Bil ons tfinis
Lil
ALLEEN HET WOORD
LLü
FEUILLETON
Vrijdag 21 November 1952
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
Pfs')6^ te ^rengen" Gebruikelijk is
3Pg8—f6
4. Pblc3 c7c6
(Om Pd5 te voorkomen, maar ook 00
of Pc6 kwamen in aanmerking).
5. a2a3 0—0
6. d2d3 Lc5e7
(De loper stond toch goed. Zwart zag
echter gevaar in Lg5. Beter is d6).
7. Pgl—e2 d7d6
8. h2h3 Pb8d7
9. g2g4
*it gaat beginnen op de Konings
vleugel, maar kan bij goede verdedi
ging daar niet veel bereiken. Zwart
moet in het centrum beginnen om zijn
stukken meer ruimte te geven en
speelt nu)
9d6d5
10. e4xd5 Pd7b6
11. Lc4a2
(Het veiligste; aardig was ook dc6;
Pc4, cb7, maar Zwart heeft beter; b.v.
dc6, bc6, Dc6, Tb8 met de dreiging
L»b7)
Pf6xd5
12. La2xd5
(M.i. was hier Pe4 beter. La2 is meer
waard dan Pd5)
35 o—
Ze gingen door wouden zonder een
enkel pad. Zo scheen het tenminste
van Kaalte toe, die nog moest leren
hoe iemand in de wildernis het spoor
van ontschorste bomen volgt. Alleen
met een span ossen was zulk een tocht
mogelijk. De sneeuw lag twee voet
hoog. Het pad leidde vrij steil naar
boven en dan weer naar beneden, door
kreken waarin het ijs brak onder de
hoeven van de ossen; hortend en sto
tend ging het over boomstronken en
wortels. Ze ruimden alleen maar de
grootste stukken hout en steen uit de
weg. En wat een bomen! Reuzen wa
ren het, strevend naar de blauwe he
mel: iepen, beuken, ahorns, eiken.
Verderop zagen ze een helling vol
pijnbomen, een feest van rood en wit,
nu er sneeuw op lag. En cederbomen
daar waar de ossen moeilijk vooruit
kwamen over oneffen bevroren moe
rasgrond. En zo gingen ze voort, ki
lometer na kilometer. Van Raalte's
gezicht, zijn handen en voeten waren
gevoelloos van de kou. Maar zijn
ogen, die geen ogenblik rust hadden,
straalden. Zou dit hun toekomstige
woonplaats zijn?
Eindelijk kwamen ze bij een open
plek waar een blokhut stond. De rook
uit de schoorsteen beloofde warmte.
Op een luid „Hallo!" van Kellog be
woog een gordijn voor het raam en
even later stapte een man naar bui
ten, die hen hartelijk begroette. „Dit
is dominee Smith, zendeling onder de
Indianen", zo stelde Kellogg hem
voor. Dra zaten de drie mannen zich
te wannen voor het open houtvuur
n>
mil
rinim
II
nnnuj
pnijlllliii
lliuilll
TARARA
BOEMBIJEE
„Ik weet het al", veron
derstelde de koning. „Tet
ter slaapwandelt. Dat wil
dus zeggen, dat hij de
vriend van mijn zoon al
leen gelaten heeft". En
zie, daar drentelde Wiebe-
laer op zijn sloffen door de
gangen van zijn paleis,
regelrecht naar Pieter's
ilaapkamer. Daar vond hij
vanzelfsprekend een leeg
bed.,,Er klopt iets niet om kwart over drie in de nacht", bromde hij en zette
koers naar Pieter's werkkamer. Ondertussen was Pieter al een kwartier lang met
de telefoon aan het worstelen. De meest rare klanken kwamen er uit zodat de
jongen het er warm van kreeg. Met een grote zakdoek veegde hij langs zijn
voorhoofd. „Hotsie Knots Trommelde bom....!" riep hij door de hoorn. „Wiebel
de Wiebelaer tarara boemdiejéééklonk het terug. „Hassie-Bassie hé hébrul
de Pieter op zijn beurt- „Ping pong tarara Pangwas het antwoord. Met een
goedkeurende glimlach op zijn gezicht stapte de koning op Pieter toe. Keurig
keurig^prees hij. „Jij kent je plicht als secretaris, Pieterbaas, en teder streek hij
de jongen over zijn bol. „Wie ik nu aan het lijntje heb", sprak Pieter met een
rood gezicht, „Ik versta er letterlijk geen klap van, hij zegt steeds maar „Tarara
Boemdijéééé". ,,Oh" lachte de koning. „Dat is mijn opperste diplomatieke gezant
m Sjanghai. Meneer Lampie Zoekie. Heeft hij ook iets gezegd van Ping Pang
Pong ,.Ja, inderdaad" sprak Pieter. „Oh" vervolgde de koning „Da" komt
hij morgenochtend hierl"
12cdxd5
(Zwart staat nu goed met zijn 2 pion
nen in het centrum en moet nu pro
beren Lc8 in het spel tebrengen, b.v.
door Le6)
13. Pe2g3 d5d4
(te vlug. Zwart geeft nu het veld e4
vrij. Veel beter spel gaf Le6).
14. Pc3e4 f7—f6?
(Waarom? Le6 of Ld7 lag voor de
hand met de dreiging Ld5 of Lc6).
15. Pg3—f5 Lc8d7!
16. Df3—g2 Ld7xf5?
(Zwart was nu op de goede weg met
Ld7 en maakt nu een slipper. Lc6 was
goed geweest; Pf5 deed nog geen
kwaad).
17. g4xf5 Tf8—f7
18. li3h4 Kg8—h8
(Dat was nog niet nodig. Met Dc8 had
Zwart een pion kunnen winnen en het
Wit lastig kunnen maken).
19. h4h5 h7h6
20. Thlh3 Dd8d7
(Nog steeds was Dc8 goed).
21. Dg2—g4 g7—g5
(Deze zet zou goed zijn geweest als de
en passant-regel niet bestond. Deze re
gel wordt wel meer vergeten, en wel
omdat hij niet zo dikwijls voorkomt.
Had Zwart nu hieraan gedacht, dan
had hij misschien Lf8 gespeeld en
daarmee Pd5).
22. h5xg6 e.p. Le7—b4f
(Zwart raakt de draad kwijt. Tg7 was
het enigste, hoewel de partij dan ook
verloren gaat).
23. a3xb4 Tf7—g7
24. Th3xh6f Kh8—g8
25. Pe4xf6r Kg8—f8
26. Pf6xd7f en Zwart gaf op.
De ladderwestrijd.
De oplossingen der vorige opgaven,
waren als volgt:
Probleem 55. Oplossing: 1. Pf7—d8
(Sleutelzet).
Probleem 56. Oplossing: 1. Tfl—f3.
En hier de nieuwe problemen.
Probleem 57. (Zie diagram 57).
Wit: Ke6, Ta7, Le5, pi d4, g4, h5.
Zwart: Kg8, Tf2, Lb2, pi a3, h6.
Wit aan zet wint (3 punten).
Probleem 58. (Zie diagram 58).
Wit: Kc5, Lc4, pi b2, b3, g2.
Zwart: Ka5, Ldl, pi g3.
Wit aan zet geeft mat in 3 zetten (3
punten).
Oplossingen in te zenden 10
da plaatsing van deze rubriek.
Correspondentie: J. A. te Z. De
oplossingen behoren naar mijn adres
opgezonden te worden. Inzendingen
aan bijkantoren geven slechts vertra
ging en onnodige porto-kosten ten ge
volge.
P. A. C. te O. Uw oplossingen van
Probleem49, 51 en 52 waren goed. De
stand van de ladder was al opgemerkt
vóór dat ik uw oplossingen binnen had.
Diagram 57.
nenhutten met het houten kerkje in
het midden.
Een andere dag gingen ze West
waarts. Eén dag gebruikten ze om
de oever van de rivier, met zijn ver
ward gewas van wilde druif en wilg
en els te inspecteren.
Die rivier was Van Raaltes grote
liefde. Hij zag mogelijkheden voor
scheepvaart en ze zou energie kunnen
leveren voor houtzaag- en korenmo
lens. Hij volgde nieuwsgierig Smith
en de Indiaanse gids.
„Zullen we oversteken en de andere
oever ook bekijken?" stelde Smith
voor, toen zij een enorme boomstam
vonden die als een brug over de rivier
was gevallen.
Van Raalte stemde gretig toe ook
al was hij vermoeid. Hij ging achter
de beide mannen aan op handen en
voeten over de brug. Bijna was hij aan
de overkant, toen de stam plotseling
in beweging kwam en begon te draai
en.
Smith stond al op de oever en zag
het gevaar. „Spring!" riep hij. Van
Raalte sprong en kwam veilig en nog
droog in een bosje terecht. Terwijl hij
opstond keek hij achterom naar de
plek, waar hij bijna gevallen was:
het zwarte water stroomde maar even
onder het ijs vandaan om een eindje
verder er weer onder te verdwijnen.
„Dat was op het kantje", zei Smith.
Van Raalte knikte zwijgend en ging
verder met dank in het hart.
Na nog een uur van moeizaam voort
gaan en onderzoeken staken ze op
nieuw de rivier over en gingen naar
huis. Van Raalte was zo uitgeput, dat
het hem moeite kostte de ene voet voor
de andere te zetten en ineens kon hij
niet meer.
(Wordt vervolgd).
Wit aan zet en wint
(3 punten)
Wit geeft mat in 3 zetten.
(3 punten)
Niets heeft zoveel succes als het suc
ces.
Als uit de waarheid een belediging
voortkomt is het beter dat de beledi
ging komt, dan dat de waarheid ver
borgen blijft.
Het is een bewijs van bitter weinig
verstand, antwoord te vinden op vra
gen, waarop geen antwoord te geven
is.
gemakkelijk en ze kwamen 's avonds
uitgeput thuis. En dus gingen ze dag
aan dag erop uit. Soms ging een In
diaanse gast mee en een andere keer
was Isaak Fairbanks, van de Land
bouwvoorlichting voor de Indianen,
mee op pad. Gewapend met schop en
houweel baanden ze zich een weg. Ze
waadden door twee voet sneeuw, door
moerassen met hun verraderlijke bo
dem, en omgewaaide bomen maakten
het voortgaan dikwijls onmogelijk.
Ze gingen door indrukwekkende ka
thedralen van reuzenpjjnbomen waar
in de wind zachte orgeltonen blies,
hoog boven hun hoofden. Enkele bo
men waren zo dik, dat drie mannen
ze samen nog niet konden omspannen.
Met schop en houweel beproefde
Van Raalte de bodem; hij vond zand
grond en klei en beste leemgrond. Op
een dag kwamen ze aan het Zwarte
Meer toe, voorbij het groepje India-
in de hut van dominee Smith. Op
nieuw ontvouwde van Raalte zijn
plannen. En hij was opgetogen, toen
Smith hem gastvrijheid aanbood zo
lang hij maar wilde, en ook beloofde
hem op een inspectietocht te verge
zellen.
De volgende morgen, nadat Kellog
teruggegaan was naar Allegan, gingen
Smith en Van Raalte op pad.
Ze konden in een dag maar weinig
doen, want het lopen was verre van
£e*t tand,
dat 9& li uMfaat yxt
door Marian Schoolland
Ons
van
Vrijdag 21 Nov. 1952, No. 2383
Uitgave van
Oosterbaan Le Colntre N.V.
Goes
neei/u/scH
Z_ u/eeKe/fD
Wat vandaag wel in het brandpunt
komt te staan is de levensvraag: „Wat
dunkt u van het WOORD?" Concen
treerde in de vorige eeuw zich de
strijd der geesten om deze andere
vraag: „Wat dunkt u van de Chris
tus?", daar heeft in onze tijd die an
dere vraag de aandacht gekregen.
Atheïsten en godloochenaars en loo
chenaars van de Christus zijn er te
genwoordig niet zo veel meer in de
Westerse beschaving. De satan heeft
met dit grof geschut het pleit niet
kunnen winnen. Daarom heeft hij
thans die andere vraag als de twist
appel in de christenheid geworpen. En
daarmee beleeft de Kerk van onze
Heiland een gevaarlijker periode dan
zij in de vorige eeuw had te door
worstelen. De camo flage, het zich
anders voor doen. dan men is, ver
schijnen in het gewaad des lichts, ter
wijl de bedoelingen zwart als de nacht
zijn, is een gevaarlijker situatie voor
de Kerk dan het openlijk strijden, zo
als dat in de vorige eeuw plaats vond.
Wat dunkt u van het WOORD?
Immers van de beantwoording van
die vraag hangt ten slotte alles, het
bestaan van de Kerk, het bestaan van
de gelovige, alle geloofszekerheid, vol
komen af.
Is de Schrift de openbaring Gods,
zó dat ik in ieder Schriftwoord de
duidelijke wil Gods kan aflezen, waar
in Hij ons openbaart wie Hij is, en
wie wij zijn, wat de wereld is, wat
Hemel en hel zijn?
Of is dat Woord slechts een getuige
nis van openbaringen aan verschil
lende mensen in de historie gedaan?
I'.a.w. is b.v. wat God tot Jesaja
sprak slechts een openbaring aan deze
profeet geweest, en is het voor ons
enkel maar geschiedenis? Dus een ge
tuigenis van die openbaring aan Je
saja? Of is wat in het boek Jesaja
staat rechtstreeks openbaring óók aan
mij en aan de gehele christenheid van
vandaag?
En hoe staat het met de belijdenis
der Kerk aangaande die openbaring?
Is dat ook maar een historisch stuk,
dat veranderen kan met het verande
ren der tijden? Of is die belijdenis
nodig tot mijn eeuwig behoud, abso
luut, voor zover zij correspondeert met
het Woord Gods en door dit Woord
gedragen wordt?
Dat zijn de vragen die vandaag in
de christenheid in het geding zijn en
waarop wij het antwoord moeten we
ten, willen we als christenen verder
kunnen.
Het verschil lijkt soms subtiel, maar
klein en er wordt soms gezegd, dat
het maar een nuance, een accentver
schil is.
Maar we zullen goed doen waak
zaam te zijn en ons te realiseren, dat
we hier een verschil hebben aangaan
de de Godsopenbaring, die een even
sterke antithese schept als we in de
vorige eeuw gekend hebben. Immers
achter dit alles dringt de behoedzame
vraag van satan: „Is het ook dat God
gezegd heeft?" De vraag die hij ook
de Christus zelve gesteld heeft, in de
verzoeking in de woestijn, toen hij
herhaaldelijk kwam met zijn: „Daar
staat geschreven", Gods Woord uit zijn
verband rukkend en onjuist interpre
terend.
Christus heeft zich daarbij niet van
de wijs laten brengen, door de vrome
schijn. Hij heeft ook geen verdedi
gingsmiddelen gezocht bij eigen in
wendig licht, ofschoon, zo iemand, Hij
dat had kunnen doen. Christus heeft
alle subjectiviteit van de hand gewe
zen en zich alléén beroepen op de
Gods-openbaring in de Schriften, toen
hij de satan terugwees met Zijn ma
jesteitelijk; „Daar staat geschreven!"
Voor Christus was de Bijbel geen ge
tuigenis aangaande de openbaring.
Voor Hem was het Woord de Gods
openbaring voor elke situatie, voor
elk concreet geval op elk tijdstip in
de geschiedenis der wereld en van de
mens.
Wij kunnen deze grond- en hoofd
waarheid nooit genoeg verabsoluteren.
Zij is het fundament, waarop de Kerk
rust, waarop onze zaligheid rust.
En daarom doet het soms zo vreemd
aan, dat nog zovele christenen bij al
lerlei verschijnselen en vragen en
problemen, die zich aan ons opdrin
gen, zo bitter weinig zeggen: aldus
spreekt het Woord, en dat zo heel vaak
het antwoord gezocht wordt in het re
lativisme: ik denk er zo over, of: dat
is mijn bescheiden mening over dat
geval, of: laten we ons elkander daar
niet over verketteren, wie zal zeggen
wat de waarheid is? Zelden hoort men
het rotsvaste, uit overtuiging spreken
de woord: aldus zegt de Schriften.
Daar staat geschreven.
We hebben pas weer Hervormings
dag gevierd en Luther in zijn strijd,
herdacht. Luther is alleen aan de
strik ontkomen doordat hij alle subjec
tivisme liet varen en tot de rotsvaste
zekerheid kwam: Daar staat geschre
ven.
We kunnen vandaag met niet min
der toe.
UIT DE SCHRIFT.
„Zoon, uw zonden zijn u vergeven
Mare. 25b
Vreemd, dit woord van Jezus tot
de geraakte! Stel u voor. Daar ligt
een verlamde man aan Jezus' voe
ten: een armzalig brokje menselijke
ellende. Zijn hele verschijning is
één kreet om erbarmen, één bede om
verlossing uit de jammerlijke ge
bondenheid, waarin hij gekluisterd
ligt. Met dat doel en in die verwach
ting is hij bij Jezus gebracht. Maar
in plaats van op die, hoewel onuit
gesproken, toch zo welsprekende be
de om genezing van lichamelijk lij
den in te gaan, spreekt de Heiland
dat bevreemdende woord: „Zoon,
uw zonden zijn u vergeven".
Waarom doet Jezus dat? Heeft
Hij dan geen medelijden met deze
ongelukkige? Is Hij blind voor de
nood van deze mens?
Integendeel. Jezus ziet die nood
juist goed. De eigenlijke levensnood
is niet ziekte of invaliditeit of welk
lijden dan ook. Dè levensnood is de
zonde. Aan die levensnood wil Jezus
u ontdekken. Niet om u daarin te
laten liggen. Maar om, als Hij uw
geloof in Zijn ontferming ziet, u
daarvan te verlossen. Om tot u te
spreken dat bevrijdende woord:
„Uw zonden zijn u vergeven".
Als dat gebeurd is, komt ook o?
't andere terecht. Misschien blijft ge
uw levenlang ziek of lam of stom
of blind. Wie zal zeggen wat God
delijke wijsheid voor u nodig keurt?
Maar ge komt uiteindelijk, op Gods
tijd daar, waar niemand meer zal
zeggen: Ik ben ziek. Want het volk,
dat daar woont, zal vergeving van
ongerechtigheid hebben (Jes. 33 :24)
Kamperland A. J. RADDER.
Er is een groot verschil tassen de men
sen, ook in slechtheid. Doch allen zitten we
in de trein, die in de verkeerde richting
rijdt.
Gods weg is geen weg waarop je
freewheelen kunt: hij loopt omhoog. Excel
sior!
Er komme nog geregeld brieve bie
mien thuus over die gebedsgenezing.
Zo kreeg ik ter eentje uut Zeeuws-
Vlaanderen en een uut Yerseke. De
leste stelt mien niet minder as acht
vraege waerop dat ie graeg een ant
woord zou wille 'a. Hie heit bliekbaer
mien brief van vorige weke gelezen,
waerin ik een stuk uut een kerkblad
overnam over die beweging. Noe
vraegt ie ofdat er ook geschriften over
te vinden bin wat het optreden van
die gebedsgenezer betreft Vo' zover
as mien bekend is nie, mae dat zeit
niet zo veul, want ik krieg niet alles
onder me neus wat dat er zoal in de
waereld van de drukpers komt. Mien
opinie over het optreden van die man
weet mien briefschriever as ie me
goed gelezen heit. Ik bin der zeivers
niet geweest en ik z_l der ook niet
komme. Om de eenvoudige reden om
dat ik er nie an geloven ken. Daer-
om weet ik ook niks er van af ofdat
er genezingen hebbe plaes gehad. En
wat dat er in Groninge gebeurd is,
daer weet ik helegaer niks van af. En
of alles wat die dominé in dat kerk
blad schreef waerheid bevat? Wat die
dominé schrieft is uut een officieel
kerkeraedsbesluut, asdat nog niet ge-
nogt zeit dan weet ik 't niet meer. En
of daer een Geref. gemeente bestaet,
jaet, maer die naem motte we niet
verwaerre met de Geref. gemeenten
die we in Nederland hebbe. Vo' zover
ik ken nagaen is die duutse kerk zo
wat 't zelfde als de Geref. kerken in
ons land. En as mien briefschriever
me noe vraegt of dat ik dinke dat die
gebedsgenezer in stried komt met Gods
Woord, dan zeg ik ja. Want as dat
niet in stried komt met Gods Woord
dan komt mien catechismus in stried
met Gods Woord, of het een of het
aere ken mae waer wezen. En noe mot
mien briefschriever uut Yerseke dan
zelf mae het antwoord geven. Mae hie
mag van mien gerust weten dat ik 't
bie de Gereformeerde oudvaders hou.
Dae voel ik mien 't beste bie thuus.
Wanneer Zaiss zeit in z'n rede in Rot
terdam: op deze neus komt nooit een
bril, want in dit hart weunt God, dan
zeg ik dat is in stried met Gods Woord.
Woonde in Paulus' hart Gods Geest
niet, toen ie God smeekte „hem te
genezen van die doorn in z'n vleis?
Mae God zeit teuge z'n: „Mijn genade
is u genoeg. Mijn kracht wordt in
zwakheid volbracht." Wanneer Zaiss
geliek had zou er ook geen ouder-
domsverschienselen kennen voorkom
men bie Gods kinderen. We kennen
dae nog lang en breed over praeten,
mae wanneer we in al deze dinge luus-
teren nae wat Gods Woord ons zeit,
gaen we veilig en worde we niet om
gedreven deur allerlei wind van leer.
En of Zaiss noe zieken geneest, dat
motte de dokters mae uutmaeke, daer
weet ik niks van af. 't Kan mien wei
nig schelen ook. Niet wat Zaiss doet
mae wat ie leert is hier beslissend.
As 't waer was dat het doen van ge
nezingen beslissend was, dan kriege
we ook nog een Maria-verering onder
de protestanten, want in Lourdes
hangt 't vol met krukken langs de
muren van lammen, die daer genezen
bin, hebbe ze mien wel is verteld.
En noe leit er ook nog een brief van
iemand uut Waarde, een lezeres, die
over een aer sjampieter begint. Ze
vindt in de christelijke dagbladen al-
tied nog advertenties, die feitelik niet
deur de beugel kenne. Dat b.v. een
rooms weekblad as „De Margriet" in
onze bladen adverteert, vindt ze glad
verkeerd. De roomsen zallen heus
geen reclame maeken met onze bla
den, schrieft ze en ze vraegt: lezen
ons kerkmensen al geen oppervlakkige
rommel genogt? Noe, dat leste bin ik
goed met ter seens. Verder klaagt ze
ook er over, dat er zoveul plekke in
onze bladen wordt ingeruumd vo' de
sport en de sportverdwaezing en ze
vraegt mien of dat noe geen christen
dom in naem mae niet in de daed ge
noemd ken worde. En tenslotte vraegt
ze mien: hoe riemt jie dat met me-
kaere, Flip?
Noe wil ik vooraf zegge asdat ik
niet verantwoordelik bin vo' alles wat
dat er in de krant komt. Ik 'a genogt
an mien iegen geschrief. Ik wil wel
zegge asdat ik ook sommigte dingen
wel aeres zou willen. Mae asse we
wensen 'a, dan doen we 't beste daer
met de redaksie zeivers over te prae
ten of te schrieven. Dat liekent mien
de angewezen weg. En verders geloaf
ik ook asdat er teugesworig veul deur
gaet op de naem van sport dat er niet
veul mee te maken héit, en dat daer
in de krante op gewezen wordt ken
geen kwaed. Der bluuft vo' mien be
sef altied nog een groot verschil tus
sen sport en sportwedstried. An het
eerste wordt soms te weinig en an het
leste teveul andacht gegeven. Bie het
eerste ken alle jongeluu die der zin
nigheid an 'a mee doeë, mae
bie het leste bin der een goeie .twintig
op z'n hoogst an 't draeve en de best
staet er bie te kieken. Dat is geen
sport meer, dat is sportvermaek, ze
gaen nae 't sportveld zoas ze nae de
bioscoop lopen, om wat te zieë. En
asse we dan telkes in de kranté te le
zen kriegen wat er somtieds deur die
sporthelden wordt uutgehaeld en de
hersenschoddinge en gebroken benen
die er bie te pas komme, dan geloof
ik dat we niet ver meer van de sport
verdwaezing af bin. Wanneer sport een
kiekspul wordt motte ze het niet meer
de naem van sport geven, daer is'de
sport, zoas ik 't bekieke, nog te goed
vo'.
Ik dink dat mien briefschriefster
van Waarde 't daer ook wel met seens
zal wezen.
Julder FLIP BRAMSE.
AfiAo-ïtómeti
Nooit is iemand bezweken onder de
last van de dag. Alleen wanneer de
last van morgen wordt toegevoegd bij
die van heden wordt het zwaarder dan
een mens kan dragen.
Niets in toorn beginnen. Een dwaas
die bij storm uitzeilt.
De betekenis van de radio en de tele
visie is nog nauwelijks te overzien.
Haar geestelijk nivellerende werking
zal waarschijnlijk nog groter blijken
dan die van de bioscoop.