagen. Er zal dus geen kans zijn, dat jullie je dan gaat vervelen. Deze keer komt er ook weer werk aan de winkel, want behalve een paar brief jes, waarvoor ik vorige week geen plaats meer had, heb ik nu ruimte om de oplossingen te geven en meteen weer nieuwe opgaven te doen. Maar eerst en daar kijken jullie natuur lijk naar uit vertellen, dat er dit keer nu eens twee prijzen naar Nw. en St. Joosland gaan en wel naar Leeuwerikje en naar Geelborstje. Zo, nu ga ik maar gauw die brieven beantwoorden. Tot de volgende keer! Jullie TANTE TRUUS. Cathrien L. te Serooskerke. Heeft Wim nog geen kwaad gesticht met zijn pistool? Zeg jij maar dat je niet veel weet te vertellen. Daar krijg ik me toch een heel groot blad volgeschreven van je. Als je dan wel eens veel te vertellen hebt, wordt het zeker een boek Ik vond het leuk dat je me van alles vertelde over St. Nicolaas. Heb je al uit je nieuwe muziekboek ge speeld? Is de borstplaat goed ge slaagd? Fijn dat je die zelf kunt ma ken. Mag je dat lekkers ook al zelf opeten? Rozeknop te Serooskerke. Ik kijk al weer uit naar de volgende brief, die je me beloofd?. Jij nrnd- werkt zeker wel graag, want net :s een kleedje af, of je vertelt m? dat je alweer plan hebt voor een ander. Heb je ook al eens een kieedje ge breid? Wordt het gehaakte een vier kant of 'n rond kleedje? Witborstje te Serooskerke. Maar nichtje, dacht je nu werkelijk fat ik zo slecht heb op gepast, dat Sint mij helemaal zou

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1952 | | pagina 4