mmm
m
mm m i
TOEN EN NU
SCHAAK-RUBRIEK.
II
UPI
i
iü
i
m
II® lil H e Hl 1
Bü
ons thuis
ILL
FEUILLETON
t 'rijdag 7 November 1952
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
Correspondentie uitsluitend te richten
aan J. Joosse, Eigenhaardstraat 6,
Middelburg.
Door de heer J, Denies (oud-lid van
de Schaakclub „Middelburg", thans in
Den Haag) werd ons de volgende
party toegezonden.
Een Koning-Indische partij, beide
spelers volgen de wegen der theorie.
Op de 10e zet verwisselt Zwart een
zet en maakt op de lie zet een fout,
welke hem de kwaliteit kost, echter
toch nog met goed tegenspel. Wit wil
nu iets gaan ondernemen op de g-
lyn, maar de 21e zet is foutief en
kost hem een officier. Zwart krijgt nu
gemakkelijk spel en Wit kan opgeven.
Wit: H. Trager. Zwart: J. Denies.
Konings-Indisch; gesppeld te Den Haag
1. d2d4 Pg8—f6
2. c2c4 g7g6
3. Pgl—f3 Lf8g7
4. Pblc3 d7—d6
5. e2e4 Pb8d7
6. Lfle2 00
7. 0—0
(alles theorie. Zwart gaat nu e5 spe-
23
„Daar is Anton!" zei ze.
„Oom Johannes!" riep Anton uit,
toen hij de keuken binnenkwam. Het
was jaren geleden dat zijn welgestelde
oom hun armoedig huisje had bezocht.
Oom Johannes gaf niet om formali
teiten. „Anton", zei hij, „ik ben ge
komen om te vragen of je misschien
van gedachten veranderd bent. Tante
Fenna heeft je verteld wat ik met je
voor had."
Anton haalde diep adem. „Nee, oom
Hannes", zei hij, ,',ik ben niet veran
derd. Maar ik waardeer.
„Zo. Dan heb je dus de hele kwestie
grondig doordacht?"
„Ja, dat geloof ik wel."
Goed dan. Als je dan niet accoord
gaat met mijn plannen, heb ik een
voorstel."
Hij haalde een klein, vierkant doos
je uit de zak en legde het op tafel.
„Dat zit vol met gouden tien-dollar-
stukken," zei hij. „Er is genoeg om
de overtocht te betalen en nog wat
extra. Daarmee kan je beginnen. Je
kunt het aannemen en weigeren. Ik
geef het je niet, het is een geldbeleg
ging. Als het je voor de wind gaat,
mag je het met rente terugbetalen.
En zo niet.Hij haalde de schou
ders op.
Anton keek van het doosje naar
moeder, en toen naar oom.
„Je neemt geen enkel risico als je
het aanneemt", zei oom Johannes. „Ik
verwacht er eigenlijk helemaal geen
winst van, én de eerste vijf jaren zeker
niet een cent." En hy voegde er aan
toe: „Nu?"
len om Wit tot een verklaring in het
centrum te dwingen).
7e7—e5
8. d4d5
(Wit behoeft niet door te schuiven,
maar kan ook b.v. Tel spelen, er kan
dan volgen: ed4, Pd4, Pc5 enz.).
8a7a5
(Hier wordt meestal Pc5 gespeeld en
dan pas a5; door Pc5 wordt pion e4
aangevallen en ook Lc8 komt vrij).
9. Lele3 (belet Pc5) b7b6
10. h2h3 Pf6e8
(Nu moest Pc5 en dan .Pfe8 om f5
door te zetten).
11. Pf3—g5 f7—f5
(Te vroeg; eerst h6, nu gaat de kwa
liteit verloren).
12. Pg5e6 Dd8e7
13. Pe6xf8 De7xf8
14a e4xf5 g6xf5
15. f2f4 e5e4
(Van deze vrijpion heeft Zwart veel
plezier.)
16. Ddlc2 Pd7e5
17. Pc3b5 Lc8a6
(tempo-verlies; beter direkt Ld7).
18. Pb5d4 La6c8
19. Kgl—hl
(Wit wil nu iets op de g-lijn gaan
ondernemen, maar daar komt niet veel
van terecht.)
Lc8d7
Df8e7
19
20. Tflgl
(om Dh4 te spelen).
21. Le3—f2?
(Wit wil Dh4 beletten, maar verliest
nu een stuk. Hij had door Dd2 eerst
zy'n stelling moeten verbeteren).
21e4e3!
22. Pd4e6 (wat anders?) e3xf2
23. Tglfl Ld7xe6
24. d5xe6 De7xe6
25. Le2—f3
(Een kleine dreiging, die echter ge-
makkelijk is te pareren. Men kan ech-
ter nooit weten. Wit is verloren.)
25Pc5e4
26. Khlh2 Lg7—d4
(Zwart is nu heer en meester van het
bord. Met een stuk meer gaat het
gemakkelijk.)
27. g2g4 De6h6
28. Dc2—cl Ld4xb2!
29. Dclxb2 Dh6—f4t
30. Kh2—hl
en Wit gaf meteen op.
Er kan volgen: Df3f, Kh2, Dg3t,
Khl, Dh3f mat.
De Iadderwedstrijd.
De prijswinnaar van de maand Oc
tober is de heer G. J. de Vries te
Vlissingen met een totaal van 74
„Ik weet niet wat ik moet zeggen,"
stotterde Anton. „Dank u wel, oom
Hannes. Ik verdien niet
„We praten nu niet over wat je ver
dient. Je bent de zoon van myn zus
ter. En dit is een investering, heb
ik je al gezegd. Wanneer ga je?"
„Ik weet het nog niet."
£eti tand,
dal U utijyeti yat
door Marian Schoolland
Oom Hannes gaf hem een hand. „Nu,
vaarwel dan. En laat eens wat van
je horen."
Met een kort knikje naar zyn zus
ter, stapte hij de deur uit.
Toen hy uit zicht was, nam Anton
het zware doosje op. „Moeder", stoot
te hij uit, „waak ik of droom ik?" Hij
maakte het touwtje los en tilde het
deksel op. Daar lagen ze: glanzende,
gouden munten.
Moeder kreeg tranen in de ogen.
„Hij is altijd goedhartig geweest", zei
ze moeiiyk.
Tineke stond op haar tenen om dat
dure goud te bekijken, en Anton
haalde de munten eruit en legde ze
op nette stapeltjes. Maar eer hij ze op
gestapeld en geteld had, herinnerde
hij zich plotseling zyn gebed. Was dit
het begin van Gods antwoord op zijn
gelovig gebed?
In een plotselinge opwelling van
vreugde tilde hij Tineke hoog boven
zijn hoofd.
HOOFDSTUK 7.
Het waren geen gemakkelijke dagen
in het gezin van Van Kaalte. Met Al-
bertus was geen land te bezeilen.
Overstelpt als hij was door een veel
heid van taken zijn preken en cate
chisaties, zijn huisbezoeken, eindeloze
besprekingen over emigratie werd
hij soms prikkelbaar. Het scheen, dat
ieder gemeentelid behoefte had aan
dominee's speciale raad, eer hij de gro
te stap met zijn gezin wilde doen.
Urenlang lag hij 's nachts wakker, ge
drukt door de zware verantwoordelijk
heid, die hij op zich genomen had. Het
was geen kleinigheid deze mensen te
sturen naar een vreemd land en hen
zelfs aan te sporen haast te zetten
achter hun hachelijke onderneming,
terwijl hij noch zij wisten wat ze te
gemoet gingen. Niemand sprak de taal
van het nieuwe land, en maar een
enkele wist iets van de wereld buiten
zijn eigen woonplaats af.
Christien deed haar uiterste best de
kinderen rustig te houden en zorgde
ervoor dat ze haar man niet voor de
voeten liepen. Ze probeerde het huis
houden zo geruisloos mogelijk te doen
lopen. Maar niet altijd kon ze kleine
strubbelingen vermijden.
Van Kaalte en Brummelkamp had
den besloten elke mogelijke bron van
hulp aan te boren, en ze kwamen op
de gedachte een brief te schrijven
aan de afstammelingen van Neder
landers, die twee eeuwen geleden een
kerk in Amerika hadden gesticht. Ze
wisten, dat er nog zulke kerken wa
ren. Maar ze konden niet te weten
komen wie de predikanten waren. De
enige manier om hen te bgreiken was
de eerste emigranten die op het punt
stonden te vertrekken, een brief mee
te geven. (Wordt vervolgd).
punten. Hartelijk gefeliciteerd.
De oplossingen van de vorige pro
blemen was als volgt:
Probleem 53:
1. Dd6, Kd6; 2. Lf4f, Kd7; 3. Le6ft
Probleem 54:
1Tf3t; 2. Kg2, Tf4; 3. gf4,
Tg8f; 4. Kf3, Lg4t; 5. Ke4, Te8t; 6.
Kd3, Lf5f; 6. (Kd5, Lf3t) en indien
5. Kg2, dan volgt Lf5f en wint.
De nieuwe opgaven zijn aldus:
Probleem 55 (zie diagram 55).
Wit: Kh5Df3Pf7; pionnen b4—
b3—f2.
Zwart: Kd4; pionnen d6 en e6.
Wit geeft mat in twee zetten (2
punten).
Probleem 56 (zie diagram 56).
Wit: Ka2TflTe4Lh6Lg4.
Zwart: Kc2; pionnen d2.
Wit geeft mat in twee zetten (2
punten).
Oplossingen in te zenden uiterlijk
10 dagen na plaatsing dezer opgaven.
J.
Probleem 55
abode f gk
Wit geeft mat in twee zetten.
(2 pnt.)
Probleem 56
abcdet gn
Wit geeft mat in twee zetten.
(2 pnt.)
14, KONING
WIEBELAER.
Geruisloos zwommen de
eendjes naderbij. De ko
ning was geheel van streek
en wreef zich zenuwachtig
in z'n handen. ,,Oh", brom
de hij voor zich uit. „Deze
spanning is me te groot.
Waar blijft die ooievaar
Zal mijn rijk wederom een
koning hebben Zal een
Wiebelaer H mijn zware
taak kunnen overnemen
wanneer ik mijn einde voel naderen „Kwak-kwak", klonk het plots achter de
vorst. „KwakHeer koning, ons leven is ten einde, wij zijn gereed voor de
pan„Plof!" riep de koning. „Weten jullie niets anders op dit moment?
Moet ik jullie soms zó eten Ga naar de kok en laat je plukken„Kwak
riepen de eenden blij. Toen salueerden ze en renden naar de keuken. Nu vie
len de ogen van de koning op Pieter Cannegieter. „Wie ben jy, jongmens!" sprak
hij ernstig. „Ik heb nu geen audiëntie". Pieter trad naderbij. „Ik kan U uit Uw
zorgen helpen, majesteit", sprak hij. „jy vroeg de koning. „Jij lijkt anders
niet veel op een ooievaar. Alleen die goede vogel heeft op het ogenblik mun he
le rijk in zijn snavel. Als hij mij een zoon brengt zal een nieuwe Wiebelaer de
troon kunnen bestijgen. Zo niet, dan is mijn gebied spoedig geen koninkrijk
meer,,,., r*
Ons y
'famUMad
van
Vrijdag 1 Nov. 1952, No. 2321
Uitgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V.
Goes
eeuu/scH
u/eexem
UIT DE SCHRIFT.
We lezen in het bekende hoofdstuk
over de geboorte van de Christus,
Lucas 2, dat er een gebod uitging van
keizer Augustus, dat de gehele wereld
beschreven zou worden.
Een predikant zei eens in zijn preek
dat we voor dat woord „gebod", ook
kunnen lezen: dogma. Het was één
der dogma's van deze keizer, dat uit
ging over de toenmaals bekende
wereld. Deze wereldvorst leefde bij
dogma's. Zo was er in zijn dagen ook
het dogma, dat deze keizer de wereld
verlosser was, hij was de zaligmaker
der wereld, de heiland. De wereld
had dan ook de hoop op hem geves
tigd. De wereld was in een impasse,
in een doodlopend slop geraakt. De
wijsheid der ouden had gefaald. Het
classieke denken was uitgeput. Men
kon niet verder komen. De priesters
der heidense godsdiensten geloofden
zelf niet mêer in hetgeen zy leerden.
Er lag en levenszatheid en een
levensmoeheid over het ganse mens
dom. Heel de wereld leefde in de
dagen van Christus' komst in een
stille verwachting. Er was de span
ning, dat er een wereldverlosser
komen zou en millioenen zagen die
verlosser in de goddelijke keizer, kei
zer Augustus, de machtige, die zich
zelf dan ook goddelijke eer bewijzen
liet.
Deze heilsleer was een merkwaar
dig verschijnsel. Juist daarom, omdat
zij gepredikt werd in de volheid des
tijds, precies op het moment dus, dat
de Christus geboren zou worden.
Het is een even merkwaardig ding,
dat, wat toén plaats greep in de
wereld, vandaag bezig is zich te her
halen. Christus' eerste komst moet
door een tweede gevolgd worden. Ook
de Kerk van de nieuwe bedeling,
leeft in adventstyd. Zij verwacht de
Christus.
Maar óók de ganse wereld verwacht
de heiland, de verlosser, de zalig
maker der wereld.
De wereld is in spanning van die
verwachtig.
We zijn gewoon om te spreken en
t< lezen van ecc..omische, politieke,
maatschappelijke en wijsgerige stro
mingen.
Maar hebben wij cr wel ooit by
stilgestaan, dat dit alles saam te vat
ten is in één begrip: de verwachting
van de wereld-heiland?
Wat Marx in de vorige eeuw pre
dikte, wat Hitier wilde, en wat van-
d ag het russisch communisme ver
kondigt, is niet anders dan het pre
diken van deze wereldveriosser, de
heiland, de zaligmaker der mensheid.
Voor millioenen is deze wereld
verlosser Stalin, zoals tweeduizend
jaar geleden, dit keizer Augustus ge
weest is. Stalins naam is een sym
bool. Hij wordt door de communisten
met heilige eerbied uitgesproken. Hij
heeft zijn voorgangers en wegberei
ders gehad in mannen als Marx, En
gels en in de grote voorloper Lenin,
die als een Johannes de Doper, de
weg voor Stalin bereid heeft. Iemand,
die met de ontwikkeling in Rusland
van nabij bekend is, schreef dezer
dagen: Het geheel is een grandiose en
grimmige travesti van de bijbelse
heilsleer, een omkering van de wezen
lijke elementen van de christelijke
boodschap. Bij de missie van het rus
sisch Communisme is wat het Nazisme
deed nog maar een kinderspel ge
weest, een belachelijke charlatanerie.
En heel het millioenen-volk wordt van
deze missie, deze wereldzending door
trokken. De russische heilsleer moet
over de ganse aarde verbreid worden
en daarom wordt alles in Rusland tot
een dynamische macht gebracht, op
dat iedere Rus als apostel van de
heilsleer kan worden uitgezonden.
Het begint al bij de kinderen in de
kleuterscholen. Het gaat door het ge
hele onderwijs heen. De schrijver, zo
even bedoeld, schreef: „Kinderen van
1012 jaar maken opstellen over: „de
levensloop van Lenin", en: „Wat
Vader Stalin voor ons gedaan heeft",
en: „Wat kan ik doen voor de op
bouw van het Marxisme?" Parallel
met het lager-onderwijs loopt het
jeugdwerk van staatswege: de jonge
pioniers. De wonderen van het Mar
xisme worden de kinderen ingeprent.
En men kent niet alleen de scholing
in de leer, maar ook in de practische
oefening, b.v. in het schieten met
klein kaliber pistool. Jongens en meis
jes van veertien jaar worden zo ge
oefend met het schieten op een schijf,
dat de vorm heeft van Truman, Ridg-
way, Churchill of Eisenhower. En
iedere student is verplicht college te
lopen in de communistische staats
leer. Het maakt geen verschil of men
studeert voor bewaarschoolonderwij
zers, houtvester, predikant, dokter,
pianolerares of fluitist. En het wordt
er ingehamerd, dat de bewapening,
de oorlog, het grote vredes-offensief
is, dat nodig is om de verloste wereld
te funderen. Het is een godsdienst
geworden, een heilsleer, die preten
deert de ganse wereld te omvatten.
En er wordt een generatie gekweekt,
die daarin gelooft en dat niet alleen,
maar die er ook haar leven voor in
zet. Er groeit een geslacht op, dat er
voor de dood wil ingaan. Want dit
geslacht heeft een sterk geloof, een
bergverzettend geloof, het gelooft in
de heiland der wereld.
En zoals voor tweeduizend jaar de
gladiatoren de kampplaats betraden
en voor zij sterven gingen voor de
goddelijke keizer het eresaluut brach
ten met de woorden: „Heil U, Cesar,
die sterven gaan, groeten U!", zo gaat
ook dit geslacht rustig de dood in als
het moet, opdat Stalin leve. Want zij
weten zich de stichters van de grote
wereldvrede, het paradijs, de heilstaat,
die komende is.
En zo zijn we vandaag weer net
zo ver als tweeduizend jaar geleden.
Er is principieel geen verschil tussen
toén en nü.
Toen de Heiland geboren werd, was
er de wereldverwachting, het geloof
in de redder, de zaligmaker der mens
heid. En de sterke held was er, hij
noemde zich de goddelijke Augustus.
En hij vaardigde het dogma uit, dat
de gehele wereld beschreven zou wor
den. En zo werd hij in dienst gesteld
van de komst van de ware, de enige
Zaligmaker: Jezus Christus!
Het zal in de twintigste eeuw niet
anders gaan.
Terwijl de gehele wereld de valse
heiland achterna zal lopen, zal deze
pseudo-Christus, de dienstknecht zijn
van de ware Christus, die komende
is en die alles in deze wereld voor
bereid voor Zijn tweede komst.
Zalig wie zich niet vergist en dus
niet knielt voor de valse Christus,
maar die leeft bij de Schriften en dus
de ware Christus verwacht, de enige
Wereldverlosser, die al Zijn vijanden
zal verdoen door de adem Zijns monds.
Want laat ons bedenken: er is tus
sen toén en nü geen wezenlijk, geen
principiëel verschil. Ook Stalin met
al zijn macht, verricht slechts slaven
dienst in het voorbereidingswerk, dat
leiden moet tot de wederkomst van
Hem, Die gezegd heeft en nooit liegen
kan: Mij is gegeven alle macht in de
hemel EN OP AARDE.
Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden
voor mij niet. Psalm 119 19
Vreemdelingen hier op aarde zijn
wij allemaal. Maar dan slechts in
zover, dat we hier allen maar een
tijdelijk verblijf hebben. ware
Christen echter zal zich hier op aar
de een vreemdeling gevoelen en dat
geldt voor ons allemaal niet. De
meesten zijn hier op aarde goed
thuis en zouden hier altijd willen
blijven, al is het ook dat het leven
hier op aarde niet veel meer ople
vert dan moeite en verdriet. Ja al
is het, dat velen in het minst niet
schijnen te twijfelen aan hun toe
komstige zaligheid, zo betonen ze
toch in hun ganse wandel tot de lie
den te behoren die uan de wereld
zijn en wier deel in dit leven is.
Het ware vreemdelingschap hier
op aarde zal zich echter in de vruch
ten openbaren. David bad: verberg
Uw geboden voor mij niet. Neen,
een Christen behoeft niet in afzon
dering te leven en zich als zodanig
aan de wereld te onttrekken. Hij is
wel in de wereld, maar hij is niet
van de wereld. Zijn vaderland ligt
boven! Hij is de Hemelse geboorte
deelachtig geworden en zo is de He
mel zijn herkomst en zijn toekomst.
Het is door die Hemelse geboorte
dat de wereld hier in dit leven
reeds voor hem vergaat en dat hij
naar de geboden van dat Hemelse
vaderland leert vragen. In die ge
boden begeert hij steeds nader te
worden onderwezen, opdat hij daar
uit steeds meerdere verzekering zal
ontvangen van zijn eeuwige zaligheid
en opdat hij daarnaar met al de ver
making van zijn ziel zich zal gedra
gen. Daarbuiten kan hij geen rechte
verlustiging vinden. Ze bieden hem
de enig ware verkwikking op
zijn pelgrimstocht. Indien Gods Wet
niet was geweest al zijn vermaking,
hij was in zijn druk allang vergaan!
Zijt gij reeds een vreemdeling op
aarde geworden?
Bruinisse Ds F. MALLAN.
Ook uut ons durp bin der inkele
luu nae Goes 'eweest om de saemen-
komst mee te maeken waerdat die
duutse meheer 'esproken heit en waer
dat de krante vol over sting. Bie den
barbier gong 't gesprek der netuur-
lik ook over en der waeren er 'n paer
die dochte dat daer waerlik wondere
gebeurd wasse. Ze honge der hele ver-
haele over op en der was er eentje bie
die zee asdat de kerke en de domenies
met al der gepreek dat toch mae niet
vo' mekaar konnen kriege, dat er lam
men gongen loapen, blinden uut d n
biebel gonge lezen en stomme begonne
te praeten. Een jonge vaant die nooit
van ze leven in de kerke komt zee,
dat ie as de kerke het ook nog is zo
ver brochten dan kwam die er ook
nae toe.
En toen was er een die an mien
vroeg wat ik daer noe van docht. Noe
ik zee toen, dat as dat de vrucht van
het werk van die duutse prediker was,
dat de mense bekeerd wiere tot een
wondergeloof dat ik er dan niet veul van
'ebbe most, want ik leer uut mien bie
bel dat we met een wondergeloof niet
toe kenne om in de 'emel te kommen,
daer komt het zaligmaekend geloof
an te pas. Toen zee er weer een aere,
dat 't toch ook in de bedoeling was
van die duutse meneer om de mense
nae de kerke te stieren, mae toen zee
ik weer, dat as ze allenig nae de kerke
komme omdat ze an wonderen ge-
loave, we er niet zo erg veul mee op
schieten. Ik dinke nog al is an dat
woord van de Heiland, zalig bin de
genen die niet gezien en nochtans ge
loofd zullen hebben. Toen vroeg een
aere weer wat ik dan doent van die
wonderdaedige genezingen. Noe toen
a ik 'ezeid asdat ik daer geen oordeel
over geven ken. Ik bin der niet bie
'eweest en al 'ad ik 't met me eige
oagen 'ezien dan zou ik er nog geen
oordeel over geven kennen, omdat ik
geen dokter bin, en dus niet ken be
oordelen of die mensen noe werkelik
genezen bin en of ze ook genezen
bluven. Mae ik 'a der an toegevoegd
asdat ik 't met de leer van die duutse
prediker alvast niet seens ken wezen,
want nae mien gedacht gaet ie teuge de
Schrift in. As ie zeit asdat ziekten en
lichaamsgebrek uut d'n duvel bin en
dat God geen ziekten wil, dan zeg ik
asdat mien biebel dat op geen enkele
bladzie leert. En mien catechismus
zeit het oak 'eel aeres. Daer lees ik
as 't gaet over Gods voorzienigheid
(Cat. Zondag 10) dat loof en gras, re
gen en droogte, vruchtbare en on
vruchtbare jaren, spijs en drank,
gezondheid èn krankheid, rijkdom en
armoede en alle dingen niet bij geval,
maar van Zijn vaderlijke hand ons
toekomen. Dat leren onze vaders uut
een tied toen ze der beliedenis schre
ven met de brandstapel en het scha
vot vo' der oagen en ik houd mien daar
bie', oak al zou ik van mense die het
aeres lere honderd wonders zien ge
beuren. Oak ziekte komt mien toe
van mien 'emelse Vader en dat geeft
mien rust en vrede en vastigheid in
't leven. En dat woord ken ook allenig
mae aere zieken en stakkers uut de
ellende 'elpen. En daerom vind ik het
een veul groater wonder as ik an een
ziekbed kom te staan en ik mag dan
zo'n erme stakker die al jaer en dag
an z'n ziekbed gebonden leit 'ore ge-
tuge dat ie volkomen eenswillens is
met de weg die de Here met z'n gaet
en er niet teuge in opstand komt. Kiek
as ik dat hore mag, dan zeg ik: dat is
een wonder, dat is een wonder van
Gods genade en de man zal der ge-
lokkiger mee wezen dan een aere, die
zogenaamd as deur een wonder op
seens beter wier, maer over een paer
maenden weer instort. Want wat mot
zo'n stakker dan wel niet dinke van
Gods bermhertigheid? As God 'm dan
niet bewaert word ie nog een prooi
vo' de anvallen van d'n duvel. Laete
we ons eige bie d'n biebel houwe,
dan gaen we een sekure weg en leit
er dan mae je ouwe, vertrouwde cate
chismus naest, die d'n biebel uutlegt
en laeten we dan de rest mae 'an God
overlaete. Dat liekent mien de beste
weg. En ik hope asdat julder der zoa
oak over dinken.
Julder Flip Bra mae.-