De mannen van „het zwarte goud" vieren gouden jubileum.
Honderden meters onder het aardoppervlak oefent de
mijnwerker zijn moeilijk beroep uit.
COKES en GAS, KUNSTMEST en NYLON
zijn niet minder waardevolle producten, die de mijnen öf
zelf produceren öf waarvoor
zij de grondstoffen leveren.
Eere-saluut aan al die mannen, want
zij wonnen voor ons de kolenslag.
Liggend in het zwarte stof en nat van het zweet
Treinen met dienstregelingen, ver
keersborden, telefooncentrales en
een stevig briesje.
Heerlen en Sittard zijn ook
ondergronds verbonden.
Niet alleen steenkool.
Zaterdag 10 Mei 1952
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pagina 3
Voor de directie van de Staatsmijnen was het gisteren wei een zeer
bijzondere dag, want zij hadden voor hun mannen de officiële hulde en de
dank van het Nederlandse volk in ontvangst te nemen. Op de foto v.l.n.r.
Dr ir J. S. A. J. M. van Aken, Drs A. C. J, Rottier, Dr ir Ch. Th. Groothoff
(president-directeur) en Mr F. M. J. Jansen.
Reeds in het begin van de twaalfde schappen
eeuw dolven de monniken van de abdij
Kloosterrada steenkool in de heuvelach
tige bodem van Zuid-Limburg. In de loop
van de zeven volgende eeuwen heeft de
steenkoolontginning zich zeer langzaam
ontwikkeld, maar aan het einde van de
19e eeuw verrezen allerwege de schacht
torens in het Limburgse land. Momenteel
zien wij daar een industrieel complex
van mijnen, cokesfabrieken en chemische
bedrijven, die van vitaal belang zijn voor
de Nederlandse- volkswelvaart.
In Zuid-Limburg zijn thans 12 steen
koolmijnen in bedrijf, waarvan 4 staats
mijnen zijn en de andere 8 particuliere,
die door 4 particuliere maatschappijen
worden geëxploiteerd. In 1938 hadden de
mijnen een gezamenlijke productie van
13'/a miUioen ton. In de bezettingsjaren
is deze productie aanmerkelijk verlaagd,
ondanks het groter aantal arbeiders, dat
boven- en ondergronds werkte en de
ingevoerde langere werktijden. Het bleek,
dat men niet boven de 8 millioen ton
productie per jaar wilde komen!
Helaas werd de voor-oorlogse produc
tie na de bevrijding nog niet bereikt. De
oorzaak hiervan is eendeels, dat de mij
nen na de bevrijding een onderbezetting
van personeel kregen, toen velen, die er
hadden gewerkt om tewerkstelling in
Duitsland te voorkomen, vertrokken en
anderszins doordat in de bezettingsjaren
de zo nodige verbeteringen en het nor
male onderhoud niet plaats hadden ge-
Vonden.
De oorlog was gewonnen, doch men
diende toen alle krachten in te zetten
om ook de kolenslag te winnen. Een
enorme krachtsinspanning is nodig ge
weest om in het jaar 1951 een productie
van 12>/2 millioen ton kolen te bereiken.
Zowel boven- als ondergronds moesten
t .lrijke vernieuwingen worden aange
bracht, terwijl veel materiaal moest wor
den vervangen. Langzaam maar zeker
steeg de productie; in 1946 bedroeg deze
al 8'/2 millioen ton; in 1948 werd de 11
millioen ton bereikt; in 1950 zelfs al 12(4
millioen ton. Kortweg komt dit hierop
neer, dat de productie per werkdag in
Mei 1945 van 14423 ton kolen is gestegen
tot 40.369 ton in 1951. In Mei 1945 be
gonnen de Staatsmijnen met 34133 ar
beidskrachten, waarvan er 18925 onder
gronds werkten. Deze aantallen bedroe
gen einde 1951 resp. 50677 en 29405.
En zo kan men thans bij het gou
den jubileum van de Staatsmijnen
zeggen, dat de kolenslag practisch
is gewonnen. Een goed geoutilleerd
bedrijf met uitstekende gereed-
en materialen, goede
transportverbindingen, zowel bo
ven- als ondergronds, in goede
staat verkerende gebouwen en een
staf van personeel, waarop iedere
Europese mijn trots zou kunnen en
mogen zijn, is thans -in Zuid Lim
burg te vinden om met de allerlaat
ste etappe van de kolenslag de
laatste millioen ton kolen per jaar
voordat de voor-oorlogse productie
is bereikt te beginnen. De uitslag
is niet onzeker
De foto midden boven geeft
een overzicht van de Staatsmijn
„Maurits" bij Sittard, de groot
ste mijn van geheel Europa
(10.000 man personeel). De foto
hieronder toont een houwer aan
het werk in de pijler.
In het aardedonker en met duizelingwekkende
vaart daalt de liftkooi van de Staatsmijn Emma.
Tweemaal een felle lichtflits van de eerste en tweede
mijnverdieping en dan remt de lift zo sterk af, dat
het lijkt alsof we stijgen. Een lichte schok en direct
daarop brengt de stem van onze gids ons tot de
werkelijkheid terug: „Stapt U uit heren, we zijn op
de derde mijnverdieping, 546 meter onder de aard
oppervlakte".
Misschien hadden we gedacht een donkere, zwar
te mijngang en een bedompte atmosfeer aan te
treffen, maar de herinnering aan hetgeen werd ver
wacht, vervaagt geheel bij de aanblik van de êntree
van deze 546 meter-verdieping. Een brede gang met
gebogen, wit geschilderde wanden, verlicht door
honderden sterke electrische lampen, ligt voor ons.
Drie paren rails liggen in de betonnen vloer en een
zacht briesje, dat weldadig aandoet, doet ons totaal
vergeten, dat 546 meter boven onze hooïSen de
wereld ligt, zoals wij die dagelijks aanblikken.
In de gang zelve is het verkeer echter zeker niet
minder intensief dan bovengronds. Kolentreinen van
50 a 60 wagens rijden af en aan. De lift, die drie
verdiepingen heeft, op elk waarvan twee wagens
kunnen staan, brengt iedere keer 6 ton kolen naar
boven en bij het dalen weer 6 lege kolenwagens
naar beneden, die dan onmiddellijk worden afge
voerd naar de plaatsen, waar de transportbanden de
kort daarvoor gedolven steenkool aanvoeren.
De goede regeling van de treinenloop ondergronds
vereist alleen al een hele organisatie. Het wagenpark
van de Emma bestaat uit vele duizenden kolen
wagens, vele tientallen personenrijtuigen en 70 loco
motieven. Per 16 uur moeten 10.000 kolenwagons
van alle delen van de mijn naar de lift worden ge
dirigeerd en dus is het niet te verwonderen, dat op
verschillende punten seinposten zijn ingericht om het
ondergrondse verkeer te regelen.
Niet alleen kolen, maar ook mijnwer
kers worden ondergronds per trein ver
voerd. Voor de personentreinen Is zelfs
een hele dienstregeling ontworpen, zodat
de ondergrondse werkers precies weten,
hoe laat de treinen na afloop van de
arbeidsperiode vertrekken. De mensen
moeten zelf maar uitzoeken met welke
lijn zij het beste kunnen reizen en welk
station het dichtst gelegen is bij de plaats,
waar zij werken. Er zijn meerdere lijnen
en elke lijn heeft diverse tussenstations.
Het komt heus niet sporadisch voor, lucht op zijn ondergrondse weg van gang
Ten onrechte wordt veelal
verondersteld, dat de produc
tie van de Staatsmijnen met
steenkool ophoudt. Dit is vol
komen onjuist, want toen
bleek, dat in de Zuidlimburg
se mijnen een goede soort
cokes-kool werd gewonnen,
lag het voor de hand, dat aan
de mijnen een cokes-fabriek
werd verbonden. In 1916 be
gon men bij de Emma met de
bouw van een dergelijke fa
briek, die in 1918 gereed
kwam en in 1919 in bedrijf
werd gesteld. Spoedig na het
begin van de productie kreeg
de Zuidlimburgse cokes een
internationale reputatie. In
1929 werd bij de Staatsmijn
Maurits een nieuwe cokes-
fabriek gebouwd en momen
teel is daar zelfs een tweede
nieuwe fabriek in aanbouw.
In 1951 werd 2 millioen ton
cokes geproduceerd, hetgeen
neerkomt op een dagelijkse
productie van 8500 ton.
GAS.
Bij de vervaardiging van
cokes komt gas vrij en wel in
dermate grote hoeveelheden,
dat een geheel aparte dienst
moest worden gecreëerd om
het gas zoveel mogelijk pro
ductief te maken. Hoewel een
deel door de Staatsmijnen zelf
wordt gebruikt, blijft toch een
groot deel nog beschikbaar
voor industrieel en huishoude
lijk gebruik. De verkoop en
het transport worden verzorgd
door het Gasdistributiebedrijf
van de Staatsmijnen. Dit be
drijf levert rechtstreeks aan
een aantal belangrijke indus
trieën en daarnaast aan alle
gemeenten in Limburg (uit
gezonderd Grave), een groot
aantal gemeenten in Noord-
Brabant en zelfs aan de ge
meente Nijmegen. Via Heerlen
is het gastransportnet van de
Staatsmijnen gekoppeld aan
het Westduitse gasnet van het
Ruhrgebied. Momenteel levert
het Gasdistributiebedrijf per
jaar 300 millioen m3 gas.
STIKSTOFBINDING.
In het voorjaar van 1930
werd aan de Staatsmijnen een
bedrijf toegevoegd, dat voor
de Nederlandse land- en tuin
bouw en voor de chemische
industrie van grote betekenis
zou worden: het Stikstofbin-
dingsbedrijf. Het werd geves
tigd bij de Maurits te Sittard-
Lutterade. In eerste instantie
werd daar ammoniak vervaar
digd, doch deze wordt weer
verder verwerkt tot diverse
chemische producten, in hoofd
zaak meststoffen, waaronder
vooral de stikstof een zeer
belangrijke plaats inneemt. Pe
productie van kunstmeststof
fen bedraagt thans 500.000 ton
per jaar. Ter vergelijking
diene dat in Nederland in het
seizoen 1949/50 in totaal
143.187 ton stikstof werd ge
bruikt. Het Stikstofbindings-
bedrijf heeft momenteel af
zonderlijke fabrieken voor or
ganische producten, waar een
groot aantal stoffen wordt ge
produceerd, die onmisbare
grondstoffen zijn voor andere
industrieën.
In dit verband is het aardig
te wijzen op de nieuwe in
dustrieën van de A. K. U. te
Emmen, waar de akulon en de
enkalon (nylon) vervaardigd
wordt. Ook deze fabrieken be
trekken haar grondstoffen van
de Staatsmijnen. Circa 30 mil
lioen gulden zijn in deze fa
brieken geïnvesteerd, een be
wijs te meer, welk een enorm
belangrijke rol de „afvalpro
ducten" van de mijnen spelen
In de na-oorlogse industriali
satie van Nederland.
dat een mijnwerker ondergronds een goed
half uur moet sporen om de voor hem
meest gunstige halte te bereiken. Dit
lijkt misschien vreemd, doch als men
weet, dat het concessiegebied van de Em
ma 7200 ha beslaat, (dat is even groot als
de stad Amsterdam) en dat in deze mijn
180 km primaire en secundaire gangen
zijn, dan wordt dit wel duidelijk.
Het is daar honderden meters onder de
grond een waar doolhof. Er zijn z.g.
hoofdsteengangen van de Duitse naar de
Belgische grens, een afstand van ruim
25 km, zodat het begrijpelijk is, dat de
diverse grote gangen niet alleen namen
hebben, maar op de hoeken van de gangen
zelfs richtingsborden zijn aangebracht.
Trots wees onze gids op een geel bord,
waarop met een pijl de richting naar de
Staatsmijn Maurits was aangegeven. Van
af de Emma te Heerlen in het Oosten
van het mijngebied kan men ondergronds
de Maurits bij Sittard in het Noord-
Westen bereiken, een afstand waarvoor
de electrische treinen van de Nederlandse
Spoorwegen bovengronds nog altijd 27
minuten nodig hebben.
Mijngas,
Bij iedere mijn spreekt de beveiliging
een hartig woordje mee. Men moet niet
alleen beducht zijn voor instorten, maar
bovendien uitgebreide maatregelen ne
men om de arbeiders van frisse lucht te
voorzien, terwijl bij een kolenmijn ook
nog voorzorgsmaatregelen dienen te wor
den genomen tegen het mijngas. Wat de
beveiliging betreft hebben de Nederland
se mijnen hun sporen dubbel en dwars
verdiend, doch daarvoor moest een uit
gebreide organisatie in het leven worden
geroepen. Het mijngas is één van de
grootste problemen, omdat het reukloos,
kleurloos en smaakloos is. Het komt voor,
dat bij het delven van 1 ton kolen 40 m3
mijngas vrij komt. Teneinde het even
tuele gas op te sporen, wordt een speciale,
mijnlamp gebruikt, gebaseerd op het
principe, dat een gasvlam niet door een
gaasje brandt. Bovendien worden meer
malen per dag luchtproeven genomen,
die in een laboratorium worden onder
zocht. Blijkt de lucht mijngas te bevat
ten, dan besteedt men aan de plaats,
waar het monster is genomen, bijzondere
aandacht. Zodra het percentage gas bo
ven de 4 stijgt, wordt de omgeving
ontruimd. Door het inbrengen van grote
hoeveelheden frisse lucht, kan men het
gas „verdunnen", zodat het totaal on
schadelijk wordt.
Frisse lucht.
Voor het inbrengen van frisse lucht
heeft men in de Emma 280 km lucht-
leidingen aangelegd. Ventilatoren op ver
schillende plaatsen zorgen dat per minuut
19000 m3 gebruikte lucht uit de mijnen
wordt gezogen. In de omgeving van .de
ventilatoren ontstaat derhalve een gebied
van lage luchtdruk, waarheen de door
de mijnwerkers gebruikte lucht afvloeit.
Zo komt het, dat men gaande vanaf
een luchtkoker met ventilator naar de
plaats waar gewerkt wordt, een tegen
wind ontmoet. Gaat men naar de plaat
sen, waar frisse lucht wordt ingebracht,
dan ontmoet men eveneens een tegen
wind, die zelfs tot een storm kan aan
wakkeren.
Teneinde de gevolgen bij eventuele on
gevallen zo gering mogelijk te doen zijn,
zijn overal verbandtrommels en bran
cards opgesteld, terwijl voorts meerdere
telefoonposten zijn ingericht, meestal bij
de seinposten van de spoorwegen. Van
een dergelijke centrale kan men. eik ge
wenst nummer, zowel in als buiten het
bedrijf bereiken. En tenslotte heeft men
om te voorkomen, dat de lucht niet de
kortste weg neemt naar de ventilatoren,
doch vooral de plaatsen aandoet wam:
gewerkt wordt, vele z.g. sluizen gebouwd.
Dit zijn grote ijzeren deuren, die de gan
gen hermetisch afsluiten, waardoor de
tot gang wordt geleid.
Naar de pijler!
Inmiddels waren we onze gids door
een net van gangen gevolgd. De primaire
gangen leverden geen moeilijkheden op.
Ook de secundaire gangen zijn uitstekend
begaanbaar, al heeft men daar geen ce
menten vloeren. De wanden zijn er ech
ter niet wit, maar bestaan uit verticaal
geplaatste ijzeren stangen, waarachter
horizontaal het ronde mijnhout is aan
gebracht.
Langzamerhand naderden we het
kolenfront via de derde rangs wegen. In
deze gangen lopen geen treinen, maar
vervoeren transportbanden de steenkool
naar de plaatsen, waar de kolenwagons
worden gevuld. De electrische mijnlam
pen ten behoeve waarvan aan de kop
pel batterijen zijn bevestigd werden
aangestoken.
De gang liep tamelijk steil naar be
neden. De grond was oneffen en om
niet te vallen moesten we dicht langs
de kant lopen om ons aan de wand-
stangen te kunnen vasthouden. De
transportband in het midden ruiste
zacht en vervoerde grote brokken
steenkool. Hier en daar was de druk.
van de honderden meters aarde bo
ven het dak te groot geworden. De
ijzeren stang was als een luciferhout
je afgeknapt, doch overal stonden ge
routineerde werkers gereed om de
schade te herstellen en de gang van
een nieuw dak te voorzien. Hier en
daar lag water en moest door de mod
der worden gebaggerd. Af en toe was
de wandbeschutting even onderbroken
en glinsterde een laag zwarte steen
kool ons tegen. Daar zal morgen, of
over een week, of misschien pas over
een maand met de aanleg van een
pijler worden begonnen. Soms was
het dak zo laag, dat we gebukt verder
moesten gaan. Plotseling echter bleef
onze gids staan. We ontdekten een fel
verlichte spleet hoog in de zijwand.
We klommen over de transportband,
nadat aan een evenwijdig met de band
lopend koord was getrokken, waardoor
de band bleef stilstaan en lagen een vol
gend ogenblik op onze knieën voor de
pijler, waarin een mist ban stof hing.
Tussen de dicht op elkaar staande stij
len door, kropen we naar beneden. Rechts
van ons twee of drie rijen en daarachter,
op de plaats waar de steenkool reeds
gedolven was, lagen grote brokken na
tuursteen. Links weer een transportband
en daarnaast de houwers, die knielend of
liggend hun werk verrichtten. Met een
boor werden grote plakken van de ste
vige steenkoollaag losgemaakt.
Hier, op deze plaats, wordt dat
onmisbare product voor het econo
mische leven van ons land en voor
een in de winter verwarmd vertrek,
gewonnen. Een ere-saluut voor de
stoere mensen, die onder deze om
standigheden dagelijks hun werk
doen.
De losgeboorde brokken worden met
grote schoppen op de transportband ge
gooid, waarna de steenkool zijn weg naar
boven begint. Twaalf uur per etmaal
wordt geboord; iedei-e twaalf uur wordt
8000 ton met moeite en zweet en ten kos
te van een totaal zwart ondergestoven
lichaam gedolven. Het mijnbedrijf moge
een continubedrijf zijn, van de drie ploe
gen van acht uur, die in de pijlers wer
ken, bestaan de beide dagploegen uit
houwers. Zij zijn elk acht uur onder
gronds, doch zijn zes uur productief, om
dat twee uur nodig zijn voor het ver
voer van de lift naar de pijler en om
gekeerd. 's Nachts komt de onderhouds
dienst. Die verlegt de transportband
dichter naar de kolen, verplaatst da
stijlen waarop het dak rust en laat hel
deel van de pijler, waar de steenkool ig
weggeboord instorten. Zo gaat het dag
in, dag uit.
Lie zon oegroet.
We hebben de mijnwerkers enige tijd
aan het werk gezien en hen bewonderd
om hun krachtsinspanning, totdat da
transportband stopte. Dat was het sela
dat de productieve arbeidstijd ten einde
was. We zijn de 180 meter lange en sterk
dalende pijler met de brandende mijn
lamp op onze helm uitgekropen en waren
toen op de vierde verdieping, 710 meter
onder de aardoppervlakte. Daar hebben
we een eind door een oneffen gang ge
strompeld en zijn toen op een transport
band gaan liggen om ons naar het dichtst
bijzijnd ondergrondse station te laten
brengen. We hebben enkele minuten met
de mijnwerkers op de trein gewacht en
zijn ingestapt in de geheel gesloten wa
gen, waardoor ons niets kon overkomen
indien het voertuig zou 1 kantelen.
Een goed kwartier later stonden
we voor de lift en kort daarna heb
ben we de zon weer begroet, met
vreugde, maar ook met de weten
schap, dat de mijnwerkers een
zwaar en moeilijk, maar ook mooi
beroep hebben en dat deze stoera
kerels de lof van heel ons land ver
dienen
Meer dan 700 meter onder het aardoppervlak lopen deze hoofdsteengan
gen van de Staatsmijn „Emma" te Heerlen. Het is daar onder de grond
een ware doolhof van gangen, waar men als leek weinig begrip van heeft.
Zo is het mogelijk onder de grond door van de „Emma te Heerlen naar
de Mauritsbij Sittard te komen, een afstand waarvoor de electrische trei
nen van de Ned. Spoorwegen bovengronds toch altijd nog 27 minuten no
dig hebben!
STAATSMIJNEN
(Van een speciale verslaggever).
Wanneer een bedrijf 50 jaar bestaat kan dat een reden zijn tot een
bescheiden feest, maar het is toch niet iets dat zeer tot de verbeelding
spreekt, ons land telt immers bedrijven die al meerdere eeuwen oud zijn!
Nu echter de Staatsmijnen het gouden jubileum gaan vieren, nu is er
wel alle reden, om dat op bijzondere wijze te gedenken. En dat niet
eens omdat de Nederlandse mijnindustrie ondanks haar vijftig jaren
toch de oudste is in Europa en zelfs niet omdat die industrie tevens de
modernste is in ons werelddeel. Dit jubileum is een feest waard omdat
het ons volk de gelegenheid biedt zijn dank te betuigen aan al die
mannen, die met zoveel energie het zeker niet aanlokkelijke maar toch
zo noodzakelijke werk daar onder en boven de grond hebben verricht.
Noodzakelijk omdat steenkool in onze samenleving nu eenmaal een
volkomen onmisbaar product is. Niet ten onrechte spreekt men van „het
zwarte goud"!
Het rijke Nederlandse steenkoolgebied in Zuid-Limburg werd rond de eeuw
wisseling uitsluitend door particuliere maatschappijen geëxploiteerd. De N.V.
Domaniale Mijnmaatsehappij te Kerkrade was de eerste die de mjjnexploitatie
ter hand nam. Later werden concessies verleend aan de „Laura Vereniging"
te Eygelshoven, aan de „Willem Sophia" te Spekholzerheide en aan de „Oranje
Nassau" te Heerlen. In 1902 werd echter door de toenmalige regering besloten
geen concessies meer te verlenen en zelf de exploitatie ter hand te nemen. De
Staatsmijnen in Limburg werden opgericht, die achtereenvolgens de mijnen Wil-
helmina, Emma, Hendrik en Maurits in exploitatie brachten. En de kolenvelden
z' "oe niet uitgeput
50
BESTAAN
JAAR.
De Staatsmijnen in Zuid Lim
burg hebben twee trotse records
van alle West-Europese kolen
mijnen op hun naam staan. Ten
eerste is de individuele prestatie
van de Zuid-Limburgse mijnwer
ker van 1611 kg kolen per onder
grondse dienst de hoogste van
alle in West-Europese kolenmijnen
behaalde resultaten.
Ten tweede hebben de Staats
mijnen in Zuid Limburg een
wereldrecord bereikt ten aanzien
van het geringe aantal dodelijke
ongevallen. In 1937 was het aan
tal dodelijke ongevallen per
ÏOOAOO mijnwerkers in Duits
land 153; in België 107; in Fran
krijk 68; in Engeland 107; in de
V.S. 244 en in Nederland....
slechts 19. Momenteel is dit aan
tal in ons land reeds teruggelopen
tot 10. Daarbij gerekend, dat in
Zuid Limburg nog lang geen
100.000 mijnwerkers zijn te vin
den, kan gezegd worden, dat het
aantal dodelijke ongevallen ze
ker niet hoger is dan bij andere
grote industrieën en bedrijven.