sm
Ta*niUMad C
itermrg Mwiic
ma
Kruiswoordraadselende politie.
Resultaten van ons onderwijs
2)-e lt>ii}deA.
RoeM-tópAeÈUtq,
ApAo-ïCisneti
Övi$ f
Rafidim na. WlaóAa.
Studiën in Volksstructuur
Van *t;;i
gespreken
l> 0.B
3
|a^8
1
Vrijdag 27 Juni 1952
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
Het is bekend, dat we in Nederland
ln een landje van al maar studerende
mensen leven. Al a -.aagd Is het mop
je, dat In een bepdde tijd des jaars
de éne helft van Nederland de andere
helft het een of andere examen af
neemt. Wie tegenwoordig kruidenier of
schoenmaker wil worden, moet eerst
student zijn geweest en zich avond aan
avond gebogen hebben over zwaar
wichtige boeken en behoorlijk examen
hebben afgelegd wil hij zijn doel berei
ken.
Hoe hoog de eisen voor de lesroosters
der lagere en middelbare scholen zijn
opgevoerd weten we allen. Dat een groot
deel van de moderne jeugd met kapotte
zenuwen en met bloedarmoede het leven
worden Ingestuurd weten we ook alle
maal. En dat het alles millioenen bij
miliioenen kost ervaren we ook zonder
uitzondering.
Het enige waarop we vereenvoudigd
hebben dat is onze spelling. We hebben
onze Nederlandse taal verknoeid, zoals
we in de laatste tientallen jaren zoveel
in ons goede landje verknoeid hebben.
Het heette, dat het te moeilijk was voor
de jeugd om behoorlijk Nederlands te
leren. Dat de jeugd in Duitsland vol
strekt geen betere hersens heeft dan de
Nederlandse en dat de jongens en meis
jes daar vlot en zeer precies een heel
wat moeilijker taal onberispelijk leren
schrijven en spreken, wordt maar over
het hoofd gezien.
En nu de resultaten. Het is het
Maandblad „Neerlandia", dat er ons
enkele voorbeelden van geeft.
Nog eens het woordgeslacht.
Een onzer lezers, de heer Mr M. D.
van Heijnlngen Bosch te Veendam, ves
tigde in een brief aan de redactie de
aandacht op enige veel voorkomende
taalfouten in dagbladen, zoals „der aca
demische senaat" en zelfs „der spre
ker".
„Vooral dat gebruik van der voor
des", zo schreef hij, „is zeer baldadig.
Wjj moetan dan zeker ook gaan schrij
ven der middag en der-Graafhage!"
Ook wij wezen er reeds herhaaldelijk
op, dat, met het overboord werpen van
de naamvals-n, het hek van de dam is
voor wat betreft de geslachtelijke on
derscheiding der woorden in de geschre
ven taal.
Aan bovenstaande voorbeelden kun
nen wij het volgende toevoegen, ont
leend aan de tekst van een verzoek
schrift
„Naar aanleiding van.en in ver
band methebben de ondergeteken
den de eer Uwe Excellentie het volgen
de te Zijner kennis te brengen". Een
taaltje om van te rillen en dat in een
brief aan de minister van onderwijs.
Ook heren journalisten kunnen soms
nog wonderlijk met hun Nederlands
omspringen. Dat Illustreert „Neerlan
dia" met het volgende stukje proza,
geknipt uit „Het Vaderland".
Overleggen.
We lezen in Het Vaderland van 1
April 1952:
„De Poolse Regering zal niet ingaan
op de uitnodiging van Amerika (om)
bewijsmateriaal te overleggen voor een
verder onderzoek van de massamoord
ln het bos van Katyn".
Wij meenden, dat het bij de tegen
woordige stand van zaken geen zin had,
daarover nog overleg te plegen, doch
wel, Polen te verzoeken te tonen, dat
het in staat en bereid is bewijsstukken
voor zijn bewering over te leggen.
Het verschil leerden we al op de la
gere school.
En wat de gewone man van onze
taal maakt komt iedereen dagelijks te
gen. „Neerlandia vertelt er het volgen
de van:
Woningnood.
Aan de „Bijbank Post", maandblad
van de Personeelsvereniging „De Java-
sche Bank" te Amsterdam van 1 April
Jl. ontlenen wij de volgende „bloemle
zing uit brieven, ontvangen door een
bureau voor huisvesting, ergens in ons
land".
De kamer is niet alleen schadelijk
voor de gezondheid, maar ondergraaft
ook de zedelijkheid van mijn achtjarig
Kxmtje.
Verlaat mij niet om mijn verleden,
noch om het leven, dat mij wacht.
Ik heb misschien vergeefs gestreden,
de voorgeschreven slag vermeden,
bedreigd door overmacht.
Verlaat mij niet om mijn gebreken.
Laat ons weer zwijgend verder gaan.
Alleen ben ik teruggeweken,
Maar met Uw kruis als liehtend leken,
kan niemand mij weerstaan.
Anthonie Stolk.
Van de uitgever J. B. Wolters,
GroningenBatavia, ontvingen we de
volgende uitgaven:
„Plantkunde"deel II. Spore-
planten, viren en erfelijkheids
leer. Door Fop. I. Brouwer.
Dit werk, geschreven door een le
raar aan de Rijksmiddelbare Land
bouwschool en Landbouwwinterschool,
is ook bestemd voor het Landbouw
onderwijs. Bij dit werk sluit een sup
plement geheel aan.
„Weidebouw", door Ir. H. van
der Molen en J. Koelstra.
Ook dit boek is bestemd voor het
Landbouwonderwijs.
„Beknopte Scheikunde", door
Dr S. C. Bokhorst en L. J.
Poortvliet.
Dit werkje verscheen, evenals de
bovengenoemden, in de serie der Ne
derlandse Land- en Tuinbouwbiblio
theek.
„Onze Veeteelt", door W. F.
Boerefijn en W. van Dam.
Hierbij behoort een werkboekje,
waarin opgaven staan, die de leer
lingen kunnen maken, als ze het leer-
leesboek grondig hebben doorgewerkt.
Deze werkjes zijn bestemd voor de
hoogste klassen van Lageie scholen
en voor Voortgezet gewoon lager on
derwijs, en ook voor de laagste klassen
van Uloscholen.
Men heeft in dit leerleesboek een
heel goede toon weten te treffen. Dit
zal er bij de leerlingen wel ingaan.
Al deze uitgaven zijn door de uit
gever uitnemend uitgevoerd. Veel
illdstraties maken deze leerboeken
voor de leerlingen stellig zeer aan
trekkelijk.
Al wie in deze vakken les moet
geven, zal er goed aan doen eens van
deze werken kennis te nemen, opdat
men voor de studerende jeugd het
allerbeste kan verkiezen. En de on
derwijsman vaart er zelf wel bij, als
hij met goed materiaal kan werken.
Wij zijn zo bekrompen, dat we slechts
twee bedden in het vertrek kunnen op
stellen. We hebben het dan zo benauwd,
dat we ons niet kunnen keren van de
ruimte.
Ik heb rheumatlek en een kind van
vier jaar. Dat komt allemaal van de
vocht. U moet hier iets aan doen.
Wij willen ook wel eens languit lig
gen. U moet ons maar eens komen kij
ken, want de hulsbaas verrekt het. Als
U eens zag hoe wij zitten, zou U er
werk van maken. We bemoeten drin
gend een andermans woning.
Wij zitten zo krap, dat die mensen
van de kamer naast ons, die de griep
hebben, ons door de dunne muren aan
steken. Als U eens poolshoogte kwam
nemen, kon U ook de koorts krijgen.
Aan de ene kant is mijn vrouw In
verwachting en aan de andere kant re-
geht het in. De W.C. is bouwvallig en
zodoende kunnen wij daar niet langer
huizen. Als het hard waait zijn wij met
levensgevaar verbonden.
Uit een en ander blijkt ons wei, dat
de heren onderwijzers nog veel werk
aan de winkel hebben!
Mijn beste nichtjes en neven,
Nu ga Ik jullie toch weer aan het
werk zetten. Nee, niet met gewone
raadsels. Dat is goed voor de winter.
Het moet nu wat anders zijn. Wat dan
wel?
Dat ga ik jullie vertellen. Er is weer
keus tussen twee opgaven. Ieder kan
dus nemen, wat hij of zij het liefste doet.
De eerste opgave is weer een kleur-
werkje. Jullie zien dat plaatje natuur
lijk. Kijk maar eens goed, want het is
voor sommigen een bekend plaatje. Het
is Colijnsplaat. Wie nu graag kleurt, zet
heel dit schilderijtje in prachtige kleu
ren. Als dat klaar is, krijg ik het schil
derstuk opgestuurd. Dat begrijpen jul
lie wel.
Maar er zijn er ook bij in onze fami
lie, die liever de pen, dan het tekenpot
lood gebruiken. En voor zulken heb ik
een opstellenwedstrijd. Maar een bijzon
dere opstellenwedstrijd. Het moet nu
eens een opstel wezen over de plaats
waar je woont. Je moet maar eens ver-
Voor beide opgaven, de kleurwedstrijd
en voor de opstellenwedstrijd moeten de
inzendingen uiterlijk 31 Augustus bij mij
binnen zijn.
Jullie hebt dus alle tijd er wat moois
van te maken.
Het adres is als gewoonlijk: Tante
Truus. Redactie Zeeuwsch Weekend,
Goes.
Maar jullie weten het, wie me voor
die tijd nog iets vertellen wil, doet me
groot pleizier. Ik ben nu eenmaal dol
om lange brieven te krijgen.
Er liggen nog een paar vacantiebrie-
ven te wachten. Die krijgen nu een
beurtje. Allemaal gegroet.
Jullie TANTE TRUUS.
VI?
tellen hoe groot die plaats ls, wat er
het meeste verwerkt wordt door de man
nen. Zo als je b.v. in Yerseke woont,
dan vertel je natuurlijk iets over de
mossel- en oesterteelt. Woon je echter
in Kapelle, dan krijg ik vast wat te le
zen over fruit. En zo moet je maar eens
goed informeren, wat er nu op je eigen
dorp of in de eigen stad gedaan wordt.
Er moet, dat spreekt vanzelf, ook iets
verteld worden over het dorp zelf. Hoe
dat er uitziet en of er ook een mooi oud
gebouw is, of zo iets. Probeer dus maar
zoveel mogelijk te vertellen van de
plaats waar je woont.
<V>' (/N1PUA.A.T
Blonde Lelie, Goes. Ik denk, dat jij
nog niet in heel veel van al die plaat
sen met een M. geweest bent. Als je
later eens op reis gaat en je komt in
zo'n plaats, dan zul je vast denken, die
heb ik al eens opgezocht voor Tante
Truus. Weet je al, wat je straks in de
vacantie gaat doen Nachtegaal te
Heinkenszand. Jullie gaan een heel eind
van huis met je schoolreisje. Zouden
jullie ook nog naar die mooie dieren
tuin daar gaan Schrijf je me nog even
hoe jullie het gehad hebben op je reis
Ik hoop zo, dat het dan heel mooi weer
zal zijn. Hoeveel klassen gaan er mee?
In de kleinste potjes bewaart men de
fijnste zalf.
De kracht der natuur toont zich in
het kleinste.
De meerderheid heeft vele harten
maar een hart heeft zij niet.
De meerderheid heeft nooit het recht
aan haar zijde. Dat is een van die vele
maatschappelijke leugens, waartegen
een vrijdenkend man zich moet verzet
ten.
Wie veel denkt deugt niet tot partij
ganger; hij denkt zioh door de partij
heen.
Hoort naar hem die over de publieke
zaken raaskalt, want door hem zult gij
de mening der meerderheid vernemen.
Meer mensen zijn ongelukkiger door
gebrek aan het overtollige, dan aan het
noodzakelijke.
Wees liever metselaar als dat uw
aanleg is.
De ootmoed is het altaar waarop God
wil dat men Hem offeranden brengt.
Sommige mensen zijn trots op hun
nederigheid.
Wie geen onrecht doet heeft daarom
nog geen recht op de naam van recht
vaardig; wel hij, die in staat ls onrecht
te doen, doch hét niet wil.
van
Vrijdag 27 Juni 1952, No. 2207.
Uitgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V.
Goes
eeuu/scH
u/eexem
UIT DE SCHRIFT.
Dezer dagen schreef een Amsterdams
predikant in een der bladen, dat het
hem eens overkomen was, dat hij des
avonds om half twaalf door de politie
werd opgebeld. Toen hij de hoorn van
de haak nam hoorde hij een zware man
nenstem. die sprak: „U spreekt met de
politie op de Marnixkade!" Op zijn
vraag: „Wat is er van uw dienst?" ant
woordde hij: „Wij zitten met een kruis
woordraadsel. We hebben alles behalve
één woord, een woord van vier letters,
dat vaak in de Psalmen voorkomt. Wij
hebben twee letters: seKunt u ons
misschien verder helpen? „Waarop de
dominé ten antwoord gaf: „Zet er maar
„la" achter, dan is de zaak in orde".
Een aardig grapje is men geneigd te
zeggen, maar het is meer dan dat: het
wijst op grote onkunde omtrent de bij
bel.
Een paar weken geleden vergaderde
te Amsterdam het Ned. Bijbelgenoot
schap en één der sprekers refereerde
daar over 't ontstellend gebrek aan bij -
belkennis bij ons volk. We kunnen 't zelf
schier iedere dag constateren. Wie ra
dio en pers bijhoudt, het verkeerd ge
bruik van bijbelteksten, het uit zijn ver
band rukken van teksten, het slordig
en onjuist citeren van teksten en wat
nog erger is: bij de opgroeiende jeugd
een verontrustend gemis aan interesse
in de bijbel, het gebrek aan kennis ook
maar van de bekendste Schriftuur
plaatsen, die vraagt zich af: waar
gaan we heen? Er is allerwege, bij ons
christelijk volksdeel niet uitgezonderd,
belangstelling voor de bioscoop en het
sportveld. Men kent op zijn duimpje
de filmsterren en sportkampioens, en
men neemt het de pers zéér kwalijk
wanneer er geen volledige verslagen
van allerlei sportwedstrijden worden
gegeven, maar voor het Woord, dat
God tot ons spreekt is geen belangstel
ling.
We spreken over de moderne „cul
tuurproblemen", over de „nood der
jongeren" en wat dies meer zij.
We geloven, dat we met dat woord
„cultuur" maar eens wat voorzichtig
moesten gaan worden. Het woord „ge-
notsprobleem" is beter op zijn plaats.
Het werkt misleidend wanneer we
het publiek vermaak, toneel, sport,
bioscoop en dans onder de „cultuur"
gaan rekenen. We geloven, dat het alle
maal bitter weinig met cultuur te ma
ken heeft. Het heeft alleen te maken
met de genotzucht, de vermaakharts-
tocht van een overprikkeld en over
spannen generatie, dat verbleekt en
verlept, leeg van hoofd en hart, ver
strooiing zoekt en najaagt, waarmee
het een hol en ijdel leven tracht op te
vullen.
Men spreekt van „kunst" en „cul
tuur", waar men moest spreken van
zingenot en verstrooiing.
Dezer dagen lazen we ergens, dat
toen daar in het oude Rome een escorte
gevangenen de stad werd binnengeleid,
waaronder zich de apostel Paulus be
vond, het deze gevangene is geweest
die cultuurdrager was bij de gratie
Gods, tegenover een wereldstad met een
vergoddelijkte caesar, die paleizen en
danseressen en vermaak tot zijn be
schikking had.
Die oud-romeinse cultuur was bezig
zichzelf te verteren. Er lag een le
venszatheid en leegheid over de z.g.
„beschaving", verlept en verdord en
uitgeleefd en toen zijn het wat vissers
en tentenmakers, met vereelte handen
geweest, die waarachtige cultuur heb
ben gebracht in het afgeleefde Europa.
Onlangs sprak ik iemand, die me ver
telde: mijn oude vader heeft misschien
nooit schone nagels gehad, hij was een
eenvoudige landbouwer, maar hij bezat
meer innerlijke beschaving dan menig
gepolijst heertje waarmee ik tegen
woordig te maken heb.
In de moderne literatuur, die maar al
te gretig óók door onze christelijke
jeugd verslonden wordt en waaraan on
ze „christelijke" middelbare scholen
helaas maar al te graag voet geven,
worden de Calvinisten bij voorkeur
voorgesteld als de dompers, de achter-
aankomers, de kerels met de uitgerekte
bleke fanatieke gezichten, de yijanden
van de „cultuur" en de „vooruitgang",
de reactionairen, die immers van toneel
en dans én schouwburg en bioscoop
niets moeten hebben. Bij voorkeur wor
den ze dan ook graag voorgesteld als
de farizeërs, die de kat in het donker
knijpen.
We zullen onze jeugd, als we tenmin
ste nog ernst maken met onze Doop
belofte, weer moeten bijbrengen, dat
die moderne literatuur in één woord:
liegt. Het is precies andersom. Onze
Calvinistische vaderen hadden een bre
dere en diepere kijk op het leven ,dan
de bioscoopmaniakken van vandaag en
de nerveuze, verbleekte en verlepte
danseurs van deze tijd. En ze bezaten
meer levensblijheid óók, die evenwich
tige, rustige kerels, die wisten wat ze
wilden, dan de levensbange uit het lood
geslagen, de werkelijkheid ontvluch
tende moderne generatie.
De mannen en vrouwen, die bij de
Bijbel zijn opgevoed, zijn cultuurdragers
geweest, want ze kenden hun bijbel en
die bijbel is het culturele boek bij .uit
nemendheid. Afgezien van het feit, dat
die bijbel ons confronteert met de
hoogste Waarheid en Werkelijkheid en
de Bron van alle ware schoonheid en
cultuur, bracht die bijbel hen in aan
raking met de oude wereld, onderrich
te hen in de wereldgeschiedenis der
oude cultuurvolkeren, Egyptenaren,
Babyloniërs, Phoeniciërs, Grieken en
Romeinen. Leerde hen de oude filosofie,
de hartstochten van de wereldgroten,
bracht hen in aanraking met de he
breeuwse poëzie, de literaire schoon
heid van de Bijbel en bovenal met de
En hij noemde de naam dier
Toen kwam Amalek en streed
In dit gedeelte van de Schrift,
waarin ons o.m. beschreven worut
de strijd tussen Amalek en Israël in
de woestijn, openbaart de Here ons
een nieuw moment. Namelijk dit, dat
Hij zijn volk RECHTSTREEKS gaat
inschakelen bij de strijd in het Ko
ninkrijk. Want tot nu toe had de
Here het, om het zo eens te zeggen,
altijd maar alleen gedaan. Denk
maar aan de plagen in Egypte, waar
het volk als volk geheel buiten
stond. En denk vooral ook aan de
ondergang van Farao en zijn leger,
waarbij Israël slechts het toekijken
had. En werd Israël in de woestijn
bedreigd door honger of dorst, dan
hielp de Here in het uiterste geval
via Mozes. Maar dat wordt nu an
ders. Het volk wordt ingeschakeld.
En zo is het vandaag nog. De strijd
op alle fronten moet gestreden.
Maar denk nu niet te hoog van dat
volk. O ja, we weten wel: de kerk
is het vrouwenzaad, en de vijandige
machten, zoals Amalek in de woes
tijn, slangenzaad. Maar daarmee is
niet alles gezegd. Want wat voor
volk ging God op dat moment in
Ex. 17 inschakelen? Een volk, dat
plaats MassaEx. 17:7 a.
tegen Israël in Rafidim.
Ex. 17 :8v.v.
nog maar even tevoren zijn ongeloof
en afval verdiept had. Ze hadden
weer eens gekankerd omdat er geen
water was. En dan gebruikt de
Schrift hier een moord, dat tot nu
toe nog niet gebruikt was, n.l. dat
het volk „TWIST". Het gaat van
kwaad tot erger. Ze willen zelfs
Mozes stenigen. Mét dat volk gaat
God het wagen. Maar niet óm dat
volk. En ook niet dóór dat volk.
Want zoals de staf van Mozes reeds
zovele malen dienst had gedaan, zo
moet die ook thans in de hand van
Mozes gezien worden. Mozes, de
Oud-Testamentische Middelaar met
zijn staf in de hand blijft noodzake
lijk. Is eerste voorwaarde. De kerk
mag strijden, alleen om het welbe
hagen. Alleen uit kracht van de
Middelaar, Jezus Christus. Anders
brachten we er niets van terecht. Ja,
we hebben het eerstgeboorteRECHT,
maar we verspelen de eerstgeboorte-
GOEDEREN doorlopend, vooral als
die goederen niet op tijd tot onze
beschikking staan, zoals het water
bij Israël in de woestijn. Rafidim:
dank Vader! Massa: Vergeeft! Gij
moet 'ttoch ALLEEN blijven doen.
Wijsheid die van Boven is en 't verlos
singswerk van de Zoon van God, in
Wien alle cultuur slechts haar redding
en regeneratie vinden kan.
Laat die leeghoofdige bioscoopslam
pampers maar grinniken, om de jongen
en het meisje, dat die plaatsen ontvlucht
en liever naar de catechisatie en de
jeugdverenigng gaat. Het is de lach
van de dwaze, de spot van de stumperd,
die zich gek blijft prakizeren op zijn
levenskruiswoordpuzzle, maar het sleu
telwoord nooit vinden kan, dat een
voudige woord, dat alles oplost en dat
de Bijbel slechts geven kan.
door F. Bordewijk. Uitgave van
Nijgh Van Ditmar N.V.
Bordewijk is een aparte figuur in
de Nederlandse literatuur. Ofschoon er
een evolutie in zijn zegging valt waar
te nemen, blijft hij toch zichzelf ge
lijk en is er wat vormgeving, zowel als
wat inhoud betreft bij hem weinig ver
andering te bespeuren.
Hij debuteerde in 1919 met zijn
Fantastische vertellingen en aan dit
genre is hij getrouw gebleven. In het
werk dat thans voor ons ligt niet het
minst.
Hij behoort tot de „ouderen" en een
jongere generatie vraagt al weer ja
renlang de aandacht. Toch zal Borde
wijk zijn plaats behouden. Terecht is
gezegd „wat voor Vestdijk de psycho-
gie is: het middel om tot intensiteit
van beleven tot communie met het
mysterie te komen, dat is voor Borde
wijk de fantastische visie".
Mocht hij in het begin al moeite ge
had hebben om zijn juiste taalvorm
te vinden, (hij maakt het zich dan ook
niet gemakkelijk met zijn vormgeving),
hij heeft nu sedert lang een volkomen
overwinning op deze moeilijkheden
behaald. En vooral dit laatste werk
getuigt van een zeggensvermogen, een
uitbeeldingskracht, die gerust uniek
genoemd mag worden. Wat bij hem
treft is altijd weer de boeiende wor
steling om zijn fantastische creaties
onder het doodgewone alledaagse
woord te realiseren. Dit brengt een
spanning in zijn werk, die meermalen
dwingt tot herlezing maar dan ook
beloont. Zijn types blijven, bij de gril
ligste fantasie, mensen van vlees en
bloed.
Het valt niet mee Bordewijk te be
grijpen. Temeer niet, omdat Bordewijk
moeilijk valt in te delen bij de een
of andere wereldbeschouwing. Een
Christelijke auteur is hij zeker niet,
maar evenmin kan gezegd worden, dat
hij een humanist is, of een socialist.
Zijn creatie ontsnapt aan abstracties.
Hij is wel vaak sateriek in zijn visie
op het leven, als zodanig nadert hij „de
lof der zotheid", maar zijn spot heeft
dan meestal een wrange grondtoon.
In deze bundel, die 't vorig jaar uit
kwam, vertelt hij „de Geschiedenis
van een vermogen"; „De eenheid in de
tegendelen"; „Eva Colonna de Hospi-
laele"; „Drie balkons"; „Verplaatsing
van elementen" en „Musselkanaal".
Het is ondoenlijk de inhoud van zijn
„vertelling" weer te geven. Bordewijk
laat zich slechts lezen, door wie lezen
kan. En daarom leze men zelf. Dit
proza blijft het waard.
In „Ons Maandblad", het orgaan
voor de geref. drankbestrijding, tref
fen we een artikeltje, waaruit weer
eens blijkt hoe diep we eigenlijk wel
gezonken zijn met onze stijl. Een Ne
derlands Hervormd predikant uit Am
sterdam schrijft ml. het volgende:
Moderne reclame.
„Ook al bent u geen geheelonthou
der, dan zult u dit toch maar een rare
combinatie vinden.
Voor sommige mensen is dit blijk
baar niet zo vreemd.
Ik zag een foldertje, voorstellende
een zware Statenbijbel met stevige
koperen sloten. Op die Bijbel stond
gedrukt: Wat de eeuwen trotseerde.
Als je zo'n foldertje ziet, denk je aan
iets van het Bijbelgenootschap. Want
dat klopt allemaal wel: Bijbel en
Bijbelgenootschap, Bijbel en wat de
eeuwen trotseerde.
Maar toen ik dat foldertje open
sloeg, zag de binnenkant er allerminst
bijbels uit. Een uitstalling van alco
holische dranken keek je aan. De bor
rel stond in het midden. Wat de eeu
wen trotseerde bleek niet de bijbel
te zijn, maar de borrel, speciaal de
borrel geschonken door de firma
Fockink, van wie deze fijngevoelige
reclame bleek te zijn.
Eerst ben je alleen maar diep ver
ontwaardigd over deze lasterlijke re
clame. Dan ga je je verbazen, dat
mensen blijkbaar ten enmale niet voe
len: hier gaan we te ver. Dat de je
never geen veredelende uitwerking
heeft, is zonder meer duidelijk. Maar
blijkbaar heeft de firma Fockink dit
nog eens duidelijk willen demon
streren."
«N
«3
C
tx
CLt
r -H 4) c'ÏÏ
«■o* go.-t
1, v bi
C 01
ÖD r>
O O) 01
o ao
d S'S
03 U (U gd 01 HO Cd bfl -*-» QJ O <D a> u «5 H S 2
„PEn-ü°<»a>$ Sp,l§g?i«||S
i ai G
W) <u
.J G
cd cd
Cj üp '3 Q r" 4J -p
i'p tl 11 4) k
rsg!aSlwaa
d fl tj d
ft* oi cd oi g w
H a-e 8 01
.2:3 g «'o
«•g- g a 8
a g «o
X
Xfl
ca
2- -o
os a
J3
a>y-o <u
Sï< g c
Sh a C
a» -p» Q>
Q. OJ 01 w-J OT
5* w cd oi
w G oi ai
d x&w
U'"P o a,
llUg
I t I I I O i I
n HBS«2
C g
Ofl*-. U G 41
-1 <3 o>
j, a a
W 01 01
01 fcfl
g*3|
g I 3 M
0> -+J w
c? 8
O» 01
9?£;Mssi.ssSJaJ«s^!s
oa
cü
pa
0) fi
ga#
C rt a-.H MC
CQ 'g "Z 3 o g
a£,cj w Z js, as >9
■-3 5H c -^
ti c P
°.-df
s>?i a-s g
'I 3 At
-01
u w S
cd .2 Qi
cd h-j -C
"r"> cd
«1 o; di
oi 'r nl'O