mmm m mm m i TOEN EN NU SCHAAK-RUBRIEK. II UPI i iü i m II® lil H e Hl 1 Bü ons thuis ILL FEUILLETON t 'rijdag 7 November 1952 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 Correspondentie uitsluitend te richten aan J. Joosse, Eigenhaardstraat 6, Middelburg. Door de heer J, Denies (oud-lid van de Schaakclub „Middelburg", thans in Den Haag) werd ons de volgende party toegezonden. Een Koning-Indische partij, beide spelers volgen de wegen der theorie. Op de 10e zet verwisselt Zwart een zet en maakt op de lie zet een fout, welke hem de kwaliteit kost, echter toch nog met goed tegenspel. Wit wil nu iets gaan ondernemen op de g- lyn, maar de 21e zet is foutief en kost hem een officier. Zwart krijgt nu gemakkelijk spel en Wit kan opgeven. Wit: H. Trager. Zwart: J. Denies. Konings-Indisch; gesppeld te Den Haag 1. d2d4 Pg8—f6 2. c2c4 g7g6 3. Pgl—f3 Lf8g7 4. Pblc3 d7—d6 5. e2e4 Pb8d7 6. Lfle2 00 7. 0—0 (alles theorie. Zwart gaat nu e5 spe- 23 „Daar is Anton!" zei ze. „Oom Johannes!" riep Anton uit, toen hij de keuken binnenkwam. Het was jaren geleden dat zijn welgestelde oom hun armoedig huisje had bezocht. Oom Johannes gaf niet om formali teiten. „Anton", zei hij, „ik ben ge komen om te vragen of je misschien van gedachten veranderd bent. Tante Fenna heeft je verteld wat ik met je voor had." Anton haalde diep adem. „Nee, oom Hannes", zei hij, ,',ik ben niet veran derd. Maar ik waardeer. „Zo. Dan heb je dus de hele kwestie grondig doordacht?" „Ja, dat geloof ik wel." Goed dan. Als je dan niet accoord gaat met mijn plannen, heb ik een voorstel." Hij haalde een klein, vierkant doos je uit de zak en legde het op tafel. „Dat zit vol met gouden tien-dollar- stukken," zei hij. „Er is genoeg om de overtocht te betalen en nog wat extra. Daarmee kan je beginnen. Je kunt het aannemen en weigeren. Ik geef het je niet, het is een geldbeleg ging. Als het je voor de wind gaat, mag je het met rente terugbetalen. En zo niet.Hij haalde de schou ders op. Anton keek van het doosje naar moeder, en toen naar oom. „Je neemt geen enkel risico als je het aanneemt", zei oom Johannes. „Ik verwacht er eigenlijk helemaal geen winst van, én de eerste vijf jaren zeker niet een cent." En hy voegde er aan toe: „Nu?" len om Wit tot een verklaring in het centrum te dwingen). 7e7—e5 8. d4d5 (Wit behoeft niet door te schuiven, maar kan ook b.v. Tel spelen, er kan dan volgen: ed4, Pd4, Pc5 enz.). 8a7a5 (Hier wordt meestal Pc5 gespeeld en dan pas a5; door Pc5 wordt pion e4 aangevallen en ook Lc8 komt vrij). 9. Lele3 (belet Pc5) b7b6 10. h2h3 Pf6e8 (Nu moest Pc5 en dan .Pfe8 om f5 door te zetten). 11. Pf3—g5 f7—f5 (Te vroeg; eerst h6, nu gaat de kwa liteit verloren). 12. Pg5e6 Dd8e7 13. Pe6xf8 De7xf8 14a e4xf5 g6xf5 15. f2f4 e5e4 (Van deze vrijpion heeft Zwart veel plezier.) 16. Ddlc2 Pd7e5 17. Pc3b5 Lc8a6 (tempo-verlies; beter direkt Ld7). 18. Pb5d4 La6c8 19. Kgl—hl (Wit wil nu iets op de g-lijn gaan ondernemen, maar daar komt niet veel van terecht.) Lc8d7 Df8e7 19 20. Tflgl (om Dh4 te spelen). 21. Le3—f2? (Wit wil Dh4 beletten, maar verliest nu een stuk. Hij had door Dd2 eerst zy'n stelling moeten verbeteren). 21e4e3! 22. Pd4e6 (wat anders?) e3xf2 23. Tglfl Ld7xe6 24. d5xe6 De7xe6 25. Le2—f3 (Een kleine dreiging, die echter ge- makkelijk is te pareren. Men kan ech- ter nooit weten. Wit is verloren.) 25Pc5e4 26. Khlh2 Lg7—d4 (Zwart is nu heer en meester van het bord. Met een stuk meer gaat het gemakkelijk.) 27. g2g4 De6h6 28. Dc2—cl Ld4xb2! 29. Dclxb2 Dh6—f4t 30. Kh2—hl en Wit gaf meteen op. Er kan volgen: Df3f, Kh2, Dg3t, Khl, Dh3f mat. De Iadderwedstrijd. De prijswinnaar van de maand Oc tober is de heer G. J. de Vries te Vlissingen met een totaal van 74 „Ik weet niet wat ik moet zeggen," stotterde Anton. „Dank u wel, oom Hannes. Ik verdien niet „We praten nu niet over wat je ver dient. Je bent de zoon van myn zus ter. En dit is een investering, heb ik je al gezegd. Wanneer ga je?" „Ik weet het nog niet." £eti tand, dal U utijyeti yat door Marian Schoolland Oom Hannes gaf hem een hand. „Nu, vaarwel dan. En laat eens wat van je horen." Met een kort knikje naar zyn zus ter, stapte hij de deur uit. Toen hy uit zicht was, nam Anton het zware doosje op. „Moeder", stoot te hij uit, „waak ik of droom ik?" Hij maakte het touwtje los en tilde het deksel op. Daar lagen ze: glanzende, gouden munten. Moeder kreeg tranen in de ogen. „Hij is altijd goedhartig geweest", zei ze moeiiyk. Tineke stond op haar tenen om dat dure goud te bekijken, en Anton haalde de munten eruit en legde ze op nette stapeltjes. Maar eer hij ze op gestapeld en geteld had, herinnerde hij zich plotseling zyn gebed. Was dit het begin van Gods antwoord op zijn gelovig gebed? In een plotselinge opwelling van vreugde tilde hij Tineke hoog boven zijn hoofd. HOOFDSTUK 7. Het waren geen gemakkelijke dagen in het gezin van Van Kaalte. Met Al- bertus was geen land te bezeilen. Overstelpt als hij was door een veel heid van taken zijn preken en cate chisaties, zijn huisbezoeken, eindeloze besprekingen over emigratie werd hij soms prikkelbaar. Het scheen, dat ieder gemeentelid behoefte had aan dominee's speciale raad, eer hij de gro te stap met zijn gezin wilde doen. Urenlang lag hij 's nachts wakker, ge drukt door de zware verantwoordelijk heid, die hij op zich genomen had. Het was geen kleinigheid deze mensen te sturen naar een vreemd land en hen zelfs aan te sporen haast te zetten achter hun hachelijke onderneming, terwijl hij noch zij wisten wat ze te gemoet gingen. Niemand sprak de taal van het nieuwe land, en maar een enkele wist iets van de wereld buiten zijn eigen woonplaats af. Christien deed haar uiterste best de kinderen rustig te houden en zorgde ervoor dat ze haar man niet voor de voeten liepen. Ze probeerde het huis houden zo geruisloos mogelijk te doen lopen. Maar niet altijd kon ze kleine strubbelingen vermijden. Van Kaalte en Brummelkamp had den besloten elke mogelijke bron van hulp aan te boren, en ze kwamen op de gedachte een brief te schrijven aan de afstammelingen van Neder landers, die twee eeuwen geleden een kerk in Amerika hadden gesticht. Ze wisten, dat er nog zulke kerken wa ren. Maar ze konden niet te weten komen wie de predikanten waren. De enige manier om hen te bgreiken was de eerste emigranten die op het punt stonden te vertrekken, een brief mee te geven. (Wordt vervolgd). punten. Hartelijk gefeliciteerd. De oplossingen van de vorige pro blemen was als volgt: Probleem 53: 1. Dd6, Kd6; 2. Lf4f, Kd7; 3. Le6ft Probleem 54: 1Tf3t; 2. Kg2, Tf4; 3. gf4, Tg8f; 4. Kf3, Lg4t; 5. Ke4, Te8t; 6. Kd3, Lf5f; 6. (Kd5, Lf3t) en indien 5. Kg2, dan volgt Lf5f en wint. De nieuwe opgaven zijn aldus: Probleem 55 (zie diagram 55). Wit: Kh5Df3Pf7; pionnen b4— b3—f2. Zwart: Kd4; pionnen d6 en e6. Wit geeft mat in twee zetten (2 punten). Probleem 56 (zie diagram 56). Wit: Ka2TflTe4Lh6Lg4. Zwart: Kc2; pionnen d2. Wit geeft mat in twee zetten (2 punten). Oplossingen in te zenden uiterlijk 10 dagen na plaatsing dezer opgaven. J. Probleem 55 abode f gk Wit geeft mat in twee zetten. (2 pnt.) Probleem 56 abcdet gn Wit geeft mat in twee zetten. (2 pnt.) 14, KONING WIEBELAER. Geruisloos zwommen de eendjes naderbij. De ko ning was geheel van streek en wreef zich zenuwachtig in z'n handen. ,,Oh", brom de hij voor zich uit. „Deze spanning is me te groot. Waar blijft die ooievaar Zal mijn rijk wederom een koning hebben Zal een Wiebelaer H mijn zware taak kunnen overnemen wanneer ik mijn einde voel naderen „Kwak-kwak", klonk het plots achter de vorst. „KwakHeer koning, ons leven is ten einde, wij zijn gereed voor de pan„Plof!" riep de koning. „Weten jullie niets anders op dit moment? Moet ik jullie soms zó eten Ga naar de kok en laat je plukken„Kwak riepen de eenden blij. Toen salueerden ze en renden naar de keuken. Nu vie len de ogen van de koning op Pieter Cannegieter. „Wie ben jy, jongmens!" sprak hij ernstig. „Ik heb nu geen audiëntie". Pieter trad naderbij. „Ik kan U uit Uw zorgen helpen, majesteit", sprak hij. „jy vroeg de koning. „Jij lijkt anders niet veel op een ooievaar. Alleen die goede vogel heeft op het ogenblik mun he le rijk in zijn snavel. Als hij mij een zoon brengt zal een nieuwe Wiebelaer de troon kunnen bestijgen. Zo niet, dan is mijn gebied spoedig geen koninkrijk meer,,,., r* Ons y 'famUMad van Vrijdag 1 Nov. 1952, No. 2321 Uitgave van Oosterbaan Le Cointre N.V. Goes eeuu/scH u/eexem UIT DE SCHRIFT. We lezen in het bekende hoofdstuk over de geboorte van de Christus, Lucas 2, dat er een gebod uitging van keizer Augustus, dat de gehele wereld beschreven zou worden. Een predikant zei eens in zijn preek dat we voor dat woord „gebod", ook kunnen lezen: dogma. Het was één der dogma's van deze keizer, dat uit ging over de toenmaals bekende wereld. Deze wereldvorst leefde bij dogma's. Zo was er in zijn dagen ook het dogma, dat deze keizer de wereld verlosser was, hij was de zaligmaker der wereld, de heiland. De wereld had dan ook de hoop op hem geves tigd. De wereld was in een impasse, in een doodlopend slop geraakt. De wijsheid der ouden had gefaald. Het classieke denken was uitgeput. Men kon niet verder komen. De priesters der heidense godsdiensten geloofden zelf niet mêer in hetgeen zy leerden. Er lag en levenszatheid en een levensmoeheid over het ganse mens dom. Heel de wereld leefde in de dagen van Christus' komst in een stille verwachting. Er was de span ning, dat er een wereldverlosser komen zou en millioenen zagen die verlosser in de goddelijke keizer, kei zer Augustus, de machtige, die zich zelf dan ook goddelijke eer bewijzen liet. Deze heilsleer was een merkwaar dig verschijnsel. Juist daarom, omdat zij gepredikt werd in de volheid des tijds, precies op het moment dus, dat de Christus geboren zou worden. Het is een even merkwaardig ding, dat, wat toén plaats greep in de wereld, vandaag bezig is zich te her halen. Christus' eerste komst moet door een tweede gevolgd worden. Ook de Kerk van de nieuwe bedeling, leeft in adventstyd. Zij verwacht de Christus. Maar óók de ganse wereld verwacht de heiland, de verlosser, de zalig maker der wereld. De wereld is in spanning van die verwachtig. We zijn gewoon om te spreken en t< lezen van ecc..omische, politieke, maatschappelijke en wijsgerige stro mingen. Maar hebben wij cr wel ooit by stilgestaan, dat dit alles saam te vat ten is in één begrip: de verwachting van de wereld-heiland? Wat Marx in de vorige eeuw pre dikte, wat Hitier wilde, en wat van- d ag het russisch communisme ver kondigt, is niet anders dan het pre diken van deze wereldveriosser, de heiland, de zaligmaker der mensheid. Voor millioenen is deze wereld verlosser Stalin, zoals tweeduizend jaar geleden, dit keizer Augustus ge weest is. Stalins naam is een sym bool. Hij wordt door de communisten met heilige eerbied uitgesproken. Hij heeft zijn voorgangers en wegberei ders gehad in mannen als Marx, En gels en in de grote voorloper Lenin, die als een Johannes de Doper, de weg voor Stalin bereid heeft. Iemand, die met de ontwikkeling in Rusland van nabij bekend is, schreef dezer dagen: Het geheel is een grandiose en grimmige travesti van de bijbelse heilsleer, een omkering van de wezen lijke elementen van de christelijke boodschap. Bij de missie van het rus sisch Communisme is wat het Nazisme deed nog maar een kinderspel ge weest, een belachelijke charlatanerie. En heel het millioenen-volk wordt van deze missie, deze wereldzending door trokken. De russische heilsleer moet over de ganse aarde verbreid worden en daarom wordt alles in Rusland tot een dynamische macht gebracht, op dat iedere Rus als apostel van de heilsleer kan worden uitgezonden. Het begint al bij de kinderen in de kleuterscholen. Het gaat door het ge hele onderwijs heen. De schrijver, zo even bedoeld, schreef: „Kinderen van 1012 jaar maken opstellen over: „de levensloop van Lenin", en: „Wat Vader Stalin voor ons gedaan heeft", en: „Wat kan ik doen voor de op bouw van het Marxisme?" Parallel met het lager-onderwijs loopt het jeugdwerk van staatswege: de jonge pioniers. De wonderen van het Mar xisme worden de kinderen ingeprent. En men kent niet alleen de scholing in de leer, maar ook in de practische oefening, b.v. in het schieten met klein kaliber pistool. Jongens en meis jes van veertien jaar worden zo ge oefend met het schieten op een schijf, dat de vorm heeft van Truman, Ridg- way, Churchill of Eisenhower. En iedere student is verplicht college te lopen in de communistische staats leer. Het maakt geen verschil of men studeert voor bewaarschoolonderwij zers, houtvester, predikant, dokter, pianolerares of fluitist. En het wordt er ingehamerd, dat de bewapening, de oorlog, het grote vredes-offensief is, dat nodig is om de verloste wereld te funderen. Het is een godsdienst geworden, een heilsleer, die preten deert de ganse wereld te omvatten. En er wordt een generatie gekweekt, die daarin gelooft en dat niet alleen, maar die er ook haar leven voor in zet. Er groeit een geslacht op, dat er voor de dood wil ingaan. Want dit geslacht heeft een sterk geloof, een bergverzettend geloof, het gelooft in de heiland der wereld. En zoals voor tweeduizend jaar de gladiatoren de kampplaats betraden en voor zij sterven gingen voor de goddelijke keizer het eresaluut brach ten met de woorden: „Heil U, Cesar, die sterven gaan, groeten U!", zo gaat ook dit geslacht rustig de dood in als het moet, opdat Stalin leve. Want zij weten zich de stichters van de grote wereldvrede, het paradijs, de heilstaat, die komende is. En zo zijn we vandaag weer net zo ver als tweeduizend jaar geleden. Er is principieel geen verschil tussen toén en nü. Toen de Heiland geboren werd, was er de wereldverwachting, het geloof in de redder, de zaligmaker der mens heid. En de sterke held was er, hij noemde zich de goddelijke Augustus. En hij vaardigde het dogma uit, dat de gehele wereld beschreven zou wor den. En zo werd hij in dienst gesteld van de komst van de ware, de enige Zaligmaker: Jezus Christus! Het zal in de twintigste eeuw niet anders gaan. Terwijl de gehele wereld de valse heiland achterna zal lopen, zal deze pseudo-Christus, de dienstknecht zijn van de ware Christus, die komende is en die alles in deze wereld voor bereid voor Zijn tweede komst. Zalig wie zich niet vergist en dus niet knielt voor de valse Christus, maar die leeft bij de Schriften en dus de ware Christus verwacht, de enige Wereldverlosser, die al Zijn vijanden zal verdoen door de adem Zijns monds. Want laat ons bedenken: er is tus sen toén en nü geen wezenlijk, geen principiëel verschil. Ook Stalin met al zijn macht, verricht slechts slaven dienst in het voorbereidingswerk, dat leiden moet tot de wederkomst van Hem, Die gezegd heeft en nooit liegen kan: Mij is gegeven alle macht in de hemel EN OP AARDE. Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden voor mij niet. Psalm 119 19 Vreemdelingen hier op aarde zijn wij allemaal. Maar dan slechts in zover, dat we hier allen maar een tijdelijk verblijf hebben. ware Christen echter zal zich hier op aar de een vreemdeling gevoelen en dat geldt voor ons allemaal niet. De meesten zijn hier op aarde goed thuis en zouden hier altijd willen blijven, al is het ook dat het leven hier op aarde niet veel meer ople vert dan moeite en verdriet. Ja al is het, dat velen in het minst niet schijnen te twijfelen aan hun toe komstige zaligheid, zo betonen ze toch in hun ganse wandel tot de lie den te behoren die uan de wereld zijn en wier deel in dit leven is. Het ware vreemdelingschap hier op aarde zal zich echter in de vruch ten openbaren. David bad: verberg Uw geboden voor mij niet. Neen, een Christen behoeft niet in afzon dering te leven en zich als zodanig aan de wereld te onttrekken. Hij is wel in de wereld, maar hij is niet van de wereld. Zijn vaderland ligt boven! Hij is de Hemelse geboorte deelachtig geworden en zo is de He mel zijn herkomst en zijn toekomst. Het is door die Hemelse geboorte dat de wereld hier in dit leven reeds voor hem vergaat en dat hij naar de geboden van dat Hemelse vaderland leert vragen. In die ge boden begeert hij steeds nader te worden onderwezen, opdat hij daar uit steeds meerdere verzekering zal ontvangen van zijn eeuwige zaligheid en opdat hij daarnaar met al de ver making van zijn ziel zich zal gedra gen. Daarbuiten kan hij geen rechte verlustiging vinden. Ze bieden hem de enig ware verkwikking op zijn pelgrimstocht. Indien Gods Wet niet was geweest al zijn vermaking, hij was in zijn druk allang vergaan! Zijt gij reeds een vreemdeling op aarde geworden? Bruinisse Ds F. MALLAN. Ook uut ons durp bin der inkele luu nae Goes 'eweest om de saemen- komst mee te maeken waerdat die duutse meheer 'esproken heit en waer dat de krante vol over sting. Bie den barbier gong 't gesprek der netuur- lik ook over en der waeren er 'n paer die dochte dat daer waerlik wondere gebeurd wasse. Ze honge der hele ver- haele over op en der was er eentje bie die zee asdat de kerke en de domenies met al der gepreek dat toch mae niet vo' mekaar konnen kriege, dat er lam men gongen loapen, blinden uut d n biebel gonge lezen en stomme begonne te praeten. Een jonge vaant die nooit van ze leven in de kerke komt zee, dat ie as de kerke het ook nog is zo ver brochten dan kwam die er ook nae toe. En toen was er een die an mien vroeg wat ik daer noe van docht. Noe ik zee toen, dat as dat de vrucht van het werk van die duutse prediker was, dat de mense bekeerd wiere tot een wondergeloof dat ik er dan niet veul van 'ebbe most, want ik leer uut mien bie bel dat we met een wondergeloof niet toe kenne om in de 'emel te kommen, daer komt het zaligmaekend geloof an te pas. Toen zee er weer een aere, dat 't toch ook in de bedoeling was van die duutse meneer om de mense nae de kerke te stieren, mae toen zee ik weer, dat as ze allenig nae de kerke komme omdat ze an wonderen ge- loave, we er niet zo erg veul mee op schieten. Ik dinke nog al is an dat woord van de Heiland, zalig bin de genen die niet gezien en nochtans ge loofd zullen hebben. Toen vroeg een aere weer wat ik dan doent van die wonderdaedige genezingen. Noe toen a ik 'ezeid asdat ik daer geen oordeel over geven ken. Ik bin der niet bie 'eweest en al 'ad ik 't met me eige oagen 'ezien dan zou ik er nog geen oordeel over geven kennen, omdat ik geen dokter bin, en dus niet ken be oordelen of die mensen noe werkelik genezen bin en of ze ook genezen bluven. Mae ik 'a der an toegevoegd asdat ik 't met de leer van die duutse prediker alvast niet seens ken wezen, want nae mien gedacht gaet ie teuge de Schrift in. As ie zeit asdat ziekten en lichaamsgebrek uut d'n duvel bin en dat God geen ziekten wil, dan zeg ik asdat mien biebel dat op geen enkele bladzie leert. En mien catechismus zeit het oak 'eel aeres. Daer lees ik as 't gaet over Gods voorzienigheid (Cat. Zondag 10) dat loof en gras, re gen en droogte, vruchtbare en on vruchtbare jaren, spijs en drank, gezondheid èn krankheid, rijkdom en armoede en alle dingen niet bij geval, maar van Zijn vaderlijke hand ons toekomen. Dat leren onze vaders uut een tied toen ze der beliedenis schre ven met de brandstapel en het scha vot vo' der oagen en ik houd mien daar bie', oak al zou ik van mense die het aeres lere honderd wonders zien ge beuren. Oak ziekte komt mien toe van mien 'emelse Vader en dat geeft mien rust en vrede en vastigheid in 't leven. En dat woord ken ook allenig mae aere zieken en stakkers uut de ellende 'elpen. En daerom vind ik het een veul groater wonder as ik an een ziekbed kom te staan en ik mag dan zo'n erme stakker die al jaer en dag an z'n ziekbed gebonden leit 'ore ge- tuge dat ie volkomen eenswillens is met de weg die de Here met z'n gaet en er niet teuge in opstand komt. Kiek as ik dat hore mag, dan zeg ik: dat is een wonder, dat is een wonder van Gods genade en de man zal der ge- lokkiger mee wezen dan een aere, die zogenaamd as deur een wonder op seens beter wier, maer over een paer maenden weer instort. Want wat mot zo'n stakker dan wel niet dinke van Gods bermhertigheid? As God 'm dan niet bewaert word ie nog een prooi vo' de anvallen van d'n duvel. Laete we ons eige bie d'n biebel houwe, dan gaen we een sekure weg en leit er dan mae je ouwe, vertrouwde cate chismus naest, die d'n biebel uutlegt en laeten we dan de rest mae 'an God overlaete. Dat liekent mien de beste weg. En ik hope asdat julder der zoa oak over dinken. Julder Flip Bra mae.-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1952 | | pagina 3