a N
O ra
ri&ii
3 r! vvsgo
fsslil M3
Pagina 2
'SUB
Is?
,58*1
3 ff
a
0
ra
ra
Vrijdag 27 Juni 1952
'T ZEEUWSCH WEEKEND.
Vrijdag 27 Juni 1952
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 3
Niet minder frappant is wat dit
Maandblad ons nog meer mededeelt.
Luister maar:
De lof der Jenever.
B. van den Sigtenhorst Meyer heeft
zijn in opdracht van het Ministerie
van Onderwijs, K. en W. geschreven
werk voor mannenkoor „De Lof der
Jenever" op tekst van Robbert Hen-
nebo (1685—1737) opgedragen aan een
jeneverstokerij te Amsterdam (de
Erven Lucas Bols). De „Maastreech-
ter Staar" onder leiding van Martin
Koekelkoren zal er dit najaar de eer
ste uitvoering van geven.
Toen wij dit gelezen hadden, moes
te.. wij de ogen even uitwrijven. Gaat
men nu met overheidssteun de lof
der jenever bezingen? Wordt nu ook
met het belastinggeld 'der geheelont
houders reclame gemaakt voor de ster
ke drank en moet ons gehele volk
voor het drankkarretje van Lucas
Bols gespannen worden?
Wij hebben eens inlichtingen trach
ten in te winnen. Naar wij vernamen
heeft de regering aan de genoemde
componist opdracht gegeven om een
drietal koorwerken te toonzetten, zon
der aanwijzing te geven voor de aard
dier werken. De Heer van den Sigten
horst Meyer had veel religieuze mu
ziek gebracht en men had gedacht,
dat dit ook nu het geval zou zijn.
Toen ditmaal „De Lof der Jenever"
het onderwerp bleek te zijn, was men
wel enigszins verwonderd, maar ja,
er waren in dit opzicht geen voor
waarden gesteld en de jury had het
goedgekeurd, dus men meende de
toelage te moeten geven
De componist zal de chèque dus
wel ontvangen hebben.
Lucas Bols lacht.
De „Maastreechter Staar" zal straks
een hartelijk applaus oogsten.
En wij willen aannemen, dat uit
zuiver artistiek oogpunt de zaak
wel in orde is.
Maar wij zien de bevordering van
het culturele peil van ons volk toch
wel een beetje anders dan uitslui
tend van de artistieke kant, en me
nen, dat jenever dat peil nu niet be
paald verhoogt.
Zou het niet goed zijn, dat onze
regering bij het verlenen van derge
lijke opdrachten voortaan wat nau
were grenzen trok?
We weten dat we in een stijlloze
tijd leven om het maar niet scher
per te zeggen.
Dat de regering daarin geen goed
voorbeeld weet te geven, is wel het
ergste van alles.
Zo op de morgen van de eerste April
zet je het span maar, waar je het maar
kwijt kunt. Soms beslissen kleinigheden
voor een bepaalde keus. Ik denk, dat
ik juist Geesje en Greetje naast elkaar
zette, omdat ze zo'n contrast vormden
en ook omdat hun namen aardig bij el
kaar pasten. Maar als ik me ooit ver
gist heb
Geesje is een zacht schuw meiskemet
zwart haar en fluwelig donkere ogen.
Greetje is allerblondst met een haast
brutaal blozend snuitje en een opstan
dig wipneusje. Dat is slechts de buiten
kant. Als Geesje het geluk mee heeft
en ze loopt naast me op het plein, haar
knuistje in mijn hand, dan kijkt ze eerst
nog vragend naar me op, of ze dit uit
verkoren plaatsje wel mag behouden.
Dan Greetje. Al loopt er een hele drom
naast me, ze duwt met haar puntige
elleboogjes een wig in het front, ze
pakt mijn hand, en klaar is kees. Ze
heeft haar plaats veroverd. Verder be
staan er geen vragen voor haar. Gees
je doet haar best met het leren en kan
ook wel aardig mee. Greetje is dom.
Maar heb geen medelijden met haar.
Ze zal er wel komen in het leven. Als
ze het nog eens in haar hoofd krijgt
om met een minister te trouwen, zal
het haar nog gelukken ook, alles ten
spijt. Haar elleboogjes zullen puntig
genoeg zijn om haar een plaatsje te
ruimen, waar ze dat hebben wil. Maar
lerenho maar.
Toen Greetje ontdekt had, wat er
aan sommetjes te maken vast zat, was
ze toch nog niet van plan om zich
daarover dik te maken. Ze schreef het
rijtje van het bord op haar blaadje over,
pakte toen vastberaden Geesje's blaadje
onder haar handen weg en schreef
daarvan de antwoorden over! Of het
de eerste keer was, dat ze die streek
uithaalde, toen ik dat ontdekte, kan
ik niet zeggen, te oordelen naar de
handigheid waarmee ze het deed, ver
moed ik het niet. Ook al, omdat ik al
enkele dagen gedacht had, dat ze in dit
mathematische vak toch vorderingen
ging maken. Maar ik zag op een mor
gen, dat ze met zeker gebaar Geesjes
blaadje weggriste en aan het schrijven
toog, Geesje verbluft en bewegenloos
naast haar. Toen ik naderbij kwam,
was er geen spoor van schrik. Ze
schreef onverdroten door.
Het was blijkbaar geen misdaad.
Zachtmoedig heb ik Geesje gezegd, dat
zij haar eigen blaadje bij zich moest
houden en Greetje heb ik óók wat
gezegdSindsdien hield ik de jonge
dame in de gaten. De andere dag ech
ter al werd ik gealarmeerd door Gees
jes ontredderd snuitje. Haar donkere
ogen keken me smekend aan. Het was
een woordeloze klacht. Haar sommen-
blaadje was in andere handen. Daar ik
ook, wat sommige anderen aangaat,
gevorderd was in mensenkennis, be
sloot ik een verhuizing op touw te zet
ten. Dat was voor meer dan één nut
tig.
Maar ik laat niet blijken, dat het
voor sommigen een straf-exercitie is.
Voor anderen betekent het enkel maar
een beter plaatsje in verband met hun
aanleg of soms ook kwaaltjes als een
beetje doof of zo.
Greetje kwam alleen te zitten in de
eerste bank
Vanmorgen voor het eerst na de ver
huizing weer sommen maken.
Ik doorwandel de rijen. Ben juist ach
ter in de klas en wijs Bertje, dat 't mis
is met een sommetje. Maar ik geloof,
dat ik twee kanten tegelijk kan kijken.
Greetje heeft zich omgekeerd, een flits,
een wondere beweging in de eerste
bank. Greetje heeft zich omgekeerd,
grist haaiig Wim Donkers sommen-
blaadje naar zich toe en zet zich om
haar zaken af te werken. Jammer, dat
ik net achteraan sta en nou Wims ver
baasde snoet niet kan zien. Zal een
duit waard zijn.
Het is geen lange weg van de achter
ste bank naar de voorste bankGe
begrijpt de rest. In het speelkwartier
zitten Greetje en ik samen gebogen
over de sommetjes. Na een klein
kwartiertje, als ik de schare haast weer
binnen verwacht, krijgt Greetje nog
„effetje naar achter te magge". Ik
geef haar een bemoedigend tikje op de
wang en zeg,'wat ook wel waar is, dat
bleek me tenminste wel nu, dat ze best
zelf haar sommetjes kan maken, als
ze maar aanpakte. Greetje heeft echter
deze bemoediging helemaal niet nodig,
want ze zegt verzekerd: „Ikke hoef
geen sommetjes te doe voor mé moeder
'oor, want ikke wor moeders grote
helpmeid. Moeder zeit 't
VxwhfafaariyeJi.
Ik ken haar niet,
Zij. ging voorbij,
's Morgens in de regen.
Zij ging voorbij,
En keek naar mij,
Maar zag mij niet;
En in haar ogen las 'k verdriet.
De hele straat
Was vol geruis.
't Ruisen van de regen.
Had zij geen thuis?
Zij was alleen,
En met de regen om zich heen,
Die haar omhulde als een kleed,
Liep zij verzonken in haar leed.
Zij was voorbij.
De huizenrij
Stond triestig in de regen.
Wie kent de smart
Van ieders hart?
Zij liep wat licht gebogen
En 'k zie nog steeds die ogen
JEANE BREMER.
Greetje gaat „naar ach tere", mij ach
terlatend met de gedachte aan onze
winterse „Ouderavonden", op welks
program wel eens voorkwam het onder
werp: „Samenwerking tussen school en
huis". Ik heb helaas geen tijd me in dit
kostelijk onderwerp te verdiepen, want
„ze" komen alweer binnen. De eerste
is natuurlijk Keesje, die de klas in ju»
belt: „Jhffrouw, ig gae de 'iele Zater
dag luze vange!"
„Hé, wat?" vraag ik verbijsterend.
„Luze vange voor me vissies", helpt
Keesje me.
Als ik de grote gedachtensprong ge
maakt heb van de winterse ouderavond
naar Keesjes luzen, zijn ze weer alle
maal gezeten en ga ik weer over tot
de orde van de dag.
We moeten lezen. Als het Greetjes
beurt is om verder te gaan, weet ze
niet waar ze wezen moet. Geen nood,
ze draait zich een slag om, neemt pools
hoogte bij Wim's vinger en gaat dan
zelf onbewogen verder in „het mooie
lesje".
Heb ik het niet gezegd, dat kind
komt, waar ze wezen wil later. Maar
niet langs recht gebaande wegen. Zou
een schooljuffer daar wat tegen kunnen
doen, „as moeder toch zeit
omeRimnnse bribuqïi
Zoals ik schreef zitten we thans
midden in de verkiezingsdrukte en
dat is geen beste tijd. Aan alle kan
ten wordt het volk door radio, pers,
verkiezingsmeetings, pamfletten en
reclameborden opgezweept. En het
gaat allemaal om stoffelijke welvaart
en beter leven. Van enige principiële
strijd is nergens sprake. Van een
God, Die Souverein heerst over al het
geschapene en aan Wien de mens, ook
de Overheid onderworpen is, hoort of
leest men nergens. Men gunt God de
Hemel wel, als de Amerikaan de aar
de maar voor zijn genoegen hebben
mag.
Nu beleven we in Amerika econo
misch zeker een tijd van grote wel
vaart. De arbeiders hebben nog nooit
zoveel geld op de spaarbanken gehad
als tegenwoordig. En ieder kan kopen
wat hij hebben wil. Men klaagt er
over, dat het leven zo duur is en dat
de belastingen al meer geld gaan
eisen, maar het geld heeft nog nooit
zo gerold als tegenwoordig. Ik heb
dat althans in de veertig jaar, dat ik
in Amerika zit, nog nooit zo mee
gemaakt. We worden aan alle kanten
verwend. De huisvrouwen hebben alle
electrische motoren, die ze maar wen
sen kunnen. De electrische kracht
werkt als een vlug en accuraat dienst
meisje in de keuken en de huiskamer,
op zolder en in de kelder. Vaten
wassen, bakken, koken, strijken, stof-
vegen, de was doen, ijsmaken, alles
gaat electrisch. En bij de boer op de
farm is het precies zo. Vroeger kon
men met een goed span paarden en
soms drie voor de ploeg, 2 acre per
dag ploegen. Nu neemt men 4 vorens
te gelijk en doet 20 acres per dag.
Het kost twee dagen bij goed weer
om 20 acres te bezaaien. Vroeger deed
je er twee weken over. Het hooi
wordt in stukjes van 4 cm. gesneden
en zo de schuur in geblazen. Man
kracht komt er bijna niet meer aan
te pas. En zo is het met alles. Ieder
heeft koopkracht en ieder koopt dus
van alles. Maar het draait alles om
het materiële leven. Nu heeft men in
Chicago onlangs een verkiezingsclub
opgericht en de president van Calvin
College heeft er een warm pleidooi
voor gehouden op de jaarvergadering
van onze mannenbond. Iedereen vond
het prachtig en was enthousiast en
overeenkomstig Schrift en belijdenis.
Maar daar bleef het dan ook bij. De
verkiezingsclub te Chicago telt enige
tientallen leden en verder komt men
niet. Men hoort er niet verder van.
Het gaat ook tegen de geest des tijds
in. Men leeft in grote brooddronken
heid. De weelde en de voorspoed legt
geestelijk een grote schaduw over
ons volksleven. Want de mensen zijn
er niet dankbaar voor, maar misbrui
ken de voorrechten die zij krijgen.
Men leeft voor het genot. De gambe-
ling, kaartspel, balspel, sportverdwa-
zing, bioscoop en toneel trekken de
millioenen naar zich toe als nooit te
voren. Men hoort bijkans niet anders
meer dan over pret en lol en ver
maak. Het geestelijk leven gaat er
aan kapot. Het is moeilijk meer om
nog een behoorlijk geestelijk gesprek
met de mensen aan te knopen. Het
heeft hun belangstelling niet. Wel
wordt in verschillende kerken nog de
volle waarheid Gods verkondigd, maar
het blijkt geen effect meer te hebben
op de mensen. Ze geloven het wel en
richten, wanneer ze de kerk uit
komen, hun belangstelling op stoffe
lijke zaken.
En dat alles heeft natuurlijk ook
zijn weerslag op het publieke leven
en vandaar ook, dat de politiek lou
ter een materiëel karakter draagt.
Het gaat om de dollar en om de eco
nomische macht. Daar draait alles
om. En die verkiezingsdrukte maakt
de mensen soms gek. Tot vervelens
toe krijgt men iedere dag de p.er-
soonskwaliteiten van bepaalde candi-
daten te horen. De één wordt tot de
grond toe afgetuigd en uitgemaakt
voor alles wat slecht en gemeen is
en de ander als een engel uit de hemel
verheerlijkt. Wat dat betreft is er
nog niets veranderd sinds de Ame
rikaanse humorist Mark Twain zijn
verhaal schreef over zijn eigen leven.
Je kunt lezen in die autobiografie, dat
hij het eens meemaakte, dat een can-
didaat op het open veld een verkie-
zingsspeech zou houden. Maar de
tegenpartij had zes kerels afgehuurd
met grote trommels, waarop ze moes
ten beuken zo gauw hij zou gaan
spreken. Maar toen hij op zijn tri
bune stond legde hij kalm een revol
ver naast zich neer en zei: „Voor ik
begin te spreken, wil ik even de op
merking maken, dat er in deze revol
ver zes kogels zitten. Voor elk van
VoaA onye, yLe&en
Zo nu en dan kom ik ln deze rubriek
eens een ogenblikje met jullie praten.
Daar kreeg ik toestemming voor. Onbe
kend zegt U? Dat doet er niet toe.
Je moet maar denken: de bedoeling ls
goed. Wat meeleven, en mee-bidden, en
mee-strijden, anders niet. Nee, bidden
dat doe ik niet bij je, dat doet de do-
miné wel. Dat doe lk thuis wel vóór
jullie allemaal, ouden en jongen, die wat
aan de rand van het leven zijn gescho
ven.
Nee, mijn bedoeling was zo nu en dan
een kort briefje aan jullie allemaal te
schrijven en samen eens enkele verzen
te lezen. Alleen maar jammer, dat je
zelf niet terug kunt praten; maar ja
als daar vragen zijn, dan bespreek je
ze maar met elkaar, en kim je er niet
uitkomen, dan ls de dominé altijd be
reid je te woord te staan. En wil je
me soms eens wat vragen of zeggen,
dan kun je me altijd via de redactie
van het Zeeuwsch Weekend bereiken.
Zo, dit ter kennismaking.
Zal ik dan nu maar meteen beginnen
'k Wou es vragen: Luister je ook zo
veel naar de radio als je op je bed
ligt? Hoorspelen, 't ziekenuurtje, Bij
bellezing, en ter afwisseling wat lichte
muziek of zang? „Vrij en Blij" bijv. of
wat klassieke muziek, 't Is allemaal
mooi, maar je raakt op de duur zo moe
geluisterd he, of hebben jullie daar geen
last van?
Ik bedoel: luisteren kan zo vermoei
end zijn, echt luisteren bedoel lk dan,
dat moet je echt leren vind ik.
Je lacht? Ja, toch meen lk het. Met
het hoofd luisteren ls zo moeilijk niet,
dat kan ieder een, dan kun je goede
deze trommelslagers één. Ik hoop in
hun eigen belang, dat ze de bedoeling
van dit pistool begrijpen kunnen,
want ik ben een heel goed schutter.
Hij kon zonder onderbreking zijn
speech tot het einde houden.
Nu, dat is wel amerikaans. Mark
Twain kende zijn volkje wel.
Vandaag is het niet veel beter. De
hartstochten worden tot het uiterste
opgezweept, maar het betekent alle
maal niets. Het gaat om twee partijen,
die beiden even beginselloos, dat wil
zeggen antichristelijk zijn.
En dat is de ellende van ons volk.
Hiervoor zijn de ogen volkomen ge
sloten.
Oom CEES.
en minder goede dingen verwerken, een
preek en een bonte avond en een mu
ziekstuk opus zoveel.
Nee, lk bedoel luisteren met hoofd en
hart. 'k Vind het nog moeilijker dan
spreken.
Want luisteren betekent, dat je zelf
stil bent, en toch werkzaam. Dat je
je hele persoon openstelt voor datgene
wat tot je komt. Daar kun je bij gaan
zweten, of bij een schone weergave
koude rillingen krijgen!
Of heb je dat nooit? Dan ben je zelf
„ontvanger" geworden he? „Opname
apparaat". Wire recorder, om het
strakjes weer gedeeltelijk aan anderen
door te geven.
Dan kun je zo intens genieten van
een muziekstuk of een gesproken woord,
dat je jezelf en je ziek-zijn vergeet en
zo maar Ineens kunt zeggen: „Ja, zo
ls het".
Ja, dan heb je wel begrepen wat luis
teren is. Sommige bezoekers kunnen
dat ook zo fijn aan je ziekbed.
Ja, en zó heeft God nu ook een bood
schap voor je als je luisteren wilt. Een
boodschap in je ziek-zijn. Juist ln je
zlek-zijn. Daarvoor nam Hij je voor
langer of korter tijd apart. En als je
dan je ziel luisterend voor Hem open
stelt, dan zul je levend water, en kost
baar brood ontvangen. Maar eerst bid
den; of heb je dat verleerd? Begin er
dan vandaag mee. Je dankgebed groeit
vanzelf. Lees zo Psalm 4 eens in de
nieuwe vertaling voor dat je gaat sla
pen. Luisterend en biddend. Beterschap!
Je vriend ALBERT.
ONS KORT VERHAAL
Amélie, Koningin van smarte.
In het Afrikaanse blad „Die Huis
genoot" vonden we volgende schets,
die we hieronder in het Afrikaans
weergeven.
Toen al die vorste en vorstinne wat
hul trone in die geweldsjaar 1918 moes
prysgee, lankal van die menslike to
neel af was, was oud-koningin Amélie,
wat lank voor daardie tyd al banne
ling geword het, nog daar. Sy is die
„Koningin van Smarte" genoem: haar
man en haar seun is voor haar oë
doodgeskiet en haar ander seun het sy
op gevaar van haar eie lewe beskerm.
Alles wat vir haar dierbaar was, moes
sy prysgee. Onlangs is sy in die ouder
dom van 86 jaar oorlede.
Dit gebeur af en toe dat iemand wat
baie jare gelede groot bekendheid ver
werf het, en wat lankal deur die breë
lae van die publiek as dood aanvaar is,
weer onder die aandag kom al is dit
net in 'n doodsberig. Onlangs het ons
verneem dat die dienste van Alexander
Kerenski, die eerste premier van die
Russise republiek voordat Lenin en
Stalin die mag in hande gekry het,
gebruik gaan word by die stigting
van 'n anti-Kommunistiese Russiese
beweging in Europa. En soos iemand
uit die gryse verlede het 'n vorstin,
wat bekend gestaan het as die wê-
reld se meest tragiese koninklike figuur,
pas weer in die nuusberigte verskyn.
Eers het berigte uit Versailles gelui
dat oud-koningin Amélie van Portu
gal in die ouderdom van 68 jaar aan
'n ernstige hartkwaal ly; en na drie
weke is sy oorlede.
Eensaam en vergete het hierdie
„Koningin van Smarte" haar laaste
lewensdae in Frankryk gesluit.
Frankryk het haar in vroeër dae
ook geken as jong meisje, as beeld-
skone bruid en regerende vorstin. Sy
was altyd trots op haar Franse afkoms
en sou nooit anders kies as om op
Franse bodem te sterf nie.
Amélie is in 1865 gebore as oudste
dogter van die Graaf van Parys, aan
spraakmaker op die Franse troon. Haar
eerste ses jaar is' in Engeland deurge-
bring, want Napoleon III het die vorst-
huis Bourbon-Orleans nie op Frans
gebied geduld nie. Na Napoleons val
in 1871 is hulle toegelaat om terug te
keer.
Die prinses se opleiding was, vol
gens destydse koninklike voorskrifte,
van die strengste. Haar vader het ge-
glo dat vorstelike kinders in die ge
wenste rigting sou ontwikkel alleen
as hulle streng in bedwang gehou
word. Elke onafhankelike neiging, elke
natuurlike uiting van gevoel, is in die
kiem gesmoor. Die Graaf van Parys
en bai ander ouers van daardie tyd
was vas onder die indruk dat hier
die metode die jong prins of prinses
sou leer om die teenspoede en be-
proewinge van die lewe te weerstaan.
Dit het beslis bygedra tot die moed en
gelatenheid waarmee die latere ko
ningin Amélie die tragiek van haar
lewe verduur het; maar dit was 'n
knellende opleiding. Niettemin het
Amélie haar vader feitlik verafgood.
Sy sou die vyftien jaar wat sy in
Frankryk gewoon het, nooit vergeet
nie. Dit het onder haar teerste her-
inneringe gebly.
Amélie was aantreklik en opge
ruimd van geaardheid. Soos gebruiklik
in daardie dae, is haar geen keuse
veroorloof wat 'n man betref nie; haar
familielede en gesante het dit op hulle
geneem. Hul keuse was die kroonprins
Carlos van Portugal. Gelukkig het
Amélie dadelik van hom gehou.
Die huwelik in Lissabon is geken-
merk deur die koninklike prag en
praal van daardie dae. Binne drie jaar
het Amélie dogter van 'n kroon
pretendent self 'n kroon aanvaar,
met die afsterwe van haar skoonvader.
Die twee seuns aan wie sy die lewe
geskenk het, het haar groot geluk be-
sorg. Die oudste, Luiz, was veral be-
lowend en charmant.
In die loop van die jare het konin
gin Amélie haar al hoe meer op lief
dadigheid en welsynswerk toegespits.
Sy het veral belang gestel in genees
kundige dienste vir die armes en haar
vir die oprigting en instandhouding
van verskeie inrigtings verantwoorde-
lik gehou. Milddadigheid was een van
haar vernaamste karaktertrekke, saam
met dapperheid. By een geleentheid,
toe sy op die strand gestap het, het
sy 'n visser se noodkreet gehoor van
waar sy skuitjie omgeslaan het. Sonder
om te aarsel, het sy in de water ge-
duik, na die man geswem en hom vei
lig strand toe gebring.
Die koningin het haar man min aan
die poitiek gesteur, maar selfs sy kon
merk dat dit nie alles pluis was nie.
Haar man se regering gekenmerk
deur aanhoudende moeilikhede en die
agteruitgang van die land. Jare lank
was daar 'n soort omruil-ooreenkoms
waarvolgens eers die Konserwatiewe
en dan weer die Progressiewe Party
die landsbestuur waargeneem het.
Die een was so sleg soos die ander;
en by 'n verandering van bewind het
die beleid van baantjies vir boeties
hoogty gevier. Vir die politici het die
staat bestaan slegs om deur hulle uit
gebuit te word. Korrupsie was aan die
orde van die dag. Uiteindelik het 'n
finansiële ineenstorting en 'n open
bare verklaring van nasionale bank-
rotskap gevolg.
Mettertyd het groot ontevredenheid
ontstaan.Koning Carlos moes baie van
die skuld dra wat werkelik sy minis
ters en die parlement s'n was. Dog sy
eie gedrag was nie onberispelik nie:
hy het groot somme van die schatkis
geleen, met sy paleise en ander eien-
domme as vae sekuriteit. In 1906, met
nog 'n krisis aan die gang, het Carlos
'n diktator, Joao Franco (nogal 'n be
kende naam vir die bekleder van so
'n amp), aan die bewind gestel. Sy
drastiese optrede het sterk teenstand
uitgelok, en die monargie self het baie
ongewild geraak.
Aan die begin van die noodlottige
jaar 1908 vertoef die koningspaar met
die twee prinse, die een-en-twintig
jarige kroonprins Luiz en die agt-
tienjarige Manuel, vir 'n maand se
vakansie in hul private woning. Ma
nuel moet vroeër terugkeer as die
ander, en toe die koningspaar en die
kroonprins laat op die middag van 1
Februarie ook weer in die hoofstad
aankom, is Manuel en die eerste mi
nister, Franco, die eerste twee wat
hulle kom groet.
Dis 'n heerlike voorjaarsdag.
Oënskynlik is alles stil. Langs die
strate was skares om dit gesin toe te
juig. Die gesin klim in 'n perdekoets;
Carlos en die kroonprins sit langs
mekaar en oorkant hulle sit die Ko-
rflngin en prins ManueL Maar is geen
polisiegeleide nie: Franco meen dat
daar geen gevaar bestaan nie. Van
die sidende ontevredenheid agter die
skerms weet hy niks.
Die koets ry langs die kaaiweg en
dan met 'n hoofdstraat op. Skielik
hardloop 'n jonge man, rewolwer in
die hand, tussen die skare deur en
spring op die treeplank van die koets.
Hy vuur drie skote af. Koning Carlos
sak immekaar op die vloerplanke. En
3uiJds iptaqaaddep ajsjoddo nou
koningin Amélie op en slaan die
moordenaar herhaaldelik in die gesig
met de enigste wapen tot haar be
schikking 'n ruiker wat sy by die
kaai ontvang het.
Nou eers kom die polisie en toe-
skouers tot besinning, en hulle ruk die
man neer. Hy word deur 'n konstabel
doodgeskiet.
Maar die vreeslike drama die
„namelose gruwel" soos Amélie dit
later genoem het is nog nie verby
nie. Die kroonprins Luiz staan met
gespanne gesig in die koets of asof
hy die aanvallers uitdaag om weer te
skiet. Dis 'n dappere, dog noodlottige
gebaar, 'n Man met 'n digte baard
hardloop agter die koets aan, haal 'n
kort geweer onder sy jas uit en rig
dit op die kroonprins. Vlamme spat en
Luiz sak naas sy vader neer.
Die man rig nou sy geweer op prins
Maneuel, wat reeds in die arm ge
wond is, en Amélie gooi haar voor hom
om hom te beskerm. Voordat die
sluipmoordenaar weer kan skiet, kap
die polisie hom neer en word hy dood
geskiet.
Verbystering en rumoer volg. Die
koetsier kom tot besinning en jaag
deur die strate na die arsenaal. Maar
dis te laat: die Koning en sy seun is
albei dood. Koningin Marfa Pia, we-
du wee-moeder van koning Carlos,
word na die arsenaal ontbied. Sy sien
die lyk van haar seun en roep uit:
„My seun, my arme kind!" Haar
skoondogter, koningin Amélie, ant
woord haar met dieselfde woorde:
„My seun, my arme kind!" Die ou ko
ningin kyk na die bed langsaan, her
ken die lyk van haar kleinseun en val
flou neer.
Buite sak 'n groot, tragiese stilte
op die stad neer
Die begrafenis van Koning en
Kroonprins is 'n week later gehou. In
die kerk, volgens ou tradisie, was die
twee lyke vir almal sigbaar deur die
glaskiste.
„Dit is verbasend dat jy nie van jou
sinne beroof is nie", het 'n intieme
vriend 'n paar maande later aan die
Koningin gesé. ,,'n Prinses van Frank
ryk mag nie swakheid openbaar
niewas die antwoord.
As vors Manuel II nooit 'n billike
kans gehad nie. Gedurende 2% jaar
het sy moedige moeder hom bygestaan,
maar daar was 'n toestand van voort
durende krisis. Manuel was glad nie
opgelei vir die koningskap nie; en hy
is sleg bedien deur sy selfsugtige en
onbevoegde ministers. Hy het in de 2%
jaar vyf eerste ministers gehad elk
een met 'n ander beleid.
Op 3 Oktober 1910 het die teen
standers van die monargie tot revo-
lusie oorgegaan. Twee kruisers wat
in de hawe gelê het, het op die paleis
begin vuur en aansienlike skade aan-
gerig. Manuel het hom weereens dap
per gedra en wou uithou totdat leër-
magte uit die provinsies hom te hulp
sou kom. Maar die toestand was al te
kritiek. Sy raadgewers het hom aan-
geraai om die stad te verlaat. Hy het
na die naburige kusdorp Cintra ge-
vlug, waar sy moeder haar by hom
gevoeg het. Hulle het aan boord van
die koninklike jag gegaan. Manuel wou
na die lojale stad Oporto vaar, maar
die vyandiggesinde vloot het die weg
daarheen versper. Die jag moes toe
na Gibraltar, Engeland en ballingskap
vertrek
Na 'n paar jaar het oud-koningin
Amélie weer na haar ou vaderland,
Frankryk, teruggekeer. Syagter-
kleindogter van die laatste Franse ko
ning het feitlik in die skaduwe van
die geskiedkundge ou paleis in Ver
sailles gaan woon. Intussen het haar
seun getrou, maar die huwelik het
kinderloos gebly. Daar sou nie eens 'n
kleinseun wees wat eendag die troon
dalk sou herwin nie....
'n Verdere, bittere, finale slag het
nog voorgele. Op 43-jarige leef tyd is
oud-koning Manuel skielik in 1932 aan
blindedermontsteking in Londen oor
lede, nog voordat sy moeder by hom
kon wees. Haar man, haar twee seuns
en die troon alles wat vir haar
dierbaar was moest sy prysgee. Wé
reldse glorie en gesag is haar ontneem;
ook hoop moes sy laat vaar. Maar
weer eens het haar moed en diepe
godsdienstige oortuiging haar deur die
beproewing gebring, en sy het voort-
geleef. Wel het die hare wit geword
en die gesig die tekens van verdriet
getoon; maar die rug het so regop
soos voorheen gebly. ,,'n Prinses van
Frankryk mag nooit swakheid open
baar nie
Sedertdien het die ou dame hof ge
hou in haar nederige woning in Ver
sailles. Meestal het sy in haar studeer
kamer gewerk, omring deur foto's,
boeke, oudhede en meubels wat eer-
tyds in die paleis in Lissabon gestaan
het. Haar gedagtes en drome was aan
die verlede gekoppel. Haar metgesel
was 'n hofdame. Ook was daar een of
twee bediendes, in plaas van die tien
talie van weleer.
Haar bure het haar die afgelope
paar jaar die „vergete koningin" ge
noem. Maar wie kon verwag dat enige
amptlike kennis geneem of nuusbe
rigte dikwels geskryf sou word oor
die ou dame wie se troon so lank al
nie meer bestaan het nie? Al die vor
ste en vorstinne wat hul trone in die
geweldsjaar 1918 moes prysgee, was
lankal van die menslike toneel af
en hier, soos 'n figuur uit die gryse
verlede, was daar iemand wat lank
voor daardie tyd al banneling geword
het.
o-Die besoekers aan haar woning in
die laatste jare was meestal lede van
ander koninklike families wat mede-
bannelinge was.
Ou-koningin Amélie was in Ver
sailles toe die Duitsers die Franse
magte in 1940 oorrompel het. Dr Sala-
zar, eerste minister van Portugal, het
haar asiel aangebied. Maar wat kon
'n mens van die moedige waardige ou
dame verwag? „Frankryk het my ver
welkom toe ek gely het; ek sal Fran
kryk nie verlaat terwyl hy ly nie", was
die besliste antwoord.
In 1945 het 'n baie groot dag aan-
gebreek. Dr Salazar het haar uitgenooi
om 'n kort besoek aan Portugal te
bring, 35 jaar nadat sy en haar seun
moes vlug. Watter gedagtes het in die
tagtigjarige vorstin se kop gemaal?
Die verloop van die tyd het die hou
ding van die Portugese Republiek
regering en landburgers versag,
en oral is die bejaarde besoekster deur
groot skares begroet asof sy nog re
gerende vorstin was.
Sedertdien het sy weer haar een-
same hof in Versailles gehou die
„Koningin van Smarte" wat maar ge
durig in die gees vóór 1910 geleef het.
M*ÊÊÉÊÊËlÊ»iÊimKÊKM
p- 5 2
go!L5'
B O -
a?
o
C;n H»
Plrt» Ofl)
fO i-j
O
«5.3?
Hip ^*(11
- g a>
3 3 O-B"
gj ai 2 o
8 3 2 2
C/3 3
NS
C'. 3 3
3 0Q 3
JU SB
a*-< S
»£»'1
3 3 3 jr
H- Q. - .3
5 *"3
It O) n
xS
C o
3 H 9
So D* M<;
o ra S<
O* P -i
-l 3 93 3
o p-ra ra
c 2. o O o
<1^432.
s 8.
w
gi ro
«2-&I
ra srp o
°*3 3
(TO _0 CT
i o(ra O!
ra w
o N
p: ju cl 3
«n A H<
S a f-
g o a ra
B- <SS a
P" o
3s r
Pj TO
-S.S'S g-o-c
3S*?sr I
o sg1!.
«rfi 2
£g-c'
3 g s
BtfBg-*
A
3 CL
I&S*
v
75 3 s
(U
1P 2.
Ö3
sr o.?
m n>
2&
3 pj3
B't3
Ut -
m 2.
93
(to
f-h f+
5 w
g (D 93
r» (TO O 93
0^5 S-g-o. c 5'5r5'~
Pt) <5 B N
O.ÖC EM? 2 5 w (D 2.5 3 2.3
3 (5
SPITSS
>2-3 S3
3 13 2 10
2> M,»-
P h*(D cf
3 (0
jS .a £jï
3 <1
n 2
93 O
cf fj
ir<5
<5 93 (t o - p, (t
O-i 5^ ju O <j) i_i
<5 g p- g
3 p 3 n> fi c-iis
cf 3 n# o
D **2 rm p- O P-Q,
S'S 8*8
cf O. PO
OS 9^2 ow g f W O"»
2ito £T 93
g S?
o M
ooi^oJ
3 t2 O 8.
3 g"
g Sl.~3
»-»» CL f
aS-tflj l
<°S?og.
01 JU g.(D K
JU
O'S N 3 M(ra'
030® »P
£- 3
CW cf
nT 5
2 o <t> <9
I 3 3
O S?
8.
'0»53
§32».
<9
p 3
S 3 S
O 3 g re" V
Si (t) pt CL p*
3 3
2 IS
3»3
W»
if§
üs?
2 S.
3 w
m 3 sr
3.5.®
•S&Êg.S&SBlS'SlÊFS
et Q w n
5.» 3 ^3-
**8 H-8
8 s*
333 K-S
a
cf o
^tti
S-Sg.s«-
S-ï'S 3<g
O A L?
afs*
93
Cf s r» f ni f- f» >-*-rrn f W p
s
m o-
cf P w Er
ra o w o c
0^0 m, o o
(5® (t C 3 L
ri A (T) C
a> ra jo p
93 (t (9 g
3' 3 J3: JU
P cf ju W
1-4 s to 50 93 pi 5
I3
«*e tir»
o -t iü «2
S e o o Ï35Ü
?r~
- s c-2
-■3 03 3.60 S
.|S«&382
.g g-3 o S
2*1 »ls§;
12HS1L
O
<2
•-ei >-}
ra o
21 C
(t
CJ
S 1
f?
ra ca O
JU ft
o p 2-
■5-lë"
tr p
s- 2
po a
2. n ra
rf (9
o**-?
o xj
ju -o
rr 2
o' re Ci-
3
SS o* 2
en w oT
ST2 3 R
CQ J H
N O 2
o o ra
rr- O- t-j
sgS
3 2
o ju ra
JU O S.
cü ra m p
P P
T— SU
ora
M. CL
O-
CA O
O
O- ra O
CL"
-
rL sr
ST P" n. !C
O O CU tu
S 2L3 8
"a T3 2 a
o 2
m"2. O n
3 5 Q
H sr zr a
- a
N
J
CU
ttt
CO
N>