nms* i *B0D£M a mhht iHfi ra c - a|SS Sg3g| s .ft GO XI <D i N 03 <n CO O O O (J Cn en <U .,4^ i)3 C y u 3 a js N 4> - tS O Si'O ob S S 2 *3. S y ■- t< c -a S o. C 4) 3 -s "--on E B ej M -Ö u 3 3 "3 «5?, 4> .2 C/3 0J fci D. jj to -w H i 4j ö.ïj>2S-S§c~ p. ^-5 5 •ft X <U CO S"O.T, J3 3 w O -a Si <y 0) S„ w ft >3. a J S-SS 3*5 v cn -f3 O co n w 5; - co ftJ co w -r K- ,W>aNw05?woo Vrijdag 14 Maart 1952 'T ZEEUWSCH WEEKEND. Pagina 2 stige belemmering vormt tot de ont plooiing van de vrije en volwassen mens. In Charles Gray ontmoeten we ons zelf en dat is waarschijnlijk het fa- cinerende van deze lijvige roman. Wanneer Charles Gray, die een vooraanstaande positie bekleedt bij de Stuyvesandt-Bank te New-York (het werk is een Bank-roman, een merk waardigheid op' zichzelf), kans heeft op het vice-presidentschap, laat men hem lange tijd in het onzekere, of hij dit krijgt dan wel zijn collega, een scherpe concurrent op de weg naar deze carrière. In deze periode heeft hij 'n zakenopdracht naar 'n klein plaatsje, Clyde genaamd, zijn geboorteplaats en wanneer hij daar aankomt, wordt hij opnieuw geconfronteerd met zijn jeugd en ontwikkelingsjaren, de plaats waar ook zijn eerste liefde op bloeide, met het meisje dat in geen enkel opzicht hem ooit gelukkig zou kunnen maken en die wanneer zijn dwaze vader, het vermogen er door gejaagd heeft, hem dan ook zijn congé geeft, omdat zij in de keus tussen haar eigen vader en Charles, de eerste kiest. We krijgen in deze periode de le vensgeschiedenis te lézen van Charles, waarbij de schrijver in feite de draad van zijn verhaal loslaat voor dit lang durig intermezzo. Maar het merkwaar dige hierbij is, dat dit in geen enkel opzicht storend ingrijpt op de con ceptie van het oeuvre. Integendeel het maakt de compositie tot een mas saal sluitend geheel, waarmee het be wijs geleverd wordt, dat deze auteur meesterschap ovër zijn pen heeft en in zijn vormgeving alles Iaat beheersen door de inhoud van wat hij te zeggen heeft, o.i. altijd nog de grondwet waarop alle waarachtige kunst wordt opgebouwd. In dit tweede deel wordt dit alles nu verder uitgewerkt en krijgen we van nalij de vrouw te zien, die Char les nodig heeft gehad in zijn strijd om tot vrijheid te geraken en zichzelf te worden. Was de eerste sentimenteel, deze is nuchter en zakelijk, was de eerste een egoïste, deze brengt het offer van zichzfelf, was de eerste aarzelend, deze is resoluut, was de eerste lief en zacht van buiten, maar egoïstisch en kei hard van binnen, deze heeft een ruwe bolster, die een zachte kern omsluit. Kortom: we krijgen een absolute te genstelling te zien, tussen twee vrou wen, waarbij we niet twijfelachtig kunnen zijn in het antwoord op de vraag: wie van deze beide is de vrouw voor Charles? Nu is dit alles nog maar één aspect van dit merkwaardig boek. Het be vat vele facetten, met eigen kleur en glans en schoonheid. Wanneer men maar de stof op zich laat inwerken. Een daarvan is b.v. ook dit ele ment: Charles hunkert naar het za- kensucces, dat in dit geval de benoe ming tot vice-president betekent. Maar zolang hij zijn best moet doen de superieur hiervoor te winnen is hij niet vrij, voelt hij een sterke binding en onmacht zichzelf te zijn. Eerst wan neer voor hem de zekerheid schijnt aanwezig te zijn, dat hij 't niet worden zal, voelt hij zich bevrijd, kan hij, ook tegenover zijn patroon zichzelf wezen. We worden hier geconfronteerd met een probleem, dat ook de moderne mensheid algemeen beheerst. Succes wordt identiek gezien met ware vrij heid en dus geluk. Maar dat is on juist. Het jagen naar succes, kan in velerlei manier juist een belemme ring zijn zich vrij en dus gelukkig te gevoelen. De schrijver laat dit op meesterlijke wijze zien in de hoofdfiguur van zijn boek. We zouden er nog heel wat van kunnen zeggen. Maar men leze zelf. Wat we tenslotte nog willen opmerken is dit, dat men niet moet denken, dat, al laat de schrijver ons al deze zware problemen zien, dit boek een proble- menboek is. Het tegendeel is waar. De auteur speelt er mee. Hij betoogt nergens iets. Men ontdekt ook nergens een tendenz, of een mening op ge chargeerde manier opgedrongen. Het boek vertelt en we luisteren ingespan nen. Het vertelt op meestal echt Ame rikaans-humoristische manier. De dia logen zijn vaak kunststukjes van ge sprekvorm. De humor tintelt er door heen en overigens verstaat de schrij ver de kunst de dingen te zeggen door ze niet- te zeggen. We moeten in dit boek ook leren lezen wat er niet staat of wat slechts flauw in zijn contou ren is aangestreept. De vertaling heeft het werk ner gens geschaad. Het ideoom van het Amerikaans bleef bewaard en houdt ons in de Amerikaanse sfeer. En ook dat is betekenisvol. Want dit boek is dóór en dóór Amerikaans. Het heeft ó.i. zelfs documentaire waarde, voor wie de eerste dertig jaren van deze eeuw, zoals zij over het Amerikaanse leven zijn heengegaan, bestuderen wil. Men kan, bij serieuze lezing, door dit boek Amerika leren kennen. Leren kennen in zijn mooie dingen, maar evenzeer in zijn zelfkant. Men leze en oordele zelf. De uitgevers zorgden voor een smaakvolle uitvoering. nmemmnse BRieuen HET ORGANISATIELEVEN IN AMERIKA. Ook in Amerika brengt de econo mische noodzaak de „organisatie" met zich mee. Wel uit andere motieven dan bij jullie in Nederland, waar alles georganiseerd werd, door ingrijpen van velerhande overheidsbemoeiing. Bij ons is de oorzaak een andere. We hebben in Amerika een geweldige kapitaalophoping en de grote geld magnaten weten niet wat zij met hun kapitaal moeten doen om het nog ren dabel te houden. Vandaar dat zij be gonnen met grote winkelhuizen in te richten. De kleine middenstand kon natuurlijk niet tegen dit grootkapitaal op werken. De geldmagnaten kochten alles bij enorme bedragen in, terwijl de kleine middenstand dit slechts bij geringe hoeveelheden kon doen. Een gevolg was, dat de kleine midden stand zich ging organiseren en de handen ineen sloeg om ook gezamen lijk in te kopen en zo aan de gewel dige concurrentie het hoofd te kun nen bieden. Die kleine middenstanders, zij noe men hun organisatie de „onafhanke lijke vereniging van kleine zakenlui" hebben nu in iedere stad een groot pakhuis en doen gezamenlijk hun in kopen. Maar niet alleen zij hebben zich georganiseerd. Ook de doktoren, de artsen hebben hun eigen organisatie gekregen en deze organisatie is zo machtig, dat zij het heft in handen heeft bij het be- heel wat veranderd. Men kent er het Amerika van vroeger niet meer uit terug. Nu komt die organisatiedrang in de laatste jaren ook over ons kerkelijke leven. Men acht dit nodig, omdat de liberalen en de modernen zich sterk georganiseerd hebben om hun macht en invloed in het kerkelijke leven op te leggen, vooral via de radio, die in Amerika een geweldige reclamemacht heeft, en ook op de volksvertegen woordiging doen deze kerkelijke or ganisaties zich geweldig gelden. Zo hebben nu b.v. de Evangelische kerken zich georganiseerd in dé ver eniging „N.A.E.", wat betekent: de Nationale vereniging van Evangeli sche Christenen". Ongeveer 80 ver schillende kerken en secten hebben zich hierbij aangesloten. Het ledental dezer organisatie loopt in vele mil- lioenen. Haar strijd gaat tegen de mo dernen, maar evenzeer tegen de Roomsen. Toen president Truman een ambassadeur bij het Vaticaan be noemd had, kwamen legio protesten, ook via deze organisatie bij het Con gres binnen. Men had er een truck auto voor nodig om al de protesten te kunnen vervoeren. In dit protest waren de modernen weer met de Evangelischen één. Want ook die moeten van de Roomse invloed niets hebben. De meeste modernen beho ren dan ook tot de een of andere vrijmetselaarsloge en deze zijn scherp gekant tegen alles wat Rooms is. Zij geven zelfs, met dit speciale doel een groot blad uit. Ook de Chr. Ref. Churches hebben enige jaren in deze N.A.E.- organisatie zitting gehad, maar zij hebben er zich gelukkig weer aan onttrokken. M.i. zeer terecht. De Kerk van onze Hei land kan zich op deze wijze niet openbaren in deze wereld. Ook hier van geldt het „niet door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden". Wanneer er geen bekering der geesten komt, geen wedergeboorte, helpen alle andere dingen niets. Amerika zal dit moeten gaan zien, wil het zich niet kapot-organiseren en de toestand rijp maken voor de komende antichrist, die straks alle organisaties zal aan wenden om zijn positie te bevestigen en de Kerk des Heren uit te roeien. Maar hoevelen zijn er die dit zien? OOM CEES palen van het aantal studenten, dat in de medicijnen mag studeren aan de universiteiten. Zodoende voorko men zij een teveel aan artsen, waar door de geweldig hoge tarieven, die zij stellen zouden worden gedrukt. Hetzelfde is het geval van de heren advocaten, die ook het aantal dat in him organisatie mag worden opgeno men zelf bepaalt. Bedienaars van be grafenissen moeten eveneens lid zijn van h- organisatie, anders kunnen zij geen doodkist bemachtigen. En hetzelfde is het geval met de arbei ders. De macht van de arbeidersorga nisatie is fantastisch in Amerika. Er zijn fabrieken, waar geen arbeider werk kan krijgen, wanneer hij geen lid is van de organisatie. Tenslotte zijn ook de fabrikanten zelf georganiseerd, maar zij staan ten aanzien van de arbeidersorganisatie zo ongeveer machteloos. Hun organi satie bepaalt zich dan ook hoofdza kelijk tot het uniforme vaststellen der prijzen. Én zo gaat het over het gehele Amerikaanse leven vandaag heen. Ook de farmers, de landbouwers, gaan zich organiseren en bepalen de melk prijzen in de grotere plaatsen. Ook de fruittelers hebben hun eigen organi satie en trachten hun invloed te doen gelden in de gang der zaken op de (eveneens) georganiseerde fruitfa- brieken. Het is in dit opzicht in de veertig jaar, dat ik nu in Amerika woon, wel Het voorjaar vergt weer heel wat hoofdbrekens van ons. Je handen werken, je gedachten gaan. Je zucht wel eens (natuurlijk, want je kunt ook teveel opeens krijgen) maar er is in ons diepste wezen toch een blijdschap, een voldoening, dat we dit alles mo gen en kunnen doen voor ons eigen volkje. Wie zich een eigen gezin zag toevertrouwd, heeft schatten in - de hand gekregen. Dat vult je leven. Maar er zijn ook vrouwen, die liever wat anders, of sommigen, die graag nog wat meer daarbij doen. Dat is te begrijpen, ieder is niet gelijk. Je geeft dat graag genoeg toe en denkt: „Ieder het zijne (of hare)", 't Maakt niet zoveel verschil in de wereld meen je. Was dat maar waar. Het kan be nauwend veel verschil uitmaken, wat een vrouw zich kiest tot levenswerk. Veel uitmaken ten goede of ten kwa de. Toevallig, om dat onaangename woord maar eens te gebruiken, las ik dezer dagen over twee vrouwen, die iets heel bijzonders gepresteerd heb ben. De een verrichtte een werk, waarvoor ik huiverde en de ander deed iets, waarvoor millioenen in ge dachte haar zullen gezegend hebben. Over dat vreselijke werk van die eerste wil ik heel kort iets vertellen. Ik las het onlangs zelf in Elseviers Weekblad. In Noord-Korea ondervroeg kort geleden de majoor George T. Cormlie van de Amerikaanse Inlichtingen dienst en Noord-Koraanse dokter, welke hem lugubere inlichtingen ver schafte over het werk, dat hij met een vrouwelijke Sovjetgeleerde in een vlakbij gelegen laboratorium had ver richt. Na de verstrekte gegevens wil de de Amerikaanse majoor dat labo ratorium zelf zien. Hij vond daar tegen de muur hangend, tal van ver zegelde kooien, waaruit een hels ge piep en gekrijs van honderden ratten en muizen, die dol van de honger waren, hem tegenklonk. Toen de ma joor naar de kooien toestapte, sprong de Koreaanse dokter ontsteld op hem toe en hield hem tegen met de waar schuwing: „Raak ze niet aan, deze dieren dragen de dood. De zwarte dood (de pest), sterk genoeg om u en al uw legers te vernietigen en sterk genoeg om iedereen in Korea te doen sterven." De vrouwelijke Sovjetgeleerde, die daar indertijd gekomen was met een volledig wetenschappelijke uitrusting om dit dodelijk arsenaal in te richten was, nu er gevaar dreigde gevlucht De mannelijke collega had nog zoveel menselijkheid in zich om de Ameri kaanse majoor t« waarschuwen. Dat men in dat laboratorium dit macabre werk deed is huiveringwekkend, maar dat een vrouw, door God geschapen om het leven te dragen, daaraan mee deed is meer dan ik verwerken kan. Hier deed een vrouw een grote stap ter helle. Ik was werkelijk blij, toen een arti kel in een boekwerkje van de Ame rikaanse voorlichtingsdienst over de Amerikaanse geschiedenis mij opeens weer Harriet Beecher Stowe, de schrijfster van de „Negehut van Oom Tom" voor de aandacht bracht. Ook hier gaat het over een vrouw, die iets bijzonders deed, maar om over haar werk iets te vertellen is een vreugde. Juist nu, waar het in dit jaar precies honderd jaar geleden is, dat haar boek verscheen. Mevrouw Beecher Stowe was fel bewogen met het lot van de slaven. En in haar dagen was er rondom de slavenkwestie heel wat rumoer. Ver schillende staten van Amerika had den zich toen al verenigd in een Unie, maar in die gemeenschap was nog lang niet alles koek en ei. De Noor delijk gelegen staten waren tegen de slavernij, de Zuidelijke staten met hun uitgestrekte katoenplantages, waren felle voorstanders van de slavernij. Doch al was men in het Noorden over het algemeen tegen de slavernij, niet ieder was nog sterk geïnteresseerd. Mevrouw Stowe leefde met dit alles fel bewogen mede. Zo zelfs dat ze naar de pen greep en in de „National Era" een kort verhaal publiceerde, over de slaaf „Oom Tom". Deze „short Story" werd zo gretig gelezen, dat Mevrouw Stowe besloot elke week een stukje levensgeschiede nis van oom Tom te publiceren. Deze kleine schets in 1851 gepubli ceerd, groeide uit tot een boek, dat in 1852 verscheen. Dat boek werd door ieder gelezen en besproken. Het concentreerde ieders gedachte bij het probleem der slavernij. Vele onver schilligen werden tot vastbesloten bestrijders van dit goddeloze instituut. Zo intens werden de gemoederen in beweging gebracht, dat er een bur geroorlog door ontstond. Het Noorden door Harriet Beecher Stowe's boek in beweging gebracht, heeft hevig en standvastig gestreden tot de Zuidelijke staten het onderspit dolven en de slavernij werd afge schaft. Hieraan heeft een vrouw meege holpen. Dat vervult je weer met blijd schap, en.met beving, want die gewone moeders, die leven in hun gezin, hebben tot taak hun meisjes op te voeden, met Gods hulp zo, dat, indien deze grijpen naar ander werk, ze het goede deel zullen kiezen. Wat hebben we allemaal met el kaar toch een grote verantwoorde lijkheid. Te zwaar eigenlijk, als we niet wisten, waar steun te krijgen was. Zonder maskers zouden de mensen elkander in het geheel niet meer her kennen. J3 0) a 5 S U B .tüo, »r1 3 3 tJ 73 c o ft f- X c s'Jli: .2?*5 w u O M tug «■OA! -*—•»' «M 5 O)*-* 9 N a 7 a> <u c 8.S e-| e u <u E 8? ai O o 2 «xj 3 isthSi fH N r£ lilfhss •s 23,s k 3 lsla g^S§®|gl es «j 8 t#S "■3 8! B B O N N A ft o f* SP s o .si -5 2 'O H 4) .55 u 2>-g' g «.5 Sj o) -a 5 .S3 •a o T3 3! <u iö -0 S 01 g <U rf S «j g N U O o+) fj p <v,n j-, 03 ÖO 4J -H O .2.—o g rj CU CO JS "S 0) rrt fl ^.S O .OJ (S W H TZ ai «w •£J 0) M N Q.+J fcuO ft og o X3 f-i u (1£Tt ai o co ai ai co u to N g 8 r« S W> N S r-J 01 W L, rfl -ft ai S g j§ y-ö i S.y oo 5 ai 0 8.73 lïoï°»S g rar "ST CJ .ft ai ai N 3 gAi S l-* g~ "O'S c-Ö i, ..ra t'üx S 1 M ai -a-J ft -r> ï-I m r H 01 ft r—I ft O j oi ft y o) m.m wft ai ft •-« ai ai p tui üo Sh=I ft5 ai o JU S 2 a «cuaiai o°é 2^ P T3- r£ CJ CO o c/i r£ ai VI r£ •3 2 n JS.S S ftaï 0 -«.S3 n ai Sft P< o K- h u> ai ft IDH o n o °- (U c-s bfl s ■3 ft 5 tm-H ai ft ft &o .ft 01 ft» 'n'S Vrijdag 14 Maart 1952 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 3 GEERSDIJK Gedoken in een verstilde rust ligt het kleine plekske aan de hoofdweg van Kamperland naar Kortgene. Alles is er klein: het kerkje, het postkan toortje, de huisjes, de tuintjes. We bekijken een arbeidersbehui- zinkje van binnen- Volkomen onge compliceerd: het „klompenkot", de „keete", de „kamer", de „Bedsteden", de „spinne", 'n één kamerwoning, met een kleine zolderruimte. „Toen ik nog jonk wasse, losjeren- de ik is bie een tante van mien, ver telde een ouwe baas me. Daer was 't krek zo as 't ier is. Je kroop in de bedsté, en je zettende de deure open, zodat ze je achter de deure van de aere bedsté niet zien kon en dan kleedde je je eigè uut en gong slaepen. Maer bie mien tante gaf 't niet veul, al zette je de bedsté-deure open en kroop ie derachter, want an de aere kant van de kaemer krek tussen de twee raemen in hong een groate spie^ gel, en daar zag ie alles in van me- kaere. Ik kon, toen ik al onder de dekens 'ekrope was, nog bie het licht van 't kleine lampie, dat 'eel de nachte bleef brandde, zieje, asdat me tante de deken achter de rik van me ome douwende. Maer we sliepe er niet minder lekker om. 't Lijkt me toch niet gezond, in zo'n benauwde bedsté te moeten slapen, zeiden we. Wa' geeft dat noe? vroeg het manneke, je leit ter allenig maer in as 't nacht is vo' de rest van je leven bin je ommers bekant altied buten op 't land? En ik bin nog nooit van me leven ziek 'ewest. We stonden weer buiten op het rustige straatje. Een buurmeisje was bezig de goudgele steentjes te schrob ben. 't Was Vrijdag en voor de Zon dag moet alles weer glimmen en ge kuist zijn. Is dat de school daarginds? vroegen we aan het blozende meisje. Ze knikte, maar zweeg verder. Ze dacht: wat moeten die vreemde lui in ons kleine stille dorpje? Op onze wandeling langs de school, kwam een andere praatgrage Geers- dijker naast ons en die vertelde van de distributie-overval tijdens de oor log. 't Was precies op de verjaardag van de Koningin. Een mooiere dag konden ze er niet voor uitgezocht hebben. Westdorp was politieman, maar een goed vaderlander en zijn collega Brandes hielp hem een handje, even als „Reinier" en „Bertus" van de on dergrondse, de ambtenaar van de C. C.P. De Vor en Goulooze van Colijns- plaat. De kassier J. Kleppe uit Kort gene speelde er ook zijn rol in. 't Zaakje zat goed in elkaar. En de be woners van Geersdijk zijn vandaag nog trots op deze overval, waardoor aan de ondergrondse 11.000 gewone distributiekaarten, 1.000 toeslagkaar- ten en 1820 inlegvellen kon worden overhandigd. Bode Kallewaard ris keerde het niet om het zaakje naar Zuid-Beveland te brengen, 't Was ook riskant. Verhulst kwam uit Goes met zijn speurhond. Maar ook Verhulst was „een goeie", en liet zijn hond net de verkeerde kant uitgaan en zo kwam hij terecht met zijn hond, die blijk baar ook al een „goeie" was, bij het Geersdijkse haventje, (ook hier moet het verkleinwoordje bij!) en zo kre gen de S.D.-ers de suggestie, dat de „inbrekers" per bootje naar Zuid- Beveland vertrokken waren. Intussen werden de kisten „met boeken" op een boerewagen naar het Katse Veer gereden, waar de knecht van schip per Van Wieringen, Kees de Keyzer uit Goes, die bij de bevrijding van deze stad om het leven is gekomen, het zaakje veilig over bracht naar de Zuid-Bevelandse wal. Per zieken auto werd de „patiënt" verder naar Brabant vervoerd. Alles kwam best op zijn pootjes terecht. En Geersdijk klopt vandaag nog op de borst en zegt: ook Geersdijk is groot in alles waarin een heel klein dorpske groot kan wezen. En wij denken aan dat beken de versje: Ontembaar, fier, van eeuw tot eeuw, Schrijdt recht van rug de echte Zeeuw, Die 't slavenjuk, al is 't verguld, Geen stonde rond zijn schouders duldt. &EUOOK* Myn beste nichtjes en neven, Deze keer, vertel ik alvast wie de prijzen gekregen hebben, maar reken er op, dat ik pas volgende week de laatste brieven beantwoorden zal en dan pas de oplossing geven zal met de nieuwe raadsels. Ik moet een beetje zuinig aandoen met de plaatsruimte. Een andere keer een beetje meer. Daar komen de gelukkigen: Tekenaar te Wissekerke en Tries de 3. te Zlerikzee. Ik denk dat de prijzen haast gelijk met de krant zullen aan komen. Dat is fijn hé. Nu maar weer tot de volgende week. Dag allemaal. Jullie TANTE TRUUS. Zwaluwtje te Serooskerke. Vond je bet niet een beetje vreemd gevoel ningen. Ik ben er blij mee. Is dat ene een portret? Ik ben wel eens in Wis sekerke geweest hoor en ik weet best hoe het er uitziet. Vond je het leuk dat er plaatjes van jullie dorp in de krant stonden. Doe die andere tante Truus de groeten maar van mij. Het heeft ook hier geregend, nouDie rapportcijfers zijn best. De kleine tuin man te Wemeldinge. Wat leuk, dat je zoveel konijntjes hebt. Ik denk dat je daar wel de hele dag naar zou kunnen kijken. Groeien ze goed? Ja, roodborstjes zijn zo mooi. Er zit er dikwijls een vlak voor het raam. Maar ik denk, dat het roodborstje liever vrij vliegt, dan in een mooi kooitje te zitten. Aardig zijn die kleine film pjes van Flipje. Ik kreeg laatst al de raad van een nichtje om heel veel jam te eten, dan kreeg ik ook gauw veel filmpjes. Heb jij veel jam gegeten? Adri h. te Westkapelle. Geen nieuws in Westkapelle? Jammer voor mij, want nu kreeg ik maar een korte brief. Roodkapje te Goes. Nu had ik nogal gehoopt, dat je me weer wat van Erna zou vertellen, maar nee hoor. Ze groeit toch wel goed? Je gaat steeds mooier schrijven. Tries de J. te Zierikzee. Ik heb nog raadsel nichten in Bruinisse, maar die heb ben me nu een poosje in de steek ge laten. Ik wist natuurlijk niet, dat jij eigenlijk een Bevelander bent. Hoe komt het dat je op Schouwen verzeild bent geraakt? Wat die datum betreft, had je gelijk. Kom je met vaeanties nog wel eens naar Beveland? Het is niet zo ver maar toch is het nog een hele reis hé? Waar vind je 't mooier? Herfstastertje te 's-Gravenpolder. Het was voor je vader en moeder wel fijn om naar de ouderavond te gaan, nu er van jou en je broertje wat te zien was. Hoe is het met het verkeersexa- men afgelopen? Is dat moeilijk? Ik heb er nog nooit examen voor gedaan. Dus zou ik bij jou wel een beetje om les kunnen komen. Is dat goed? Zand- tanger te Mussel. Je was nog goed op tijd met je brief. De datum in de krant was fout. Het wordt nu weer tijd om buiten te spelen, dat merk ik wel. Maar hier zijn ze druk aan het tollen. Dat vind ik aardiger dan oor logje spelen. Gelukkig maar, dat jul lie spel eigenlijk geen oorlogje is. Daar houd ik niet van hoor. Die arme Kees. Hoe is het met zijn kiespijn? Ik vind zo'n uitvoering ook prachtig. Was je niet moe 's avonds? Lente bloesem te Oostkapelle. Het wordt nu weer fijn de tijd, waaraan je mooie schuilnaam doet denken. Is er al wat van te zien in Oostkapelle? Het is al tijd weer een beetje vreemd hé met een nieuwe juffrouw of meester. Ben je er al aan gewend? Hebben jullie zoveel gymnastiek? toen je zo gekortwiekt was? Heeft zusje last gehad toen dat tandje door kwam? Sommige peuters zijn er haast ziek van. De grieppatient al beter? Ik vind groen een heel mooie kleur voor dat breiwerk. Ben je er al aan be gonnen Zeeuwinnetje te Serooskerke. Fijn hé, dat het in de tuinen al w'at begint te groeien. Ik kijk ook elke dag met vreugde naar de sneeuw klokjes in mijn tuin. Wees maar niet ongeduldig, want nu gaat het heus gauw voorjaar worden en dan is het zomer voor je het weet. De boeken, welke je noemde heb ik niet gelezen. Vertel me er eens wat van. Hoever ben je met je vest? Tekenaar te Wis sekerke. Je doet je schuilnaam eer aan. Hartelijk dank voor je aardige teke- Handwoordenboek der Neder landse Taal", ten behoeve van het onderwijs, door M. J. Koe nen en J. Endepols, 23ste druk, uitgegeven door Dn H. L. Be- zoen. Uitgave van J. B. Wolters te Groningen. Van „Koenen" behoeven we niets te zeggen. Het boek is er en het blijft er. Dat thans de 23ste druk gegeven wordt bewijst, dat het boek zijn plaats onder ons heeft. Ook voor deze nieuwe druk hebben weer verscheidene „ge bruikers" hun bouwstoffen aangedra gen, terwijl de samensteller voort gaat in deze druk te vragen „op- en aanmerkingen" te willen blijven in zenden. Zo blijven de uitgevers voort varen naar de volmaaktheid. „De Boog der Sterken", door Erich Maria Remarque. Uitgave van Van Holkema Waren- dorf N.V. te Amsterdam. We kennen allemaal Remarque. We herinneren ons zijn „Van het Weste lijk front geen nieuws" en „De weg terug", zijn „Drie Kameraden" en „Are de Triumphe". „De Boog der Sterken", past in deze cyclus. Deze laatste roman beschrijft een Duits concentratiekamp en de „ster ken" zijn de martelaars, wier geest ongebroken blijft, zelfs door tien en meer jaren sadistisch en geraffineerd- technisch martelaarschap heen. Remarque is zeker geen veelschrij ver maar wanneer hij een boek pre senteert heeft hij er iets mee te zeg gen. Zijn boeken kunnen we zien als tijdspiegels. Het beeld dat er in weer kaatst wordt is een tijdsbeeld. Het is breed en hoog en universeel, verliest zich nooit in het regionale of het voor bijgaande. Wanneer Remarque over 100 jaar gelezen wordt, zal men er do cumentaire waarde aan hechten. Wanneer we ons voor de vraag ge steld zien, zoals deze reeds gesteld is: „Nu al weer een „ellende"-roman over die concentratiekampen?" zal men goed doen dit in het oog te hou den. „De Boog der Sterken", zal mis schien hier op zekere tegenzin stui ten. Maar men bedenke, dat Remar que het concentratiekamp niet be schrijft om de sensatie van de mense lijke ellende, maar om ons te laten zien: de geest des mensen is sterker dan alle geweld, dat die geest breken wil. Dat is een waarheid, welke ook vandaag brandend van actualiteit is. Want het concentratiekamp en alles wat er aan vast zit, is niet slechts identiek met het Nazi-regime, het is identiek met elke dictatuur van welke politieke ideologie dan ook. Wat dit boek ook lezenswaard maakt is het diep-menselijke, dat de auteur er in getroffen heeft. We zien er de Nazi's psychologisch in ontleed, zoals we dat nog niet eer gelezen hebben en we zien er ook in dat de ellende van de concentratiekampen op zich zelf, de mensheid nooit zal afschrik ken, om weer nieuwe concentratie kampen op te richten, wanneer ze er de macht toe krijgen. Wanneer twee slachtoffers van jarenlange uitmerge ling en beiden slechts wachtend op het vergassen van hun leeggebloed lichaam een flauw opvlammend ge sprek hebben over de toekomst, waar in de één het communisme begroet, zegt de één in een gesprek met de ander; die de communist is: wanneer jullie de baas worden zal jij mij op nieuw in een concentratiekamp stop pen, als we dit overleven. En dan zegt de ander ijskoud: natuurlijk, het gaat om het communistisch beginsel, wie dat niet aanvaardt zal er ook door vernietigd moeten worden Dat is de prediking van dit boek. Het heeft helaas de leemte van al Remarque's boeken: het blijft op het horizontale vlak van het humanisme. En daarom biedt dit boek ook geen enkel uitzicht. Want ook de beste humanist in dit boek, is tenslotte be zig zich aan zijn eigen haren uit het ellende-moeras der mensheid op te trekken. Wanneer de horizontale lijn niet doorsneden wordt door de verticale van het kruis van Golgotha, zullen ook de sterksten onder de sterken, hun boog altijd weer richten op het verkeerde doel en blijft de mens wat hij, zonder Golgotha is; naar het woord van de heidense humanist Plautus: „Lupus est homo homini", de ene mens is een wolf voor de ander, waardoor ook de sterkste boog altijd weer verbroken zal worden. Onder deze restrictie kunnen we dit boek wel aanbevelen, om zjjn docu mentaire waarde. De uitgeefster zorgde voor een fraaie en soliede uitvoering. De vertaling was in goede hand. „Blinkende staven", door S. P. Akkerman. Uitgave van Bosch Keuning N.V. te Baarn. Een aardig boek met een goede christelijke strekking. Het vertelt van de geschiedenis van de Stoomtram van Drachten naar Heerenveen, haar be gin en haar einde. Het begin, dat naar de mening der mensen de geïsoleerde streken verbindt met de „beschaving" en haar einde, welke vergezeld gaat van het gebruik, dat de Duitse horden en de N.S.B.ers er van maken, om slachtoffers voor de concentratiekam pen er mee te vervoeren. Die blinkende staven zijn in het boek tevens het bindmateriaal voor de stof welke door de auteur gegeven wordt. Want het gaat hem niet om die tram, maar om de mensen, die elkander door

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1952 | | pagina 8