riilsihiüiis-TïS 11 rf mmm mum .Regeringsopdrachten' Bt CD JO is 2 o 310 s 8 CD »*2.® a c w& g, w 5? r+ W i CO Q ^^3 c/i cc til (t3 i+ 0 g utT S 2?w OO OQ *0 M™ SS* HDW J 2 oa> sP-3 o D p - <I> CTQ 8 to h8 N 2 4 fü 3 3 3 2 ry1" siQoC^,^3fI)2<,D ^^QniScïSn B:^s^ &9c1gfB.SR3S.8-S^loIp,-s 2 £a" 03 S <0 a.*0 P M 1 2 ju ui g 3 3 <iSS ?- fl> M *"2 <D 3 a Vrijdag 20 Juni 1952 'T ZEEUWSCH WEEKEND. Pagina 4 christelijke politiek voerde, was toch iemand om als mens diep respect voor te hebben. Hij was een man van veel geld, maar hij was geen „kapi talist" in de ongunstige betekenis van het woord. Hy had een open oog voor de ellende van zijn medemens en een gevoelig hart voor ongelukkigen. Hij heeft aan veel wantoestanden in ons grote land met krachtige hand een einde gemaakt en dat niettegenstaan de veel tegenkanting van mannen als hij zelf, wier vertrouwen en vriend schap hij er voor riskeerde en voor over had. Zoals bekend was hij een invalide. Een kinderverlamming had zijn benen gedeeltelijk onbruikbaar gemaakt. Wanneer hij ging staan of een paar stappen moest lopen, had hij een sta len beugel onder zijn kleding, die hem dat staan en lopen mogelijk moest maken. Men kan zich voorstellen, wat een handicap dit voor hem geweest moest zijn by zijn toch al zo boven menselijk zware arbeid. Maar nie mand heeft er ooit iets van gemerkt. Hij bezat een ijzeren wilskracht om zich over deze moeilijkheid heen te zetten. Hij vond het een gr.ote mis stand in de Verenigde Staten, dat het kapitalisme en de spoorwegen en de staalindustrie en de slachtplaatsen voor het vlees in hun monopolie be zaten en feitelijk konden doen wat zij wilden, en waar tegenover 80 van onze natie volkomen machteloos stond. Deze 80 moest zich geheel onder werpen aan de wil van deze geld magnaten. Toen Roosevelt in 1932 dan ook het roer in handen kreeg, was dat een volkomen kentering in de gang van zaken. Het kapitalisme werd overeenkomstig zyn inkomsten zwaar belast. Het was het standpunt van Roosevelt, dat ieder, die een inkomen had boven de 25000.dollar per jaar, wat er boven ontvangen werd, maar moest afstaan voor de behoeftigen des lands. De pers, die natuurlijk in de macht van het kapitalisme stond, schreeuwde moord en brand en de persoon van Roosevelt bleef in deze perscampagne niet gespaard. Maar daar stond hy volkomen boven en bracht geen verandering in zijn ziens wijze. Hij werkte zijn program rustig af. Hij was een eenzame figuur, een genie en daarom een eenling, zoals genieën ook inderdaad zijn. Miskend en verguisd door de tijdgenoten, die hem niet begrepen, hoog vereerd door een nageslacht, dat de vruchten van het werk gaat plukken. Hij nam het op voor alles wat verdrukt en on rechtvaardig behandeld werd. Een sterk staaltje uit het begin van zijn presidentschap moge dit illustreren. Er was een arme vrouw, wier man onschuldig in de gevangenis was te recht gekomen. Deze man was nog niet lang in Amerika en stond geheel onschuldig bij een straatoproer het schouwspel van de vechtende politie aan te kijken. Hij was gearresteerd en door een getuige van moord be schuldigd, geheel op valse gronden. De vrouw, die alles al geprobeerd had om haar man van de doodstraf te redden, ging ten einde raad naar het Witte Huis van Roosevelt en vroeg hem dringend te spreken. De Presi dent was aan tafel, en dit werd haar gezegd door een bediende. Maar ze bleef aandringen en Roosevelt liet haar bij zich aan tafel komen en liet haar eten. Daarna ging hij haar voor naar zyn bibliotheek en hoorde het verhaal aan. „Wanneer je de waar heid gesproken hebt, vrouw", zei hij, dan is je man morgen op vrije voeten". En dat gebeurde. Geen wonder dat hij door derge lijke dingen het hart des volks stal. Nu bij deze verkiezingen geven de Republikeinen hem nóg de schuld van het feit, dat de dollar niet meer de hoge waarde heeft van vroeger. Geheel onbillijk. Want het geld is in ieder geval thans in circulatie en dat was het vroeger niet. Toen was het schaars en opgehoopt in de brand kasten van enkele tientallen. Dat er meer welvaart onder het volk ge komen is, bewijzen wel de spaarkas- sen, die geweldige kapitalen opge hoopt hebben liggen, uit de beurzen van het gewone volk. Iets dat voor heen in Amerika onbekend was. Volgende week wil ik nog wel iets over de verkiezingen in ons land ver tellen. Er zit nog wel kopij in en ik heb soms de indruk, dat we in Euro pa en ook bij jullie niet geheel be grepen worden. Tot volgende week dus maar. Oom CEES. Mijn beste nichtjes en neven, Jullie grijpen deze week natuurlijk dubbel nieuwsgierig naar ons Week end, want jullie verwachten nu, dat ik vertellen zal wie de gelukkigen zijn, die met de prijzen aan de haal gaan voor onze Aardrijkskundige prijsvraag. Ik zal jullie niet langer laten wachten hoor, dus daar komen de namen. Voor degenen, die in het buitenland op zoek zijn gegaan, kwamen in aan merking: Tries de 3. te Zierikzee, en Sneeuwklokje te Wolfaartsdijk. Voor de binnenlandse reizigers zijn het: Scholekster te Vrouwenpolder en Honingbijtje te St. Laurens. Ziezo, dat zyn dus de gelukkigen. Gefeliciteerd. Maar ik ga degenen, die nu niet een kansje kregen, een andere keer aan het werk zetten. Wie weet krijgen zij dan een beurtje. Ik zal van de week eens goed verzinnen, wat ik jullie voor werk zal geven in de vacantie, want je kunt dan toch niet alle dagen niets doen. Kijk dus de volgende keer maar goed in ons hoekje. Nu massa's groeten van Tante TRUUS. Roosje te Middelburg. Ik ben ook niet uit geweest met de Pinksterdagen, en ik vond het net als jij thuis ook fijn. Dat logeetje kwam een aardig eindje uit de buurt. Ben jij al eens zo ver ge weest? Komt Bellefleurtje nu de vol gende keer bij jou op visite? Op die manier zijn jullie eigenlijk dubbele nich ten. Sneeuwklokje te Wolfaartsdijk. Ik reken er op, dat je woord houdt en me in je volgende brieven heel wat zal ver tellen. Toen ik onlangs in Wolfaarts dijk was, heb ik eens goed rondgeke ken, toen ik in je buurt was, maar ik zag daar geen meisje, waarvan ik dacht dat kon myn nichtje weieens zyn. Jam mer hoor. Als ik weer in de buurt kom, hoop ik gelukkiger te zijn en je te ont dekken. De jonge Professor te Colijns- plaat. Fijn zeg dat het haast allemaal nieuwe waren, die ik zond. Je bent ten minste met een sprong vooruit gegaan. Help me maar weer eens onthouden hoor. Op dit ogenblik heb ik er nog niet veel hoor. Ik heb je al verteld, dat ik zelf niet rook, dus moet ik het ook van krygen hebben. Plak je ze in? Goud visje te Serooskerke. Wat een grote visite heb jy gehad. Dat was wel een kamer vol. De kleine Nellie was zeker wel bly op haar verjaardag. Wat heb jij haar gegeven? Die kleine kuikentjes zijn ook net speelgoed. Ik kan me best begrijpen, dat je er graag eens eentje oppakt. Maarhet is ook weer be grijpelijk, dat de kip bang is als je aan haar kindertjes komt. Ze wil er echt voor zorgen. Een hele poos geleden was ik eens ergens waar ook veel kippen waren. Een paar kippen hadden het zo voortdurend op een knoopje van mijn witte schoen voorzien, dat ik tenslotte maar een beetje uit hun buurt gevlucht ben, want ik was bang dat ze wel eens naast mijn schoen in mijn kousen zou den pikken endat is niet zo leuk he Oranjebloempje te Serooskerke. Dat zal een hele verandering geven, als je naar die andere school moet in M. Maar ik weet haast wel zeker, dat je het daar fijn zult vinden. Je leert daar zoveel, waarvan je al dadelijk pleizier kunt hebben en later nog veel meer. En je zult eens zien hoe gauw je al iets lekkers mag koken, he, kon ik dan daar maar eens van komen proeven. Wel echt gezellig dat je vriendinnetje naar dezelfde school zal gaan. Dan kunnen jullie elke dag de tocht samen maken. Hoe moeten jullie dat doen, met de fiets of met de bus? Scholekster te Vrouwenpolder. Ja, ik vond het een pracht plaatje uit Vrouwenpolder, maar ik schrok, toen je me vertelde, dat het er zo niet uitzag. Dan zal ik die mijn heer toch eens boos aankijken hoor, om dat hij ons voor het lapje heeft gehou den. Maar weet je wel zeker, dat het zo niet is. Ik denk, dat ik zelf eens kom kijken. Dan weet ik het ineens zeker. Woon jij dicht in de buurt van de hui zen van het plaatje Niets erg hoor, dat je de plaatsen in ons land koos. Ik be grijp best, dat je, als je nog zo jong bent, nog niet veel landen van Europa hebt behandeld in school. Maar dat is met de meeste jongeren in onze raad selfamilie zo. Fijn duidelijk was het zo. Je mag je zus wel bedanken. Boerin netje te St. Laurens. Stel je eens voor elke week zo'n fijn feest, dat is niet om vol te houden hoor. Maar jullie hebben het met elkaar toch wel gezellig gehad met de feestdagen, dat merk ik wel. Je had best die onbekende namen er bij kunnen schrijven. Dat had er mooi bij geteld. Tries de .1. te Zierikzee. Nee ik ben niet bij dat concours geweest, dus was er weinig kans dat je me ge zien had. Nu ik weet dat jullie zang er bij was, spijt het me toch wel erg, dat ik niet kon gaan luisteren. Als ik dan gezien had, dat er een vereniging uit Z. bij was zou ik wel eens gevraagd hebben of er bekenden bij waren. Dan had ik je vast ontdekt. Als er weer eens zo iets aan de hand is, moet je maar van te voren schrijven. Correspondentie uitsluitend te richten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6, Middelburg. Eindspelen. Het eindspel wordt door de meeste schakers niet zó best behandeld, meest al omdat men denkt: „het is toch wel remise", of: „lk win het toch wel", of men weet niet hoe het verder te spelen. Een schaakpartij bestaat uit drie de len: de opening, het middenspel en het eindspel. Om een goed inzicht te krijgen ln verschillende eindspelen, b.v.: Dame-, Toren-, Doper-, Paard- of plonnenelnd- spelen, is het nodig eens studie te ma ken van eindspelstudies. Wanneer we nu zo'n studie aan de hand van de oplossing naspelen, dan zien we hoe of het moet. In tegenstelling met probleemstellin gen, komen eindspelstudies meestal voort uit partyen. Daten we thans de volgende stelling eens op het bord zet ten. Wit: Kg3, Pgl, De7, pionnen d3 en h5. Zwart: Ke3, pionnen a2, d5, h7. Wit speelt en wint. Zoals men ztetj staat Zwart op hst 3. c7—c8Df, Ka7; 4. Dc7f, KaS; 5. Dh3 g2t, Dh7e4. Wat nu? Daar komt de verrassing: 6. Dc7—h7! en wint. Bekijkt U het maar eens. En nu nog de 3de stelling. Wit: Kdl, pi a5, d3, dl, d6, g4. Zwart: Kal, pi b7, c6, d7, e6, g7, g5. Wit aan zet remise. Zwart gaat pi a5 veroveren; Wit kan dit niet verhinderen, maar moet probe ren de zwakke velden b6 en c7 te be reiken of de pionnen vast te leggen, zo dat hij pat komt te staan. Het begin zou leder schaker zo spelen: 1. Kc2, Ka2; 2. Kc3, Ka3; 3. Kc4, Ka4; maar nu gaat het er om, met Kc5 komt Wit niet verder en verliest. Daarom nu 4. a6!, ba6; 5. Kc5, Ka5; anders komt Wit vla b6b7 binnen, eet pion d7 op en d6 wordt Dame. Nu staat Wit weer; terug gaan betekent verlies en dus 6. döi, ed5, of cd5. Zwart heeft niets beters en nu volgt: 7. d4!; speelt Zwart nu g6, dan staat Wit pat, en speelt hy Ka4, dan volgt Kb6 en gaat d7 verloren. De ladderwedstryd. Hier allereerst nog de oplossingen van de problemen 43, 44, 45 en 46. Probleem 43: 1. Dh6t, gh6; 2. Pf6t, Kh8; 3. Tg8t mat of: 1Kg8; 2. Pf6f, Kf7; 3. Dg6f, Ke7; 4. De8f en wint.. Probleem 44: 1. f5f!, Pg3; 2. Df4t, Pe5; 3. De5f, Kc6; 4. Dd5t mat. Probleem 45: 1. Dh7f, Kh7; 2. ThStj Kg7; 3. Dh6f, Kh7; 4. Df8t mat. Probleem 46: 1. Dg7, Kg7; 2. Th7t| Kf8; 3. Th8|, Kg7; 4. Thl—h7t mat. De nieuwe opgaven zijn als volgt: Probleem 47 (zie diagram 47). Wit: Kdl, Tf7. Zwart: Kf3, Tg5, Df4. Zwart aan zet en Wit gaf op. De vraag Is: Waarom gaf Wit op, en wat zou de zet van Zwart wel zijn? Probleem 48 (zie diagram 48). Wit: Kal, Tf6, pl h6. Zwart: Kcl, Td2. Wit aan zet wint. Probleem 47. punt Dame te halen. Wit kan daar niet veel tegen doen. Toch speelt Wit: 1. De7 f6. Zwart: 1d5d4. Wat nu? Spelen we nu Pf3, dan kan volgen alD, Dd4f, Dd4, Pd4:, Kd4:, Kg4:, Kd3, Kg5:, Ke4:, Kh6:, Kf5:, Kh7:, Kf6, h6, Kf7 en het wordt remise. Maar Wit speelt: 2. Pgle2!, a2alD; natuurlijk geen Ke2:, want dan volgt Dd4: enz. Nu speelt Wit geen Dd4, maar heel verras send: 3. Pe2cl!; nu dreigt Lg5f en na Del: eveneens. Op Kd2 volgt Pb3f. Ook Da5 gaat niet wegens Dd4: en Pb3t; blijft dus over: 3h7h6, en nu volgt dan Wit: 4. Df6e5! en wint. Nu de volgende studie. Wit: Ke8, Dh3, pl c5. Zwart: Ka8, Dh7, pl b5, b3. Wit aan zet wint. Beide partijen gaan Dame halen. Het thema wat hier wordt aangetroffen ls: binding, weglokken en aanval. En het gaat als volgt: 1. c5—c6, bS—b2; 2. c6—c7, b2—tOD; abcdef gh Diagram 47. Probleem 48. 3 £?!Eig 3 SS» g urns' o gin aoS, SBSF-TCg.??- a. 8* 2 n rn SC n M - t 2 N £2 Sn 0 -.° c Hl 3 D G 3 (D s?" O M (D <2 /}r CD ei®3 0 (D W o r+(TO rt Q. 1 £Ö*ÖO<D<D.3<DCI>£ v> mWOS sf 2 2- E. et) ct> p x (t o: M co Jr1 a Oi CD M (t Wtjl O rt C 2 S> co j" CD Ch p Sr CD ft ^9 CD 2 W ??T sö cd a o. Sr g CD W P <1 N 2 cü: 0» CQ ET t» N) Om ïatnilieHod van Vrjjdag 20 Juni 1952, No. 220D Uitgave van Oosterbaan Le Cointre N.V, Goes eei/u/scH u/eexem UIT DE SCHRIFT. Er is deze week een boek uitgeko men bij Bosch Sc Keuning N.V., ge titeld: „In Drie Etappen", geschreven door C. Rijnsdorp. In onze literaire revue zal dezer dagen dit werk waar schijnlijk wel besproken worden. Daar wagen we ons in deze rubriek dus niet aan. Maar wel willen wij op de verschijning van dit werk ais zo danig wijzen. Het boek schijnt n.l. in „opdracht van de regering" te zyn geschreven en uitgegeven. De Uitgevers kondigen het op het stofomslag aan met de volgende woorden: „De van regeringswege ver strekte opdracht voor dit werk luid de: het schrijven van een essay, waarin de hedendaagse literatuur en critiek wordt getoetst aan de aesthe- tische beginselen van Calvyn". En verder zeggen de Uitgevers: „In de formulering van de opdracht, die aan Rijnsdorp werd verstrekt, valt voor al op, dat niet gesproken wordt over toetsing aan de Calvinistische begin selen, maar duidelijk wordt gevraagd: „toetsing aan de aesthetische beginse len van Calvyn". Dit is, zoals Ryns- dorp in de inleiding uiteen zet, niet zonder reden gebeurd. Er bestaat een ■wezenlijk onderscheid tussen Calvijn en Calvinistisch".. Op de titelpagina van het boek staat: „Geschreven in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Kun sten en Wetenschappen". Nu zouden we redelijkerwijze heb ben verwacht, dat de auteur al thans zichzelf en zyn lezers enige rekenschap had gegeven van het feit, dat een regering zulk een „opdracht" geeft. Het is een figuur die na de oorlog is opgekomen en al meer wordt aangewend op allerlei terrei nen en sectoren van ons menselijke be staan. Dat dit althans op zichzelf al niet „Calvinistisch" is, weet de schrijver, naar we mogen aannemen, zelf heel goed. We hadden dus mogen verwach ten, dat hij ons voor alles zou heb ben ingelicht aangaande zijn stand punt tegenover dergelijke „regerings opdrachten", en ons het aannemelijke in de aanvaarding daarvan zou heb ben aangetoond. We lezen daarvan echter niets. Wel wordt in zijn „De Opdracht", op pagina 7, gezegd: „In deze studie wordt een poging ondernomen te vol doen aan een vererende en van brede blik getuigende opdracht van rege ringswege". De figuur wordt zonder meer ge accepteerd en zelfs geprezen als „ver erend" en getuigend van „een brede blik". Wat ons bij dit alles verbaast is, dat men tegenwoordig alles zo maar eenvoudig weg slikt en aanvaardt als de gewoonste zaak van de wereld. En dan toch nog meent „Calvinistisch" te zyn. We hebben in de oorlogsdagen ge fulmineerd tegen de beruchte „Cul tuurkamer" en ons afgezet tegen die auteurs uit Christelijke kring, die he laas toen overstag zijn gegaan, en er zelfs leidende functies in aanvaard hebben. Er zyn onder de vooraan staande christelijke literatoren ge weest, die hun leven gegeven hebben in hun strijd tegen het nationaal- socialisme, waarvan deze „Cultuur kamer" een wangedrochtelijk creatuur was. Was dat alles alleen omdat die Cultuurkamer toevallig nationaal- socialistisch was? Of was het tegen de beginselen van de totalitaire staat zelve, die mede deze creatuur tot het aanzijn riep? We menen het laatste. We beleven een tijd, waarin veel van wat het Duitse restime in het aanzijn riep, op de een of andere ma nier, hetzij bedekt, verkapt of open lijk in stand gehouden worden. Deze z.g. „regeringsopdrachten" behoren daartoe. De regering gaat in dergelijke op drachten haar bevoegdheden ver te buiten. Zij komen op uit'de beginse len van de omnipotente staat, de to talitaire staatsidee, de afgod dezer eeuw. En al moge het vandaag dan z.g. „van breedheid van blik" getuigen, dat ook een „Calvinist" nog wordt ingeschakeld bij die opdracht- geverij, het beginsel deugt niet. Een kwade boom kan geen goede vruch ten voort brengen en wy geloven dat de heer Rijnsdorp eenvoudig had moe ten bedanken voor die „vererende opdracht", omdat hij haar in strijd achtte met de „Schriftuurlijke begin selen van Calvijn", om in de termino logie van deze „breed blikkende re gering" te blijven. We zyn hiermee op de verkeerde weg, omdat we hier toegeven aan be ginselen, die ons straks als Kerk van Christus, indien God het niet verhoe den zal, de keel zullen dichtknijpen, on danks de „breedheid van blik" van vandaag. £),oa& Piet WxwJkL. Gijdie wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit on vergankelijk zaad, door het levende eeuwigblijvende Woord van God. 1 Petrus 1 23, Gods Woord leert U, dat het geloof is door het Woord. Ook de Dordtse Leerregels verwijzen naar die Schrif tuurplaats, wanneer zij zich richten tegen allerlei dwaalleraars, die me nen, dat de Geest buiten het Woord om zou werken, hetzij door recht streekse ingreep in het menselijke hart, hetzij door inwendig licht van predikers of profeten of tuat dan ook. Het was de doperse mystiek die in deze dwalingen om het hoekje kwam gluren. Gods Woord zegt het anders en onze belijdenis zegt het anders.- Onze vaderen waren te nuchter dan dat zij zich hier door allerlei wind van leer van het rechte pad der Schrift zouden laten afvoeren. Gods Geest werkt altijd onlosmakelijk met het Woord, en dus middellijk. Vandaar dat de Christus zelve ook steeiis naar het „daar staat geschre ven" verwijst en steeds de Schrif ten citeert. Het Woord Gods is een levendmakende kracht. Wanneer de dienaar des Woords het Evangelie bedient, doet hij dat ambtelijk, d. w.z. hij sluit en opent, door het Woord. Wie gelooft zal zalig toorden, door het Woord, wie het verwerpt in ongeloof, hetzij op vrome of op niet vrome manier, wordt door dat Woord geoordeeld en komt om. Wedergeboren worden we uit on vergankelijk zaad, door het levende Woord van God. Een andere weg is er niet. Petrus zegt het hier duide lijk. En iets verder voegt hij er aan toe vers 25) wat dat Woord Gods is. Het is niets anders zegt hij dan „het Woord dat onder u verkondigd is" Reken maar nergens anders op, hoop op geen stem buiten dat Woord, geloof evenmin, dat de Geest dat Woord als een bliksemschicht ge bruikt op bepaalde momenten, wan neer Hij het belieft. Het Woord, dat is dat Boek met letters en woorden en zinnen. En dat Woord zal ons oordelen. Even brandend als de vraag: Wat dunkt u van de Chris tus? is daarom deze vraag: Wat dunkt u van het Woord? Verleje weke kreeg ik bezoek van een paar kaerels, die met me over d'n biebel wouwe praeten. Ze kwammen getugen van de wederkomst van Christus, vertelden ze me en dochten dat ik daer nog wel lering uut zou kenne trekken. Ze waeren van de vereniging vo' biebelonderzoek, maek- ten ze me wies en ze sloegen d'n biebel al open toen ze nog maer an de deure stongen. Noe, ik ken dat. Der kommen der wel is meer an de deure met derge- lieke praetjes en of ik noe wil of niet, maer dan komt altied sebiet in me gedachten dat biebelwoord: koop de waerheid en verkoop ze niet. Die men sen lopen met de waerheid te koop, tenminste wat ze dan vo' de waer heid uutgeven. Noe, ik had niet zo veul tied, en ik had er net zo min ook zin an om ze binnen te laeten, want ik had al is eer gehoord dat as je ze binnen laet dan bin je ze zo nog maer niet kwiet. Toen ze een stuutje stonge te kles- sen vroeg ik of ze soms ook van de Jehova getugen wasse. En toen knik ten ze van ja. En toen zee ik, waer- om ofdat ze dan dat niet direk ge zegd hadden, dan wisten we ommers wat dat we an mekare hadden. Maer dat gaf wel is misverstand, vertelden ze me toen. Waerdat dat misverstand dan uut bestong zeeën ze der niet bie. Efien, ze begonnen te klessen over de wederkomst des Heren, die aan staande was en dat dan een vrederiek gesticht zou worden en dat ieder die het dan niet met hen seens wasse, der buten zou wen vallen. Noe, toen zee ik: dus julder zette 'n mens het mes op de kele en het is slik of stik. Zoa mot je het noe ook weer niet opvatten zee ie toen. Maer hoe dat ik het dan wel most opvatten, zee ie me niet. Maer endelinge maekte ik ter maer een end an en zee: 'oor julder noe is: je heit 't over het leste der dagen, noe in mien biebel staet asdat er in die leste tieje veul valse profeten zalle opstaen en die zalle rondgaen en de mensen wies trachte te maeken: zie hier is de Christus en zie daer is de Christus, maer de Schrift zeit ter van: gelooft ze niet, want 't bin valse pro feten, die van de zuvere leer de men sen willen ofbringen. En noe geloof ik tennaeste bie dat julder daer ook bie horen. En daerom gaen julder mien deurtje maer vo' bie, want ik 'a aere dingen te doeë. Noe toen waeren ze gauw vertrokken. Maer ze douwen- den eerst nog een pampiertje in me vingers, dat ik vo' al toch nog is lezen most, zeeë ze. Noe dat pampier leit der nog, en as ik tied 'a ken 't wel is gebeuren, dat ik 't nog is in- kieke en as ter wat besonders instaet zal ik 't julder wel is vertellen. Maer ik dienke, dat ze ook met ter geschrief net doeë asdat ze met ter praeten doeë, ze gebruken de Biebel as een grabbelton, die je wel is in een bezar voor de schoolverenigin g of vo' 't groene kruus heit zien staen, alle- maele 'outwol en dan ken je som- wielen ook nog is wat grabbelen dat je ken gebruiken al is 't meestal niet veul bezonders, want 't gaet om de dubbeltjes en niet om de mensen mooie presentjes te geven. Noe, zó laet d'n biebel z'n eigen niet gebruken. 'tBin geen verzaeme- ling teksten die je te hooi en te gras maer slikken ken. De Biebel is een boek en wie dat boek wil verstaen, zal net as in een brief die je kriegt van een fermilielid alles van a tot z motten lezen en de saemenhang mot ten begriepen en tekst met tekst mot ten vergelieken. Der bin mensen, en niet allenig bie die valse profeten van de Jehovagetugen, die met d'n Biebel net doeë as we vroeger deje toen we nog schoolkinderen wasse met een prikboek. As je een cent gaf dan mog je in een boek of in een schrift prikken en het nlaetje dat je dan prikte met de spelde op een be- paelde bladzie, dat mog ie 'a. Noe, zo doen der sommigten ook met d'n bie bel. As ze in nood zitte of ze willen is wat weten, dan laeten ze d'n biebel op een bepaelde plekke openvallen en waer dan der vinger bie terecht komt, daer heit de Here dan wat teugen derlui te zeggen. Noe zo is 'tniet, as je 'tmien vraegt. De Biebel is geen toverboek en geen prikboek en geen raedselboek. Het is het Woord van God, dat we in z'n verband te lezen 'a en as we dat niet doeë dan bluuft 'teen gesloten boek vo' ons. En ken we d'n biebel net zo goed op 'thoek- plankje naest de schoorsteen laeten leggen, want dan heit 't ons geen sier te zeggen. Ik hoop asdat julder dat met me seens bin. Met beste groet, julder FLIP BRAMSE. ApiiPzacunie, qAaftj&ö GOEDERTROU. „Het jy miskien vir my kleingeld vir 'n vyfpondnoot? „Dit spyt my, ou vriend. In elk geval, dankie vir die kompliment." GROOT MOND. Amerikaner: „Wat noem jy daardie ding?" Boer: ,,'n Graaf". Amerikaner: „In Amerika het ons lepels wat so groot is soos jullie grawe". Boer: „Maar is hulle nie nog te klein vir julle monde nie?" SAK, SAREL! Mnr. Grompot: „Hierdie moue ia myle te lank". Kleremaker: „Hoeveel moet ek af- sny, meneer?" Mnr. Grompot: „Minstens 'n kwart duim". DUBBELE WERK. „Het jy 'n dagboek?" vra iemand aan 'n rondloper. „Watse ding is dit?" ,,'n Verslag van alles wat jy doen." „Nee, wereld, waarvoor is die poli- sie dan daar?"

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1952 | | pagina 7