i
ïeunitieMad
eeuu/scH
u/eexe/fD
Bij ons Bniis
Om
EEN NIEUWE LENTE....?
re
re
re
5.£||
7
8
11
41
re re
re re
re
Uet kenrmfid deA q,e.tcnüqe*i.
2 2 P* 00 pr
1 c c
ssgrsB-a!
«-T- M r~ CD vt,
a- 2 n p2.^-awH
i; <n oi i—n
1°
"lio"SVM'""5 a&-8S5iSgSt*!!*S§*
to^pn>c-f-b^o
s s
oyoiH^^'o? P
co o to» c o
'o o?
B"g ®S
w> B
4 (D >1
55,2;iTia3,ranfö 5 s. S f? o
Kg g-7g 9" s-ss pS Ei.ro -9
e S>=
W <j Jr .o re O
3 w P 1
i (J1ÜII O
issP
;-p
SL6-
SG'
s
"ShSIi
- r>-.wo s.° ftiot
?s§SÏ?S5 8.8'Sêfe8S£ -
S
fe-34
«5 to O
wc O
iS-
i s
lo-s-S
bo? foB 23 3
gë.gWP®ï?g.r^ OBgê.'ölVwtaS"
^CÏpprejCOjS^WO reP«0)O^(Drti?-!?r!-'
ft-tapps-B^S^of
5.
-s g-Mö&g.gö'
■<Ll.H.coïl/n cnr j^re 'f ro re- r+ r*
w
P.M g
oi cn-m oo
a> p,^
C-t- Vj I
'2 a
3 rr rr\
t3 ÖC ft) (u
S sraq a) re m re o
i O ft) 1 i a O
S-
C ffi t>
W
T oir oir I Offi
Vrijdag 19 September 1952
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
Redacteur: H. M. SLABBEKOORN
Oostsingel 60a, Goes.
Myn beste nichtjes en neven,
Het zou aardig zijn als jullie nu
allemaal eens bij mij in de kamer om
een hoekje konden kijken. Dan zou je
de tafel bedekt zien met schilder
stukken. Het is een zomers gezicht met
al die heldere kleuren. Colijnsplaat is
er dan maar best afgekomen. Naast
al die schilderstukken ligt een stapel
tje opstellen. Nu is dat allemaal leuk
om te zien hoor, maarik kom er
eigenlijk niet zo goed af, want ik moet
eerlijk uitmaken, wie nu een prijs
krijgt. Nou daarover heb ik heel wat
gepiekerd. Tenslotte heb ik maar een
beslissing genomen envragen
jullie allemaal. Dat ga ik nu ver
tellen.
Oranjebloempje te Serooskerke, en
Hulstbesje te Oudelande hebben dit
keer de prijs verdiend. Gefeliciteerd
er mee.
Zo, dat zijn dus weer de eerste
prijzen, die uitvliegen naar mijn fa
milie, van dit najaar. Doen jullie je
best maar weer met de raadsels, dan
zullen er nog wel heel wat boeken
ons Zeeuwse land doorvliegen van de
winter.
Zijn jullie allemaal weer gewoon
om elke morgen weer precies op tijd
op stap te gaan naar je school? Mis
schien viel het de eerste dagen niet
zo mee, maar nu, na een paar weekjes
vinden jullie het, denk ik, weer fijn.
Je kunt toch niet altijd een beetje lui
zijn. Ik vind het tenminste weer kos
telijk hoor, om maar weer elke week
aan de slag te moeten voor mijn sta
peltje brieven. Maar nu moet ik ein
digen, anders maak ik een slecht be
gin, door te veel plaats op te happen.
Ge groet hoor, jullie
Tante TRUUS.
Boerinnetje te St Laurens. Op die
manier is er ook nog een goede kant
aan, als je in een poos niet geschre
ven hebt, want nu kreeg ik een brief
vol met allerlei gezellige gebeurtenis
sen beschreven. Je hebt dan wel heel
wat gereisd in de zomer. Naar H. van
H. is het nog al een hele reis. Je kunt
gemakkelijker naar Knocke gaan hé?
Hoe bevalt het je op die nieuwe
school? Ik ben benieuwd wat je het
eerst mag koken. Kon ik maar eens
mee-eten dan. Oranjebloempje te Se
rooskerke. Wat zat jij een eind uit de
buurt, toen je die brief aan mij schreef.
Ja, ik ben daar al een paar maal ge
weest en in O. ben ik vorig jaar nog
geweest, du| weet ik precies wat je
gezien hebt. Dat is leuk hé. Maar in
die speeltuin ben ik niet geweest. Ik
kan best begrijpen, dat je daar fijne
dagen had. Goudvisje te Serooskerke.
Met zo'n rapport hoef je niet bang
te zijn, dat je blijft zitten, hé. Vader
en moeder waren er zeker wel blij
mee. Misschien krijg jij een andere
keer de beurt om naar Rozenburg te
mogen. Moeder heeft dan maar weer
fijn voor jullie gezorgd op die Mid
delburgse reis. Het waren zeker wel
heel mooie en grote schelpen, die je
gevonden hebt. Hoe groot wel? Heb
je moeder nog geholpen met die
schoonmaak? Hulstbesje te Oude
lande. Jij had een goede verjaardag
zeg. En ook nog zo leuk uit geweest.
Jij treft het dan maar. Dat die neven
te groot werden kan ik wel begrijpen,
maar dat ze zonder afscheid nemen
wegblijven, nee dat zit me dwars
hoor. Wat lijkt me dan fijn om zo
telkens met vader te mogen mee
rijden als hij aan het tarwe-mennen
is. Wat zit je dan wel hoog. Ben je
dan niet een heel klein beetje bang
soms?
£)-e po-et.
Miauwend, stond ze bij de achterdeur.
Thuis van de jacht bij vrienden of
ge buur.
Want buiten was 't een lage
[temp'ratuur.
Haar ogen vroegen: stel mij niet teleur?
Toen ik haar binnenliet genoot ze van
[de geur,
Der spijzen opgediend voor t avonduur.
Ze kreeg wat melk en warmte bij het
[vuur.
En poetste aan haar vel, de rood en
[witte kleur.
Groten en kleinen hadden veel
[plezier.
Om 't speelse knikkeren van 't
[poesendier.
Totdat ze snorrend rustte als een bal;
Ineengerold; terwijl we samen praten.
goals wy zorgen voor een enkel dier,
[zo zal,
De Koning arme zwervers binnen
[laten.
POOT Jr.
Niets valt moeilijker dan hem recht
te doen wedervaren, die ons miskent.
Niet wat men zegt, maar de gedach
ten die men opwekt ls het belangrijke
van een spreuk. Hoe knapper de lezer,
des te beter bevalt hem een spreuken-
boek.
Niets ls klein voor het hart.
Reglement voor het Damspel.
De eerste rubriek in dit seizoen
geeft U, die met het dammen eens
kennis willen maken, een aantal aan-
wijzigingen, die men dient te kennen
alvorens men kan overgaan „eens een
partij te spelen".
Nu de tijd van de zomersport weer
voorbij is, is het een pracht gelegen
heid zich te ontspannen met denksport,
die van zeer grote waarde is voor de
ontwikkeling van dé geest.
In het reglement voor het damspel,
samengesteld door P. D. de Graaft,
vindt men geldende bepalingen om
trent: 1. De opzet van het spel. 2. De
loop der stukken. 3. Het slaan. 4. Het
eindspel. 5. Onregelmatigheden in het
spel. 6. De uitslag van het spel. 7.
Notatie en tijdcontróle.
Art 1. Het damspel wordt gespeeld
tussen twee personen cf groepen, ge
noemd de spelers, op een vierkant
bord van honderd velden, verdeeld in
tien rijen, elk van tien velden, om
het ander licht en donker gekleurd.
Art 2. De schuine kleurlijnen op het
bord duiden de richting aan, waarin
de stukken zich bij het spel bewegen.
Art 3. Er wordt gespeeld op de
donkere velden. Men kan echter bij
onderling goedvinden op de lichte
velden spelen.
Art 4. Het bord wordt tussen de
beide spelers geplaatst, zó, dat de
lange lijn van de bespeelde velden
uitgaat van de linkerzijde van elke
speler.
Toelichting op deze artikels.
Het spelen op lichte of donkere
velden schijnt een kwestie van smaak
te zijn.
In Nederland wordt in t algemeen
gespeeld op de donkere velden, in
Frankrijk op de lichte.
De internationale dambond tracht
eenheid hierin te krijgen. De wereld
kampioenschappen moeten gespeeld
worden op de donkere velden.
De grote van een bord (ook is dit
een wedstrijdbepaling) moet zijn ten
minste 40x40 cm.; de meeste geschik
te schijven hiervoor zijn 35 m.m. door
snede.
Art. 5. De velden, waarop men speelt,
worden geacht van 1 tot 50 genum
merd te zijn, ook al staan die num
mers er niet op vermeld.
De nummering is als volgt: Boven
links 1, verder naar rechts 2, 3, 4, 5.
Tweede lijn links 6 enz., zodat 50
onderaan rechts eindigt.
1
2
3
4
5
«1
9
10
12
|13
14
15
16 I
"1
18
1 19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
1 301
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
42
43
44
45
46
47
48
49
1 50
Art. 6. Het spel vangt aan met
twintig witte schijven op de velden
5031 en twintig zwarte op de vel
den 120.
Toelichting door de nummering
heeft het bord een boven- en onder
kant
De witspeler, die moet beginnen, zit
dus aan de onderkant van het bord.
Als regel geldt, indien het bord
verkeerd wordt gelegd en men heeft
6 of meer zetten gespeeld, men niet
opnieuw mag beginnen. Heeft men
minder dan 6 zetten gedaan en het
wordt door een der spelers opgemerkt,
dan moet opnieuw begonnen worden.
Art 7 behandelt de voorgift. Dat
wil zeggen indien een speler met één
of meer stukken minder speelt.
Hij heeft het recht zelf te bepalen
welk stuk(ken) hij nog wil nemen.
Daar het bij het spelen praktisch
niet voorkomt is een verdere behan
deling hiervan overbodig.
Art. 8 bepaalt, dat door loting
wordt vastgesteld met welke kleur
men de eerste keer speelt, daarna
wisselt men steeds van kleur.
De loop der stukken.
Art 9. De schijf gaat schuin voor
uit, telkens één veld, uitgezonderd bij
het slaan van één of meer vijandelijke
stukken, in welk geval zowel voor
als achteruit daarover heen moet
springen.
Art 10. Een schijf wordt dam als zij
de bovenste lijn van het bord (dam-
lijn) waar de tegenspeler zit, heeft
bereikt en wordt met een tweede ge
lijke schijf tot dam gekroond. Als
echter die schijf daar niet tot rust
komt, maar door de voortzetting van
de slag de damlijn onmiddellijk weder
verlaat zonder daarop terug te keren,
dan blijft zij schijf.
Art. 11. De dam gaat voor- of ach
terwaarts geheel of gedeeltelijk de
vrije velden doorlopende van elke
lijn, die zij bestrijkt of waarop zij
door veranderde richting bij slaan
moet komen.
(Wordt verveld.)
ve aventuren van §erl|on en ^aarl|e«
NIKS TE MAREN
„Weet je", vervolgde de
professor, terwijl hij al de
groene snippers uit de
koffer begon te zoeken,
„we moeten weten wat er
allemaal in die kist heeft
gezeten. Kijk, deze twee
passen al aan elkaar, ik
zal ze op de grond leg
gen". Ijverig zochten
Gertjan en de professor
de warwinkel van papier
snippers uit en spoedig was de helft van de lijst al compleet. „Poeh, wat een
baan", mopperde Gertjan, „ik wou anders maar dat ik mijn zusje weer terug had,
die schat is voor mij veel belangrijker". „StilLuisterriep hij plots.
Gertjan sprong op en tuurde de weg af. „Daar komt die auto weer aan, professor!"
riep hij, „misschien zit Maartje er nog wel in„Verschuil je! Verschuil je!"
gaf de professor hem echter te verstaan. „Ze zoeken je natuurlijk omdat jjj ben
kunt verradengauw, ga achter die bank zitten1" „Ja, maar ik moet Maartje
terug hebben!" jammerde Gertjan. „Niks te maren!" riep professor Weetjes kor
daat „Verschuil je, anders zijn we verloren!" Met tegenzin kroop Gertjan achter
de bank en luisterde gespannen naar het geluid van de auto, dat snel dichterbij
kwam.
L
Nj
SS»??Hre*1^S j53
3S»'ss'sl
■jm
s
re
n 3 3 n
O «3
i S S ra s
3 3
-O
3 re»
3' o i
re p
q
kal
r <q':
ÏW
re
c g
2-
I
<3:
r» R*
1 Q O.
O.N N S.S
b'2^Si'B'SoN
O r, -1 O 3
O 2,t3 S 3 ft"
3* IJ 2 re 3
a
-Zj
cy re 3 re
re re rer* r, c-'
y re co
o fti S a
g q I o g-
P- Q O P
S re c, re re
N q re re
3 I
re 3
2.
re P-
re re
3 Q- re
re -i
2" 3
ct- "i «3 -i S i
-H -
- re P
S o
3 3 3-
2 I sT
re 5
CO
<-f p
c3
o re p
-i p
e. - e
<0
ft
n.
m
y»
H
NS."3'Ö'§!Ss3';j3Ö3s„a"SOj
- o.
P 3 - g-S
3 p S:™
-i *"H
re c p
ïftrf
■S-Jjq R. PO.OO"2
p c:R. o 5 o"s "5:5
3 R i M-tS i i i
So R S" I
re p
as*"-»
o 3 o e e
n S. o <t> n re
3 B-R-3 3 3
T
o
Q
<D
CQ
5'
K>
van
Vrijdag 19 Sept. 1952, No. 2219
Uitgave van
Oos ter baan Sc Le Cotntre N.V.
Goes
UIT DE SCHRIFT.
Van Büderdijk is het bekende woord:
„In het heden ligt 't verleden; in het
nu wat worden zal".
Wie iets af weet van het leven en
het werken van deze grote profetische
geest, die geleefd heeft in het einde
der achttiende en in het begin der
negentiende eeuw, beseft dat dit ge
vleugelde woord, dat helaas al te veel
tot een cliché-uitdrukking geworden
is, op zichzelf een program inhield
voor deze christen-dichter, een pro
gram, dat hij zijn tijdgenoten heeft
voorgehouden en waaraan hij zelf
steeds getrouw geweest is. Want ge
zien tegen de achtergrond van de don
kere tijd, waarin hij geleefd heeft,
krijgt dit woord wel diepe betekenis.
Bilderdijk heeft geleefd in een tijd
van revolutie, van omkering van alle
waarden in de meest stringente zin des
woords.
De grote Franse Revolutie van 1789
had ook ons volk in het hart gegrepen
en daarom ook in de algemene ellende
meegesleurd. Het geloof der vaderen
had men afgezworen. De jonge gene
ratie geloofde in een „nieuwe tijd"
met nieuwe begrippen, en nieuwe
ideeën, een tijd van frisse denkbeel
den, waarin het leven nu eens waard
zou worden om geleefd te worden.
Het werd een tijd van „nieuwe orde
ning" zou men tegenwoordig zeggen.
Vrijheid, gelijkheid en broederschap!
Was de leus niet fascinerend en aan
doenlijk? Omhelsden arm en rijk,
voornaam en veracht elkander niet
rondom de „vrijheidsboom"? De Fran
sen, zij waren de brengers van het
„nieuwe evangelie" en zelfs ortho
doxe predikanten, zoals Van der
Palm, dankten des Zondags van de
kansel de Here, dat Hij de rivieren
had doen bevriezen, zodat de Franse
legers gemakkelijk onze grenzen kon
den binnenkomen.
Inderdaad het oude had afgedaan
en het was alles nieuw geworden.
Alleen die dwarskijker, die Bilder
dijk, die zijn verzen, geladen van haat
tegen de nieuwe denkbeelden, het
volk in het aangezicht slingerde, de
man die weigerde mee te dansen om
de vrijheidsboom, die weigerde zijn
eed af te leggen op de revolutionaire
grondwet, die „Unus Illevir", d.w.z.
die vreemde eend in de bijt, zoals een
Leids professor tegenover zijn studen
ten hem spottend noemde, bedierf het
mooie spel. En men verbande hem,
zodat hij moest ronddolen in den
vreemde.
Maar deze wrevelige dwarskijker,
deze profeet, kreeg uiteindelijk op alle
punten gelijk. Want die jonge gene
ratie, die de nieuwe tijd zo enthou
siast begroet had, liet straks haar
levensbloed in de Russische steppen
en aan de Berezina. En de windhanen
als dr Van der Palm, die eerst God
dankten voor de komst van de Fran
sen, begonnen in 1813 met tranen in
de ogen God te danken voor de terug
komst van Oranje.
In het heden ligt 't verleden, in het
nu wat worden zal.
Telkens denkt een jonger geslacht,
dat er een dikke streep onder het
verleden te zetten is en een nieuw
begin gemaakt kan worden. Maar de
geschiedenis leert wel anders. Er staat
nergens een streep onder. De geschie
denis is continu, is één doorlopend
verhaal, zonder een enkel nieuw be
gin. De generatie van vandaag draagt
de last van die van gisteren en wat
de generatie van vandaag doet en
denkt, dat krijgt de generatie van
morgen te verwerken. Elke tijd staat
met alle vezelen van zyn bestaan on
losmakelijk verbonden aan het ver
leden.
Dat heeft Bilderdijk gezien. En dat
heeft Groen van Prinsterer gezien,
toen deze profeet dat andere beken
de woord neerschreef: Daar staat ge
schreven en daar is geschied! De Be
rezina in Rusland staat niet los van
de vrijheidsboom in Middelburg of
Amsterdam en de Franse Revolutie
staat niet los van de ongeloofspredi-
king der Encyclopaedisten, een Vol
taire, een Diderot, een Rousseau. En
deze ongeloofsprofeten staan niet los
van het libertinisme, dat zich keerde
tegen de Woordprediking der Kerk
hervorming in de zestiende eeuw. Dat
hebben mannen als Bilderdijk en
Groen van Prinsterer gezien en zij
hebben in Woord-getrouwheid hiervan
getuigd in woord en geschrift
Het is een boodschap, die vandaag
ook wel weer beluisterd en ter harte
genomen mag worden. Want vele dui
zenden begroeten de nieuwe dageraad,
die schijnt op te gaan over deze
wereld. Nieuwe denkbeelden worden
gretig aanvaard. Een dikke streep
onder het verleden en luisteren we
in deze nieuwe lente naar het nieuwe
geluid! zo is de geest van velen.
Maar God handhaaft de historische
lijn en wat de mensheid in de histo
rie voor haar rekening nam, draagt
vrucht in het wereldleven van van
daag. De last van het verleden gaat mee
het heden in. En wanneer de mens
in zjjn waan denkt, dat hij strepen
zetten kan onder het oude, doet hij
in werkelijkheid niets anders dan het
oude herhalen, kweekt hij geen
nieuwe lente en doet geen nieuw
geluid horen. Want strepen hebben
ook die voorgeslachten willen zetten.
De Franse Revolutie was in wezen
niet anders dan "n poging om tot radi
cale omwenteling van bestaande toe
standen te komen. Eén dikke streep
onder het oude! Maar daarin juist
handhaafde het dit oude, want ook dit
oude was gedrenkt in de geest van
absolute Woordverlating, het negeren
van de geboden Gods.
Niet in het zetten van strepen, maar
in de bekering des harten kan zich
een nieuwe lente openbaren. En die
bekering kan alleen bestaan in het
doen van Gods Woord in alle verban
den waarin God ons geplaatst heeft.
Niet in een verloochening van het
verleden maar in een bekering van
wat zondig was in het verleden en in
het heden, ligt de weg des behouds,
óók voor de moderne mensheid.
En dat geldt dan ook voor ons na
geslacht. Want ook het tweede deel
van Bilderdljks spreuk blijft waar: in
het Nu ligt wat worden zal. Wat onze
generatie zaait, zal de volgende oog
sten. Een wel zware verantwoording
voor ons voor vandaag.
Want ook deze waarheid wordt nog
maar al te weinig gezien, dat de ge
schiedenis niet alleen continu is, maar
dat zij zich ook opdringt in een on
verbiddelijke climax. Afval van het
levende Woord van God is vandaag
erger dan gisteren en eergisteren en
zal morgen erger zijn dan vandaag.
De wrange vrucht van de Franse Re
volutie was maar kinderspel bij de
vrucht, die de wereld te smaken kreeg
in de jaren 19401945. En wanneer
de wereld doorgaat op de weg van
Woordverlating, zal 19401945 straks
kinderspel blijken bij wat dan komen
gaat. Alle zaad, zowel het goede als
het kwade immers, brengt steeds 30-,
60- en 100-voudige vrucht.
Maar hoevelen letten vandaag nog
op het „Daar staat geschreven en
daar is geschied"?
Hieraan kennen wij, dat wij in Christus zijn; die zegt dat hij in
Hem blijft, moet ook zelf alzo wandelen, gelijk Hij gewandeld
heeft (I Johannes 2:6).
Een Christelijk dagblad komt in
Christelijke gezinnen. Nietwaar, „als
je d'r niks van hebben moet", dan
lees je geen Christelijke krant.
Maar hoe staat het in onze
kringen, in onze gezinnen, in ons
eigen leven? Waaraan is het te zien,
dat we Christenen zijn? En dan be
doel ik niet „Christen" in de vlakke,
afgesleten betekenis, zoals we nog
spreken van het Christelijk Westen
en ons Christelijk Vaderland. Neen,
dan bedoel ik het in de volle, in de
Schriftuurlijke zin: van Christus zijn;
zijn eigendom met lichaam en ziel,
i« leven en sterven, voor tijd en
voor eeuwigheid-
Is dat zo met D, die dit leest?
Want daar zal het toch op aan ko
men; dat is de enige troost om te
leven en de enige zaligheid om te
sterven.
Laten wij niet rusten, voor en al
eer we een antwoord hebben op deze
levensvraag: ben ik van Jezus? Wel
nu, het kenmerk van de ware gelo
vigen, het kenteken van Gods kin
deren staat in I Johannes 2:6: hier
aan kennen wij, dat wij in Christus
zijn, namelijk wandelen gelijk Hij
gewandeld heeft!
Dit is geen oproep tot activiteit en
moralisme en alleen maar een vol
gen van Jezus als Het Goede Voor
beeld. O neen, dat zij verre. Maar
(en leest U de eerste twee hoofd
stukken van I Johannes eens door)
het is wèl zo, dat de mens, die
door de genade des Heiligen Geestes
ontdekt aan zijn schuld en verloren
heid met zijn zonde en schuld
de toevlucht heeft genomen tot de
Heere Jezus en de onverdiende ge
nade van de verzoening en verge
ving heeft leren verstaan en beleven,
dat die mens door diezelfde Heili
ge Geest wedergeboren is en wordt
tot gehoorzaamheid aan Gods ge
boden. Zoals Jezus gewandeld heeft
in de geboden Zijns Vaders (Joh.
15:10).
Draagt U het kenmerk der ge
lovigen? Klopt Uw hart voor Jezus?
Is Hij Uw Alles?
Zo neen: o, bekeert U dan! Ga in
het gebed en kom tot de Heiland,
Toef langer niet. Want het is zo te
laat, voor eeuwig te laat....
Maar kent ge Hem wel als Uw
Heiland en Zaligmaker; welzalig zijn
de oprechten van gemoed, die onge
veinsd des Heeren wet betrachten.
Zierikzee
Ds J. P. v. Roon.
J in
Noe lee der gister weer zo'n bekende
enveloppe in de gange van de krante
en me vrouwe die der altied as de
kippe bie is wanneer de brievenbestel
ler an de deure komt, kwam der mee
naer 'tachterhuus waer we net an de
koffie zatte en toen zee ze, ha 'k
'tniet 'edocht? Netuurlik weer van de
krante vo joe en noe docht ik dat je
der zo mooi of was noe naé de vekan-
sie. As ik je een goeie raed mag geve
dan schrief je kort en goed werom
asdat je der mee ophou, welk fesoen-
lik mens lees noe nog dat geschrief
van joe? En 'tkost je mae tied die je
wel vó wat beters ken gebruke. Je ken
beter de petaten vo mien schellen as
je toch met je lege tied geen raed
weet. Mae ik zie 't al ahkomme, je
gaet as een Joris goedbloed netuur
lik weer an de gang. As ze an joe wat
vraege zeit joe altied jae, behalve
teuge je eige vrouwe, die laet je mae
klesse. 'kKen net zoa goed teuge de
verrekes wat zegge as teuge joe.
En toen gooide ze de bekende en
veloppe vo me neuze en ik docht:
niks werom zegge, dat is 't allerbeste.
Mae heimelik most ik me vrouwe ge-
liek geve, want ik had een stille hoop
asdat ze me mè rust zouwe laete na
de vekansie, want eerlik zeid dat
geschrief in de krante leit me niet,
dat is beter werk vó die kaerels die
niks aeres om handen hebbe en die as
ze zeivers niet wete wat ze motte
schrieve altied der boeke bie de hand
hebbe, of het aeres uut aere krante
kenne knippe, mae as ik op me pen
zit te kouwe, dan ken ik er op zuge
net zoa lange tot 'top zo'n brokkie
zoet hout liekent, zoas we dat vroeger
as schooljonges wel is deje as we vo
een cent snoep mochte haele bie Tan-
neke, dat kreupele wufie, maer zoet
hout of geen zoethout der komt niks
uut dat van belang is om op 't pompier
te zette en laete die kranteluu me
niet met rusten vraege me om maer
weer is te beginne. Noe me eerste taek
was, toe ik de brief geleze had om me
vrouwe tot bedaere te bnnge en as
je zo lange 'etrouwij bin as ik, dan
weet je zo langzamerhand wel hoe dat
je dat mot anlegge, met een zacht
lientje kom je dan altied wel weer
waer je wezen wil. Noe en zoa is dat
dan ook weer in orde gekommen. En
toen ha'k met me vrouwe ofesproke
asdat we van de weke is een daggie
nae de tentoonstelling in Goes zouwe
gaen. Ik most toch nog vó zaeke in
Goes wezen en me vrouwe wou der
oak wel is uut en zoa bin we dan nae
de Hajuto, zo as ze dat dieng noeme
'eweest. Ik zal der mae niet veul van"
vertelle want dae bin de kranteluu
vó en die kenne dat beter as ik en ik
zou der waerschienlik helegaer wei
over 'ezwege hebbe as ik ter niet wat
ontmoet had dat ik julder vertelle
wou. Der was zoas je mot wete ook
een stand van de krante en krek asdat
me vrouwe en ik der langs kwam me,
kwam der een kaerel op mien af en
die zee: Bram hei joe je eige wel der
is ontmoet? Ik docht dat ik 'm niet
goed verstong en hiel me hand bie
me oor, want het was ter een ver-
schrikkelik lawaai met al dat volk en
die meziek van de radio, en toen zee
ie nog is 't zelfde. Toen docht ik dat
die kaerel een lopie met me wou ne
men en ik zee: je mot mien de ka
chel niet anmaeke vadertje dan mot je
vroeger opstaen. Mae hie zee: 't is
menes, kiek daer is in die hoek daa
ken je eige zien staen t'ende voete uut,