DE OCEAAN - vreemd woest en toch vreemd ZEELAND DOOR WATER EN VUUR de loupi Een verhaal van een stokoud land met een haast onbekende historie en van het water, dat zijn stempel op dit land heeft gedrukt ZEEUWSCH DAGBLAD Reisindrukken uit Frankrijk. (III) 'n héérlijke drank uit zuiver fruit Woest en lieflijk. Studiereis van 19 Neder landers in de V. S. Onder MARNIX D'HONTENISSE Zaterdag 10 Mei 1952 Pagina 5 ILE AUX MOINES, April 1952. Even buiten Vannes, op een vooruitspringende rots in de baai van Morbihan, staat een stenen kruis en van het dek van de boot af, die me naar lie aux Moines zal brengen, staar ik er als gefascineerd naar. Niet omdat het in een land als Frankrijk iets bijzonders is langs de weg een kruis of een beeld te zien, maar dit kruis heeft iets bijzonders. Het is niet zo maar in die rotsgrond ingemetseld, maar het rust als het ware op een hoge stenen zuil van een vreemde, grillige vorm. Zonder dat kruis zou die zuil ook al opvallend geweest zijn, ze staat er als is ze opgericht tot een waarschuwend teken, als een vinger die omhoog gestoken wordt, waarschuwend en wijzend op het bovenaardse. Deze samenvoeging van zuil en kruis is iets wat men in dit land zo vaak tegenkomt. Bretagne is oud, een stokoud en verweerd land en uit een haast onbekende oudheid stammen zijn overleveringen en zijn sagen en ook zijn vreemde tekenen zoals deze zuil. Dit woeste en soms zo onherbergzame landschap heeft in zich de herinneringen bewaard aan een tijd, waarover we niet in geschiedenisboeken lezen en aan mensen die leefden ver voor onze jaartelling. Want als deze zuil kon spreken, zij zou U kunnen vertellen, hoe hier vele eeuwen geleden de Druïden leefden, hoe hun zeden en gewoonten waren, waarom zij die grillige stenen oprichtten. Voor hun goden? Voor de geesten der gestorvenen. Als bescherming tegen de kwade geesten? Wat weten wij er weinig van! We zien die zuilen, we zien die steenmassa's, die mogelijk als begraafplaats gediend hebben zoals de hunebedden op de Drentse hei maar hun taal verstaan wij niet meer. Die zuil zou U kunnen vertellen van de Romeinse legioenen, die onder aan voering van Julius Caesar dit land doortrokken en op hun tochten ook dat oude stadje Vannes veroverden op de Druïden. Zij zou U het beeld kun nen schetsen van de Kelten, die in de zesde en zevende eeuw, van de Britse eilanden verjaagd door de in vasie der Angelsaksers, met grote groepen het Kanaal overstaken en zich aan de Noordkust vestigden. Misschien ook kent zij de verhalen van de strijd tussen deze Kelten en de oorspronkelijke bewoners en tussen hen allen en de plunderende, brand schattende Denen en Noormannen, die de nederzettingen overvielen. Eeuwen van strijd heeft dit land ge kend tot het tot rust gekomen is in een vermenging van volkeren en ras sen, van zeden en gewoonten. En uit die tijd is het dat die kruisen dateren. Afbraak van het oude, het heidense, dat was overgebleven? Neen toch, want leefde het alles nog niet in de volksziel voort? Maar wel een nieuwe gedachte leggen in de symbolen van het oude: het kruis op de zuil. En altijd beukt de oceaan. Maar op één vraag zal het kruis noch de zuil U het antwoord kunnen geven: hoe het toegegaan is in de tijd dat dit land inderdaad de „Armor", het land van de zee is geworden. Want er is niet veel verbeeldingskracht voor nodig om te weten dat dit land er, duizenden jaren geleden misschien, volkomen anders uitgezien moet heb ben. Die grillige, rotsige kustvorm, doet die niet denken, dat het land dat er aan vast moet hebben gezeten, plotse ling als met een mes is afgesneden en in de diepte is verzonken en dat de altijd en altvjd maar beukende oceaan toen de kust heeft bijgeslepen, zodat de rotsen werden als vreemd ge vormde wachters, die met gebogen ruggen die eeuwige vjjand trachten te keren? En een baal als die by Vannes, waarin meer dan 300 eilanden liggen, de een klein, de ander wat groter, doet die niet geloven dat het hier vroeger hoe lang geleden misschien? ge heel land moet zijn geweest, maar dat de kokende golven In boze stormnach ten alles in hun onstuimige woestenjj hebben opgeslokt, wat niet hecht en ste vig verankerd lag in de rotsige bodem? En toch.... toch is de tocht door deze baai met de „Médoc", dat ram melende, stotende bootje met zijn twee Deutz motoren, die letterlijk met ijzer draadjes in bedwang gehouden wor den, van een rust en een lieflijkheid, die men niet licht vergeet. Het is eb en langs de. rotsen liggen grote stuk ken blik boven water. Zie daar die kleine, in het zwart gehulde figuren, de voeten en benen in hoge laarzen. Zij lopen voorover als iemand die iets verloren is en in hun hand houden ze een stokje. Het zijn de vissersvrouwen, die het lage tij benutten om de schelp dieren te zoeken, die zich aan de rots wanden hebben gehecht of die zich in gegraven hebben in het bruingrijze slik. Zij zijn het die voor „Les fruits de mer", de lekkernijen van de zee zorgen, die ik gisteravond met zoveel smaak gegeten heb in „La Source" en die ik nog al die dagen zal eten die lk nog in dit land zal doorbrengen: de oesters en mosselen, maar ook de pa- lourdes en de praires en hoe al die vreemde schelpdieren hier ook heten mogen. Zie hoe in een van die onver wachte inhammen, grotten als het ware ln de rotsen, een oude visser met zijn zoon bezig is zijn scheepje te her stellen, dat misschien averij heeft op gelopen. En zie ook ginds dat fraaie witte jacht liggen, klaar om er mee de oceaan op te gaan. Het behoort ken nelijk bij een van die vele kastelen, die als de burchten van ridders op de rotsen liggen daar aan de hori zont. Of misschien aan de eigenaars van dat in oud-Engelse stijl gebouw de landhuis met een park als was dit geen baai in de Atlantische Oceaan, maar een inham in een halftropische zee. lie aux Moines. Is het verwonderlijk dat ik bij het zien van zoveel moois op deze eilan den, blij ben dat jk op mijn plaats van bestemming, het eiland lie aux Moines, kan uitstappen? De boot blijft liggen; als het vol-seizoen is gaat ze nog verder de baai rond, maar nu is dat schijnbaar niet nodig. „Om zes uur precies varen we weer af!" waar schuwt me de schipper bij het uit stappen. Ik lach tegen hem dat „precies" van de Fransen ken ik lang zamerhand wel. Het kan immers kwart vóór en ook kwart over zijn! En van bet eiland zal het afhangen of het wat mij betreft vóór of over zes moet zijn! Maar mijn gedachte is fout ge> weest: had ik het van het eiland laten afhangen dan was ik hier nog een of twee weken gebleven! Zo van de boot af ben ik het bos in gestapt, want het is alsof die bomen plotseling, zonder enige overgang, uit de zee oprijzen. En hoe duidelijk kan men zien dat deze knoestige dennen storm en water getrotseerd hebben. Her en der ligt een boom ontworteld en als men ziet, hoe zij grote stukken uit de rotsbodem in hun val hebben meegetrokken, dan krijgt men een juist idee welk een kracht de elemen ten hier soms kunnen ontwikkelen. Het dorpje, dat dit eiland rijk is laat ik links liggen: ik wil meer naar het binnenland, want de faam van het natuurschoon is me al van te voren aangezegd. Langs een smal pad dat licht omhoog loopt ga ik op de bossen af, die ik in de verte zie maar bij een grote groep op elkaar gestapelde stenen blijf ik toch even staan. Nooit tevoren immers zag ik zoveel hage dissen zich koesteren in de warme zonneschijn. Bij tientallen glijden ze over die steenmassa's en tussen de spleten door, wegduikend als ik even beweeg, maar telkens weer boven komend. Plots zie ik ook de brede kop van een groene hagedis, veel gro ter dan de andere maar ook veel schu wer nog. Pas als ik lange tijd heel stil gezeten heb krijg ik de kans hem helemaal te zien, een beestje van ze ker drie centimeter lengte. Verder lopend raak ik in de bossen en telkens ontrollen zich voor mijn ogen panorama's, die ik nooit in deze streken gezocht zou hebben. Het ts alsof de natuur in deze vroege lente dagen want het is immers nog maar April wil vergoeden wat storm en oceaan aan dit eiland en zijn bewoners voor moeite geven. Het is alsof er overal bloemen bloeien. Het meest in drukwekkend is de brem, niet zo hier en daar een struik zoals bij ons, maar fel donker geel. Het is ook een ander soort brem: als ik door zo'n veld pro beer heen te breken heb ik moeite met de lange stekels, waarmee de tak ken van onder tot boven bezet zijn. Maar ook het kleine en lieflijke ont breekt niet: de wilde hyacinth en de lelietjes der dalen, de mimosa en de camelia. En wie geluk heeft vindt misschien de Adronskelk, groot en sta tig en van een smetteloos wit. Zie hier al deze bloemenpracht te gen de achtergrond van die altijd groene bossen, waar loof- en naald- bomen elkaar afwisselen en waar men soms de cypressen ziet, die men in veel Zuidelijker streken zou wanen. De oceaan geeft ook! Maar zie, dit alles is ook weer de gift van de oceaan en in het bijzonder van de warme golfstroom die deze kusten omspoelt. In dit land dat toch nauwelijks lager ligt dan Parijs of Londen vriest het nooit en het voor jaar zet vroeger in en het najaar duurt langer dan in andere streken die op v!/ 'D Het Bretonse land vertoont in vele op zichten overeenkomst met Zeeland en een van die punten van overeenkomst is de klederdracht. En pre cies als in onze pro vincie is er een grote verscheidenheid, af hankelijk van de plaats en van de streek en soms ook afhan gend van de afkomst. Een van de meest ty pische drachten is de platte muts, waar bo ven op een soort holle zuil oprijst van geste ven kant, soms met een hoogte van 30 tot 40 cm. De klederdrach ten zijn veel minder kleurig als bij ons: het zwart overheerst en wordt alleen afge wisseld door de witte kanten mutsjes. He laas en ook wat dat betreft is er grote overeenkomst men ziet de oorspronkelijke kleding nauwelijks meer dragen. Oudere vrouwen lopen meestal nog met het kantmuts je op, maar dat is ook vrijwel alles. Slechts bij hoogtijdagen kan men nog volop genie ten van deze folklore. ILE AUX MOINES, het mon nikeneiland, is een oase van lief lijkheid in de baai van Morbihan. De foto laat nog de laatste hui zen van het dorp zien. Het bos op de achtergrond draagt de naam van „Bois d'Amour" bos der liefde. Ingezonden Mededeling (adv.). dezelfde hoogte liggen. In deze April dagen ls het hier al zomer en ik voel de zonnebrand op mijn gezicht. En dat terwijl ik weet, dat het op dit ogenblik in Holland guur en regenachtig is en dat menigeen de kachel weer heeft aangestoken. Onwillekeurig gaat men bij het zien van dit alles een vergelijking maken tussen de Zuidkust van Frankrijk en deze kusten en men vraagt zich af, waarom Cannes meer geliefd is dan Vannes. Dit land zou duizenden en duizenden toeristen kunnen trekken, maar op het ogenblik is het nog niet bekend genoeg. Jammer och, ik ben heel blij dat ik er geweest ben voordat het definitief ontdekt wordt. Want vreemdelingenverkeer is voor de be woners zelf misschien wel aanlokkelijk, maar iemand als ik die zwerven wil door het onbekende en onontdekte geeft toch de voorkeur aan deze onge reptheid. Later ontdek ik, dat er op dit eiland toch verscheidene zomerhuisjes staan, waar mensen van het vasteland hun vacantie komen doorbrengen. Maar de waardin van het enige restaurant, dat ik ontdekken kan, vertelt me dat geen van de huisjes nog bewoond is. Het is nog te vroeg in net seizoen. „Is het zomers dan druk hier?" vraag ik. Och" zegt ze, „druk mag men het niet noemen! Maar ik vind het druk ge noeg!" En als haar man zich even in het gesprek komt mengen, bevestigt hij die mening. ,Eens wat andere mensen zien, is prettig" zegt hij „en het brengt wel wat geld op ook. Maar daar en hij wijst op de wijde oceaan die daar beneden aan onze voeten ligt als een kalm meer daar ligt toch ons werk en ons brood. Vissers zijn wil, altijd geweest en wij zullen het altijd blij ven. De vreemdelingen ten spijt!" Langs het strand teruglopend zie ik dat de vloed snel op komt. Om zes uur ben ik terug bij de „Médoc" en om kwart over zes varen we af. Er zijn een paar passagiers meer dan op de heenreis: mensen van het eiland die kennissen op het vasteland gaan opzoeken. Vrouwen in de klederdracht van dit land, die wat lijkt op die van de Scheveningse vissersvrouwen. Bos sen seringen klemmen ze in hun ar men. Ze groeien immers in het wild in grote trossen op dit wondermooie eiland Terwijl het bootje trilt onder het zware stampen der motoren en lang zaam van het eiland wegglijdt, sta ik aan de railing en peins over deze wonderbare oceaan. Een vriend is ze en een vijand tegelijk. Wat ligt er op haar bodem verborgen aan land dat vroeger even lieflijk en bekoor lijk was als dit lie aux Moines? Hoe veel huizen heeft ze in wilde storm vlagen letterlijk verzwolgen? Nie mand kan het zeggen, want dit land is immers stokoud! Maar als ik in de verte die prachtige bossen zie weg glijden, als ik me weer dat beeld voor de geest haal van die vlammen de bremvelden en als ik de geur van de seringen inadem, die vlak achter mij op de bank liggen, dan weet ik dat die zee toch weer een vriend is, een goede vriend en een weldoener van dit land. Haast zoals het in Hol land is, maar toch net weer anders, omdat tegen deze oceaan geen ver dediging baat. Dijkenduinen.... zouden ze niet verzwolgen worden door dit woedend geweld? Hier kan alleen de natuur zichzelf helpen en zij heeft dit gedaan door die over macht van rotsblokken langs heel de kust. Vreemd woesten niet minder vreemd lieflijk omdat de oceaan soms woest is en soms zo lieflijkJ. D. T. Uit Zeeland gaat de heer J. J. v. Arenthals te Kortgene. Dank zij het „Farm Leaders and Technicians Program 1952", een on derdeel van het Technische Hulppro gramma van het Mutual Security Agency, zullen dit jaar 19 Nederlan ders in staat worden gesteld geduren de 6 maanden in de Ver. Staten zowel theoretisch als in de practijk kennis te nemen van de nieuwste Amerikaanse werkmethoden op het gebied van de landbouw en de veeteelt. Vandaag, 10 Mei zal dit „T.A.-Team" zich aan boord van de „Westerdam" van de Holland- Amerika Lijn te Rotterdam inschepen. Het „Farm Leaders and Technicians Program 1952" is, zij het in enigszins gewijzigde vorm, een voortzetting van de studiereizen, die in 1949, 1950 en 1951 door resp. 32, 49 en 37 Neder landse agrarische jongeren onder aus piciën van het Technisch Hulppro gramma van het M.S.A. zijn gemaakt. Bestonden de groepen in de drie voor afgaande jaren slechts uit jonge boe ren en tuinders, thans treft men on der de deelnemers ook enige vertegen woordigers van Rijksvoorlichtingsdien sten, twee leraren, twee leraressen, een maatschappelijk werkster en twee boerendochters aan. De 19 Nederlanders, die Maandag 19 Mei te New York worden verwacht, zullen aan enige universiteiten in de V.S. .cursussen volgen; ongeveer de helft van hun verblijfsduur is echter gereserveerd voor practisch werk voor het verrichten waarvan zij op ver schillende plaatsen in boerengezinnen zullen worden opgenomen. Het is de bedoeling, dat het gezelschap op 7 November te New York de terug reis naar Nederland aanvaardt. Uit Zeeland neemt aan deze studie reis deel de heer J. J. van Arenthals uit Kortgene. RECHTVAARDIG ZIJN EN BLIJVEN. De mededeling van Minister Wem- mers, dat men binnenkort zal moeten gaan betalen voor de overtocht over de Westerschelde zal menigeen mis schien wat pijnlijk hebben getroffen maar toch zal wel niemand de billijk heid van deze maatregel willen ont kennen. Het is immers absurd dat hei Rijk jaarlijks tonnen toelegt op dit vervoer, waar vrijwel geen inkomsten tegenover staat. Iedere vreemdeling vraagt zich wel met verbazing af waaraan hij deze gulheid te danken heeft als hij bemerkt, dat hij voor zijn tocht geen cent hoeft te betalen waar bijhij. mogelijk constateert dat de koffie aan boord goedkoper is, dan waar ook in Nederland maar dat is een geheel andere kwestie!) Waarom die vrijdom van veergeld bestaan heeft? Omdat destijds pre mier Schermerhorn dit van „nationaal belang" achtte. Hij wilde op deze wijze de Zeeuwsvlamingen aan Nederland binden. Wij hebben dit argument nooit erg goed kunnen begrijpen. Is het niet een belediging voor de Zeeuwvlaamse volksgeest, dat men zou menen, dat men Nederland ontrouw zou worden alleen omdat men, net als overal in Nederland, voor vervoer moet betalen Wij weten het: men heeft zich daar wel eens achteruit gezet gevoeld en lang niet altijd zonder reden. Maar die tijd is naar ons gevoelen wel voor bij. De bezoeken die de diverse minis ters in de afgelopen tijd aan dit deel van Zeeland hebben gebracht, hebben niet nagelaten indruk te maken men denke slechts aan de uitspraak van Minister Van den Brink, dat er in Zeeuwsch Vlaanderen grote industri alisatiemogelijkheden liggen en dat dit land zeker als de Benelux in wer king zal zijn getreden een zeer be langrijke hoek van Nederland kan worden! De vraag die thans overblijft is deze: welk tarief gaat men invoeren? Het derde klasse tarief van de Spoor wegen, heeft Minister Wemmers ge zegd. Als dit echter betekent, dat de drie veren verschillende tarieven krij gen, zien wij hierin toch wel een zeke re mate van onrechtvaardigheid. Waar om moet de Terneuzenaar die naar de overkant wil meer betalen dan de be woners van Breskens en het achter land? En die weer meer dan de men sen uit het land van Perkpolder? Kun nen de Terneuzenaars het helpen dat de zandbanken verhinderen dat er rechtstreeks van hun stad uit naar Ellewoutsdijk gevaren wordt? Laat men een uniform-tarief invoeren, des noods gebaseerd op het gemiddelde van de drie afstanden. Wij geloven dat de Zeeuwsvlamingen de billijkheid van de afschaffing van hun vrijdom wel zullen inzien mits er dan recht vaardigheid betracht wordt. Herdenking van de heer S. Veltman Donderdagmorgen heeft op de be graafplaats te Soest een eenvoudige plechtigheid plaatsgevonden, nl. de overdracht van een grafsteen aan de nabestaanden van de heer S. Veltman, ln leven penningmeester van de Chr. Bedrijfsgroepen Centrale ln Nederland. Namens het hoofdbestuur hield de 2e voorzitter, de heer C, Cornelissen, een toespraak, waarin hij in herinnering bracht de vele verdiensten van wijlen de heer Veltman, die zulk een belangrijk aandeel heeft gehad in de oprichting en verdere ontwikkeling van genoemde or ganisatie. Ingezonden Mededeling (adv.). 64- Henk had het gevoel, dat ze hier volkomen veilig waren en het duurde maar kort of ze sliepen. Geest en lichaam konden zich ontspannen. Drie dagen later werden ze 's avonds laat weggehaald door De Kuinder. In dikke duisternis ging het op weg het Zuiden in. Langs zijpaadjes ging het de grens over en daar werden ze in han den overgedragen aan „La Brigade Blanche", de Witte Bri gade. Ze kregen Belgische papieren en de tocht ging Zuid waarts door een dicht bos, drie uur achtereen maar lopen, door een dikke duisternis, over een smal, bijna onbegaan baar pad, vol oneffenheden, gaten en molshopen en boom wortels. Kennelijk was het een smokkelweggetje, dat men alleen vond en houden kon wanneer men er goed mee op de hoogte was. Henk voelde een lome moeheid in zijn benen en verlangde naar het eind. De dagenlange bewegenloosheid, waartoe hij gedoemd was geweest, begon zich te wreken. Maar zijn gids kende geen moeheid en evenmin enige aarzeling. Bij krui singen twijfelde hij geen moment. Hij keek ook geen ogen blik achter zich, noch sprak ook maar één woord. Tenslotte tikte Henk hem op de schouders en vroeg een kort poosje te pauseren. De man stond stil. Moeten we nog ver? vroeg Henk. Een kwartiertje, zei de gids zacht. En dan? Dan blijven jullie daar slapen tot morgennacht en dan wordt je weer afgehaald om verder te gaan. En dan? Weet ik niet. We weten niks van mekaar en willen niks van mekaar weten ook. Iedere volgende etappe weet alleen wat hij voor zichzelf te doen heeft. Jullie Hollanders praten te veel en weten te veel van mekaar en daarom gebeuren er bij jullie zoveel ongelukken. De man zei verder niets en vervolgde zwijgzaam zijn pad. Toen stonden ze, nog geheel onverwacht, voor een ge sloten woonhuis, waar dé gids driemaal op de deur bonsde. Het duurde een tijdje eer er van binnen enig geluid ge hoord werd. Wat moet je? werd er achter de deur door een zware mannenstem geroepen. Twee hazen brengt de jager, was het wachtwoord, dat de gids sprak. De deur werd ontgrendeld en de mannen traden binnen. Het bleek een klein kroegje te zijn. Een gelagkamer en wat stoelen, tafeltjes en een tapkast, zoals men die in kleine dorpjes aantreft. Morgenavond worden ze gehaald, zei de gids. Hij liet zich op een stoel vallen en strekte zijn lange benen languit voor zich heen. De kastelein wenkte de anderen, dat zjj ook konden gaan zitten en greep in zijn tapkast naar een borrelfles en schonk enkele glazen vol. De gids kreeg het eerst, die het glas met één teug ledigde en zijn tong over zijn lippen veegde. Hij zuchtte diep en stak een zwarte sigaar aan. Nog zo één? vroeg de kastelein en de gids schoof hem zwijgend het glas toe. Terwijl de vluchtelingen aan een afzonderlijk tafeltje zaten te bekomen van de vermoeiende en inspannende reis, zette de kastelein zich naast de gids en begon een gesprek, dat fluistrend gevoerd werd. Ze konden er niets van ver staan. Dat duurde een kwartiertje, toen stond hun gids op en gaf de mannen een hand. U wordt bedankt, zei Henk, en voegde er aan toe: Moet u vannacht dezelfde weg weer terug? De gids bromde wat en maakte een achteloos gebaar met de hand, waarmee hij beduiden wilde, dat dit maar een kleinigheid was. De waard bracht hem naar de buitendeur, waar ze nog een poosje bleven praten. Toen viel de deur in het nachtslot. De waard wenkte de mannen hem te volgen en in de schuur, achter het huis kregen ze een plaats op een hooi zolder. Slaap jullie maar rustig en hou je gedekt, dan kan je niks gebeuren, zei hij in onvervalst Vlaams. Henk sliep bijna direct. De volgende morgen kwam de waard hen roepen. Ze konden in de gelagkamer hun ontbijt krijgen. Het had geen zin heel de dag op die zolder te blijven, zei hij, want in zijn café kwam nooit iemand die niet vertrouwd was. Het enige wat hij verlangde was, dat ze zich niet buiten lieten zien. Ze bleven in de gelagkamer. Een enkele maal kwam een bezoeker een borrel halen, maar niemand nam notitie van de onderdrukkers. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1952 | | pagina 5