iüpn
^mie-s <rsB
liPill'
Üf êi -i
Een kreet des harten
lis I r
ftft s -
5 1?
a H cH-i8 2 SB 3 ii'S
a c &S O w.mÏ, 2 3 O'
?f S c ffi H 5 n np - c tj 3 (2 S cr a ^;kpc,
H. 11 jh' >-■ 5v 2 DH(^£"££}fD£DCErt|ï3ö5
I 1 1 (t® CD I P a ®<P<rt i r W It P P wi-1 3 i i I
d. fO N
-n co f*r o
CD CD
5rgg?M°33
ïsS-tlgSi
I.I i O CD I P
P*
n> CJ1
Ch P"
cr cd rfk
cr »-i "is
S <J R
5 CD CD fC
IIP-
K IQ. K
?Qgg-
O.PL.Q ro re Q,
fo^B-SVg
sTg-a.°?g?
jSg"*
jf 2? f+ ft H
§&Q£*gV
5\5„ 52 B
P
tP
dl P- 2.^ 2 H'fiJ ra tr ju
'ri:w w o o <-i hj J-- d. JD p
^Tct-i (6 !T3 p<(i|3 (D 4 i
ro ÏV
s^r%3
f£'0»aS'0
S.sgP|^
|5'30g3g
I I (0 I ct- I
Vrijdag 28 Maart 1952
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
En ik ben nog gegaan ook. Dat kwam
ook, omdat ze zo hoog van de toren
blies, want ze zei na enig peinzen: „ja
as dat gong, dat zou de beste op
lossing weze voor de school, want
Als er zo tegen je gesproken wordt, ben
je Eian je eer als schooljuffrouw ver
plicht alles op haren en snaren te zet
ten, ook al zit er een was van zes per
sonen in je lende.
Toen m'n hospita gehoord had van
mij, dat de kleine Dineke Visser zou
moeten huishoudsteren, gedurende de
dagen, dat haar moeders been genas,
profeteerde ze somber: „Juffrouw, let es
op mjjn woorden, dat duurt geen dé-
gen, dat wordt wékenDat kind
komp achter bij uwes, is dat geen
waar?" Dat moest ik wel beamen, ge
leerd door de harde sehoolrealiteit. Maar
wat moet je doen? Later maar weer
wat bespijkeren in tal van speelkwar-
tiertjes. „Geen doen an", verkondigde
mijn hospita krachtig en deskundig, en
zweegIk óók, want er zat me nog
wat dwars, n.l. dat ik wel anders zou
plepe, as ik es met werreke m'n kossie
mos verdieneIntussen smaakte de
koffie voortreffelijk en de rust was me
goed. M'n gepeinzen werden onderbro
ken door een kordaat bevel: „Juffrouw
nou mot u mijneiis vertelle, of dat Aar
tje van Dam nog steeds op school is.
Uwes mot dat weten, vanwege de hand
werkles". Ik schokte op. Aartje van
Dam en de handwerklesJa, inder
daad, Aartje was nog op school. „Krek
wat ik doch", zei de hospita, „as dat
kind d'r niet afgaat, vanwege d'r leef
tijd, ken ze wat de kennis betreft d'r
wel opblijve tot ze tachtig is". Zo'n vak
kundig oordeel maakt je als schoolmens
even perplex. Ge ziet, m'n hospita weet
d'r weetje wel. Ze heeft niet voor niets
een onderwijskracht ln huls. „Juffrouw
lieve d'r nog eris an toe, nou mot uwes
beslist effetjes naar Aartje d'r moeder
toe gaan. Dat is een best mens, al zei
ze nooit prefessor worre. As uwes daar
nou er mee gaat prate, of dat Aartje
niet teris een dag of wat mag bijspringe
bij die Vissers. Geld zei ze d'r niet voor
vrage, dat weet ik of ik het zeivers
was. Dan ken dat stukkie grut naar
school komm en uws ken dat in school
best met meneer voor mekaar krijge.
Die zei aan Aartje niet veul misse, en as
dat kind nou toch te mee van school
•komp zelle die leste lessies d'r niet bo
venop hellepe". Toen ik niet direct één,
twee, drie in de houduig stond, zei de
dikkerd loos: „Kom ik ga vast maar
d'r es wat melk opzette, dan heb ik
d'rek een lekker bakkie klaar as uwes
trug komp. Nou juffrouw, me kop d'r
af, as uwes dat zakie niet voor mekaar
krijg
Van tirannie gesproken. Ik rechtte
mijn rug, zuchtte en verdween maar.
Aartjes moeder, die me enthousiast ver
welkomde, m'n verzoek onmiddellijk
toestond, mits ik het met meneer klaar
maakte, me verder in een gemakkelijk
stoeltje neerpootte, en-me verdronk in
een „lekker bakkie koffie", ter grootte
van een klein formaat afwasteiltje, zei,
dat ik het - er nou ens van nemen most
en op m'n gemak blijve zitte, want
strakkies kreeg ik een extra bakkie
chocola en.... wijders.... wat juffrouw
as vrouw zijnde d'r nou es van docht,
wat ze het best met Aartje kon doen, as
ze van school thuis kwam. Zeivers was
ze nog zo flink eis een jonge meid en
ze zou d'r beslist niet tegen kenne om
de hele dag zo'n meissle as een dienst
bode om d'r heen te hebbe en om het
geld hoevende Aartje niet te gaan die-
ne, maar lerenou ja, de juffrouw
wist zelzers wat ze kon.
Daar zat ik nou, tussen twee vuren,
of juister tussen twee zee-tjes. Hier een
bak koffieeenzelfde maat chocola
de in het verschiet, thuis een hospita
wachtend, ook met koffie, die zou
zeggen: „En juffrouwEn
boven op mijn kamer, wachtend
de Bijbel, de boeken voor mijn
voorbereiding voor de nieuwe dag.
Dan nog in mijn lende het gevoel of het
spit niet ver meer af is.
Zeggen ze nog, dat je een gemakke
lijk baantje hebt, dat de juffrouw wel
anders zou piepe....!
„Juffrouw, as het nou niet al te bru
taal is, wou ik wei es vrage, of Aartje
dan voorlopig toch nog bij uwes op de
handwerreke mag blijve komme. ook as
ze van school af Is, want van zulk werk
steekt ze heel wat op
Dan is de maat voor één dag vol en
ik ga maar naar huls, zonder chocola
te hebben genomen.
Mijn beste nichtjes en neven,
Van de week weer eens bezoek ge
had van Jan Jansen. Het was een
poosje geleden, dat hij bij mij was. Dat
zei ik ook. „Vader en möeder allebei
griep gehad", zei hy, „en toen moest
ik wat meer helpen en heel wat bood
schappen wegbrengen". „Fijn", zei
ik toen weer. „Noufijn
vond Jan.„Vond je het dan niet fijn,
dat je nu eens echt wat kon doen
voor je vader en moeder?" „O, ja dat
wel", gaf Jan toe, „maar daarom is
het werk zélf nog niet zo fijn".
Dat was ik weer met hem eens.
Maar ik keek eens goed naar Jan en
toen kreeg ik het gevoel, dat er nu
toch weer wat haperde. Jan en ik zijn
heel goede vrienden, dus vroeg ik hem
op de man af, wat er nu aan scheelde.
Hij keek nou toch zeker niet meer
zo bedrukt, omdat hij een paar we
ken geleden in de winkel had moe
ten helpen en boodschappen weg
brengen? „Phhh nee hoor, dat was
ik allang vergeten, maar ja omdat u
zei, dat ik een tijd niet geweest weis,
dacht ik er aan. Neegister op
m'n nek gehad van vader
„Verdiend?" informeerde ik maar
direct. „Verdiend..?" herhaalde Jan
langzaam, „zal wel hé?" Toen ik ver
der maar niets zei en eenvoudig
wachtte op het verhaal van z'n lotge
vallen, begon hij maar te vertellen.
Hij was met een stel vrienden er op
uitgetrokken, buiten het dorp en toen
waren ze aan het onderzoeken ge
gaan, of er in de sloten al veel leven
te bespeuren was. Tjadan kun
je ais je Jan Jansen ben, vast niet
achteraangekomen. Jan had natuurlijk
het ijverigst gespeurd, en net bij zo'n
echte diepe baggersloot was hij van
de gladde kant af geglibberd en hals
over kop in het water, of liever de
modder geschoten. De vriendjes had
den hem geholpen om er weer uit te
komen, maar niemand kon hem hel
pen om van al de modder af te ko
men en zo was onze vriend naar huis
je kon hem twintig meter
vooruit al ruikenVader zag hem
het eerstEn die dacht aan al het
extra werk dat moeder nu weer kreeg
om die viezigheid weer schoon te ma
ken, terwijl moeder, die het laatst de
griep had gehad, nog zo gauw moe
was. En toen vader ook nog hoorde,
waar Jan kopje onder was gegaan,
schrok hij ook nog erg, want het had
best kunnen zijn, dat Jan geen kans
meer had gezien om er uit te komen.
en wat dan?
Jan vertelde alles eerlijk, maar ik
zei ook eerlijk, dat ik me best kon
begrijpen dat vader hem even er van
langs had gegeven, want.... Die Jan
knikte zo gedwee ja, dat ik er niet
veel van begreep, want wezenlijk an
ders is Jan zo gedwee niet. Ik moest
weer eens goed naar hem kijken, en
toen zag ik eindelijk, dat hij er zo
raar bij zat. Hij hield maar steeds zo
raar zijn hand op zijn broekszak. Ik
dacht eerst dat hij pijn in zijn bo
venbeen had en dat dit nog een gevolg
was van zijn belevenissen van de vo
rige dag. Daarom informeerde ik een
beetje medelijdend of hij pijn had.
„PijnJan gaapte haast van
verbazing. Ja je zit zo raar er bij, ver
dedigde ik mijn vraag. Als antwoord
zuchtte Jan eens diep, haalde zijn
hand weg en toen zag ik een lange-
lange scheur in zijn broek.
„Gevochten", zei Jan kort en krach
tig. „Moest dat per sé?" „Tuurlijk",
kreeg ik zo vol overtuiging ten ant
woord, dat ik het alvast maar ge
loofde, al wist ik nog van niets. Weer
wachtte ik op verdere uitlegging van
Jan, die ook prompt kwam.
„U weet toch wel, dat ouwe kleine
hondje van onze buren?" Of ik dat
wist, want Jan heeft het er nog al
eens over. Zelf wil hij o zo graag een
hondje hebben, maar werkelijk daar
heeft zijn moeder het te druk voor,
om er ook nog zo'n extra werkbe-
zorger >ij te nemen. En vader is het
met haar eens, dus weet Jan wel dat
het hopeloos is, om er verder naar te
vragen. Daarom troost hij zich maar
met het oude hondje van de buren,
dat wel dikwijls bij hem thuis komt
kijken, of er lekkere brokjes koek uit
de winkel op hem liggen te wachten.
En nou was dat oude diertje de oor
zaak van Jans nieuwe narigheden.
„D'r liep zo'n vervelende knul bij ons
in de buurt en toen die Trip zag, gaf
hij dat oude beest zomaar een trap en
dat beest dee niks nieten nou
en toen gaf ik hem een trap en nou
waren we zo maar ineens an 't vech
ten en nou, toen had ie mijn vast en
toen scheurde het.... en nou zal ik
tuurlijk wel weer op m'n nek krij
gen...." en weer zuchtte Jan diep,
heel diep, maar hij keek me zo sme
kend a dat ik er alles van begreep.
Toen heb ik eens gezucht en heb even
ernstig nagedacht. Ik zei: „Ga maar
even naar de slaapkamer, daar zie
je vanzelf wel een badjas hangen,
schiet die even aan en kom hier met
je kapotte plunjeDat hoefde ik
geen twee maal te zeggen. Jan die
goed de weg weet in mijn huis, was
al op weg en ik zocht alvast maar
naald en garen. In een wip was een
heel andere Jan terug en ik kreeg
zijn kapotte broek in handen. „Ke
rel", juichte ik haast, „het valt mee,
het is niét gescheurd, alleen de naad
is maar opengetrokken!" Dat heb ik
gauw genoeg voor elkaar". Ik ben wel
wat gewend, maar van die Indianen-
vreugdekreet schrok ik wel een beet
je. Nou en toen hebben we samen on
ze vreugde uitgezongen. Toen ik klaar
was, was Jan in een tel verdwenen
en na een paar tellen kwam hij om
getoverd in een net jongetje terug.
Maar toen was er ook geen houden
meer aan, hij moest weg want zijn
huiswerk voor school„Bedankt
hoor", riep hij nog in de gang. En
werkelijk hij kwam nog even terug.
Om het hoekje van de kamerdeur
riep hij nog gauw: „Morgen ga ik
katjes voor u plukken!"
Ziezo, die had ik dus verdiend.
Maar op de manier waarop Jan weg-
draafde kon ik wel zien, dat hij zich
honderd pond lichter voelde dan eerst.
Dag hoor, jullie Tante Truus.
Correspondentie uitsluitend te richten aan:
J. Joosse, Eigenhaardstraat 6, Middelburg.
In de competitie van de Z.S.B. werd
gespeeld de wedstrijd Koudekerke
Middelburg III. Uit deze wedstrijd ge
ven we het volgend partijtje, gespeeld
door de heren L. Jacobse (Koude
kerke) wit en F. de Klerk (Middel
burg) zwart. De partijen gaan vrijwel
gelijk op. Zwart verzuimd op de 12e
zet pion winst, wit wil niet achterblij
ven en geeft op de 14e zet een Paard
weg. Nu is het voor zwart niet moei
lijk meer en op de 21e zet is de witte
koning gevangen.
Wit: L. Jacobse. Zwart: F. de Klerk.
(Italiaanse party).
1. e2e4, e7e5
2. Pgl—f3 Pb8c6
3. Lflc4 Lf8c5
4. d2d3 h7h6
(voorkomt Pg5, maar Pf6 en dan 00
is beter, h6 betekent meestal een ver
zwakking).
5. Pbl—d2 a7a6
(Beter Pf6)
6. a2a3 b7—b5
7. Lc4d5
(M.i. staat de L beter op a2, waarna
b.v. b4 en Lb2 kan volgen)
7Dd8—f6
8. b2b4
(foutief zou hier zyn Lc6, Dd6, De5;
Lf2:, Kf2:, De5f enz.)
8Lc5b6
9. Lel—b2
(natuurlijk niet Lc6; Dc6; Pe5; Dc3
enz. Nu dreigt echter wel Lc6).
9Pg8e7
10. Ld5b3 d7d6
11. h2h3 Df6g6
12. 0—0
(Wit had niet veel keus, g4 had ook
bezwaren en g3 gaat niet wegens Dg3:
enz.)
12f7—f5
(Zwart laat zijn kans op pionwinst
gaan, b.v. Lh3; Ph4; Dg3; Pdf3; g5
enz. of Lh3; Ph4; Dg3; Df3 enz.)
13. Pf3h4 Dg6—f6
14. e4Xf5?
(Een fout welke een paard kost. Wit
had het paard weer naar f3 moeten
spelen)
1 4Df6Xh4
(Dank U!)
15. Ddl—g4
(Beter was toch Pf3. Wanneer men
een stuk achter is, moet men geen
stukken gaan afruilen)
1 5Dh4Xg4
16. h3Xg4 h6h5
(Zwart wil de h-lijn open hebben)
17. c2c4 Pc6d4!
18. Lb3—dl h5Xg4
19. LdlXg4 Pd4Xf5
20. Tal—cl
(Wit ziet het gevaar niet, anders had
hij wel Pe4 gespeeld, hoewel hy het
dan ook moeilijk had gekregen)
2 0Pf5g3!
21. Tfl—el
(Veel te redden was er niet meer. Het
enige was nog Lh3; er kan dan vol
gen Lh3; gh3; Pe2f. Wit raakt dan
een volle Toren achter en een slechte
stelling)
2 1Th8hlf mat.
De ladderwedstrjjd.
Daar de Schaakrubriek enige malen
niet is verschenen, is de prijsuitreiking
ook verschoven. De opgaven die nu
volgen tellen nog mee voor deze
maand, zodat de prijswinnaar de vol
gende keer wordt bekend gemaakt
Hier volgen dein de nieuwe opgaven:
Probleem 35 (Zie diagram 35).
Wit: Kgl, Del, Tal, Tfl, Pe5. Pg3,
pi: a2, b2, c2, e3, f2, g2.
Zwart: Kc8, Dg4, Td8, Th8. Lf8,
Pe4, pi: a7, b7, c7, f7, h3.
Zwart aan zet wint (mat in 3 zet
ten) (3 pnt.).
Probleem 36 (Zie diagram 36).
Wit: Ke7, Tg4, Lh6, Pd6.
Zwart: Ke5, Pel, Ph5, pi: d5.
Wit aan zet (mat in 2 zetten) (2
pnt.).
Oplossingen in te zenden 11 dagen
na verschijning van deze rubriek.
De oplossingen van probleem 33 en
34 zijn resp.:
33. 1Dh3; 2. Dfl, Tel; 3. Tel,
Tel; 4. Del, Dg2t mat.
34. 1. Kf5f, Kg7; 2. Lh6t!, Kh6; 3.
g5t, Kg7; 4. gf6t, Kh6; 5. Tb8ü, Db8;
(wat anders?) pat.
Diagram 35.
a b c u e l g
Zwart aan zet geeft mat in drie zet
ten (3 pnt.).
Diagram 36.
abcdefgh
Wit aan zet geeft mat in twee zet
ten (2 pnt).
op, F
,MO
b. M
3 0*03 m
cf s; «Sa (m™.
o n> ag-B
S"OPScrgE.B-„n>TO2
'an 2> B
S-B fa5
o-<
fas
P ELp
I» S
3 n> g 3 an
O
M» 30
2 3 K 2
2. rn V H
o- m
S B!
rs
(t> 2L
(D c-t-
13
03
CA
go
o'
B
Q.o Fn>uu' NFqs
i B cu B
r-ii" mis'
ÏTstjK'fcfi
0 CU JU JU (D
1 I M I 1
jro ÊS'; G.
2-ro 2»
G 7
l£S
(D O
a
(D
O
3
*0
0}
3*
Om
rcmUieUod
hAhAVAn^A I. i.
behorende by het
ZEEUWSCH DAGBLAD
van
Vrjjdag 28 Maart 1925 No. 2128
Uitgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V.
Goes
eeuu/scH
u/eem/iD
VOOR DE ZONDAG
Een lezer van de brieven van onze
medewerker Flip Bramse, schreef
een brief, naar aanleiding van diens
opmerkingen over de goede manier
om Biddag te houden.
Flip Bramse vroeg ons of wy dat
hier in deze rubriek wilden behan
delen, wat we graag doen, mede met
het oog op het belangrijke onderwerp,
dat de schrijver uit Biggekerke aan
de orde stelt.
We zullen eerst zyn brief plaatsen
en we hopen dan volgende week enig
commentaar te geven.
Hier volgt de brief:
Geachte heer Flip Bramse,
Uw stukje van Vrijdag j.l., „Bij ons
thuis" over Biddag heb ik gelezen en
denk aan een jaar geleden, toen een
persoon mij toevoegde: Je bent nogal
Kerks, je moet maar goed bid
dagen voor het gewas houden nu die
vreemde snuiters, weiden, koolzaad
en wintergraan enz. om komen ploe
gen zonder waarschuwing vooraf, zo
als by KI. W. die zich voor de machi
nale ploeg wilde gooien. Deze man
was 76 jaar oud en zeide: vechten
kan ik niet meer en kan mij dus niet
verweren dan maar zó.
Gelukkig wilde de arbeider eerst
zijn lastgever nog eens vragen, of dat
zó moest en toonde deze arbeider er
een soort van geweten op na te hou
den en stond hij hoger dan die heren
met een kleine letter. Natuurlijk
ging het zaakje de volgende dag door.
Streekplan, verkaveling, Polder Wal
cheren en niet te vergeten het Water
leidingbedrijf je, zij maken de schone
Scheldekust kapot. Met vals vernuft
willen zij het kromme recht praten
en ons een rad voor de ogen draaien
en wat zullen de honderden bezwaar
schriften opleveren? 28 Juli 1951
noemde ons de Haagse Post: Casem-
broodvolk! Hangen wij nu werkelijk
van deskundige luidjes af die alléén
maar rechte lijnen kunnen trekken
en van personen wier roeping is:
pleisters te plakken op houten benen?
Hier zijn bittere mensen gekweekt
door al die gelegenheidswetjes en
verordeningetjes na de bevrijding!
Voor de oorlogen was het hier ver
rukkelijk wonen en het zicht op de
hoge duintoppen enig. Van mijn 17de
jaar teken en schilder ik duin en zee.
Nu is het prikkeldraad, verboden
toegangsborden en afsluiten van eeu
wenoude overgangen over de duinen
enz. geblazen. Dit alles om Walcheren
mooi te maken en aantrekkelijk voor
vreemdelingen? Ik ben 73 jaar oud
en een zwaar getroffen oorlogsslacht
offer, 4 huizen totaal door de on
barmhartige bombardementen ver
nield en moet van mijn 3 kinderen
onderhouden worden. God ben ik
dankbaar dat Hij mij kinderen heeft
geschonken die in mijn levensonder
houd voorzien en mij in staat stellen
in myn huis te blijven wonen. Wat zou
ik kunnen als ik van de ouderdoms-
toewijzing moest leven? Ik kan mijn
huishoudster haar salaris er nog niet
van betalen! Alles wordt in het werk
gesteld om je hier weg te werken
terwille van het planten van boompjes
(om vogels te kweken) en een wind-
gordijn te vormen; deze boompjes
moeten het zoute water beteugelen,
dat via de Noordzee onder de duinen
door naar binnendringt. Voor het
waterleidingbedrijf je moet het mooi
ste plekje van Walcherens duinland
schap en het enigste Zuiderzeestrand
van Nederland kapot gemaakt wor
den. Jammer dat ik tot heden toe niet
één belangenloos en onafhankelijk
mens heb kunnen krijgen, om te voet
de Scheldekust eens - onder de loupe
te nemen. Het is hopeloos, de harp
hangt aan de wilgen en de doods
klok klept over „Valkenisse, Dishoek
en Kaapduin!" W.
Wij kennen een ijzer en papieren
[gordijn,
Het een' is gevaarlijk, het and're zéér
[klein;
Aan de kust wordt gewerkt aan een
[watergordijn,
Zéér dun en doorzichtig, maar zuur
[als azijn!
Nu komt er waarlijk nog een wind-
[gordijn bij,
Ze planten veel boompjes in vrucht
bare klei;
Door het omploegen van weiden,
[koolzaad en graan,
Gaat Valkenisse en Dishoek naar....
[de Maan!
't Was schoon bij 't eerste ochtend-
[glimmen
Te Valkenisse aan de zee;
De hoge duinen te beklimmen
En om te zien bij elke treê;
't Was overheerlijk daar te staan
En daar Gods zonne op zien gaan.
B. W.
M'n ouwe vrind uut Krabbendieke
had nog wat op z'n kerfstok en hie
vroog mien er mien gedacht is over te
zeggen. Hie zit, mot julder wete, met de
vraeg ofdat het wel geoorloofd is dat
de koeie niet meer op de geweune wieze
bevrucht worre.
Hij schrieft: we leye in een tied
van uutvindingen. MEier hie is de me
ning toe gedaen asdat alle diengen ge-
schaepen bin vo' 't gebruuk en niet vo'
misbruuk. Noe ken hie niet geloaven,
asdat het door de Schepper is toege-
staen met de dieren op deuze menier
om te spriengen, al zeit ie er bie, dat
een ieder in z'n eigen gemoed ten volle
verzekerd mot wezen.
Noe is over dit onderwerp al is meer
geschreven, oak in Ons Platteland, het
blad van de Christelijke Boeren- en
1Jh€&uotUcke> wopeMustitity.
Daarom neemt aan de gehele wapenrusting Gods.
Ef. 613-17
De Priester-Koning van Psalm 110,
die op weg is in deze wereld tot de
volledige ryksoverwinning, verwacht
een volk, dat zeer gewillig is in de
dagen van zijn heirkracht. Hij is
bezig recht te doen onder de heide
nen en het vol dode lichamen te ma
ken. Daartoe draagt Hij een wapen
rusting van geheel eigen orde. We
lezen er o.a. van in Jes. 115 en
59:17. Hij schaamde zich niet, die
wapenrusting aan te trekken. Zomin
als <wij ons hebben te schamen deze
wapenrusting aan te doen.
Want dat laatste mag toch wel
een keer gezegd worden. Neen, zo
„onder ons" zouden we niet graag
wat van die wapenrusting zeggen,
die Paulus zo trouw en hartelijk
aanbeveelt in Ejeze 6. Er wordt
trouwens ook veel over geschreven en
gepreekt. Het is dus een geliejd the
ma, en dat zegt toch ook wel iets.
Ja, en toch zullen we er ons maar
steeds weer van hebben te door
dringen, dat Gods wapenrusting van
eigen orde en systeem is.
Als je de 6 wapenen bekijkt, die
Paulus in deze verzen noemt, dan
blijken er immers 5 voor het defen
sief en slechts 1 voor het offensief
bestemd te zijn. Wij echter zetten
de zaak in de praktijk liever pre
cies op haar kop:
jMten we overgaan tot de aanval,
wapenbroeders". De kreet is ook
vandaag niet van de lucht. Terreinen
veroveren; is Christus niet koning
op alle terrein? Ach, God geeft ons
vijf wapenen voor de voorbereiding
en verdediging. Laten we maar goed
er voor zorgen, dat ons hele tichaam
beschermd is als het offensief los
breekt! Het offensief dan van de
de andere kant, wel te verstaan. En
wannéér het losbreekt, goed, dan
krijgen we een zwaard, te weten
„Gods Woord" ft!), maar ook dón
(.•17) krijgen we eerst nog een
helm in handen gestopt. Ter be
scherming o.a.
Gód verschaft ons de wapenrus
ting. Dezelfde, die Hij de knecht
van Jes. 11 en 59 aantrok. En dat
Gód het doet, dat is zó totaal be
doeld, dat er niets, totaal niets van
de soldaat zelf overblijft. Zyn per
soonlijke kwaliteiten vallen hele
maal weg.
Als het mobilisatiebevel klinkt,
zullen we dan zeer gewillig zijn
,JN HEILIG SIERAAD"? Christus
op het oorlogspad begint nog niet
aan de buit, Hij drinkt, als Hij dorst
heeft, nog maar uit de beek (Ps. 110
7), voor meer is er geen tijd.
Trekt aan deze klassieke wapen
rusting van Jesaja's knecht, Richter
Hem aan''.
Tuindersbond. En angezlen dat ik nogal
is de geweunte heb die diengers te be-
waeren eis ze me interesseren, zoa heb
ik nog is gesnuffeld in die ouwe pappe-
rassen en toen heb ik gevonden dat er
jaren geleje al is deur iemand, die er meer
verstand van heit as ikke wat vsm ge-
zeid is. Ik zal 't noe maer in mien eigen
woorden weergeven, dat liekent mien 't
beste, aeres neem ik weer te veul plek
ke in beslag, en dat mot nie. Het arti
kel is van een christelike dierenarts,
een man die het dus weten ken en de
zsiek ook van de principiële kant be-
kiekt. Hij schrieft in de eerste plekke,
dat de naam kunstmatige bevruchting
niet deugt, want dat is het niet. Geen
sterveling ken dat kunstmatig doeë, oak
met de beste uutvindtngs nie. Dat heit
de Schepper ons onthouwe en an de na
tuur zeivers overgelaeten. Asse we maer
effies deurdienken bin we 't daer alle-
gaer over seens. En wat de rest betreft,
motte we niet zeggen asdat we niet op
de natuur van het beest magge ingrie-
pen. Ik dienk dat ieleke boer dat doet,
de beste nie uutgezonderd. Asse we het
kalf bie de moeder vandaen haelen en
zeivers de melk gebruken, grlepen we
oak op de natuur in en meschien nog in
ergere maete asdat 't gevat is We het
onderwerp datte we noe bie de kop
Asse we de eiers op kunstmaetige me
nier laeten uutbroeien griepen we oak
op de netuur in. En wat dienke julder
van het castreren van het vee? Dat is,
as je 't mien vraegt, een veul erger in-
grlepen in de netuur as wat je aeres
maer bedienken ken. En dat alles is
toch toelaetbaer. De Biebel zeivers
spreekt over de ossen. Dus daer kenden
ze 't oak al. En zoa kennen we deur
gaen.
Noe ken ik best begriepen hoe dat
mien ouwe vrind in Krabbendieke an
z'n vraeg komt. Er is in at die diengen
wat, dat je teugen de borst stuit. Je
gevoel komt er teugen ln. Maer dat ge
voel gaet teugen alle onnetuurlijke han
delingen in die we met de beesten uut-
voeren. Een kalf bie z'n moeder weg-
haelen Is oak erg, as je der over nae
gaet dienken en laeten we noe maer
niet praeten over de wieze waarop er
met de mestkalvers dukkels wordt om
gesprongen. Ik bin ter glad mee seens
dat 't hoog tied wordt dat de minister
daer is strenge wetten op maekt.
Maer noe ofgezien van die uutwassen,
stuit het je toch teugen de borst, dat
we bie de beesten zoa dukkels ln de na
tuur motte ingriepen. Zonder zondeval,
in het paradies zou dat oak nooit ge
beurd hebben. Eerst nae de zondeval le
zen we asdat de mens van het dier prof-
flteren mag. En zoa lied 't beest mee
om de zondeval. Wie dat goed bedienkt,
zal z'n eigen wel wachten om hard met
de beesten om te springen. Het afbeu
len van onze paerden en het afranselen
van onwillige dieren is een mlsdaed die
niet te vergoeliken is. Maer overigens
bin dingen as het Ingriepen op de ne
tuur van het beest, vo' zoa ver as ik
't bekieken ken, wel geoorloofd. We
gaen een tied te gemoet, dat het alge
meen zal worden. Mien schoonzeun in
Pella schrieft mien, Eisdat het daer al
gemeen de geweunte is de kunstmatige
bevruchting toe te passen op de koelen.
Op een aere menier ken 't daer al met
eens meer. En as dat bie ons oak alge
meen gaet worre, dan zou, as 't dear
de Schrift verboje wasse, betekenen,
asdat een christen geen boer meer ken
wezen.We motte al die dingen wel goed
bekieken vo' we zeggen dat 't teugen de
Schrift ingaet. We hebben in het verleje
wel is meer gezeid van bepaalde dingen
dat de Schrift 't verbood, maer laeter,
toen het algemeen gong worre, gongen
we der zeivers oEik an mee doen en toen
bleek asdat de Schrift 't met verbood.
Ik wil maer zeggen, lk bin 't goed seens
met de ouwe vrind, as tie zeit, dat een
ieder in z'n eigen gemoed ten volle ver-
verzekerd mot wezen, maer dan motte
we er oak geen eigenwillige godsdienst
op nae houwen, maer goed weten wat
de Schrift ter van zeit.
Ik hoop asdat me vrind met dit ant
woord 't stellen ken en aeres hoor Ut
't nog wel van z'n.
Van de weke kriegen julder es
een extra briefje van me. Ik heb
gedocht asdat 't beste was, wanneer
ik aan de man, die altied de hoofd
artikeltjes schrieft in ons Weekend,
vroeg of dat ie het briefie van me
vrind uut Biggekerke maer is be
handelde. Wat die goeie vrind schrieft
is van zoa veul belang, dat ik docht,
daer motte maer is betere krachte as
ik bin an te pas kommen. Want jul
der kennen je vrind Flip noe wel veul
schrieven en het is altied welkom bie
mien, dat weten julder net zoa goed
as ik, maer ik bin niet de man over
alles het gepaste antwoord te schrie
ven. En daerom kieken julder maer
is, wat dat ter in het hoofdartikeltje
staet. Ik dinke dat mien vriend uut
Biggekerke, dat oak wel goed vindt
op deuze menier. Waer of niet?
En noe maer tot volgende weke bie
leven en wel wezen en nog es gegroet
van julder vrind FLIP BRAMS3.