CULTUURPESSIMISME.
7TêrMreMSMüS.
Om
CORRESPONDENTIE.
TamtieMad. V"
behorende bfl het
ZEEUWSCH DAGBLAD
van Vrijdag 25 Jan. 1952 No. 2079
Uitgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V.
Goes
eei/u/sc//
u/eexettD
UIT DE SCHRIFT.
De boodschap welke Ds Niemöller
meebracht uit Rusland, is er wel
een van het zwartst pessimisme. Im
mers wat het lot van Duitsland zal
zijn zegt hij met een paar woorden.
Dat lot is, dat Duitsland door Rus
land onder de voet gelopen zal wor
den, met tenslotte een Amerikaanse
atoombom, of dat het land door Ame
rika onder de voet gelopen wordt met
aan het slot een Russische atoombom.
Nu willen we de woorden van deze
merkwaardige predikant niet op een
goudschaaltje wegen. Hij schijnt op
zijn Russische studietocht wel wat
aan nuchterheid te hebben ingeboet,
maar ook al heeft hij het in zijn situa
tietekening radicaal mis, dat hij in
zjjn pessimistische kijk op wat de
naaste toekomst brengen gaat, ver
tolkt, wat er in de harten van de
millioenen leeft, is wel zeker.
Want we leven in een periode van
cultuurpessimisme
Dat pessimisme zet op het gehele
leven zijn drukkend stempel en dat
stempel vindt ge overal weer terug:
in de handel, de staatkunde, de we
tenschap, de kunst. Men moet maar
eens kennisnemen van de lectuur, die
door de jongere generatie aan de pu
bliciteit wordt prijs gegeven. We noe
men die stroming het existentialisme,
en zij draagt het karakter van een
cynische rauwheid, waarbij het leven
al zijn glans en schoonheid heeft in
geboet. Vooral in de schilderkunst en
de literatuur, openbaart zij zich met 'n
eerlijkheid en onbeschaamdheid vaak,
die ontstellen doet. Nu is dit pessi
misme natuurlijk wel verklaarbaar.
De jeugd, die thans haar plaats
komt opeisen in het volle leven, is
het product van een oorlogf zoals de
mensheid voor deze, nóóit gekend
heeft. Een oorlog, waarin alle nor
men zijn weggeslagen, de gewone
regelmaat werd onderbroken, studie
tijd werd afgebroken, yerdreven van
het ouderlijk huis werd de jeugd, óf
in concentratiekampen, of in werk
kampen, óf op het oorlogsveld in een
wereld gesmeten, die haar vernielde
naar lichaam en geest. En na de be
vrijding werd de stille verwachting
op betere tijden, en de glorende hoop
op enig levensgeluk, reeds binnen en
kele maanden tot een desillusie ver
wrongen, die de ontreddering volko
men maakte.
Wat er nu over bleef is levens
angst en niets meer Wat bleef was
de vlucht, de hunkering van emigra
tie naar vreemde streken, los van het
verleden, los van het land, dat niets
gegeven had dan ellende, herinnering
aan een rauwe werkelijkheid in het
verleden en een angst voor een nog
rauwere werkelijkheid in de toe
komst.
Zo is de wereld van West-Europa
vandaag, laten we het elkaar maar
niet mooier voorstellen dan het is.
Nu moeten we intussen niet gaan
menen, dat de wereld in haar histo
rie vroeger nooit zulke tijden van
cultuurpessimisme heeft doorge
maakt. Ik wil slechts een paar voor
beelden noemen.
Wanneer de Christus voor Pilatus
staat, vraagt deze: „Wat is waar
heid?" en deze vraag was maar niet
een uiting van een strikt persoonlijke
Visie op het leven van toen; veeleer
openbaarde Pilatus daarin de geest
van het cultuurpessimisme van zijn
dagen. De Romeinse wereld was aan
het aftakelen. De eenheid berustte
nog slechts op een bloedig streng
militair regime, maar de cultuur, de
wijsbegeerte, de godsdienst, was vol
komen uitgehold.. De priesters geloof
den zelf niet meer in wat zij leerden
en de jeugd ging op in sport en spel.
De Romeinse heersers konden het ge
peupel nog slechts wat in bedwang
houden in de hoofdstad des Rijks,
door de publieke spelen al meer sen
satie te verlenen en de massa, die aan
elke hogere levensdrift ontvallen
was, stil te houden met brood en spe
len. De classieke wereld was aan haar
eind gekomen. Ze was in een im
passe geraakt, een doodlopend slop.
Een zwart pessimisme, versluierde de
denkkracht en het volkomen gebrek
aan een levensideaal legde een levens
zatheid op het volk. Er waren soortge
lijke verschijnselen als die we nu zien.
We hebben iets soortgelijks ook ge
had in de tweede helft van de acht
tiende eeuw. Het leven was ook toen
in een slop gekomen en niemand wist
er nog een uitweg te vinden, dat uit
zicht bood op een toekomst. Het pes
simisme openbaarde zich ook toen in
de literatuur. Ik noem slechts het
éne klassieke voorbeeld van de be
kende roman van Goethe: „Der junge
Werther" een roman, die zó sugges
tief het leven van die dagen greep,
dat na het leven van dit verhaal me
nig jonge man zelfmoord pleegde. Het
was de tijd van de romantiek, waarin
Rhijnvis Feith niets liever deed dan
tranen plengen in de maneschijn op
een witte grafzerk.
We hebben het ook in de vorige
eeuw gekend, toen de romantiek
plaats gemaakt had voor het natura
lisme en we de wijsbegeerte kregen
van z.g. psychologische romans, waar
in de erfelijkheidsleer, b.v in de wer
ken van Zola en de noodlotsidee van
de Russische romanschrijvers, grote
opgang maakte. Het was de tijd van
de opkomst van de machine, die de
grote massa deed wegzinken in een
staat van de diepste ellende en ge
nadeloze wanhoop.
Het zijn steeds weer perioden ge
weest, waarin het pessimisme het le
ven in zijn volle omvang drukte.
De tjjd, die we thans beleven is er
een herhaling van.
Nu kan ons dit op zichzelf weinig
troost bieden. Integendeel, het kan
hen, die tot de vroegere cultuuropti
misten behoord hebben, juist van het
laatste restje troost beroven. Want zij
zullen gaan zeggen, hebben we dan
nimmer enige grond gehad voor ons
&nUtuö en cidtuuA.
Hij
Psalm 110 is het schone verhaal
van Christus' overwinningsgang met
het volk van Zijn heirkracht door
deze wereld. David is er door ver
sterkt geweest, dat zijn Heer zou
doen, wat hij niet volbrengen kon:
de oorlogen des Heren tot een ge
lukkig einda voeren en de vrede
vestigen, zover men volken kent.
David mag profetisch uitzeggen, dat
zijn Heer, die niet alleen Koning,
maar ook Priester zal zijn, juist
daarom klaar komen zal met het
„woedend heidendom". Het is de
Priester-Koning, Jezus Christus, die
de zegelen van het boek van Gods
raadsbesluiten heeft geopend, de
historie ontsloten, en die thans bezig
is haar te leiden. Dat kostte Hem
slagen, ja dat kostte Hem Zijn leven.
Maar Hij hééft de overwinning in
beginsel bevochten en Hij is nu be
zig die te voltooien door de laatste
man te verslaan. Daadwerkelijk, ef
fectief. Ziet Hem voorwaarts trek
ken, die Héld. Hij is vrolijk om het
pad te lopen, en overal vallen doden.
Zijn vrolijkheid dreigt echter ge
temperd te worden door dorst. Een
korte onderbreking móet er wel af.
Even slechts. Een slok uit de beek
langs de weg, dat kost geen tijd. Een
grote onderbreking laat de situatie
niet toe. Deze Held beheerst de si
tuatie als de beste strateeg. En daar
om richt Hij geen tafels aan. De buit
van het reeds overwonnen land, o
zal op de weg uit de beek drinken.
Psalm 110:7a.
zeker, die viel Hem reeds in handen,
doch Hij valt er nog niet op aan.
De ingrediënten voor de maaltijd
zijn wel voorhanden, maar het „lust"
Hem niet, nóg niet. Hij verovert ter
reinen, met wijnstokken bedekt, en
al smacht Hij van dorst, „Hij zal van
de vrucht des wijnstoks niet drinken
tot op die dag, wanneer Hij" met
Zijn soldaten „dezelve nieuw zal
drinken in het Koninkrijk Zijns Va
ders".
En zoals Zijn soldaten dit van zo'n
Generaal hebben te verwachten,
verwacht Hij dit eveneens van hen
vandaag. Een soldaat is immers niet
meerder dan zijn generaal! Soldaten
rusten niet op hun lauweren vóór de
operatie beëindigd is. Ze vallen niet
op de buit aan vóór de laatste vijand
is teniet gedaan, „Wandel maar stil-
lekens achter Hem aan", ja ja, maar
loop niet te dromen over een, vette
maaltijd, en over wijde en rijke cul
tuurvelden, waarop we toch „recht
hebben"! Alle recht ligt in handen
van onze Leidsman en Voleinder. Hij
wijst de baan. Hij gaat vooraan. En
Hij zegt: neem even een slok, en ga
haastig verder. We kunnen vandaag
komt nog wel. Reken er maar op:
nog niet aan de buit beginnen. Dat
als eenmaal mijn önweerstaanbre
hand, de vorsten uit het ganse land,
zal hebben verdreven, dan gaan we
de buit verdelen (Ps. 68:13). Sterk
te, wapen-broeders! Tot zolang.
optimisme? Leek het in de aanvang
van de 20ste eeuw niet zo mooi: die
pacificate-gedachte, aie groeiende
democratie, dat ontwakend socialisme,
die humanistische idealen, die groei
naar het internationalisme?
Inderdaad: het ligt alles aan grui-
zels. Er is niets meer over van al
wat zo mooi scheen tot vóór 1914.
En zij hebben géén gelijk gehad, die
cultuur-optimisten van de aanvang
der twintigste eeuw.
Maar evenmin hebben de cultuur
pessimisten van vandaag gelijk
Dat willen we volgende week eens
bezien.
Hei teuen yeaflb tiieió teïug,
door John P. Marquand. Uitga
ve van A. W. Sijthoffs Uitg. Mij
N.V. te Leiden.
Een zeer merkwaardig boek is deze
Amerikaanse roman, waarvan de oor
spronkelijke titel luidt: Point of no
return.
We hebben hier te maken met een
boek, dat waarschijnlijk tot het beste
behoort wat de Amerikaanse persen
aan romans opleveren. Geen roman
tiek, geen z.g. moderne zakelijkheid,
geen sensatie, geen erotiek, geen wild
west verhaaltje. Maar inderdaad een
roman. Een stuk literatuur, dat ver
antwoord werk mag heten. Een psy
chologische roman, zo ge wilt, maar
geen ziekelijke freudiaanse boringen
in mystieke zielediepten, met sexuele
ressentimenten, zoals we, dat ook een
periode in ons land beleefd hebben en
soms nog tegen komen.
Volstrekt niets van dit alles: maar
een gezond, reëel, nuchter werk, echt
menselijk, waarin we allen onszelf te
rug vinden.
Charles Gray is de 43-jarige procu
ratiehouder van de Stuyvesant-Bank
te New York. Maar precies op het mo
ment wanneer we belangstelling gaan
krijgen voor zijn persoon, zijn huwe
lijk en huiselijk leven en vooral graag
antwoord willen hebben op onze
vraag: krijgt hij nu de plaats van ad
junct directeur of niet? breekt de
auteur zijn verhaal af en brengt ons
met een geniale greep terug naar het
verleden van Charles, naar het stadje
Clyde, en krijgen we te maken met
zijn jeugdjaren, zijn vader, een onge
neeslijk en onverantwoordelijk opti
mist en met zijn eerste liefde: Jessica
Lowell, een meisje uit de hoogste krin
gen van het stadje (deze roman maakt
meteen ook een eind aan het fabeltje,
dat er in Amerika géén „standen" zou
den zijn). Jessica, is een gevoelig ro
mantisch kind, dat tenslotte zo sterke
binding heeft aan haar ouderlijk huis,
dat ze geen breuk trotseren kan en
Charles prijs geeft.
Charles doorleeft die jeugdjaren op
nieuw, wanneer hij het studiewerk van
een jeugdkennis, een werk dat handelt
over Clyde, in handen krijgt en dan
een zakenreis naar Clyde moet onder
nemen.
Tot zover handelt het eerste deel.
Het tweede deel, dat we nog niet ont
vingen, zal de oplossing van de rem
mende jeugdbinding van Charles moe
ten brengen. De titel wijst daar trou
wens al op: „Afrekening met Clyde".
Wanneer we dat ontvangen hebben,
komen we er op terug.
Intussen is dit eerste deel al ruim vol
doende om te ervaren, dat we hier met
een schrijver van formaat te doen
hebben.
De dialogen zijn sterk en met rijke
humor geladeerd. De compositie is
streng, de stijl verzorgd.
Dit is een boek dat we zonder reser
ve kunnen aanbevelen.
Ook de vertaling was bij Johan W.
Schotman in goede hand.
Vele gebreken in de wetgeving zijn
te verklaren uit een ziekte der bureau
cratie; deze ziekte heet „rabies compli-
catoria" (razende zucht om alles inge
wikkeld te maken).
De knappe begint daar
waar de domme ophoudt.
te denken
Eerst de dood zegt ons vaak, hoe
dierbaar een leven ons is geweest. Wat
wij verzuimd hebben lezen wij te laat
op
Vrijdag 25 Januari 1952
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 2
Krantenlezen is geen opwekkende
bezigheid tegenwoordig. Een kwaad
begin voor een vrouwenpraatje, dat in
de krant komt. 't Is goed, dat de colle
ga's mannelijke krantenschrijvers het
te druk hebben om een vrouwenru
briek te lezen, anders kreeg ik er van
langs. Is dat nou reclame voor ons
goeie Zeeuwsche Dagblad. Ze hadden
gelijk, maar zij hoeven het zich niet
aan te trekken, want het is hun schuld
niet, dat er zo weinig plesante dingen
gebeuren. Maar ik ben er zeker van,
dat ik gelijk heb. Ons eigen Dagblad
vertelde me onlangs, dat een minister
het in een bepaald geval nodig oor
deelde verschillende poststukken be
treffende een zaak zijn departement
aangaande, naar zijn eigen huis te la
ten sturen, omdat het met enkele
ambtenaren niet pluis was. Toen ik
dat las, zat ik in de put. Als het op je
regeringsbureaux al mis is, waar ver
daag je dan. Ja, je kunt overal een
lichtzijde bij zoeken en in dit geval
zeggen, dat die minister toch maar een
kerel is om zo persoonlijk een zaak
aan te pakken. Van harte mee eens. Ik
vind het zelfs een groot lichtpunt en
in gedachten heb ik een vrouwelijk
eresaluut gemaakt in de richting van
die stoere kerel. Maar intussen, ik
geloof dat dit goede soort heden ten
dagen niet zo dik gezaaid is. Geen
wonder dat een mens er van in de put
geraakt.
Maar na dit sombere begin, ga ik net
als in een echte roman voor een „hap
py end" zorgen. Ik ben met één slag
boven mijn depressie uitgekomen.
Kunt u allemaal!
U dacht, net als ik, dat er toch zo
veel boos gebroed over de aardbodem
rondloopt. Valt mee, maar in ieder ge
val zijn er veel en veel meer mensen
met stapels deugden, innerlijke en
uiterlijke (als je tenminste uiterlijk
schoon onder de deugden kunt reke
nen). Gelooft ge dat niet? Ik kan het
bewijzen. Zwart op wit. Dat klinkt
eventjes! Ik heb het zelf gezien. Zo
maar in een verloren uurtje in de
trein. Dan heb je de tijd om een krant
van a tot z te lezen. Deed ik ook en
/zo belandde ik ten slotte bij Elseviers
advertentie rubriek, om het nader te
zegg enbij de rubriek huwelijksadver
tenties. Kolommen groot! En toen was
ik klaar! Ik werd volkomen optimist.
Wat een deugden! Wat een deugden!
Rjj aan rij. En uiterlijk schijnt het ook
allemaal magnifiek te zijn. Benijdens
waardig. Sportiefjeugdig....
slank.ga maar door. Nou bij zoveel
goeds geen reden meer om aan het
mensdom te wanhopen.
Toch blijft er voor mij nog een
moeilijkheid, waarmee ik geen raad
zou weten, als ik ook nog in die pe
riode vanzuster Anna, die uitzag
of'tls dus nou niet direct voor
me zelf, maar ik denk aan mijn jeug
diger vrienden en vriendinnen (of
schoon jeugdiger
Dus, ik zit nog met een moeilijk
heid. Als ge me daaruit helpt, al is
het dan niet voor me zelf, wel dan kan
ik anderen van dienst zijn, want ik
zal eerlijk de goede raad doorgeven.
Ik zeg dus met nadruk, ik heb eens
mijn keus gedaan en daar blijf ik bij
(dit ter geruststelling). Maar stel nu
eens even voor dat ik nog alleen mijn
trieste gang door het leven maakte en
toen besloot om een hartekreet in de
krant te plaatsenHet gebeurt wel
eens, dat een liefhebbende vriend of
vriendin zulk een cri de coeur in de
krant plaatst voor een eenzame vriend
of vriendin maar regel is toch, dat je
zelf per advertentie je nood bekend
maakt. Wat moet je dan doen? Eerst
voor de spiegel gaan zitten en je zelf
critisch bekijken. Jajamaar
hoe vind je je zelf, als je zo voor jezelf
te kijk zit?
Ik denk, dat ik maar zou beginnen
met precies mijn lengte en gewicht op
te geven. Dat is in ieder geval secuur
na te gaan. En ook eerlijk er mijn leef
tijd bij te zetten. Dat vooral ook eer
lijk! Maar dan verder? Daar zou ik
nou mee zitten. Ik vind dat het nogal
verschillen kan, hoe je er uitziet. Zo
's morgens als je in de weer bent om
de buislloudmacliine gesmeerd en a Ia
minuut te laten lopen, en je onder
vindt dan onverwachte obstakels, dan
schakel je over op de maximum-snel
heid, maar och arme als je dan eens
in de spiegel kijkt, wat zie je dan? Een
hoofd, een tikje te rood, een wilde
haarspriet, danig uit de plooi, en soms
is er in de haast net een klodder vet
buiten de pan gebruist op je schone
morgenschortje.... en nog een paar
onvolmaaktheidjes meer. Eerlijk ge
zegd, zou ik mijn hart niet kwijtraken
aan dat spiegelbeeld. Een andere
keerje hebt net een fleurig jurkje
aan, je pruik is zo gedwee als het maar
kan en nog een paar pleizierige klei
nigheden meer en dan zeg je tegen je
zelf, je valt me mee vandaag. Maar
van welk spiegelbeeld moet je dan
vertellen in de advertentie?
Eigenlijk vind ik mezelf het meest
sportief, als ik ondanks alle ramp- en
tegenspoeden het toch voor elkaar
krijg om op de afgesproken klokslag:
„het tafeltje dek je", te laten zien.
Doch aan sport doe ik niet veel meer,
maar mag ik nou in een advertentie
wel zetten, sportief, of sportief uiter
lijk? Ach misschien ben ik een pieke-
raarster, want ik las, dat een mijnheer
van zestig jaar nog kloek en klaar
schrijft over zijn jeugdige verschijning
En zestig ben ik nog niet. Dus,
nog eens, stel dat ik een kans moest
wagen, ik zou kunnen zetten, spor
tieve verschijning, leeftijd, ge
wicht, lengte. Dat is alvast wat!
Doch dat is allemaal nog maar aan de
buitenkant. Nou de binnenkantse
deugden nog. Er zijn volgens genoem
de advertenties heel wat vriendelijke
en opgeruimde mensen. Je zou zo zeg
gen, hoe weten ze dat zo secuur. Je
kunt toch moeilijk met je geestelijke
binnenkant voor de spiegel gaan zit
ten. Vriendelijkopgeruimd
hmmmm ben ik ook welmaar
mensen er zijn ook wel eens ogen
blikken, dat al mijn stekels steilreeht
overeind staan. Moet je dat er ook bij
zetten in de krant. Zouden al die
noodkrijtende mensen in die adverten
tie nou nooit eens op springen staan.
Nee, natuurlijk anders moest het er bij
staan. Mijn kans, zou dus glad verke
ken zijn, want de eerlijkheid zou me
gebieden het er bij te zetten, 'tls toch
jammer!
Maar misschien is er een betere weg.
Ik ga maar eens lezen in dat goede
oude huwelijksformulier van ons, waar
staat, „dat Hij nog heden ten dage een
ieder zijn vrouw als met Zijn Hand
toebrengt".
Ik ben blij, dat we in onze Christe
lijke kringen, gelukkig voor het me
rendeel het daar nog maar bij houden.
Dat geeft een veiliger gevoel. Als het
nu eens zou blijken dat het niet alle
maal deugden zijn, zoals we in zonnige
verlovingsdagen dachten, dan kun je
ook weer bij diezelfde God terecht om
je nood te klagen en Hem vragen om
wijsheid en geduld, als het nodig is en
dan vind je samen de weg wel naar de
eenheid, welke nodig is in het huwe
lijk en dan kun je er ook samen voor
strijden, om alles te overwinnen, wat
fout is in elks karakter.
Ja dat lijkt me veel veiliger dan die
advertentie-methode. Dat we het dan
maar mogen houden bij de gedachte
van dat huwelijksformulier.
fflalyen.
Mijn beste nichtjes en neven,
Nu kan ik eindelijk de uitslag ge
ven van de wedstrijden, die in het
grote Kerstnummer van ons Weekend
hebben gestaan. Ik denk, dat jullie de
zucht hebben kunnen horen, die ik
slaakte toen ik klaar was met dit werk.
Niet dat ik het zulk een akelig werk
vond, dat vast niet, maar het was zo
moeilijk, want er waren zoveel aardige
inzendingen, dat ik op al die torens en
huizen heb zitten turen en nog eens
turen, totdat ik besloot om
Boerinnetje te Sint Laurens, Fiedel-
flier te Nieuw- en Sint Joosland en
Blonde Lelie te Goes de prijs toe te
kennen voor de kleurwedstrijd. Toen
ik dat eenmaal gedaan had, heb ik
alle torens, waarmee mijn grote tafel
was overdekt opeens bij elkaar ge
pakt en weggeborgen en toen heb ik
de gedichten uitgespreid, daarmee was
ik met turen niet klaar. Ik heb ze ge
lezen, nog eens gelezen en toen dacht
ik, hiervoor krijgen een prijs:
Adri S. te Westkapelle, De Jonge
Professor te Colijnsplaat en Lourens
M. te Meliskerke.
Wat een gelukkigen hè? Allemaal
gefeliciteerd. De prijzen zijn al ver
zonden. Die krijgen jullie dus gauw
genoeg nu thuis.
Maar.toen was ik nog niet klaar,
want bijna allemaal, die iets inzonden
voor onze wedstrijden, schreven er 'n
lange brief bij endan weet ik het
wel. Dan kijk je natuurlijk uit naar
een antwoord in ons hoekje. Nou daar
ben ik toen aan begonnen en zo vind
je hieronder een begin van de beant
woording van al die brieven. De rest
komt volgende week weer. Nu stop ik
gauw, want o mensen, wat neem ik
anders weer een stuk van ons Week
end weg. Dag allemaal.
Jullie tante TRUUS.
Roodborstje te Wolphaartsdijk. Wat
was dat een tijd geleden, dat ik wat
van je hoorde. Laat je nu me niet
weer zo lang in de steek? Je pracht
kaart bewaar ik. Bosviooltje te Mid
delburg. Het duurt ook lang, eer je
antwoord hebt op je fijne lange brief.
Vertel me maar een gauw hoe het met
de patiënt gaat. Is het andere gips er
nu om gekomen? Gaat het grijze ko
nijntje nog weieens door de tralies? Ik
ben echt dol op oliebollen, net als jij.
Catrien L. te Serooskerke. Ja het
duurt wel eens lang eer je brief be
antwoord wordt hé, maar een beurt
krijg je vast hoor. Ik zie die kleine Ri-
nus al stappen. Hoe vond hij het om
achter op de fiets mee te mogen? Had
hij geen last van de kou? Ik wilde dat
ik je eens kon horen spelen. Dank voor
jullie kaart. Witborstje te Seroosker
ke. Ik weet er alles van dat je in het
ziekenhuis lag. Ik vond het erg voor
je, maar het is toch ook fijn, dat je
daar zo goed verzorgd kunt worden,
precies zoals dat voor een zieke nodig
is! Ik kan me indenken hoe heerlijk
het was, weer gezond en wel thuis te
mogen komen. Bloemknop te Hein-
kenszand. Ik ben echt nieuwsgierig of
jij die rand nog gemaakt hebt. Een
bof zeg, om voor je mooie rapport zo'n
fijn cadeau te krijgen. Hoe bevalt het
naaien je? De kleine tuinman te We-
meldinge. Jij bent dan wel een echte
reiziger. Je hebt heel wat ge-treind in
je vacantie. Wel leuk hé? Waar vond
je het, 't fijnst? Fiedelflier te Nieuw
en Sint Joosland. Ik ben benieuwd, of
je het verwachte cadeau gekregen
hebt op je verjaardag. Nog hartelijk
gefeliciteerd hoor. Is alles met de
slacht goed verlopen? Lenie D. te Tho-
len. Fijn dat je weer present bent. Zo'n
soort plagerij vind ik ook, ronduit ge
sproken, misselijk. Wat schrijf jij al
een keurige vaste hand. Ik ben blij dat
je het boek zo mooi vond. Rinus D. te
Middelburg. Je inzending ontvangen.
Hoor ik nog eens meer wat _van je?
Sneeuwklokje te Wolphaartsdijk. Maar
nichtje, wat een pracht rapport was
dat. Daar neem ik mijn hoed voor af
hoor. Na zo'n rapport kun je met een
gerust hart fijn vacantie gaan houden.
Heb je het goed naar je zin gehad in
Y? Herfstastertje te 's-Gravenpolder.
Ik ben blij dat mijn hond niet zulke
grappen uithaalt als de jouwe hoor.
Wat zou ik op hem brommen, maar
daar trekt hij zich niet zo heel veel
van aan. Ondeugend hé? Vergeet-mij-
nietje te Grijpskerke. Als er weer eens
een wedstrijd wordt uitgeschreven zal
ik het dan maar over een poes doen,
want dan krijg jij ook een kans. Ik ben
Er valt een schijn, een tere schijn
Van 't eerste zuiv're morgenlicht.
In 't open venster van mijn hart,
Dat naar Uw glans te wachten ligt...
Ik hoor geluidenijl en ver,
Van 't leven dat herbloeien gaat!
Een voetstap door nog stille straat...
Wat zacht geritsel in mijn tuin,
Een morgenklokskeen opeens
Een mereldie zijn lokkend lied,
Luid naar Uw wijden hemel slaat!
Dan treed ik als een koningskind
Uit 't duister, in Uw nieuwe dag!
Geef, dat geen wereld of geneugt,
Mij van Uw liefde scheiden rtiag...,
C. VERTON—v. DORT.
benieuwd, of ik dan van poesen ook
zoveel ondeugende streken te lezen
zal krijgen. Honden zijn wel aardig,
maarze halen toch ook nogal eens
wat uit, merk ik wel. Ik dacht dat al
leen mijn mond dat maar deed. Je
kaart is heel mooi. Levinus M. te Me
liskerke en Lourens M. te Meliskerke.
Jullie inzendingen" ontvangen maar
jullie hadden het best in één couvert
kunnen doen. Hoor ik nog eens wat
v- -i jullie? Ad-ie S. te Scherpenise.
Kostelijk die tekening naast je gedicht.
Zo zit mijn hond er ook wel eens bij
als hij wat op zijn geweten heeft. Wan
neer mag je weer naar school? De
Jonge Professor te Colijnsplaat. Ont
zettend wat een massa vragen in je
brief. Mijn foto in de krant laten zet
ten, tjadaar moet ik eens over
denken. En danmoet ik eens vra
gen, of dat wel kan hoor, want als
alle mensen, die in onze krant schrij
ven er hun portret in moeten laten
zetten dat kost nogal wat. En als ik
het doe, moeten ze allemaal wel een
beurt hebben. Ik heb echt zin om van
de zomer een fikse fietstocht te maken
en dan is er wel kans, dat ik weer
eens in Colijnsplaat kom. Blonde Lelie
te Goes. Fijn als je zo eens een beste
beurt maakt in school. Maar de mees
ter is er vast ook blij mee. De boeken
die je noemde heb ik toch ook gelezen.
Is dat niet leuk? Je hebt al heel veel
boeken voor zo'n jong nichtje. Gister
ben ik nog langs je huis gewandeld
maar ik zag jou niet. Hannie V. to
Scherpenisse. Wat heb jij me verwend
met een paar van die prachtige kaar
ten, en ook nog kaartjes. En ik wil je
wel vertellen, dat ik het fijn vind zo'n
beetje verwend te worden. Ik bewaak
alles heel goed. Feliciteer de jarige nog
van mij al is het wat laat. Jullie heb
ben de jarige ook verwend. Maar dat
mag ook wel eens. Was ze blij met de
cadeaux? Diedel te Goes. Fijn dat jo
met ons mee doet, maar je zet me op
eens voor een moeilijk werkje hoor
om van mezelf te vertellen hoe ik er
uitzie. Weet je wat, vertel jij me eerst
eens hoe jij er uitziet, dan weet ik
hoe ik het doen moet. Hoe meer je je
moeder helpt hoe gezelliger je het
gaat vinden. Dat weet ik zeker. Moet
je veel leren? Roosje te Middelburg
Je hebt later je briefje zeker wel in
ons hoekje zien staan. Feestelijk zo'n
autotochtje naar opoe in de vacantie.
Nu heeft kleine zus zeker geen last
van de kou gehad. En dat je toen met
een onze andere raadselnichtje ont
moette was ook aardig. Bij zo'n clubje
van mijn krantenfamilie zou ik wel
eens bij willen zijn. Crocusje te Kam
perland. Voor jullie jammer dat er
geen sngeuw was in de vacantie, maar
ik denk dat de grotere het niet zo heel
jammer hebben gevonden. Toch heb je
geloof ik wel een fijne vacantie gehad.
Heb je het boekje van de Zondags
school al uit? Je handwerkt zeker
graag. Mooi dat je daarmee vooruit
ging op het rapport.
Wegens grote toevloed van adver
tenties moeten, tot onze spijt, de brief
van Flip Bramse; Uit mijn klas; Ame
rikaanse brief; het praatje bij het
plaatje (ditmaal is Colijnsplaat aan de
beurt); het kort verhaal; Onder
Zeeuwse luchten en de Damrubriek
blijven overstaan tot volgende week.
Redactie.