riilsihiüiis-TïS 11 rf mmm mum
.Regeringsopdrachten'
Bt
CD JO
is
2 o
310
s 8
CD
»*2.® a
c w&
g, w
5? r+ W
i CO Q
^^3 c/i cc
til (t3 i+
0 g utT
S 2?w
OO OQ *0
M™ SS*
HDW J 2
oa> sP-3
o D
p
- <I> CTQ
8
to
h8
N 2 4 fü 3 3 3 2 ry1" siQoC^,^3fI)2<,D ^^QniScïSn
B:^s^ &9c1gfB.SR3S.8-S^loIp,-s
2 £a" 03
S <0 a.*0
P M 1
2 ju ui g
3 3 <iSS
?- fl> M
*"2
<D 3
a
Vrijdag 20 Juni 1952
'T ZEEUWSCH WEEKEND.
Pagina 4
christelijke politiek voerde, was toch
iemand om als mens diep respect
voor te hebben. Hij was een man van
veel geld, maar hij was geen „kapi
talist" in de ongunstige betekenis van
het woord. Hy had een open oog voor
de ellende van zijn medemens en een
gevoelig hart voor ongelukkigen. Hij
heeft aan veel wantoestanden in ons
grote land met krachtige hand een
einde gemaakt en dat niettegenstaan
de veel tegenkanting van mannen als
hij zelf, wier vertrouwen en vriend
schap hij er voor riskeerde en voor
over had.
Zoals bekend was hij een invalide.
Een kinderverlamming had zijn benen
gedeeltelijk onbruikbaar gemaakt.
Wanneer hij ging staan of een paar
stappen moest lopen, had hij een sta
len beugel onder zijn kleding, die hem
dat staan en lopen mogelijk moest
maken. Men kan zich voorstellen, wat
een handicap dit voor hem geweest
moest zijn by zijn toch al zo boven
menselijk zware arbeid. Maar nie
mand heeft er ooit iets van gemerkt.
Hij bezat een ijzeren wilskracht om
zich over deze moeilijkheid heen te
zetten. Hij vond het een gr.ote mis
stand in de Verenigde Staten, dat het
kapitalisme en de spoorwegen en de
staalindustrie en de slachtplaatsen
voor het vlees in hun monopolie be
zaten en feitelijk konden doen wat zij
wilden, en waar tegenover 80 van
onze natie volkomen machteloos stond.
Deze 80 moest zich geheel onder
werpen aan de wil van deze geld
magnaten. Toen Roosevelt in 1932 dan
ook het roer in handen kreeg, was dat
een volkomen kentering in de gang
van zaken. Het kapitalisme werd
overeenkomstig zyn inkomsten zwaar
belast. Het was het standpunt van
Roosevelt, dat ieder, die een inkomen
had boven de 25000.dollar per jaar,
wat er boven ontvangen werd, maar
moest afstaan voor de behoeftigen des
lands. De pers, die natuurlijk in de
macht van het kapitalisme stond,
schreeuwde moord en brand en de
persoon van Roosevelt bleef in deze
perscampagne niet gespaard. Maar
daar stond hy volkomen boven en
bracht geen verandering in zijn ziens
wijze. Hij werkte zijn program rustig
af. Hij was een eenzame figuur, een
genie en daarom een eenling, zoals
genieën ook inderdaad zijn. Miskend
en verguisd door de tijdgenoten, die
hem niet begrepen, hoog vereerd door
een nageslacht, dat de vruchten van
het werk gaat plukken. Hij nam het
op voor alles wat verdrukt en on
rechtvaardig behandeld werd. Een
sterk staaltje uit het begin van zijn
presidentschap moge dit illustreren.
Er was een arme vrouw, wier man
onschuldig in de gevangenis was te
recht gekomen. Deze man was nog
niet lang in Amerika en stond geheel
onschuldig bij een straatoproer het
schouwspel van de vechtende politie
aan te kijken. Hij was gearresteerd
en door een getuige van moord be
schuldigd, geheel op valse gronden.
De vrouw, die alles al geprobeerd
had om haar man van de doodstraf
te redden, ging ten einde raad naar
het Witte Huis van Roosevelt en vroeg
hem dringend te spreken. De Presi
dent was aan tafel, en dit werd haar
gezegd door een bediende. Maar ze
bleef aandringen en Roosevelt liet
haar bij zich aan tafel komen en liet
haar eten. Daarna ging hij haar voor
naar zyn bibliotheek en hoorde het
verhaal aan. „Wanneer je de waar
heid gesproken hebt, vrouw", zei hij,
dan is je man morgen op vrije
voeten". En dat gebeurde.
Geen wonder dat hij door derge
lijke dingen het hart des volks stal.
Nu bij deze verkiezingen geven de
Republikeinen hem nóg de schuld
van het feit, dat de dollar niet meer
de hoge waarde heeft van vroeger.
Geheel onbillijk. Want het geld is in
ieder geval thans in circulatie en dat
was het vroeger niet. Toen was het
schaars en opgehoopt in de brand
kasten van enkele tientallen. Dat er
meer welvaart onder het volk ge
komen is, bewijzen wel de spaarkas-
sen, die geweldige kapitalen opge
hoopt hebben liggen, uit de beurzen
van het gewone volk. Iets dat voor
heen in Amerika onbekend was.
Volgende week wil ik nog wel iets
over de verkiezingen in ons land ver
tellen. Er zit nog wel kopij in en ik
heb soms de indruk, dat we in Euro
pa en ook bij jullie niet geheel be
grepen worden.
Tot volgende week dus maar.
Oom CEES.
Mijn beste nichtjes en neven,
Jullie grijpen deze week natuurlijk
dubbel nieuwsgierig naar ons Week
end, want jullie verwachten nu, dat
ik vertellen zal wie de gelukkigen
zijn, die met de prijzen aan de haal
gaan voor onze Aardrijkskundige
prijsvraag. Ik zal jullie niet langer
laten wachten hoor, dus daar komen
de namen.
Voor degenen, die in het buitenland
op zoek zijn gegaan, kwamen in aan
merking:
Tries de 3. te Zierikzee, en
Sneeuwklokje te Wolfaartsdijk.
Voor de binnenlandse reizigers
zijn het:
Scholekster te Vrouwenpolder en
Honingbijtje te St. Laurens.
Ziezo, dat zyn dus de gelukkigen.
Gefeliciteerd.
Maar ik ga degenen, die nu niet een
kansje kregen, een andere keer aan
het werk zetten. Wie weet krijgen zij
dan een beurtje. Ik zal van de week
eens goed verzinnen, wat ik jullie
voor werk zal geven in de vacantie,
want je kunt dan toch niet alle dagen
niets doen. Kijk dus de volgende keer
maar goed in ons hoekje. Nu massa's
groeten van
Tante TRUUS.
Roosje te Middelburg. Ik ben ook niet
uit geweest met de Pinksterdagen, en
ik vond het net als jij thuis ook fijn.
Dat logeetje kwam een aardig eindje
uit de buurt. Ben jij al eens zo ver ge
weest? Komt Bellefleurtje nu de vol
gende keer bij jou op visite? Op die
manier zijn jullie eigenlijk dubbele nich
ten. Sneeuwklokje te Wolfaartsdijk. Ik
reken er op, dat je woord houdt en me
in je volgende brieven heel wat zal ver
tellen. Toen ik onlangs in Wolfaarts
dijk was, heb ik eens goed rondgeke
ken, toen ik in je buurt was, maar ik
zag daar geen meisje, waarvan ik dacht
dat kon myn nichtje weieens zyn. Jam
mer hoor. Als ik weer in de buurt kom,
hoop ik gelukkiger te zijn en je te ont
dekken. De jonge Professor te Colijns-
plaat. Fijn zeg dat het haast allemaal
nieuwe waren, die ik zond. Je bent ten
minste met een sprong vooruit gegaan.
Help me maar weer eens onthouden
hoor. Op dit ogenblik heb ik er nog niet
veel hoor. Ik heb je al verteld, dat ik
zelf niet rook, dus moet ik het ook van
krygen hebben. Plak je ze in? Goud
visje te Serooskerke. Wat een grote
visite heb jy gehad. Dat was wel een
kamer vol. De kleine Nellie was zeker
wel bly op haar verjaardag. Wat heb jij
haar gegeven? Die kleine kuikentjes
zijn ook net speelgoed. Ik kan me best
begrijpen, dat je er graag eens eentje
oppakt. Maarhet is ook weer be
grijpelijk, dat de kip bang is als je aan
haar kindertjes komt. Ze wil er echt
voor zorgen. Een hele poos geleden was
ik eens ergens waar ook veel kippen
waren. Een paar kippen hadden het
zo voortdurend op een knoopje van mijn
witte schoen voorzien, dat ik tenslotte
maar een beetje uit hun buurt gevlucht
ben, want ik was bang dat ze wel eens
naast mijn schoen in mijn kousen zou
den pikken endat is niet zo leuk
he Oranjebloempje te Serooskerke.
Dat zal een hele verandering geven, als
je naar die andere school moet in M.
Maar ik weet haast wel zeker, dat je
het daar fijn zult vinden. Je leert daar
zoveel, waarvan je al dadelijk pleizier
kunt hebben en later nog veel meer.
En je zult eens zien hoe gauw je al iets
lekkers mag koken, he, kon ik dan daar
maar eens van komen proeven. Wel
echt gezellig dat je vriendinnetje naar
dezelfde school zal gaan. Dan kunnen
jullie elke dag de tocht samen maken.
Hoe moeten jullie dat doen, met de
fiets of met de bus? Scholekster te
Vrouwenpolder. Ja, ik vond het een
pracht plaatje uit Vrouwenpolder, maar
ik schrok, toen je me vertelde, dat het
er zo niet uitzag. Dan zal ik die mijn
heer toch eens boos aankijken hoor, om
dat hij ons voor het lapje heeft gehou
den. Maar weet je wel zeker, dat het
zo niet is. Ik denk, dat ik zelf eens kom
kijken. Dan weet ik het ineens zeker.
Woon jij dicht in de buurt van de hui
zen van het plaatje Niets erg hoor, dat
je de plaatsen in ons land koos. Ik be
grijp best, dat je, als je nog zo jong
bent, nog niet veel landen van Europa
hebt behandeld in school. Maar dat is
met de meeste jongeren in onze raad
selfamilie zo. Fijn duidelijk was het zo.
Je mag je zus wel bedanken. Boerin
netje te St. Laurens. Stel je eens voor
elke week zo'n fijn feest, dat is niet om
vol te houden hoor. Maar jullie hebben
het met elkaar toch wel gezellig gehad
met de feestdagen, dat merk ik wel.
Je had best die onbekende namen er bij
kunnen schrijven. Dat had er mooi
bij geteld. Tries de .1. te Zierikzee. Nee
ik ben niet bij dat concours geweest,
dus was er weinig kans dat je me ge
zien had. Nu ik weet dat jullie zang er
bij was, spijt het me toch wel erg, dat
ik niet kon gaan luisteren. Als ik dan
gezien had, dat er een vereniging uit
Z. bij was zou ik wel eens gevraagd
hebben of er bekenden bij waren. Dan
had ik je vast ontdekt. Als er weer eens
zo iets aan de hand is, moet je maar
van te voren schrijven.
Correspondentie uitsluitend te richten aan:
J. Joosse, Eigenhaardstraat 6, Middelburg.
Eindspelen.
Het eindspel wordt door de meeste
schakers niet zó best behandeld, meest
al omdat men denkt: „het is toch wel
remise", of: „lk win het toch wel", of
men weet niet hoe het verder te spelen.
Een schaakpartij bestaat uit drie de
len: de opening, het middenspel en het
eindspel.
Om een goed inzicht te krijgen ln
verschillende eindspelen, b.v.: Dame-,
Toren-, Doper-, Paard- of plonnenelnd-
spelen, is het nodig eens studie te ma
ken van eindspelstudies.
Wanneer we nu zo'n studie aan de
hand van de oplossing naspelen, dan
zien we hoe of het moet.
In tegenstelling met probleemstellin
gen, komen eindspelstudies meestal
voort uit partyen. Daten we thans de
volgende stelling eens op het bord zet
ten.
Wit: Kg3, Pgl, De7, pionnen d3 en h5.
Zwart: Ke3, pionnen a2, d5, h7.
Wit speelt en wint.
Zoals men ztetj staat Zwart op hst
3. c7—c8Df, Ka7; 4. Dc7f, KaS; 5. Dh3
g2t, Dh7e4. Wat nu?
Daar komt de verrassing: 6. Dc7—h7!
en wint.
Bekijkt U het maar eens.
En nu nog de 3de stelling.
Wit: Kdl, pi a5, d3, dl, d6, g4.
Zwart: Kal, pi b7, c6, d7, e6, g7, g5.
Wit aan zet remise.
Zwart gaat pi a5 veroveren; Wit kan
dit niet verhinderen, maar moet probe
ren de zwakke velden b6 en c7 te be
reiken of de pionnen vast te leggen, zo
dat hij pat komt te staan. Het begin
zou leder schaker zo spelen: 1. Kc2,
Ka2; 2. Kc3, Ka3; 3. Kc4, Ka4; maar
nu gaat het er om, met Kc5 komt Wit
niet verder en verliest. Daarom nu 4.
a6!, ba6; 5. Kc5, Ka5; anders komt Wit
vla b6b7 binnen, eet pion d7 op en d6
wordt Dame. Nu staat Wit weer; terug
gaan betekent verlies en dus 6. döi, ed5,
of cd5. Zwart heeft niets beters en nu
volgt: 7. d4!; speelt Zwart nu g6, dan
staat Wit pat, en speelt hy Ka4, dan
volgt Kb6 en gaat d7 verloren.
De ladderwedstryd.
Hier allereerst nog de oplossingen
van de problemen 43, 44, 45 en 46.
Probleem 43: 1. Dh6t, gh6; 2. Pf6t,
Kh8; 3. Tg8t mat of: 1Kg8; 2.
Pf6f, Kf7; 3. Dg6f, Ke7; 4. De8f en
wint..
Probleem 44: 1. f5f!, Pg3; 2. Df4t,
Pe5; 3. De5f, Kc6; 4. Dd5t mat.
Probleem 45: 1. Dh7f, Kh7; 2. ThStj
Kg7; 3. Dh6f, Kh7; 4. Df8t mat.
Probleem 46: 1. Dg7, Kg7; 2. Th7t|
Kf8; 3. Th8|, Kg7; 4. Thl—h7t mat.
De nieuwe opgaven zijn als volgt:
Probleem 47 (zie diagram 47).
Wit: Kdl, Tf7.
Zwart: Kf3, Tg5, Df4.
Zwart aan zet en Wit gaf op.
De vraag Is: Waarom gaf Wit op, en
wat zou de zet van Zwart wel zijn?
Probleem 48 (zie diagram 48).
Wit: Kal, Tf6, pl h6.
Zwart: Kcl, Td2.
Wit aan zet wint.
Probleem 47.
punt Dame te halen. Wit kan daar niet
veel tegen doen. Toch speelt Wit: 1. De7
f6. Zwart: 1d5d4. Wat nu?
Spelen we nu Pf3, dan kan volgen alD,
Dd4f, Dd4, Pd4:, Kd4:, Kg4:, Kd3, Kg5:,
Ke4:, Kh6:, Kf5:, Kh7:, Kf6, h6, Kf7
en het wordt remise. Maar Wit speelt:
2. Pgle2!, a2alD; natuurlijk geen
Ke2:, want dan volgt Dd4: enz. Nu
speelt Wit geen Dd4, maar heel verras
send: 3. Pe2cl!; nu dreigt Lg5f en
na Del: eveneens.
Op Kd2 volgt Pb3f. Ook Da5 gaat
niet wegens Dd4: en Pb3t; blijft dus
over: 3h7h6, en nu volgt dan
Wit: 4. Df6e5! en wint.
Nu de volgende studie.
Wit: Ke8, Dh3, pl c5.
Zwart: Ka8, Dh7, pl b5, b3.
Wit aan zet wint.
Beide partijen gaan Dame halen. Het
thema wat hier wordt aangetroffen ls:
binding, weglokken en aanval. En het
gaat als volgt:
1. c5—c6, bS—b2; 2. c6—c7, b2—tOD;
abcdef gh
Diagram 47.
Probleem 48.
3 £?!Eig 3
SS» g urns'
o gin aoS,
SBSF-TCg.??-
a.
8*
2 n rn
SC n M - t 2 N
£2 Sn 0 -.° c
Hl 3 D G 3 (D s?" O M
(D <2 /}r CD ei®3
0 (D W o r+(TO rt Q.
1 £Ö*ÖO<D<D.3<DCI>£
v>
mWOS
sf 2 2-
E.
et) ct> p x
(t o:
M
co Jr1
a Oi CD
M (t
Wtjl
O rt C
2 S>
co j"
CD Ch p
Sr CD ft ^9 CD
2 W
??T sö
cd a
o. Sr g
CD W P
<1 N
2 cü:
0»
CQ
ET
t»
N)
Om
ïatnilieHod
van
Vrjjdag 20 Juni 1952, No. 220D
Uitgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V,
Goes
eei/u/scH
u/eexem
UIT DE SCHRIFT.
Er is deze week een boek uitgeko
men bij Bosch Sc Keuning N.V., ge
titeld: „In Drie Etappen", geschreven
door C. Rijnsdorp. In onze literaire
revue zal dezer dagen dit werk waar
schijnlijk wel besproken worden.
Daar wagen we ons in deze rubriek
dus niet aan. Maar wel willen wij op
de verschijning van dit werk ais zo
danig wijzen. Het boek schijnt n.l.
in „opdracht van de regering" te zyn
geschreven en uitgegeven.
De Uitgevers kondigen het op het
stofomslag aan met de volgende
woorden: „De van regeringswege ver
strekte opdracht voor dit werk luid
de: het schrijven van een essay,
waarin de hedendaagse literatuur en
critiek wordt getoetst aan de aesthe-
tische beginselen van Calvyn". En
verder zeggen de Uitgevers: „In de
formulering van de opdracht, die aan
Rijnsdorp werd verstrekt, valt voor
al op, dat niet gesproken wordt over
toetsing aan de Calvinistische begin
selen, maar duidelijk wordt gevraagd:
„toetsing aan de aesthetische beginse
len van Calvyn". Dit is, zoals Ryns-
dorp in de inleiding uiteen zet, niet
zonder reden gebeurd. Er bestaat een
■wezenlijk onderscheid tussen Calvijn
en Calvinistisch"..
Op de titelpagina van het boek
staat: „Geschreven in opdracht van
het Ministerie van Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen".
Nu zouden we redelijkerwijze heb
ben verwacht, dat de auteur al
thans zichzelf en zyn lezers enige
rekenschap had gegeven van het feit,
dat een regering zulk een „opdracht"
geeft. Het is een figuur die na de
oorlog is opgekomen en al meer
wordt aangewend op allerlei terrei
nen en sectoren van ons menselijke be
staan.
Dat dit althans op zichzelf al niet
„Calvinistisch" is, weet de schrijver,
naar we mogen aannemen, zelf heel
goed. We hadden dus mogen verwach
ten, dat hij ons voor alles zou heb
ben ingelicht aangaande zijn stand
punt tegenover dergelijke „regerings
opdrachten", en ons het aannemelijke
in de aanvaarding daarvan zou heb
ben aangetoond.
We lezen daarvan echter niets.
Wel wordt in zijn „De Opdracht",
op pagina 7, gezegd: „In deze studie
wordt een poging ondernomen te vol
doen aan een vererende en van brede
blik getuigende opdracht van rege
ringswege".
De figuur wordt zonder meer ge
accepteerd en zelfs geprezen als „ver
erend" en getuigend van „een brede
blik".
Wat ons bij dit alles verbaast is,
dat men tegenwoordig alles zo maar
eenvoudig weg slikt en aanvaardt als
de gewoonste zaak van de wereld. En
dan toch nog meent „Calvinistisch"
te zyn.
We hebben in de oorlogsdagen ge
fulmineerd tegen de beruchte „Cul
tuurkamer" en ons afgezet tegen die
auteurs uit Christelijke kring, die he
laas toen overstag zijn gegaan, en er
zelfs leidende functies in aanvaard
hebben. Er zyn onder de vooraan
staande christelijke literatoren ge
weest, die hun leven gegeven hebben
in hun strijd tegen het nationaal-
socialisme, waarvan deze „Cultuur
kamer" een wangedrochtelijk creatuur
was.
Was dat alles alleen omdat die
Cultuurkamer toevallig nationaal-
socialistisch was? Of was het tegen
de beginselen van de totalitaire staat
zelve, die mede deze creatuur tot het
aanzijn riep?
We menen het laatste.
We beleven een tijd, waarin veel
van wat het Duitse restime in het
aanzijn riep, op de een of andere ma
nier, hetzij bedekt, verkapt of open
lijk in stand gehouden worden. Deze
z.g. „regeringsopdrachten" behoren
daartoe.
De regering gaat in dergelijke op
drachten haar bevoegdheden ver te
buiten. Zij komen op uit'de beginse
len van de omnipotente staat, de to
talitaire staatsidee, de afgod dezer
eeuw. En al moge het vandaag dan
z.g. „van breedheid van blik"
getuigen, dat ook een „Calvinist" nog
wordt ingeschakeld bij die opdracht-
geverij, het beginsel deugt niet. Een
kwade boom kan geen goede vruch
ten voort brengen en wy geloven dat
de heer Rijnsdorp eenvoudig had moe
ten bedanken voor die „vererende
opdracht", omdat hij haar in strijd
achtte met de „Schriftuurlijke begin
selen van Calvijn", om in de termino
logie van deze „breed blikkende re
gering" te blijven.
We zyn hiermee op de verkeerde
weg, omdat we hier toegeven aan be
ginselen, die ons straks als Kerk van
Christus, indien God het niet verhoe
den zal, de keel zullen dichtknijpen, on
danks de „breedheid van blik" van
vandaag.
£),oa& Piet WxwJkL.
Gijdie wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit on
vergankelijk zaad, door het levende eeuwigblijvende Woord van God.
1 Petrus 1 23,
Gods Woord leert U, dat het geloof
is door het Woord. Ook de Dordtse
Leerregels verwijzen naar die Schrif
tuurplaats, wanneer zij zich richten
tegen allerlei dwaalleraars, die me
nen, dat de Geest buiten het Woord
om zou werken, hetzij door recht
streekse ingreep in het menselijke
hart, hetzij door inwendig licht van
predikers of profeten of tuat dan ook.
Het was de doperse mystiek die in
deze dwalingen om het hoekje kwam
gluren. Gods Woord zegt het anders
en onze belijdenis zegt het anders.-
Onze vaderen waren te nuchter dan
dat zij zich hier door allerlei wind
van leer van het rechte pad der
Schrift zouden laten afvoeren. Gods
Geest werkt altijd onlosmakelijk
met het Woord, en dus middellijk.
Vandaar dat de Christus zelve ook
steeiis naar het „daar staat geschre
ven" verwijst en steeds de Schrif
ten citeert. Het Woord Gods is een
levendmakende kracht. Wanneer de
dienaar des Woords het Evangelie
bedient, doet hij dat ambtelijk, d.
w.z. hij sluit en opent, door het
Woord. Wie gelooft zal zalig toorden,
door het Woord, wie het verwerpt
in ongeloof, hetzij op vrome of op
niet vrome manier, wordt door dat
Woord geoordeeld en komt om.
Wedergeboren worden we uit on
vergankelijk zaad, door het levende
Woord van God. Een andere weg is
er niet. Petrus zegt het hier duide
lijk. En iets verder voegt hij er aan
toe vers 25) wat dat Woord Gods
is. Het is niets anders zegt hij dan
„het Woord dat onder u verkondigd
is" Reken maar nergens anders op,
hoop op geen stem buiten dat Woord,
geloof evenmin, dat de Geest dat
Woord als een bliksemschicht ge
bruikt op bepaalde momenten, wan
neer Hij het belieft. Het Woord, dat
is dat Boek met letters en woorden
en zinnen. En dat Woord zal ons
oordelen. Even brandend als de
vraag: Wat dunkt u van de Chris
tus? is daarom deze vraag: Wat
dunkt u van het Woord?
Verleje weke kreeg ik bezoek van
een paar kaerels, die met me over d'n
biebel wouwe praeten. Ze kwammen
getugen van de wederkomst van
Christus, vertelden ze me en dochten
dat ik daer nog wel lering uut zou
kenne trekken. Ze waeren van de
vereniging vo' biebelonderzoek, maek-
ten ze me wies en ze sloegen d'n
biebel al open toen ze nog maer an
de deure stongen.
Noe, ik ken dat. Der kommen der
wel is meer an de deure met derge-
lieke praetjes en of ik noe wil of
niet, maer dan komt altied sebiet in me
gedachten dat biebelwoord: koop de
waerheid en verkoop ze niet. Die men
sen lopen met de waerheid te koop,
tenminste wat ze dan vo' de waer
heid uutgeven. Noe, ik had niet zo
veul tied, en ik had er net zo min
ook zin an om ze binnen te laeten,
want ik had al is eer gehoord dat as
je ze binnen laet dan bin je ze zo
nog maer niet kwiet.
Toen ze een stuutje stonge te kles-
sen vroeg ik of ze soms ook van de
Jehova getugen wasse. En toen knik
ten ze van ja. En toen zee ik, waer-
om ofdat ze dan dat niet direk ge
zegd hadden, dan wisten we ommers
wat dat we an mekare hadden. Maer
dat gaf wel is misverstand, vertelden
ze me toen. Waerdat dat misverstand
dan uut bestong zeeën ze der niet bie.
Efien, ze begonnen te klessen over
de wederkomst des Heren, die aan
staande was en dat dan een vrederiek
gesticht zou worden en dat ieder die
het dan niet met hen seens wasse, der
buten zou wen vallen. Noe, toen zee
ik: dus julder zette 'n mens het mes
op de kele en het is slik of stik. Zoa
mot je het noe ook weer niet opvatten
zee ie toen. Maer hoe dat ik het dan
wel most opvatten, zee ie me niet.
Maer endelinge maekte ik ter maer
een end an en zee: 'oor julder noe is:
je heit 't over het leste der dagen, noe
in mien biebel staet asdat er in die
leste tieje veul valse profeten zalle
opstaen en die zalle rondgaen en de
mensen wies trachte te maeken: zie
hier is de Christus en zie daer is de
Christus, maer de Schrift zeit ter van:
gelooft ze niet, want 't bin valse pro
feten, die van de zuvere leer de men
sen willen ofbringen. En noe geloof
ik tennaeste bie dat julder daer ook
bie horen. En daerom gaen julder
mien deurtje maer vo' bie, want ik 'a
aere dingen te doeë. Noe toen waeren
ze gauw vertrokken. Maer ze douwen-
den eerst nog een pampiertje in me
vingers, dat ik vo' al toch nog is
lezen most, zeeë ze. Noe dat pampier
leit der nog, en as ik tied 'a ken
't wel is gebeuren, dat ik 't nog is in-
kieke en as ter wat besonders instaet
zal ik 't julder wel is vertellen. Maer
ik dienke, dat ze ook met ter geschrief
net doeë asdat ze met ter praeten
doeë, ze gebruken de Biebel as een
grabbelton, die je wel is in een bezar
voor de schoolverenigin g of vo' 't
groene kruus heit zien staen, alle-
maele 'outwol en dan ken je som-
wielen ook nog is wat grabbelen dat
je ken gebruiken al is 't meestal niet
veul bezonders, want 't gaet om de
dubbeltjes en niet om de mensen
mooie presentjes te geven.
Noe, zó laet d'n biebel z'n eigen
niet gebruken. 'tBin geen verzaeme-
ling teksten die je te hooi en te gras
maer slikken ken. De Biebel is een
boek en wie dat boek wil verstaen,
zal net as in een brief die je kriegt
van een fermilielid alles van a tot z
motten lezen en de saemenhang mot
ten begriepen en tekst met tekst mot
ten vergelieken. Der bin mensen, en
niet allenig bie die valse profeten
van de Jehovagetugen, die met d'n
Biebel net doeë as we vroeger deje
toen we nog schoolkinderen wasse
met een prikboek. As je een cent gaf
dan mog je in een boek of in een
schrift prikken en het nlaetje dat je
dan prikte met de spelde op een be-
paelde bladzie, dat mog ie 'a. Noe, zo
doen der sommigten ook met d'n bie
bel. As ze in nood zitte of ze willen
is wat weten, dan laeten ze d'n biebel
op een bepaelde plekke openvallen en
waer dan der vinger bie terecht komt,
daer heit de Here dan wat teugen
derlui te zeggen. Noe zo is 'tniet, as
je 'tmien vraegt. De Biebel is geen
toverboek en geen prikboek en geen
raedselboek. Het is het Woord van
God, dat we in z'n verband te lezen
'a en as we dat niet doeë dan bluuft
'teen gesloten boek vo' ons. En ken
we d'n biebel net zo goed op 'thoek-
plankje naest de schoorsteen laeten
leggen, want dan heit 't ons geen sier
te zeggen. Ik hoop asdat julder dat
met me seens bin.
Met beste groet, julder
FLIP BRAMSE.
ApiiPzacunie, qAaftj&ö
GOEDERTROU.
„Het jy miskien vir my kleingeld
vir 'n vyfpondnoot?
„Dit spyt my, ou vriend. In elk
geval, dankie vir die kompliment."
GROOT MOND.
Amerikaner: „Wat noem jy daardie
ding?"
Boer: ,,'n Graaf".
Amerikaner: „In Amerika het ons
lepels wat so groot is soos jullie
grawe".
Boer: „Maar is hulle nie nog te klein
vir julle monde nie?"
SAK, SAREL!
Mnr. Grompot: „Hierdie moue ia
myle te lank".
Kleremaker: „Hoeveel moet ek af-
sny, meneer?"
Mnr. Grompot: „Minstens 'n kwart
duim".
DUBBELE WERK.
„Het jy 'n dagboek?" vra iemand
aan 'n rondloper.
„Watse ding is dit?"
,,'n Verslag van alles wat jy doen."
„Nee, wereld, waarvoor is die poli-
sie dan daar?"