iüpn ^mie-s <rsB liPill' Üf êi -i Een kreet des harten lis I r ftft s - 5 1? a H cH-i8 2 SB 3 ii'S a c &S O w.mÏ, 2 3 O' ?f S c ffi H 5 n np - c tj 3 (2 S cr a ^;kpc, H. 11 jh' >-■ 5v 2 DH(^£"££}fD£DCErt|ï3ö5 I 1 1 (t® CD I P a ®<P<rt i r W It P P wi-1 3 i i I d. fO N -n co f*r o CD CD 5rgg?M°33 ïsS-tlgSi I.I i O CD I P P* n> CJ1 Ch P" cr cd rfk cr »-i "is S <J R 5 CD CD fC IIP- K IQ. K ?Qgg- O.PL.Q ro re Q, fo^B-SVg sTg-a.°?g? jSg"* jf 2? f+ ft H §&Q£*gV 5\5„ 52 B P tP dl P- 2.^ 2 H'fiJ ra tr ju 'ri:w w o o <-i hj J-- d. JD p ^Tct-i (6 !T3 p<(i|3 (D 4 i ro ÏV s^r%3 f£'0»aS'0 S.sgP|^ |5'30g3g I I (0 I ct- I Vrijdag 28 Maart 1952 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 En ik ben nog gegaan ook. Dat kwam ook, omdat ze zo hoog van de toren blies, want ze zei na enig peinzen: „ja as dat gong, dat zou de beste op lossing weze voor de school, want Als er zo tegen je gesproken wordt, ben je Eian je eer als schooljuffrouw ver plicht alles op haren en snaren te zet ten, ook al zit er een was van zes per sonen in je lende. Toen m'n hospita gehoord had van mij, dat de kleine Dineke Visser zou moeten huishoudsteren, gedurende de dagen, dat haar moeders been genas, profeteerde ze somber: „Juffrouw, let es op mjjn woorden, dat duurt geen dé- gen, dat wordt wékenDat kind komp achter bij uwes, is dat geen waar?" Dat moest ik wel beamen, ge leerd door de harde sehoolrealiteit. Maar wat moet je doen? Later maar weer wat bespijkeren in tal van speelkwar- tiertjes. „Geen doen an", verkondigde mijn hospita krachtig en deskundig, en zweegIk óók, want er zat me nog wat dwars, n.l. dat ik wel anders zou plepe, as ik es met werreke m'n kossie mos verdieneIntussen smaakte de koffie voortreffelijk en de rust was me goed. M'n gepeinzen werden onderbro ken door een kordaat bevel: „Juffrouw nou mot u mijneiis vertelle, of dat Aar tje van Dam nog steeds op school is. Uwes mot dat weten, vanwege de hand werkles". Ik schokte op. Aartje van Dam en de handwerklesJa, inder daad, Aartje was nog op school. „Krek wat ik doch", zei de hospita, „as dat kind d'r niet afgaat, vanwege d'r leef tijd, ken ze wat de kennis betreft d'r wel opblijve tot ze tachtig is". Zo'n vak kundig oordeel maakt je als schoolmens even perplex. Ge ziet, m'n hospita weet d'r weetje wel. Ze heeft niet voor niets een onderwijskracht ln huls. „Juffrouw lieve d'r nog eris an toe, nou mot uwes beslist effetjes naar Aartje d'r moeder toe gaan. Dat is een best mens, al zei ze nooit prefessor worre. As uwes daar nou er mee gaat prate, of dat Aartje niet teris een dag of wat mag bijspringe bij die Vissers. Geld zei ze d'r niet voor vrage, dat weet ik of ik het zeivers was. Dan ken dat stukkie grut naar school komm en uws ken dat in school best met meneer voor mekaar krijge. Die zei aan Aartje niet veul misse, en as dat kind nou toch te mee van school •komp zelle die leste lessies d'r niet bo venop hellepe". Toen ik niet direct één, twee, drie in de houduig stond, zei de dikkerd loos: „Kom ik ga vast maar d'r es wat melk opzette, dan heb ik d'rek een lekker bakkie klaar as uwes trug komp. Nou juffrouw, me kop d'r af, as uwes dat zakie niet voor mekaar krijg Van tirannie gesproken. Ik rechtte mijn rug, zuchtte en verdween maar. Aartjes moeder, die me enthousiast ver welkomde, m'n verzoek onmiddellijk toestond, mits ik het met meneer klaar maakte, me verder in een gemakkelijk stoeltje neerpootte, en-me verdronk in een „lekker bakkie koffie", ter grootte van een klein formaat afwasteiltje, zei, dat ik het - er nou ens van nemen most en op m'n gemak blijve zitte, want strakkies kreeg ik een extra bakkie chocola en.... wijders.... wat juffrouw as vrouw zijnde d'r nou es van docht, wat ze het best met Aartje kon doen, as ze van school thuis kwam. Zeivers was ze nog zo flink eis een jonge meid en ze zou d'r beslist niet tegen kenne om de hele dag zo'n meissle as een dienst bode om d'r heen te hebbe en om het geld hoevende Aartje niet te gaan die- ne, maar lerenou ja, de juffrouw wist zelzers wat ze kon. Daar zat ik nou, tussen twee vuren, of juister tussen twee zee-tjes. Hier een bak koffieeenzelfde maat chocola de in het verschiet, thuis een hospita wachtend, ook met koffie, die zou zeggen: „En juffrouwEn boven op mijn kamer, wachtend de Bijbel, de boeken voor mijn voorbereiding voor de nieuwe dag. Dan nog in mijn lende het gevoel of het spit niet ver meer af is. Zeggen ze nog, dat je een gemakke lijk baantje hebt, dat de juffrouw wel anders zou piepe....! „Juffrouw, as het nou niet al te bru taal is, wou ik wei es vrage, of Aartje dan voorlopig toch nog bij uwes op de handwerreke mag blijve komme. ook as ze van school af Is, want van zulk werk steekt ze heel wat op Dan is de maat voor één dag vol en ik ga maar naar huls, zonder chocola te hebben genomen. Mijn beste nichtjes en neven, Van de week weer eens bezoek ge had van Jan Jansen. Het was een poosje geleden, dat hij bij mij was. Dat zei ik ook. „Vader en möeder allebei griep gehad", zei hy, „en toen moest ik wat meer helpen en heel wat bood schappen wegbrengen". „Fijn", zei ik toen weer. „Noufijn vond Jan.„Vond je het dan niet fijn, dat je nu eens echt wat kon doen voor je vader en moeder?" „O, ja dat wel", gaf Jan toe, „maar daarom is het werk zélf nog niet zo fijn". Dat was ik weer met hem eens. Maar ik keek eens goed naar Jan en toen kreeg ik het gevoel, dat er nu toch weer wat haperde. Jan en ik zijn heel goede vrienden, dus vroeg ik hem op de man af, wat er nu aan scheelde. Hij keek nou toch zeker niet meer zo bedrukt, omdat hij een paar we ken geleden in de winkel had moe ten helpen en boodschappen weg brengen? „Phhh nee hoor, dat was ik allang vergeten, maar ja omdat u zei, dat ik een tijd niet geweest weis, dacht ik er aan. Neegister op m'n nek gehad van vader „Verdiend?" informeerde ik maar direct. „Verdiend..?" herhaalde Jan langzaam, „zal wel hé?" Toen ik ver der maar niets zei en eenvoudig wachtte op het verhaal van z'n lotge vallen, begon hij maar te vertellen. Hij was met een stel vrienden er op uitgetrokken, buiten het dorp en toen waren ze aan het onderzoeken ge gaan, of er in de sloten al veel leven te bespeuren was. Tjadan kun je ais je Jan Jansen ben, vast niet achteraangekomen. Jan had natuurlijk het ijverigst gespeurd, en net bij zo'n echte diepe baggersloot was hij van de gladde kant af geglibberd en hals over kop in het water, of liever de modder geschoten. De vriendjes had den hem geholpen om er weer uit te komen, maar niemand kon hem hel pen om van al de modder af te ko men en zo was onze vriend naar huis je kon hem twintig meter vooruit al ruikenVader zag hem het eerstEn die dacht aan al het extra werk dat moeder nu weer kreeg om die viezigheid weer schoon te ma ken, terwijl moeder, die het laatst de griep had gehad, nog zo gauw moe was. En toen vader ook nog hoorde, waar Jan kopje onder was gegaan, schrok hij ook nog erg, want het had best kunnen zijn, dat Jan geen kans meer had gezien om er uit te komen. en wat dan? Jan vertelde alles eerlijk, maar ik zei ook eerlijk, dat ik me best kon begrijpen dat vader hem even er van langs had gegeven, want.... Die Jan knikte zo gedwee ja, dat ik er niet veel van begreep, want wezenlijk an ders is Jan zo gedwee niet. Ik moest weer eens goed naar hem kijken, en toen zag ik eindelijk, dat hij er zo raar bij zat. Hij hield maar steeds zo raar zijn hand op zijn broekszak. Ik dacht eerst dat hij pijn in zijn bo venbeen had en dat dit nog een gevolg was van zijn belevenissen van de vo rige dag. Daarom informeerde ik een beetje medelijdend of hij pijn had. „PijnJan gaapte haast van verbazing. Ja je zit zo raar er bij, ver dedigde ik mijn vraag. Als antwoord zuchtte Jan eens diep, haalde zijn hand weg en toen zag ik een lange- lange scheur in zijn broek. „Gevochten", zei Jan kort en krach tig. „Moest dat per sé?" „Tuurlijk", kreeg ik zo vol overtuiging ten ant woord, dat ik het alvast maar ge loofde, al wist ik nog van niets. Weer wachtte ik op verdere uitlegging van Jan, die ook prompt kwam. „U weet toch wel, dat ouwe kleine hondje van onze buren?" Of ik dat wist, want Jan heeft het er nog al eens over. Zelf wil hij o zo graag een hondje hebben, maar werkelijk daar heeft zijn moeder het te druk voor, om er ook nog zo'n extra werkbe- zorger >ij te nemen. En vader is het met haar eens, dus weet Jan wel dat het hopeloos is, om er verder naar te vragen. Daarom troost hij zich maar met het oude hondje van de buren, dat wel dikwijls bij hem thuis komt kijken, of er lekkere brokjes koek uit de winkel op hem liggen te wachten. En nou was dat oude diertje de oor zaak van Jans nieuwe narigheden. „D'r liep zo'n vervelende knul bij ons in de buurt en toen die Trip zag, gaf hij dat oude beest zomaar een trap en dat beest dee niks nieten nou en toen gaf ik hem een trap en nou waren we zo maar ineens an 't vech ten en nou, toen had ie mijn vast en toen scheurde het.... en nou zal ik tuurlijk wel weer op m'n nek krij gen...." en weer zuchtte Jan diep, heel diep, maar hij keek me zo sme kend a dat ik er alles van begreep. Toen heb ik eens gezucht en heb even ernstig nagedacht. Ik zei: „Ga maar even naar de slaapkamer, daar zie je vanzelf wel een badjas hangen, schiet die even aan en kom hier met je kapotte plunjeDat hoefde ik geen twee maal te zeggen. Jan die goed de weg weet in mijn huis, was al op weg en ik zocht alvast maar naald en garen. In een wip was een heel andere Jan terug en ik kreeg zijn kapotte broek in handen. „Ke rel", juichte ik haast, „het valt mee, het is niét gescheurd, alleen de naad is maar opengetrokken!" Dat heb ik gauw genoeg voor elkaar". Ik ben wel wat gewend, maar van die Indianen- vreugdekreet schrok ik wel een beet je. Nou en toen hebben we samen on ze vreugde uitgezongen. Toen ik klaar was, was Jan in een tel verdwenen en na een paar tellen kwam hij om getoverd in een net jongetje terug. Maar toen was er ook geen houden meer aan, hij moest weg want zijn huiswerk voor school„Bedankt hoor", riep hij nog in de gang. En werkelijk hij kwam nog even terug. Om het hoekje van de kamerdeur riep hij nog gauw: „Morgen ga ik katjes voor u plukken!" Ziezo, die had ik dus verdiend. Maar op de manier waarop Jan weg- draafde kon ik wel zien, dat hij zich honderd pond lichter voelde dan eerst. Dag hoor, jullie Tante Truus. Correspondentie uitsluitend te richten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6, Middelburg. In de competitie van de Z.S.B. werd gespeeld de wedstrijd Koudekerke Middelburg III. Uit deze wedstrijd ge ven we het volgend partijtje, gespeeld door de heren L. Jacobse (Koude kerke) wit en F. de Klerk (Middel burg) zwart. De partijen gaan vrijwel gelijk op. Zwart verzuimd op de 12e zet pion winst, wit wil niet achterblij ven en geeft op de 14e zet een Paard weg. Nu is het voor zwart niet moei lijk meer en op de 21e zet is de witte koning gevangen. Wit: L. Jacobse. Zwart: F. de Klerk. (Italiaanse party). 1. e2e4, e7e5 2. Pgl—f3 Pb8c6 3. Lflc4 Lf8c5 4. d2d3 h7h6 (voorkomt Pg5, maar Pf6 en dan 00 is beter, h6 betekent meestal een ver zwakking). 5. Pbl—d2 a7a6 (Beter Pf6) 6. a2a3 b7—b5 7. Lc4d5 (M.i. staat de L beter op a2, waarna b.v. b4 en Lb2 kan volgen) 7Dd8—f6 8. b2b4 (foutief zou hier zyn Lc6, Dd6, De5; Lf2:, Kf2:, De5f enz.) 8Lc5b6 9. Lel—b2 (natuurlijk niet Lc6; Dc6; Pe5; Dc3 enz. Nu dreigt echter wel Lc6). 9Pg8e7 10. Ld5b3 d7d6 11. h2h3 Df6g6 12. 0—0 (Wit had niet veel keus, g4 had ook bezwaren en g3 gaat niet wegens Dg3: enz.) 12f7—f5 (Zwart laat zijn kans op pionwinst gaan, b.v. Lh3; Ph4; Dg3; Pdf3; g5 enz. of Lh3; Ph4; Dg3; Df3 enz.) 13. Pf3h4 Dg6—f6 14. e4Xf5? (Een fout welke een paard kost. Wit had het paard weer naar f3 moeten spelen) 1 4Df6Xh4 (Dank U!) 15. Ddl—g4 (Beter was toch Pf3. Wanneer men een stuk achter is, moet men geen stukken gaan afruilen) 1 5Dh4Xg4 16. h3Xg4 h6h5 (Zwart wil de h-lijn open hebben) 17. c2c4 Pc6d4! 18. Lb3—dl h5Xg4 19. LdlXg4 Pd4Xf5 20. Tal—cl (Wit ziet het gevaar niet, anders had hij wel Pe4 gespeeld, hoewel hy het dan ook moeilijk had gekregen) 2 0Pf5g3! 21. Tfl—el (Veel te redden was er niet meer. Het enige was nog Lh3; er kan dan vol gen Lh3; gh3; Pe2f. Wit raakt dan een volle Toren achter en een slechte stelling) 2 1Th8hlf mat. De ladderwedstrjjd. Daar de Schaakrubriek enige malen niet is verschenen, is de prijsuitreiking ook verschoven. De opgaven die nu volgen tellen nog mee voor deze maand, zodat de prijswinnaar de vol gende keer wordt bekend gemaakt Hier volgen dein de nieuwe opgaven: Probleem 35 (Zie diagram 35). Wit: Kgl, Del, Tal, Tfl, Pe5. Pg3, pi: a2, b2, c2, e3, f2, g2. Zwart: Kc8, Dg4, Td8, Th8. Lf8, Pe4, pi: a7, b7, c7, f7, h3. Zwart aan zet wint (mat in 3 zet ten) (3 pnt.). Probleem 36 (Zie diagram 36). Wit: Ke7, Tg4, Lh6, Pd6. Zwart: Ke5, Pel, Ph5, pi: d5. Wit aan zet (mat in 2 zetten) (2 pnt.). Oplossingen in te zenden 11 dagen na verschijning van deze rubriek. De oplossingen van probleem 33 en 34 zijn resp.: 33. 1Dh3; 2. Dfl, Tel; 3. Tel, Tel; 4. Del, Dg2t mat. 34. 1. Kf5f, Kg7; 2. Lh6t!, Kh6; 3. g5t, Kg7; 4. gf6t, Kh6; 5. Tb8ü, Db8; (wat anders?) pat. Diagram 35. a b c u e l g Zwart aan zet geeft mat in drie zet ten (3 pnt.). Diagram 36. abcdefgh Wit aan zet geeft mat in twee zet ten (2 pnt). op, F ,MO b. M 3 0*03 m cf s; «Sa (m™. o n> ag-B S"OPScrgE.B-„n>TO2 'an 2> B S-B fa5 o-< fas P ELp I» S 3 n> g 3 an O M» 30 2 3 K 2 2. rn V H o- m S B! rs (t> 2L (D c-t- 13 03 CA go o' B Q.o Fn>uu' NFqs i B cu B r-ii" mis' ÏTstjK'fcfi 0 CU JU JU (D 1 I M I 1 jro ÊS'; G. 2-ro 2» G 7 l£S (D O a (D O 3 *0 0} 3* Om rcmUieUod hAhAVAn^A I. i. behorende by het ZEEUWSCH DAGBLAD van Vrjjdag 28 Maart 1925 No. 2128 Uitgave van Oosterbaan Le Cointre N.V. Goes eeuu/scH u/eem/iD VOOR DE ZONDAG Een lezer van de brieven van onze medewerker Flip Bramse, schreef een brief, naar aanleiding van diens opmerkingen over de goede manier om Biddag te houden. Flip Bramse vroeg ons of wy dat hier in deze rubriek wilden behan delen, wat we graag doen, mede met het oog op het belangrijke onderwerp, dat de schrijver uit Biggekerke aan de orde stelt. We zullen eerst zyn brief plaatsen en we hopen dan volgende week enig commentaar te geven. Hier volgt de brief: Geachte heer Flip Bramse, Uw stukje van Vrijdag j.l., „Bij ons thuis" over Biddag heb ik gelezen en denk aan een jaar geleden, toen een persoon mij toevoegde: Je bent nogal Kerks, je moet maar goed bid dagen voor het gewas houden nu die vreemde snuiters, weiden, koolzaad en wintergraan enz. om komen ploe gen zonder waarschuwing vooraf, zo als by KI. W. die zich voor de machi nale ploeg wilde gooien. Deze man was 76 jaar oud en zeide: vechten kan ik niet meer en kan mij dus niet verweren dan maar zó. Gelukkig wilde de arbeider eerst zijn lastgever nog eens vragen, of dat zó moest en toonde deze arbeider er een soort van geweten op na te hou den en stond hij hoger dan die heren met een kleine letter. Natuurlijk ging het zaakje de volgende dag door. Streekplan, verkaveling, Polder Wal cheren en niet te vergeten het Water leidingbedrijf je, zij maken de schone Scheldekust kapot. Met vals vernuft willen zij het kromme recht praten en ons een rad voor de ogen draaien en wat zullen de honderden bezwaar schriften opleveren? 28 Juli 1951 noemde ons de Haagse Post: Casem- broodvolk! Hangen wij nu werkelijk van deskundige luidjes af die alléén maar rechte lijnen kunnen trekken en van personen wier roeping is: pleisters te plakken op houten benen? Hier zijn bittere mensen gekweekt door al die gelegenheidswetjes en verordeningetjes na de bevrijding! Voor de oorlogen was het hier ver rukkelijk wonen en het zicht op de hoge duintoppen enig. Van mijn 17de jaar teken en schilder ik duin en zee. Nu is het prikkeldraad, verboden toegangsborden en afsluiten van eeu wenoude overgangen over de duinen enz. geblazen. Dit alles om Walcheren mooi te maken en aantrekkelijk voor vreemdelingen? Ik ben 73 jaar oud en een zwaar getroffen oorlogsslacht offer, 4 huizen totaal door de on barmhartige bombardementen ver nield en moet van mijn 3 kinderen onderhouden worden. God ben ik dankbaar dat Hij mij kinderen heeft geschonken die in mijn levensonder houd voorzien en mij in staat stellen in myn huis te blijven wonen. Wat zou ik kunnen als ik van de ouderdoms- toewijzing moest leven? Ik kan mijn huishoudster haar salaris er nog niet van betalen! Alles wordt in het werk gesteld om je hier weg te werken terwille van het planten van boompjes (om vogels te kweken) en een wind- gordijn te vormen; deze boompjes moeten het zoute water beteugelen, dat via de Noordzee onder de duinen door naar binnendringt. Voor het waterleidingbedrijf je moet het mooi ste plekje van Walcherens duinland schap en het enigste Zuiderzeestrand van Nederland kapot gemaakt wor den. Jammer dat ik tot heden toe niet één belangenloos en onafhankelijk mens heb kunnen krijgen, om te voet de Scheldekust eens - onder de loupe te nemen. Het is hopeloos, de harp hangt aan de wilgen en de doods klok klept over „Valkenisse, Dishoek en Kaapduin!" W. Wij kennen een ijzer en papieren [gordijn, Het een' is gevaarlijk, het and're zéér [klein; Aan de kust wordt gewerkt aan een [watergordijn, Zéér dun en doorzichtig, maar zuur [als azijn! Nu komt er waarlijk nog een wind- [gordijn bij, Ze planten veel boompjes in vrucht bare klei; Door het omploegen van weiden, [koolzaad en graan, Gaat Valkenisse en Dishoek naar.... [de Maan! 't Was schoon bij 't eerste ochtend- [glimmen Te Valkenisse aan de zee; De hoge duinen te beklimmen En om te zien bij elke treê; 't Was overheerlijk daar te staan En daar Gods zonne op zien gaan. B. W. M'n ouwe vrind uut Krabbendieke had nog wat op z'n kerfstok en hie vroog mien er mien gedacht is over te zeggen. Hie zit, mot julder wete, met de vraeg ofdat het wel geoorloofd is dat de koeie niet meer op de geweune wieze bevrucht worre. Hij schrieft: we leye in een tied van uutvindingen. MEier hie is de me ning toe gedaen asdat alle diengen ge- schaepen bin vo' 't gebruuk en niet vo' misbruuk. Noe ken hie niet geloaven, asdat het door de Schepper is toege- staen met de dieren op deuze menier om te spriengen, al zeit ie er bie, dat een ieder in z'n eigen gemoed ten volle verzekerd mot wezen. Noe is over dit onderwerp al is meer geschreven, oak in Ons Platteland, het blad van de Christelijke Boeren- en 1Jh€&uotUcke> wopeMustitity. Daarom neemt aan de gehele wapenrusting Gods. Ef. 613-17 De Priester-Koning van Psalm 110, die op weg is in deze wereld tot de volledige ryksoverwinning, verwacht een volk, dat zeer gewillig is in de dagen van zijn heirkracht. Hij is bezig recht te doen onder de heide nen en het vol dode lichamen te ma ken. Daartoe draagt Hij een wapen rusting van geheel eigen orde. We lezen er o.a. van in Jes. 115 en 59:17. Hij schaamde zich niet, die wapenrusting aan te trekken. Zomin als <wij ons hebben te schamen deze wapenrusting aan te doen. Want dat laatste mag toch wel een keer gezegd worden. Neen, zo „onder ons" zouden we niet graag wat van die wapenrusting zeggen, die Paulus zo trouw en hartelijk aanbeveelt in Ejeze 6. Er wordt trouwens ook veel over geschreven en gepreekt. Het is dus een geliejd the ma, en dat zegt toch ook wel iets. Ja, en toch zullen we er ons maar steeds weer van hebben te door dringen, dat Gods wapenrusting van eigen orde en systeem is. Als je de 6 wapenen bekijkt, die Paulus in deze verzen noemt, dan blijken er immers 5 voor het defen sief en slechts 1 voor het offensief bestemd te zijn. Wij echter zetten de zaak in de praktijk liever pre cies op haar kop: jMten we overgaan tot de aanval, wapenbroeders". De kreet is ook vandaag niet van de lucht. Terreinen veroveren; is Christus niet koning op alle terrein? Ach, God geeft ons vijf wapenen voor de voorbereiding en verdediging. Laten we maar goed er voor zorgen, dat ons hele tichaam beschermd is als het offensief los breekt! Het offensief dan van de de andere kant, wel te verstaan. En wannéér het losbreekt, goed, dan krijgen we een zwaard, te weten „Gods Woord" ft!), maar ook dón (.•17) krijgen we eerst nog een helm in handen gestopt. Ter be scherming o.a. Gód verschaft ons de wapenrus ting. Dezelfde, die Hij de knecht van Jes. 11 en 59 aantrok. En dat Gód het doet, dat is zó totaal be doeld, dat er niets, totaal niets van de soldaat zelf overblijft. Zyn per soonlijke kwaliteiten vallen hele maal weg. Als het mobilisatiebevel klinkt, zullen we dan zeer gewillig zijn ,JN HEILIG SIERAAD"? Christus op het oorlogspad begint nog niet aan de buit, Hij drinkt, als Hij dorst heeft, nog maar uit de beek (Ps. 110 7), voor meer is er geen tijd. Trekt aan deze klassieke wapen rusting van Jesaja's knecht, Richter Hem aan''. Tuindersbond. En angezlen dat ik nogal is de geweunte heb die diengers te be- waeren eis ze me interesseren, zoa heb ik nog is gesnuffeld in die ouwe pappe- rassen en toen heb ik gevonden dat er jaren geleje al is deur iemand, die er meer verstand van heit as ikke wat vsm ge- zeid is. Ik zal 't noe maer in mien eigen woorden weergeven, dat liekent mien 't beste, aeres neem ik weer te veul plek ke in beslag, en dat mot nie. Het arti kel is van een christelike dierenarts, een man die het dus weten ken en de zsiek ook van de principiële kant be- kiekt. Hij schrieft in de eerste plekke, dat de naam kunstmatige bevruchting niet deugt, want dat is het niet. Geen sterveling ken dat kunstmatig doeë, oak met de beste uutvindtngs nie. Dat heit de Schepper ons onthouwe en an de na tuur zeivers overgelaeten. Asse we maer effies deurdienken bin we 't daer alle- gaer over seens. En wat de rest betreft, motte we niet zeggen asdat we niet op de natuur van het beest magge ingrie- pen. Ik dienk dat ieleke boer dat doet, de beste nie uutgezonderd. Asse we het kalf bie de moeder vandaen haelen en zeivers de melk gebruken, grlepen we oak op de natuur in en meschien nog in ergere maete asdat 't gevat is We het onderwerp datte we noe bie de kop Asse we de eiers op kunstmaetige me nier laeten uutbroeien griepen we oak op de netuur in. En wat dienke julder van het castreren van het vee? Dat is, as je 't mien vraegt, een veul erger in- grlepen in de netuur as wat je aeres maer bedienken ken. En dat alles is toch toelaetbaer. De Biebel zeivers spreekt over de ossen. Dus daer kenden ze 't oak al. En zoa kennen we deur gaen. Noe ken ik best begriepen hoe dat mien ouwe vrind in Krabbendieke an z'n vraeg komt. Er is in at die diengen wat, dat je teugen de borst stuit. Je gevoel komt er teugen ln. Maer dat ge voel gaet teugen alle onnetuurlijke han delingen in die we met de beesten uut- voeren. Een kalf bie z'n moeder weg- haelen Is oak erg, as je der over nae gaet dienken en laeten we noe maer niet praeten over de wieze waarop er met de mestkalvers dukkels wordt om gesprongen. Ik bin ter glad mee seens dat 't hoog tied wordt dat de minister daer is strenge wetten op maekt. Maer noe ofgezien van die uutwassen, stuit het je toch teugen de borst, dat we bie de beesten zoa dukkels ln de na tuur motte ingriepen. Zonder zondeval, in het paradies zou dat oak nooit ge beurd hebben. Eerst nae de zondeval le zen we asdat de mens van het dier prof- flteren mag. En zoa lied 't beest mee om de zondeval. Wie dat goed bedienkt, zal z'n eigen wel wachten om hard met de beesten om te springen. Het afbeu len van onze paerden en het afranselen van onwillige dieren is een mlsdaed die niet te vergoeliken is. Maer overigens bin dingen as het Ingriepen op de ne tuur van het beest, vo' zoa ver as ik 't bekieken ken, wel geoorloofd. We gaen een tied te gemoet, dat het alge meen zal worden. Mien schoonzeun in Pella schrieft mien, Eisdat het daer al gemeen de geweunte is de kunstmatige bevruchting toe te passen op de koelen. Op een aere menier ken 't daer al met eens meer. En as dat bie ons oak alge meen gaet worre, dan zou, as 't dear de Schrift verboje wasse, betekenen, asdat een christen geen boer meer ken wezen.We motte al die dingen wel goed bekieken vo' we zeggen dat 't teugen de Schrift ingaet. We hebben in het verleje wel is meer gezeid van bepaalde dingen dat de Schrift 't verbood, maer laeter, toen het algemeen gong worre, gongen we der zeivers oEik an mee doen en toen bleek asdat de Schrift 't met verbood. Ik wil maer zeggen, lk bin 't goed seens met de ouwe vrind, as tie zeit, dat een ieder in z'n eigen gemoed ten volle ver- verzekerd mot wezen, maer dan motte we er oak geen eigenwillige godsdienst op nae houwen, maer goed weten wat de Schrift ter van zeit. Ik hoop asdat me vrind met dit ant woord 't stellen ken en aeres hoor Ut 't nog wel van z'n. Van de weke kriegen julder es een extra briefje van me. Ik heb gedocht asdat 't beste was, wanneer ik aan de man, die altied de hoofd artikeltjes schrieft in ons Weekend, vroeg of dat ie het briefie van me vrind uut Biggekerke maer is be handelde. Wat die goeie vrind schrieft is van zoa veul belang, dat ik docht, daer motte maer is betere krachte as ik bin an te pas kommen. Want jul der kennen je vrind Flip noe wel veul schrieven en het is altied welkom bie mien, dat weten julder net zoa goed as ik, maer ik bin niet de man over alles het gepaste antwoord te schrie ven. En daerom kieken julder maer is, wat dat ter in het hoofdartikeltje staet. Ik dinke dat mien vriend uut Biggekerke, dat oak wel goed vindt op deuze menier. Waer of niet? En noe maer tot volgende weke bie leven en wel wezen en nog es gegroet van julder vrind FLIP BRAMS3.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1952 | | pagina 7