H0DEM
z
8 I
f I
2?F
.a!
COLIJNSPLAAT.
HET STADJE OP HET GROENE EILAND
a
o
VOOR DE JEUGD.
Onder Zeeuwse luchten
PU
CR
tc
13
w a
<"2.5
-.1 (U T<
3'
"O
.3*8-
- s M
co Eli! t*
iW j 5
W O rö
Q. O*
-O
.—sTJ W
Jf 'O
O
-J-t -w
h 02
W ac
X (J
tJ (J
3 Jö >-<
.9 g O
*51!
§H3
03 S
2-S i
o u a
:*s-s
5 ^3 co
rfEtó
u
09 OW
0 5
U j»
Si
3 M T3
3
a öjs
i .s-
s -a T
ÏJI S
3 H +3
m z r
a» •'~3
=5 -r
S £.2
1
O
N
Q- dj
q
■4 tv
s o
o
«■PM
u cd H
0 Q JS
-C 1
at a> n u c 5 oi c oj 3
9 S g Q 73 g '3 J§ jjf~ -g 3 s -g v g
^°-§ 8 I 89 s9 s-s o S
SsHcs-sg'0 ï>flu.2S
^Sjg
c _gi S
2 5
<D w o -isi
c o
in C 'J1
9 5 v-z
■'oSsjg^gsjg5
g§:^^.s as 2
'SS
r;2 "3 S S
O 0)
M
q
q 2 jv "H
fci.5 G a> 5> i>
tuÓZi "tj M +-» CJ
bo t-j 13
WrtO^fl
9 Cö 9 4-> <5
H u T3
bö <D
q -^4-»
+j O P <D
o a> *s .q
-3 N a«
S 2 Ejö
S3
0> "O c/} -Q -Q
.-§ =3 öo
N
O 43 o
TJ 0)
Vrijdag 1 Februari 1952
'T ZEBUWSCH WEEKEND
Pagina 2
pSUiï>
Terwijl onze tekenaar bezig was
zqn grote houten pijp vol te proppen
met tabak, die hij zo juist in een win
keltje was wezen halen, en intusen
rondkeek naar een geschikt plekje om
Colijnsplaat vast te leggen op zijn
schetsboek, stapten wij langs de kerk
heen, en vielen op een haar na, let
terlijk één van de dorpse schonen in
de vlezige armen. Ze had een stoffer
en blik bij zich, dus de omhelzing zou
een prozaïsch karakter hebben gehad,
indien we van schrik niet plots een
stap waren terug gedeinsd. We zeiden,
nauwelijks bekomen: hebt u de kerk
schoongemaakt? Ze knikte en zei:
da mot zoa oak is op z'n tied 'ebeure,
hé? Mogen we eens binnen kijken?
vroegen we. Gae je gang asie de boel
maer weer niet vuul maekt! was de
waarschuwing. We veegden devoot
onze schoenen en stonden in het ge
bouw, waar nog een andere dame,
zoals later bleek haar dochter, bezig
was de boel bij de preekstoel schoon
te maken. We waren vol eerbied. In
de eerste plaats natuurlijk al, van
wege de plaats waar we stonden,
maar in de tweede plaats vanwege,
de onberispelijke reinheid van het
gebouw. Geen stofje, geen pluisje,
geen vlekje, 'geen rimpeltje. Het was
volmaakt, zover mensenwerk vol
maakt kan zijn.
Wat houden jullie de boel hier
netjes! zeiden we in diepste bewon
dering voor zoveel accuratesse.
Moeder en dochter stonden naast
elkaar en knikten vol overtuiging. We
moesten opeens, ik weet geen en
kele associatie te noemen denken
aan Beets, met zijn: „Wie is ons hart
verknochter, de moeder of de dochter?
Ze waren beiden toonbeelden van
reinheid, en zindelijkheid, en even
zeer van welsprekendheid. Want we
kregen een boeiend verhaal van de
wijze waarop iedere week weer, het
gebouw gezuiverd werd van vreemde
smetten
Maar jullie kerkbestuur waardeert
dat natuurlijk ook behoorlijk, zeiden
we. En het antwoord was: we doen het
niet om het kerkbestuur, we doen het
omdat het de Kérk is. We maeken
liever de kerk schoon vö acht guldes
in de weke, as de bioskoap vö vuuf-
tig
Toen bogen we het hoofd, ze waren
ons om dit woord allebei even
zeer verknochtBuiten stond een
mannetje naar die tekenaar met z'n
pijp te kijken en we zeiden: Hoe komt
dit dorp nou eigenlijk aan z'n naam?
Da sa 'k julder noe is zage, zei hij.
Ons durp heit vroeger is onder water
gestaen, mo je weten, en toen was
aelles verdronken. En toen kwam der
een plaete boven op de duur, hé, en
toen was der een herder met z'n
schaepen op Schouwen en die zag as-
dat ter gras op die plaete begon te
groeien en toen heit ie 't er op ge-
waegd om bie laag waeter met z'n
schaepen naer die plaete te gaen en
die herder hiettende Colijn, en zoa
kome we an die naam.
De oplossing was zeer plausibel.
We lazen de steen tegen de buiten
muur van de kerk: „Ao 1769 is deze
kerk herbouwd door de Edelmoedige
onderstand van S.D.H. den Here Prins
van Oranje en Nassau, Ambachtsheer
dezer Heerlijkheid en met andere
fondsen onder directie der Heeren
Rentmeester J. Nebben en Schout S.
Sevemerenz.
Jullie houden zeker wel van het
Koninklijk Huis der Oranjes? vroegen
we. Toen begon de spraakwaterval.
We pikten het volgende uit het ge
zapige Noordbevelands dialect op:
Dat is wel gebleken in de bezet
tingstijd. We hadden hier zo goed als
geen N.S.B.-ers. En we hebben ge
noeg aan het verzet gedaan. Vraag
dat maar eens aan burgemeester Van
Woelderen, van Vlissingen, die een
hele tijd hier is ondergedoken ge
weest. En het kwade was, dat we
dicht bij Schouwen lagen, toen Beve
land bevrijd was in 1944. Dat hebben
we pas gemerkt op 25 November 1944,
toen een troep Duitsers van Schouwen
kwamen afzakken met een sterke la
ding springstof om de sluis in Colijns
plaat te laten springen. Maar een
boereknecht heeft bijtijds de comman
dant van de Canadezen weten te
waarschuwen. De Duitsers kwamen
bij de hofsteê van De Regt aan de
zeedijk, aan het eind van de Noord-
Langeweg. Het gerucht ging, dat ze
al de mannelijke bevolking van ons
dorp in deze kerk bijeen wilden drij
ven en dan ook nog de kerk in de
lucht laten vliegen. Maar doordat de
Canadezen gewaarschuwd waren,
waarbij ook de Prinses Irene Brigade
was onder gebracht, konden bijtijds
de nodige maatregelen worden getrof
fen. Ze kregen een geducht artillerie
vuur op hun kop en moesten zich.
overgeven. Ongelukkig genoeg sneuvel
den daarbij Luitenant Havelaar van
de Prinses Irene Brigade. Hij werd
op Colijnsplaat begraven en later, na
de algehele bevrijding, werd zijn
stoffelijk overschot naar Rotterdam
vervoerd, van welke stad hij afkom
stig was
Kiek, hier deuze steen ha ze laeter
an de kerkmure angebrocht, daer ken
julder 't op lezen, zei de man, zijn
verhaal besluitend.
Colijnsplaat, het weet ook al mee
te praten var, het water en van het
.vuur
AfthoJiUmen
Het is goed door karakter flink en
door overweging buigzaam te zijn.
Bureaucratie is de dwingelandij der
traagheid.
Zwakkelingen buigen nooit als het
moet.
Het is mijn bedoeling mijn lezers in
enkele vervolgstukken iets te vertellen
van het gewone dagelijkse leven in
het stadje, zoals het kwam en ging,
vroeger en nu. Van tradities en ge
bruiken, zoals ze er waren vroeger, en
zoals verschillende er nog zijn, en en
kel erbij kwamen. Van het godsdiens
tig en kerkelijk leven, zoals het er
was, toen, in het begin van de 20e
eeuw, zoals het er een voortzetting
van is, misschien in een enigszins ge
wijzigde vorm, zoals zoveel in de loop
der jaren anders is geworden.
De titel „Het stadje op het groene
eiland" is niet van me zelf.
Enkele jaren geleden verscheen er
bij de Uitgeverij „Neerbosch" 'n boek
je, dat dit opschrift droeg. Het is ge
schreven door de heer J. van Melle,
en had daarom mijn bijzondere be
langstelling, omdat hij vertelt over
een huis,, wat zijn ouderlijk huis was,
en welk huis, toen hij en zijn familie
het verlieten, mijn ouderlijk huis is
geworden, daar mijn ouders, van het
Zeeuwse dorp gekomen, zich, met hun
jonge gezin, in dit huis vestigden.
De heer van Melle vertrok als jon
ge man naar Zuid-Afrika, en toen hij
daar oud was geworden, keek hij te
rug op z'n jeugd, toen hij in dat aar
dige stadje woonde, en beschrijft uit
zijn herinnering mensen, die hij ont
moette in de bakkerswinkel van zijn
ouders, bekende volkstypen, die ook
ik nog uit mijn kinderjaren ken.
Ik heb voor deze artikelen alleen
de titel en enkele namen van perso
nen overgenomen, en toen verder ver
teld, omdat ik het zo aardig vond, en
al lezende mij nog zoveel andere din
gen in de gedachten kwamen.
De winkel waar hij over schrijft was
een oud huis met een trapjesgevel. Op
de voormuur stond met grote gekrul
de smeedijzeren cijfers 1719.
Het stond op de Oude Vischmarkt
en aan het begin van een smalle
straat, zoals er zoveel van die lange
smalle straten en zijstraatjes zijn, uit
lopend op een Marktplein, wal, kade
of singel, en geplaveid met dikke
keien.
Als je nu die ene smalle straat door
liep en rechtsom de hoek omsloeg,
was daar de Oostwal, en bevond men
zich midden in de volksbuurt van het
stadje, welks steegjes-complex de
naam van „bocht van Genua" droeg.
We kwamen als kind nimmer in die
steegjes en slopjes en geen van de
kinderen uit onze omgeving, en als
we met elkaar om een kuil op de Gro
te Markt zaten te knikkeren, en er
ging iets mis met het spel, en we kre
gen ruzie, dan was onze wrede eind-
redenering „jullie komen toch ma uut
de bocht, lelijke bochguus" (Guus is
het Zeeuwse woord voor kinderen).
Van enkele gezinnen die daar woon
den en in hun winkel kwamen, be
schrijft van Melle o.a. Miete Pas; Wan
ne Lakon; en Zule. Ik kende die men
sen ook, 't waren de bekende „Bocht
typen".
Ze verdiende hun geld met erwten
zoeken of „lezen" werd het ook wel
genoemd. Dat deden vele arme '"men
sen in die dagen.
Als men des winters, in de vroege
avond door de achterstraatjes liep,
over het „Meulendiekje" of door ,,'t
Schotje van Armoe", zag je de gezin
nen onder de lamp zitten om de tafel,
een baal erwten er op uitgestort, en
zaten allen de slechten er uit te zoe
ken. De goede erwten kwamen weer
in de balen, werden op een handkar
geladen, en dan kon je de mannen,
en ook wel de vrouwen, achter de
handkar zien duwen om ze naar het
gebouw „den Grooten Hoorn" te bren
gen, de opslagplaats -op de Oude
Vischmarkt.
Hoe handiger men erwten kon pik
ken, hoe meer men verdiende.
Er werd vaak een behoorlijk spaar
potje met dat erwtenlezen gemaakt,
maar als de winter lang en streng
was, werd er wel armoe geleden in
„de Bocht van Geneé", zoals de volks
mond het uitdrukte, op het Meulen
diekje en in het Schotje van Armoe.
Als dan de nood groot werd, zorgde
het Burgerlijk Armbestuur voor erw
tensoep en stamppot. Dat mocht men
dan twee keer per week komen halen
in een gebouwtje op de Klein Kaai,
waar het ook werd gekookt.
Ook werden er dan broden uitgedeeld
vanwege de gemeente en mochten de
arme mensen in hetzelfde gebouwtje
2 keer per week een brood halen.
Een andere aardige gewoonte was,
dat de bewoners van het Oude Man
nen- en Vrouwenhuis Dinsdags en
Vrijdags bij de burgers een paar cen
ten mochten komen ophalen voor on
dersteuning. Dit werd niet beschouwd
als bedelen. Het was heel gewoon; een
oud mannetje of vrouwtje deed de
voordeur open of de winkeldeur, er
waren toen nog geen Lipssloten, en
stak de hand uit zonder iets te zeg
gen. Je lei er een paar centen in, kreeg
een bedankje, en de deur werd weer
dichtgetrokken.
Dat Oudeliedenhuis stond in een
smal straatje en was een groot vier
kant gebouw met ruime binnenplaats.
Door een poort ging men er binnen.
Boven deze poort was in graniet een
oude man en -vrouw gebeiteld, waar
onder een vierregelig versje:
Tot hulp en troost van man en vrouw,
Is opgericht dit nieuw gebouw.
Zoo ruste ieder hier zijn tijd.
En 't einde van zijn leven slijt.
Dit massieve oude huis bestond uit
vele kleine kamertjes, met hoge ra
men en kleine ruitjes. Ieder armlastig
oudje mocht kosteloos zo'n kamertje
bewonen, maar moest verder in eigen
ouderhoud voorzien.
Als wij als kinderen des morgens
vroeg door dat straatje naar school
gingen, waren er altijd wel schrob
bende en glazenwassende oudjes en
als je langs al die hoge ramen keek,
zag je potjes ^geraniums en een poesje
op de vensterbanken, of een kooitje
met kanariepietje of duifje.
Bijzonder aardig was ook de wijze
waarop door de Herv. Gemeente de
wintercollectie werd opgehaald. Ik
weet niet of de Geref. Kerk het ook
op die wijze deed.
Dit gebeurde altijd op de Tweede
Kerstdag.
Een grote arresle met een paard er
voor gespannen met rinkelende hoofd
tooi en leidsels, begeleid door ouder
lingen en diakenen in het zwarte pak
met hoge hoed; in de zwartgehand-
schoende hand een collectezak met
korte steel, trok het stadje in. Op de
arresle stond een grote kist voor twee-
dehandskleding.
Een paar grote jongens liepen voor
uit en deden vast de deuren open of
S 8 73 s c 3
J cd M as c
w 3 c SJ c fj ocj
o 5 4-> q QJ *q t
3 g 8 t
K-a o S ■aS'B g -Mg c
saS
S -M 0)
a
£a
2 A c -
-d
i cö cö a>
i öfl bo
1 a> cd ar
xaëZ
hW,
Sm o c
<U 73 o
j mZI O>
o O S3 <y
Hrt (D bfl-ie
a; HH <v h '2
s q d o» g c i
q s -M o» c
r> S G* "jrt
S .1 o i
s
8:N
0 5> 3 x jS
1 o 2 Ti
3 iaO O) d>
s -X 35 "tr!
S 0> QJ O O y.
4 N -H q rQ
q q -M q
co b q <D o>
nTT3^
q -q
C '3 oi
S-S "I
2»
?-< o
q
i M S
c
sliê-
3 =35
!a«ió
<U ctJ <v
-
<i> ctf
T3
2 S
S B 3 g
S 2 <u "3
3 a
O .'(2* a? ■<-' 'r
<D •£-> w nJ
+-> 'n-, X2 ui (0
Vrijdag 1 Februari 1952
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 3
AmeRimnnss BRieuen
Beste vrienden,
Zo ben ik dan terug in de „Hol
landse Staat", de Staat Michigan, en
ik wil jullie eerst eens iets schrijven
over de'bij uitstek Hollandse stad in
die Staat: Grand Rapids.
Deze stad van ongeveer 180.000 in
woners, is voor het merendeel be
volkt met mensen van Nederlandse af
komst. Je ziet het aan de namen op
de winkelruiten je kunt het merken
aan de naamplaatjes op de deuren en
wanneer je met de mensen spreekt,
zullen de meesten, althans onder de
ouderen, je nog behoorlijk in de Ne
derlandse taal kunnen te woord staan.
Je merkt het ook aan de kerkelijke
situatie dat je met een Hollandse stad
te doen hebt.
We hebben hier het centrum, want
iedere Amerikaan noemt het „Jeru
zalem der Hollandse emigranten". De
Chr. Reform Church alleen al heeft
hier niet minder dan 36 kerken. Nu
zijn dat meestal niet zulke grote als bij
jullie in de grote steden. We hebben
het z.g. parochiestelsel, d.w.z. iedere
kerk heeft zijn eigen predikant, die
meestal vlak naast zijn kerk woont en
een eigen kerkeraad. De mensen hou
den zich bij die bepaalde kerk, zodat
ofschoon we in een grote stad leven,
toch het kerkelijke leven op de manier
van het dorpsleven is opgebouwd. Dit
heeft grote voordelen. De predikant
kent zijn eigen gemeenteleden, de ver
houding van herder en kudde, zoals de
Schrift die verhouding vaakt tekent,
blijft op die manier behouden. Er kan
beter toezicht op de leer en het leven
der gemeenteleden worden gehouden
en er blijft onderling een sterke band.
Ik geloof, dat een der factoren van het
verval in Nederland wel is, dat de gro
te stadskerken het contact met de le
den hebben verloren. Nu, dat contact
bleef bij ons behouden en daar zijn we
blij mee.
In Grand Rapids hebben wij ook de
Theologische Hogeschool van deze
kerken. Maar deze school heeft ook
een universiteitsafdeling. In totaal
gaan er 1200 studenten op deze school
en er zijn ongeveer 60 professoren aan
verbonden. Dat alles wordt uit parti
culiere middelen betaald. De Staat be
taalt er geen cent aan. Deze Chr. Ref.
kerkengroep is tot openbaring geko
men in 1857, in welk jaar deze groep
zich afscheidde van de Ref. Churches,
de oudste gereformeerde kerk van
Amerika, ruim drie honderd jaar gele
den gesticht. Deze laatste groep heeft
in de stad Holland haar opleidings
school. De Ref. Church is in Westelijk
Amerika nog tamelijk orthodox geo
riënteerd. Dat kan niet gezegd worden
van deze kerken, voor zover zij in het
Oosten bestaan. Daar zijn ze modern,
groep zo goed als geheel verdwenen,
De Nederlandse taal is in deze kerken-
terwijl in de Chr. Ref. Church, vooral
ten plattelande, zo hier en daar nog
wel Hollandse diensten gehouden wor
den. Ook in Grand Rapids zijn nog een
paar kerken, die in de middag nog
Hollandse diensten houden. Verder
slijt deze taal geheel uit bij ons volk,
ook bij ons kerkvolk. De Nederlandse
taal is nog een verplicht leervak aan
de Hogeschool, omdat men het ge
wenst acht, dat de Nederlandse studie
boeken in de oorspronkelijke taal ge
lezen kunnen worden, maar het is
voor de studenten toch vrijwel een
vreemde taal. Van de predikanten, in
de Chr. Ref. Church, die nog goed Ne
derlands kunnen spreken, zijn er ver-
scheidenen naar Canada verhuisd in de
laatste jaren om daar de emigranten
uit Nederland een kerkelijk leven te
kunnen geven. Er is in deze kerken
groep een groot tekort aan predikan
ten, wat gevolg is van haar snelle
groei in de laatste jaren en mede ook
doordat er een twintigtal nu in Canada
werk verrichten. Maar we zullen maar
denken: beter te kort dan te veel!
Tot volgende week,
OOM CEES.
Mijn beste nichtjes en neven,
Nu kan ik eindelijk de laatste groep
briefjes plaatsen, van de hele reeks die
ik bij de wedstrijdinzendingen ontving.
Wat dat betreft heb ik dus schoon schip
gemaakt, maarnu ligt er tóch weer
een aardig stapeltje te wachten met de
oplossingen van de raadsels die ik on
langs in ons hoekje zette. Maar die ko
men ook weer aan de beurt. Ik ga nu
meteen eindigen, dus allemaal veel
groeten van jullie Tante Truus.
Afrikaantje te Kamperland. Jullie
hebben wel een heel lange kerstvacan-
tie gehad. Hoe kwam dat? Maar mis
schien was die vrije tijd nog veel te
gauw voorbij. Ik weet er alles van, van
vroeger. Gelukkig dat je geen een punt
je achteruit ging op je rapport. Boerin
netje te St. Laurens. Je moet maar net
als de anderen aan mij schrijven, als je
een briefje in de krant terug hebt ge
had. Het zou ook te druk voor je wor
den om elke week te schrijven. Dat doet
niemand. Is die nieuwe schuur al hele
maal klaar? Het is maar goed dat de
raadselnichtjes elkaar op school ont
moeten, want om zomaar voor een vi
site elke dag zo'n wandeling van drie
kwartier te maken daarvan zou niet
veel komen. En zelfs op Zondag zien
jullie elkaar nog in de kerk. Hebben
jullie prettig gespeeld toen dat andere
nichtje op bezoek was Goudvisje te
Serooskerke. Je school is alweer begon
nen, vond je het jammer? Het is in de
winter thuis zo echt gezellig, dan valt
het soms niet mee om weer elke dag er
uit te moeten naar school. Dat boek van
A. heb ik niet gelezen. Is het mooi? Jij
mag het toch zeker ook wel lezen?
Maak je de kleertjes voor die pop zelf?
Oranjebioempje te Serooskerke. Heb je
dat hele eind gefietst naar VI.? Ben je
er lang geweest Het is wel eens aardig
om er een paar daagjes tussen uit te
gaan hé. Je trui was net op een goede
tijd klaar. Je kunt nu zo'n warm laagje
er wel bij hebben. Bedankt allebei voor
wat in de brief er bij zat. Wordt goed
door mij bewaard. Wim L. te Zoutelan-
de. Wel, een keer moet de eerste zijn
hé, om mee te doen. Ik vind het wel
leuk weer een neef in Zoutelande te
hebben. Ik zal van de zomer eens naar
je uitkijken als ik eens een uurtje aan
het water kom zitten. Kijk je ook naar
mij uit? Adri S. te Westkapelle. Je ge
dicht ontvangen. Vertel we de volgende
keer eens hoe het in de winter in West
kapelle is. In de zomer weet ik er wel
wat van, want dan kom ik er wel eens.
Dien K. te Nieuwdorp. Blij met je mooie
kaart, maar miste een brief van je.
Krijg ik de volgende keer een extra
dikkerd? Bellefleurtje te St. Laurens.
Wat ik aan Dien, hierboven schreef,
geldt ook voor jou, Toch niet ziek?
Tekenaar te Wissenkerke. Ik had je al
een keertje gemist. Het was toch zeker
wel een heel werkje om zo'n meuble-
mentje te maken. Wat zou ik dat graag
eens willen zien. Zus was er wel erg blij
mee, denk ik. Doet je tractor het nog
goed? Corrie D. te Heinkenszand. Heb
je het zo druk op school dat je alleen in
de vacantie maar tijd hebt om mee te
doen. Ik heb anders heel wat school-
klanten hoor in onze familie. Probeer
maar eens wat tijd te vinden. Op welke
school ga je? Hulstbesje te Oudelande.
Leuk dat jij nu met ons meedoet. Ik
vind dat je een pracht schuilnaam hebt
gekozen. Vertel me maar eens gauw
wat die anderen er van zeiden, of heb
ben ze hét nog niet ontdekt. Wat schrijf
jij duidelijk. Die tekeningetjes maak
ten je brief echt feestelijk. Bedankt er
Voor.
EENZAAM IN DE REGEN.
Uur na uur, schoven dicht bij een en
moeizaam als vrouwen in te zware
rokken, de grauwe wolken voorbij en
loosden met de vlotheid van een niet
meer dicht te krijgen kraan, hun voch
tige substantie.
De wind trok diepe rimpels in de
vlakheid van de miniatuur meertjes,
die overal brutaal met hun glanzende
spiegels blonken, 'n Stem naast me zei:
„ga nu maar eens, in zo'n regendoor-
weekte tuin op zoek, naar iets dat de
troosteloosheid er van kan verdrijven".
Dat klonk als een uitdaging en dan
moet er toch iets worden gedaan. Ge
lukkig was de tuin mij niet onbekend
en koste het geen nat pak even naar
het plekje te gaan waar de Kerstroos
staat, om te zien of er niet 'n bloem
aan open was. Dat viel mee. Met een
van de vele werd de weg terug met 'n
blij gevoel van overwinning begonnen.
Dat bleef niet lang want de ontvangst
binnen was een schamper: „is dat nou
alles".
Zoiets kan je dan wel even ontmoe
digen maar het is toch ook een prik
kel om belangstelling te wekken, door
iets te vertellen van deze eigenaardige
bloem, die tot een familie behoord,
welke bekend is om de grote verschei
denheid van bloemvormen die daarin
voorkomen, de Ranunculaceën. Daar
van kent ge zeker de boterbloem,
pioenroos, ridderspoor en akkelei zon
der te weten dat er tussen deze zo
(oliebol) en trokken dan weer ver
der.
Op Nieuwjaarsdag ging men bij
zijn klanten of kennissen nieuw
jaarskaartjes bezorgen, terwijl de
zakenmensen hun goede klanten een
Nieuwjaarskoek zonden, waarop
sierlijk gegarneerd: Gelukkig Nieuw
jaar.
En iedereen at die dag anijsbe-
schuitjes bij de thee, in het model
van een ouderwets roomhorretje, zo
als men ze nu nog wel ziet in Rou-
veen en Staphorst.
Ze waren met bruine suiker gebak
ken en anijszaad was er in verwerkt.
Ik wil ook nog iets vertellen van
de aparte typen die er toen woonden,
en waarvan enkele ook door de heer
van Melle worden genoemd. Vlak
naast ons was een oud huis met ver
dieping waar vier gezinnen in woon
den. Beneden woonde 'n familie, won
derlijk goedje, de man kwam wel eens
dronken thuis. Boven woonde een fa
milie: moeder en een rumoerige zoon.
En achter, ieder in 'n kamertje woon
den twee arme oude vrouwtjes.
Het was voor mijn moeder een hele
opgaaf zulke luidruchtige buren te
hebben. Ze kwam uit 't rustige dorps
leven, die rumoerigheid zo vlak bij
was haar vreemd.
Ze was ook altijd bewogen met die
beide oude arme mensjes in de ach
terkamertjes en ik heb er menig pan
netje eten en een broodje van de vo
rige dag heengebracht. Dan werd het
pannetje hardgrondig met de vingers
uitgelikt en kreeg ik het zo weer mee
"'erug.
(Wordt vervolgd.)
„Klein zieltje, klein zieltje, zit achter
[de deur
Klein zieltje, klein zieltje, wat kijk je
[toch treur
Wie zou er niet treuren, want 'k heb
[geen genot.
Valt dan op je knietjes en bid dan
[tot God.
trokken aan de bel bij de gemeente
leden waar ze wezen moesten. De
mensen hoorden dan de rinkelende
arresle al van verre komen en kon
den dan vast de beurs en het pakje
kleren opzoeken dan hoefde noch sl.e
nog kerkemensen lang te wachten in
de kou.
Genoegelijk nam het stadje afscheid
van het oude jaar. De jongens en
meisjes uit de Bocht, het Schotje van
Armoe, de Blauwe steen en het Meu-
lendijkje maakten zich een koenkel-
pot, dat is een bus met een varkens
blaas strak er over gespannen, en in
't midden van de blaas een glad rond
houtje gestoken, zo gingen ze in
groepjes koenkelen.
Van deur tot deur liepen ze. t)e
moedigste deed de deur open, riep:
„Maggen we is koenkelen?" en meteen
was 't hele koor aan de gang.
Meestal was het: Kom er maar in
jongens, 't is buiten te kojid. Dan zon
gen ze de grappigste versjes, keken
mekaar eens aan, spuwden in de hand
om 't stokje glad te houden, en dan
kwam het:
Daar zingen de engeltjes tiereliere-
[lier".
De kinderen krijgen dan een paar
mopjes, een cent en een smoutebol
En bid dan tot God met een groot
[fatsoen,
Dan zullen ze de hemel wel open
doen,
En als ze de hemel hebben open-
[gedaan,
Dan zie je de arme zondaartjes staan.
Een hoedje met een strooien rand,
Zo reizen wij naar het andere land.
In 't andere land is 't veel schoner
[dan hier,