DE OCEAAN - vreemd woest en toch
vreemd
ZEELAND
DOOR WATER EN VUUR
de loupi
Een verhaal van een stokoud land
met een haast onbekende historie en
van het water, dat zijn stempel op dit
land heeft gedrukt
ZEEUWSCH DAGBLAD
Reisindrukken uit Frankrijk. (III)
'n héérlijke drank
uit zuiver fruit
Woest en lieflijk.
Studiereis van 19 Neder
landers in de V. S.
Onder
MARNIX D'HONTENISSE
Zaterdag 10 Mei 1952
Pagina 5
ILE AUX MOINES, April 1952.
Even buiten Vannes, op een vooruitspringende rots in de baai van
Morbihan, staat een stenen kruis en van het dek van de boot af, die me
naar lie aux Moines zal brengen, staar ik er als gefascineerd naar. Niet
omdat het in een land als Frankrijk iets bijzonders is langs de weg een
kruis of een beeld te zien, maar dit kruis heeft iets bijzonders. Het is
niet zo maar in die rotsgrond ingemetseld, maar het rust als het ware op
een hoge stenen zuil van een vreemde, grillige vorm. Zonder dat kruis
zou die zuil ook al opvallend geweest zijn, ze staat er als is ze opgericht
tot een waarschuwend teken, als een vinger die omhoog gestoken wordt,
waarschuwend en wijzend op het bovenaardse.
Deze samenvoeging van zuil en kruis is iets wat men in dit land
zo vaak tegenkomt. Bretagne is oud, een stokoud en verweerd land en
uit een haast onbekende oudheid stammen zijn overleveringen en zijn
sagen en ook zijn vreemde tekenen zoals deze zuil. Dit woeste en soms
zo onherbergzame landschap heeft in zich de herinneringen bewaard aan
een tijd, waarover we niet in geschiedenisboeken lezen en aan mensen
die leefden ver voor onze jaartelling. Want als deze zuil kon spreken,
zij zou U kunnen vertellen, hoe hier vele eeuwen geleden de Druïden
leefden, hoe hun zeden en gewoonten waren, waarom zij die grillige
stenen oprichtten. Voor hun goden? Voor de geesten der gestorvenen.
Als bescherming tegen de kwade geesten? Wat weten wij er weinig
van! We zien die zuilen, we zien die steenmassa's, die mogelijk als
begraafplaats gediend hebben zoals de hunebedden op de Drentse hei
maar hun taal verstaan wij niet meer.
Die zuil zou U kunnen vertellen van
de Romeinse legioenen, die onder aan
voering van Julius Caesar dit land
doortrokken en op hun tochten ook
dat oude stadje Vannes veroverden op
de Druïden. Zij zou U het beeld kun
nen schetsen van de Kelten, die
in de zesde en zevende eeuw, van de
Britse eilanden verjaagd door de in
vasie der Angelsaksers, met grote
groepen het Kanaal overstaken en
zich aan de Noordkust vestigden.
Misschien ook kent zij de verhalen
van de strijd tussen deze Kelten en
de oorspronkelijke bewoners en tussen
hen allen en de plunderende, brand
schattende Denen en Noormannen, die
de nederzettingen overvielen.
Eeuwen van strijd heeft dit land ge
kend tot het tot rust gekomen is in
een vermenging van volkeren en ras
sen, van zeden en gewoonten. En uit
die tijd is het dat die kruisen dateren.
Afbraak van het oude, het heidense,
dat was overgebleven? Neen toch,
want leefde het alles nog niet in de
volksziel voort? Maar wel een nieuwe
gedachte leggen in de symbolen van
het oude: het kruis op de zuil.
En altijd beukt de oceaan.
Maar op één vraag zal het kruis noch
de zuil U het antwoord kunnen geven:
hoe het toegegaan is in de tijd dat
dit land inderdaad de „Armor", het
land van de zee is geworden. Want
er is niet veel verbeeldingskracht voor
nodig om te weten dat dit land er,
duizenden jaren geleden misschien,
volkomen anders uitgezien moet heb
ben.
Die grillige, rotsige kustvorm, doet
die niet denken, dat het land dat er
aan vast moet hebben gezeten, plotse
ling als met een mes is afgesneden
en in de diepte is verzonken en dat
de altijd en altvjd maar beukende
oceaan toen de kust heeft bijgeslepen,
zodat de rotsen werden als vreemd ge
vormde wachters, die met gebogen
ruggen die eeuwige vjjand trachten te
keren? En een baal als die by Vannes,
waarin meer dan 300 eilanden liggen,
de een klein, de ander wat groter, doet
die niet geloven dat het hier vroeger
hoe lang geleden misschien? ge
heel land moet zijn geweest, maar dat
de kokende golven In boze stormnach
ten alles in hun onstuimige woestenjj
hebben opgeslokt, wat niet hecht en ste
vig verankerd lag in de rotsige bodem?
En toch.... toch is de tocht door
deze baai met de „Médoc", dat ram
melende, stotende bootje met zijn twee
Deutz motoren, die letterlijk met ijzer
draadjes in bedwang gehouden wor
den, van een rust en een lieflijkheid,
die men niet licht vergeet. Het is eb
en langs de. rotsen liggen grote stuk
ken blik boven water. Zie daar die
kleine, in het zwart gehulde figuren,
de voeten en benen in hoge laarzen.
Zij lopen voorover als iemand die iets
verloren is en in hun hand houden ze
een stokje. Het zijn de vissersvrouwen,
die het lage tij benutten om de schelp
dieren te zoeken, die zich aan de rots
wanden hebben gehecht of die zich in
gegraven hebben in het bruingrijze
slik. Zij zijn het die voor „Les fruits
de mer", de lekkernijen van de zee
zorgen, die ik gisteravond met zoveel
smaak gegeten heb in „La Source" en
die ik nog al die dagen zal eten die
lk nog in dit land zal doorbrengen: de
oesters en mosselen, maar ook de pa-
lourdes en de praires en hoe al die
vreemde schelpdieren hier ook heten
mogen. Zie hoe in een van die onver
wachte inhammen, grotten als het ware
ln de rotsen, een oude visser met zijn
zoon bezig is zijn scheepje te her
stellen, dat misschien averij heeft op
gelopen. En zie ook ginds dat fraaie
witte jacht liggen, klaar om er mee de
oceaan op te gaan. Het behoort ken
nelijk bij een van die vele kastelen,
die als de burchten van ridders op
de rotsen liggen daar aan de hori
zont. Of misschien aan de eigenaars
van dat in oud-Engelse stijl gebouw
de landhuis met een park als was dit
geen baai in de Atlantische Oceaan,
maar een inham in een halftropische
zee.
lie aux Moines.
Is het verwonderlijk dat ik bij het
zien van zoveel moois op deze eilan
den, blij ben dat jk op mijn plaats
van bestemming, het eiland lie aux
Moines, kan uitstappen? De boot blijft
liggen; als het vol-seizoen is gaat ze
nog verder de baai rond, maar nu is
dat schijnbaar niet nodig. „Om zes uur
precies varen we weer af!" waar
schuwt me de schipper bij het uit
stappen. Ik lach tegen hem dat
„precies" van de Fransen ken ik lang
zamerhand wel. Het kan immers kwart
vóór en ook kwart over zijn! En van
bet eiland zal het afhangen of het
wat mij betreft vóór of over zes moet
zijn! Maar mijn gedachte is fout ge>
weest: had ik het van het eiland laten
afhangen dan was ik hier nog een of
twee weken gebleven!
Zo van de boot af ben ik het bos in
gestapt, want het is alsof die bomen
plotseling, zonder enige overgang, uit
de zee oprijzen. En hoe duidelijk kan
men zien dat deze knoestige dennen
storm en water getrotseerd hebben. Her
en der ligt een boom ontworteld en
als men ziet, hoe zij grote stukken
uit de rotsbodem in hun val hebben
meegetrokken, dan krijgt men een
juist idee welk een kracht de elemen
ten hier soms kunnen ontwikkelen.
Het dorpje, dat dit eiland rijk is
laat ik links liggen: ik wil meer naar
het binnenland, want de faam van het
natuurschoon is me al van te voren
aangezegd. Langs een smal pad dat
licht omhoog loopt ga ik op de bossen
af, die ik in de verte zie maar bij
een grote groep op elkaar gestapelde
stenen blijf ik toch even staan. Nooit
tevoren immers zag ik zoveel hage
dissen zich koesteren in de warme
zonneschijn. Bij tientallen glijden ze
over die steenmassa's en tussen de
spleten door, wegduikend als ik even
beweeg, maar telkens weer boven
komend. Plots zie ik ook de brede
kop van een groene hagedis, veel gro
ter dan de andere maar ook veel schu
wer nog. Pas als ik lange tijd heel
stil gezeten heb krijg ik de kans hem
helemaal te zien, een beestje van ze
ker drie centimeter lengte.
Verder lopend raak ik in de bossen
en telkens ontrollen zich voor mijn
ogen panorama's, die ik nooit in deze
streken gezocht zou hebben. Het ts
alsof de natuur in deze vroege lente
dagen want het is immers nog maar
April wil vergoeden wat storm en
oceaan aan dit eiland en zijn bewoners
voor moeite geven. Het is alsof er
overal bloemen bloeien. Het meest in
drukwekkend is de brem, niet zo hier
en daar een struik zoals bij ons, maar
fel donker geel. Het is ook een ander
soort brem: als ik door zo'n veld pro
beer heen te breken heb ik moeite
met de lange stekels, waarmee de tak
ken van onder tot boven bezet zijn.
Maar ook het kleine en lieflijke ont
breekt niet: de wilde hyacinth en de
lelietjes der dalen, de mimosa en de
camelia. En wie geluk heeft vindt
misschien de Adronskelk, groot en sta
tig en van een smetteloos wit.
Zie hier al deze bloemenpracht te
gen de achtergrond van die altijd
groene bossen, waar loof- en naald-
bomen elkaar afwisselen en waar men
soms de cypressen ziet, die men in
veel Zuidelijker streken zou wanen.
De oceaan geeft ook!
Maar zie, dit alles is ook weer de
gift van de oceaan en in het bijzonder
van de warme golfstroom die deze
kusten omspoelt. In dit land dat toch
nauwelijks lager ligt dan Parijs of
Londen vriest het nooit en het voor
jaar zet vroeger in en het najaar duurt
langer dan in andere streken die op
v!/
'D
Het Bretonse land
vertoont in vele op
zichten overeenkomst
met Zeeland en een
van die punten van
overeenkomst is de
klederdracht. En pre
cies als in onze pro
vincie is er een grote
verscheidenheid, af
hankelijk van de
plaats en van de streek
en soms ook afhan
gend van de afkomst.
Een van de meest ty
pische drachten is de
platte muts, waar bo
ven op een soort holle
zuil oprijst van geste
ven kant, soms met
een hoogte van 30 tot
40 cm. De klederdrach
ten zijn veel minder
kleurig als bij ons:
het zwart overheerst
en wordt alleen afge
wisseld door de witte
kanten mutsjes. He
laas en ook wat dat
betreft is er grote
overeenkomst men
ziet de oorspronkelijke
kleding nauwelijks
meer dragen. Oudere
vrouwen lopen meestal
nog met het kantmuts
je op, maar dat is ook
vrijwel alles. Slechts
bij hoogtijdagen kan
men nog volop genie
ten van deze folklore.
ILE AUX MOINES, het mon
nikeneiland, is een oase van lief
lijkheid in de baai van Morbihan.
De foto laat nog de laatste hui
zen van het dorp zien. Het bos
op de achtergrond draagt de
naam van „Bois d'Amour" bos
der liefde.
Ingezonden Mededeling (adv.).
dezelfde hoogte liggen. In deze April
dagen ls het hier al zomer en ik voel
de zonnebrand op mijn gezicht. En dat
terwijl ik weet, dat het op dit ogenblik
in Holland guur en regenachtig is en
dat menigeen de kachel weer heeft
aangestoken.
Onwillekeurig gaat men bij het zien
van dit alles een vergelijking maken
tussen de Zuidkust van Frankrijk en
deze kusten en men vraagt zich af,
waarom Cannes meer geliefd is dan
Vannes. Dit land zou duizenden en
duizenden toeristen kunnen trekken,
maar op het ogenblik is het nog niet
bekend genoeg. Jammer och, ik ben
heel blij dat ik er geweest ben voordat
het definitief ontdekt wordt. Want
vreemdelingenverkeer is voor de be
woners zelf misschien wel aanlokkelijk,
maar iemand als ik die zwerven wil
door het onbekende en onontdekte
geeft toch de voorkeur aan deze onge
reptheid.
Later ontdek ik, dat er op dit eiland
toch verscheidene zomerhuisjes staan,
waar mensen van het vasteland hun
vacantie komen doorbrengen. Maar de
waardin van het enige restaurant, dat
ik ontdekken kan, vertelt me dat geen
van de huisjes nog bewoond is. Het
is nog te vroeg in net seizoen. „Is het
zomers dan druk hier?" vraag ik.
Och" zegt ze, „druk mag men het niet
noemen! Maar ik vind het druk ge
noeg!" En als haar man zich even in
het gesprek komt mengen, bevestigt
hij die mening.
,Eens wat andere mensen zien, is
prettig" zegt hij „en het brengt wel
wat geld op ook. Maar daar en hij
wijst op de wijde oceaan die daar
beneden aan onze voeten ligt als een
kalm meer daar ligt toch ons werk
en ons brood. Vissers zijn wil, altijd
geweest en wij zullen het altijd blij
ven. De vreemdelingen ten spijt!"
Langs het strand teruglopend zie
ik dat de vloed snel op komt. Om zes
uur ben ik terug bij de „Médoc"
en om kwart over zes varen we af. Er
zijn een paar passagiers meer dan op
de heenreis: mensen van het eiland
die kennissen op het vasteland gaan
opzoeken. Vrouwen in de klederdracht
van dit land, die wat lijkt op die van
de Scheveningse vissersvrouwen. Bos
sen seringen klemmen ze in hun ar
men. Ze groeien immers in het wild
in grote trossen op dit wondermooie
eiland
Terwijl het bootje trilt onder het
zware stampen der motoren en lang
zaam van het eiland wegglijdt, sta
ik aan de railing en peins over deze
wonderbare oceaan. Een vriend is ze
en een vijand tegelijk. Wat ligt er
op haar bodem verborgen aan land
dat vroeger even lieflijk en bekoor
lijk was als dit lie aux Moines? Hoe
veel huizen heeft ze in wilde storm
vlagen letterlijk verzwolgen? Nie
mand kan het zeggen, want dit land
is immers stokoud! Maar als ik in de
verte die prachtige bossen zie weg
glijden, als ik me weer dat beeld
voor de geest haal van die vlammen
de bremvelden en als ik de geur van
de seringen inadem, die vlak achter
mij op de bank liggen, dan weet ik
dat die zee toch weer een vriend is,
een goede vriend en een weldoener
van dit land. Haast zoals het in Hol
land is, maar toch net weer anders,
omdat tegen deze oceaan geen ver
dediging baat. Dijkenduinen....
zouden ze niet verzwolgen worden
door dit woedend geweld? Hier kan
alleen de natuur zichzelf helpen en
zij heeft dit gedaan door die over
macht van rotsblokken langs heel de
kust. Vreemd woesten niet
minder vreemd lieflijk omdat de
oceaan soms woest is en soms zo
lieflijkJ. D. T.
Uit Zeeland gaat de heer J. J. v.
Arenthals te Kortgene.
Dank zij het „Farm Leaders and
Technicians Program 1952", een on
derdeel van het Technische Hulppro
gramma van het Mutual Security
Agency, zullen dit jaar 19 Nederlan
ders in staat worden gesteld geduren
de 6 maanden in de Ver. Staten zowel
theoretisch als in de practijk kennis te
nemen van de nieuwste Amerikaanse
werkmethoden op het gebied van de
landbouw en de veeteelt. Vandaag, 10
Mei zal dit „T.A.-Team" zich aan boord
van de „Westerdam" van de Holland-
Amerika Lijn te Rotterdam inschepen.
Het „Farm Leaders and Technicians
Program 1952" is, zij het in enigszins
gewijzigde vorm, een voortzetting van
de studiereizen, die in 1949, 1950 en
1951 door resp. 32, 49 en 37 Neder
landse agrarische jongeren onder aus
piciën van het Technisch Hulppro
gramma van het M.S.A. zijn gemaakt.
Bestonden de groepen in de drie voor
afgaande jaren slechts uit jonge boe
ren en tuinders, thans treft men on
der de deelnemers ook enige vertegen
woordigers van Rijksvoorlichtingsdien
sten, twee leraren, twee leraressen,
een maatschappelijk werkster en twee
boerendochters aan.
De 19 Nederlanders, die Maandag
19 Mei te New York worden verwacht,
zullen aan enige universiteiten in de
V.S. .cursussen volgen; ongeveer de
helft van hun verblijfsduur is echter
gereserveerd voor practisch werk voor
het verrichten waarvan zij op ver
schillende plaatsen in boerengezinnen
zullen worden opgenomen. Het is de
bedoeling, dat het gezelschap op
7 November te New York de terug
reis naar Nederland aanvaardt.
Uit Zeeland neemt aan deze studie
reis deel de heer J. J. van Arenthals
uit Kortgene.
RECHTVAARDIG ZIJN EN
BLIJVEN.
De mededeling van Minister Wem-
mers, dat men binnenkort zal moeten
gaan betalen voor de overtocht over
de Westerschelde zal menigeen mis
schien wat pijnlijk hebben getroffen
maar toch zal wel niemand de billijk
heid van deze maatregel willen ont
kennen. Het is immers absurd dat hei
Rijk jaarlijks tonnen toelegt op dit
vervoer, waar vrijwel geen inkomsten
tegenover staat. Iedere vreemdeling
vraagt zich wel met verbazing af
waaraan hij deze gulheid te danken
heeft als hij bemerkt, dat hij voor zijn
tocht geen cent hoeft te betalen waar
bijhij. mogelijk constateert dat de
koffie aan boord goedkoper is, dan
waar ook in Nederland maar dat is
een geheel andere kwestie!)
Waarom die vrijdom van veergeld
bestaan heeft? Omdat destijds pre
mier Schermerhorn dit van „nationaal
belang" achtte. Hij wilde op deze wijze
de Zeeuwsvlamingen aan Nederland
binden. Wij hebben dit argument nooit
erg goed kunnen begrijpen. Is het niet
een belediging voor de Zeeuwvlaamse
volksgeest, dat men zou menen, dat
men Nederland ontrouw zou worden
alleen omdat men, net als overal in
Nederland, voor vervoer moet betalen
Wij weten het: men heeft zich daar
wel eens achteruit gezet gevoeld
en lang niet altijd zonder reden. Maar
die tijd is naar ons gevoelen wel voor
bij. De bezoeken die de diverse minis
ters in de afgelopen tijd aan dit deel
van Zeeland hebben gebracht, hebben
niet nagelaten indruk te maken men
denke slechts aan de uitspraak van
Minister Van den Brink, dat er in
Zeeuwsch Vlaanderen grote industri
alisatiemogelijkheden liggen en dat dit
land zeker als de Benelux in wer
king zal zijn getreden een zeer be
langrijke hoek van Nederland kan
worden!
De vraag die thans overblijft is
deze: welk tarief gaat men invoeren?
Het derde klasse tarief van de Spoor
wegen, heeft Minister Wemmers ge
zegd. Als dit echter betekent, dat de
drie veren verschillende tarieven krij
gen, zien wij hierin toch wel een zeke
re mate van onrechtvaardigheid. Waar
om moet de Terneuzenaar die naar de
overkant wil meer betalen dan de be
woners van Breskens en het achter
land? En die weer meer dan de men
sen uit het land van Perkpolder? Kun
nen de Terneuzenaars het helpen dat
de zandbanken verhinderen dat er
rechtstreeks van hun stad uit naar
Ellewoutsdijk gevaren wordt? Laat
men een uniform-tarief invoeren, des
noods gebaseerd op het gemiddelde
van de drie afstanden. Wij geloven dat
de Zeeuwsvlamingen de billijkheid van
de afschaffing van hun vrijdom wel
zullen inzien mits er dan recht
vaardigheid betracht wordt.
Herdenking van de heer S. Veltman
Donderdagmorgen heeft op de be
graafplaats te Soest een eenvoudige
plechtigheid plaatsgevonden, nl. de
overdracht van een grafsteen aan de
nabestaanden van de heer S. Veltman,
ln leven penningmeester van de Chr.
Bedrijfsgroepen Centrale ln Nederland.
Namens het hoofdbestuur hield de 2e
voorzitter, de heer C, Cornelissen, een
toespraak, waarin hij in herinnering
bracht de vele verdiensten van wijlen de
heer Veltman, die zulk een belangrijk
aandeel heeft gehad in de oprichting en
verdere ontwikkeling van genoemde or
ganisatie.
Ingezonden Mededeling (adv.).
64-
Henk had het gevoel, dat ze hier volkomen veilig waren
en het duurde maar kort of ze sliepen. Geest en lichaam
konden zich ontspannen.
Drie dagen later werden ze 's avonds laat weggehaald
door De Kuinder.
In dikke duisternis ging het op weg het Zuiden in. Langs
zijpaadjes ging het de grens over en daar werden ze in han
den overgedragen aan „La Brigade Blanche", de Witte Bri
gade. Ze kregen Belgische papieren en de tocht ging Zuid
waarts door een dicht bos, drie uur achtereen maar lopen,
door een dikke duisternis, over een smal, bijna onbegaan
baar pad, vol oneffenheden, gaten en molshopen en boom
wortels. Kennelijk was het een smokkelweggetje, dat men
alleen vond en houden kon wanneer men er goed mee op
de hoogte was.
Henk voelde een lome moeheid in zijn benen en verlangde
naar het eind. De dagenlange bewegenloosheid, waartoe hij
gedoemd was geweest, begon zich te wreken. Maar zijn gids
kende geen moeheid en evenmin enige aarzeling. Bij krui
singen twijfelde hij geen moment. Hij keek ook geen ogen
blik achter zich, noch sprak ook maar één woord.
Tenslotte tikte Henk hem op de schouders en vroeg een
kort poosje te pauseren. De man stond stil.
Moeten we nog ver? vroeg Henk.
Een kwartiertje, zei de gids zacht.
En dan?
Dan blijven jullie daar slapen tot morgennacht en dan
wordt je weer afgehaald om verder te gaan.
En dan?
Weet ik niet. We weten niks van mekaar en willen niks
van mekaar weten ook. Iedere volgende etappe weet alleen
wat hij voor zichzelf te doen heeft. Jullie Hollanders praten
te veel en weten te veel van mekaar en daarom gebeuren er
bij jullie zoveel ongelukken.
De man zei verder niets en vervolgde zwijgzaam zijn pad.
Toen stonden ze, nog geheel onverwacht, voor een ge
sloten woonhuis, waar dé gids driemaal op de deur bonsde.
Het duurde een tijdje eer er van binnen enig geluid ge
hoord werd.
Wat moet je? werd er achter de deur door een zware
mannenstem geroepen.
Twee hazen brengt de jager, was het wachtwoord, dat
de gids sprak.
De deur werd ontgrendeld en de mannen traden binnen.
Het bleek een klein kroegje te zijn. Een gelagkamer en
wat stoelen, tafeltjes en een tapkast, zoals men die in kleine
dorpjes aantreft.
Morgenavond worden ze gehaald, zei de gids. Hij liet
zich op een stoel vallen en strekte zijn lange benen languit
voor zich heen.
De kastelein wenkte de anderen, dat zjj ook konden
gaan zitten en greep in zijn tapkast naar een borrelfles en
schonk enkele glazen vol. De gids kreeg het eerst, die het
glas met één teug ledigde en zijn tong over zijn lippen
veegde. Hij zuchtte diep en stak een zwarte sigaar aan.
Nog zo één? vroeg de kastelein en de gids schoof hem
zwijgend het glas toe.
Terwijl de vluchtelingen aan een afzonderlijk tafeltje
zaten te bekomen van de vermoeiende en inspannende reis,
zette de kastelein zich naast de gids en begon een gesprek,
dat fluistrend gevoerd werd. Ze konden er niets van ver
staan.
Dat duurde een kwartiertje, toen stond hun gids op en
gaf de mannen een hand.
U wordt bedankt, zei Henk, en voegde er aan toe:
Moet u vannacht dezelfde weg weer terug?
De gids bromde wat en maakte een achteloos gebaar met
de hand, waarmee hij beduiden wilde, dat dit maar een
kleinigheid was.
De waard bracht hem naar de buitendeur, waar ze nog
een poosje bleven praten. Toen viel de deur in het
nachtslot.
De waard wenkte de mannen hem te volgen en in de
schuur, achter het huis kregen ze een plaats op een hooi
zolder.
Slaap jullie maar rustig en hou je gedekt, dan kan
je niks gebeuren, zei hij in onvervalst Vlaams.
Henk sliep bijna direct.
De volgende morgen kwam de waard hen roepen. Ze
konden in de gelagkamer hun ontbijt krijgen. Het had geen
zin heel de dag op die zolder te blijven, zei hij, want in zijn
café kwam nooit iemand die niet vertrouwd was. Het enige
wat hij verlangde was, dat ze zich niet buiten lieten zien.
Ze bleven in de gelagkamer. Een enkele maal kwam
een bezoeker een borrel halen, maar niemand nam notitie
van de onderdrukkers.
(Wordt vervolgd)