nms* i
*B0D£M
a
mhht
iHfi
ra
c -
a|SS
Sg3g|
s
.ft
GO XI
<D
i
N
03
<n
CO
O
O
O
(J
Cn
en
<U .,4^
i)3 C y
u 3
a js
N 4>
- tS O Si'O
ob S S 2
*3. S y ■-
t< c -a
S o. C 4) 3 -s
"--on E
B ej
M -Ö u 3 3 "3
«5?,
4> .2
C/3 0J
fci D.
jj to -w H i 4j
ö.ïj>2S-S§c~
p. ^-5 5
•ft X
<U CO
S"O.T,
J3 3 w O -a Si
<y 0)
S„
w ft
>3. a J S-SS 3*5
v cn
-f3 O
co n w 5;
- co ftJ co w -r K-
,W>aNw05?woo
Vrijdag 14 Maart 1952
'T ZEEUWSCH WEEKEND.
Pagina 2
stige belemmering vormt tot de ont
plooiing van de vrije en volwassen
mens.
In Charles Gray ontmoeten we ons
zelf en dat is waarschijnlijk het fa-
cinerende van deze lijvige roman.
Wanneer Charles Gray, die een
vooraanstaande positie bekleedt bij de
Stuyvesandt-Bank te New-York (het
werk is een Bank-roman, een merk
waardigheid op' zichzelf), kans heeft
op het vice-presidentschap, laat men
hem lange tijd in het onzekere, of hij
dit krijgt dan wel zijn collega, een
scherpe concurrent op de weg naar
deze carrière. In deze periode heeft hij
'n zakenopdracht naar 'n klein plaatsje,
Clyde genaamd, zijn geboorteplaats en
wanneer hij daar aankomt, wordt hij
opnieuw geconfronteerd met zijn
jeugd en ontwikkelingsjaren, de
plaats waar ook zijn eerste liefde op
bloeide, met het meisje dat in geen
enkel opzicht hem ooit gelukkig zou
kunnen maken en die wanneer zijn
dwaze vader, het vermogen er door
gejaagd heeft, hem dan ook zijn congé
geeft, omdat zij in de keus tussen
haar eigen vader en Charles, de eerste
kiest.
We krijgen in deze periode de le
vensgeschiedenis te lézen van Charles,
waarbij de schrijver in feite de draad
van zijn verhaal loslaat voor dit lang
durig intermezzo. Maar het merkwaar
dige hierbij is, dat dit in geen enkel
opzicht storend ingrijpt op de con
ceptie van het oeuvre. Integendeel
het maakt de compositie tot een mas
saal sluitend geheel, waarmee het be
wijs geleverd wordt, dat deze auteur
meesterschap ovër zijn pen heeft en in
zijn vormgeving alles Iaat beheersen
door de inhoud van wat hij te zeggen
heeft, o.i. altijd nog de grondwet
waarop alle waarachtige kunst wordt
opgebouwd.
In dit tweede deel wordt dit alles
nu verder uitgewerkt en krijgen we
van nalij de vrouw te zien, die Char
les nodig heeft gehad in zijn strijd
om tot vrijheid te geraken en zichzelf
te worden.
Was de eerste sentimenteel, deze
is nuchter en zakelijk, was de eerste
een egoïste, deze brengt het offer van
zichzfelf, was de eerste aarzelend, deze
is resoluut, was de eerste lief en zacht
van buiten, maar egoïstisch en kei
hard van binnen, deze heeft een ruwe
bolster, die een zachte kern omsluit.
Kortom: we krijgen een absolute te
genstelling te zien, tussen twee vrou
wen, waarbij we niet twijfelachtig
kunnen zijn in het antwoord op de
vraag: wie van deze beide is de vrouw
voor Charles?
Nu is dit alles nog maar één aspect
van dit merkwaardig boek. Het be
vat vele facetten, met eigen kleur en
glans en schoonheid. Wanneer men
maar de stof op zich laat inwerken.
Een daarvan is b.v. ook dit ele
ment: Charles hunkert naar het za-
kensucces, dat in dit geval de benoe
ming tot vice-president betekent.
Maar zolang hij zijn best moet doen
de superieur hiervoor te winnen is hij
niet vrij, voelt hij een sterke binding
en onmacht zichzelf te zijn. Eerst wan
neer voor hem de zekerheid schijnt
aanwezig te zijn, dat hij 't niet worden
zal, voelt hij zich bevrijd, kan hij, ook
tegenover zijn patroon zichzelf wezen.
We worden hier geconfronteerd met
een probleem, dat ook de moderne
mensheid algemeen beheerst. Succes
wordt identiek gezien met ware vrij
heid en dus geluk. Maar dat is on
juist. Het jagen naar succes, kan in
velerlei manier juist een belemme
ring zijn zich vrij en dus gelukkig te
gevoelen.
De schrijver laat dit op meesterlijke
wijze zien in de hoofdfiguur van zijn
boek.
We zouden er nog heel wat van
kunnen zeggen. Maar men leze zelf.
Wat we tenslotte nog willen opmerken
is dit, dat men niet moet denken, dat,
al laat de schrijver ons al deze zware
problemen zien, dit boek een proble-
menboek is. Het tegendeel is waar.
De auteur speelt er mee. Hij betoogt
nergens iets. Men ontdekt ook nergens
een tendenz, of een mening op ge
chargeerde manier opgedrongen. Het
boek vertelt en we luisteren ingespan
nen. Het vertelt op meestal echt Ame
rikaans-humoristische manier. De dia
logen zijn vaak kunststukjes van ge
sprekvorm. De humor tintelt er door
heen en overigens verstaat de schrij
ver de kunst de dingen te zeggen door
ze niet- te zeggen. We moeten in dit
boek ook leren lezen wat er niet staat
of wat slechts flauw in zijn contou
ren is aangestreept.
De vertaling heeft het werk ner
gens geschaad. Het ideoom van het
Amerikaans bleef bewaard en houdt
ons in de Amerikaanse sfeer. En ook
dat is betekenisvol. Want dit boek is
dóór en dóór Amerikaans. Het heeft
ó.i. zelfs documentaire waarde, voor
wie de eerste dertig jaren van deze
eeuw, zoals zij over het Amerikaanse
leven zijn heengegaan, bestuderen wil.
Men kan, bij serieuze lezing, door dit
boek Amerika leren kennen. Leren
kennen in zijn mooie dingen, maar
evenzeer in zijn zelfkant.
Men leze en oordele zelf.
De uitgevers zorgden voor een
smaakvolle uitvoering.
nmemmnse BRieuen
HET ORGANISATIELEVEN IN
AMERIKA.
Ook in Amerika brengt de econo
mische noodzaak de „organisatie" met
zich mee. Wel uit andere motieven
dan bij jullie in Nederland, waar alles
georganiseerd werd, door ingrijpen
van velerhande overheidsbemoeiing.
Bij ons is de oorzaak een andere. We
hebben in Amerika een geweldige
kapitaalophoping en de grote geld
magnaten weten niet wat zij met hun
kapitaal moeten doen om het nog ren
dabel te houden. Vandaar dat zij be
gonnen met grote winkelhuizen in te
richten. De kleine middenstand kon
natuurlijk niet tegen dit grootkapitaal
op werken. De geldmagnaten kochten
alles bij enorme bedragen in, terwijl
de kleine middenstand dit slechts bij
geringe hoeveelheden kon doen. Een
gevolg was, dat de kleine midden
stand zich ging organiseren en de
handen ineen sloeg om ook gezamen
lijk in te kopen en zo aan de gewel
dige concurrentie het hoofd te kun
nen bieden.
Die kleine middenstanders, zij noe
men hun organisatie de „onafhanke
lijke vereniging van kleine zakenlui"
hebben nu in iedere stad een groot
pakhuis en doen gezamenlijk hun in
kopen. Maar niet alleen zij hebben
zich georganiseerd.
Ook de doktoren, de artsen hebben
hun eigen organisatie gekregen en
deze organisatie is zo machtig, dat zij
het heft in handen heeft bij het be-
heel wat veranderd. Men kent er het
Amerika van vroeger niet meer uit
terug.
Nu komt die organisatiedrang in de
laatste jaren ook over ons kerkelijke
leven. Men acht dit nodig, omdat de
liberalen en de modernen zich sterk
georganiseerd hebben om hun macht
en invloed in het kerkelijke leven op
te leggen, vooral via de radio, die in
Amerika een geweldige reclamemacht
heeft, en ook op de volksvertegen
woordiging doen deze kerkelijke or
ganisaties zich geweldig gelden.
Zo hebben nu b.v. de Evangelische
kerken zich georganiseerd in dé ver
eniging „N.A.E.", wat betekent: de
Nationale vereniging van Evangeli
sche Christenen". Ongeveer 80 ver
schillende kerken en secten hebben
zich hierbij aangesloten. Het ledental
dezer organisatie loopt in vele mil-
lioenen. Haar strijd gaat tegen de mo
dernen, maar evenzeer tegen de
Roomsen. Toen president Truman een
ambassadeur bij het Vaticaan be
noemd had, kwamen legio protesten,
ook via deze organisatie bij het Con
gres binnen. Men had er een truck
auto voor nodig om al de protesten
te kunnen vervoeren. In dit protest
waren de modernen weer met de
Evangelischen één. Want ook die
moeten van de Roomse invloed niets
hebben. De meeste modernen beho
ren dan ook tot de een of andere
vrijmetselaarsloge en deze zijn scherp
gekant tegen alles wat Rooms is. Zij
geven zelfs, met dit speciale doel een
groot blad uit.
Ook de Chr. Ref. Churches hebben
enige jaren in deze N.A.E.- organisatie
zitting gehad, maar zij hebben er zich
gelukkig weer aan onttrokken. M.i.
zeer terecht. De Kerk van onze Hei
land kan zich op deze wijze niet
openbaren in deze wereld. Ook hier
van geldt het „niet door geweld, maar
door Mijn Geest zal het geschieden".
Wanneer er geen bekering der geesten
komt, geen wedergeboorte, helpen alle
andere dingen niets. Amerika zal dit
moeten gaan zien, wil het zich niet
kapot-organiseren en de toestand rijp
maken voor de komende antichrist,
die straks alle organisaties zal aan
wenden om zijn positie te bevestigen
en de Kerk des Heren uit te roeien.
Maar hoevelen zijn er die dit zien?
OOM CEES
palen van het aantal studenten, dat
in de medicijnen mag studeren aan
de universiteiten. Zodoende voorko
men zij een teveel aan artsen, waar
door de geweldig hoge tarieven, die
zij stellen zouden worden gedrukt.
Hetzelfde is het geval van de heren
advocaten, die ook het aantal dat in
him organisatie mag worden opgeno
men zelf bepaalt. Bedienaars van be
grafenissen moeten eveneens lid zijn
van h- organisatie, anders kunnen
zij geen doodkist bemachtigen. En
hetzelfde is het geval met de arbei
ders. De macht van de arbeidersorga
nisatie is fantastisch in Amerika. Er
zijn fabrieken, waar geen arbeider
werk kan krijgen, wanneer hij geen
lid is van de organisatie.
Tenslotte zijn ook de fabrikanten
zelf georganiseerd, maar zij staan ten
aanzien van de arbeidersorganisatie
zo ongeveer machteloos. Hun organi
satie bepaalt zich dan ook hoofdza
kelijk tot het uniforme vaststellen der
prijzen.
Én zo gaat het over het gehele
Amerikaanse leven vandaag heen.
Ook de farmers, de landbouwers, gaan
zich organiseren en bepalen de melk
prijzen in de grotere plaatsen. Ook de
fruittelers hebben hun eigen organi
satie en trachten hun invloed te doen
gelden in de gang der zaken op de
(eveneens) georganiseerde fruitfa-
brieken.
Het is in dit opzicht in de veertig
jaar, dat ik nu in Amerika woon, wel
Het voorjaar vergt weer heel wat
hoofdbrekens van ons. Je handen
werken, je gedachten gaan. Je zucht
wel eens (natuurlijk, want je kunt ook
teveel opeens krijgen) maar er is in
ons diepste wezen toch een blijdschap,
een voldoening, dat we dit alles mo
gen en kunnen doen voor ons eigen
volkje. Wie zich een eigen gezin zag
toevertrouwd, heeft schatten in - de
hand gekregen. Dat vult je leven.
Maar er zijn ook vrouwen, die liever
wat anders, of sommigen, die graag
nog wat meer daarbij doen. Dat is
te begrijpen, ieder is niet gelijk. Je
geeft dat graag genoeg toe en denkt:
„Ieder het zijne (of hare)", 't Maakt
niet zoveel verschil in de wereld meen
je. Was dat maar waar. Het kan be
nauwend veel verschil uitmaken, wat
een vrouw zich kiest tot levenswerk.
Veel uitmaken ten goede of ten kwa
de. Toevallig, om dat onaangename
woord maar eens te gebruiken, las ik
dezer dagen over twee vrouwen, die
iets heel bijzonders gepresteerd heb
ben. De een verrichtte een werk,
waarvoor ik huiverde en de ander
deed iets, waarvoor millioenen in ge
dachte haar zullen gezegend hebben.
Over dat vreselijke werk van die
eerste wil ik heel kort iets vertellen.
Ik las het onlangs zelf in Elseviers
Weekblad.
In Noord-Korea ondervroeg kort
geleden de majoor George T. Cormlie
van de Amerikaanse Inlichtingen
dienst en Noord-Koraanse dokter,
welke hem lugubere inlichtingen ver
schafte over het werk, dat hij met
een vrouwelijke Sovjetgeleerde in een
vlakbij gelegen laboratorium had ver
richt. Na de verstrekte gegevens wil
de de Amerikaanse majoor dat labo
ratorium zelf zien. Hij vond daar
tegen de muur hangend, tal van ver
zegelde kooien, waaruit een hels ge
piep en gekrijs van honderden ratten
en muizen, die dol van de honger
waren, hem tegenklonk. Toen de ma
joor naar de kooien toestapte, sprong
de Koreaanse dokter ontsteld op hem
toe en hield hem tegen met de waar
schuwing: „Raak ze niet aan, deze
dieren dragen de dood. De zwarte
dood (de pest), sterk genoeg om u en
al uw legers te vernietigen en sterk
genoeg om iedereen in Korea te doen
sterven."
De vrouwelijke Sovjetgeleerde, die
daar indertijd gekomen was met een
volledig wetenschappelijke uitrusting
om dit dodelijk arsenaal in te richten
was, nu er gevaar dreigde gevlucht
De mannelijke collega had nog zoveel
menselijkheid in zich om de Ameri
kaanse majoor t« waarschuwen. Dat
men in dat laboratorium dit macabre
werk deed is huiveringwekkend, maar
dat een vrouw, door God geschapen
om het leven te dragen, daaraan mee
deed is meer dan ik verwerken kan.
Hier deed een vrouw een grote stap
ter helle.
Ik was werkelijk blij, toen een arti
kel in een boekwerkje van de Ame
rikaanse voorlichtingsdienst over de
Amerikaanse geschiedenis mij opeens
weer Harriet Beecher Stowe, de
schrijfster van de „Negehut van Oom
Tom" voor de aandacht bracht. Ook
hier gaat het over een vrouw, die iets
bijzonders deed, maar om over haar
werk iets te vertellen is een vreugde.
Juist nu, waar het in dit jaar precies
honderd jaar geleden is, dat haar boek
verscheen.
Mevrouw Beecher Stowe was fel
bewogen met het lot van de slaven.
En in haar dagen was er rondom de
slavenkwestie heel wat rumoer. Ver
schillende staten van Amerika had
den zich toen al verenigd in een Unie,
maar in die gemeenschap was nog
lang niet alles koek en ei. De Noor
delijk gelegen staten waren tegen de
slavernij, de Zuidelijke staten met hun
uitgestrekte katoenplantages, waren
felle voorstanders van de slavernij.
Doch al was men in het Noorden over
het algemeen tegen de slavernij, niet
ieder was nog sterk geïnteresseerd.
Mevrouw Stowe leefde met dit alles
fel bewogen mede. Zo zelfs dat ze
naar de pen greep en in de „National
Era" een kort verhaal publiceerde,
over de slaaf „Oom Tom".
Deze „short Story" werd zo gretig
gelezen, dat Mevrouw Stowe besloot
elke week een stukje levensgeschiede
nis van oom Tom te publiceren.
Deze kleine schets in 1851 gepubli
ceerd, groeide uit tot een boek, dat
in 1852 verscheen. Dat boek werd
door ieder gelezen en besproken. Het
concentreerde ieders gedachte bij het
probleem der slavernij. Vele onver
schilligen werden tot vastbesloten
bestrijders van dit goddeloze instituut.
Zo intens werden de gemoederen in
beweging gebracht, dat er een bur
geroorlog door ontstond.
Het Noorden door Harriet Beecher
Stowe's boek in beweging gebracht,
heeft hevig en standvastig gestreden
tot de Zuidelijke staten het onderspit
dolven en de slavernij werd afge
schaft.
Hieraan heeft een vrouw meege
holpen. Dat vervult je weer met blijd
schap, en.met beving, want die
gewone moeders, die leven in hun
gezin, hebben tot taak hun meisjes
op te voeden, met Gods hulp zo, dat,
indien deze grijpen naar ander werk,
ze het goede deel zullen kiezen.
Wat hebben we allemaal met el
kaar toch een grote verantwoorde
lijkheid. Te zwaar eigenlijk, als we
niet wisten, waar steun te krijgen was.
Zonder maskers zouden de mensen
elkander in het geheel niet meer her
kennen.
J3 0) a 5 S
U B
.tüo,
»r1 3 3
tJ 73 c o
ft f- X c
s'Jli:
.2?*5 w u
O M tug
«■OA!
-*—•»' «M 5
O)*-*
9 N a
7 a> <u
c
8.S e-|
e u <u E
8?
ai O
o 2 «xj
3 isthSi
fH N r£
lilfhss
•s 23,s k 3
lsla
g^S§®|gl
es «j
8 t#S
"■3 8!
B B
O N N A
ft o f*
SP s o
.si -5 2
'O H 4)
.55 u 2>-g' g
«.5 Sj
o) -a 5 .S3
•a o T3 3!
<u iö -0
S 01 g <U rf
S «j g N U
O o+) fj p
<v,n j-, 03
ÖO
4J -H O
.2.—o g
rj CU CO JS
"S 0) rrt
fl ^.S
O
.OJ
(S W H
TZ ai «w
•£J 0) M N
Q.+J fcuO ft
og
o X3
f-i u
(1£Tt
ai o co
ai ai co u
to N g 8
r« S W>
N S
r-J 01 W L,
rfl -ft ai S
g j§ y-ö
i
S.y oo 5 ai
0 8.73
lïoï°»S g
rar
"ST
CJ .ft
ai ai
N
3 gAi S l-* g~ "O'S c-Ö
i, ..ra t'üx S
1 M ai -a-J ft -r>
ï-I m r H
01 ft r—I ft O
j oi ft y o)
m.m wft ai ft •-«
ai ai p tui
üo Sh=I ft5 ai o JU S 2 a
«cuaiai o°é 2^ P
T3-
r£
CJ
CO
o c/i
r£ ai
VI r£
•3 2 n
JS.S S
ftaï
0
-«.S3 n
ai Sft
P< o
K- h u>
ai ft
IDH o
n
o °-
(U
c-s
bfl s
■3 ft 5
tm-H
ai
ft ft &o
.ft 01 ft»
'n'S
Vrijdag 14 Maart 1952
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 3
GEERSDIJK
Gedoken in een verstilde rust ligt
het kleine plekske aan de hoofdweg
van Kamperland naar Kortgene. Alles
is er klein: het kerkje, het postkan
toortje, de huisjes, de tuintjes.
We bekijken een arbeidersbehui-
zinkje van binnen- Volkomen onge
compliceerd: het „klompenkot", de
„keete", de „kamer", de „Bedsteden",
de „spinne", 'n één kamerwoning, met
een kleine zolderruimte.
„Toen ik nog jonk wasse, losjeren-
de ik is bie een tante van mien, ver
telde een ouwe baas me. Daer was
't krek zo as 't ier is. Je kroop in de
bedsté, en je zettende de deure open,
zodat ze je achter de deure van de
aere bedsté niet zien kon en dan
kleedde je je eigè uut en gong slaepen.
Maer bie mien tante gaf 't niet veul,
al zette je de bedsté-deure open en
kroop ie derachter, want an de aere
kant van de kaemer krek tussen de
twee raemen in hong een groate spie^
gel, en daar zag ie alles in van me-
kaere. Ik kon, toen ik al onder de
dekens 'ekrope was, nog bie het licht
van 't kleine lampie, dat 'eel de nachte
bleef brandde, zieje, asdat me tante
de deken achter de rik van me ome
douwende. Maer we sliepe er niet
minder lekker om.
't Lijkt me toch niet gezond, in zo'n
benauwde bedsté te moeten slapen,
zeiden we. Wa' geeft dat noe? vroeg
het manneke, je leit ter allenig maer
in as 't nacht is vo' de rest van je leven
bin je ommers bekant altied buten
op 't land? En ik bin nog nooit van
me leven ziek 'ewest.
We stonden weer buiten op het
rustige straatje. Een buurmeisje was
bezig de goudgele steentjes te schrob
ben. 't Was Vrijdag en voor de Zon
dag moet alles weer glimmen en ge
kuist zijn.
Is dat de school daarginds? vroegen
we aan het blozende meisje.
Ze knikte, maar zweeg verder. Ze
dacht: wat moeten die vreemde lui
in ons kleine stille dorpje?
Op onze wandeling langs de school,
kwam een andere praatgrage Geers-
dijker naast ons en die vertelde van
de distributie-overval tijdens de oor
log. 't Was precies op de verjaardag
van de Koningin. Een mooiere dag
konden ze er niet voor uitgezocht
hebben.
Westdorp was politieman, maar een
goed vaderlander en zijn collega
Brandes hielp hem een handje, even
als „Reinier" en „Bertus" van de on
dergrondse, de ambtenaar van de C.
C.P. De Vor en Goulooze van Colijns-
plaat. De kassier J. Kleppe uit Kort
gene speelde er ook zijn rol in. 't
Zaakje zat goed in elkaar. En de be
woners van Geersdijk zijn vandaag
nog trots op deze overval, waardoor
aan de ondergrondse 11.000 gewone
distributiekaarten, 1.000 toeslagkaar-
ten en 1820 inlegvellen kon worden
overhandigd. Bode Kallewaard ris
keerde het niet om het zaakje naar
Zuid-Beveland te brengen, 't Was ook
riskant. Verhulst kwam uit Goes met
zijn speurhond. Maar ook Verhulst
was „een goeie", en liet zijn hond net
de verkeerde kant uitgaan en zo kwam
hij terecht met zijn hond, die blijk
baar ook al een „goeie" was, bij het
Geersdijkse haventje, (ook hier moet
het verkleinwoordje bij!) en zo kre
gen de S.D.-ers de suggestie, dat de
„inbrekers" per bootje naar Zuid-
Beveland vertrokken waren. Intussen
werden de kisten „met boeken" op
een boerewagen naar het Katse Veer
gereden, waar de knecht van schip
per Van Wieringen, Kees de Keyzer
uit Goes, die bij de bevrijding van
deze stad om het leven is gekomen,
het zaakje veilig over bracht naar
de Zuid-Bevelandse wal. Per zieken
auto werd de „patiënt" verder naar
Brabant vervoerd. Alles kwam best
op zijn pootjes terecht. En Geersdijk
klopt vandaag nog op de borst en zegt:
ook Geersdijk is groot in alles waarin
een heel klein dorpske groot kan
wezen. En wij denken aan dat beken
de versje:
Ontembaar, fier, van eeuw tot eeuw,
Schrijdt recht van rug de echte Zeeuw,
Die 't slavenjuk, al is 't verguld,
Geen stonde rond zijn schouders duldt.
&EUOOK*
Myn beste nichtjes en neven,
Deze keer, vertel ik alvast wie de
prijzen gekregen hebben, maar reken
er op, dat ik pas volgende week de
laatste brieven beantwoorden zal en
dan pas de oplossing geven zal met de
nieuwe raadsels. Ik moet een beetje
zuinig aandoen met de plaatsruimte.
Een andere keer een beetje meer.
Daar komen de gelukkigen:
Tekenaar te Wissekerke en Tries de
3. te Zlerikzee. Ik denk dat de prijzen
haast gelijk met de krant zullen aan
komen. Dat is fijn hé. Nu maar weer
tot de volgende week. Dag allemaal.
Jullie TANTE TRUUS.
Zwaluwtje te Serooskerke. Vond je
bet niet een beetje vreemd gevoel
ningen. Ik ben er blij mee. Is dat ene
een portret? Ik ben wel eens in Wis
sekerke geweest hoor en ik weet best
hoe het er uitziet. Vond je het leuk
dat er plaatjes van jullie dorp in de
krant stonden. Doe die andere tante
Truus de groeten maar van mij. Het
heeft ook hier geregend, nouDie
rapportcijfers zijn best. De kleine tuin
man te Wemeldinge. Wat leuk, dat je
zoveel konijntjes hebt. Ik denk dat
je daar wel de hele dag naar zou
kunnen kijken. Groeien ze goed? Ja,
roodborstjes zijn zo mooi. Er zit er
dikwijls een vlak voor het raam. Maar
ik denk, dat het roodborstje liever
vrij vliegt, dan in een mooi kooitje
te zitten. Aardig zijn die kleine film
pjes van Flipje. Ik kreeg laatst al de
raad van een nichtje om heel veel jam
te eten, dan kreeg ik ook gauw veel
filmpjes. Heb jij veel jam gegeten?
Adri h. te Westkapelle. Geen nieuws
in Westkapelle? Jammer voor mij,
want nu kreeg ik maar een korte
brief. Roodkapje te Goes. Nu had ik
nogal gehoopt, dat je me weer wat
van Erna zou vertellen, maar nee
hoor. Ze groeit toch wel goed? Je
gaat steeds mooier schrijven. Tries de
J. te Zierikzee. Ik heb nog raadsel
nichten in Bruinisse, maar die heb
ben me nu een poosje in de steek ge
laten. Ik wist natuurlijk niet, dat jij
eigenlijk een Bevelander bent. Hoe
komt het dat je op Schouwen verzeild
bent geraakt? Wat die datum betreft,
had je gelijk. Kom je met vaeanties
nog wel eens naar Beveland? Het is
niet zo ver maar toch is het nog een
hele reis hé? Waar vind je 't mooier?
Herfstastertje te 's-Gravenpolder. Het
was voor je vader en moeder wel fijn
om naar de ouderavond te gaan, nu er
van jou en je broertje wat te zien
was. Hoe is het met het verkeersexa-
men afgelopen? Is dat moeilijk? Ik
heb er nog nooit examen voor gedaan.
Dus zou ik bij jou wel een beetje om
les kunnen komen. Is dat goed? Zand-
tanger te Mussel. Je was nog goed
op tijd met je brief. De datum in de
krant was fout. Het wordt nu weer
tijd om buiten te spelen, dat merk ik
wel. Maar hier zijn ze druk aan het
tollen. Dat vind ik aardiger dan oor
logje spelen. Gelukkig maar, dat jul
lie spel eigenlijk geen oorlogje is.
Daar houd ik niet van hoor. Die arme
Kees. Hoe is het met zijn kiespijn?
Ik vind zo'n uitvoering ook prachtig.
Was je niet moe 's avonds? Lente
bloesem te Oostkapelle. Het wordt nu
weer fijn de tijd, waaraan je mooie
schuilnaam doet denken. Is er al wat
van te zien in Oostkapelle? Het is al
tijd weer een beetje vreemd hé met
een nieuwe juffrouw of meester. Ben
je er al aan gewend? Hebben jullie
zoveel gymnastiek?
toen je zo gekortwiekt was? Heeft
zusje last gehad toen dat tandje door
kwam? Sommige peuters zijn er haast
ziek van. De grieppatient al beter? Ik
vind groen een heel mooie kleur voor
dat breiwerk. Ben je er al aan be
gonnen Zeeuwinnetje te Serooskerke.
Fijn hé, dat het in de tuinen al w'at
begint te groeien. Ik kijk ook elke
dag met vreugde naar de sneeuw
klokjes in mijn tuin. Wees maar niet
ongeduldig, want nu gaat het heus
gauw voorjaar worden en dan is het
zomer voor je het weet. De boeken,
welke je noemde heb ik niet gelezen.
Vertel me er eens wat van. Hoever
ben je met je vest? Tekenaar te Wis
sekerke. Je doet je schuilnaam eer aan.
Hartelijk dank voor je aardige teke-
Handwoordenboek der Neder
landse Taal", ten behoeve van
het onderwijs, door M. J. Koe
nen en J. Endepols, 23ste druk,
uitgegeven door Dn H. L. Be-
zoen. Uitgave van J. B. Wolters
te Groningen.
Van „Koenen" behoeven we niets
te zeggen. Het boek is er en het blijft
er. Dat thans de 23ste druk gegeven
wordt bewijst, dat het boek zijn plaats
onder ons heeft. Ook voor deze nieuwe
druk hebben weer verscheidene „ge
bruikers" hun bouwstoffen aangedra
gen, terwijl de samensteller voort
gaat in deze druk te vragen „op- en
aanmerkingen" te willen blijven in
zenden. Zo blijven de uitgevers voort
varen naar de volmaaktheid.
„De Boog der Sterken", door
Erich Maria Remarque. Uitgave
van Van Holkema Waren-
dorf N.V. te Amsterdam.
We kennen allemaal Remarque. We
herinneren ons zijn „Van het Weste
lijk front geen nieuws" en „De weg
terug", zijn „Drie Kameraden" en
„Are de Triumphe". „De Boog der
Sterken", past in deze cyclus.
Deze laatste roman beschrijft een
Duits concentratiekamp en de „ster
ken" zijn de martelaars, wier geest
ongebroken blijft, zelfs door tien en
meer jaren sadistisch en geraffineerd-
technisch martelaarschap heen.
Remarque is zeker geen veelschrij
ver maar wanneer hij een boek pre
senteert heeft hij er iets mee te zeg
gen. Zijn boeken kunnen we zien als
tijdspiegels. Het beeld dat er in weer
kaatst wordt is een tijdsbeeld. Het is
breed en hoog en universeel, verliest
zich nooit in het regionale of het voor
bijgaande. Wanneer Remarque over
100 jaar gelezen wordt, zal men er do
cumentaire waarde aan hechten.
Wanneer we ons voor de vraag ge
steld zien, zoals deze reeds gesteld is:
„Nu al weer een „ellende"-roman
over die concentratiekampen?" zal
men goed doen dit in het oog te hou
den. „De Boog der Sterken", zal mis
schien hier op zekere tegenzin stui
ten. Maar men bedenke, dat Remar
que het concentratiekamp niet be
schrijft om de sensatie van de mense
lijke ellende, maar om ons te laten
zien: de geest des mensen is sterker
dan alle geweld, dat die geest breken
wil.
Dat is een waarheid, welke ook
vandaag brandend van actualiteit is.
Want het concentratiekamp en alles
wat er aan vast zit, is niet slechts
identiek met het Nazi-regime, het is
identiek met elke dictatuur van welke
politieke ideologie dan ook.
Wat dit boek ook lezenswaard maakt
is het diep-menselijke, dat de auteur
er in getroffen heeft. We zien er de
Nazi's psychologisch in ontleed, zoals
we dat nog niet eer gelezen hebben
en we zien er ook in dat de ellende
van de concentratiekampen op zich
zelf, de mensheid nooit zal afschrik
ken, om weer nieuwe concentratie
kampen op te richten, wanneer ze er
de macht toe krijgen. Wanneer twee
slachtoffers van jarenlange uitmerge
ling en beiden slechts wachtend op
het vergassen van hun leeggebloed
lichaam een flauw opvlammend ge
sprek hebben over de toekomst, waar
in de één het communisme begroet,
zegt de één in een gesprek met de
ander; die de communist is: wanneer
jullie de baas worden zal jij mij op
nieuw in een concentratiekamp stop
pen, als we dit overleven. En dan zegt
de ander ijskoud: natuurlijk, het
gaat om het communistisch beginsel,
wie dat niet aanvaardt zal er ook
door vernietigd moeten worden
Dat is de prediking van dit boek.
Het heeft helaas de leemte van al
Remarque's boeken: het blijft op het
horizontale vlak van het humanisme.
En daarom biedt dit boek ook
geen enkel uitzicht. Want ook de beste
humanist in dit boek, is tenslotte be
zig zich aan zijn eigen haren uit het
ellende-moeras der mensheid op te
trekken.
Wanneer de horizontale lijn niet
doorsneden wordt door de verticale
van het kruis van Golgotha, zullen
ook de sterksten onder de sterken,
hun boog altijd weer richten op het
verkeerde doel en blijft de mens wat
hij, zonder Golgotha is; naar het
woord van de heidense humanist
Plautus: „Lupus est homo homini",
de ene mens is een wolf voor de ander,
waardoor ook de sterkste boog altijd
weer verbroken zal worden.
Onder deze restrictie kunnen we dit
boek wel aanbevelen, om zjjn docu
mentaire waarde.
De uitgeefster zorgde voor een fraaie
en soliede uitvoering. De vertaling was
in goede hand.
„Blinkende staven", door S. P.
Akkerman. Uitgave van Bosch
Keuning N.V. te Baarn.
Een aardig boek met een goede
christelijke strekking. Het vertelt van
de geschiedenis van de Stoomtram van
Drachten naar Heerenveen, haar be
gin en haar einde. Het begin, dat naar
de mening der mensen de geïsoleerde
streken verbindt met de „beschaving"
en haar einde, welke vergezeld gaat
van het gebruik, dat de Duitse horden
en de N.S.B.ers er van maken, om
slachtoffers voor de concentratiekam
pen er mee te vervoeren.
Die blinkende staven zijn in het boek
tevens het bindmateriaal voor de stof
welke door de auteur gegeven wordt.
Want het gaat hem niet om die tram,
maar om de mensen, die elkander door