het stadje op het groene eiland #1 kwgföse o> s. q- cn 5t 2: WIMPIE'S VERJAARDAG. WONDERLIJK IN ALLES. ra ra ■8fr-s8 3 3 re g-s 3 "Uil -ui u Vrijdag 22 Februari 1952 TZEEUWSCH WEEKEND. Pagina 2 Vrijdag 22 Februari 1952 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 3 't 9/> mijn faioedeA, door Argye M. Briggs. Uit het Amerikaans vertaald door Nel Bergmans. Uitgave van J. H. Kok N.V. te Kampen. We zijn heel erg blij met dit boek, want het is een goed boek en goede boeken zijn schaars tegenwoordig. Het is het verhaal van Josh Kenyon. Zijn vader was een oud-militair, een Kolonel, verstard in een vormen- godsdienst. Zijn broer heette Ran, een deugniet, de verwende lieveling van zijn vader, die opgroeit tot een mis dadiger, het familiebezit opmaakt en krankzinnig wordt. Evart is een van de negerbedienden. Het donkere ras wordt in den huize Kenyon op e?n afstand gehouden. De negerbedienden, negers en negerinnen, worden niet mishandeld, maar evenmin behandeld als mens. En daarmee is de stof gegeven voor een roman, die boeit van de eerste tot de laatste pagina. Maar het boek is niet alleen spannend, het is ook door en door menselijk, en puur Amerikaans. Wie wat wil weten van het leven in Amerika, leze dit boek. Het vertelt ons van de opvattingen van de gewone Amerikaan, van zijn gezinsleven, zijn kijk op het neger- vraagstuk, zijn godsdienst, rijn prac-, tische aanpak van de dingen. Maar dat is lang niet alles. Of schoon Amerikaans tot in de kleinste détails, is het een boek, dat u uwzelf laat zien. Want dit boek is niet een godsdienstig boek, zoals Amerika er twaalf in een dozijn leveren kan. Dit boek blijft niet aan de oppervlakte, het graaft diep, zéér diep in de roer selen van het menselijk hart en het reikt daarom ver uit boven het Ame rikaanse leven, het raakt ook uw leven zéér persoonlijk. En dat is het wat dit boek waard maakt door ons allen gelezen te worden. Het gegeven van deze roman ligt in de titel verankerd: ,,'tls uw broeder". Josh wordt geconfronteerd met het Schriftwoord: wie zijn broeder haat, is een doodslager, en later, wanneer hij dit woord begint te begrijpen, met dat andere woord: Wie tot zijn broe der zegt Raka, die is strafbaar door het helse vuur. En wanneer hij ein delijk ook dat heeft leren verstaan, komt hij in aanraking met nog een ander woord der Schrift: hebt uw broeder lief En ook dat leert hij. Hij wordt op tweeërlei wijze met deze eis der Schrift geconfronteerd. In de eerste plaats met zijn natuur lijke broeder, die hem veel kwaad be rokkend heeft en voor wie hij des ondanks, toch dertig dollar per maand van zijn karig weekloon gaat opbren gen, wanneer deze in een inrichting moet worden verpleegd. Maar daar is ook die andere broe der, die neger Evart, die stille jongen, die „bekeerd" wordt en als christen leeft, voor dokter gaat studeren en later, wanneer Josh getrouwd is en op de olievelden zijn brood verdient, na jaren verwijdering hem weer in de weg treedt. Josh heeft nooit iets met deze bediende van zijn vader gehad. Integendeel, hij hield wel van de vrome, stille jongen, maar hij was een neger, en die gaf je geen belang stelling. 1 'aar God drukt hem ook hier met de neus op de eis van de Schrift, ook Evart is zijn „broeder" en dat beseft hij pas op de laatste pagina van het boek, want dan is ook Josh bekeerd. Heeft hij de KERK mogen zien, de onmisbaarheid van de gemeenschap der heiligen en dan zal er Avondmaal gevierd worden. Amerika heeft kerken voor blanken en voor negers gescheiden. Maar het is een bizondere dienst, want de zoon van Josh is dominé geworden en de neger-dokter Evart leeft zo mee met het gezin van de zoon van zijn vroegere meester, dat ook hij, zij het op de galerij, deze dienst wil bij wonen. En dan gaat daar beneden het brood van hand tot hand en wanneer ook de bekertjes met wijn rondgaan, ziet Josh plotseling, daar op de ga lerij de neger, zijn oude vriend en dan gaat er iets opzienbarends ge beuren. Josh gaat met brood en wijn naar boven en neemt plaats naast Evart en deelt met hem de Avond maalstafel. En terwijl zegt de jonge predikant daar beneden: „Want zo dikwijls als gij deze drinkbeker zult drinken, zo verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komtEn dan drinken Josh en de neger Evart samen. „Eén Heer, één geloof, één doop...." Men moet Amerika kennen om te begrijpen, wat deze overwinning zeg gen wil. Maar laat ons de hand in eigen boezem steken. Ook u en mij wordt dagelijks in het oor gefluisterd: ,,'tïs uw broeder...." Ik zeg: ik ben Mij met dit boek en ik hoop op herdrukken, want, wat ditmaal uit Amerika kwam was goed, heel goed, een verrijking voor onze positieve christelijke lectuur. De vertaling was in goede hand en de firma Kok zorgde voor een smaak volle en degelijke uitvoering. Gaarne aanbevolen. nrnGRiHonnse BRieuen Er lopen van Chicago naar Califor nia drie spoorlijnen, en alle drie zijn ze van verschillende maatschappijen. Dat is bij ons allemaal een beetje anders dan bij jullie. Bij jullie zijn al de grote bedrijven in handen van de Staat en worden dus beheerd door een ambtenarenapparaat en een zeer omslachtige bureaucratie. Bij ons is dat anders. De Staat houdt zich zo veel mogelijk buiten al die bedrijven. Spoorwegen, telefoon, onderwijs, elec- triciteitsbedrijven zijn meest allemaal in handen van particulieren en con curreren dus in hun prijzen en ser vice. Dat geldt ook van deze drie spoorwegmaatschappijen. De één loopt door het Zuiden over Mexico, de tweede gaat over Wyoming en Nevada tot Omeha, in Nebraska. De Noorde lijke loopt door Utah naar Colorado. Nu hebben jullie waarschijnlijk ook wel in de krant gelezen, dat er ergens een trein was ingesneeuwd. Nu, dat was een trein van de maatschappij, die de middelste lijn verzorgt. Deze trein heeft van Zondag tot aan Don derdagmorgen vast gezeten in de sneeuw. Hij had een grote twee honderd mensen bij zich en de olie voor de Dieselmotoren was Maandag reeds verstookt Dus toen was er geen warmte meer en even later bleven ook de dynamo's voor 't licht staan. Dat wil zeggen, dat die tweehonderd mensen zonder warmte en zonder licht zaten al die resterende dagen. Gelukkig was er nogal wat voorraad eten, zodat, met enige distributie (twee maaltijden per dag) de honger geweerd kon blijven. Maar smakelijk was dat eten natuurlijk ook al niet meer, zo zonder warmte en licht klaar gemaakt. De oorzaak was, dat 5000 voet hoog in het gebergte er een sneeuwverschuiving had plaats ge had. De trein was geheel bedolven en kon geen voet meer vóór- of achteruit. Nu is sneeuwval in die om geving in deze tijd van het jaar geen vreemd verschijnsel. Van 12 tot 16 voet sneeuw ligt er al gauw. Maar wanneer die sneeuwmassa juist tus sen twee bergruggen in naar beneden glijdt, wanneer er een trein passeert, betekent dit een absolute onmogelijk heid om verder te komen. Het is dan ook veiliger in dit seizoen de noor delijke route te nemen. Daar is min der sneeuwval en de trein rijdt er langs de rivier, sneeuwploegen zijn daar dan ook dag en nacht aan het werk om de sneeuw de rivier in te schuiven. Maar wel is de middelroute zeer interessant, want deze gaat door de eindeloze prairies van het „Wild West", het domein van de cow-boys. Daar is de „white face cattle", de „beefstaek of America". De witkop koe is een kort en breed gebouwd beest, dat op deze prairie geboren wordt. Onmiddellijk na de geboorte krijgt het het brandmerk, want slo ten of omheiningen kent men hier niet. De duizenden koeien, die hier rondweiden lopen allemaal door el kaar. Er zijn veehouders, die er vijf en tachtig duizend stuks van hebben. Het personeel bestaat meest uit Mexi canen, die zelf ook op de prairie ge boren rijn. De „King-farm" b.v. heeft En thans ten leste en beste: het godsdienstig leven in het stadje. De morgenschemering hangt over het stille marktplein, ietwat nevelig liggen de smalle straten in klare koele November lucht. Het is Zondagmorgen, de rust is ongerept. Plots wordt mijn oog getrokken naar het St. Adriaan- straatje, dat parallel loopt met het Marktplein. In devote houding zie ik ze gaan, de nonnetjes, twee aan twee, komend uit de kloosterschool, het smalle Zuster- straatje betredend, de oversteek door het St. Adriaanstraatje nemend, ver der in besloten tred door het smalle zusterstraat je, rechtsom, langs het oude Slotplein, op de Kerk aan, voor de vroegmis. Dit is een devoot, ont roerend schilderijtje, dat zich iedere morgen herhaalt, vroeger, nu. Devote nonnetjes als een zwart lint glijdend door het smalle zuster- of nonnen- straatje op weg naar de vroegmis. Verleden jaar zag ik het nog. Dan wordt de rust van het markt plein weer opgeheven, de zware klok ken van de Stadhuistoren beginnen hun roep over het stadje om God te aanbidden en dank te zeggen voor de Rustdag, en ook om zich te verzame len tot de prediking in Zijn huis. Men ziet ze komen, de mannen, vrouwen en jonge mensen, ze gaan door de straten en betreden hun bede huizen. Het is altijd nog interessant: de kerkgang in Goes, omdat men ze steeds nog ziet in de protestantse Zeeuwse klederdracht en ook de roomse, al zijn het dan alleen nog slechts de ouderen. Ook ging teloor in het voortgaan der tijden de deftige gang der heren kerk voogden, ouderlingen en diakenen, zo als ze ter kerke gingen in zwart ge klede jas met hoge zijden hoed. Maar »e willen vertoeven bij het godsdienstig leven, niet «in kerkge schiedenis of leer, maar zo in eenvou dige woorden, hoe 'twas, hoe 'tis, zo als ik er in opgroeide en velen met mij. Hoewel dooplid en later belijdend lid van de Hervormde kerk, onderging ons gezin zeer de invloed der Vrij Evangelische gemeente. Dat was niet zo'n groot wonder; in vele Goesenaren leefde nog de geest van de bekende dominé en evangelist Huibert Jacobus Budding, geb. 1810, overleden 1870, een man van grote geestelijke invloed, een blijmoedig Christusbelijder. Zondagsavonds waren de plaatsen vrij in de Vrij Evangelische kerk, en gingen wij er als kinderen vaak heen. Ook de dienst was anders dan 's mor gens. Er werden veel Sankey-liederen gezongen van de bekende Amerikaan se zanger-evangelist Ira D. Sankey, waarvan we er nu nog terugvinden in de bundel van Joh. de Heer. Ook mocht ieder die vrijmoedigheid had, naar voren komen en van Chris tus getuigen en rijn geloof belijden. Het waren heus niet alleen de aller - eenvoudigsten die dit deden, integen deel. Ze beleden allen in blijmoedige eenheid hun geloof. Dr Gunning schrijft in zijn „Herin neringen uit mijn leven": In mijn tijd leefde de Chr. Evangelische gemeente nog geheel en al in de geest van ds Budding. Ook werden daar ieder jaar in Febr. opwekkingssamenkomsten gehouden, 3 dagen achtereen. Vooral die avond samenkomsten werden druk bezocht door mensen van elke kerkelijke ge zindte en wierpen grote zegen af. Ook was er aan die gemeente, ik zou het willen noemen: een evangeliserend schooltje voor de jeugd verbonden. Iedere avond van 5 tot 7, voor één dubbeltje in de week. Ook daar kwamen kinderen van alle gezindten bijeen. We leerden er de 7 kruiswoorden in versvorm. De juffrouw zei ons regel voor regel voor en de hele kinder schaar zei het in koor na. Zo leerden wij ook de verhaaltjes in versvorm van Rachel het Jodenmeisje, dat een Christinnetje werd, van de lieve kleine hertog die op zijn sterfbed zijn titel aan zijn broertje overdroeg omdat hij naar Jezus ging en Koningskind werd. Van het arme zieke achter buurtsjongetje, dat Jezus liefhad en naar het Paradijs ging, wat hij altijd zag in rijn dromen. Van de juichende kinderschaar rondom Gods troon, zin gend ere, ere, ere zij aan God, de Zoon. Het was alles heel eenvoudig maar bracht Heilandsliefde in jonge hartjes. Laten we in gedachten, voor deze vertelling wordt beëindigd, ons even rustig neerzetten in die oude kathe draal met dat mooie orgel. Engelen met bazuinen staan op zij van het machtige pijporgel. Een oud gebruik is sinds enkele ja ren in ere hersteld. In de kerkgeschiedenis rul. van de stad Goes lezen we, dat op 30 October 1774 een predikant, Kaas geheten, sprak over het heilig gebruik van zang en speelkunst in de openbare gods dienst van Christenen en dit invoert met snarentuig en koorgezang. Welnu, als ge thans met de schare op Paasmorgen u op Uw plaats neder zet in de kerk en de gemeente onder orgelspel het opstandingslied zingt, wordt het: Weest gegroet gij Eersteling der dagen, morgen der verrijzenis, be geleid door bazuinen, vanaf het orgel. Dit spreekt regelrecht tot het hart en vervult ons met blijdschap en ont roering. Ook op de Eerste Pinksterdag wordt de dienst begeleid met bazuinen, ter wijl tevens op beide dagen een zang koor zingt. Als we nu nog eens weer in gedach ten in de tjjd dat de oogst is binnen gehaald dit grote Godsgebouw betre den, zien wij in de z.g.n. wandelkerk die is afgescheiden van de preek- kerk de opslag van oogstdankoffers. In de loop van de Dankdagweek brengt ieder, die wat missen kan, dat zijn natuurlijk allereerst boeren en tuinders, daar zijn dankoffer van de oogst, als appelen, peren, aardappelen, uien, bieten enz. Dit alles wordt opge stapeld op schragen en wordt dan later door de Jonge Kerk, dus de jonge lid maten, in mandjes verpakt aan de zie ken gebracht. Dit is pas weer ingevoerd en werkt verheugend. Thans wil ik eindigen. Zo vertelde ik dus het een en ander van het stadje op het groene eiland. Zoals het leven daar voortging en voortgaat. In boe ken hebben meerderen getracht van dit stadje een beeld te geven. De be kende schrijfster mevr. Basenau Goemans trachtte het te doen in haar roman „Het oude huis en wij", terwijl ook de pas overleden schrijfster Meta Donker Goes beschreef zoals zij het zag en beleefde in haar „Snippers en Spaanders". Het is een mooi stadje, met z'n prachtige kathedraal en stadhuis, zijn singels en plantsoenen, z'n smalle stra ten, kaden, pleinen en slopjes, maar het is een stadje waar het ook goed is te leven. De sfeer is prettig en vriendelijk, het godsdienstig besef leeft er en is blij moedig en van een diep verlangen om eerlijk voor God te leven. Ik heb getracht U iets te bieden van ons Zeeland, want het is ook bij mij, zoals Vondel in zijn, „Gijsbrecht van Amstel" zegt: Want de liefde tot zijn land is ieder aangeboren. M. DUINING-SMALLEGANGE. zijn eigen scholen voor de kinderen van het personeel. En deze kinderen groeien ook weer op tot cow-boys. Ze weten niet anders en ze zien ook niet anders. Ook de paarden, soms in de duizenden, die nodig zijn voor deze cow-boys, worden op de prairie opgefokt. De cow-boys doen alles te paard. De koeien worden gevangen met een lasso, een touw met een lus, dat bevestigd is aan het zadel van het paard. Het paard weet precies welke stand hij moet aannemen om geen voet toe te geven bij de wilde kuren, die de koeien soms kunnen hebben. Het is een mooi gezicht, maar een ruw leven. Doch de cow-boys willen niet anders. Ze vinden, dat ze het beste plekje op de wereld heb ben. En afgezien van de totale ont bering van geestelijke verzorging, de meesten leven als heidenen, is het een vrij en onafhankelijk bestaan. Het heeft iets van de zeeman, die alleen maar gelukkig is op het wijde water. Zoals we zeiden: wel interessant om eens doorheen te toeren, maar wie nog besef heeft van enig gemeen schapsleven, met geestelijke basis, kan hier toch niet terecht. Oom CEES. Wimpie is een echt windbuiltje. Ja, eigenlijk hoef ik het niet eens met een verkleinwoordje te zeggen. Juis ter zou zijn, als ik schreef, die kleine Wimpie is een grote windbuil. En je weet hoe het gaat met zulke typen in de grote mensenwereld, ze werken zich altijd in de nesten. Precies zo gaat het in ons kleine wereldje. Wim pie heeft zich dan ook danig in de knoei gepraat en wat moet je dan als z'n bloedeigen schooljuffrouw? Natuur lijk proberen hem weer uit de narig heid te helpen. Ik had het al zien aan komen en vergeefs trachtte ik hem te remmen, maar je kunt evengoed de waterval van Schaffhausen proberen tegen te hóuden. Wimpie moet natuurlijk op zijn tijd ook jarig worden. Dat wist hij even goed als ieder ander en het feit stond reeds weken te voren bij hem in het centrum van zijn belangstelling. Het ongeluk wilde nu dat juist te voren er heel wat jaardagen in mijn klas zijn. Behalve de tractatie heb ik dan ook steeds een minitieus verslag van alle hoop en verwachtingen te ver werken. Niet alleen ik, doch de ge hele klas. En na de heugelijke dag weten we te zamen precies wat die dag heeft opgeleverd. Nu heb ik vele jongelieden in mijn klas, wier ouders over platte beurzen beschikken. Niet erg, want het zijn er nog al wat en gedeelde smart is halve smart, maar er zijn ook enkele rijkaards bij. Ons deert dat niet, want we zijn gezame- lijk even verrukt van een paar nieu we wanten, als van een gloednieuwe glanzende autoped. Ik zei het al, vlak voor Wimpie's verjaardag waren er heel wat jubilarissen. We verheugden ons in nieuwe wanten, nieuwe jurken, nieuwe broeken, een bal, snoepjes en autoped, een echte parelketting en een poesje. Bij al deze vreugdige feiten profeteerde Wimpie, dat ie op zijn verjaardag ook.en noem maar weer heel de bovengenoemde rij, ten geschenke zou krijgen. Behalve dan het poesje, daar had hij niet van te rug. Ik heb eerlijk getracht hem te rem men. Bjj de autoped heb ik voorzich tig gewaarschuwd dat zo'n ding een berg van geld kostte. Maar die Wim pie stond nergens voor. Hij praatte me gewoon van de sokken. Ik keek er hem toch weieens op aan, en dacht, jonge, jonge, waar haal je het van daan? Je vader zegt geen tien woor den, als hij het er met acht af kan en je moeder zwijgt meestal als een. En opscheppen zal'vader Groen, de nuchtere, ijverige boerenknecht zeker niet. Bij m'n hospita heb ik al eens voorzichtigjes geïnformeerd naar zijn grootouders, want ergens moet Wim pie's windbuilerigheid toch wel van daan komen. Maar veel wijzer ben ik nog niet geworden. Doch nu verder over dat jongmens. Toen Gert eens vertelde dat z'n moeder koeken voor allemaal zou bakken voor zijn ver jaardag en dat-ie zoveul moch eten assie wou, en dat-ie anders niks meer kreeg omdat-ie toen eris al een nieu we jas had gehad, nou toen zei Wim pie, dat als hij jarig was zijn moeder ook koeken zou bakken en dat ze al lemaal mochten komen eten. En dat werd zijn ongeluk. Ook toen zei ik waarschuwend, dat Wimpie dan eerst alle banken van de school moest ko men halen, omdat zijn moeder niet zoveel stoelen had en dat er voor al die banken weer geen plaats zou zijn, maar nee hoor, Wimpie draafde weer door. O, als die jongen grossier in woorden kon worden, was hij binnen het jaar rijk. Wimpie verzekerde on danks mijn vermaan, dat zijn moe der wel duzend koeken kon bakken. Doe daar nou maar eens wat aan. Ook deze mededeling was in geen hoek geschied, maar in de volle klas. Nou had Wimpie al veel verteld, maar ja.als hij op zijn verjaardag auto peds, wanten, broeken, ballen, snoep jes en wat dies meer zij zou krijgen dat is nog daar aan toe, maar als er verteld wordt, dat je allemaal koe ken mag komen eten, dat raakt je persoonlijk. Zo tenminste was de con clusie van Bert van Dijk, en dat stak ook hij niet onder stoelen en banken. Zoals het met die woordproducen ten gaat, ze vergeten weer gauw wat ze gezegd hebben. Dat is hun onge luk en soms hun geluk. Op deze heugelijke verjaardagmorgen is het echter Wimpie's ongeluk, want dat kun je toch gerust pech noemen als je de.morgen van je verjaardag aan vangt met een vechtpartij met als ge volg een vuurrood oor. Het zou me onmogelijk geweest zijn om Wimpie's verjaardag te vergeten, dank zij zijn menigvuldige herinne ringen, maar toch begon de dag weer met een juichende mededeling: „En nóu ben fk jarig". Wim komt aangevlogen met een hobbelig pak o nder zijn arm. Nog eens: „Juffrouw, ik ben jarig en hier heb-ie een hele zak vol met babbe laars, die het me moeder zelf ge hakkel!" Mijn dag is nog maar nauw begon nen, want ik ben nog maar op het plein. Ik moet Hanneke neerzetten, die ik even heb opgetild om over de heg van het plein in meneer rijn tuin te laten gluren, waar heuselijk al sneeuwklokjes bloeien. Hanneke en ik nemen het goedmoedig op dat het bij babbelaars blijft, maar Wimpie's juichkreet en „HET PAK" lokken meer publiek. Wat wil je anders. Het is voornamelijk mijn eigen kroost, dat ik om me heen krijg. Wimpie verze kert dat zijn moeder geteld heeft en dat we allemaal drie babbelaars mag- ge hebbe. t De dag heeft een rijk verschiet vind ikOnder de omstanders bevindt zich ook helaas onze Bert van Dijk. Ik ken Bertje en ik zie hem denken. Dat gaat verkeerd, voel ik. Komt prompt uit. „We magge koeke komme eten he-je gezeit", zegt Bert met een meedogenloze zekerheid. Eventjes kijkt Wimpie perplex. Eventjes maar en dan zegt hij luch tigjes: „Ikke heb babbelaars, zooooo'n zak vol". „Dan heb-ie geleugend", zegt Bert droog en zakelijk. Dat laat Wimpie zich niet welgevallen en rts, zomaar onder mijn ogen, zit hij Bert in het haarDie dient van repliek. De zak met babbelaars hijs ik vlie gensvlug onder mijn arm en dan heb ik in elke hand een vechtersbaas. Doch Wimpie's oor is al gloeiend rood. Ik kan het niet over mijn hart ver krijgen Wimpie op zijn verjaardag te onderhouden over zijn beloften, die hij niet kan honoreren. Ten slotte een verjaardag moet een verjaardag zijn. Daarom draag ik hem maar op om de feestelijke zak voor me binnen te brengen. Dan zijn de tegenstanders even van elkaar verwijderd en dan de tijd heelt veel wonden. Over vijf minuten ziet een mens de wereld soms heel anders aan, dan die tijd tevoren. Wimpie zet de zak op de daarvoor bestemde plaats. En eerlijkhij is een beetje timide. Daaraan is zijn vuurrode oor wel schuldig, vermoed ik. Wimpie krijgt ondanks onze teleur gestelde verwachtingen toch precies dezelfde eerbewijzen als elke jubila ris op zijn feestdag. De tijd voor de babbelaars valt onder rekenen. Wim pie glorieert weer en vreugdig draagt hij de feestelijke zak van bank tot bank, nadat hij eerst eigenhandig de grootste voor mij er uit gezocht heeft. Hij komt ook bij Bertjes bankMet een montere snuit houdt Wimpie aan Bertje de zak voor, en Bertje pikt er een dikkerd uit... Dan gaan wij over tot de orde van de dag, zonder dat ik verder een inzinking bemerken kan, vanwege de pannekoeken, die we niet zullen krijgen. OndeA, ZeeauUe tucMen Zonder enige aanwijzing van her komst, lagen op het strand van Zoute- lande, waar de zee hen als ongewens te vreemdelingen had achtergelaten, talrijke fraaie getekende zaden van een plant, waarvan de naam alleen reeds voldoende is, ons velen 'n ril ling van afschuw te bezorgen. Er zul len maar weinig mensen zijn die een prettige herinnering bewaren aan het middel tegen obstipatie, dat we aan deze zaden te danken hebben, de won derolie. Maar gij die de zorgen niet uit uw brein hebt laten verwijderen, al lieten ze u meer dan eens en op pijnlijke wijze, de aanwezigheid van hun stekels merken, zult om een on aangename herinnering, de wonder boom zeker geen plaats weigeren. Wonderboom, het lijkt een wel wat vreemde benaming voor een plant die we hier bijna altijd als eenjarig kwe ken en haar dan niet anders zien dan als een flinke struik. Het is dan ook een naam die ze om haar in warmer streken nog veel snellere groei ge kregen heeft. In het Oude Testament wordt genoeg gewag gemaakt van de Wonderboom, die opschoot boven Jona „opdat er schaduw mocht zijn over zijn hoofd". Hieronymus zegt in rijn com mentaar dat deze plant een in Pales tina veelvuldig voorkomende struik is, die zo snel groeit dat ze in weinige dagen een aanzienlijke hoogte bereikte. De bladeren, voegt hij er aan toe, zijn breed en gelijken in vorm op die van de Wijnstok. Er wordt nog op andere bewijsgronden voor deze conclusie ge kozen maar dit is wel voldoende voor hen die iets over de oorsprong van de naam wilden weten. Minder gemakke lijk is het met zekerheid te zeggen wat het Vaderland van deze wonder boom is.Zoals met andere zeer oude gewassen, is het nog steeds niet vast gesteld, waar de wonderboom oor spronkelijk vandaan is gekomen. Reeds in oude tijden was hij in ver schillende landen met een tropisch klimaat 'n algemene verschijning. In Chinese werken van 3000 jaar gele den is de olie er van reeds beschre ven en de Griekse wijsgeer Aristote- les, gaf in zijn botanische werken een vrij nauwkeurige beschrijving van de wonderboom. Dat was 348322 jaar voor Christus. Voor wie meent dat de handel in Ricinus-olie van betrekkelijk recente datum is, zal het wel een verrassing zijn, te vernemen dat Koning Ptole- maeus Philadelphus, in het jaar 259 voor Christus, de fabricage en handel er van regelde. Uit dit alles blijkt wel dat de won derboom, waarvan de botanische naam Ricinus Communis is, wel tot een zeer oud geslacht behoort. Zijn familie, de £te yewicMJh&fö&ii (Ps 251.) Hij oefende met elke spier Aan honderd twee en tachtig pond, Zijn voeten daarzijn handen hier, Sterk kerngezond. Hij klaarde het tot hoven 'thoofd, Gewicht en man evenwicht, Zijn lichaam lichtlijk bruin gestoofd Door 't zonnelicht. 'kBen hem gelijk in vreugd en smart, Mijn ziel als een gespannen toog, Zó hef 'k mijn zwaarbeladen hart Tot God omhoog! POOT Jr. wolfmelkachtigen, kenmerkte zich door de grote verschillen in vorm en groei- wijzingen. Er komen kruiden, heesters, bomen en lianen in voor en zelfs die een cactusvorm hebben. Toch is de wonderboom ook zonder deze verge lijkingen voor de liefhebber een bron van vreugdevolle verbazing. Al zijn er jaren geleden van de bij Westkapelle aangespoelde zaden, ver schillende opgekomen, we mogen dat niet als bewijs zien dat die van Zoute- lande ook nog kiemkrachtig zijn. Maar elke goede zaadhandelaar kan ze le veren. Die kunnen we in Mei op een zonnig hoopje buiten zaaien, maar zelfs als dan de natuur in alles mee werkte, zullen die planten zich niet ontwikkelen als mogelijk is. Daarom leggen we ze liever in een bloempot met zanderige aarde, die een warm plaatsje krijgt. We kunnen dat in Maart doen. Geef de zaden plm. 6 cm. tussenruimte en bedek ze met een laagje aarde van 1 cm. .Na een dag of tien zien we ze kiemen en reeds spoedig blijkt hun haast om groot te worden want de zaadlobben spreiden zich vrij snel uit. Wanneer die vol komen ontwikkeld zijn, krijgen de jon ge plantjes elk een eigen pot van 12 cm. doorsnede. Bij het verplanten daarin zetten we ze wat dieper door het rode stengeltje voor de helft in de grond te plaatsen. De eerste da gen laten ze het hoofd hangen maar spoedig herstellen zij zich. Geef ze dan een licht en zonnig plaatsje. Bij goed weer kunnen we ze eind Mei buiten in de volle grond uitplanten. We we ten al dat hier een zonnig en warm plekje moet rijn. Dat alleen is niet voldoende voor zo'n gulle groeier. Daarom hebben we voor een humus- rijke grond gezorgd door vooraf een flink gat te maken waar een krui wagen paardenmest in gaat. Daar komt de grond weer over maar zo, dat als wij de jonge reusjes planten, de wortels ervan daar niet mee in aanraking komen. Is de plant onge veer 1 meter hoog dan zetten we er een stokje bij maar zorgen er bij het aanbinden voor, dat de plant er geen hinder van heeft. Het moet met veel speling gebeuren en dient alleen om de plant voor scheef waaien te be hoeden. Halen we het bindsel te sterk aan, dan zal de in de dikte toenemen de stengel daar een knik krijgen, waardoor ze gemakkelijk breekt. In Juli of Augustus verschijnen de bloemen die de aandacht trekken door hun onopvallendheid. De meeldraad- bloemen staan meestal onder de stam- perbloemen, zodat kruisbestuiving noodzakelijk is. Als die tot stand is gekomen ontwikkelt zich uit het grote aantal vruchtbeginselen een tros van stekelige of kale vruchten. Ze bestaan uit drie hokjes en in elk daarvan vormt zich een roosje, dat er als een poot en koploos kevertje uit ziet. Re ken er niet te vast op die zelf te oog sten, want één vroege nachtvorst is voldoende de wonderboom te vernie tigen. Toch is deze wonderlijk snelle ineenstorting van dit in enkele maan den gegroeide wonder verkieselijker, dan te moeten zien, hoe een langzame aftakeling deze krachtige verschijning maakt tot een zielig geval, waarvoor geen hulp meer te vinden is. VARIABILIS. a.tr W B. o 2j) ju P er*r- Hill m (5 Oj S3 3 ra ra (ra E3Hg.ëS "g x 3.0" 5 5NW Sfra 5" 5 C ra m o; ra SfS g,a.S P Pip" tn o* (D o 5 2 fö OT 2. S? ïS2; a> <3 >-+i a. - Ï3 crq <d a> O <- 0) M 3 era t—I cd S3 3 «5 3 a> a> trp* o „»rao aS ï?3 g a Era Si 3 34 Q CD O) P /r> H 1 (H (C 2 O gTOro eö 3» o o foB Qj 5 n a> ju ito ra* ra Sm El SU O- £0 2 0) M H w 5 2. 03 W J» c 3* o Ir3 S- ra 5 c 5. 03 E|Söra (0 (B O sj- 2». 55.0Q 03 8 g „s Qj f-i £5 2. ÜJ P CD Ct> <T3 ,03 h.(D O S3 a> J u< 2.™ ra 2 SfS? 3 Sl"39£_ Pi Q 03 3 ffi 3 Q C ^3 2. w 0 (D O 5^ - o 2 3 03 2 l-jK"-4 o. N m a n Tl O2'o H;2.® B p 'gsjWgShjï o OT co 2, o S S™ S'ÏÏNSoagf*S'0es,JSli H. O» Jtf O g o 3 5 2: %0 -Sg, 3 5 5 3 - raS.sl£& 03 3* N SL Qj 03 rV 03 ££0> S o Q-< 03 2 3 cm os (ra os a 03 03 (V 3 03 3 W 3 Qj *-t Qi S 8.8*1 5'3 g 3 8 (if E. re*m |o(g B.B2<1 3 ra ra P> o, Q. tv - 3 ra-ra K4 H. "=5 3 ra 3-S 3 C/3 CD CL 3 03 03 <-*3 <J CTQ pi 03 03 3 3 2 03 r* C/3 iSm MOQCTO o O 2- 03 03 o MO ^3 Pu w c IE 03 2. 5. 03 o> C/3 O r? a C/3 g PiO pue m ju 5 -A o4 5" s s o a o ra P-3 ëAAm-- NMK O 03 03 s 8 3 fü Pi 03 C g M B 3 N tr os C 03 S?" 03 2 03 03 2 03 3 9» 2- fD 3 q era iii? ,2 P Qu C+ i-J "S 3 ra 0) £r ara o ra af B 5' E-141 k ra 8 3 ra g <5' S N M §3§|a M»P P O P CO 03 CTQ O*" P g Qj P raora» 3h e p 3 a S£ P x' Qi o P Es ■<<ÏS ra 8. 4S *1 w CL O g e»o o CR rt- M feAte 5. 2. s, p h et r 3 g4 m O p Pi p p B 3 P Is, 3 ra o ïS- 3 cr.'p s tra 3 Cfl 03 O) 2. 2 O w 3 2,3 p £-03 D CD 2 £i 03 r3 os* j?!<gOPo 75 g- 3 S B' 03 o CD Pi p, 03 x o <V Pi O O 03 2 N TO ET-fs ra S ra g'34 3 B O DO N hrt£ - m 3 o S.S'S'graraggHl 5r~ra|s a g f j (f o 3 2.K 2" <t>©(D ff ft a S go» 3"raK>rara S s S «-"S. ïi»» w®3s o.*® g1»!-»4®3 -■ 3,.!'>D4ErS'K1ra<_ K'SïSrarararasBSr raosuS><41.a PB - J ,v. _to o. 3" 2 ra ra o g, ra s s ra o?3 o ra ra ra i n as4" ra-5 s §- U 2* o a S3- 5" S p a 3 o r 2 ta: ■M - S3 g a 03 rra- e e >-t 1—IP. o- 03 CQ K) KJ Tl 09 cr

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1952 | | pagina 6