H0DEM z 8 I f I 2?F .a! COLIJNSPLAAT. HET STADJE OP HET GROENE EILAND a o VOOR DE JEUGD. Onder Zeeuwse luchten PU CR tc 13 w a <"2.5 -.1 (U T< 3' "O .3*8- - s M co Eli! t* iW j 5 W O rö Q. O* -O .—sTJ W Jf 'O O -J-t -w h 02 W ac X (J tJ (J 3 Jö >-< .9 g O *51! §H3 03 S 2-S i o u a :*s-s 5 ^3 co rfEtó u 09 OW 0 5 U j» Si 3 M T3 3 a öjs i .s- s -a T ÏJI S 3 H +3 m z r a» •'~3 =5 -r S £.2 1 O N Q- dj q ■4 tv s o o «■PM u cd H 0 Q JS -C 1 at a> n u c 5 oi c oj 3 9 S g Q 73 g '3 J§ jjf~ -g 3 s -g v g ^°-§ 8 I 89 s9 s-s o S SsHcs-sg'0 ï>flu.2S ^Sjg c _gi S 2 5 <D w o -isi c o in C 'J1 9 5 v-z ■'oSsjg^gsjg5 g§:^^.s as 2 'SS r;2 "3 S S O 0) M q q 2 jv "H fci.5 G a> 5> i> tuÓZi "tj M +-» CJ bo t-j 13 WrtO^fl 9 Cö 9 4-> <5 H u T3 bö <D q -^4-» +j O P <D o a> *s .q -3 N a« S 2 Ejö S3 0> "O c/} -Q -Q .-§ =3 öo N O 43 o TJ 0) Vrijdag 1 Februari 1952 'T ZEBUWSCH WEEKEND Pagina 2 pSUiï> Terwijl onze tekenaar bezig was zqn grote houten pijp vol te proppen met tabak, die hij zo juist in een win keltje was wezen halen, en intusen rondkeek naar een geschikt plekje om Colijnsplaat vast te leggen op zijn schetsboek, stapten wij langs de kerk heen, en vielen op een haar na, let terlijk één van de dorpse schonen in de vlezige armen. Ze had een stoffer en blik bij zich, dus de omhelzing zou een prozaïsch karakter hebben gehad, indien we van schrik niet plots een stap waren terug gedeinsd. We zeiden, nauwelijks bekomen: hebt u de kerk schoongemaakt? Ze knikte en zei: da mot zoa oak is op z'n tied 'ebeure, hé? Mogen we eens binnen kijken? vroegen we. Gae je gang asie de boel maer weer niet vuul maekt! was de waarschuwing. We veegden devoot onze schoenen en stonden in het ge bouw, waar nog een andere dame, zoals later bleek haar dochter, bezig was de boel bij de preekstoel schoon te maken. We waren vol eerbied. In de eerste plaats natuurlijk al, van wege de plaats waar we stonden, maar in de tweede plaats vanwege, de onberispelijke reinheid van het gebouw. Geen stofje, geen pluisje, geen vlekje, 'geen rimpeltje. Het was volmaakt, zover mensenwerk vol maakt kan zijn. Wat houden jullie de boel hier netjes! zeiden we in diepste bewon dering voor zoveel accuratesse. Moeder en dochter stonden naast elkaar en knikten vol overtuiging. We moesten opeens, ik weet geen en kele associatie te noemen denken aan Beets, met zijn: „Wie is ons hart verknochter, de moeder of de dochter? Ze waren beiden toonbeelden van reinheid, en zindelijkheid, en even zeer van welsprekendheid. Want we kregen een boeiend verhaal van de wijze waarop iedere week weer, het gebouw gezuiverd werd van vreemde smetten Maar jullie kerkbestuur waardeert dat natuurlijk ook behoorlijk, zeiden we. En het antwoord was: we doen het niet om het kerkbestuur, we doen het omdat het de Kérk is. We maeken liever de kerk schoon vö acht guldes in de weke, as de bioskoap vö vuuf- tig Toen bogen we het hoofd, ze waren ons om dit woord allebei even zeer verknochtBuiten stond een mannetje naar die tekenaar met z'n pijp te kijken en we zeiden: Hoe komt dit dorp nou eigenlijk aan z'n naam? Da sa 'k julder noe is zage, zei hij. Ons durp heit vroeger is onder water gestaen, mo je weten, en toen was aelles verdronken. En toen kwam der een plaete boven op de duur, hé, en toen was der een herder met z'n schaepen op Schouwen en die zag as- dat ter gras op die plaete begon te groeien en toen heit ie 't er op ge- waegd om bie laag waeter met z'n schaepen naer die plaete te gaen en die herder hiettende Colijn, en zoa kome we an die naam. De oplossing was zeer plausibel. We lazen de steen tegen de buiten muur van de kerk: „Ao 1769 is deze kerk herbouwd door de Edelmoedige onderstand van S.D.H. den Here Prins van Oranje en Nassau, Ambachtsheer dezer Heerlijkheid en met andere fondsen onder directie der Heeren Rentmeester J. Nebben en Schout S. Sevemerenz. Jullie houden zeker wel van het Koninklijk Huis der Oranjes? vroegen we. Toen begon de spraakwaterval. We pikten het volgende uit het ge zapige Noordbevelands dialect op: Dat is wel gebleken in de bezet tingstijd. We hadden hier zo goed als geen N.S.B.-ers. En we hebben ge noeg aan het verzet gedaan. Vraag dat maar eens aan burgemeester Van Woelderen, van Vlissingen, die een hele tijd hier is ondergedoken ge weest. En het kwade was, dat we dicht bij Schouwen lagen, toen Beve land bevrijd was in 1944. Dat hebben we pas gemerkt op 25 November 1944, toen een troep Duitsers van Schouwen kwamen afzakken met een sterke la ding springstof om de sluis in Colijns plaat te laten springen. Maar een boereknecht heeft bijtijds de comman dant van de Canadezen weten te waarschuwen. De Duitsers kwamen bij de hofsteê van De Regt aan de zeedijk, aan het eind van de Noord- Langeweg. Het gerucht ging, dat ze al de mannelijke bevolking van ons dorp in deze kerk bijeen wilden drij ven en dan ook nog de kerk in de lucht laten vliegen. Maar doordat de Canadezen gewaarschuwd waren, waarbij ook de Prinses Irene Brigade was onder gebracht, konden bijtijds de nodige maatregelen worden getrof fen. Ze kregen een geducht artillerie vuur op hun kop en moesten zich. overgeven. Ongelukkig genoeg sneuvel den daarbij Luitenant Havelaar van de Prinses Irene Brigade. Hij werd op Colijnsplaat begraven en later, na de algehele bevrijding, werd zijn stoffelijk overschot naar Rotterdam vervoerd, van welke stad hij afkom stig was Kiek, hier deuze steen ha ze laeter an de kerkmure angebrocht, daer ken julder 't op lezen, zei de man, zijn verhaal besluitend. Colijnsplaat, het weet ook al mee te praten var, het water en van het .vuur AfthoJiUmen Het is goed door karakter flink en door overweging buigzaam te zijn. Bureaucratie is de dwingelandij der traagheid. Zwakkelingen buigen nooit als het moet. Het is mijn bedoeling mijn lezers in enkele vervolgstukken iets te vertellen van het gewone dagelijkse leven in het stadje, zoals het kwam en ging, vroeger en nu. Van tradities en ge bruiken, zoals ze er waren vroeger, en zoals verschillende er nog zijn, en en kel erbij kwamen. Van het godsdiens tig en kerkelijk leven, zoals het er was, toen, in het begin van de 20e eeuw, zoals het er een voortzetting van is, misschien in een enigszins ge wijzigde vorm, zoals zoveel in de loop der jaren anders is geworden. De titel „Het stadje op het groene eiland" is niet van me zelf. Enkele jaren geleden verscheen er bij de Uitgeverij „Neerbosch" 'n boek je, dat dit opschrift droeg. Het is ge schreven door de heer J. van Melle, en had daarom mijn bijzondere be langstelling, omdat hij vertelt over een huis,, wat zijn ouderlijk huis was, en welk huis, toen hij en zijn familie het verlieten, mijn ouderlijk huis is geworden, daar mijn ouders, van het Zeeuwse dorp gekomen, zich, met hun jonge gezin, in dit huis vestigden. De heer van Melle vertrok als jon ge man naar Zuid-Afrika, en toen hij daar oud was geworden, keek hij te rug op z'n jeugd, toen hij in dat aar dige stadje woonde, en beschrijft uit zijn herinnering mensen, die hij ont moette in de bakkerswinkel van zijn ouders, bekende volkstypen, die ook ik nog uit mijn kinderjaren ken. Ik heb voor deze artikelen alleen de titel en enkele namen van perso nen overgenomen, en toen verder ver teld, omdat ik het zo aardig vond, en al lezende mij nog zoveel andere din gen in de gedachten kwamen. De winkel waar hij over schrijft was een oud huis met een trapjesgevel. Op de voormuur stond met grote gekrul de smeedijzeren cijfers 1719. Het stond op de Oude Vischmarkt en aan het begin van een smalle straat, zoals er zoveel van die lange smalle straten en zijstraatjes zijn, uit lopend op een Marktplein, wal, kade of singel, en geplaveid met dikke keien. Als je nu die ene smalle straat door liep en rechtsom de hoek omsloeg, was daar de Oostwal, en bevond men zich midden in de volksbuurt van het stadje, welks steegjes-complex de naam van „bocht van Genua" droeg. We kwamen als kind nimmer in die steegjes en slopjes en geen van de kinderen uit onze omgeving, en als we met elkaar om een kuil op de Gro te Markt zaten te knikkeren, en er ging iets mis met het spel, en we kre gen ruzie, dan was onze wrede eind- redenering „jullie komen toch ma uut de bocht, lelijke bochguus" (Guus is het Zeeuwse woord voor kinderen). Van enkele gezinnen die daar woon den en in hun winkel kwamen, be schrijft van Melle o.a. Miete Pas; Wan ne Lakon; en Zule. Ik kende die men sen ook, 't waren de bekende „Bocht typen". Ze verdiende hun geld met erwten zoeken of „lezen" werd het ook wel genoemd. Dat deden vele arme '"men sen in die dagen. Als men des winters, in de vroege avond door de achterstraatjes liep, over het „Meulendiekje" of door ,,'t Schotje van Armoe", zag je de gezin nen onder de lamp zitten om de tafel, een baal erwten er op uitgestort, en zaten allen de slechten er uit te zoe ken. De goede erwten kwamen weer in de balen, werden op een handkar geladen, en dan kon je de mannen, en ook wel de vrouwen, achter de handkar zien duwen om ze naar het gebouw „den Grooten Hoorn" te bren gen, de opslagplaats -op de Oude Vischmarkt. Hoe handiger men erwten kon pik ken, hoe meer men verdiende. Er werd vaak een behoorlijk spaar potje met dat erwtenlezen gemaakt, maar als de winter lang en streng was, werd er wel armoe geleden in „de Bocht van Geneé", zoals de volks mond het uitdrukte, op het Meulen diekje en in het Schotje van Armoe. Als dan de nood groot werd, zorgde het Burgerlijk Armbestuur voor erw tensoep en stamppot. Dat mocht men dan twee keer per week komen halen in een gebouwtje op de Klein Kaai, waar het ook werd gekookt. Ook werden er dan broden uitgedeeld vanwege de gemeente en mochten de arme mensen in hetzelfde gebouwtje 2 keer per week een brood halen. Een andere aardige gewoonte was, dat de bewoners van het Oude Man nen- en Vrouwenhuis Dinsdags en Vrijdags bij de burgers een paar cen ten mochten komen ophalen voor on dersteuning. Dit werd niet beschouwd als bedelen. Het was heel gewoon; een oud mannetje of vrouwtje deed de voordeur open of de winkeldeur, er waren toen nog geen Lipssloten, en stak de hand uit zonder iets te zeg gen. Je lei er een paar centen in, kreeg een bedankje, en de deur werd weer dichtgetrokken. Dat Oudeliedenhuis stond in een smal straatje en was een groot vier kant gebouw met ruime binnenplaats. Door een poort ging men er binnen. Boven deze poort was in graniet een oude man en -vrouw gebeiteld, waar onder een vierregelig versje: Tot hulp en troost van man en vrouw, Is opgericht dit nieuw gebouw. Zoo ruste ieder hier zijn tijd. En 't einde van zijn leven slijt. Dit massieve oude huis bestond uit vele kleine kamertjes, met hoge ra men en kleine ruitjes. Ieder armlastig oudje mocht kosteloos zo'n kamertje bewonen, maar moest verder in eigen ouderhoud voorzien. Als wij als kinderen des morgens vroeg door dat straatje naar school gingen, waren er altijd wel schrob bende en glazenwassende oudjes en als je langs al die hoge ramen keek, zag je potjes ^geraniums en een poesje op de vensterbanken, of een kooitje met kanariepietje of duifje. Bijzonder aardig was ook de wijze waarop door de Herv. Gemeente de wintercollectie werd opgehaald. Ik weet niet of de Geref. Kerk het ook op die wijze deed. Dit gebeurde altijd op de Tweede Kerstdag. Een grote arresle met een paard er voor gespannen met rinkelende hoofd tooi en leidsels, begeleid door ouder lingen en diakenen in het zwarte pak met hoge hoed; in de zwartgehand- schoende hand een collectezak met korte steel, trok het stadje in. Op de arresle stond een grote kist voor twee- dehandskleding. Een paar grote jongens liepen voor uit en deden vast de deuren open of S 8 73 s c 3 J cd M as c w 3 c SJ c fj ocj o 5 4-> q QJ *q t 3 g 8 t K-a o S ■aS'B g -Mg c saS S -M 0) a £a 2 A c - -d i cö cö a> i öfl bo 1 a> cd ar xaëZ hW, Sm o c <U 73 o j mZI O> o O S3 <y Hrt (D bfl-ie a; HH <v h '2 s q d o» g c i q s -M o» c r> S G* "jrt S .1 o i s 8:N 0 5> 3 x jS 1 o 2 Ti 3 iaO O) d> s -X 35 "tr! S 0> QJ O O y. 4 N -H q rQ q q -M q co b q <D o> nTT3^ q -q C '3 oi S-S "I 2» ?-< o q i M S c sliê- 3 =35 !a«ió <U ctJ <v - <i> ctf T3 2 S S B 3 g S 2 <u "3 3 a O .'(2* a? ■<-' 'r <D •£-> w nJ +-> 'n-, X2 ui (0 Vrijdag 1 Februari 1952 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 3 AmeRimnnss BRieuen Beste vrienden, Zo ben ik dan terug in de „Hol landse Staat", de Staat Michigan, en ik wil jullie eerst eens iets schrijven over de'bij uitstek Hollandse stad in die Staat: Grand Rapids. Deze stad van ongeveer 180.000 in woners, is voor het merendeel be volkt met mensen van Nederlandse af komst. Je ziet het aan de namen op de winkelruiten je kunt het merken aan de naamplaatjes op de deuren en wanneer je met de mensen spreekt, zullen de meesten, althans onder de ouderen, je nog behoorlijk in de Ne derlandse taal kunnen te woord staan. Je merkt het ook aan de kerkelijke situatie dat je met een Hollandse stad te doen hebt. We hebben hier het centrum, want iedere Amerikaan noemt het „Jeru zalem der Hollandse emigranten". De Chr. Reform Church alleen al heeft hier niet minder dan 36 kerken. Nu zijn dat meestal niet zulke grote als bij jullie in de grote steden. We hebben het z.g. parochiestelsel, d.w.z. iedere kerk heeft zijn eigen predikant, die meestal vlak naast zijn kerk woont en een eigen kerkeraad. De mensen hou den zich bij die bepaalde kerk, zodat ofschoon we in een grote stad leven, toch het kerkelijke leven op de manier van het dorpsleven is opgebouwd. Dit heeft grote voordelen. De predikant kent zijn eigen gemeenteleden, de ver houding van herder en kudde, zoals de Schrift die verhouding vaakt tekent, blijft op die manier behouden. Er kan beter toezicht op de leer en het leven der gemeenteleden worden gehouden en er blijft onderling een sterke band. Ik geloof, dat een der factoren van het verval in Nederland wel is, dat de gro te stadskerken het contact met de le den hebben verloren. Nu, dat contact bleef bij ons behouden en daar zijn we blij mee. In Grand Rapids hebben wij ook de Theologische Hogeschool van deze kerken. Maar deze school heeft ook een universiteitsafdeling. In totaal gaan er 1200 studenten op deze school en er zijn ongeveer 60 professoren aan verbonden. Dat alles wordt uit parti culiere middelen betaald. De Staat be taalt er geen cent aan. Deze Chr. Ref. kerkengroep is tot openbaring geko men in 1857, in welk jaar deze groep zich afscheidde van de Ref. Churches, de oudste gereformeerde kerk van Amerika, ruim drie honderd jaar gele den gesticht. Deze laatste groep heeft in de stad Holland haar opleidings school. De Ref. Church is in Westelijk Amerika nog tamelijk orthodox geo riënteerd. Dat kan niet gezegd worden van deze kerken, voor zover zij in het Oosten bestaan. Daar zijn ze modern, groep zo goed als geheel verdwenen, De Nederlandse taal is in deze kerken- terwijl in de Chr. Ref. Church, vooral ten plattelande, zo hier en daar nog wel Hollandse diensten gehouden wor den. Ook in Grand Rapids zijn nog een paar kerken, die in de middag nog Hollandse diensten houden. Verder slijt deze taal geheel uit bij ons volk, ook bij ons kerkvolk. De Nederlandse taal is nog een verplicht leervak aan de Hogeschool, omdat men het ge wenst acht, dat de Nederlandse studie boeken in de oorspronkelijke taal ge lezen kunnen worden, maar het is voor de studenten toch vrijwel een vreemde taal. Van de predikanten, in de Chr. Ref. Church, die nog goed Ne derlands kunnen spreken, zijn er ver- scheidenen naar Canada verhuisd in de laatste jaren om daar de emigranten uit Nederland een kerkelijk leven te kunnen geven. Er is in deze kerken groep een groot tekort aan predikan ten, wat gevolg is van haar snelle groei in de laatste jaren en mede ook doordat er een twintigtal nu in Canada werk verrichten. Maar we zullen maar denken: beter te kort dan te veel! Tot volgende week, OOM CEES. Mijn beste nichtjes en neven, Nu kan ik eindelijk de laatste groep briefjes plaatsen, van de hele reeks die ik bij de wedstrijdinzendingen ontving. Wat dat betreft heb ik dus schoon schip gemaakt, maarnu ligt er tóch weer een aardig stapeltje te wachten met de oplossingen van de raadsels die ik on langs in ons hoekje zette. Maar die ko men ook weer aan de beurt. Ik ga nu meteen eindigen, dus allemaal veel groeten van jullie Tante Truus. Afrikaantje te Kamperland. Jullie hebben wel een heel lange kerstvacan- tie gehad. Hoe kwam dat? Maar mis schien was die vrije tijd nog veel te gauw voorbij. Ik weet er alles van, van vroeger. Gelukkig dat je geen een punt je achteruit ging op je rapport. Boerin netje te St. Laurens. Je moet maar net als de anderen aan mij schrijven, als je een briefje in de krant terug hebt ge had. Het zou ook te druk voor je wor den om elke week te schrijven. Dat doet niemand. Is die nieuwe schuur al hele maal klaar? Het is maar goed dat de raadselnichtjes elkaar op school ont moeten, want om zomaar voor een vi site elke dag zo'n wandeling van drie kwartier te maken daarvan zou niet veel komen. En zelfs op Zondag zien jullie elkaar nog in de kerk. Hebben jullie prettig gespeeld toen dat andere nichtje op bezoek was Goudvisje te Serooskerke. Je school is alweer begon nen, vond je het jammer? Het is in de winter thuis zo echt gezellig, dan valt het soms niet mee om weer elke dag er uit te moeten naar school. Dat boek van A. heb ik niet gelezen. Is het mooi? Jij mag het toch zeker ook wel lezen? Maak je de kleertjes voor die pop zelf? Oranjebioempje te Serooskerke. Heb je dat hele eind gefietst naar VI.? Ben je er lang geweest Het is wel eens aardig om er een paar daagjes tussen uit te gaan hé. Je trui was net op een goede tijd klaar. Je kunt nu zo'n warm laagje er wel bij hebben. Bedankt allebei voor wat in de brief er bij zat. Wordt goed door mij bewaard. Wim L. te Zoutelan- de. Wel, een keer moet de eerste zijn hé, om mee te doen. Ik vind het wel leuk weer een neef in Zoutelande te hebben. Ik zal van de zomer eens naar je uitkijken als ik eens een uurtje aan het water kom zitten. Kijk je ook naar mij uit? Adri S. te Westkapelle. Je ge dicht ontvangen. Vertel we de volgende keer eens hoe het in de winter in West kapelle is. In de zomer weet ik er wel wat van, want dan kom ik er wel eens. Dien K. te Nieuwdorp. Blij met je mooie kaart, maar miste een brief van je. Krijg ik de volgende keer een extra dikkerd? Bellefleurtje te St. Laurens. Wat ik aan Dien, hierboven schreef, geldt ook voor jou, Toch niet ziek? Tekenaar te Wissenkerke. Ik had je al een keertje gemist. Het was toch zeker wel een heel werkje om zo'n meuble- mentje te maken. Wat zou ik dat graag eens willen zien. Zus was er wel erg blij mee, denk ik. Doet je tractor het nog goed? Corrie D. te Heinkenszand. Heb je het zo druk op school dat je alleen in de vacantie maar tijd hebt om mee te doen. Ik heb anders heel wat school- klanten hoor in onze familie. Probeer maar eens wat tijd te vinden. Op welke school ga je? Hulstbesje te Oudelande. Leuk dat jij nu met ons meedoet. Ik vind dat je een pracht schuilnaam hebt gekozen. Vertel me maar eens gauw wat die anderen er van zeiden, of heb ben ze hét nog niet ontdekt. Wat schrijf jij duidelijk. Die tekeningetjes maak ten je brief echt feestelijk. Bedankt er Voor. EENZAAM IN DE REGEN. Uur na uur, schoven dicht bij een en moeizaam als vrouwen in te zware rokken, de grauwe wolken voorbij en loosden met de vlotheid van een niet meer dicht te krijgen kraan, hun voch tige substantie. De wind trok diepe rimpels in de vlakheid van de miniatuur meertjes, die overal brutaal met hun glanzende spiegels blonken, 'n Stem naast me zei: „ga nu maar eens, in zo'n regendoor- weekte tuin op zoek, naar iets dat de troosteloosheid er van kan verdrijven". Dat klonk als een uitdaging en dan moet er toch iets worden gedaan. Ge lukkig was de tuin mij niet onbekend en koste het geen nat pak even naar het plekje te gaan waar de Kerstroos staat, om te zien of er niet 'n bloem aan open was. Dat viel mee. Met een van de vele werd de weg terug met 'n blij gevoel van overwinning begonnen. Dat bleef niet lang want de ontvangst binnen was een schamper: „is dat nou alles". Zoiets kan je dan wel even ontmoe digen maar het is toch ook een prik kel om belangstelling te wekken, door iets te vertellen van deze eigenaardige bloem, die tot een familie behoord, welke bekend is om de grote verschei denheid van bloemvormen die daarin voorkomen, de Ranunculaceën. Daar van kent ge zeker de boterbloem, pioenroos, ridderspoor en akkelei zon der te weten dat er tussen deze zo (oliebol) en trokken dan weer ver der. Op Nieuwjaarsdag ging men bij zijn klanten of kennissen nieuw jaarskaartjes bezorgen, terwijl de zakenmensen hun goede klanten een Nieuwjaarskoek zonden, waarop sierlijk gegarneerd: Gelukkig Nieuw jaar. En iedereen at die dag anijsbe- schuitjes bij de thee, in het model van een ouderwets roomhorretje, zo als men ze nu nog wel ziet in Rou- veen en Staphorst. Ze waren met bruine suiker gebak ken en anijszaad was er in verwerkt. Ik wil ook nog iets vertellen van de aparte typen die er toen woonden, en waarvan enkele ook door de heer van Melle worden genoemd. Vlak naast ons was een oud huis met ver dieping waar vier gezinnen in woon den. Beneden woonde 'n familie, won derlijk goedje, de man kwam wel eens dronken thuis. Boven woonde een fa milie: moeder en een rumoerige zoon. En achter, ieder in 'n kamertje woon den twee arme oude vrouwtjes. Het was voor mijn moeder een hele opgaaf zulke luidruchtige buren te hebben. Ze kwam uit 't rustige dorps leven, die rumoerigheid zo vlak bij was haar vreemd. Ze was ook altijd bewogen met die beide oude arme mensjes in de ach terkamertjes en ik heb er menig pan netje eten en een broodje van de vo rige dag heengebracht. Dan werd het pannetje hardgrondig met de vingers uitgelikt en kreeg ik het zo weer mee "'erug. (Wordt vervolgd.) „Klein zieltje, klein zieltje, zit achter [de deur Klein zieltje, klein zieltje, wat kijk je [toch treur Wie zou er niet treuren, want 'k heb [geen genot. Valt dan op je knietjes en bid dan [tot God. trokken aan de bel bij de gemeente leden waar ze wezen moesten. De mensen hoorden dan de rinkelende arresle al van verre komen en kon den dan vast de beurs en het pakje kleren opzoeken dan hoefde noch sl.e nog kerkemensen lang te wachten in de kou. Genoegelijk nam het stadje afscheid van het oude jaar. De jongens en meisjes uit de Bocht, het Schotje van Armoe, de Blauwe steen en het Meu- lendijkje maakten zich een koenkel- pot, dat is een bus met een varkens blaas strak er over gespannen, en in 't midden van de blaas een glad rond houtje gestoken, zo gingen ze in groepjes koenkelen. Van deur tot deur liepen ze. t)e moedigste deed de deur open, riep: „Maggen we is koenkelen?" en meteen was 't hele koor aan de gang. Meestal was het: Kom er maar in jongens, 't is buiten te kojid. Dan zon gen ze de grappigste versjes, keken mekaar eens aan, spuwden in de hand om 't stokje glad te houden, en dan kwam het: Daar zingen de engeltjes tiereliere- [lier". De kinderen krijgen dan een paar mopjes, een cent en een smoutebol En bid dan tot God met een groot [fatsoen, Dan zullen ze de hemel wel open doen, En als ze de hemel hebben open- [gedaan, Dan zie je de arme zondaartjes staan. Een hoedje met een strooien rand, Zo reizen wij naar het andere land. In 't andere land is 't veel schoner [dan hier,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1952 | | pagina 8