VOOR DE JEUGD.
TomiieUcuL
13""
H nSc
g g a
JitUa
I si"
•fa
0H8
Het fundament onzer samenleving
sistir
l>w
ISssSirshSiilaSS'
TZEEUWSCH WEEKEND.
Vrijdag 12 September 1952
Pagina 4
.kast wel". Hans gelooft me, dat
tlpreekt, maar hij vindt zijn verklaring
voor het geval. „O, maar awes ben
jirffrouw,,. „Nee, snijd ik zijn betoog
laf, maar toen was ik nog maar een
Mein meisje".
Weer zegt Hans: „Ooooooo,' maar
lUwes most toch juffrouw worre...."
Mijn discussie met Hans heeft Ma-
ilrijke stof tot nadenken gegeven en ze
(werpt zich nu ook in de strijd door te
beweren, dat Hans niet echt helemaal
üli de lucht geweest is. Hans keert
zich met één slag om in de richting
(van zijn nicht, hij zal wel eens
3llo ontstaan nu oorlogen. En dat op
lEten eerste morgen na de vaeantie.
'3Cot mijn geluk komt Tineke me ver-
tellen, dat ze een heel daggie bij d'r
lopoe geweest is en dat d'r opoe toen
(ie hele dag koeke gebakke het en dat
/dfle zóóóóó lekker ware.Daar moet
ïk meer van weten en ik vraag of opoe
lalleen maar in de vaeantie koeken
bakt, want zie je ik lust ze ook zo
{{raag.... Tineke is gul in het belo-
Wen, dat as opoe weer koeke bakt.
jDeze toekomstige koeken met de dikke
istroop er op, doen meer dan een vre
desconferentie van vele wijze heren,
we zijn opeens allemaal weer ver
tonend, en ik hoor nog dat Jan zo fijn
pootjegebaaid het wel zo ver en hij
Wijst naar zijn strogele kuifje. Dat
Imebben er echter vele gedaan want
toet blijkt nu ook wel ,dat je daar heus
|g/een zee voor nodig hebt.
Ieder heeft nu wel zo ongeveer het
Ihart uitgestort, maar ik draal nog even
om weer tot de ernst over te gaan. Het
is zo kpstelijk, maar opeens zie ik
(Plans vinger weer in de hoogte gaan.
Dit lijkt me te gevaarlijk worden. Als
vfe weer een controverse tussen Hans
un zijn nicht krijgen, loopt het mis
schien op bloedvergieten uit. En dat
:nooit. Dies krijgen we de schriften
■voor ons en zijn we weer degelijke
'harde werkers geworden. De vaean
tie is voorbij
pi
Mijn beste nichtjes en neven,
Ziezo, de deur van ons groot fa-
lóniliehuis is weer open en de nichtjes
dn neven kunnen met hun brieven
vleer binnenstappen. Gelukkig maar,
want ik miste toch wel de stapels
.gezellige brieven, die ik anders haast
eike week kreeg. Maar ik mag niet
Itlagen, want helemaal vergeten heb
ben jullie me niet. Kijk maar eens
Wat een rij brieven ik nu al beant
woord heb. Ja, er liggen er alweer
mee- te wachten, doch ik heb deze
de eerste beurt gegeven, omdat ze het
eerst binnengekomen waren. Deze
-en 25 Augustus al in mijn bezit,
wie dus schreef en hier nog geen
antwoord vond, moet maar denken,
dat de brief later dan 25 Augustus
in mijn bezit kwam en daarom bij
de volgende reeks de beurt krijgen
zal.
Omdat ik deze brieven beantwoord
de, was er geen plaat: om de uitslag
van de wedstrijd te geven. Dat hoop
ik de volgende keer te doen. Wie zijn
inzending klaar had, maar nog niet
verzonden, kan dit haastig nog doen.
Ik ben benieuwd wie zijn eigen dorp
of stad het best beschrijven kan. Als
de mensen in Colijnsplaat eens za
gen, hoe mooi door sommigen hun
dorp is gekleurd, zouden ze er nog
meer trots op zijn.
Doch nu ga ik jullie met nieuwe
raadsels weer aan het werk zetten. Er
is in de avond weer een gezellig poos
je, dat de lamp aangaat en dan grijp
je als vanzelf naar pen en papier om
naar mij te schrijven, is het niet?
Nu tot de volgende maal.
Gegroet, jullie
Tante TRUUS.
Nieuwe raadsels.
I, Welke bijbelse persoonsnamen
zijn in de volgende zinnen verborgen?
Hoe kom j!J zo nat Hannie?
Toen ik u zag aankomen, begreep
ik, dat u naar ons kwam.
Waarom heb je alle appels in die
ene mand gedaan?
Eerst moet je werk af zijn, dan pas
mag je gaan spelen.
II. Ingezonden door Jacoba P. te
V rou wenpolder.
Hoe heten de bovenste stenen van
een huis?
m. De eerste lettergreep is een
meisjesnaam.
De tweede lettergreep is een jon
gensnaam.
De derde lettergreep is een plaats
naam.
Het geheel is een jongensnaam.
De oplossingen kunnen tot Zaterdag
met vermelding van voornaam, naam
(ook schuilnaam, als je die hebt)
leeftijd en adres worden gezonden
aan: Tante Truus, redactie Zeeuwsch
Weekend. Goes.
Klaverbladje te St. Lanrens. Ik zal
maar een begin maken met jou, want
ik heb alleen van jou al een hele
stapel post gekregen, een prachtige
kaart (waarvoor hartelijk dank) een
inzending voor de wedstrijd, en dan
nog drie lange gezellige brieven. Dat
is de moeite waard hoor. Ik vind het
zo fijn, dat je me in de vaeantie niet
vergat. Overal waar jij op je Nij
meegse reisje geweest ben, ben ik ook
al eens geweest, daardoor wist ik pre
cies wat je gezi.n hebt. En van
Knocke kan ik al hetzelfde zeggen.
Kranig van je om dat werk zo flink
aan te pakken. Ja, ik heb ook een
heerlijke vaeantie gehad. Gchrijf je me
gauw hoe je het in je nieuwe school
vindt? Nachtegaal te Heinkenszand.
Van jou heb ik twee brieven om te
beantwoorden. Het is ook zo lang ge
leden hè, dat ons Weekend er was,
daardoor heb ik een hele stapel post.
Je schreef over dat kleedje, dat in
ons hoekje heeft gestaan. Heb je het
al af gekregen? Is het mooi? Zijn
jullie nog allemaal uit geweest? Ik
hoop, dat jullie het heerlijk hebben
gehad. Goudfazantje te Vrouwenpol
der. Wat een dikke brief was dat, Je
hebt je tekening wel heel secuur ver
pakt, maar nu is ook alles goed aan
gekomen. Gelukkig zorgt de post al
tijd opperbest voor alle dikke brie
ven, die jullie me sturen. Tries de
J. te Zierikzee. Fij i hè, dat het nu
zo goed in orde kwam met je prijs.
Het zou ook niet leuk zijn om een
boek te krijgen, wat je al hebt. Ver
tel je me nog eens of je nog hele
maal naar W. geweest bent. Het is
daar een mooie streek. Heb je ook
nog iel gezwommen? Catric.. L. te
Serooskerke. Wat een gezellige lange
brief was dat. Zulke daagjes uit met
een club is altijd leuk he. Daar zou
ik ook' neg best zin in hebben. Als
ik weer in Middelburg kom, ga ik
vast eens het Stadhuis bekijken, net
als jij gedaan hebt. Heeft Wim later
helemaal geen last meer gehad van
zijn keel? Witborstje te Serooskerke.
Ik heb dezelfde bloemen als jullie in
mijn tuin, alleen die slaapmutsjes,
die heb ik niet, maar ik zal zorgen,
dat ik die het volgend jaar heb hoor.
Ik ben eens in een land geweest, waar
die slaapmutsjes zo maar bij duizen
den in het wild groeiden. Dat was een
prachtig gezicht. Heb je die naaidoos
al veel gebruikt? Leeuwerikje te
Nieuw» en St. Joosland Je hebt een
prachtig reisje gemaakt. Vond je het
niet een beetje griezelig om in dat
bos verdwaald te zijn? Ik ben ook wel
eens in dat bos geweest, maar geluk
kig niet verdwaald daar. Er waren er
bij die vorige wedstrijd, die over de
driehonderd namen hadden. Dat is
veel hè? Je teken-inzending nog niet
ontvangen. Anje M. te Nieuw- en St.
Joosland. Je zult een andere schuil
naam moeten kiezen, want er vliegt
al een roodborstje in onze kring rond.
En twee van die diertjes gaat niet,
want dan raak ik in de war. Maar
er Zijn nog genoeg namen te kiezen
hoor. Heb je het fijn gehad in de
vaeantie? Adri S. te Scherpenisse.
Wat hebben jullie veel op die ène
dag gezien. Ik ben ook al eens klets
nat van de Bedriegertjes weggevlucht.
Het zijn ook echte bedriegertjes hoor.
Die naam is wel heel juist. In dat
Dierenpark zou ik alleen wel een hele
dag willen doorbrengen. Ik ben er
ook eens geweest met mijn kleine
hond bij me en toen deed een der
olifanten zo grappig. Die zwaaide mét
die lange slurf almaar om dat kleine
hondje heen. En die was hélemaal
niet bang, want die zag niet eens dat
grote dier, omdat hij alsmaar verbaasd
naar die slurf keek. Was jij 's avonds
niet moe na de tocht? Dank voor je
prachtige kaart Honingbijtje te St.
Laurens. Nu zit je dus al in de vijfde
klas. Het schiet al op naar het eind,
en wat wil je dan doen? Je rapport
was prachtig. Ik ben pas nog even
door St. L. heen gereden, maar ik
had jammer genoeg geen tijd om bin
nen te wippen, zoals je vraagt. Een
andere keer beter. Oranjebloempje te
Serooskerke. Dat zal een vreugd heb
ben gegeven, toen jullie allemaal over
gegaan waren. Ik denk, dat het je
best bevallen zal op de Huishoud
school. Vertel maar eens gauw hoe de
eerste dagen waren. Natuurlijk ben
ik al eens in Vrouwenpolder geweest.
Het is daar op het strand heerlijk. In
Oranjezon ben ik van 'tjaar nog niet
geweest. Maar ik zal je adres goed
onthouden, voor het geval ik in de
buurt kom. Sneeuwklokje te Wol-
i .rtsdijk. Jij hebt al .roeg een bui
tenlandse reis gemac'-t. k kan me
goed begrijpen, dat je in Brussel heel
wat te zien kreeg. Het is een prach
tige stad, dat vind ik ook. En elke
keer als ik er weer kom, vind ik
weer wat nieuws om te bekijken. Jé
komt er eigenlijk nooit mee klaar. In
Mechelen zijn ook heel mooie oude
gebouwen. Ja het was wel een zeld
zaam mooie schoolreis hoor. Vliegen
de Hollander te Wissekerke. Welnee,
neef, ik word helemaal niet gauw
boos en ik kan goed begrijpen, dat
je niet eerder kon schrijven. Het is
toch al fijn, dat je in de vacantie-tijd
er nog om dacht. De winter, dat is
echt de tijd voor lange brieven. En
zo langzamerhand, nu het 's avonds
vroeger donker gaat worden, begint
de zin voor schrijven al weer te ko
men. Dat merk ik wel. Maar nu hoop
ik toch op de brief, dié je beloofde.
gaat een baal met meel,
naar een lager deel.
t Moet naar de bakker toe,
lbomt als brood bij moe.
Met zijn éne been,
pp wat brokken steen,
tolt 'ie als een kind,
fat de westenwind.
tKomt steunende terecht,
tt Windje is zijn knecht.
Krikke, krakke, krak.
Spijze in de bak.
Kten tn de zak.
Hebt Gij tegenspoed.
Draai Uw hart dan goed.
Zet uw hoofd gezwind,
tegenin de wind.
Dcor het graan te malen,
kw m het meel in balen:
Hebt gij 't windje tegen,
Maal en 't worden een
[zegen.
Hopend zult ge zaaien.
Kreunend vruchten maaien.
Benut Uw levenskruis,
t Brood komt in uw huis.
Wie met zichzelve,
heeft tegenspoed als
[knecht.
God maalt door de
[smart
Blijdschap in het hart.
Poot Jr,
■JfT
„God heeft een kerk en daar staat zij!"
„Daar vergadert de HERE zijn volk!"
„Want de wereld is niks, de dienst van mijn God is alles!"
Welnu, belijder van heden, telg van dit godvruchtig voor
geslacht. schud uw ongelovig minderwaardigheidsgevoel van
u af!
Lonk niet naar de wereld.
Kruip niet schuw in een hoekje, alsof het erg was om een
christen te zijn.
Maar getuig met het versje:
Wijk wereld, wijkt schatten!
Gij kunt niet bevatten
hoe rijk ik wel ben!
'k Heb alles verloren,
maar Jezus verkoren.
Wiens eigen ik ben!
Het getuigenis van dit nieisje kan ons bemoedigen, als wij
in een werelds gezin of in andere moeilijke verhoudingen
moeten leven. Wij weten vaak niet hoe ons in zulke om
standigheden te gedragen, tegen de grote monden kunnen
wij niet op.
Laat ons hierbij letten op dit slavinnetje.
Zij kan natuurlijk niet met Naaman redeneren, daar krijgt
zij de kans niet toe. Zij kan zich niet bij hem laten aan
dienen, dan krijgt zij met de zweep. Ook kan zij hem niet
aanspreken, als hij haar in huis passeert. Want waèrlijk! dan
vraagt hij niet: „Dag Saartje, heb je goed geslapen?" Wel
heeft men oudtijds van Naaman een patroon gemaakt van
het slag van Boaz, maar dit schijnt mij er naast. Ik vermoed,
dat hij een bok van een vent is geweest!
Wat doet het meisje in dit moeilijk geval?
Zó, onder haar werk door, zegt ze heel gewoon: „Meneer
moet bij de man Gods in Samaria zijn".
Zoals wij zeggen 2X2=4 dat kan je zeggen met een
gewoon gezicht en met een alledaagse stem, zelfs met de
stoffer of pollepel in je hand zo zegt zij: „Damaskus is
niks, de man Gods woont in Samaria. Dat behoeft niet be
wezen te worden, het staat als een paal boven water vast!"
God geve óns zulk een kinderlijk geloof!
Waarschijnlijk is de godsdienstige kennis van dit meisje
heel pover geweest. Op de kleine catechisatie zou zij niet
hebben meêgekund, een opstel voor de J.M.V. zou haar als
een steen op de maag hebben gelegen. -
Maar zij weet het adres en dit geeft zij door
Ik denk hierbjj aan een gedicht van Jacqueline van der
Waals „De Herdersfluit" (Gebroken Kleuren, pag. 61, uit
gave Callenbach):
DE HERDERSFLUIT.
Eens ging ik langs het lage riet,
Dat ruischen kan en anders niet
Toen langs mijn pad een herder kwam
Die één van deze halmen nam.
En dien besnoeide en besneed,
En maakte tot zijn dienst gereed.
Door dit gekorven rietje, dat
Als dood hij in zijn handen had,
Dien stemmelozen stengel, zond
Hij straks den adem van zijn mond.
En als hij blies, zoo zong het riet.
En, als hij zweeg, verstomde 'tiled:
De zoete, pas ontwaakte stem
Bestond en leefde slechts door hem.
In het eenvoudig getuigenis van dit meisje ligt een vinger
wijzing voor ons evangelisatie-werk. Het moet typerend voor
schriftuurlijke evangelisatie blijven, dat zij nooit treedt in de
rechten van kerk en ambt. Terwijl het mode is op de kerk
kt te geven en dit zelfs als progressief geldt, hebben wij te
getuigen: „ik behoor bij het verachte volk des HEREN".
(Wordt vervolgd.)
1
Os
co
irt Jq jg -£» eo'm S 5PJH
iw jf
E oo u 3
S3 gü 8
l o
S3
dd
i;p
N TO 1
V 8 O Jd
•o 3'
3 0)
fls,o
t-1 O)
v
3-S~S S
S.ïï .0.8
"f-Sia*
l!Ts
•n a
SoCdi
C? 4) 4) 7
OT o
3 2
cjU 2 O
3 po
spo -
(O O A
W 3« S-H
.x» <y
52 3 ;_,"o
J2 '3 0 w
o ,£Lco o
cu) a
.X
<u <1) w O)
J.
c 4» a> o
W
C3
3.2 -3 0
to o o
ö5> w>
o 4)
b fl (ÜQO
P W
3 e
"3 Xo g 1
.i, <D
3 3 .O
S '80
8 at:»:
I^Js
0)73
O C
U
GjOc
C3
IS
X co co
NNN
3
Zt. O
■2.S C
3 c3
CU) 4)
I-3&
isggw
van
Vrijdag 12 Sept. 1952, No. 227S
Dltgave vau
Oosterbaan Le Cointre N.V.
Goes
neeuu/scH
u/eern/iD
UIT DE SCHRIFT.
Eén van de kwade dingen van onze
tijd is de gebrokenheid in veler leven.
Het hinken op twee gedachten, de
gespletenheid in de levensstijl, het
naar rechts willen en tegelijk óók
naar links.
Vooral ook in het gezinsleven komt
dat tot uiting. Men verlangt een
christelijke levensstijl, men wil graag
des Zondags naar de kerk, leest de
bijbel aan tafel, gaat voor in gebed,
leeft mee met allerlei christelijke actie
en verenigingsleven. En tochMen
voelt zelf wel, dat er dingen zijn die
niet voor God zijn te verantwoorden,
dat er bij de opvoeding der kinderen,
in het gedrag der grotere kinderen,
praktijken geduld worden, die niet in
overeenstemming zijn met wat Chris
tus in Zijn Woord van ons vraagt
We behoeven hier niet in détails te
treden en geen voorbeelden aan te
halen. We weten het zelve allemaal
heel goed en niemand behoeft naar de
ander te wijzen, we steken de hand
maar in eigen boezem.
Maar, wie zijn oor te luisteren legt,
weet, dat de klacht welhaast algemeen
is, de klacht, dat we, behoudens en
kele reserves, met de stijl dezer wereld
één beeld vertonen.
Dat is de gebrokenheid in ons leven,
waardoor de invloed van het christe
lijk getuigenis, dat van onze levens
wandel moet uitgaan, wordt geneutra
liseerd.
Proiessor Biesterveld heeft eens een
boekje geschreven over de grondzuilen
van onze samenleving, het fundament
waarop een christelijke maatschappij
kan worden opgebouwd. Eén der
hoofdpijlers noemde hij het christelijk
huisgezin.
Wanneer we iets van de geschiede
nis der wereld afweten, is het ons
bekend, dat het gezinsleven vrucht
is geweest van de doorwerkende
kracht van het christendom. De hei
dense wereld kende dat gezinsleven
niet. De verhouding tussen man en
vrouw, tussen ouaers en kinderen,
waren dermate verwrongen, dat er
van een goed georaenü gezinsieven
geen sprake kon zijn. Door de pre
diking van het Evangelie kreeg de
vrouw haar positie in üe samenleving
waarop zij recht had. De vrouw werd
vrijgemaakt door de Zoon des men
sen, zij kreeg haar erepositie als huis
vrouw en moeder in het gezinsleven.
En overal ter wereld waar het
christendom zijn stempel drukte op
het volksleven, werd dit gezinsleven
tot een kracht, een fundamentele
basis, waarop een gezonde samen
leving kon worden opgebouwd.
Maar ook: overal waar dat christen
dom verzwakte en tot verval geraakte,
werd de bevoorrechte positie van het
gezin en van de vrouw in dat gezin
weer ondermijnd. Toen Hitier zijn an
ti-christelijke theoriën liet verkondi
gen en aan de Europese wereld wilde
opleggen, was dit mede op de hartader
van het gezinsleven gericht
De vrouw werd het gezinsleven uit
gehaald en de opvoeding werd in han
den gelegd Van de staat, hoogstens
mochten de ouders als verlengstukken
van de Staatsorganen dienst doen,
waaraan zij verantwoord bleven en
onder wier directie en contróle zij
stonden. In de communistische landen
is het niet anders. De vrouw en het
meisje worden verlaagd tot creaturen,
die in dienst van de Staat werken.
Kinderen baren is staatsfunctie en ver
der hebben zij hun arbeid niet m het
gezin, maar in de fabriek en op de ar
beidsvelden.
Zo valt de wereld, die het christen
dom verlaat, weer terug in de oud-
heidense toestand van slavernij.
We behoren in Nederland nog tot
de gelukkigen, waar het gezinsleven
nog tamelijK in tact bleef. Vvie Europa
bereist, bemerkt al spoedig dat het in
het buitenland er over het algemeen
heel anders voor staat dan bij ons. Hoe
Zuidelijker men komt hoe meer de
mensen op straat en in de gebouwen
van publiek vermaak leven. Jonge kin
deren van zes en acht jaar ziet men
's avonds laat mee de bioscopen in-
sjouwen, soms zelfs zuigelingen die
slapend hangen in de armen van hun
naar pret en afleiding hunkerende
moeders. Van een geordend, regelma
tig gezinsleven, iaat siaan van een
christelijk gezinsleven is dan natuur
lijk geen sprake meer. Waar dergelijke
praktijken steeds meer hun stempel
op de samenleving gaan zetten, maakt
men zichzelf rijp voor het communis
me.
Maar laat ons ook niet al tevreden
zijn over onszelf. Ook in Nederland
gaat het hard achteruit. Ook bij ons,
in christelijke kringen neemt de hun
kering naar het publiek vermaak toe
en neemt de uithuizigheid al groter af
metingen aan.
Er is een hinken op twee gedachten.
Men blijft nog wel „kerks" maar de
genietingen dezer wereld wil men toch
niet missen. De positieve lijn gaat ont
breken. Steeds minder gaat men be
grijpen, dat de levensstijl van de chris
ten een radicaal andere dient te
zijn dan die van de wereldling. Wanneer
we recht staan tegenover de HEERE,
zijn de uitgangen onzes levens anders
dan die van de wereld, onze begeerten,
onze interessen zijn anders, niet alleen
op de Zondag maar elk uur van ons
leven. Dat beslist voor ons persoonlijk,
maar evenzeer voor ons gezinsleven. Zo
gauw er tweeslachtigheid is in onze le
venshouding, zijn we al met lamheid
geslagen, wordt ons leven onvruchtbaar
en kunnen we onze kinderen niet meer
de positief christelijk levensrichting
bijbrengen. En dan gaat het snel van
kwaad tot erger. Wanneer vader en
Dat niemand zijn broeder vertrede, noch bedriege in zijn
handeling. 1 Thess. 4 6a.
Paulus concretiseert de roeping
tot heiligmaking óók voor het maat
schappelijk leven: „dat niemand zijn
broeder uitbuitè, noch bedriege in de
handel". Dat de apostel dit als twee
de concrete punt noemt, moet ons
alweer niet verwonderen, daar im
mers Thessalonica een grote han
delsstad was. Ook op dat terrein
tierden de zonden in het heidendom
zeer welig! Paulus gebruikt een paar
woorden, die ons daarin inzicht kun
nen geven. Allereerst vertreden
d.i. uitbuiten, exploiteren. Of ook:
over iemand heenlopen of ovêr
iemands rug omhoog klimmen
Voorts: „bedriegen in de handel"
door overvragen en afzetten. Dit
kwaad van uitbuiten en afzetten;
van gierigheid en hebzucht tracht
Paulus niet te beteugelen door het
geven van allerlei wetten en voor
schriften, hoe goed en noodzakelijk
die ook mogen zijn. Van contracten,
controle-maatregelen, warenkeuring
en derg. verwacht Paulus niet veel.
Natuurlijk zijn die dingen voor de
Overheid noodzakelijk om uitbuiten
en afzetten te beteugelen. Voor de
christen moet echter een ander mo
tief gelden: gij moet die dingen na
laten, omdat de wil van God is: uw
heiligmaking! Indien ge als een
geheiligd mens uw kantoor of
werkplaats binnenstapt, uw bedrijf
regelt, achter uiu toonbank staat of
uw waar aan de man brengt, dan
komt alles in orde, ook zónder wet
telijke voorschriften. Want met
vlammende létters staat in uw hart:
dit is de ruil van God, mijn heilig
making! Zodat de apostel maar wil
zeggen, dat iemand, die de mening
toegedaan is, dat in het maatschap
pelijke en sociale leven een andere
moraal geldt, dan in de kerk, er vlak
naast is. Wie zijn christelijk jasje
uittrekt op zijn werk of op de beurs,
in zijn kantoor of op de veiling, die
heeft dan ook alleen maar een chris
telijk hart! Uw levensopenbaring
moet in heiligmaking méé aan
Christus Zijn reine bruid bereiden,
die haar kleed onbesmet bewaard
heeft van de zonden en ongerechtig
heden, die de wereld bedrijft.
moeder zo'n beetje naar rechts en links
kijken, zullen de kinderen straks, gro
ter geworden zijnde, slechts alléén
maar naar links kijken en in uw nage
slacht is de christelijke levensovertui
ging verloren.
De zware verantwoordelijkheid, waar
voor wü als ouders hier geplaatst zijn,
zou ons misschien wat zwaarder gaan
drukken, wanneer we dit steeds wat
concreter voor ons zagen.
Het gezin is beslissend in veel din
gen. In de eerste plaats voor ons na
geslacht, maar daarnaast ook voor de
kerk en voor de gehele samenleving.
We menen redenen te hebben in de
ze pessimistisch gestemd te zijn. Het
gaat niet voor- maar achteruit en op
vele plaatsen zelfs heel sneL
Voor ons liggen twee uitgaven van
J. H. Kok N.V. te Kampen, welke op
bespreking wachten. We zullen maar
beginnen met het onaangename deel
van onze taak, n.1. de beoordeling van:
„Toch een taak", door Gré van Bende-
gemVan Ast, om later het goede
boek van M. Apperlo: „De laatste
tocht" onder de loupe te nemen.
Met dit begin hebben we al dadelijk
laten blijken, dat er van „Toch een
taak", niet veel goeds te verwach
ten is.
Als we in het begin van het boek
kennis maken met de heldin van het
verhaal, zit José te zwoegen voor taal
lessen, waarvan ze het nut niet kan
inzien en die ze toch niet „er in" kan
krijgen. Het is werk voor extra lessen,
die vader Vermeer zijn dochter laat
geven, opdat ze later toch nog eens
een goede betrekking zal kunnen krij
gen. José is dan blijkbaar al van school
af. Het is niet meer dan de lagere
school geweest. Als de vader het getob
aanziet, beseft hij het hopeloze van het
geval en korzelig krijgt José verlof
het maar op te geven. Het meisje Is
zielsgelukkig en dan doet moeder haar
maar „op het naaien".
Wat we dan verder in het eerste ge
deelte van het boek van José bemer
ken doet het vermoeden bij ons rij
zen, dat. dit kind eigenlijk niet meer
dan een debiel is. Gelukkig komt later
een kentering. Nu is dat mogelijk. Een
meisje in de puberteitsjaren is soms
als het ware gebonden en later komt
er dan opeens een verandering, ver
betering, zodat men zegt, is dat nu
hetzelfde meisje van vroeger. Als de
schrijfster dat had willen laten zien,
had het boek goed kunnen werken
vooral bij ouders, die soms wanhopen
en bij meisjes, die gedrukt worden
door een gevoel van minderwaardig-
'heid. Helaas is dit niet het geval. De
ouders Van José blijven maar schim
men voor ons, en in de ogenblikken,
dat ze voor het voetlicht komen doen
ze nog heel wat domme dingen, die
echter door de schrijfster niet als zo
danig worden gekwalificeerd.
Als José dan op een naaicursus
komt, is het zomaar de eerste morgen
al mis. Direct, als de juffrouw even
weggaat, gaan de „oude klantjes"
José, die dan al een jaar of zestien is,
en nog niets' weet, inlichten over de
vraag waar de kindertjes vandaan ko
men.
Gelukkig is José niet lang op deze
cursus, want haar moeder bemerkt,
dat wat ze daar leert, ze haar dochter
zelf ook wel kan bijbrengen. De
schrijfster heeft zo maar terloops even
dat vieze intermezzo er tussen ge
plaatst en.... verder niets er over.
José, dus weer thuis. Ze mag later
naar een cursus voor fraaie handwer
ken. Dat geeft José een beetje geluk,
want.nu gaat ze een bedsprei voor
zichzelf haken. Dan, op een avond,
José is dan al zeventien jaar, moeten
vader en moeder een avond uit, naar
een zilveren bruiloft. José mag dan
tot tien urn: opblijven, doch moet de
jongere generatie van haar broertjes
en zusjes eerder naar bed sturen. Er
komt dan weer zo maar opeens een
inwonende knecht op de proppen aan
wie gevraagd is om tien uur naar huis
te komen en ook een wakend oog te
houden op huis en haard. De kerel,
een jaar of zes ouder dan José, ver
grijpt zich aan het meisje, dat eigen
lijk dan niet weet wat hij wil en waar
over het gaat....
In de nacht, als ze in bed ligt, denkt
ze aan wat ze hoorde op die naailes en
dan bespringt doodsangst het kind op
eens. Als er eens.
De volgende morgen is de knecht
verdwenen, José blijft op bed liggen,
wat men niet vreemd vindt, want dat
deed ze wel meer. Vader informeert
even, een beetje wrevelig, vanwege de
verstoorde gang van het werk, of die
knecht de vorige avond wel thuis ge-,
weest is. Het geval loopt, wat de va
der betreft, met een paar woorden nu
af. Van die knecht horen of zien we
ook niets meer, maar José zit met haar
angst, weken lang. Moeder vermoedt
niets, doch vindt het raadzaam de dok
ter eens te raadplegen. Dokter krijgt
er eerst niets uit, bij een tweede be
zoek, als de dokter met José gebeden
heeft, komt het angstverhaal los. Ter
loops willen we nog even zeggen, dat
die dokter toch zo keurig, kort en cor
rect in zijn gebed de juiste woorden
weet te zeggen. Nee er gebeurt niet
wat ge verwacht, er dreigt geen ge
vaar voor José. Er zijn geen gevolgen,
maar de dokter vindt, dat zij er eens
een poosje uit moet en heel precies,
als in een legkaart, komt alles voor
elkaar. Natuurlijk komt José in het
juiste milieu terecht, waar heel lang
zaam aan, ze zich kan ontplooien.
Maar op weg naar „dit juiste milieu"
zien we heel wonderlijk, dat men dit
haast onmaatschappelijk meisje de
4-'
3
3co
c*
rt<
-3 ai
coX
o 9
4)
c- Q> 01
T-H O TH
3
C/J O OT
Ja
oS,3
J2 h
<vOZ
öA o
4> g 5
iO 3
4) 4)
.00 £3 x
O
'3
w
A, -O C
J-S
O
'Z
cd
O
aS 8.
4)1x1 P*
Wpj ai
SS"!
IS
«u
et? 3
CjW b
■f'55Hct32Hci3c3
Wi2=W° t- e
os..SgoS-S
g c «GOJ 15
3 ..03 t.
ftiziSisgjggl
5WGJC5.'DH?(Y>, H* ^2 en J ra OH C
c-ötf fl&w 3:3>< cdOP:
8 c^oO ü'si o 5^
ïjn js e
S3,
-•2 gó)S a
I I 8)
OÏÏS
U
I S.c^
lOkhOM
X-7\ O ooti
S 3
•co
i-. t-<
Tri
U1 4) U
MÜMllO j)
Q c/3 1-1 4)
<AS 'öSï
P..3
<u u e o
SS 2<»W
OJ 3 4) (-c
OS