en drinken
DUKOL
THEE
VAN NELLE'S
LITERATUUR
LEVENSBESCHOUWING
4
GRATIS ïoo gram heerlijke biskwie bij 100 gram thee
Belangrijk bericht aan Ziekenfondsleden
Uil de w-eAeJUL 't ïix^eJk
ZEEUWSCH DAGBLAD
Wij zetten het jaa» goed in
DE BRILLEN
Salon
SIGARETTENPAPIER
landbouwersknecht
Herenkapperszaak
melkzaak
Een Allis Chalmers-
tractor
slaapkamer
Arbeider
2 kalfvaarzen
Woningruil Goes-Hilversum
en
Donderdag 17 Januari 1952
Pag'na 4
De afd. Zeeland van de Nederlandse Organisatie van
OPTICIENS deelt de fondsleden mede dat door de leden
van genoemde organisatie, bij aanbieding van fonds
recepten
op dezelfde condities worden geleverd.
Het Bestuur N.O.V.O., afd. Zeeland.
J
sepruiming»
Over koopjes gesproken l
Wi) houden opruiming in verschillende
artikelen tegen spotprijzen. Kom een
kijkje nemen en overtuigt U zelf.
Meubelhandel
H. WONDERGEM
OOSTKAPELLE
Crijtwit brandend sigarettenpapier
van Van Nelle. Een waarborg
voor volledig rookgenot!
Ministerie v. Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening
Herverkavelingscommissie Walcheren.
Aanbesteding bestek P 64.
Op Vrijdag 1 Februari 1952 te 14 uur zal in het gebouw
Ruilverkaveling Walcheren, Loskade 29 te Middelburg
in het openbaar worden aanbesteed:
het maken van een brug van gewapend beton
met bijkomende werken in de Westwatering van
de Polder Walcheren (bestek P 64).
Het bestek met één tekening, is tegen betaling van 5,
verkrijgbaar aan het bureau van de Technische Dienst
van de Polder Walcheren, Groenmarkt 10 te Middelburg.
GEVRAAGD:
Tegen Maart of Mei inwo
nende
leeftijd 1619 jaar.
P. POLDERMAN, Banter-
weg 17, Bant, (post Emmel-
oord) N.O.P.
TE KOOP wegens vertrek:
met ruimte voor damessalon
op flink dorp in Zuid-Beve-
iand. Brieven No. A 3446
bureau van dit blad te Goes.
TE KOOP:
Een goed beklante
op een welvarend dorp in
Zeeland. Brieven onder No.
A 3445 bureau van dit blad
te Goes.
TE KOOP: een
28 p.k.
zo goed als nieuw. Te bevr.
L. TOLHOEK, A 29, 's-Heer
Abtskerke.
GEVRAAGD door nette jon
geman, 23 jaar een
te Goes. Brieven en condi
ties onder No. A 3444 bur.
van dit blad te Goes.
gevraagd tegen 1 Maart.
Woning beschikbaar. A. G.
VAN DIJKE, Perponcher-
polder, Wolphaartsdijk.
TE KOOP:
T.B.C.-vrije stal. J. v. d.
VELDE, Kloetinge.
Allen die iets te vorderen
hebben van- of schuldig
zijn aan de nalatenschap
van v de heer DIRK LOOIS,
gewoond hebbende te Mid
delburg, Nieuwstraat 25,
overleden 8 Januari 1952,
wordt verzocht daarvan vóór
1 Februari a.s. opgaaf te
doen aan notaris mr P. W.
MEYLINK te Middelburg,
Lange Noordstraat 37.
„Zeeuwsch Dagblad" geeft
het laatste nieuws.
In ieder Christelijk gezin
het Christelijk dagblad!
AANGEBODEN in Hilversum 2 vrije etage's van
herenhuis, bevattende 2 gr. kamers en suite, 2
kleinere kamers, keuken en bijkeuken en 5 slaap
kamers. Hoekhuis met rondom tuin. Gelegen op
hoogste punt van Hilversum. Huurprijs 63,25 p. m.
GEVRAAGD huis in Goes, huurprijs plm. ƒ45,
SPOED VEREIST.
Brieven onder No. A 3443 bureau v. d. blad te Goes.
TJET PROBLEEM van de betrekking
tussen literatuur en levensbe
schouwing is niet nieuw, maar wel
voortdurend van belang. Ik kan me
echter voorstellen dat het voor velen
geen probleem is. Een probleem ont
staat immers pas dan, wanneer men
het een niet met het ander in over
eenstemming weet te brengen. Voor
hem die zich aan geen norm gebon
den weet, maar zichzelf, zijn eigen
verstand of gevoel als maatstaf van
alle dingen stelt, kan hier van geen
probleem sprake zijn. Hij leest iets of
ziet iets het geldt voor alle kunst
en vindt dit mooi of niet mooi: Het
zal daarom kunst of geen kunst voor
hem zijn. Voor een christen ligt de
zaak heel anders. Voor de christen is
de betrekking tussen literatuur en le
vensbeschouwing vaak wél een pro
bleem, maarmóest dit niét zijn!
Het christelijk denken is normatief.
Indien de ervaring van de christen
met de norm in botsing komt, dan is
zijn ervaring fout en niet de norm!
HET IS NIET MIJN BEDOELING om
het veronderstelde probleem
althans niet hier en niet reeds thans
in zijn volle omvang te behandelen. Ik
wil hier enkel mijn' standpunt enigs
zins uiteenzetten en met enkele prac-
tische voorbeelden mijn stelling toe
lichten. Hierbij zal ik zeer voorzichtig
te werk moeten gaan: Er is over deze
dingen van Protestantse zijde zo
wel in binnen- als in buitenland
nog veel te weinig nagedacht en ge
schreven. Hier is een van de vele pun
ten waaromtrent wij als Protestanten
goed doen gezamenlijk onze schuld te
belijden. Er zijn nog zo veel vragen;
wij geven ons zo weinig moeite voor
het juiste, gefundeerde antwoord. Aan
wie dan aan onszelf de schuld?
HET WIL MIJ VOORKOMEN dat
een van de grootste fouten, de
eigenlijke fout in ons beschouwen van
een literair product, ligt in onze op
vatting van onszelf en onze vermo
gens, een opvatting waarmee we vaak
maar al te dicht die van de rasechte
humanisten naderen. Wij hebben,
evenals zij, maar al te veel vertrou
wen in onszelf en in ons eigen waar
nemingsvermogen. Hieruit volgt onze
door en door verkeerde methode van
oordelen. Wij doen eigenlijk nooit de
laatste en beslissende stap. Hier
door ontstaat dan juist het probleem:
We staan voor moeilijkheden, omdat
we de zaak niet doorzien en daarom
niet zuiver stellen, terwijl er eigenlijk
althans wat de hoofdzaak betreft
voor ons geen probleem zou mogen
bestaan. Geheel onze problematiek in
zake literatuur valt tot één grondfout
te herleiden: Wij denken niet norma
tief genoeg. De christelijke levensbe
schouwing is echter normatief en dit
beslist!
Ik neem aan, dat er onder mijn le
zers niemand is die zich als christen
hoger wil stellen dan Paulus. Paulus
was een cultureel ontwikkeld man,
een christelijk geleerde van formaat.
Toch erkent hij grif in zijn Romeinse
brief dat hij „de begeerlijkheid niet
geweten (had) zonde te zijn, indien
de wet niet zeide: Gij zult niet bege
ren". Hier is de norm: Gods wet!
Daaraan maakt Paulus zijn opvattin
gen en ervaringen ondergeschikt en
terecht. Voor ons is dit niet van belang
ontbloot. Wanneer Paulus erkent d«t
zijn levensbeschouwing onder de norm
die God hem stelt niet goed is, tot
verkeerde oordeelvellingen voert, dan
mogen wij wel dubbel voorzichtig zijn.
UIT HET BOVENSTAANDE volgt,
dat wij niet ons eigen gevoel of de
indruk die iets op ons maakt als maat
staf moeten nemen in het beoordelen
van een kunstwerk. Ons gevoelen is
nooit zuiver en moet door de noim ge
corrigeerd worden. Men kan dit we
tenschappelijk breedvoerig uiteenzet
ten, doch dit is hier niet mijn bedoe
ling. Het is ook niet nodig: Om tot een
practisch resultaat te komen, kunnen
we met enkele eenvoudige gegevens
waarover onder ons geen verschil mag
zijn volstaan.
De zonde is nooit mooi geweest en
zal het ook nooit zijn. Opstand tegen
God is gruwelijk en zal het altijd zijn.
Al wat verleidend is, is uit den Boze!
Met deze grondgegevens zien we even
uit op de practijk. Het stemt tot
droefheid dat men nog zo vaak in
onze kringen hoort: Het boek is wel
heel mooi, maar toch vind ik het wat
betreft de inhoud niet aanvaardbaar.
Zulk een oordeel is reeds in zichzelf
veroordeeld: Wat niet goed is, kan
nooit mooi zijn, ook al schijnt dit zo!
Een mens die zeer „schoon" schrijft
om anderen te verleiden, schrijft, zo
zegt men dan, „verduiveld goed".
Heeft dan de duivel met het goede
iets te doen? AI wat de duivel in
geeft is nóóit goed of mooi! Ik hoor
een stem die zegt: Er is toch ook wel
sprake van een gave Gods aan iemand
die geen Christen is: Er zijn begaaf
de heidenen! Die zijn er, ik erken
het. Men ziet ze ook in tegenwoor
dig Nederland genoeg. Een kunste
naar van dergelijk allooi kan heel
goed kunst voortbrengen: God gaf er
hem de gave toe! Maar zodra hij de
gegeven gave aanwendt ter bestrij
ding van zijn Schepper hoe Sturm
perig een dergelijke strijd dan ook
moet zijn houdt hij op kunstenaar
te zijn. Want wat hij dan nog voort
brengt is niet schoon meer en niet
treffend, maar afgrijselijk.
Noemt gü de leugen goed of schoon
of treffend? Zij is alleen maar vrese
lijk! De Satan verandert zich wel in
een engel des licht. Noemt gij hem
dan schoon? Een dergelijke „schoon
heid" past hem wel: De vader van
de leugen in een leugenachtig kleedt
Men moet het kleed alleen niet gaan
beoordelen, maar het geheel. En dan
is de gedaante verschrikkelijk!
Zo moet men ook bij ieder kunst
werk, ieder literair product, het kleed
alleen niet gaan beoordelen. Wanneer
de inhoud van een werk verkeerd is
en de vorm is, als men oordeelt met
de maatstaf van stilistisch vakman,
knap, dan is die evenwel niet mooi.
De leugen loopt door heel zo'n werk
en óók naar ons aesthetisch, niet en
kel naar ons ethisch oordeel moet
zo'n boek dan onaanvaardbaar zijn.
Want om aesthetisch goed te zijn,
moet toch een werk wel gaaf, harmo
nisch en 'een eenheid zijn. En juist
een werk dat naar het algemeen ge
voelen schoon van vorm, maar dat
naar onze overtuiging boos van in
houd is, is naar ons oordeel door en
door ongaaf en onharmonisch, een
gespletenheid.
WE SPRAKEN over vorm en in
houd en dit thema is nu reeds
weer oud. Als werkmethode kan men
heel goed trachten om de vorm al
leen, stilistisch, te benaderen, terwijl
men dan de inhoud ethisch toetst.
Maar ondanks deze werkmethode
blijft het kunstwerk een geheel dat
ook aesthetisch als een eenheid moet
beoordeeld worden. Dit is de laat
ste stap. Het oordeel van de Chris
ten, van de normatieve denker, over
schone vorm en slechte inhoud kan
dan enkel zijn: De schrijver toont ons
hier wel degelijk zijn vakmanschap,
maar kunst, iets schoons, heeft hij
niet voortgebracht!
Of wij dit oordeel altijd kunnen
handhaven? Er is geen twijfel aan!
Alleen: Het leven en de vormen
waarin men het weergeeft, is zeer
ingewikkeld. Er rijzen vragen, overal.
Hoe moet men dan een heidens go
denbeeld beschouwen? Hoe moet men
„Wat hebben wij <tegen, Rome te
zeggen?", door Ds J. Overduin.
Uitg. J. H. Kok N.V., Kampen.
'Dit boekje, dat is ontstaan op ver
langen van cursisten, die een cursus
over het R.-Katholicisme door ds
Overduin hadden gevolgd, behandelt
in korte trekken de voornaamste dog
ma's van de R.-K. kerk. Dat geschiedt
helder en overtuigend, precies zoals
men dat van de schrijver gewoon is.
Het voldoet aan een behoefte, want
staan we niet vaak met een mond vol
tanden, als we geroepen worden met
een rooms-katholiek in discussie te
treden? Volledig is ds Overduins
werkje niet, maar hij wekt zelf op
serieus kennis te nemen van diep
gaander lectuur, zowel van pro
testantse als van r.-k. zijde. Van harte
aanbevolen!
„Doorbraak in onze kerken",
door Mr Dr P. G. Knibbe. Uitg.
N.V. Grafisch Bedrijf en Uitge
verij de Jong, Leiden.
Toen dr J. Verkuyl zijn brochure
had geschreven. „De geest van com
munisme en kapitalisme en het Evan
gelie van Jezus Christus" schreef mr
dr Knibbe een felle anti-brochure on
der de titel „Kerk, zending en commu
nisme". De tweede en gewijzigde uit
gave van dr Verkuyls werkje, waar
voor in de Gereformeerde pers heel
wat meer waardering bestond, kon de
heer Knibbe nog allerminst bevredi
gen en daarom schreef hij de aange
kondigde brochure. Die kerken zijn de
dan....? Er blijven vele vragen en
voorlopig moet er veel nog onbeant
woord zijn. Ik zei het reeds: Het Pro
testantisme heeft hier een zeer grote,
onvoldane schuld. We hebben ons op
deze levensvragen te weinig nog be
zonnen. Een waarlijk Christelijke
aesthetiek bestaat nog niet. Het is
een nadeel voor onszelf en voor ons
werk aan de cultuur. Dit moet ech
ter vaststaan: Al wat van God af
voert, is uit den Boze! De Christe
lijke normen moeten ook een leidraad
zijn voor ons aesthetisch oordeel. Dit
vergeten wij teveel!
Laat ieder die zich Christen noemt
en hoe dan ook met kunst te maken
heeft, zich hierop bezinnen en zich
ook telkens opnieuw op zijn taak dur
ven bezinnen. Het ontbreekt ons in
derdaad te vaak aan durf. Wij kijken
teveel naar de wereld, of die ons wel
een goedkeurend knikje geeft, of....
misschien het voorhoofd rimpelt. Ook.
deze houding is uit den Boze! Wij
moeten durven bouwen aan een Chris
telijke cultuur, ook al zou „men"
onze opvattinigen bespottelijk vinden.
Wij moeten durven omdat we niet
anders kunnen! Dan zijn we waar we
moeten zijn.
G. J. Kw.
Gereformeerde Kerken.
Eerlijk gezegd laat zijn geschrift een
zeer onbevredigend gevoel achter bij
de lezer. Hij is niet alleen niet over
tuigd van des schrijvers bezwaren te
gen dr Verkuyls werk, maar (en dat
ontsiert dit antwoord zeer ernstig) de
toon is dermate scherp en agressief,
dat men zich afvraagt, of daarmede
het doel niet wordt voorbijgeschoten.
Ongetwijfeld gaat het om hoogst be
langrijke zaken, maar die moeten dan
ook waardig worden behandeld. Wij
hebben de indruk, dat de heren Ver
kuyl en Knibbe langs elkaar heen re
deneren en vragen ons daarom af, of
het niet beter geweest ware, dat eerst
een uitvoerige correspondentie zou
zijn gevoerd.
Nederlandse Klederdrachten",
samengesteld m.m.v.- het Rijks
museum voor Volkskunde „Het
Nederlandse Openluchtmuseum
door Riet Hijlkema, hoofd van
de afd. Klederdrachten. Uitg. J.
M. Meulenhof, Amsterdam.
De moderne tijd en de moderne
geest zijn er de oorzaak van, dat onze
klederdrachten steeds meer gaan ver
dwijnen. Toch is er in vele provincies
van ons land op dit punt nog zeer veel
moois te zien. Het is de verdienste van
de schrijfster, dat zij ons in haat
prachtige boekje meeneemt naar die
plaatsen, waar nog klederdrachten te
bewonderen vallen. Het hoe en het
waarom worden ons uitnemend bijge
bracht. Wie de komende zomer door
de provincies trekt, zal veel meer ge
nieten, als hij dit boekje bij zich heeft
dan wanneer hij het mist. De talrijke
foto's doen het uitstekend. Zeeland
heeft in het boekje een grote plaats
gekregen.
„Muzikaal zaklexicon", samen
gesteld door Will. G. Gilbert.
Uitg. J. Philip Krusemans Uitg.
Mij. N.V., Den Haag.
Dit is een zeer handig werkje voor
concertbezoekers en muziekbeoefe
naars. Wie wil weten, wat b.v. een
kallamaika is of iets wil lezen over
het leven van Mozart, kan hier terecht.
De verklaring van honderden muziek-
technische termen is kort, maar duide
lijk. Voor degene, die van muziek
houdt en geen beroepsmusicus is, kan
dit handige werkje tal van goede
diensten bewijzen.
Prof. Dr J. H. Kroeze: Para
phrase Heilige Schrift: Hooglied.
Uitg. T. Wever, Franeker; geb.
f2.30, bij intekening f2.10.
Seerp Anema: Het Hooglied. Me
trische Bewerking met Nieuwe
Verklaring. Uitg. „De Graaf
schap", Aalten; ing. ƒ1.75.
Deze boekjes betreffende het Hoog
lied hebben gemeen dat beide de ty
pologische verklaring voorstaan, beide
door de uitgever goed verzorgd zijn
en beide wat de bewerking betreft
tegenvallen.
Prof. Kroeze levert een zo magere
paraphrase dat deze geen voldoende
verklaring van het Hooglied geeft.
Inleiding en aantekeningen moeten
dat goed maken. Nu is deze inleiding
voor critische lezers zeker lezens
waard. De allegorische verklaring
o.a. door de kanttekenaren gehul
digd, wordt door prof. Kroeze ver
worpen omdat ze niet uit de tekst
zelf voortvloeit: ze heeft aanleiding
tot vele juiste en stichtelijke bewe
ringen, maar is mèt de bedoeling van
het Hooglied in strijd. Ik kan me
voorstellen dat prof. Kroeze allego
rische verklaring verwerpt, doch be
treur het, dat een theoloog zo weinig
historische zin heeft dat hij zegt deze
methode van exegese op sommige
plaatsen r.iet eens welwillend te kun
nen waarderen. Op onze waardering
hebben de statenvertalers toch wel
recht? Prof. Kroeze vindt hun ver
klaring onlogisch, spreekt zelfs van
„een gebrek aan logica" (blz. 15).
Maar met logica benadert men de zin
der Schriften nooit! Enkele andere
opvattingen van het Hooglied worden
eveneens verworpen. De schrijver wil
dit Bijbelboek in elk geval als een
heid zien en zijn conclusie is: Het na
tuurlijk liefdeleven wordt hier door
Gods openbaring belicht in zijn volle,
reine werkelijkheid en bovendien
heeft het Hooglied in Schriftuurlijk
licht nog een bijzondere betekenis:
Salomon en zijn bruid zijn typen van
Christus en zijn gemeente: Het Hoog
lied kan ons helpen om de verhouding
tussen Christus en Zijn gemeente be
ter te verstaan!
Dat in dit deeltje der Paraphrase
de vrij omvangrijke aantekeningen,
die de magere paraphrase moeten
vergoeden, achterin geplaatst zijn is
beslist onjuist; men moet de lezing
telkens onderbreken om achterin naar
verklaringen te zoeken. Losse aan
tekeningen of aantekeningen onder
aan de bladzijden zijn de enige aan
vaardbare wijzen van uitgave, zeker
voor een boekje dat voor een groot
publiek bestemd is! Aan het gebruik
van dit boekje zijn thans grote be
lemmeringen in de weg gelegd!
Over Anema's nieuwe bewerking
van het Hooglied kunnen we kort
zijn. Zijn kijk op dit Bijbelboek gaf
hij herhaaldelijk in vroegere werken.
Aan zijn vroegere beschouwingen
wordt hier niets van belang toege
voegd. Ook is deze metrische bewer
king als dichtwerk in geen enkel op
zicht opvallend! Een neologisme ais
„bannerdrig" naar analogie van vaan
drig (blz. 48) is geen vondst om ent
housiast over te zijn. De compositie
van het Hooglied kon in dit boekje
wel wat beter toegelicht zijn! En wat
te denken van een merkwaardige
spelling als in „aaneenreiging
(blz. 76)? Wij vragen ons af waarom
dit boekje gedrukt moest zijn, a
twijfelen we aan de goede bedoeling
van schrijver en schrijfster met.