het stadje op het groene eiland
#1
kwgföse
o> s.
q- cn
5t
2:
WIMPIE'S VERJAARDAG.
WONDERLIJK IN ALLES.
ra ra
■8fr-s8
3 3
re
g-s
3
"Uil
-ui
u
Vrijdag 22 Februari 1952
TZEEUWSCH WEEKEND.
Pagina 2
Vrijdag 22 Februari 1952
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 3
't 9/> mijn faioedeA,
door Argye M. Briggs. Uit het
Amerikaans vertaald door Nel
Bergmans. Uitgave van J. H.
Kok N.V. te Kampen.
We zijn heel erg blij met dit boek,
want het is een goed boek en goede
boeken zijn schaars tegenwoordig.
Het is het verhaal van Josh Kenyon.
Zijn vader was een oud-militair,
een Kolonel, verstard in een vormen-
godsdienst. Zijn broer heette Ran, een
deugniet, de verwende lieveling van
zijn vader, die opgroeit tot een mis
dadiger, het familiebezit opmaakt en
krankzinnig wordt. Evart is een van
de negerbedienden. Het donkere ras
wordt in den huize Kenyon op e?n
afstand gehouden. De negerbedienden,
negers en negerinnen, worden niet
mishandeld, maar evenmin behandeld
als mens.
En daarmee is de stof gegeven voor
een roman, die boeit van de eerste
tot de laatste pagina. Maar het boek
is niet alleen spannend, het is ook
door en door menselijk, en puur
Amerikaans. Wie wat wil weten van
het leven in Amerika, leze dit boek.
Het vertelt ons van de opvattingen
van de gewone Amerikaan, van zijn
gezinsleven, zijn kijk op het neger-
vraagstuk, zijn godsdienst, rijn prac-,
tische aanpak van de dingen.
Maar dat is lang niet alles. Of
schoon Amerikaans tot in de kleinste
détails, is het een boek, dat u uwzelf
laat zien. Want dit boek is niet een
godsdienstig boek, zoals Amerika er
twaalf in een dozijn leveren kan. Dit
boek blijft niet aan de oppervlakte,
het graaft diep, zéér diep in de roer
selen van het menselijk hart en het
reikt daarom ver uit boven het Ame
rikaanse leven, het raakt ook uw
leven zéér persoonlijk.
En dat is het wat dit boek waard
maakt door ons allen gelezen te
worden.
Het gegeven van deze roman ligt
in de titel verankerd: ,,'tls uw
broeder".
Josh wordt geconfronteerd met het
Schriftwoord: wie zijn broeder haat,
is een doodslager, en later, wanneer
hij dit woord begint te begrijpen, met
dat andere woord: Wie tot zijn broe
der zegt Raka, die is strafbaar door
het helse vuur. En wanneer hij ein
delijk ook dat heeft leren verstaan,
komt hij in aanraking met nog een
ander woord der Schrift: hebt uw
broeder lief
En ook dat leert hij.
Hij wordt op tweeërlei wijze met
deze eis der Schrift geconfronteerd.
In de eerste plaats met zijn natuur
lijke broeder, die hem veel kwaad be
rokkend heeft en voor wie hij des
ondanks, toch dertig dollar per maand
van zijn karig weekloon gaat opbren
gen, wanneer deze in een inrichting
moet worden verpleegd.
Maar daar is ook die andere broe
der, die neger Evart, die stille jongen,
die „bekeerd" wordt en als christen
leeft, voor dokter gaat studeren en
later, wanneer Josh getrouwd is en
op de olievelden zijn brood verdient,
na jaren verwijdering hem weer in
de weg treedt. Josh heeft nooit iets
met deze bediende van zijn vader
gehad. Integendeel, hij hield wel van
de vrome, stille jongen, maar hij was
een neger, en die gaf je geen belang
stelling. 1 'aar God drukt hem ook
hier met de neus op de eis van de
Schrift, ook Evart is zijn „broeder"
en dat beseft hij pas op de laatste
pagina van het boek, want dan is
ook Josh bekeerd. Heeft hij de KERK
mogen zien, de onmisbaarheid van
de gemeenschap der heiligen en dan
zal er Avondmaal gevierd worden.
Amerika heeft kerken voor blanken
en voor negers gescheiden. Maar het
is een bizondere dienst, want de
zoon van Josh is dominé geworden en
de neger-dokter Evart leeft zo mee
met het gezin van de zoon van zijn
vroegere meester, dat ook hij, zij het
op de galerij, deze dienst wil bij
wonen. En dan gaat daar beneden het
brood van hand tot hand en wanneer
ook de bekertjes met wijn rondgaan,
ziet Josh plotseling, daar op de ga
lerij de neger, zijn oude vriend en
dan gaat er iets opzienbarends ge
beuren. Josh gaat met brood en wijn
naar boven en neemt plaats naast
Evart en deelt met hem de Avond
maalstafel. En terwijl zegt de jonge
predikant daar beneden: „Want zo
dikwijls als gij deze drinkbeker zult
drinken, zo verkondigt gij de dood des
Heren, totdat Hij komtEn dan
drinken Josh en de neger Evart
samen.
„Eén Heer, één geloof, één doop...."
Men moet Amerika kennen om te
begrijpen, wat deze overwinning zeg
gen wil.
Maar laat ons de hand in eigen
boezem steken. Ook u en mij wordt
dagelijks in het oor gefluisterd: ,,'tïs
uw broeder...."
Ik zeg: ik ben Mij met dit boek
en ik hoop op herdrukken, want, wat
ditmaal uit Amerika kwam was goed,
heel goed, een verrijking voor onze
positieve christelijke lectuur.
De vertaling was in goede hand en
de firma Kok zorgde voor een smaak
volle en degelijke uitvoering.
Gaarne aanbevolen.
nrnGRiHonnse BRieuen
Er lopen van Chicago naar Califor
nia drie spoorlijnen, en alle drie zijn
ze van verschillende maatschappijen.
Dat is bij ons allemaal een beetje
anders dan bij jullie. Bij jullie zijn
al de grote bedrijven in handen van
de Staat en worden dus beheerd door
een ambtenarenapparaat en een zeer
omslachtige bureaucratie. Bij ons is
dat anders. De Staat houdt zich zo
veel mogelijk buiten al die bedrijven.
Spoorwegen, telefoon, onderwijs, elec-
triciteitsbedrijven zijn meest allemaal
in handen van particulieren en con
curreren dus in hun prijzen en ser
vice. Dat geldt ook van deze drie
spoorwegmaatschappijen. De één loopt
door het Zuiden over Mexico, de
tweede gaat over Wyoming en Nevada
tot Omeha, in Nebraska. De Noorde
lijke loopt door Utah naar Colorado.
Nu hebben jullie waarschijnlijk ook
wel in de krant gelezen, dat er ergens
een trein was ingesneeuwd. Nu, dat
was een trein van de maatschappij,
die de middelste lijn verzorgt. Deze
trein heeft van Zondag tot aan Don
derdagmorgen vast gezeten in de
sneeuw. Hij had een grote twee
honderd mensen bij zich en de olie
voor de Dieselmotoren was Maandag
reeds verstookt Dus toen was er geen
warmte meer en even later bleven
ook de dynamo's voor 't licht staan.
Dat wil zeggen, dat die tweehonderd
mensen zonder warmte en zonder
licht zaten al die resterende dagen.
Gelukkig was er nogal wat voorraad
eten, zodat, met enige distributie
(twee maaltijden per dag) de honger
geweerd kon blijven. Maar smakelijk
was dat eten natuurlijk ook al niet
meer, zo zonder warmte en licht klaar
gemaakt. De oorzaak was, dat 5000
voet hoog in het gebergte er een
sneeuwverschuiving had plaats ge
had. De trein was geheel bedolven
en kon geen voet meer vóór- of
achteruit. Nu is sneeuwval in die om
geving in deze tijd van het jaar geen
vreemd verschijnsel. Van 12 tot 16
voet sneeuw ligt er al gauw. Maar
wanneer die sneeuwmassa juist tus
sen twee bergruggen in naar beneden
glijdt, wanneer er een trein passeert,
betekent dit een absolute onmogelijk
heid om verder te komen. Het is dan
ook veiliger in dit seizoen de noor
delijke route te nemen. Daar is min
der sneeuwval en de trein rijdt er
langs de rivier, sneeuwploegen zijn
daar dan ook dag en nacht aan het
werk om de sneeuw de rivier in te
schuiven.
Maar wel is de middelroute zeer
interessant, want deze gaat door de
eindeloze prairies van het „Wild
West", het domein van de cow-boys.
Daar is de „white face cattle", de
„beefstaek of America". De witkop
koe is een kort en breed gebouwd
beest, dat op deze prairie geboren
wordt. Onmiddellijk na de geboorte
krijgt het het brandmerk, want slo
ten of omheiningen kent men hier
niet. De duizenden koeien, die hier
rondweiden lopen allemaal door el
kaar. Er zijn veehouders, die er vijf
en tachtig duizend stuks van hebben.
Het personeel bestaat meest uit Mexi
canen, die zelf ook op de prairie ge
boren rijn. De „King-farm" b.v. heeft
En thans ten leste en beste: het
godsdienstig leven in het stadje.
De morgenschemering hangt over
het stille marktplein, ietwat nevelig
liggen de smalle straten in klare koele
November lucht. Het is Zondagmorgen,
de rust is ongerept. Plots wordt mijn
oog getrokken naar het St. Adriaan-
straatje, dat parallel loopt met het
Marktplein.
In devote houding zie ik ze gaan, de
nonnetjes, twee aan twee, komend uit
de kloosterschool, het smalle Zuster-
straatje betredend, de oversteek door
het St. Adriaanstraatje nemend, ver
der in besloten tred door het smalle
zusterstraat je, rechtsom, langs het
oude Slotplein, op de Kerk aan, voor
de vroegmis. Dit is een devoot, ont
roerend schilderijtje, dat zich iedere
morgen herhaalt, vroeger, nu. Devote
nonnetjes als een zwart lint glijdend
door het smalle zuster- of nonnen-
straatje op weg naar de vroegmis.
Verleden jaar zag ik het nog.
Dan wordt de rust van het markt
plein weer opgeheven, de zware klok
ken van de Stadhuistoren beginnen
hun roep over het stadje om God te
aanbidden en dank te zeggen voor de
Rustdag, en ook om zich te verzame
len tot de prediking in Zijn huis.
Men ziet ze komen, de mannen,
vrouwen en jonge mensen, ze gaan
door de straten en betreden hun bede
huizen. Het is altijd nog interessant:
de kerkgang in Goes, omdat men ze
steeds nog ziet in de protestantse
Zeeuwse klederdracht en ook de
roomse, al zijn het dan alleen nog
slechts de ouderen.
Ook ging teloor in het voortgaan der
tijden de deftige gang der heren kerk
voogden, ouderlingen en diakenen, zo
als ze ter kerke gingen in zwart ge
klede jas met hoge zijden hoed.
Maar »e willen vertoeven bij het
godsdienstig leven, niet «in kerkge
schiedenis of leer, maar zo in eenvou
dige woorden, hoe 'twas, hoe 'tis, zo
als ik er in opgroeide en velen met
mij. Hoewel dooplid en later belijdend
lid van de Hervormde kerk, onderging
ons gezin zeer de invloed der Vrij
Evangelische gemeente. Dat was niet
zo'n groot wonder; in vele Goesenaren
leefde nog de geest van de bekende
dominé en evangelist Huibert Jacobus
Budding, geb. 1810, overleden 1870,
een man van grote geestelijke invloed,
een blijmoedig Christusbelijder.
Zondagsavonds waren de plaatsen
vrij in de Vrij Evangelische kerk, en
gingen wij er als kinderen vaak heen.
Ook de dienst was anders dan 's mor
gens. Er werden veel Sankey-liederen
gezongen van de bekende Amerikaan
se zanger-evangelist Ira D. Sankey,
waarvan we er nu nog terugvinden in
de bundel van Joh. de Heer.
Ook mocht ieder die vrijmoedigheid
had, naar voren komen en van Chris
tus getuigen en rijn geloof belijden.
Het waren heus niet alleen de aller -
eenvoudigsten die dit deden, integen
deel. Ze beleden allen in blijmoedige
eenheid hun geloof.
Dr Gunning schrijft in zijn „Herin
neringen uit mijn leven": In mijn tijd
leefde de Chr. Evangelische gemeente
nog geheel en al in de geest van ds
Budding.
Ook werden daar ieder jaar in Febr.
opwekkingssamenkomsten gehouden,
3 dagen achtereen. Vooral die avond
samenkomsten werden druk bezocht
door mensen van elke kerkelijke ge
zindte en wierpen grote zegen af.
Ook was er aan die gemeente, ik zou
het willen noemen: een evangeliserend
schooltje voor de jeugd verbonden.
Iedere avond van 5 tot 7, voor één
dubbeltje in de week.
Ook daar kwamen kinderen van alle
gezindten bijeen.
We leerden er de 7 kruiswoorden in
versvorm. De juffrouw zei ons regel
voor regel voor en de hele kinder
schaar zei het in koor na. Zo leerden
wij ook de verhaaltjes in versvorm
van Rachel het Jodenmeisje, dat een
Christinnetje werd, van de lieve kleine
hertog die op zijn sterfbed zijn titel
aan zijn broertje overdroeg omdat
hij naar Jezus ging en Koningskind
werd. Van het arme zieke achter
buurtsjongetje, dat Jezus liefhad en
naar het Paradijs ging, wat hij altijd
zag in rijn dromen. Van de juichende
kinderschaar rondom Gods troon, zin
gend ere, ere, ere zij aan God, de
Zoon.
Het was alles heel eenvoudig maar
bracht Heilandsliefde in jonge hartjes.
Laten we in gedachten, voor deze
vertelling wordt beëindigd, ons even
rustig neerzetten in die oude kathe
draal met dat mooie orgel. Engelen
met bazuinen staan op zij van het
machtige pijporgel.
Een oud gebruik is sinds enkele ja
ren in ere hersteld.
In de kerkgeschiedenis rul. van de
stad Goes lezen we, dat op 30 October
1774 een predikant, Kaas geheten,
sprak over het heilig gebruik van zang
en speelkunst in de openbare gods
dienst van Christenen en dit invoert
met snarentuig en koorgezang.
Welnu, als ge thans met de schare
op Paasmorgen u op Uw plaats neder
zet in de kerk en de gemeente onder
orgelspel het opstandingslied zingt,
wordt het: Weest gegroet gij Eersteling
der dagen, morgen der verrijzenis, be
geleid door bazuinen, vanaf het orgel.
Dit spreekt regelrecht tot het hart
en vervult ons met blijdschap en ont
roering.
Ook op de Eerste Pinksterdag wordt
de dienst begeleid met bazuinen, ter
wijl tevens op beide dagen een zang
koor zingt.
Als we nu nog eens weer in gedach
ten in de tjjd dat de oogst is binnen
gehaald dit grote Godsgebouw betre
den, zien wij in de z.g.n. wandelkerk
die is afgescheiden van de preek-
kerk de opslag van oogstdankoffers.
In de loop van de Dankdagweek
brengt ieder, die wat missen kan, dat
zijn natuurlijk allereerst boeren en
tuinders, daar zijn dankoffer van de
oogst, als appelen, peren, aardappelen,
uien, bieten enz. Dit alles wordt opge
stapeld op schragen en wordt dan later
door de Jonge Kerk, dus de jonge lid
maten, in mandjes verpakt aan de zie
ken gebracht.
Dit is pas weer ingevoerd en werkt
verheugend.
Thans wil ik eindigen. Zo vertelde
ik dus het een en ander van het stadje
op het groene eiland. Zoals het leven
daar voortging en voortgaat. In boe
ken hebben meerderen getracht van
dit stadje een beeld te geven. De be
kende schrijfster mevr. Basenau
Goemans trachtte het te doen in haar
roman „Het oude huis en wij", terwijl
ook de pas overleden schrijfster Meta
Donker Goes beschreef zoals zij het
zag en beleefde in haar „Snippers en
Spaanders".
Het is een mooi stadje, met z'n
prachtige kathedraal en stadhuis, zijn
singels en plantsoenen, z'n smalle stra
ten, kaden, pleinen en slopjes, maar
het is een stadje waar het ook goed
is te leven.
De sfeer is prettig en vriendelijk, het
godsdienstig besef leeft er en is blij
moedig en van een diep verlangen om
eerlijk voor God te leven.
Ik heb getracht U iets te bieden van
ons Zeeland, want het is ook bij mij,
zoals Vondel in zijn, „Gijsbrecht van
Amstel" zegt: Want de liefde tot zijn
land is ieder aangeboren.
M. DUINING-SMALLEGANGE.
zijn eigen scholen voor de kinderen
van het personeel. En deze kinderen
groeien ook weer op tot cow-boys.
Ze weten niet anders en ze zien ook
niet anders. Ook de paarden, soms
in de duizenden, die nodig zijn voor
deze cow-boys, worden op de prairie
opgefokt. De cow-boys doen alles te
paard. De koeien worden gevangen
met een lasso, een touw met een lus,
dat bevestigd is aan het zadel van
het paard. Het paard weet precies
welke stand hij moet aannemen om
geen voet toe te geven bij de wilde
kuren, die de koeien soms kunnen
hebben. Het is een mooi gezicht, maar
een ruw leven. Doch de cow-boys
willen niet anders. Ze vinden, dat ze
het beste plekje op de wereld heb
ben. En afgezien van de totale ont
bering van geestelijke verzorging, de
meesten leven als heidenen, is het
een vrij en onafhankelijk bestaan.
Het heeft iets van de zeeman, die
alleen maar gelukkig is op het wijde
water.
Zoals we zeiden: wel interessant om
eens doorheen te toeren, maar wie
nog besef heeft van enig gemeen
schapsleven, met geestelijke basis,
kan hier toch niet terecht.
Oom CEES.
Wimpie is een echt windbuiltje. Ja,
eigenlijk hoef ik het niet eens met
een verkleinwoordje te zeggen. Juis
ter zou zijn, als ik schreef, die kleine
Wimpie is een grote windbuil. En je
weet hoe het gaat met zulke typen in
de grote mensenwereld, ze werken
zich altijd in de nesten. Precies zo
gaat het in ons kleine wereldje. Wim
pie heeft zich dan ook danig in de
knoei gepraat en wat moet je dan als
z'n bloedeigen schooljuffrouw? Natuur
lijk proberen hem weer uit de narig
heid te helpen. Ik had het al zien aan
komen en vergeefs trachtte ik hem te
remmen, maar je kunt evengoed de
waterval van Schaffhausen proberen
tegen te hóuden.
Wimpie moet natuurlijk op zijn tijd
ook jarig worden. Dat wist hij even
goed als ieder ander en het feit stond
reeds weken te voren bij hem in het
centrum van zijn belangstelling. Het
ongeluk wilde nu dat juist te voren
er heel wat jaardagen in mijn klas
zijn. Behalve de tractatie heb ik dan
ook steeds een minitieus verslag van
alle hoop en verwachtingen te ver
werken. Niet alleen ik, doch de ge
hele klas. En na de heugelijke dag
weten we te zamen precies wat die
dag heeft opgeleverd. Nu heb ik vele
jongelieden in mijn klas, wier ouders
over platte beurzen beschikken. Niet
erg, want het zijn er nog al wat en
gedeelde smart is halve smart, maar
er zijn ook enkele rijkaards bij. Ons
deert dat niet, want we zijn gezame-
lijk even verrukt van een paar nieu
we wanten, als van een gloednieuwe
glanzende autoped. Ik zei het al, vlak
voor Wimpie's verjaardag waren er
heel wat jubilarissen. We verheugden
ons in nieuwe wanten, nieuwe jurken,
nieuwe broeken, een bal, snoepjes en
autoped, een echte parelketting en een
poesje. Bij al deze vreugdige feiten
profeteerde Wimpie, dat ie op zijn
verjaardag ook.en noem maar
weer heel de bovengenoemde rij, ten
geschenke zou krijgen. Behalve dan
het poesje, daar had hij niet van te
rug.
Ik heb eerlijk getracht hem te rem
men. Bjj de autoped heb ik voorzich
tig gewaarschuwd dat zo'n ding een
berg van geld kostte. Maar die Wim
pie stond nergens voor. Hij praatte me
gewoon van de sokken. Ik keek er
hem toch weieens op aan, en dacht,
jonge, jonge, waar haal je het van
daan? Je vader zegt geen tien woor
den, als hij het er met acht af kan
en je moeder zwijgt meestal als een.
En opscheppen zal'vader Groen, de
nuchtere, ijverige boerenknecht zeker
niet. Bij m'n hospita heb ik al eens
voorzichtigjes geïnformeerd naar zijn
grootouders, want ergens moet Wim
pie's windbuilerigheid toch wel van
daan komen. Maar veel wijzer ben ik
nog niet geworden. Doch nu verder
over dat jongmens. Toen Gert eens
vertelde dat z'n moeder koeken voor
allemaal zou bakken voor zijn ver
jaardag en dat-ie zoveul moch eten
assie wou, en dat-ie anders niks meer
kreeg omdat-ie toen eris al een nieu
we jas had gehad, nou toen zei Wim
pie, dat als hij jarig was zijn moeder
ook koeken zou bakken en dat ze al
lemaal mochten komen eten. En dat
werd zijn ongeluk. Ook toen zei ik
waarschuwend, dat Wimpie dan eerst
alle banken van de school moest ko
men halen, omdat zijn moeder niet
zoveel stoelen had en dat er voor al
die banken weer geen plaats zou zijn,
maar nee hoor, Wimpie draafde weer
door. O, als die jongen grossier in
woorden kon worden, was hij binnen
het jaar rijk. Wimpie verzekerde on
danks mijn vermaan, dat zijn moe
der wel duzend koeken kon bakken.
Doe daar nou maar eens wat aan.
Ook deze mededeling was in geen
hoek geschied, maar in de volle klas.
Nou had Wimpie al veel verteld, maar
ja.als hij op zijn verjaardag auto
peds, wanten, broeken, ballen, snoep
jes en wat dies meer zij zou krijgen
dat is nog daar aan toe, maar als er
verteld wordt, dat je allemaal koe
ken mag komen eten, dat raakt je
persoonlijk. Zo tenminste was de con
clusie van Bert van Dijk, en dat stak
ook hij niet onder stoelen en banken.
Zoals het met die woordproducen
ten gaat, ze vergeten weer gauw wat
ze gezegd hebben. Dat is hun onge
luk en soms hun geluk. Op deze
heugelijke verjaardagmorgen is het
echter Wimpie's ongeluk, want dat
kun je toch gerust pech noemen als
je de.morgen van je verjaardag aan
vangt met een vechtpartij met als ge
volg een vuurrood oor.
Het zou me onmogelijk geweest zijn
om Wimpie's verjaardag te vergeten,
dank zij zijn menigvuldige herinne
ringen, maar toch begon de dag weer
met een juichende mededeling: „En
nóu ben fk jarig".
Wim komt aangevlogen met een
hobbelig pak o nder zijn arm. Nog
eens: „Juffrouw, ik ben jarig en hier
heb-ie een hele zak vol met babbe
laars, die het me moeder zelf ge
hakkel!"
Mijn dag is nog maar nauw begon
nen, want ik ben nog maar op het
plein. Ik moet Hanneke neerzetten,
die ik even heb opgetild om over de
heg van het plein in meneer rijn tuin
te laten gluren, waar heuselijk al
sneeuwklokjes bloeien. Hanneke en ik
nemen het goedmoedig op dat het bij
babbelaars blijft, maar Wimpie's
juichkreet en „HET PAK" lokken
meer publiek. Wat wil je anders. Het
is voornamelijk mijn eigen kroost, dat
ik om me heen krijg. Wimpie verze
kert dat zijn moeder geteld heeft en
dat we allemaal drie babbelaars mag-
ge hebbe. t
De dag heeft een rijk verschiet vind
ikOnder de omstanders bevindt
zich ook helaas onze Bert van Dijk.
Ik ken Bertje en ik zie hem denken.
Dat gaat verkeerd, voel ik. Komt
prompt uit. „We magge koeke komme
eten he-je gezeit", zegt Bert met een
meedogenloze zekerheid.
Eventjes kijkt Wimpie perplex.
Eventjes maar en dan zegt hij luch
tigjes: „Ikke heb babbelaars, zooooo'n
zak vol". „Dan heb-ie geleugend",
zegt Bert droog en zakelijk. Dat laat
Wimpie zich niet welgevallen en rts,
zomaar onder mijn ogen, zit hij Bert
in het haarDie dient van repliek.
De zak met babbelaars hijs ik vlie
gensvlug onder mijn arm en dan heb
ik in elke hand een vechtersbaas.
Doch Wimpie's oor is al gloeiend rood.
Ik kan het niet over mijn hart ver
krijgen Wimpie op zijn verjaardag te
onderhouden over zijn beloften, die
hij niet kan honoreren. Ten slotte een
verjaardag moet een verjaardag zijn.
Daarom draag ik hem maar op om de
feestelijke zak voor me binnen te
brengen. Dan zijn de tegenstanders
even van elkaar verwijderd en dan
de tijd heelt veel wonden. Over vijf
minuten ziet een mens de wereld soms
heel anders aan, dan die tijd tevoren.
Wimpie zet de zak op de daarvoor
bestemde plaats. En eerlijkhij is
een beetje timide. Daaraan is zijn
vuurrode oor wel schuldig, vermoed
ik.
Wimpie krijgt ondanks onze teleur
gestelde verwachtingen toch precies
dezelfde eerbewijzen als elke jubila
ris op zijn feestdag. De tijd voor de
babbelaars valt onder rekenen. Wim
pie glorieert weer en vreugdig draagt
hij de feestelijke zak van bank tot
bank, nadat hij eerst eigenhandig de
grootste voor mij er uit gezocht heeft.
Hij komt ook bij Bertjes bankMet
een montere snuit houdt Wimpie aan
Bertje de zak voor, en Bertje pikt er
een dikkerd uit... Dan gaan wij over
tot de orde van de dag, zonder dat ik
verder een inzinking bemerken kan,
vanwege de pannekoeken, die we niet
zullen krijgen.
OndeA, ZeeauUe tucMen
Zonder enige aanwijzing van her
komst, lagen op het strand van Zoute-
lande, waar de zee hen als ongewens
te vreemdelingen had achtergelaten,
talrijke fraaie getekende zaden van
een plant, waarvan de naam alleen
reeds voldoende is, ons velen 'n ril
ling van afschuw te bezorgen. Er zul
len maar weinig mensen zijn die een
prettige herinnering bewaren aan het
middel tegen obstipatie, dat we aan
deze zaden te danken hebben, de won
derolie. Maar gij die de zorgen niet
uit uw brein hebt laten verwijderen,
al lieten ze u meer dan eens en op
pijnlijke wijze, de aanwezigheid van
hun stekels merken, zult om een on
aangename herinnering, de wonder
boom zeker geen plaats weigeren.
Wonderboom, het lijkt een wel wat
vreemde benaming voor een plant die
we hier bijna altijd als eenjarig kwe
ken en haar dan niet anders zien dan
als een flinke struik. Het is dan ook
een naam die ze om haar in warmer
streken nog veel snellere groei ge
kregen heeft. In het Oude Testament
wordt genoeg gewag gemaakt van de
Wonderboom, die opschoot boven Jona
„opdat er schaduw mocht zijn over zijn
hoofd". Hieronymus zegt in rijn com
mentaar dat deze plant een in Pales
tina veelvuldig voorkomende struik is,
die zo snel groeit dat ze in weinige
dagen een aanzienlijke hoogte bereikte.
De bladeren, voegt hij er aan toe, zijn
breed en gelijken in vorm op die van
de Wijnstok. Er wordt nog op andere
bewijsgronden voor deze conclusie ge
kozen maar dit is wel voldoende voor
hen die iets over de oorsprong van de
naam wilden weten. Minder gemakke
lijk is het met zekerheid te zeggen
wat het Vaderland van deze wonder
boom is.Zoals met andere zeer oude
gewassen, is het nog steeds niet vast
gesteld, waar de wonderboom oor
spronkelijk vandaan is gekomen.
Reeds in oude tijden was hij in ver
schillende landen met een tropisch
klimaat 'n algemene verschijning. In
Chinese werken van 3000 jaar gele
den is de olie er van reeds beschre
ven en de Griekse wijsgeer Aristote-
les, gaf in zijn botanische werken een
vrij nauwkeurige beschrijving van de
wonderboom. Dat was 348322 jaar
voor Christus.
Voor wie meent dat de handel in
Ricinus-olie van betrekkelijk recente
datum is, zal het wel een verrassing
zijn, te vernemen dat Koning Ptole-
maeus Philadelphus, in het jaar 259
voor Christus, de fabricage en handel
er van regelde.
Uit dit alles blijkt wel dat de won
derboom, waarvan de botanische naam
Ricinus Communis is, wel tot een zeer
oud geslacht behoort. Zijn familie, de
£te yewicMJh&fö&ii
(Ps 251.)
Hij oefende met elke spier
Aan honderd twee en tachtig pond,
Zijn voeten daarzijn handen hier,
Sterk kerngezond.
Hij klaarde het tot hoven 'thoofd,
Gewicht en man evenwicht,
Zijn lichaam lichtlijk bruin gestoofd
Door 't zonnelicht.
'kBen hem gelijk in vreugd en smart,
Mijn ziel als een gespannen toog,
Zó hef 'k mijn zwaarbeladen hart
Tot God omhoog!
POOT Jr.
wolfmelkachtigen, kenmerkte zich door
de grote verschillen in vorm en groei-
wijzingen. Er komen kruiden, heesters,
bomen en lianen in voor en zelfs die
een cactusvorm hebben. Toch is de
wonderboom ook zonder deze verge
lijkingen voor de liefhebber een bron
van vreugdevolle verbazing.
Al zijn er jaren geleden van de bij
Westkapelle aangespoelde zaden, ver
schillende opgekomen, we mogen dat
niet als bewijs zien dat die van Zoute-
lande ook nog kiemkrachtig zijn. Maar
elke goede zaadhandelaar kan ze le
veren. Die kunnen we in Mei op een
zonnig hoopje buiten zaaien, maar
zelfs als dan de natuur in alles mee
werkte, zullen die planten zich niet
ontwikkelen als mogelijk is. Daarom
leggen we ze liever in een bloempot
met zanderige aarde, die een warm
plaatsje krijgt. We kunnen dat in
Maart doen. Geef de zaden plm. 6 cm.
tussenruimte en bedek ze met een
laagje aarde van 1 cm. .Na een dag
of tien zien we ze kiemen en reeds
spoedig blijkt hun haast om groot te
worden want de zaadlobben spreiden
zich vrij snel uit. Wanneer die vol
komen ontwikkeld zijn, krijgen de jon
ge plantjes elk een eigen pot van 12
cm. doorsnede. Bij het verplanten
daarin zetten we ze wat dieper door
het rode stengeltje voor de helft in
de grond te plaatsen. De eerste da
gen laten ze het hoofd hangen maar
spoedig herstellen zij zich. Geef ze dan
een licht en zonnig plaatsje. Bij goed
weer kunnen we ze eind Mei buiten
in de volle grond uitplanten. We we
ten al dat hier een zonnig en warm
plekje moet rijn. Dat alleen is niet
voldoende voor zo'n gulle groeier.
Daarom hebben we voor een humus-
rijke grond gezorgd door vooraf een
flink gat te maken waar een krui
wagen paardenmest in gaat. Daar
komt de grond weer over maar zo,
dat als wij de jonge reusjes planten,
de wortels ervan daar niet mee in
aanraking komen. Is de plant onge
veer 1 meter hoog dan zetten we er
een stokje bij maar zorgen er bij het
aanbinden voor, dat de plant er geen
hinder van heeft. Het moet met veel
speling gebeuren en dient alleen om
de plant voor scheef waaien te be
hoeden. Halen we het bindsel te sterk
aan, dan zal de in de dikte toenemen
de stengel daar een knik krijgen,
waardoor ze gemakkelijk breekt.
In Juli of Augustus verschijnen de
bloemen die de aandacht trekken door
hun onopvallendheid. De meeldraad-
bloemen staan meestal onder de stam-
perbloemen, zodat kruisbestuiving
noodzakelijk is. Als die tot stand is
gekomen ontwikkelt zich uit het grote
aantal vruchtbeginselen een tros van
stekelige of kale vruchten. Ze bestaan
uit drie hokjes en in elk daarvan
vormt zich een roosje, dat er als een
poot en koploos kevertje uit ziet. Re
ken er niet te vast op die zelf te oog
sten, want één vroege nachtvorst is
voldoende de wonderboom te vernie
tigen. Toch is deze wonderlijk snelle
ineenstorting van dit in enkele maan
den gegroeide wonder verkieselijker,
dan te moeten zien, hoe een langzame
aftakeling deze krachtige verschijning
maakt tot een zielig geval, waarvoor
geen hulp meer te vinden is.
VARIABILIS.
a.tr
W B. o
2j) ju
P er*r-
Hill m (5 Oj
S3
3
ra ra (ra
E3Hg.ëS
"g x 3.0"
5 5NW
Sfra 5" 5 C
ra m o;
ra SfS
g,a.S
P Pip"
tn o*
(D o 5 2
fö OT 2.
S? ïS2;
a>
<3 >-+i
a. -
Ï3 crq <d
a>
O <-
0) M
3 era
t—I cd
S3
3 «5
3 a> a>
trp*
o „»rao
aS ï?3 g
a Era Si 3 34
Q CD O) P /r>
H 1 (H (C 2 O
gTOro eö 3»
o o foB
Qj 5 n a> ju ito
ra* ra Sm El SU O-
£0
2 0) M
H w 5 2.
03 W
J» c 3* o
Ir3
S-
ra 5 c 5.
03
E|Söra
(0 (B O
sj- 2». 55.0Q 03
8 g „s
Qj f-i £5 2. ÜJ P
CD Ct> <T3
,03 h.(D O
S3 a>
J u<
2.™ ra 2
SfS? 3
Sl"39£_
Pi Q
03 3
ffi
3 Q C
^3
2. w
0
(D O
5^ - o
2 3
03 2
l-jK"-4
o. N m
a n
Tl
O2'o H;2.®
B p
'gsjWgShjï o
OT co 2,
o S S™
S'ÏÏNSoagf*S'0es,JSli
H.
O»
Jtf O g
o 3 5
2: %0
-Sg, 3 5
5 3
-
raS.sl£&
03 3* N
SL
Qj 03 rV
03 ££0>
S o
Q-<
03 2
3
cm os (ra os a
03 03 (V 3 03 3 W
3 Qj *-t Qi
S 8.8*1
5'3 g 3 8
(if E. re*m
|o(g B.B2<1
3 ra ra P> o,
Q. tv - 3
ra-ra K4 H. "=5
3 ra
3-S 3
C/3
CD CL
3 03 03
<-*3
<J CTQ pi
03 03
3 3 2
03 r*
C/3
iSm
MOQCTO o
O 2- 03 03 o
MO ^3 Pu w
c IE 03 2.
5. 03 o>
C/3 O r? a C/3
g
PiO pue m
ju 5 -A o4 5"
s s o a o
ra P-3
ëAAm--
NMK
O 03 03
s 8 3
fü Pi 03
C g M
B 3
N tr os
C 03 S?" 03
2
03 03 2
03 3 9»
2-
fD
3 q era
iii?
,2 P
Qu C+ i-J
"S 3 ra
0) £r
ara
o ra af B
5' E-141 k
ra 8 3 ra g
<5' S N M
§3§|a
M»P P O
P CO 03 CTQ
O*" P g
Qj P
raora»
3h e
p 3 a
S£ P
x' Qi
o P
Es
■<<ÏS
ra 8. 4S
*1 w
CL O
g
e»o o
CR
rt-
M
feAte
5. 2.
s, p h et r
3 g4
m O
p Pi p p
B 3 P
Is, 3 ra
o ïS-
3 cr.'p s tra
3 Cfl 03 O) 2.
2 O w 3 2,3
p £-03 D
CD 2 £i
03 r3 os*
j?!<gOPo
75 g- 3 S B'
03 o CD
Pi p, 03 x o
<V Pi O O 03 2
N TO ET-fs ra S
ra g'34 3 B
O DO N hrt£
- m 3 o
S.S'S'graraggHl 5r~ra|s a g f
j (f o 3 2.K 2" <t>©(D ff ft a S
go» 3"raK>rara S s S «-"S. ïi»»
w®3s o.*® g1»!-»4®3 -■
3,.!'>D4ErS'K1ra<_
K'SïSrarararasBSr
raosuS><41.a PB
- J ,v.
_to o.
3" 2 ra
ra o g,
ra s
s ra
o?3
o ra ra
ra i n
as4"
ra-5
s §-
U
2* o
a
S3- 5" S p a
3 o r
2 ta:
■M
- S3 g
a
03
rra-
e
e
>-t
1—IP.
o-
03
CQ
K)
KJ
Tl
09
cr