a N O ra ri&ii 3 r! vvsgo fsslil M3 Pagina 2 'SUB Is? ,58*1 3 ff a 0 ra ra Vrijdag 27 Juni 1952 'T ZEEUWSCH WEEKEND. Vrijdag 27 Juni 1952 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 3 Niet minder frappant is wat dit Maandblad ons nog meer mededeelt. Luister maar: De lof der Jenever. B. van den Sigtenhorst Meyer heeft zijn in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, K. en W. geschreven werk voor mannenkoor „De Lof der Jenever" op tekst van Robbert Hen- nebo (1685—1737) opgedragen aan een jeneverstokerij te Amsterdam (de Erven Lucas Bols). De „Maastreech- ter Staar" onder leiding van Martin Koekelkoren zal er dit najaar de eer ste uitvoering van geven. Toen wij dit gelezen hadden, moes te.. wij de ogen even uitwrijven. Gaat men nu met overheidssteun de lof der jenever bezingen? Wordt nu ook met het belastinggeld 'der geheelont houders reclame gemaakt voor de ster ke drank en moet ons gehele volk voor het drankkarretje van Lucas Bols gespannen worden? Wij hebben eens inlichtingen trach ten in te winnen. Naar wij vernamen heeft de regering aan de genoemde componist opdracht gegeven om een drietal koorwerken te toonzetten, zon der aanwijzing te geven voor de aard dier werken. De Heer van den Sigten horst Meyer had veel religieuze mu ziek gebracht en men had gedacht, dat dit ook nu het geval zou zijn. Toen ditmaal „De Lof der Jenever" het onderwerp bleek te zijn, was men wel enigszins verwonderd, maar ja, er waren in dit opzicht geen voor waarden gesteld en de jury had het goedgekeurd, dus men meende de toelage te moeten geven De componist zal de chèque dus wel ontvangen hebben. Lucas Bols lacht. De „Maastreechter Staar" zal straks een hartelijk applaus oogsten. En wij willen aannemen, dat uit zuiver artistiek oogpunt de zaak wel in orde is. Maar wij zien de bevordering van het culturele peil van ons volk toch wel een beetje anders dan uitslui tend van de artistieke kant, en me nen, dat jenever dat peil nu niet be paald verhoogt. Zou het niet goed zijn, dat onze regering bij het verlenen van derge lijke opdrachten voortaan wat nau were grenzen trok? We weten dat we in een stijlloze tijd leven om het maar niet scher per te zeggen. Dat de regering daarin geen goed voorbeeld weet te geven, is wel het ergste van alles. Zo op de morgen van de eerste April zet je het span maar, waar je het maar kwijt kunt. Soms beslissen kleinigheden voor een bepaalde keus. Ik denk, dat ik juist Geesje en Greetje naast elkaar zette, omdat ze zo'n contrast vormden en ook omdat hun namen aardig bij el kaar pasten. Maar als ik me ooit ver gist heb Geesje is een zacht schuw meiskemet zwart haar en fluwelig donkere ogen. Greetje is allerblondst met een haast brutaal blozend snuitje en een opstan dig wipneusje. Dat is slechts de buiten kant. Als Geesje het geluk mee heeft en ze loopt naast me op het plein, haar knuistje in mijn hand, dan kijkt ze eerst nog vragend naar me op, of ze dit uit verkoren plaatsje wel mag behouden. Dan Greetje. Al loopt er een hele drom naast me, ze duwt met haar puntige elleboogjes een wig in het front, ze pakt mijn hand, en klaar is kees. Ze heeft haar plaats veroverd. Verder be staan er geen vragen voor haar. Gees je doet haar best met het leren en kan ook wel aardig mee. Greetje is dom. Maar heb geen medelijden met haar. Ze zal er wel komen in het leven. Als ze het nog eens in haar hoofd krijgt om met een minister te trouwen, zal het haar nog gelukken ook, alles ten spijt. Haar elleboogjes zullen puntig genoeg zijn om haar een plaatsje te ruimen, waar ze dat hebben wil. Maar lerenho maar. Toen Greetje ontdekt had, wat er aan sommetjes te maken vast zat, was ze toch nog niet van plan om zich daarover dik te maken. Ze schreef het rijtje van het bord op haar blaadje over, pakte toen vastberaden Geesje's blaadje onder haar handen weg en schreef daarvan de antwoorden over! Of het de eerste keer was, dat ze die streek uithaalde, toen ik dat ontdekte, kan ik niet zeggen, te oordelen naar de handigheid waarmee ze het deed, ver moed ik het niet. Ook al, omdat ik al enkele dagen gedacht had, dat ze in dit mathematische vak toch vorderingen ging maken. Maar ik zag op een mor gen, dat ze met zeker gebaar Geesjes blaadje weggriste en aan het schrijven toog, Geesje verbluft en bewegenloos naast haar. Toen ik naderbij kwam, was er geen spoor van schrik. Ze schreef onverdroten door. Het was blijkbaar geen misdaad. Zachtmoedig heb ik Geesje gezegd, dat zij haar eigen blaadje bij zich moest houden en Greetje heb ik óók wat gezegdSindsdien hield ik de jonge dame in de gaten. De andere dag ech ter al werd ik gealarmeerd door Gees jes ontredderd snuitje. Haar donkere ogen keken me smekend aan. Het was een woordeloze klacht. Haar sommen- blaadje was in andere handen. Daar ik ook, wat sommige anderen aangaat, gevorderd was in mensenkennis, be sloot ik een verhuizing op touw te zet ten. Dat was voor meer dan één nut tig. Maar ik laat niet blijken, dat het voor sommigen een straf-exercitie is. Voor anderen betekent het enkel maar een beter plaatsje in verband met hun aanleg of soms ook kwaaltjes als een beetje doof of zo. Greetje kwam alleen te zitten in de eerste bank Vanmorgen voor het eerst na de ver huizing weer sommen maken. Ik doorwandel de rijen. Ben juist ach ter in de klas en wijs Bertje, dat 't mis is met een sommetje. Maar ik geloof, dat ik twee kanten tegelijk kan kijken. Greetje heeft zich omgekeerd, een flits, een wondere beweging in de eerste bank. Greetje heeft zich omgekeerd, grist haaiig Wim Donkers sommen- blaadje naar zich toe en zet zich om haar zaken af te werken. Jammer, dat ik net achteraan sta en nou Wims ver baasde snoet niet kan zien. Zal een duit waard zijn. Het is geen lange weg van de achter ste bank naar de voorste bankGe begrijpt de rest. In het speelkwartier zitten Greetje en ik samen gebogen over de sommetjes. Na een klein kwartiertje, als ik de schare haast weer binnen verwacht, krijgt Greetje nog „effetje naar achter te magge". Ik geef haar een bemoedigend tikje op de wang en zeg,'wat ook wel waar is, dat bleek me tenminste wel nu, dat ze best zelf haar sommetjes kan maken, als ze maar aanpakte. Greetje heeft echter deze bemoediging helemaal niet nodig, want ze zegt verzekerd: „Ikke hoef geen sommetjes te doe voor mé moeder 'oor, want ikke wor moeders grote helpmeid. Moeder zeit 't VxwhfafaariyeJi. Ik ken haar niet, Zij. ging voorbij, 's Morgens in de regen. Zij ging voorbij, En keek naar mij, Maar zag mij niet; En in haar ogen las 'k verdriet. De hele straat Was vol geruis. 't Ruisen van de regen. Had zij geen thuis? Zij was alleen, En met de regen om zich heen, Die haar omhulde als een kleed, Liep zij verzonken in haar leed. Zij was voorbij. De huizenrij Stond triestig in de regen. Wie kent de smart Van ieders hart? Zij liep wat licht gebogen En 'k zie nog steeds die ogen JEANE BREMER. Greetje gaat „naar ach tere", mij ach terlatend met de gedachte aan onze winterse „Ouderavonden", op welks program wel eens voorkwam het onder werp: „Samenwerking tussen school en huis". Ik heb helaas geen tijd me in dit kostelijk onderwerp te verdiepen, want „ze" komen alweer binnen. De eerste is natuurlijk Keesje, die de klas in ju» belt: „Jhffrouw, ig gae de 'iele Zater dag luze vange!" „Hé, wat?" vraag ik verbijsterend. „Luze vange voor me vissies", helpt Keesje me. Als ik de grote gedachtensprong ge maakt heb van de winterse ouderavond naar Keesjes luzen, zijn ze weer alle maal gezeten en ga ik weer over tot de orde van de dag. We moeten lezen. Als het Greetjes beurt is om verder te gaan, weet ze niet waar ze wezen moet. Geen nood, ze draait zich een slag om, neemt pools hoogte bij Wim's vinger en gaat dan zelf onbewogen verder in „het mooie lesje". Heb ik het niet gezegd, dat kind komt, waar ze wezen wil later. Maar niet langs recht gebaande wegen. Zou een schooljuffer daar wat tegen kunnen doen, „as moeder toch zeit omeRimnnse bribuqïi Zoals ik schreef zitten we thans midden in de verkiezingsdrukte en dat is geen beste tijd. Aan alle kan ten wordt het volk door radio, pers, verkiezingsmeetings, pamfletten en reclameborden opgezweept. En het gaat allemaal om stoffelijke welvaart en beter leven. Van enige principiële strijd is nergens sprake. Van een God, Die Souverein heerst over al het geschapene en aan Wien de mens, ook de Overheid onderworpen is, hoort of leest men nergens. Men gunt God de Hemel wel, als de Amerikaan de aar de maar voor zijn genoegen hebben mag. Nu beleven we in Amerika econo misch zeker een tijd van grote wel vaart. De arbeiders hebben nog nooit zoveel geld op de spaarbanken gehad als tegenwoordig. En ieder kan kopen wat hij hebben wil. Men klaagt er over, dat het leven zo duur is en dat de belastingen al meer geld gaan eisen, maar het geld heeft nog nooit zo gerold als tegenwoordig. Ik heb dat althans in de veertig jaar, dat ik in Amerika zit, nog nooit zo mee gemaakt. We worden aan alle kanten verwend. De huisvrouwen hebben alle electrische motoren, die ze maar wen sen kunnen. De electrische kracht werkt als een vlug en accuraat dienst meisje in de keuken en de huiskamer, op zolder en in de kelder. Vaten wassen, bakken, koken, strijken, stof- vegen, de was doen, ijsmaken, alles gaat electrisch. En bij de boer op de farm is het precies zo. Vroeger kon men met een goed span paarden en soms drie voor de ploeg, 2 acre per dag ploegen. Nu neemt men 4 vorens te gelijk en doet 20 acres per dag. Het kost twee dagen bij goed weer om 20 acres te bezaaien. Vroeger deed je er twee weken over. Het hooi wordt in stukjes van 4 cm. gesneden en zo de schuur in geblazen. Man kracht komt er bijna niet meer aan te pas. En zo is het met alles. Ieder heeft koopkracht en ieder koopt dus van alles. Maar het draait alles om het materiële leven. Nu heeft men in Chicago onlangs een verkiezingsclub opgericht en de president van Calvin College heeft er een warm pleidooi voor gehouden op de jaarvergadering van onze mannenbond. Iedereen vond het prachtig en was enthousiast en overeenkomstig Schrift en belijdenis. Maar daar bleef het dan ook bij. De verkiezingsclub te Chicago telt enige tientallen leden en verder komt men niet. Men hoort er niet verder van. Het gaat ook tegen de geest des tijds in. Men leeft in grote brooddronken heid. De weelde en de voorspoed legt geestelijk een grote schaduw over ons volksleven. Want de mensen zijn er niet dankbaar voor, maar misbrui ken de voorrechten die zij krijgen. Men leeft voor het genot. De gambe- ling, kaartspel, balspel, sportverdwa- zing, bioscoop en toneel trekken de millioenen naar zich toe als nooit te voren. Men hoort bijkans niet anders meer dan over pret en lol en ver maak. Het geestelijk leven gaat er aan kapot. Het is moeilijk meer om nog een behoorlijk geestelijk gesprek met de mensen aan te knopen. Het heeft hun belangstelling niet. Wel wordt in verschillende kerken nog de volle waarheid Gods verkondigd, maar het blijkt geen effect meer te hebben op de mensen. Ze geloven het wel en richten, wanneer ze de kerk uit komen, hun belangstelling op stoffe lijke zaken. En dat alles heeft natuurlijk ook zijn weerslag op het publieke leven en vandaar ook, dat de politiek lou ter een materiëel karakter draagt. Het gaat om de dollar en om de eco nomische macht. Daar draait alles om. En die verkiezingsdrukte maakt de mensen soms gek. Tot vervelens toe krijgt men iedere dag de p.er- soonskwaliteiten van bepaalde candi- daten te horen. De één wordt tot de grond toe afgetuigd en uitgemaakt voor alles wat slecht en gemeen is en de ander als een engel uit de hemel verheerlijkt. Wat dat betreft is er nog niets veranderd sinds de Ame rikaanse humorist Mark Twain zijn verhaal schreef over zijn eigen leven. Je kunt lezen in die autobiografie, dat hij het eens meemaakte, dat een can- didaat op het open veld een verkie- zingsspeech zou houden. Maar de tegenpartij had zes kerels afgehuurd met grote trommels, waarop ze moes ten beuken zo gauw hij zou gaan spreken. Maar toen hij op zijn tri bune stond legde hij kalm een revol ver naast zich neer en zei: „Voor ik begin te spreken, wil ik even de op merking maken, dat er in deze revol ver zes kogels zitten. Voor elk van VoaA onye, yLe&en Zo nu en dan kom ik ln deze rubriek eens een ogenblikje met jullie praten. Daar kreeg ik toestemming voor. Onbe kend zegt U? Dat doet er niet toe. Je moet maar denken: de bedoeling ls goed. Wat meeleven, en mee-bidden, en mee-strijden, anders niet. Nee, bidden dat doe ik niet bij je, dat doet de do- miné wel. Dat doe lk thuis wel vóór jullie allemaal, ouden en jongen, die wat aan de rand van het leven zijn gescho ven. Nee, mijn bedoeling was zo nu en dan een kort briefje aan jullie allemaal te schrijven en samen eens enkele verzen te lezen. Alleen maar jammer, dat je zelf niet terug kunt praten; maar ja als daar vragen zijn, dan bespreek je ze maar met elkaar, en kim je er niet uitkomen, dan ls de dominé altijd be reid je te woord te staan. En wil je me soms eens wat vragen of zeggen, dan kun je me altijd via de redactie van het Zeeuwsch Weekend bereiken. Zo, dit ter kennismaking. Zal ik dan nu maar meteen beginnen 'k Wou es vragen: Luister je ook zo veel naar de radio als je op je bed ligt? Hoorspelen, 't ziekenuurtje, Bij bellezing, en ter afwisseling wat lichte muziek of zang? „Vrij en Blij" bijv. of wat klassieke muziek, 't Is allemaal mooi, maar je raakt op de duur zo moe geluisterd he, of hebben jullie daar geen last van? Ik bedoel: luisteren kan zo vermoei end zijn, echt luisteren bedoel lk dan, dat moet je echt leren vind ik. Je lacht? Ja, toch meen lk het. Met het hoofd luisteren ls zo moeilijk niet, dat kan ieder een, dan kun je goede deze trommelslagers één. Ik hoop in hun eigen belang, dat ze de bedoeling van dit pistool begrijpen kunnen, want ik ben een heel goed schutter. Hij kon zonder onderbreking zijn speech tot het einde houden. Nu, dat is wel amerikaans. Mark Twain kende zijn volkje wel. Vandaag is het niet veel beter. De hartstochten worden tot het uiterste opgezweept, maar het betekent alle maal niets. Het gaat om twee partijen, die beiden even beginselloos, dat wil zeggen antichristelijk zijn. En dat is de ellende van ons volk. Hiervoor zijn de ogen volkomen ge sloten. Oom CEES. en minder goede dingen verwerken, een preek en een bonte avond en een mu ziekstuk opus zoveel. Nee, lk bedoel luisteren met hoofd en hart. 'k Vind het nog moeilijker dan spreken. Want luisteren betekent, dat je zelf stil bent, en toch werkzaam. Dat je je hele persoon openstelt voor datgene wat tot je komt. Daar kun je bij gaan zweten, of bij een schone weergave koude rillingen krijgen! Of heb je dat nooit? Dan ben je zelf „ontvanger" geworden he? „Opname apparaat". Wire recorder, om het strakjes weer gedeeltelijk aan anderen door te geven. Dan kun je zo intens genieten van een muziekstuk of een gesproken woord, dat je jezelf en je ziek-zijn vergeet en zo maar Ineens kunt zeggen: „Ja, zo ls het". Ja, dan heb je wel begrepen wat luis teren is. Sommige bezoekers kunnen dat ook zo fijn aan je ziekbed. Ja, en zó heeft God nu ook een bood schap voor je als je luisteren wilt. Een boodschap in je ziek-zijn. Juist ln je zlek-zijn. Daarvoor nam Hij je voor langer of korter tijd apart. En als je dan je ziel luisterend voor Hem open stelt, dan zul je levend water, en kost baar brood ontvangen. Maar eerst bid den; of heb je dat verleerd? Begin er dan vandaag mee. Je dankgebed groeit vanzelf. Lees zo Psalm 4 eens in de nieuwe vertaling voor dat je gaat sla pen. Luisterend en biddend. Beterschap! Je vriend ALBERT. ONS KORT VERHAAL Amélie, Koningin van smarte. In het Afrikaanse blad „Die Huis genoot" vonden we volgende schets, die we hieronder in het Afrikaans weergeven. Toen al die vorste en vorstinne wat hul trone in die geweldsjaar 1918 moes prysgee, lankal van die menslike to neel af was, was oud-koningin Amélie, wat lank voor daardie tyd al banne ling geword het, nog daar. Sy is die „Koningin van Smarte" genoem: haar man en haar seun is voor haar oë doodgeskiet en haar ander seun het sy op gevaar van haar eie lewe beskerm. Alles wat vir haar dierbaar was, moes sy prysgee. Onlangs is sy in die ouder dom van 86 jaar oorlede. Dit gebeur af en toe dat iemand wat baie jare gelede groot bekendheid ver werf het, en wat lankal deur die breë lae van die publiek as dood aanvaar is, weer onder die aandag kom al is dit net in 'n doodsberig. Onlangs het ons verneem dat die dienste van Alexander Kerenski, die eerste premier van die Russise republiek voordat Lenin en Stalin die mag in hande gekry het, gebruik gaan word by die stigting van 'n anti-Kommunistiese Russiese beweging in Europa. En soos iemand uit die gryse verlede het 'n vorstin, wat bekend gestaan het as die wê- reld se meest tragiese koninklike figuur, pas weer in die nuusberigte verskyn. Eers het berigte uit Versailles gelui dat oud-koningin Amélie van Portu gal in die ouderdom van 68 jaar aan 'n ernstige hartkwaal ly; en na drie weke is sy oorlede. Eensaam en vergete het hierdie „Koningin van Smarte" haar laaste lewensdae in Frankryk gesluit. Frankryk het haar in vroeër dae ook geken as jong meisje, as beeld- skone bruid en regerende vorstin. Sy was altyd trots op haar Franse afkoms en sou nooit anders kies as om op Franse bodem te sterf nie. Amélie is in 1865 gebore as oudste dogter van die Graaf van Parys, aan spraakmaker op die Franse troon. Haar eerste ses jaar is' in Engeland deurge- bring, want Napoleon III het die vorst- huis Bourbon-Orleans nie op Frans gebied geduld nie. Na Napoleons val in 1871 is hulle toegelaat om terug te keer. Die prinses se opleiding was, vol gens destydse koninklike voorskrifte, van die strengste. Haar vader het ge- glo dat vorstelike kinders in die ge wenste rigting sou ontwikkel alleen as hulle streng in bedwang gehou word. Elke onafhankelike neiging, elke natuurlike uiting van gevoel, is in die kiem gesmoor. Die Graaf van Parys en bai ander ouers van daardie tyd was vas onder die indruk dat hier die metode die jong prins of prinses sou leer om die teenspoede en be- proewinge van die lewe te weerstaan. Dit het beslis bygedra tot die moed en gelatenheid waarmee die latere ko ningin Amélie die tragiek van haar lewe verduur het; maar dit was 'n knellende opleiding. Niettemin het Amélie haar vader feitlik verafgood. Sy sou die vyftien jaar wat sy in Frankryk gewoon het, nooit vergeet nie. Dit het onder haar teerste her- inneringe gebly. Amélie was aantreklik en opge ruimd van geaardheid. Soos gebruiklik in daardie dae, is haar geen keuse veroorloof wat 'n man betref nie; haar familielede en gesante het dit op hulle geneem. Hul keuse was die kroonprins Carlos van Portugal. Gelukkig het Amélie dadelik van hom gehou. Die huwelik in Lissabon is geken- merk deur die koninklike prag en praal van daardie dae. Binne drie jaar het Amélie dogter van 'n kroon pretendent self 'n kroon aanvaar, met die afsterwe van haar skoonvader. Die twee seuns aan wie sy die lewe geskenk het, het haar groot geluk be- sorg. Die oudste, Luiz, was veral be- lowend en charmant. In die loop van die jare het konin gin Amélie haar al hoe meer op lief dadigheid en welsynswerk toegespits. Sy het veral belang gestel in genees kundige dienste vir die armes en haar vir die oprigting en instandhouding van verskeie inrigtings verantwoorde- lik gehou. Milddadigheid was een van haar vernaamste karaktertrekke, saam met dapperheid. By een geleentheid, toe sy op die strand gestap het, het sy 'n visser se noodkreet gehoor van waar sy skuitjie omgeslaan het. Sonder om te aarsel, het sy in de water ge- duik, na die man geswem en hom vei lig strand toe gebring. Die koningin het haar man min aan die poitiek gesteur, maar selfs sy kon merk dat dit nie alles pluis was nie. Haar man se regering gekenmerk deur aanhoudende moeilikhede en die agteruitgang van die land. Jare lank was daar 'n soort omruil-ooreenkoms waarvolgens eers die Konserwatiewe en dan weer die Progressiewe Party die landsbestuur waargeneem het. Die een was so sleg soos die ander; en by 'n verandering van bewind het die beleid van baantjies vir boeties hoogty gevier. Vir die politici het die staat bestaan slegs om deur hulle uit gebuit te word. Korrupsie was aan die orde van die dag. Uiteindelik het 'n finansiële ineenstorting en 'n open bare verklaring van nasionale bank- rotskap gevolg. Mettertyd het groot ontevredenheid ontstaan.Koning Carlos moes baie van die skuld dra wat werkelik sy minis ters en die parlement s'n was. Dog sy eie gedrag was nie onberispelik nie: hy het groot somme van die schatkis geleen, met sy paleise en ander eien- domme as vae sekuriteit. In 1906, met nog 'n krisis aan die gang, het Carlos 'n diktator, Joao Franco (nogal 'n be kende naam vir die bekleder van so 'n amp), aan die bewind gestel. Sy drastiese optrede het sterk teenstand uitgelok, en die monargie self het baie ongewild geraak. Aan die begin van die noodlottige jaar 1908 vertoef die koningspaar met die twee prinse, die een-en-twintig jarige kroonprins Luiz en die agt- tienjarige Manuel, vir 'n maand se vakansie in hul private woning. Ma nuel moet vroeër terugkeer as die ander, en toe die koningspaar en die kroonprins laat op die middag van 1 Februarie ook weer in die hoofstad aankom, is Manuel en die eerste mi nister, Franco, die eerste twee wat hulle kom groet. Dis 'n heerlike voorjaarsdag. Oënskynlik is alles stil. Langs die strate was skares om dit gesin toe te juig. Die gesin klim in 'n perdekoets; Carlos en die kroonprins sit langs mekaar en oorkant hulle sit die Ko- rflngin en prins ManueL Maar is geen polisiegeleide nie: Franco meen dat daar geen gevaar bestaan nie. Van die sidende ontevredenheid agter die skerms weet hy niks. Die koets ry langs die kaaiweg en dan met 'n hoofdstraat op. Skielik hardloop 'n jonge man, rewolwer in die hand, tussen die skare deur en spring op die treeplank van die koets. Hy vuur drie skote af. Koning Carlos sak immekaar op die vloerplanke. En 3uiJds iptaqaaddep ajsjoddo nou koningin Amélie op en slaan die moordenaar herhaaldelik in die gesig met de enigste wapen tot haar be schikking 'n ruiker wat sy by die kaai ontvang het. Nou eers kom die polisie en toe- skouers tot besinning, en hulle ruk die man neer. Hy word deur 'n konstabel doodgeskiet. Maar die vreeslike drama die „namelose gruwel" soos Amélie dit later genoem het is nog nie verby nie. Die kroonprins Luiz staan met gespanne gesig in die koets of asof hy die aanvallers uitdaag om weer te skiet. Dis 'n dappere, dog noodlottige gebaar, 'n Man met 'n digte baard hardloop agter die koets aan, haal 'n kort geweer onder sy jas uit en rig dit op die kroonprins. Vlamme spat en Luiz sak naas sy vader neer. Die man rig nou sy geweer op prins Maneuel, wat reeds in die arm ge wond is, en Amélie gooi haar voor hom om hom te beskerm. Voordat die sluipmoordenaar weer kan skiet, kap die polisie hom neer en word hy dood geskiet. Verbystering en rumoer volg. Die koetsier kom tot besinning en jaag deur die strate na die arsenaal. Maar dis te laat: die Koning en sy seun is albei dood. Koningin Marfa Pia, we- du wee-moeder van koning Carlos, word na die arsenaal ontbied. Sy sien die lyk van haar seun en roep uit: „My seun, my arme kind!" Haar skoondogter, koningin Amélie, ant woord haar met dieselfde woorde: „My seun, my arme kind!" Die ou ko ningin kyk na die bed langsaan, her ken die lyk van haar kleinseun en val flou neer. Buite sak 'n groot, tragiese stilte op die stad neer Die begrafenis van Koning en Kroonprins is 'n week later gehou. In die kerk, volgens ou tradisie, was die twee lyke vir almal sigbaar deur die glaskiste. „Dit is verbasend dat jy nie van jou sinne beroof is nie", het 'n intieme vriend 'n paar maande later aan die Koningin gesé. ,,'n Prinses van Frank ryk mag nie swakheid openbaar niewas die antwoord. As vors Manuel II nooit 'n billike kans gehad nie. Gedurende 2% jaar het sy moedige moeder hom bygestaan, maar daar was 'n toestand van voort durende krisis. Manuel was glad nie opgelei vir die koningskap nie; en hy is sleg bedien deur sy selfsugtige en onbevoegde ministers. Hy het in de 2% jaar vyf eerste ministers gehad elk een met 'n ander beleid. Op 3 Oktober 1910 het die teen standers van die monargie tot revo- lusie oorgegaan. Twee kruisers wat in de hawe gelê het, het op die paleis begin vuur en aansienlike skade aan- gerig. Manuel het hom weereens dap per gedra en wou uithou totdat leër- magte uit die provinsies hom te hulp sou kom. Maar die toestand was al te kritiek. Sy raadgewers het hom aan- geraai om die stad te verlaat. Hy het na die naburige kusdorp Cintra ge- vlug, waar sy moeder haar by hom gevoeg het. Hulle het aan boord van die koninklike jag gegaan. Manuel wou na die lojale stad Oporto vaar, maar die vyandiggesinde vloot het die weg daarheen versper. Die jag moes toe na Gibraltar, Engeland en ballingskap vertrek Na 'n paar jaar het oud-koningin Amélie weer na haar ou vaderland, Frankryk, teruggekeer. Syagter- kleindogter van die laatste Franse ko ning het feitlik in die skaduwe van die geskiedkundge ou paleis in Ver sailles gaan woon. Intussen het haar seun getrou, maar die huwelik het kinderloos gebly. Daar sou nie eens 'n kleinseun wees wat eendag die troon dalk sou herwin nie.... 'n Verdere, bittere, finale slag het nog voorgele. Op 43-jarige leef tyd is oud-koning Manuel skielik in 1932 aan blindedermontsteking in Londen oor lede, nog voordat sy moeder by hom kon wees. Haar man, haar twee seuns en die troon alles wat vir haar dierbaar was moest sy prysgee. Wé reldse glorie en gesag is haar ontneem; ook hoop moes sy laat vaar. Maar weer eens het haar moed en diepe godsdienstige oortuiging haar deur die beproewing gebring, en sy het voort- geleef. Wel het die hare wit geword en die gesig die tekens van verdriet getoon; maar die rug het so regop soos voorheen gebly. ,,'n Prinses van Frankryk mag nooit swakheid open baar nie Sedertdien het die ou dame hof ge hou in haar nederige woning in Ver sailles. Meestal het sy in haar studeer kamer gewerk, omring deur foto's, boeke, oudhede en meubels wat eer- tyds in die paleis in Lissabon gestaan het. Haar gedagtes en drome was aan die verlede gekoppel. Haar metgesel was 'n hofdame. Ook was daar een of twee bediendes, in plaas van die tien talie van weleer. Haar bure het haar die afgelope paar jaar die „vergete koningin" ge noem. Maar wie kon verwag dat enige amptlike kennis geneem of nuusbe rigte dikwels geskryf sou word oor die ou dame wie se troon so lank al nie meer bestaan het nie? Al die vor ste en vorstinne wat hul trone in die geweldsjaar 1918 moes prysgee, was lankal van die menslike toneel af en hier, soos 'n figuur uit die gryse verlede, was daar iemand wat lank voor daardie tyd al banneling geword het. o-Die besoekers aan haar woning in die laatste jare was meestal lede van ander koninklike families wat mede- bannelinge was. Ou-koningin Amélie was in Ver sailles toe die Duitsers die Franse magte in 1940 oorrompel het. Dr Sala- zar, eerste minister van Portugal, het haar asiel aangebied. Maar wat kon 'n mens van die moedige waardige ou dame verwag? „Frankryk het my ver welkom toe ek gely het; ek sal Fran kryk nie verlaat terwyl hy ly nie", was die besliste antwoord. In 1945 het 'n baie groot dag aan- gebreek. Dr Salazar het haar uitgenooi om 'n kort besoek aan Portugal te bring, 35 jaar nadat sy en haar seun moes vlug. Watter gedagtes het in die tagtigjarige vorstin se kop gemaal? Die verloop van die tyd het die hou ding van die Portugese Republiek regering en landburgers versag, en oral is die bejaarde besoekster deur groot skares begroet asof sy nog re gerende vorstin was. Sedertdien het sy weer haar een- same hof in Versailles gehou die „Koningin van Smarte" wat maar ge durig in die gees vóór 1910 geleef het. M*ÊÊÉÊÊËlÊ»iÊimKÊKM p- 5 2 go!L5' B O - a? o C;n H» Plrt» Ofl) fO i-j O «5.3? Hip ^*(11 - g a> 3 3 O-B" gj ai 2 o 8 3 2 2 C/3 3 NS C'. 3 3 3 0Q 3 JU SB a*-< S »£»'1 3 3 3 jr H- Q. - .3 5 *"3 It O) n xS C o 3 H 9 So D* M<; o ra S< O* P -i -l 3 93 3 o p-ra ra c 2. o O o <1^432. s 8. w gi ro «2-&I ra srp o °*3 3 (TO _0 CT i o(ra O! ra w o N p: ju cl 3 «n A H< S a f- g o a ra B- <SS a P" o 3s r Pj TO -S.S'S g-o-c 3S*?sr I o sg1!. «rfi 2 £g-c' 3 g s BtfBg-* A 3 CL I&S* v 75 3 s (U 1P 2. Ö3 sr o.? m n> 2& 3 pj3 B't3 Ut - m 2. 93 (to f-h f+ 5 w g (D 93 r» (TO O 93 0^5 S-g-o. c 5'5r5'~ Pt) <5 B N O.ÖC EM? 2 5 w (D 2.5 3 2.3 3 (5 SPITSS >2-3 S3 3 13 2 10 2> M,»- P h*(D cf 3 (0 jS .a £jï 3 <1 n 2 93 O cf fj ir<5 <5 93 (t o - p, (t O-i 5^ ju O <j) i_i <5 g p- g 3 p 3 n> fi c-iis cf 3 n# o D **2 rm p- O P-Q, S'S 8*8 cf O. PO OS 9^2 ow g f W O"» 2ito £T 93 g S? o M ooi^oJ 3 t2 O 8. 3 g" g Sl.~3 »-»» CL f aS-tflj l <°S?og. 01 JU g.(D K JU O'S N 3 M(ra' 030® »P £- 3 CW cf nT 5 2 o <t> <9 I 3 3 O S? 8. '0»53 §32». <9 p 3 S 3 S O 3 g re" V Si (t) pt CL p* 3 3 2 IS 3»3 W» if§ üs? 2 S. 3 w m 3 sr 3.5.® •S&Êg.S&SBlS'SlÊFS et Q w n 5.» 3 ^3- **8 H-8 8 s* 333 K-S a cf o ^tti S-Sg.s«- S-ï'S 3<g O A L? afs* 93 Cf s r» f ni f- f» >-*-rrn f W p s m o- cf P w Er ra o w o c 0^0 m, o o (5® (t C 3 L ri A (T) C a> ra jo p 93 (t (9 g 3' 3 J3: JU P cf ju W 1-4 s to 50 93 pi 5 I3 «*e tir» o -t iü «2 S e o o Ï35Ü ?r~ - s c-2 -■3 03 3.60 S .|S«&382 .g g-3 o S 2*1 »ls§; 12HS1L O <2 •-ei >-} ra o 21 C (t CJ S 1 f? ra ca O JU ft o p 2- ■5-lë" tr p s- 2 po a 2. n ra rf (9 o**-? o xj ju -o rr 2 o' re Ci- 3 SS o* 2 en w oT ST2 3 R CQ J H N O 2 o o ra rr- O- t-j sgS 3 2 o ju ra JU O S. cü ra m p P P T— SU ora M. CL O- CA O O O- ra O CL" - rL sr ST P" n. !C O O CU tu S 2L3 8 "a T3 2 a o 2 m"2. O n 3 5 Q H sr zr a - a N J CU ttt CO N>

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1952 | | pagina 6