VOOR DE JEUGD. TomiieUcuL 13"" H nSc g g a JitUa I si" •fa 0H8 Het fundament onzer samenleving sistir l>w ISssSirshSiilaSS' TZEEUWSCH WEEKEND. Vrijdag 12 September 1952 Pagina 4 .kast wel". Hans gelooft me, dat tlpreekt, maar hij vindt zijn verklaring voor het geval. „O, maar awes ben jirffrouw,,. „Nee, snijd ik zijn betoog laf, maar toen was ik nog maar een Mein meisje". Weer zegt Hans: „Ooooooo,' maar lUwes most toch juffrouw worre...." Mijn discussie met Hans heeft Ma- ilrijke stof tot nadenken gegeven en ze (werpt zich nu ook in de strijd door te beweren, dat Hans niet echt helemaal üli de lucht geweest is. Hans keert zich met één slag om in de richting (van zijn nicht, hij zal wel eens 3llo ontstaan nu oorlogen. En dat op lEten eerste morgen na de vaeantie. '3Cot mijn geluk komt Tineke me ver- tellen, dat ze een heel daggie bij d'r lopoe geweest is en dat d'r opoe toen (ie hele dag koeke gebakke het en dat /dfle zóóóóó lekker ware.Daar moet ïk meer van weten en ik vraag of opoe lalleen maar in de vaeantie koeken bakt, want zie je ik lust ze ook zo {{raag.... Tineke is gul in het belo- Wen, dat as opoe weer koeke bakt. jDeze toekomstige koeken met de dikke istroop er op, doen meer dan een vre desconferentie van vele wijze heren, we zijn opeens allemaal weer ver tonend, en ik hoor nog dat Jan zo fijn pootjegebaaid het wel zo ver en hij Wijst naar zijn strogele kuifje. Dat Imebben er echter vele gedaan want toet blijkt nu ook wel ,dat je daar heus |g/een zee voor nodig hebt. Ieder heeft nu wel zo ongeveer het Ihart uitgestort, maar ik draal nog even om weer tot de ernst over te gaan. Het is zo kpstelijk, maar opeens zie ik (Plans vinger weer in de hoogte gaan. Dit lijkt me te gevaarlijk worden. Als vfe weer een controverse tussen Hans un zijn nicht krijgen, loopt het mis schien op bloedvergieten uit. En dat :nooit. Dies krijgen we de schriften ■voor ons en zijn we weer degelijke 'harde werkers geworden. De vaean tie is voorbij pi Mijn beste nichtjes en neven, Ziezo, de deur van ons groot fa- lóniliehuis is weer open en de nichtjes dn neven kunnen met hun brieven vleer binnenstappen. Gelukkig maar, want ik miste toch wel de stapels .gezellige brieven, die ik anders haast eike week kreeg. Maar ik mag niet Itlagen, want helemaal vergeten heb ben jullie me niet. Kijk maar eens Wat een rij brieven ik nu al beant woord heb. Ja, er liggen er alweer mee- te wachten, doch ik heb deze de eerste beurt gegeven, omdat ze het eerst binnengekomen waren. Deze -en 25 Augustus al in mijn bezit, wie dus schreef en hier nog geen antwoord vond, moet maar denken, dat de brief later dan 25 Augustus in mijn bezit kwam en daarom bij de volgende reeks de beurt krijgen zal. Omdat ik deze brieven beantwoord de, was er geen plaat: om de uitslag van de wedstrijd te geven. Dat hoop ik de volgende keer te doen. Wie zijn inzending klaar had, maar nog niet verzonden, kan dit haastig nog doen. Ik ben benieuwd wie zijn eigen dorp of stad het best beschrijven kan. Als de mensen in Colijnsplaat eens za gen, hoe mooi door sommigen hun dorp is gekleurd, zouden ze er nog meer trots op zijn. Doch nu ga ik jullie met nieuwe raadsels weer aan het werk zetten. Er is in de avond weer een gezellig poos je, dat de lamp aangaat en dan grijp je als vanzelf naar pen en papier om naar mij te schrijven, is het niet? Nu tot de volgende maal. Gegroet, jullie Tante TRUUS. Nieuwe raadsels. I, Welke bijbelse persoonsnamen zijn in de volgende zinnen verborgen? Hoe kom j!J zo nat Hannie? Toen ik u zag aankomen, begreep ik, dat u naar ons kwam. Waarom heb je alle appels in die ene mand gedaan? Eerst moet je werk af zijn, dan pas mag je gaan spelen. II. Ingezonden door Jacoba P. te V rou wenpolder. Hoe heten de bovenste stenen van een huis? m. De eerste lettergreep is een meisjesnaam. De tweede lettergreep is een jon gensnaam. De derde lettergreep is een plaats naam. Het geheel is een jongensnaam. De oplossingen kunnen tot Zaterdag met vermelding van voornaam, naam (ook schuilnaam, als je die hebt) leeftijd en adres worden gezonden aan: Tante Truus, redactie Zeeuwsch Weekend. Goes. Klaverbladje te St. Lanrens. Ik zal maar een begin maken met jou, want ik heb alleen van jou al een hele stapel post gekregen, een prachtige kaart (waarvoor hartelijk dank) een inzending voor de wedstrijd, en dan nog drie lange gezellige brieven. Dat is de moeite waard hoor. Ik vind het zo fijn, dat je me in de vaeantie niet vergat. Overal waar jij op je Nij meegse reisje geweest ben, ben ik ook al eens geweest, daardoor wist ik pre cies wat je gezi.n hebt. En van Knocke kan ik al hetzelfde zeggen. Kranig van je om dat werk zo flink aan te pakken. Ja, ik heb ook een heerlijke vaeantie gehad. Gchrijf je me gauw hoe je het in je nieuwe school vindt? Nachtegaal te Heinkenszand. Van jou heb ik twee brieven om te beantwoorden. Het is ook zo lang ge leden hè, dat ons Weekend er was, daardoor heb ik een hele stapel post. Je schreef over dat kleedje, dat in ons hoekje heeft gestaan. Heb je het al af gekregen? Is het mooi? Zijn jullie nog allemaal uit geweest? Ik hoop, dat jullie het heerlijk hebben gehad. Goudfazantje te Vrouwenpol der. Wat een dikke brief was dat, Je hebt je tekening wel heel secuur ver pakt, maar nu is ook alles goed aan gekomen. Gelukkig zorgt de post al tijd opperbest voor alle dikke brie ven, die jullie me sturen. Tries de J. te Zierikzee. Fij i hè, dat het nu zo goed in orde kwam met je prijs. Het zou ook niet leuk zijn om een boek te krijgen, wat je al hebt. Ver tel je me nog eens of je nog hele maal naar W. geweest bent. Het is daar een mooie streek. Heb je ook nog iel gezwommen? Catric.. L. te Serooskerke. Wat een gezellige lange brief was dat. Zulke daagjes uit met een club is altijd leuk he. Daar zou ik ook' neg best zin in hebben. Als ik weer in Middelburg kom, ga ik vast eens het Stadhuis bekijken, net als jij gedaan hebt. Heeft Wim later helemaal geen last meer gehad van zijn keel? Witborstje te Serooskerke. Ik heb dezelfde bloemen als jullie in mijn tuin, alleen die slaapmutsjes, die heb ik niet, maar ik zal zorgen, dat ik die het volgend jaar heb hoor. Ik ben eens in een land geweest, waar die slaapmutsjes zo maar bij duizen den in het wild groeiden. Dat was een prachtig gezicht. Heb je die naaidoos al veel gebruikt? Leeuwerikje te Nieuw» en St. Joosland Je hebt een prachtig reisje gemaakt. Vond je het niet een beetje griezelig om in dat bos verdwaald te zijn? Ik ben ook wel eens in dat bos geweest, maar geluk kig niet verdwaald daar. Er waren er bij die vorige wedstrijd, die over de driehonderd namen hadden. Dat is veel hè? Je teken-inzending nog niet ontvangen. Anje M. te Nieuw- en St. Joosland. Je zult een andere schuil naam moeten kiezen, want er vliegt al een roodborstje in onze kring rond. En twee van die diertjes gaat niet, want dan raak ik in de war. Maar er Zijn nog genoeg namen te kiezen hoor. Heb je het fijn gehad in de vaeantie? Adri S. te Scherpenisse. Wat hebben jullie veel op die ène dag gezien. Ik ben ook al eens klets nat van de Bedriegertjes weggevlucht. Het zijn ook echte bedriegertjes hoor. Die naam is wel heel juist. In dat Dierenpark zou ik alleen wel een hele dag willen doorbrengen. Ik ben er ook eens geweest met mijn kleine hond bij me en toen deed een der olifanten zo grappig. Die zwaaide mét die lange slurf almaar om dat kleine hondje heen. En die was hélemaal niet bang, want die zag niet eens dat grote dier, omdat hij alsmaar verbaasd naar die slurf keek. Was jij 's avonds niet moe na de tocht? Dank voor je prachtige kaart Honingbijtje te St. Laurens. Nu zit je dus al in de vijfde klas. Het schiet al op naar het eind, en wat wil je dan doen? Je rapport was prachtig. Ik ben pas nog even door St. L. heen gereden, maar ik had jammer genoeg geen tijd om bin nen te wippen, zoals je vraagt. Een andere keer beter. Oranjebloempje te Serooskerke. Dat zal een vreugd heb ben gegeven, toen jullie allemaal over gegaan waren. Ik denk, dat het je best bevallen zal op de Huishoud school. Vertel maar eens gauw hoe de eerste dagen waren. Natuurlijk ben ik al eens in Vrouwenpolder geweest. Het is daar op het strand heerlijk. In Oranjezon ben ik van 'tjaar nog niet geweest. Maar ik zal je adres goed onthouden, voor het geval ik in de buurt kom. Sneeuwklokje te Wol- i .rtsdijk. Jij hebt al .roeg een bui tenlandse reis gemac'-t. k kan me goed begrijpen, dat je in Brussel heel wat te zien kreeg. Het is een prach tige stad, dat vind ik ook. En elke keer als ik er weer kom, vind ik weer wat nieuws om te bekijken. Jé komt er eigenlijk nooit mee klaar. In Mechelen zijn ook heel mooie oude gebouwen. Ja het was wel een zeld zaam mooie schoolreis hoor. Vliegen de Hollander te Wissekerke. Welnee, neef, ik word helemaal niet gauw boos en ik kan goed begrijpen, dat je niet eerder kon schrijven. Het is toch al fijn, dat je in de vacantie-tijd er nog om dacht. De winter, dat is echt de tijd voor lange brieven. En zo langzamerhand, nu het 's avonds vroeger donker gaat worden, begint de zin voor schrijven al weer te ko men. Dat merk ik wel. Maar nu hoop ik toch op de brief, dié je beloofde. gaat een baal met meel, naar een lager deel. t Moet naar de bakker toe, lbomt als brood bij moe. Met zijn éne been, pp wat brokken steen, tolt 'ie als een kind, fat de westenwind. tKomt steunende terecht, tt Windje is zijn knecht. Krikke, krakke, krak. Spijze in de bak. Kten tn de zak. Hebt Gij tegenspoed. Draai Uw hart dan goed. Zet uw hoofd gezwind, tegenin de wind. Dcor het graan te malen, kw m het meel in balen: Hebt gij 't windje tegen, Maal en 't worden een [zegen. Hopend zult ge zaaien. Kreunend vruchten maaien. Benut Uw levenskruis, t Brood komt in uw huis. Wie met zichzelve, heeft tegenspoed als [knecht. God maalt door de [smart Blijdschap in het hart. Poot Jr, ■JfT „God heeft een kerk en daar staat zij!" „Daar vergadert de HERE zijn volk!" „Want de wereld is niks, de dienst van mijn God is alles!" Welnu, belijder van heden, telg van dit godvruchtig voor geslacht. schud uw ongelovig minderwaardigheidsgevoel van u af! Lonk niet naar de wereld. Kruip niet schuw in een hoekje, alsof het erg was om een christen te zijn. Maar getuig met het versje: Wijk wereld, wijkt schatten! Gij kunt niet bevatten hoe rijk ik wel ben! 'k Heb alles verloren, maar Jezus verkoren. Wiens eigen ik ben! Het getuigenis van dit nieisje kan ons bemoedigen, als wij in een werelds gezin of in andere moeilijke verhoudingen moeten leven. Wij weten vaak niet hoe ons in zulke om standigheden te gedragen, tegen de grote monden kunnen wij niet op. Laat ons hierbij letten op dit slavinnetje. Zij kan natuurlijk niet met Naaman redeneren, daar krijgt zij de kans niet toe. Zij kan zich niet bij hem laten aan dienen, dan krijgt zij met de zweep. Ook kan zij hem niet aanspreken, als hij haar in huis passeert. Want waèrlijk! dan vraagt hij niet: „Dag Saartje, heb je goed geslapen?" Wel heeft men oudtijds van Naaman een patroon gemaakt van het slag van Boaz, maar dit schijnt mij er naast. Ik vermoed, dat hij een bok van een vent is geweest! Wat doet het meisje in dit moeilijk geval? Zó, onder haar werk door, zegt ze heel gewoon: „Meneer moet bij de man Gods in Samaria zijn". Zoals wij zeggen 2X2=4 dat kan je zeggen met een gewoon gezicht en met een alledaagse stem, zelfs met de stoffer of pollepel in je hand zo zegt zij: „Damaskus is niks, de man Gods woont in Samaria. Dat behoeft niet be wezen te worden, het staat als een paal boven water vast!" God geve óns zulk een kinderlijk geloof! Waarschijnlijk is de godsdienstige kennis van dit meisje heel pover geweest. Op de kleine catechisatie zou zij niet hebben meêgekund, een opstel voor de J.M.V. zou haar als een steen op de maag hebben gelegen. - Maar zij weet het adres en dit geeft zij door Ik denk hierbjj aan een gedicht van Jacqueline van der Waals „De Herdersfluit" (Gebroken Kleuren, pag. 61, uit gave Callenbach): DE HERDERSFLUIT. Eens ging ik langs het lage riet, Dat ruischen kan en anders niet Toen langs mijn pad een herder kwam Die één van deze halmen nam. En dien besnoeide en besneed, En maakte tot zijn dienst gereed. Door dit gekorven rietje, dat Als dood hij in zijn handen had, Dien stemmelozen stengel, zond Hij straks den adem van zijn mond. En als hij blies, zoo zong het riet. En, als hij zweeg, verstomde 'tiled: De zoete, pas ontwaakte stem Bestond en leefde slechts door hem. In het eenvoudig getuigenis van dit meisje ligt een vinger wijzing voor ons evangelisatie-werk. Het moet typerend voor schriftuurlijke evangelisatie blijven, dat zij nooit treedt in de rechten van kerk en ambt. Terwijl het mode is op de kerk kt te geven en dit zelfs als progressief geldt, hebben wij te getuigen: „ik behoor bij het verachte volk des HEREN". (Wordt vervolgd.) 1 Os co irt Jq jg -£» eo'm S 5PJH iw jf E oo u 3 S3 gü 8 l o S3 dd i;p N TO 1 V 8 O Jd •o 3' 3 0) fls,o t-1 O) v 3-S~S S S.ïï .0.8 "f-Sia* l!Ts •n a SoCdi C? 4) 4) 7 OT o 3 2 cjU 2 O 3 po spo - (O O A W 3« S-H .x» <y 52 3 ;_,"o J2 '3 0 w o ,£Lco o cu) a .X <u <1) w O) J. c 4» a> o W C3 3.2 -3 0 to o o ö5> w> o 4) b fl (ÜQO P W 3 e "3 Xo g 1 .i, <D 3 3 .O S '80 8 at:»: I^Js 0)73 O C U GjOc C3 IS X co co NNN 3 Zt. O ■2.S C 3 c3 CU) 4) I-3& isggw van Vrijdag 12 Sept. 1952, No. 227S Dltgave vau Oosterbaan Le Cointre N.V. Goes neeuu/scH u/eern/iD UIT DE SCHRIFT. Eén van de kwade dingen van onze tijd is de gebrokenheid in veler leven. Het hinken op twee gedachten, de gespletenheid in de levensstijl, het naar rechts willen en tegelijk óók naar links. Vooral ook in het gezinsleven komt dat tot uiting. Men verlangt een christelijke levensstijl, men wil graag des Zondags naar de kerk, leest de bijbel aan tafel, gaat voor in gebed, leeft mee met allerlei christelijke actie en verenigingsleven. En tochMen voelt zelf wel, dat er dingen zijn die niet voor God zijn te verantwoorden, dat er bij de opvoeding der kinderen, in het gedrag der grotere kinderen, praktijken geduld worden, die niet in overeenstemming zijn met wat Chris tus in Zijn Woord van ons vraagt We behoeven hier niet in détails te treden en geen voorbeelden aan te halen. We weten het zelve allemaal heel goed en niemand behoeft naar de ander te wijzen, we steken de hand maar in eigen boezem. Maar, wie zijn oor te luisteren legt, weet, dat de klacht welhaast algemeen is, de klacht, dat we, behoudens en kele reserves, met de stijl dezer wereld één beeld vertonen. Dat is de gebrokenheid in ons leven, waardoor de invloed van het christe lijk getuigenis, dat van onze levens wandel moet uitgaan, wordt geneutra liseerd. Proiessor Biesterveld heeft eens een boekje geschreven over de grondzuilen van onze samenleving, het fundament waarop een christelijke maatschappij kan worden opgebouwd. Eén der hoofdpijlers noemde hij het christelijk huisgezin. Wanneer we iets van de geschiede nis der wereld afweten, is het ons bekend, dat het gezinsleven vrucht is geweest van de doorwerkende kracht van het christendom. De hei dense wereld kende dat gezinsleven niet. De verhouding tussen man en vrouw, tussen ouaers en kinderen, waren dermate verwrongen, dat er van een goed georaenü gezinsieven geen sprake kon zijn. Door de pre diking van het Evangelie kreeg de vrouw haar positie in üe samenleving waarop zij recht had. De vrouw werd vrijgemaakt door de Zoon des men sen, zij kreeg haar erepositie als huis vrouw en moeder in het gezinsleven. En overal ter wereld waar het christendom zijn stempel drukte op het volksleven, werd dit gezinsleven tot een kracht, een fundamentele basis, waarop een gezonde samen leving kon worden opgebouwd. Maar ook: overal waar dat christen dom verzwakte en tot verval geraakte, werd de bevoorrechte positie van het gezin en van de vrouw in dat gezin weer ondermijnd. Toen Hitier zijn an ti-christelijke theoriën liet verkondi gen en aan de Europese wereld wilde opleggen, was dit mede op de hartader van het gezinsleven gericht De vrouw werd het gezinsleven uit gehaald en de opvoeding werd in han den gelegd Van de staat, hoogstens mochten de ouders als verlengstukken van de Staatsorganen dienst doen, waaraan zij verantwoord bleven en onder wier directie en contróle zij stonden. In de communistische landen is het niet anders. De vrouw en het meisje worden verlaagd tot creaturen, die in dienst van de Staat werken. Kinderen baren is staatsfunctie en ver der hebben zij hun arbeid niet m het gezin, maar in de fabriek en op de ar beidsvelden. Zo valt de wereld, die het christen dom verlaat, weer terug in de oud- heidense toestand van slavernij. We behoren in Nederland nog tot de gelukkigen, waar het gezinsleven nog tamelijK in tact bleef. Vvie Europa bereist, bemerkt al spoedig dat het in het buitenland er over het algemeen heel anders voor staat dan bij ons. Hoe Zuidelijker men komt hoe meer de mensen op straat en in de gebouwen van publiek vermaak leven. Jonge kin deren van zes en acht jaar ziet men 's avonds laat mee de bioscopen in- sjouwen, soms zelfs zuigelingen die slapend hangen in de armen van hun naar pret en afleiding hunkerende moeders. Van een geordend, regelma tig gezinsleven, iaat siaan van een christelijk gezinsleven is dan natuur lijk geen sprake meer. Waar dergelijke praktijken steeds meer hun stempel op de samenleving gaan zetten, maakt men zichzelf rijp voor het communis me. Maar laat ons ook niet al tevreden zijn over onszelf. Ook in Nederland gaat het hard achteruit. Ook bij ons, in christelijke kringen neemt de hun kering naar het publiek vermaak toe en neemt de uithuizigheid al groter af metingen aan. Er is een hinken op twee gedachten. Men blijft nog wel „kerks" maar de genietingen dezer wereld wil men toch niet missen. De positieve lijn gaat ont breken. Steeds minder gaat men be grijpen, dat de levensstijl van de chris ten een radicaal andere dient te zijn dan die van de wereldling. Wanneer we recht staan tegenover de HEERE, zijn de uitgangen onzes levens anders dan die van de wereld, onze begeerten, onze interessen zijn anders, niet alleen op de Zondag maar elk uur van ons leven. Dat beslist voor ons persoonlijk, maar evenzeer voor ons gezinsleven. Zo gauw er tweeslachtigheid is in onze le venshouding, zijn we al met lamheid geslagen, wordt ons leven onvruchtbaar en kunnen we onze kinderen niet meer de positief christelijk levensrichting bijbrengen. En dan gaat het snel van kwaad tot erger. Wanneer vader en Dat niemand zijn broeder vertrede, noch bedriege in zijn handeling. 1 Thess. 4 6a. Paulus concretiseert de roeping tot heiligmaking óók voor het maat schappelijk leven: „dat niemand zijn broeder uitbuitè, noch bedriege in de handel". Dat de apostel dit als twee de concrete punt noemt, moet ons alweer niet verwonderen, daar im mers Thessalonica een grote han delsstad was. Ook op dat terrein tierden de zonden in het heidendom zeer welig! Paulus gebruikt een paar woorden, die ons daarin inzicht kun nen geven. Allereerst vertreden d.i. uitbuiten, exploiteren. Of ook: over iemand heenlopen of ovêr iemands rug omhoog klimmen Voorts: „bedriegen in de handel" door overvragen en afzetten. Dit kwaad van uitbuiten en afzetten; van gierigheid en hebzucht tracht Paulus niet te beteugelen door het geven van allerlei wetten en voor schriften, hoe goed en noodzakelijk die ook mogen zijn. Van contracten, controle-maatregelen, warenkeuring en derg. verwacht Paulus niet veel. Natuurlijk zijn die dingen voor de Overheid noodzakelijk om uitbuiten en afzetten te beteugelen. Voor de christen moet echter een ander mo tief gelden: gij moet die dingen na laten, omdat de wil van God is: uw heiligmaking! Indien ge als een geheiligd mens uw kantoor of werkplaats binnenstapt, uw bedrijf regelt, achter uiu toonbank staat of uw waar aan de man brengt, dan komt alles in orde, ook zónder wet telijke voorschriften. Want met vlammende létters staat in uw hart: dit is de ruil van God, mijn heilig making! Zodat de apostel maar wil zeggen, dat iemand, die de mening toegedaan is, dat in het maatschap pelijke en sociale leven een andere moraal geldt, dan in de kerk, er vlak naast is. Wie zijn christelijk jasje uittrekt op zijn werk of op de beurs, in zijn kantoor of op de veiling, die heeft dan ook alleen maar een chris telijk hart! Uw levensopenbaring moet in heiligmaking méé aan Christus Zijn reine bruid bereiden, die haar kleed onbesmet bewaard heeft van de zonden en ongerechtig heden, die de wereld bedrijft. moeder zo'n beetje naar rechts en links kijken, zullen de kinderen straks, gro ter geworden zijnde, slechts alléén maar naar links kijken en in uw nage slacht is de christelijke levensovertui ging verloren. De zware verantwoordelijkheid, waar voor wü als ouders hier geplaatst zijn, zou ons misschien wat zwaarder gaan drukken, wanneer we dit steeds wat concreter voor ons zagen. Het gezin is beslissend in veel din gen. In de eerste plaats voor ons na geslacht, maar daarnaast ook voor de kerk en voor de gehele samenleving. We menen redenen te hebben in de ze pessimistisch gestemd te zijn. Het gaat niet voor- maar achteruit en op vele plaatsen zelfs heel sneL Voor ons liggen twee uitgaven van J. H. Kok N.V. te Kampen, welke op bespreking wachten. We zullen maar beginnen met het onaangename deel van onze taak, n.1. de beoordeling van: „Toch een taak", door Gré van Bende- gemVan Ast, om later het goede boek van M. Apperlo: „De laatste tocht" onder de loupe te nemen. Met dit begin hebben we al dadelijk laten blijken, dat er van „Toch een taak", niet veel goeds te verwach ten is. Als we in het begin van het boek kennis maken met de heldin van het verhaal, zit José te zwoegen voor taal lessen, waarvan ze het nut niet kan inzien en die ze toch niet „er in" kan krijgen. Het is werk voor extra lessen, die vader Vermeer zijn dochter laat geven, opdat ze later toch nog eens een goede betrekking zal kunnen krij gen. José is dan blijkbaar al van school af. Het is niet meer dan de lagere school geweest. Als de vader het getob aanziet, beseft hij het hopeloze van het geval en korzelig krijgt José verlof het maar op te geven. Het meisje Is zielsgelukkig en dan doet moeder haar maar „op het naaien". Wat we dan verder in het eerste ge deelte van het boek van José bemer ken doet het vermoeden bij ons rij zen, dat. dit kind eigenlijk niet meer dan een debiel is. Gelukkig komt later een kentering. Nu is dat mogelijk. Een meisje in de puberteitsjaren is soms als het ware gebonden en later komt er dan opeens een verandering, ver betering, zodat men zegt, is dat nu hetzelfde meisje van vroeger. Als de schrijfster dat had willen laten zien, had het boek goed kunnen werken vooral bij ouders, die soms wanhopen en bij meisjes, die gedrukt worden door een gevoel van minderwaardig- 'heid. Helaas is dit niet het geval. De ouders Van José blijven maar schim men voor ons, en in de ogenblikken, dat ze voor het voetlicht komen doen ze nog heel wat domme dingen, die echter door de schrijfster niet als zo danig worden gekwalificeerd. Als José dan op een naaicursus komt, is het zomaar de eerste morgen al mis. Direct, als de juffrouw even weggaat, gaan de „oude klantjes" José, die dan al een jaar of zestien is, en nog niets' weet, inlichten over de vraag waar de kindertjes vandaan ko men. Gelukkig is José niet lang op deze cursus, want haar moeder bemerkt, dat wat ze daar leert, ze haar dochter zelf ook wel kan bijbrengen. De schrijfster heeft zo maar terloops even dat vieze intermezzo er tussen ge plaatst en.... verder niets er over. José, dus weer thuis. Ze mag later naar een cursus voor fraaie handwer ken. Dat geeft José een beetje geluk, want.nu gaat ze een bedsprei voor zichzelf haken. Dan, op een avond, José is dan al zeventien jaar, moeten vader en moeder een avond uit, naar een zilveren bruiloft. José mag dan tot tien urn: opblijven, doch moet de jongere generatie van haar broertjes en zusjes eerder naar bed sturen. Er komt dan weer zo maar opeens een inwonende knecht op de proppen aan wie gevraagd is om tien uur naar huis te komen en ook een wakend oog te houden op huis en haard. De kerel, een jaar of zes ouder dan José, ver grijpt zich aan het meisje, dat eigen lijk dan niet weet wat hij wil en waar over het gaat.... In de nacht, als ze in bed ligt, denkt ze aan wat ze hoorde op die naailes en dan bespringt doodsangst het kind op eens. Als er eens. De volgende morgen is de knecht verdwenen, José blijft op bed liggen, wat men niet vreemd vindt, want dat deed ze wel meer. Vader informeert even, een beetje wrevelig, vanwege de verstoorde gang van het werk, of die knecht de vorige avond wel thuis ge-, weest is. Het geval loopt, wat de va der betreft, met een paar woorden nu af. Van die knecht horen of zien we ook niets meer, maar José zit met haar angst, weken lang. Moeder vermoedt niets, doch vindt het raadzaam de dok ter eens te raadplegen. Dokter krijgt er eerst niets uit, bij een tweede be zoek, als de dokter met José gebeden heeft, komt het angstverhaal los. Ter loops willen we nog even zeggen, dat die dokter toch zo keurig, kort en cor rect in zijn gebed de juiste woorden weet te zeggen. Nee er gebeurt niet wat ge verwacht, er dreigt geen ge vaar voor José. Er zijn geen gevolgen, maar de dokter vindt, dat zij er eens een poosje uit moet en heel precies, als in een legkaart, komt alles voor elkaar. Natuurlijk komt José in het juiste milieu terecht, waar heel lang zaam aan, ze zich kan ontplooien. Maar op weg naar „dit juiste milieu" zien we heel wonderlijk, dat men dit haast onmaatschappelijk meisje de 4-' 3 3co c* rt< -3 ai coX o 9 4) c- Q> 01 T-H O TH 3 C/J O OT Ja oS,3 J2 h <vOZ öA o 4> g 5 iO 3 4) 4) .00 £3 x O '3 w A, -O C J-S O 'Z cd O aS 8. 4)1x1 P* Wpj ai SS"! IS «u et? 3 CjW b ■f'55Hct32Hci3c3 Wi2=W° t- e os..SgoS-S g c «GOJ 15 3 ..03 t. ftiziSisgjggl 5WGJC5.'DH?(Y>, H* ^2 en J ra OH C c-ötf fl&w 3:3>< cdOP: 8 c^oO ü'si o 5^ ïjn js e S3, -•2 gó)S a I I 8) OÏÏS U I S.c^ lOkhOM X-7\ O ooti S 3 •co i-. t-< Tri U1 4) U MÜMllO j) Q c/3 1-1 4) <AS 'öSï P..3 <u u e o SS 2<»W OJ 3 4) (-c OS

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1952 | | pagina 5