sm Ta*niUMad C itermrg Mwiic ma Kruiswoordraadselende politie. Resultaten van ons onderwijs 2)-e lt>ii}deA. RoeM-tópAeÈUtq, ApAo-ïCisneti Övi$ f Rafidim na. WlaóAa. Studiën in Volksstructuur Van *t;;i gespreken l> 0.B 3 |a^8 1 Vrijdag 27 Juni 1952 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 Het is bekend, dat we in Nederland ln een landje van al maar studerende mensen leven. Al a -.aagd Is het mop je, dat In een bepdde tijd des jaars de éne helft van Nederland de andere helft het een of andere examen af neemt. Wie tegenwoordig kruidenier of schoenmaker wil worden, moet eerst student zijn geweest en zich avond aan avond gebogen hebben over zwaar wichtige boeken en behoorlijk examen hebben afgelegd wil hij zijn doel berei ken. Hoe hoog de eisen voor de lesroosters der lagere en middelbare scholen zijn opgevoerd weten we allen. Dat een groot deel van de moderne jeugd met kapotte zenuwen en met bloedarmoede het leven worden Ingestuurd weten we ook alle maal. En dat het alles millioenen bij miliioenen kost ervaren we ook zonder uitzondering. Het enige waarop we vereenvoudigd hebben dat is onze spelling. We hebben onze Nederlandse taal verknoeid, zoals we in de laatste tientallen jaren zoveel in ons goede landje verknoeid hebben. Het heette, dat het te moeilijk was voor de jeugd om behoorlijk Nederlands te leren. Dat de jeugd in Duitsland vol strekt geen betere hersens heeft dan de Nederlandse en dat de jongens en meis jes daar vlot en zeer precies een heel wat moeilijker taal onberispelijk leren schrijven en spreken, wordt maar over het hoofd gezien. En nu de resultaten. Het is het Maandblad „Neerlandia", dat er ons enkele voorbeelden van geeft. Nog eens het woordgeslacht. Een onzer lezers, de heer Mr M. D. van Heijnlngen Bosch te Veendam, ves tigde in een brief aan de redactie de aandacht op enige veel voorkomende taalfouten in dagbladen, zoals „der aca demische senaat" en zelfs „der spre ker". „Vooral dat gebruik van der voor des", zo schreef hij, „is zeer baldadig. Wjj moetan dan zeker ook gaan schrij ven der middag en der-Graafhage!" Ook wij wezen er reeds herhaaldelijk op, dat, met het overboord werpen van de naamvals-n, het hek van de dam is voor wat betreft de geslachtelijke on derscheiding der woorden in de geschre ven taal. Aan bovenstaande voorbeelden kun nen wij het volgende toevoegen, ont leend aan de tekst van een verzoek schrift „Naar aanleiding van.en in ver band methebben de ondergeteken den de eer Uwe Excellentie het volgen de te Zijner kennis te brengen". Een taaltje om van te rillen en dat in een brief aan de minister van onderwijs. Ook heren journalisten kunnen soms nog wonderlijk met hun Nederlands omspringen. Dat Illustreert „Neerlan dia" met het volgende stukje proza, geknipt uit „Het Vaderland". Overleggen. We lezen in Het Vaderland van 1 April 1952: „De Poolse Regering zal niet ingaan op de uitnodiging van Amerika (om) bewijsmateriaal te overleggen voor een verder onderzoek van de massamoord ln het bos van Katyn". Wij meenden, dat het bij de tegen woordige stand van zaken geen zin had, daarover nog overleg te plegen, doch wel, Polen te verzoeken te tonen, dat het in staat en bereid is bewijsstukken voor zijn bewering over te leggen. Het verschil leerden we al op de la gere school. En wat de gewone man van onze taal maakt komt iedereen dagelijks te gen. „Neerlandia vertelt er het volgen de van: Woningnood. Aan de „Bijbank Post", maandblad van de Personeelsvereniging „De Java- sche Bank" te Amsterdam van 1 April Jl. ontlenen wij de volgende „bloemle zing uit brieven, ontvangen door een bureau voor huisvesting, ergens in ons land". De kamer is niet alleen schadelijk voor de gezondheid, maar ondergraaft ook de zedelijkheid van mijn achtjarig Kxmtje. Verlaat mij niet om mijn verleden, noch om het leven, dat mij wacht. Ik heb misschien vergeefs gestreden, de voorgeschreven slag vermeden, bedreigd door overmacht. Verlaat mij niet om mijn gebreken. Laat ons weer zwijgend verder gaan. Alleen ben ik teruggeweken, Maar met Uw kruis als liehtend leken, kan niemand mij weerstaan. Anthonie Stolk. Van de uitgever J. B. Wolters, GroningenBatavia, ontvingen we de volgende uitgaven: „Plantkunde"deel II. Spore- planten, viren en erfelijkheids leer. Door Fop. I. Brouwer. Dit werk, geschreven door een le raar aan de Rijksmiddelbare Land bouwschool en Landbouwwinterschool, is ook bestemd voor het Landbouw onderwijs. Bij dit werk sluit een sup plement geheel aan. „Weidebouw", door Ir. H. van der Molen en J. Koelstra. Ook dit boek is bestemd voor het Landbouwonderwijs. „Beknopte Scheikunde", door Dr S. C. Bokhorst en L. J. Poortvliet. Dit werkje verscheen, evenals de bovengenoemden, in de serie der Ne derlandse Land- en Tuinbouwbiblio theek. „Onze Veeteelt", door W. F. Boerefijn en W. van Dam. Hierbij behoort een werkboekje, waarin opgaven staan, die de leer lingen kunnen maken, als ze het leer- leesboek grondig hebben doorgewerkt. Deze werkjes zijn bestemd voor de hoogste klassen van Lageie scholen en voor Voortgezet gewoon lager on derwijs, en ook voor de laagste klassen van Uloscholen. Men heeft in dit leerleesboek een heel goede toon weten te treffen. Dit zal er bij de leerlingen wel ingaan. Al deze uitgaven zijn door de uit gever uitnemend uitgevoerd. Veel illdstraties maken deze leerboeken voor de leerlingen stellig zeer aan trekkelijk. Al wie in deze vakken les moet geven, zal er goed aan doen eens van deze werken kennis te nemen, opdat men voor de studerende jeugd het allerbeste kan verkiezen. En de on derwijsman vaart er zelf wel bij, als hij met goed materiaal kan werken. Wij zijn zo bekrompen, dat we slechts twee bedden in het vertrek kunnen op stellen. We hebben het dan zo benauwd, dat we ons niet kunnen keren van de ruimte. Ik heb rheumatlek en een kind van vier jaar. Dat komt allemaal van de vocht. U moet hier iets aan doen. Wij willen ook wel eens languit lig gen. U moet ons maar eens komen kij ken, want de hulsbaas verrekt het. Als U eens zag hoe wij zitten, zou U er werk van maken. We bemoeten drin gend een andermans woning. Wij zitten zo krap, dat die mensen van de kamer naast ons, die de griep hebben, ons door de dunne muren aan steken. Als U eens poolshoogte kwam nemen, kon U ook de koorts krijgen. Aan de ene kant is mijn vrouw In verwachting en aan de andere kant re- geht het in. De W.C. is bouwvallig en zodoende kunnen wij daar niet langer huizen. Als het hard waait zijn wij met levensgevaar verbonden. Uit een en ander blijkt ons wei, dat de heren onderwijzers nog veel werk aan de winkel hebben! Mijn beste nichtjes en neven, Nu ga Ik jullie toch weer aan het werk zetten. Nee, niet met gewone raadsels. Dat is goed voor de winter. Het moet nu wat anders zijn. Wat dan wel? Dat ga ik jullie vertellen. Er is weer keus tussen twee opgaven. Ieder kan dus nemen, wat hij of zij het liefste doet. De eerste opgave is weer een kleur- werkje. Jullie zien dat plaatje natuur lijk. Kijk maar eens goed, want het is voor sommigen een bekend plaatje. Het is Colijnsplaat. Wie nu graag kleurt, zet heel dit schilderijtje in prachtige kleu ren. Als dat klaar is, krijg ik het schil derstuk opgestuurd. Dat begrijpen jul lie wel. Maar er zijn er ook bij in onze fami lie, die liever de pen, dan het tekenpot lood gebruiken. En voor zulken heb ik een opstellenwedstrijd. Maar een bijzon dere opstellenwedstrijd. Het moet nu eens een opstel wezen over de plaats waar je woont. Je moet maar eens ver- Voor beide opgaven, de kleurwedstrijd en voor de opstellenwedstrijd moeten de inzendingen uiterlijk 31 Augustus bij mij binnen zijn. Jullie hebt dus alle tijd er wat moois van te maken. Het adres is als gewoonlijk: Tante Truus. Redactie Zeeuwsch Weekend, Goes. Maar jullie weten het, wie me voor die tijd nog iets vertellen wil, doet me groot pleizier. Ik ben nu eenmaal dol om lange brieven te krijgen. Er liggen nog een paar vacantiebrie- ven te wachten. Die krijgen nu een beurtje. Allemaal gegroet. Jullie TANTE TRUUS. VI? tellen hoe groot die plaats ls, wat er het meeste verwerkt wordt door de man nen. Zo als je b.v. in Yerseke woont, dan vertel je natuurlijk iets over de mossel- en oesterteelt. Woon je echter in Kapelle, dan krijg ik vast wat te le zen over fruit. En zo moet je maar eens goed informeren, wat er nu op je eigen dorp of in de eigen stad gedaan wordt. Er moet, dat spreekt vanzelf, ook iets verteld worden over het dorp zelf. Hoe dat er uitziet en of er ook een mooi oud gebouw is, of zo iets. Probeer dus maar zoveel mogelijk te vertellen van de plaats waar je woont. <V>' (/N1PUA.A.T Blonde Lelie, Goes. Ik denk, dat jij nog niet in heel veel van al die plaat sen met een M. geweest bent. Als je later eens op reis gaat en je komt in zo'n plaats, dan zul je vast denken, die heb ik al eens opgezocht voor Tante Truus. Weet je al, wat je straks in de vacantie gaat doen Nachtegaal te Heinkenszand. Jullie gaan een heel eind van huis met je schoolreisje. Zouden jullie ook nog naar die mooie dieren tuin daar gaan Schrijf je me nog even hoe jullie het gehad hebben op je reis Ik hoop zo, dat het dan heel mooi weer zal zijn. Hoeveel klassen gaan er mee? In de kleinste potjes bewaart men de fijnste zalf. De kracht der natuur toont zich in het kleinste. De meerderheid heeft vele harten maar een hart heeft zij niet. De meerderheid heeft nooit het recht aan haar zijde. Dat is een van die vele maatschappelijke leugens, waartegen een vrijdenkend man zich moet verzet ten. Wie veel denkt deugt niet tot partij ganger; hij denkt zioh door de partij heen. Hoort naar hem die over de publieke zaken raaskalt, want door hem zult gij de mening der meerderheid vernemen. Meer mensen zijn ongelukkiger door gebrek aan het overtollige, dan aan het noodzakelijke. Wees liever metselaar als dat uw aanleg is. De ootmoed is het altaar waarop God wil dat men Hem offeranden brengt. Sommige mensen zijn trots op hun nederigheid. Wie geen onrecht doet heeft daarom nog geen recht op de naam van recht vaardig; wel hij, die in staat ls onrecht te doen, doch hét niet wil. van Vrijdag 27 Juni 1952, No. 2207. Uitgave van Oosterbaan Le Cointre N.V. Goes eeuu/scH u/eexem UIT DE SCHRIFT. Dezer dagen schreef een Amsterdams predikant in een der bladen, dat het hem eens overkomen was, dat hij des avonds om half twaalf door de politie werd opgebeld. Toen hij de hoorn van de haak nam hoorde hij een zware man nenstem. die sprak: „U spreekt met de politie op de Marnixkade!" Op zijn vraag: „Wat is er van uw dienst?" ant woordde hij: „Wij zitten met een kruis woordraadsel. We hebben alles behalve één woord, een woord van vier letters, dat vaak in de Psalmen voorkomt. Wij hebben twee letters: seKunt u ons misschien verder helpen? „Waarop de dominé ten antwoord gaf: „Zet er maar „la" achter, dan is de zaak in orde". Een aardig grapje is men geneigd te zeggen, maar het is meer dan dat: het wijst op grote onkunde omtrent de bij bel. Een paar weken geleden vergaderde te Amsterdam het Ned. Bijbelgenoot schap en één der sprekers refereerde daar over 't ontstellend gebrek aan bij - belkennis bij ons volk. We kunnen 't zelf schier iedere dag constateren. Wie ra dio en pers bijhoudt, het verkeerd ge bruik van bijbelteksten, het uit zijn ver band rukken van teksten, het slordig en onjuist citeren van teksten en wat nog erger is: bij de opgroeiende jeugd een verontrustend gemis aan interesse in de bijbel, het gebrek aan kennis ook maar van de bekendste Schriftuur plaatsen, die vraagt zich af: waar gaan we heen? Er is allerwege, bij ons christelijk volksdeel niet uitgezonderd, belangstelling voor de bioscoop en het sportveld. Men kent op zijn duimpje de filmsterren en sportkampioens, en men neemt het de pers zéér kwalijk wanneer er geen volledige verslagen van allerlei sportwedstrijden worden gegeven, maar voor het Woord, dat God tot ons spreekt is geen belangstel ling. We spreken over de moderne „cul tuurproblemen", over de „nood der jongeren" en wat dies meer zij. We geloven, dat we met dat woord „cultuur" maar eens wat voorzichtig moesten gaan worden. Het woord „ge- notsprobleem" is beter op zijn plaats. Het werkt misleidend wanneer we het publiek vermaak, toneel, sport, bioscoop en dans onder de „cultuur" gaan rekenen. We geloven, dat het alle maal bitter weinig met cultuur te ma ken heeft. Het heeft alleen te maken met de genotzucht, de vermaakharts- tocht van een overprikkeld en over spannen generatie, dat verbleekt en verlept, leeg van hoofd en hart, ver strooiing zoekt en najaagt, waarmee het een hol en ijdel leven tracht op te vullen. Men spreekt van „kunst" en „cul tuur", waar men moest spreken van zingenot en verstrooiing. Dezer dagen lazen we ergens, dat toen daar in het oude Rome een escorte gevangenen de stad werd binnengeleid, waaronder zich de apostel Paulus be vond, het deze gevangene is geweest die cultuurdrager was bij de gratie Gods, tegenover een wereldstad met een vergoddelijkte caesar, die paleizen en danseressen en vermaak tot zijn be schikking had. Die oud-romeinse cultuur was bezig zichzelf te verteren. Er lag een le venszatheid en leegheid over de z.g. „beschaving", verlept en verdord en uitgeleefd en toen zijn het wat vissers en tentenmakers, met vereelte handen geweest, die waarachtige cultuur heb ben gebracht in het afgeleefde Europa. Onlangs sprak ik iemand, die me ver telde: mijn oude vader heeft misschien nooit schone nagels gehad, hij was een eenvoudige landbouwer, maar hij bezat meer innerlijke beschaving dan menig gepolijst heertje waarmee ik tegen woordig te maken heb. In de moderne literatuur, die maar al te gretig óók door onze christelijke jeugd verslonden wordt en waaraan on ze „christelijke" middelbare scholen helaas maar al te graag voet geven, worden de Calvinisten bij voorkeur voorgesteld als de dompers, de achter- aankomers, de kerels met de uitgerekte bleke fanatieke gezichten, de yijanden van de „cultuur" en de „vooruitgang", de reactionairen, die immers van toneel en dans én schouwburg en bioscoop niets moeten hebben. Bij voorkeur wor den ze dan ook graag voorgesteld als de farizeërs, die de kat in het donker knijpen. We zullen onze jeugd, als we tenmin ste nog ernst maken met onze Doop belofte, weer moeten bijbrengen, dat die moderne literatuur in één woord: liegt. Het is precies andersom. Onze Calvinistische vaderen hadden een bre dere en diepere kijk op het leven ,dan de bioscoopmaniakken van vandaag en de nerveuze, verbleekte en verlepte danseurs van deze tijd. En ze bezaten meer levensblijheid óók, die evenwich tige, rustige kerels, die wisten wat ze wilden, dan de levensbange uit het lood geslagen, de werkelijkheid ontvluch tende moderne generatie. De mannen en vrouwen, die bij de Bijbel zijn opgevoed, zijn cultuurdragers geweest, want ze kenden hun bijbel en die bijbel is het culturele boek bij .uit nemendheid. Afgezien van het feit, dat die bijbel ons confronteert met de hoogste Waarheid en Werkelijkheid en de Bron van alle ware schoonheid en cultuur, bracht die bijbel hen in aan raking met de oude wereld, onderrich te hen in de wereldgeschiedenis der oude cultuurvolkeren, Egyptenaren, Babyloniërs, Phoeniciërs, Grieken en Romeinen. Leerde hen de oude filosofie, de hartstochten van de wereldgroten, bracht hen in aanraking met de he breeuwse poëzie, de literaire schoon heid van de Bijbel en bovenal met de En hij noemde de naam dier Toen kwam Amalek en streed In dit gedeelte van de Schrift, waarin ons o.m. beschreven worut de strijd tussen Amalek en Israël in de woestijn, openbaart de Here ons een nieuw moment. Namelijk dit, dat Hij zijn volk RECHTSTREEKS gaat inschakelen bij de strijd in het Ko ninkrijk. Want tot nu toe had de Here het, om het zo eens te zeggen, altijd maar alleen gedaan. Denk maar aan de plagen in Egypte, waar het volk als volk geheel buiten stond. En denk vooral ook aan de ondergang van Farao en zijn leger, waarbij Israël slechts het toekijken had. En werd Israël in de woestijn bedreigd door honger of dorst, dan hielp de Here in het uiterste geval via Mozes. Maar dat wordt nu an ders. Het volk wordt ingeschakeld. En zo is het vandaag nog. De strijd op alle fronten moet gestreden. Maar denk nu niet te hoog van dat volk. O ja, we weten wel: de kerk is het vrouwenzaad, en de vijandige machten, zoals Amalek in de woes tijn, slangenzaad. Maar daarmee is niet alles gezegd. Want wat voor volk ging God op dat moment in Ex. 17 inschakelen? Een volk, dat plaats MassaEx. 17:7 a. tegen Israël in Rafidim. Ex. 17 :8v.v. nog maar even tevoren zijn ongeloof en afval verdiept had. Ze hadden weer eens gekankerd omdat er geen water was. En dan gebruikt de Schrift hier een moord, dat tot nu toe nog niet gebruikt was, n.l. dat het volk „TWIST". Het gaat van kwaad tot erger. Ze willen zelfs Mozes stenigen. Mét dat volk gaat God het wagen. Maar niet óm dat volk. En ook niet dóór dat volk. Want zoals de staf van Mozes reeds zovele malen dienst had gedaan, zo moet die ook thans in de hand van Mozes gezien worden. Mozes, de Oud-Testamentische Middelaar met zijn staf in de hand blijft noodzake lijk. Is eerste voorwaarde. De kerk mag strijden, alleen om het welbe hagen. Alleen uit kracht van de Middelaar, Jezus Christus. Anders brachten we er niets van terecht. Ja, we hebben het eerstgeboorteRECHT, maar we verspelen de eerstgeboorte- GOEDEREN doorlopend, vooral als die goederen niet op tijd tot onze beschikking staan, zoals het water bij Israël in de woestijn. Rafidim: dank Vader! Massa: Vergeeft! Gij moet 'ttoch ALLEEN blijven doen. Wijsheid die van Boven is en 't verlos singswerk van de Zoon van God, in Wien alle cultuur slechts haar redding en regeneratie vinden kan. Laat die leeghoofdige bioscoopslam pampers maar grinniken, om de jongen en het meisje, dat die plaatsen ontvlucht en liever naar de catechisatie en de jeugdverenigng gaat. Het is de lach van de dwaze, de spot van de stumperd, die zich gek blijft prakizeren op zijn levenskruiswoordpuzzle, maar het sleu telwoord nooit vinden kan, dat een voudige woord, dat alles oplost en dat de Bijbel slechts geven kan. door F. Bordewijk. Uitgave van Nijgh Van Ditmar N.V. Bordewijk is een aparte figuur in de Nederlandse literatuur. Ofschoon er een evolutie in zijn zegging valt waar te nemen, blijft hij toch zichzelf ge lijk en is er wat vormgeving, zowel als wat inhoud betreft bij hem weinig ver andering te bespeuren. Hij debuteerde in 1919 met zijn Fantastische vertellingen en aan dit genre is hij getrouw gebleven. In het werk dat thans voor ons ligt niet het minst. Hij behoort tot de „ouderen" en een jongere generatie vraagt al weer ja renlang de aandacht. Toch zal Borde wijk zijn plaats behouden. Terecht is gezegd „wat voor Vestdijk de psycho- gie is: het middel om tot intensiteit van beleven tot communie met het mysterie te komen, dat is voor Borde wijk de fantastische visie". Mocht hij in het begin al moeite ge had hebben om zijn juiste taalvorm te vinden, (hij maakt het zich dan ook niet gemakkelijk met zijn vormgeving), hij heeft nu sedert lang een volkomen overwinning op deze moeilijkheden behaald. En vooral dit laatste werk getuigt van een zeggensvermogen, een uitbeeldingskracht, die gerust uniek genoemd mag worden. Wat bij hem treft is altijd weer de boeiende wor steling om zijn fantastische creaties onder het doodgewone alledaagse woord te realiseren. Dit brengt een spanning in zijn werk, die meermalen dwingt tot herlezing maar dan ook beloont. Zijn types blijven, bij de gril ligste fantasie, mensen van vlees en bloed. Het valt niet mee Bordewijk te be grijpen. Temeer niet, omdat Bordewijk moeilijk valt in te delen bij de een of andere wereldbeschouwing. Een Christelijke auteur is hij zeker niet, maar evenmin kan gezegd worden, dat hij een humanist is, of een socialist. Zijn creatie ontsnapt aan abstracties. Hij is wel vaak sateriek in zijn visie op het leven, als zodanig nadert hij „de lof der zotheid", maar zijn spot heeft dan meestal een wrange grondtoon. In deze bundel, die 't vorig jaar uit kwam, vertelt hij „de Geschiedenis van een vermogen"; „De eenheid in de tegendelen"; „Eva Colonna de Hospi- laele"; „Drie balkons"; „Verplaatsing van elementen" en „Musselkanaal". Het is ondoenlijk de inhoud van zijn „vertelling" weer te geven. Bordewijk laat zich slechts lezen, door wie lezen kan. En daarom leze men zelf. Dit proza blijft het waard. In „Ons Maandblad", het orgaan voor de geref. drankbestrijding, tref fen we een artikeltje, waaruit weer eens blijkt hoe diep we eigenlijk wel gezonken zijn met onze stijl. Een Ne derlands Hervormd predikant uit Am sterdam schrijft ml. het volgende: Moderne reclame. „Ook al bent u geen geheelonthou der, dan zult u dit toch maar een rare combinatie vinden. Voor sommige mensen is dit blijk baar niet zo vreemd. Ik zag een foldertje, voorstellende een zware Statenbijbel met stevige koperen sloten. Op die Bijbel stond gedrukt: Wat de eeuwen trotseerde. Als je zo'n foldertje ziet, denk je aan iets van het Bijbelgenootschap. Want dat klopt allemaal wel: Bijbel en Bijbelgenootschap, Bijbel en wat de eeuwen trotseerde. Maar toen ik dat foldertje open sloeg, zag de binnenkant er allerminst bijbels uit. Een uitstalling van alco holische dranken keek je aan. De bor rel stond in het midden. Wat de eeu wen trotseerde bleek niet de bijbel te zijn, maar de borrel, speciaal de borrel geschonken door de firma Fockink, van wie deze fijngevoelige reclame bleek te zijn. Eerst ben je alleen maar diep ver ontwaardigd over deze lasterlijke re clame. Dan ga je je verbazen, dat mensen blijkbaar ten enmale niet voe len: hier gaan we te ver. Dat de je never geen veredelende uitwerking heeft, is zonder meer duidelijk. Maar blijkbaar heeft de firma Fockink dit nog eens duidelijk willen demon streren." «N «3 C tx CLt r -H 4) c'ÏÏ «■o* go.-t 1, v bi C 01 ÖD r> O O) 01 o ao d S'S 03 U (U gd 01 HO Cd bfl -*-» QJ O <D a> u «5 H S 2 „PEn-ü°<»a>$ Sp,l§g?i«||S i ai G W) <u .J G cd cd Cj üp '3 Q r" 4J -p i'p tl 11 4) k rsg!aSlwaa d fl tj d ft* oi cd oi g w H a-e 8 01 .2:3 g «'o «•g- g a 8 a g «o X Xfl ca 2- -o os a J3 a>y-o <u Sï< g c Sh a C a» -p» Q> Q. OJ 01 w-J OT 5* w cd oi w G oi ai d x&w U'"P o a, llUg I t I I I O i I n HBS«2 C g Ofl*-. U G 41 -1 <3 o> j, a a W 01 01 01 fcfl g*3| g I 3 M 0> -+J w c? 8 O» 01 9?£;Mssi.ssSJaJ«s^!s oa cü pa 0) fi ga# C rt a-.H MC CQ 'g "Z 3 o g a£,cj w Z js, as >9 ■-3 5H c -^ ti c P °.-df s>?i a-s g 'I 3 At -01 u w S cd .2 Qi cd h-j -C "r"> cd «1 o; di oi 'r nl'O

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1952 | | pagina 5