Er
een tekort van 492 millioen.
blijft
26 pCl van ons nationale inkomen wordt
door de Staat uitgegeven.
van 1952 zijn aanzienlijk ongunstiger
dan men had geraamd.
De
cijfers
De dans der milliarden.
Oorlogsschade een belangrijke post.
Waarvoor het geld
wordt uitgegeven.
De middelen van 't Rijk*
Anders dan was ver
wacht.
Correcties,
DE STAAT ONTVANGT S.124.000.000-
DE STAAT GEEFT UIT ƒ5.616.000.000-
Het hoge niveau der uitgaven.
Minister van der Kieft: „Omslaande con
junctuur zou een ramp zijn!"
Woensdag 17 September 1952
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pagina 2
Als gewoonlijk valt de Rijksbegroting voor 1953 in drie delen uiteen,
n.l. de gewone dienst, de buitengewone dienst I en de buitengewone dienst
n. Om ook de leek enig inzicht te geven in de lawine van cijfers diene de
volgende verklaring: de uitgaven van de gewone dienst zijn de regelmatig
terugkerende uitgaven zoals die voor de salarissen en de sociale voorzienin
gen der ambtenaren, het onderhoud, verlichting en verwarming van ge
bouwen, de uitkeringen op sociaal gebied en ook een bedrag voor afschrij
ving op de hierna te behandelen uitgaven van langdurig nut. Onder de
buitengewone dienst I vallen voornamelijk de uitgaven die verband houden
met de laatste wereldoorlog, waaronder de uitkeringen voor oorlogsschade
de belangrijkste plaats innemen.
Tegenover deze uitgaven staan de gewone inkomsten, voor het overgrote
deel verkregen uit de belastingopbrengst. Los van deze twee hoofdstukken
staat dan het Iandbouwegalisatiefonds.
De buitengewone dienst II bevat de kapitaalsuitgaven en inkomsten. Het
zijn de uitgaven voor grote objecten, die langer dan een jaar meegaan en
kapitaalsverstrekkingen, leningen, credieten, voorschotten en dergelijke, die
het Rijk aan Staatsbedrijven of aan derden geeft. Dit is dus geld, dat na
kortere of langere tijd weer in de staatskas terugvloeit. Hiertegenover staan
natuurlijk de kapitaalsinkomsten: verkregen rente, aflossingen, en ook weer
credieten en leningen, die het Rijk opneemt.
Een opstelling van deze cijfers nu geeft het volgende beeld:
Uitgaven gewone dienst f 4061 mill.
Idem buitengewone dienst I 519 mill.
Landbouwegalisatiefonds 80 mill.
Belastinginkomsten f 4499 mill.
Andere lopende inkomsten 352 mill.
Overschot
Uitgaven buitengewone dienst II f 896 mill.
Inkomsten buitengewone dienst H 273 mill.
f4720 mill.
f4851 mill,
f 131 mill.
Tekort 623 mill.
Uiteindelijk tekort: 623 min 131 millioen gulden is f 492 millioen.
De millioenennota geeft jaarlijks een
vaste indeling van de onderwerpen van
staatszorg, die niet helemaal parallel
loopt aan de Indeling in departementen.
De taakverdeling van de departemen
ten is voor een deel immers historisch
gegroeid en hangt aan de andere kant
samen met bijzondere omstandigheden Zo
kunnen aan bepaalde plannen van de re
gering verschillende departementen te
gelijk medewerken, zodat de totale kos
ten daarvan over de verschillende hoofd
stukken der departementen zijn ver
deeld.
Aan de hand van de bovengenoemde
Indeling van de onderwerpen van staats
zorg in de millioenennota kan het vol
gende overzicht van de voor 1953 ge
raamde rijksuitgaven worden gegeven.
Defensie
Buitenlandse betrekkingen
Indonesië en Overz. Rijksdelen
Politie en justitie
Onderwijs en cultuur
Waterstaat
Verkeer
Handel en nijverheid
Land- en tuinbouw, veeteelt en
visserij
Subsidiebeleid via het landbouw-
egalisatie-fonds
Sociale voorzieningen, emigratie
en volksgezondheid
Volkshuisvesting
Herstel van oorlogsschade
Diensten van algem. aard
Niet toegerekende uitgaven voor
pensioenen en wachtgelden
Nationale schuld
Uitkering aan het gemeentefonds
wegens derving van onderne
mingsbelasting
Afschrijvingen
Oorspronkelijk,
begroting
1952
1.500,0
47,3
78.5
214,0
455,8
196,6
151,0
112,6
85,9
110,0
566.0
158.1
384,0
219,8
87.6
788,3
90,0
Begroting
1953
1.500,0
54,2
95,5
216.0
510,6
242.1
169,9
146,6
110,0
80,0
632.4
186,8
431,3
221,6
85,8
704.5
123,1
105,0
In van In van
't totaal 't totaal
1952
28,6
0,9
1.5
4,1
8.7
3.8
2.9
2,1
1.6
2.1
10,8
3,0
7,3
4.2
1.7
15,0
1,7
1953
26,7
1.0
1.7
3.8
9.1
4.3
3,0
2.6
2,0
1.4
11,3
3,3
7.7
3.9
1.5
12,6
2,2
1,9
niet-belasting
inkomsten
3s2mln
belastinginkomsten
4009 mui
s
kap! taais uitgaven
896 min
N.
subsidies op
levensmiddelen
80 mltt f
oorlogsschaoe ene
579 ml 11
dagelijks terugkerende
uitgaven
9061 ml/1
Totaal
5.245,5 5.616,4
100
100
Duidelijk blijkt ook uit deze optel
ling, dat de defensie-uitgaven binnen
het geheel der begroting een zeer be
langrijke plaats innemen. Niet minder
dan 26,7 pCt van het uitgaventotaal is
nodig voor militaire doeleinden.
De 2e belangrijke factor, welke 't uitga-
venbeeld voor 1953 beheerst, de zorg voor
de werkgelegenheid, doet zijn invloed
gelden op verschillende sectoren van
het uitgavenbeleid. De zo juist genoem
de defensie-uitgaven zijn voor een deel
(b.v. aanleg van vliegvelden, bouw van
kazernes) ook uit een oogpunt van het
verschaffen van werkgelegenheid van
veel belang.
Daarnaast moeten worden genoemd
(in de volgorde van het overzicht)
Onderwijs en cultuur. Voor het hand
haven van een voldoende mate van
werkgelegenheid in de toekomst is de
r org voor goed onderwijs van eminent
belang. Opgemerkt wordt, dat voor
1953 b.v. rekening is gehouden met een
toeneming van het aantal leerlingen
voor het nijverheidsonderwijs welke
voor de meisjes op 19 pCt en voor de
jongens op 8 pCt kan worden gesteld.
Waterstaat. De uitgaven voor de
waterstaat zijn in de voorafgaande ja
ren steeds laag gehouden. Naarmate
enerzijds de betalingsbalanspositie gelei
delijk verbeterde en anderzijds de werk
gelegenheid zich in minder gunstige
zin ging ontwikkelen, verschoof het
zwaartepunt van het beleid zich enigs
zin van een stringente beperking der
overheidsinvesteringen naar een stre
ven, de werkgelegenheid op een redelijk
peil te handhaven.
Voor 1953 is gerekend met een gro
tere activiteit van de Rijkswaterstaat
in verband met openbare werken ten
behoeve van de z.g'-n. ontwikkelings
gebieden en ter bestrijding van de in
verschillende streken van ons land
heersende werkloosheid.
Voor de verdere droogmaking van
de Zuiderzee zijn voorts voor 1953 be
langrijk hogere bedragen uitgetrokken
dan op de begroting 1952.
Handel en nijverheid. In het kader
van de algemene doeleinden van de
regeringspolitiek nemen de maatrege
len in het belang van de bevordering
van de export en de industrialisatie een
centrale plaats in. De regering ziet
het daarbij als haar taak om voorzover
dit in haar vermogen ligt de voorwaar
den te scheppen, welke het voor het
bedrijfsleven mogelijk maken te dezer
zake de nodige initiatieven te ont
plooien.
By het industrialisatiebeleid wordt
mede bijzondere aandacht besteed aan
de bevordering van de streeksgewijze
industrialisatie.
Land- en tuinbouw. Met het oog op
het feit, dat de cultuurtechnische wer
ken een belangrijke factor betekenen
bij de bestrijding der werkloosheid,
vooral in de agrarische gebieden, wordt
voor 1952 gerekend met een verhoging
van de oorspronkelijke begroting met
15 millioen, terwijl voor 1953 nog 3,5
millioen wordt aangevraagd.
Sociale voorzieningen, emigratie en
volksgezondheid. Onder deze uitgaven
is begrepen een „reservepost" ad 40
millioen voor de kosten van de werk-
gelegeriheidspolitiek, opdat bij stijging
van de werkloosheid onverwijld maat
regelen kunnen worden getroffen.
Voorts is, ten behoeve van maatregelen
ter voorbereiding van toekomstige
werkverruiming voor 1953, 5 millioen
uitgetrokken.
Voor de tewerkstelling van arbeiders
bij de D.U.W. (dienst uitvoering wer
ken) zal in 1952 vermoedelijk 22 mil
lioen meer nodig zijn dan oorspronke
lijk was voorzien.
Voor het handhaven van een hoog
peil van werkgelegenheid hier te lande
is de bevordering van de emigratie van
groot belang. Het aantal emigranten
uit Nederland is in de laatste jaren
belangrijk toegenomen. Bij de raming
voor 1953 is rekening gehouden met
een verdergaande stijging.
Tenslotte zij by deze rubriek nog op
gemerkt, dat bij de sociale voorzienin
gen mede aandacht is geschonken aan
het nemen van maatregelen, in samen
werking met de provinciale en gemeen
tebesturen, ter bevordering van de so
ciale aanpassing in de z.g.n. ontwikke
lingsgebieden. De achterstand op so
ciaal en cultureel terrein in deze ge
bieden werkt in het algemeen remmend
op industrievestiging, terwjji zjj de on
gunstige gevolgen van industrialisatie
in de hand werkt.
Volkshuisvesting. De in 1951 ingezette
verbetering van de betalingsbalans en
de daardoor ontstane mogelijkheden om
ook voor de woningbouw in ruimere
mate gelden beschikbaar te stellen, ge
combineerd met het streven de on
gunstige ontwikkeling van de werkge
legenheid in de bouwnijverheid zoveel
mogelijk tegen te gaan, hebben ertoe
geleid het streefcijfer voor het aantal
te bouwen woningen voor 1952 op te
voeren van 40.000 tot 50.000.
De verwachting lijkt gewettigd,
dat de grotere bouwactiviteit zal
kunnen worden voortgezet. Vol
gens het programma voor 1953 zul
len 55.000 woningen moeten wor
den gebouwd, waarvan 27.500
woningwetwoningen en 20.000 wo
ningen met rijkspremie.
De aandacht moet er nog op worden
gevestigd, dat het begrotingsbeeld, be
halve door de defensie-uitgaven en de
uitgaven voor de werkgelegenheid ook
nog in belangrijke mate beïnvloed wordt
door de gevolgen van de laatste oorlog.
Bij verschillende onderdelen van de
staatsbemoeiing is dit het geval.
In het bijzonder komt dit tot uit
drukking in de uitgaven voor herstel
van oorlogsschade, waarvoor ruim 430
millioen wordt aangevraagd. Vermel
ding verdient het feit, dat eind 1952
meer dan de helft van de oorlogsschade-
verplichtingen zal zijn afgewikkeld.
1500 MLN I
819.1 MLN
Soc. voori., emigratie, volksgezondh. en irtMkWiitswitlng
704,5 MLN
satlefcnds
De gevolgen van de laatste oorlog
hebben ook de uigaven voor de natio
nale schuld sterk doen toenemen, daar
deze schuld vooral tijdens de oorlog en
als direct gevolg daarvan sterk is op
gelopen.
De uitgaven voor oorlogsherstel en
die voor de rente en aflossing op de
nationale schuld tezamen vorderen al
ruim 20 pCt van het totaal der rijks
uitgaven.
Van de middelen, waarover de rege
ring voor 1953 denkt te zullen beschik
ken, bevat de millioenennota eveneens
een overzicht, dat als volgt kan wor
den weergegeven (in millioenen gld.).
Kostprysverhogende belas
tingen. Zoals de naam al zegt
hebben kostprysverhogende
belastingen een directe In
vloed op de prijs van een
artikel. De omzetbelasting
de belasting met de groot
ste opbrengst in deze groep
de invoerrechten en de
accijnzen betalen wij dus
„ongemerkt". Wanneer wij
een pakje sigaretten kopen
is de verschillende accijns
b(j de prijs Inbegrepen.
Tot deze groep belastin
gen behoren o.a. ook de ver
eveningsheffing en de motor
rijtuigenbelasting 2229 mill.
Belastingen op winst, in
komsten en vermogen. Voor
deze belastingen ontvangen
wij een aanslagbiljet, voor
zover zij althans niet direct
worden Ingehouden, zoals de
loonbelasting. De voornaam
ste belastingen van deze
groep zijn de inkomstenbe-
2270 mill.
41 mill.
lasting, de loonbelasting, de
vermogensbelasting en de
successierechten
Winsten en andere baten
van bedrijven. Deze midde
len omvatten zowel de baten
van de eigenlijke staatsbe
drijven als die van de Neder
landse Bank en van enkele
particuliere bedrijven, waar
in de staat aandelen heeft
Overige lopende inkomsten
van de staat. Hieronder val
len o.m. de vergoedingen
voor aan derden bewezen
diensten (retributies) en de
opbrengsten van verkochte
Rijksgoederen. Voor 1953 is
ook gerekend met een bate
wegens liquidatie van vijan
delijk vermogen 311 mill.
Totaal der lopende inkom-
sten van de staat
Ontvangen aflossingen. Het
grootste deel hiervan wordt
gevormd door de aflossingen
op aan staatsbedrijven ver
strekte kapitalen
Overige kapitaalinkomsten
van de staat. Deze betref
fen zowel de opbrengst van
bet door ontmunting verkre
gen metaal en van de door
het staatsmuntbedrijf afge
leverde munten als de kapi-
taalbijdragen van de lagere
publiekrechtelijke lichamen
in de kosten van Rijkswer
ken 23 mill.
Totaal der kapitaalinkoni-
sten van de staat
4851 mill.
145 mill.
4t-
168 mill.
Telt men de voor 1953 lopende In
komsten ad 4851 mill, by de hiervoor
vermelde kapitaalinkomsten ad 168
mill., dan komt men tot een totaal van
5019 mill. In totaal worden de Inkom
sten van de staat echter op 5124 mill,
geraamd. Het verschil ad 105 mill, is
het bedrag der afschrijvingen. Deze af
schrijvingen worden onder de lopende
uitgaven van de staat opgenomen en
vervolgens, door ze te goed te schrijven
aan de kapitaalinkomsten, a.h.w. ge
reserveerd, omdat er t.z.t. nieuwe ka
pitaalsobjecten voor te kunnen aan
schaffen. In werkeiykheld gaat het Iets
ingewikkelder, maar in wezen komt
het toch hierop neer.
mensaftrek 14.000.000
Aflossing van gevestigde
schuld in verband met le
ning koopvaardij pensioen
fonds 1.400.000
Het zal waarschijnlijk aan de aan
dachtige lezer niet zijn ontgaan, dat
er een aanzienlijk verschil bestaat
tussen wat men voor het jaar 1952
bad geraamd en de werkelijke cijfers
voorzover die nu al zijn vast te stellen.
Men had voor dat jaar gerekend met
een totaal tekort van f262 millioen,
n.l. een voordelig saldo op de gewone
dienst en de buitengewone dienst I
van f 310 millioen tegenover een na
delig saldo op de kapitaaldienst van
f 572 i '.lioen. Thans blijkt echter,
dat liet tekort vermoedelijk f 611 mil
lioen zal bedragen, een slordige 350
millioen meer dus!
Het spreekt wel vanzelf, dat de
nieuwe minister hieraan de nodige
aandacht heeft besteed en getracht -
heeft dat verschil te analyseren. Het
blijkt, dat de uitgaven in 1952 in het
totaal f 945 millioen hoger zullen lig
gen dan was verwacht. Een bedrag
van f 237 millioen hiervan kan men
verwaarlozen: dat geld is al in vroe
ger jaren uitgegeven en staat alleen
om administratieve redenen op de be
groting voor dit jaar. Ook enkele
kleinere bedragen kan men verwaar
lozen. Er blijkt echter een uitgave-
vermeerdering te zijn van f 641 mil
lioen. Volgens de toelichting zijn deze
gelden aldus besteed:
a. verplichte uitgaven, vnl.
voortvloeiende uit rege
lingen bij wet of Kon.
Besluit f 338 mill.
b. uitgaven ter voorko
ming en bestrijding v.
d. werkloosheid 166 mill.
c. kapitaalverstrekkingen,
leningen, enz73 mill.
d. overige 64 mill.
Hoewel een minister van Financiën
een vooruitziend man moet zijn, kan
hy niet ln de toekomst zien. Daarom
is een begroting ook altijd maar een
leidraad, waarmee nog van alles kan
gebeuren. By de thans opgestelde be
groting ls wel rekening gehouden aan
de zijde van de belasting-opbrengsten
met wetswijzigingen, die al aanhangig
zijn gemaakt bij de Tweede Kamer, zo
b.v. de faciliteiten betreffende de ex
portbevordering en de gevolgen van
de invoering van de werkloosheidswet.
By het ramen der uitgaven zyn
evenwel, overeenkomstig het bestaan
de gebruik, niet opgenomen de in 1953
te verwachten uitgaven, die zullen
voortvloeien uit nog tot stand te ko
men wettelijke regelingen. Voorzover
dit op het ogenblik kan worden over
zien moet uit dien hoofde voor 1953
rekening worden gehouden met addi
tionele uitgaven in de orde van grootte
van 23 mill.
De voornaamste der hier bedoelde
uitgaven zyn de volgende:
Uitgaven voortvloeiende -
uit de regeling van het
kleuteronderwys f 4.000.000
Uitgaven voortvloeiende
uit de nieuwe regeling van
het voorbereidend hoger
onderwijs 1.000.000
Rente van gevestigde
schuld ln verband met le
ning koopvaardy-pensioen-
fonds 2.460.500
Kosten noodvoorziening
ouden van dagen wegens
vrijstelling van een be
drag ad f 100 aan eigen
Inkomsten van de inko-
f 641 mill.
Hiertegenover staat wel een ver
hoogde opbrengst van de middelen,
maar desondanks is het tekort toch
met ongeveer f 350 millioen opgelopen.
Vergelijkt men nu het herzien begro
tingsbeeld 1952 met de cijfers voor
1953, dan is er ogenschijnlijk een ver
laging te constat ren. Minister van
der Kieft geeft echter toe, dat dit
maar schijn is, want zo zegt hij
in het herziene beeld voor 1952 komen
posten voor doeleinden voor, waarvoor
op de ontwerp-begroting 1953 geen
gelden behoefden te worden uitge
trokken. In werkelijkheid is de ge
wone dienst duurder dan een jaar ge
leden, terwijl de beide buitengewone
diensten weinig lager liggen dan het
thans lopende jaar.
Voor een deel is een en ander een
gevolg van maatregelen welke moesten
worden genome:, in het belang van
de werkgelegenheid. Doch ook bij ver
schillende „normale" sectoren van de
rijksactiviteit valt in 1953 een aan
zienlijke stijging van het uitgaven
niveau te constateren. In het bijzon
der moeten hier worden genoemd het
onderwijs in zijn verschillende gele
dingen en verschillende uitgaven in
de sociale ector. Voorts was het
noodzakelijk voor kapitaalverstrek
king aan de P.T.T. en aan de Staats
mijnen belangrijk hogere bedragen
uit te trekken.
De minister beziet deze ontwik
keling met grote zorg, omdat ener
zijds ook na nauwgezette overwe
ging aan deze hogere uitgaven rede
lijkerwijze niet kan worden ontko
men, doch anderzijds moet worden
gevreesd, dat de voor dekking van
een en ander benodigde middelen
van onze nationale economie zeer
zware offers zullen vragen.
Vorig jaar heeft de Kamer nogal gesputterd over het steeds stygende ni
veau der staatsuitgaven en -inkomsten. Vroeger sprak men van een millioenen
nota, maar dat woord ls eigenlijk al misplaatst: het is een miiliardennota ge
worden. Natuuriyk ls deze stijging maar betrekkelijk: het inkomen van vry-
wel ieder huishouden ligt, in geld uitgedrukt, hoger dan voor de oorlog - het
geld is echter in waarde gedaald. Daarom is het uitdrukken van de begroting
in guldens eigenlijk een slecht hulpmiddel; wil men weten tot welk een peii
de uitgaven gestegen zyn, dan dient men de cijfers uit te drukken in procenten
van ons totaal inkomen. Iemand die een millioen per jaar verdient is immers
niet ryk omdat hjj een millioen gulden heeft, maar om wat hij voor dat mil
lioen kan kopen!
Daartoe allereerst dit staatje:
Uitgaven van het Rijk in procenten van het Nat. Inkomen
UITGAVEN
1Ö4B
1947
1948
1949
1950
1951
pronkeiyk 1952
herzien 1952
1953
1
mmmr/mmmi
IC..-— -
mmmmmm
ET
mmmbm
W/MWMM
1
y/mmmm
l
w///w//////m
1
WWMM>M
W///A'w/MM
.1.1 1 1
0 10 20 30 40 50%
Totale lengte der staven is lOOXv.h. Nat. Inkomen
Zoals men ziet is er sedert 1948
slechts een geringe wijziging merkbaar
in dit percentage, hoewel het bedenke
lijk is, dat het herziene beeld van 1952
waarschijnlijk nog ongunstiger zal zijn
dan in 1948.
Vergeiykt men deze ojjfers echter met
die van voor de oorlog, dan liggen ze
zeer hoog. In 1988 b.v. maakten de
Rijksuitgaven 19 pCt van het nationale
inkomen uit.
De Minister van Financiën heeft, bij
wijze van openingsbalans voor de nieu
we verkiezingsperiode zoals hij het
uitdrukt een analyse van de factoren
gegeven, die zijns inziens sinds het einde
van de oorlog het uitgavenbeleid heb
ben beheerst.
Bij deze analyse wordt een onder
scheid gemaakt tussen de militaire en
de civiele sector, aangezien de factoren,
welke aan het beleid in beide sectoren
ten grondslag liggen, wel onderling
nauw met elkaar zijn verbonden, doch
in wezen toch een verschillend karak
ter dragen.
Het uitgavenbeeld in de militaire sec
tor is achtereenvolgens in overwegende
mate beheerst door de gebeurtenissen
in Indonesië en de defensie-inspanning
in bondgenootschappelijk verhand in
het kader van het Noord-Atlantische
Pact.
De uitgaven van civiele aard zijn van
de aanvang af in belangrijke mate be-
invloed door de sociale voorzieningen,
door de noodzaak om daadwerkelijk in
te grijpen ter leniging van door de oor
log ontstane noden en financiële bij
stand te verlenen voor het herstel van
tijdens de oorlog aangerichte schade.
In de laatste tijd leidde de geste
gen werkloosheid ertoe, dat de rege
ring, in haar zorg voor de handhaving
van een zo hoog mogelijk peil van
werkgelegenheid, op verschillend ge
bied een grotere activiteit moest gaan
ontplooien.
Behalve door deze invloeden van
buitenaf wordt het niveau der civiele
uitgaven echter ook voor een belang
rijk deel beïnvloed door de structu
rele veranderingen, welke zich in een
snel groeiende samenleving^ als de
onze voltrekken en waarbij 'de wijzi
gingen in de omvang en de samen
stelling der bevolking een centrale
plaats innemen. Deze invloed doet zich
op velerlei gebied gelden, niet alleen
bij lopende uitgaven als die voor
onderwijs, justitie, landbouwbeleid,
volkshuisvesting, steun bij emigratie
en sociale zorg, doch ook bij verschei
dene der investeringsuitgaven, in het
bijzonder voorzover deze worden ge
daan binnen het kader van het indu
strialisatiebeleid.
De cijfers tonen aan, daS de mili
taire uitgaven in 1953 zwaarder zul
len drukken dan in de eerste jaren
na de oorlog het geval is geweest.
Daarbij moet worden bedacht, dat het
percentage vóór 1948 weliswaar nog*
(Zie vervolg pag. 4, le kolom.)