i ïeunitieMad eeuu/scH u/eexe/fD Bij ons Bniis Om EEN NIEUWE LENTE....? re re re 5.£|| 7 8 11 41 re re re re re Uet kenrmfid deA q,e.tcnüqe*i. 2 2 P* 00 pr 1 c c ssgrsB-a! «-T- M r~ CD vt, a- 2 n p2.^-awH i; <n oi i—n 1° "lio"SVM'""5 a&-8S5iSgSt*!!*S§* to^pn>c-f-b^o s s oyoiH^^'o? P co o to» c o 'o o? B"g ®S w> B 4 (D >1 55,2;iTia3,ranfö 5 s. S f? o Kg g-7g 9" s-ss pS Ei.ro -9 e S>= W <j Jr .o re O 3 w P 1 i (J1ÜII O issP ;-p SL6- SG' s "ShSIi - r>-.wo s.° ftiot ?s§SÏ?S5 8.8'Sêfe8S£ - S fe-34 «5 to O wc O iS- i s lo-s-S bo? foB 23 3 gë.gWP®ï?g.r^ OBgê.'ölVwtaS" ^CÏpprejCOjS^WO reP«0)O^(Drti?-!?r!-' ft-tapps-B^S^of 5. -s g-Mö&g.gö' ■<Ll.H.coïl/n cnr j^re 'f ro re- r+ r* w P.M g oi cn-m oo a> p,^ C-t- Vj I '2 a 3 rr rr\ t3 ÖC ft) (u S sraq a) re m re o i O ft) 1 i a O S- C ffi t> W T oir oir I Offi Vrijdag 19 September 1952 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 Redacteur: H. M. SLABBEKOORN Oostsingel 60a, Goes. Myn beste nichtjes en neven, Het zou aardig zijn als jullie nu allemaal eens bij mij in de kamer om een hoekje konden kijken. Dan zou je de tafel bedekt zien met schilder stukken. Het is een zomers gezicht met al die heldere kleuren. Colijnsplaat is er dan maar best afgekomen. Naast al die schilderstukken ligt een stapel tje opstellen. Nu is dat allemaal leuk om te zien hoor, maarik kom er eigenlijk niet zo goed af, want ik moet eerlijk uitmaken, wie nu een prijs krijgt. Nou daarover heb ik heel wat gepiekerd. Tenslotte heb ik maar een beslissing genomen envragen jullie allemaal. Dat ga ik nu ver tellen. Oranjebloempje te Serooskerke, en Hulstbesje te Oudelande hebben dit keer de prijs verdiend. Gefeliciteerd er mee. Zo, dat zijn dus weer de eerste prijzen, die uitvliegen naar mijn fa milie, van dit najaar. Doen jullie je best maar weer met de raadsels, dan zullen er nog wel heel wat boeken ons Zeeuwse land doorvliegen van de winter. Zijn jullie allemaal weer gewoon om elke morgen weer precies op tijd op stap te gaan naar je school? Mis schien viel het de eerste dagen niet zo mee, maar nu, na een paar weekjes vinden jullie het, denk ik, weer fijn. Je kunt toch niet altijd een beetje lui zijn. Ik vind het tenminste weer kos telijk hoor, om maar weer elke week aan de slag te moeten voor mijn sta peltje brieven. Maar nu moet ik ein digen, anders maak ik een slecht be gin, door te veel plaats op te happen. Ge groet hoor, jullie Tante TRUUS. Boerinnetje te St Laurens. Op die manier is er ook nog een goede kant aan, als je in een poos niet geschre ven hebt, want nu kreeg ik een brief vol met allerlei gezellige gebeurtenis sen beschreven. Je hebt dan wel heel wat gereisd in de zomer. Naar H. van H. is het nog al een hele reis. Je kunt gemakkelijker naar Knocke gaan hé? Hoe bevalt het je op die nieuwe school? Ik ben benieuwd wat je het eerst mag koken. Kon ik maar eens mee-eten dan. Oranjebloempje te Se rooskerke. Wat zat jij een eind uit de buurt, toen je die brief aan mij schreef. Ja, ik ben daar al een paar maal ge weest en in O. ben ik vorig jaar nog geweest, du| weet ik precies wat je gezien hebt. Dat is leuk hé. Maar in die speeltuin ben ik niet geweest. Ik kan best begrijpen, dat je daar fijne dagen had. Goudvisje te Serooskerke. Met zo'n rapport hoef je niet bang te zijn, dat je blijft zitten, hé. Vader en moeder waren er zeker wel blij mee. Misschien krijg jij een andere keer de beurt om naar Rozenburg te mogen. Moeder heeft dan maar weer fijn voor jullie gezorgd op die Mid delburgse reis. Het waren zeker wel heel mooie en grote schelpen, die je gevonden hebt. Hoe groot wel? Heb je moeder nog geholpen met die schoonmaak? Hulstbesje te Oude lande. Jij had een goede verjaardag zeg. En ook nog zo leuk uit geweest. Jij treft het dan maar. Dat die neven te groot werden kan ik wel begrijpen, maar dat ze zonder afscheid nemen wegblijven, nee dat zit me dwars hoor. Wat lijkt me dan fijn om zo telkens met vader te mogen mee rijden als hij aan het tarwe-mennen is. Wat zit je dan wel hoog. Ben je dan niet een heel klein beetje bang soms? £)-e po-et. Miauwend, stond ze bij de achterdeur. Thuis van de jacht bij vrienden of ge buur. Want buiten was 't een lage [temp'ratuur. Haar ogen vroegen: stel mij niet teleur? Toen ik haar binnenliet genoot ze van [de geur, Der spijzen opgediend voor t avonduur. Ze kreeg wat melk en warmte bij het [vuur. En poetste aan haar vel, de rood en [witte kleur. Groten en kleinen hadden veel [plezier. Om 't speelse knikkeren van 't [poesendier. Totdat ze snorrend rustte als een bal; Ineengerold; terwijl we samen praten. goals wy zorgen voor een enkel dier, [zo zal, De Koning arme zwervers binnen [laten. POOT Jr. Niets valt moeilijker dan hem recht te doen wedervaren, die ons miskent. Niet wat men zegt, maar de gedach ten die men opwekt ls het belangrijke van een spreuk. Hoe knapper de lezer, des te beter bevalt hem een spreuken- boek. Niets ls klein voor het hart. Reglement voor het Damspel. De eerste rubriek in dit seizoen geeft U, die met het dammen eens kennis willen maken, een aantal aan- wijzigingen, die men dient te kennen alvorens men kan overgaan „eens een partij te spelen". Nu de tijd van de zomersport weer voorbij is, is het een pracht gelegen heid zich te ontspannen met denksport, die van zeer grote waarde is voor de ontwikkeling van dé geest. In het reglement voor het damspel, samengesteld door P. D. de Graaft, vindt men geldende bepalingen om trent: 1. De opzet van het spel. 2. De loop der stukken. 3. Het slaan. 4. Het eindspel. 5. Onregelmatigheden in het spel. 6. De uitslag van het spel. 7. Notatie en tijdcontróle. Art 1. Het damspel wordt gespeeld tussen twee personen cf groepen, ge noemd de spelers, op een vierkant bord van honderd velden, verdeeld in tien rijen, elk van tien velden, om het ander licht en donker gekleurd. Art 2. De schuine kleurlijnen op het bord duiden de richting aan, waarin de stukken zich bij het spel bewegen. Art 3. Er wordt gespeeld op de donkere velden. Men kan echter bij onderling goedvinden op de lichte velden spelen. Art 4. Het bord wordt tussen de beide spelers geplaatst, zó, dat de lange lijn van de bespeelde velden uitgaat van de linkerzijde van elke speler. Toelichting op deze artikels. Het spelen op lichte of donkere velden schijnt een kwestie van smaak te zijn. In Nederland wordt in t algemeen gespeeld op de donkere velden, in Frankrijk op de lichte. De internationale dambond tracht eenheid hierin te krijgen. De wereld kampioenschappen moeten gespeeld worden op de donkere velden. De grote van een bord (ook is dit een wedstrijdbepaling) moet zijn ten minste 40x40 cm.; de meeste geschik te schijven hiervoor zijn 35 m.m. door snede. Art. 5. De velden, waarop men speelt, worden geacht van 1 tot 50 genum merd te zijn, ook al staan die num mers er niet op vermeld. De nummering is als volgt: Boven links 1, verder naar rechts 2, 3, 4, 5. Tweede lijn links 6 enz., zodat 50 onderaan rechts eindigt. 1 2 3 4 5 «1 9 10 12 |13 14 15 16 I "1 18 1 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 1 301 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 42 43 44 45 46 47 48 49 1 50 Art. 6. Het spel vangt aan met twintig witte schijven op de velden 5031 en twintig zwarte op de vel den 120. Toelichting door de nummering heeft het bord een boven- en onder kant De witspeler, die moet beginnen, zit dus aan de onderkant van het bord. Als regel geldt, indien het bord verkeerd wordt gelegd en men heeft 6 of meer zetten gespeeld, men niet opnieuw mag beginnen. Heeft men minder dan 6 zetten gedaan en het wordt door een der spelers opgemerkt, dan moet opnieuw begonnen worden. Art 7 behandelt de voorgift. Dat wil zeggen indien een speler met één of meer stukken minder speelt. Hij heeft het recht zelf te bepalen welk stuk(ken) hij nog wil nemen. Daar het bij het spelen praktisch niet voorkomt is een verdere behan deling hiervan overbodig. Art. 8 bepaalt, dat door loting wordt vastgesteld met welke kleur men de eerste keer speelt, daarna wisselt men steeds van kleur. De loop der stukken. Art 9. De schijf gaat schuin voor uit, telkens één veld, uitgezonderd bij het slaan van één of meer vijandelijke stukken, in welk geval zowel voor als achteruit daarover heen moet springen. Art 10. Een schijf wordt dam als zij de bovenste lijn van het bord (dam- lijn) waar de tegenspeler zit, heeft bereikt en wordt met een tweede ge lijke schijf tot dam gekroond. Als echter die schijf daar niet tot rust komt, maar door de voortzetting van de slag de damlijn onmiddellijk weder verlaat zonder daarop terug te keren, dan blijft zij schijf. Art. 11. De dam gaat voor- of ach terwaarts geheel of gedeeltelijk de vrije velden doorlopende van elke lijn, die zij bestrijkt of waarop zij door veranderde richting bij slaan moet komen. (Wordt verveld.) ve aventuren van §erl|on en ^aarl|e« NIKS TE MAREN „Weet je", vervolgde de professor, terwijl hij al de groene snippers uit de koffer begon te zoeken, „we moeten weten wat er allemaal in die kist heeft gezeten. Kijk, deze twee passen al aan elkaar, ik zal ze op de grond leg gen". Ijverig zochten Gertjan en de professor de warwinkel van papier snippers uit en spoedig was de helft van de lijst al compleet. „Poeh, wat een baan", mopperde Gertjan, „ik wou anders maar dat ik mijn zusje weer terug had, die schat is voor mij veel belangrijker". „StilLuisterriep hij plots. Gertjan sprong op en tuurde de weg af. „Daar komt die auto weer aan, professor!" riep hij, „misschien zit Maartje er nog wel in„Verschuil je! Verschuil je!" gaf de professor hem echter te verstaan. „Ze zoeken je natuurlijk omdat jjj ben kunt verradengauw, ga achter die bank zitten1" „Ja, maar ik moet Maartje terug hebben!" jammerde Gertjan. „Niks te maren!" riep professor Weetjes kor daat „Verschuil je, anders zijn we verloren!" Met tegenzin kroop Gertjan achter de bank en luisterde gespannen naar het geluid van de auto, dat snel dichterbij kwam. L Nj SS»??Hre*1^S j53 3S»'ss'sl ■jm s re n 3 3 n O «3 i S S ra s 3 3 -O 3 re» 3' o i re p q kal r <q': ÏW re c g 2- I <3: r» R* 1 Q O. O.N N S.S b'2^Si'B'SoN O r, -1 O 3 O 2,t3 S 3 ft" 3* IJ 2 re 3 a -Zj cy re 3 re re re rer* r, c-' y re co o fti S a g q I o g- P- Q O P S re c, re re N q re re 3 I re 3 2. re P- re re 3 Q- re re -i 2" 3 ct- "i «3 -i S i -H - - re P S o 3 3 3- 2 I sT re 5 CO <-f p c3 o re p -i p e. - e <0 ft n. m y» H NS."3'Ö'§!Ss3';j3Ö3s„a"SOj - o. P 3 - g-S 3 p S:™ -i *"H re c p ïftrf ■S-Jjq R. PO.OO"2 p c:R. o 5 o"s "5:5 3 R i M-tS i i i So R S" I re p as*"-» o 3 o e e n S. o <t> n re 3 B-R-3 3 3 T o Q <D CQ 5' K> van Vrijdag 19 Sept. 1952, No. 2219 Uitgave van Oos ter baan Sc Le Cotntre N.V. Goes UIT DE SCHRIFT. Van Büderdijk is het bekende woord: „In het heden ligt 't verleden; in het nu wat worden zal". Wie iets af weet van het leven en het werken van deze grote profetische geest, die geleefd heeft in het einde der achttiende en in het begin der negentiende eeuw, beseft dat dit ge vleugelde woord, dat helaas al te veel tot een cliché-uitdrukking geworden is, op zichzelf een program inhield voor deze christen-dichter, een pro gram, dat hij zijn tijdgenoten heeft voorgehouden en waaraan hij zelf steeds getrouw geweest is. Want ge zien tegen de achtergrond van de don kere tijd, waarin hij geleefd heeft, krijgt dit woord wel diepe betekenis. Bilderdijk heeft geleefd in een tijd van revolutie, van omkering van alle waarden in de meest stringente zin des woords. De grote Franse Revolutie van 1789 had ook ons volk in het hart gegrepen en daarom ook in de algemene ellende meegesleurd. Het geloof der vaderen had men afgezworen. De jonge gene ratie geloofde in een „nieuwe tijd" met nieuwe begrippen, en nieuwe ideeën, een tijd van frisse denkbeel den, waarin het leven nu eens waard zou worden om geleefd te worden. Het werd een tijd van „nieuwe orde ning" zou men tegenwoordig zeggen. Vrijheid, gelijkheid en broederschap! Was de leus niet fascinerend en aan doenlijk? Omhelsden arm en rijk, voornaam en veracht elkander niet rondom de „vrijheidsboom"? De Fran sen, zij waren de brengers van het „nieuwe evangelie" en zelfs ortho doxe predikanten, zoals Van der Palm, dankten des Zondags van de kansel de Here, dat Hij de rivieren had doen bevriezen, zodat de Franse legers gemakkelijk onze grenzen kon den binnenkomen. Inderdaad het oude had afgedaan en het was alles nieuw geworden. Alleen die dwarskijker, die Bilder dijk, die zijn verzen, geladen van haat tegen de nieuwe denkbeelden, het volk in het aangezicht slingerde, de man die weigerde mee te dansen om de vrijheidsboom, die weigerde zijn eed af te leggen op de revolutionaire grondwet, die „Unus Illevir", d.w.z. die vreemde eend in de bijt, zoals een Leids professor tegenover zijn studen ten hem spottend noemde, bedierf het mooie spel. En men verbande hem, zodat hij moest ronddolen in den vreemde. Maar deze wrevelige dwarskijker, deze profeet, kreeg uiteindelijk op alle punten gelijk. Want die jonge gene ratie, die de nieuwe tijd zo enthou siast begroet had, liet straks haar levensbloed in de Russische steppen en aan de Berezina. En de windhanen als dr Van der Palm, die eerst God dankten voor de komst van de Fran sen, begonnen in 1813 met tranen in de ogen God te danken voor de terug komst van Oranje. In het heden ligt 't verleden, in het nu wat worden zal. Telkens denkt een jonger geslacht, dat er een dikke streep onder het verleden te zetten is en een nieuw begin gemaakt kan worden. Maar de geschiedenis leert wel anders. Er staat nergens een streep onder. De geschie denis is continu, is één doorlopend verhaal, zonder een enkel nieuw be gin. De generatie van vandaag draagt de last van die van gisteren en wat de generatie van vandaag doet en denkt, dat krijgt de generatie van morgen te verwerken. Elke tijd staat met alle vezelen van zyn bestaan on losmakelijk verbonden aan het ver leden. Dat heeft Bilderdijk gezien. En dat heeft Groen van Prinsterer gezien, toen deze profeet dat andere beken de woord neerschreef: Daar staat ge schreven en daar is geschied! De Be rezina in Rusland staat niet los van de vrijheidsboom in Middelburg of Amsterdam en de Franse Revolutie staat niet los van de ongeloofspredi- king der Encyclopaedisten, een Vol taire, een Diderot, een Rousseau. En deze ongeloofsprofeten staan niet los van het libertinisme, dat zich keerde tegen de Woordprediking der Kerk hervorming in de zestiende eeuw. Dat hebben mannen als Bilderdijk en Groen van Prinsterer gezien en zij hebben in Woord-getrouwheid hiervan getuigd in woord en geschrift Het is een boodschap, die vandaag ook wel weer beluisterd en ter harte genomen mag worden. Want vele dui zenden begroeten de nieuwe dageraad, die schijnt op te gaan over deze wereld. Nieuwe denkbeelden worden gretig aanvaard. Een dikke streep onder het verleden en luisteren we in deze nieuwe lente naar het nieuwe geluid! zo is de geest van velen. Maar God handhaaft de historische lijn en wat de mensheid in de histo rie voor haar rekening nam, draagt vrucht in het wereldleven van van daag. De last van het verleden gaat mee het heden in. En wanneer de mens in zjjn waan denkt, dat hij strepen zetten kan onder het oude, doet hij in werkelijkheid niets anders dan het oude herhalen, kweekt hij geen nieuwe lente en doet geen nieuw geluid horen. Want strepen hebben ook die voorgeslachten willen zetten. De Franse Revolutie was in wezen niet anders dan "n poging om tot radi cale omwenteling van bestaande toe standen te komen. Eén dikke streep onder het oude! Maar daarin juist handhaafde het dit oude, want ook dit oude was gedrenkt in de geest van absolute Woordverlating, het negeren van de geboden Gods. Niet in het zetten van strepen, maar in de bekering des harten kan zich een nieuwe lente openbaren. En die bekering kan alleen bestaan in het doen van Gods Woord in alle verban den waarin God ons geplaatst heeft. Niet in een verloochening van het verleden maar in een bekering van wat zondig was in het verleden en in het heden, ligt de weg des behouds, óók voor de moderne mensheid. En dat geldt dan ook voor ons na geslacht. Want ook het tweede deel van Bilderdljks spreuk blijft waar: in het Nu ligt wat worden zal. Wat onze generatie zaait, zal de volgende oog sten. Een wel zware verantwoording voor ons voor vandaag. Want ook deze waarheid wordt nog maar al te weinig gezien, dat de ge schiedenis niet alleen continu is, maar dat zij zich ook opdringt in een on verbiddelijke climax. Afval van het levende Woord van God is vandaag erger dan gisteren en eergisteren en zal morgen erger zijn dan vandaag. De wrange vrucht van de Franse Re volutie was maar kinderspel bij de vrucht, die de wereld te smaken kreeg in de jaren 19401945. En wanneer de wereld doorgaat op de weg van Woordverlating, zal 19401945 straks kinderspel blijken bij wat dan komen gaat. Alle zaad, zowel het goede als het kwade immers, brengt steeds 30-, 60- en 100-voudige vrucht. Maar hoevelen letten vandaag nog op het „Daar staat geschreven en daar is geschied"? Hieraan kennen wij, dat wij in Christus zijn; die zegt dat hij in Hem blijft, moet ook zelf alzo wandelen, gelijk Hij gewandeld heeft (I Johannes 2:6). Een Christelijk dagblad komt in Christelijke gezinnen. Nietwaar, „als je d'r niks van hebben moet", dan lees je geen Christelijke krant. Maar hoe staat het in onze kringen, in onze gezinnen, in ons eigen leven? Waaraan is het te zien, dat we Christenen zijn? En dan be doel ik niet „Christen" in de vlakke, afgesleten betekenis, zoals we nog spreken van het Christelijk Westen en ons Christelijk Vaderland. Neen, dan bedoel ik het in de volle, in de Schriftuurlijke zin: van Christus zijn; zijn eigendom met lichaam en ziel, i« leven en sterven, voor tijd en voor eeuwigheid- Is dat zo met D, die dit leest? Want daar zal het toch op aan ko men; dat is de enige troost om te leven en de enige zaligheid om te sterven. Laten wij niet rusten, voor en al eer we een antwoord hebben op deze levensvraag: ben ik van Jezus? Wel nu, het kenmerk van de ware gelo vigen, het kenteken van Gods kin deren staat in I Johannes 2:6: hier aan kennen wij, dat wij in Christus zijn, namelijk wandelen gelijk Hij gewandeld heeft! Dit is geen oproep tot activiteit en moralisme en alleen maar een vol gen van Jezus als Het Goede Voor beeld. O neen, dat zij verre. Maar (en leest U de eerste twee hoofd stukken van I Johannes eens door) het is wèl zo, dat de mens, die door de genade des Heiligen Geestes ontdekt aan zijn schuld en verloren heid met zijn zonde en schuld de toevlucht heeft genomen tot de Heere Jezus en de onverdiende ge nade van de verzoening en verge ving heeft leren verstaan en beleven, dat die mens door diezelfde Heili ge Geest wedergeboren is en wordt tot gehoorzaamheid aan Gods ge boden. Zoals Jezus gewandeld heeft in de geboden Zijns Vaders (Joh. 15:10). Draagt U het kenmerk der ge lovigen? Klopt Uw hart voor Jezus? Is Hij Uw Alles? Zo neen: o, bekeert U dan! Ga in het gebed en kom tot de Heiland, Toef langer niet. Want het is zo te laat, voor eeuwig te laat.... Maar kent ge Hem wel als Uw Heiland en Zaligmaker; welzalig zijn de oprechten van gemoed, die onge veinsd des Heeren wet betrachten. Zierikzee Ds J. P. v. Roon. J in Noe lee der gister weer zo'n bekende enveloppe in de gange van de krante en me vrouwe die der altied as de kippe bie is wanneer de brievenbestel ler an de deure komt, kwam der mee naer 'tachterhuus waer we net an de koffie zatte en toen zee ze, ha 'k 'tniet 'edocht? Netuurlik weer van de krante vo joe en noe docht ik dat je der zo mooi of was noe naé de vekan- sie. As ik je een goeie raed mag geve dan schrief je kort en goed werom asdat je der mee ophou, welk fesoen- lik mens lees noe nog dat geschrief van joe? En 'tkost je mae tied die je wel vó wat beters ken gebruke. Je ken beter de petaten vo mien schellen as je toch met je lege tied geen raed weet. Mae ik zie 't al ahkomme, je gaet as een Joris goedbloed netuur lik weer an de gang. As ze an joe wat vraege zeit joe altied jae, behalve teuge je eige vrouwe, die laet je mae klesse. 'kKen net zoa goed teuge de verrekes wat zegge as teuge joe. En toen gooide ze de bekende en veloppe vo me neuze en ik docht: niks werom zegge, dat is 't allerbeste. Mae heimelik most ik me vrouwe ge- liek geve, want ik had een stille hoop asdat ze me mè rust zouwe laete na de vekansie, want eerlik zeid dat geschrief in de krante leit me niet, dat is beter werk vó die kaerels die niks aeres om handen hebbe en die as ze zeivers niet wete wat ze motte schrieve altied der boeke bie de hand hebbe, of het aeres uut aere krante kenne knippe, mae as ik op me pen zit te kouwe, dan ken ik er op zuge net zoa lange tot 'top zo'n brokkie zoet hout liekent, zoas we dat vroeger as schooljonges wel is deje as we vo een cent snoep mochte haele bie Tan- neke, dat kreupele wufie, maer zoet hout of geen zoethout der komt niks uut dat van belang is om op 't pompier te zette en laete die kranteluu me niet met rusten vraege me om maer weer is te beginne. Noe me eerste taek was, toe ik de brief geleze had om me vrouwe tot bedaere te bnnge en as je zo lange 'etrouwij bin as ik, dan weet je zo langzamerhand wel hoe dat je dat mot anlegge, met een zacht lientje kom je dan altied wel weer waer je wezen wil. Noe en zoa is dat dan ook weer in orde gekommen. En toen ha'k met me vrouwe ofesproke asdat we van de weke is een daggie nae de tentoonstelling in Goes zouwe gaen. Ik most toch nog vó zaeke in Goes wezen en me vrouwe wou der oak wel is uut en zoa bin we dan nae de Hajuto, zo as ze dat dieng noeme 'eweest. Ik zal der mae niet veul van" vertelle want dae bin de kranteluu vó en die kenne dat beter as ik en ik zou der waerschienlik helegaer wei over 'ezwege hebbe as ik ter niet wat ontmoet had dat ik julder vertelle wou. Der was zoas je mot wete ook een stand van de krante en krek asdat me vrouwe en ik der langs kwam me, kwam der een kaerel op mien af en die zee: Bram hei joe je eige wel der is ontmoet? Ik docht dat ik 'm niet goed verstong en hiel me hand bie me oor, want het was ter een ver- schrikkelik lawaai met al dat volk en die meziek van de radio, en toen zee ie nog is 't zelfde. Toen docht ik dat die kaerel een lopie met me wou ne men en ik zee: je mot mien de ka chel niet anmaeke vadertje dan mot je vroeger opstaen. Mae hie zee: 't is menes, kiek daer is in die hoek daa ken je eige zien staen t'ende voete uut,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1952 | | pagina 5