TEE! i^rri rWrA L /y V VAART DER STILTE 0 DE CRISIS. ONZE PUZZLES &HS fafnUieUod y ONS FEUILLETON. Së-S-SÏS v a Vrijdag II Januari 1952 'T ZEEUWSCH WEEKEND. Pagina 4 Redacteur: H. M. SLABBEKOORN Oostsingel 60a, Goes. De voor de tweede wereldoorlog bekend staande ontmoeting tussen N. HollandZ, Holland is in ere her steld. Men zou deze wedstrijd kunnen noemen de kamp om de „Hagenaar de Graaf'-beker, die hiervoor be schikbaar is gesteld. Op 8 December vond de eerste ont moeting plaats te Haarlem en naar wij hopen zal een reeks van deze jaarlijkse wedstrijd volgen. N.-Holland beschikt over een aantal zeer prominente spelers als wereld kampioen P. Roozenburg. De groot meester R. C. Keiler en spelers als Herm. de Jongh, J. Metz en H. Laros. Het mag dan ook voor Z. Holland zeer verdienstelijk genoemd worden, dat ze slechts met 119 de kleinst mogelijke nederlaag leed, en dan nog met twee invallers moest uitkomen. Hieronder laten we een tweetal par tijen volgen ontleend aan het „Rot- terdamsch Nieuwsblad" P RoozenburgW. Huisman kam pioen van Z. Holland: 1. 33—28 17—21 2. 39—33 21—26 3. 44—39 11—17 4. 31—27 19—23 5. 28X19 14X23 6. 35—30 20—25 7. 33—29 10—14 8. 38—33 6—11 9. 30—24 14—20 10. 42—38 17—21 11. 50-^4 12—17 12. 40—35 18—22. Zwart durft het blijkbaar niet aan de wereldkampioen met zijn eigen wapens te bestrijden n.l. Wit's lange vleugel „uithollen" en deze op een zeker moment tot 3328 te dwingen waarna de 2 om 2 door 1822 moge lijkheden schept voor een aanval op de korte vleugel met de achterwaartse ruil 1822; echter speelt hij in wit's kaart. Men lette in het verdere ver loop op de wijze waarop Roozenburg met zijn rechtervleugel oprukt. 13. 27X18 23X12 14. 32—28 1—6 15. 28—23 13—18 16. 34—30 25X14 17, 39X30 17—22 18. 44—39 11—17 19. 30—25 21—27 20. 25X14 9X20 21. 45—40 7—11 22. 40—34 27—31 23. 36X27 22X42 24. 48X37 17—21 25. 34—30 8—13 26. 33—28 12—17 27. 23X12 17X8 28. 38—33 11—17 29. 30—25 4—9 30. 25X14 9X20 31. 35—30 20—25 32. 28—23 25X34 33. 39X30 8—12 34. 30—25 12—18 35. 23X12 17X8. Al het afruilert heeft zwart geen sikkepit geholpen, de witte aanval is niet tot stilstand gebracht en na de 12e zet stapelen de moeilijkheden zich langzaam maar zeker op. 36. 24—20 15X24 37. 29X20 13—19 38. 20—15 8—13 39. 25—20 3—9 40. 33—28 21—27 41. 43—38 2—8 42. 41—36 8—12 43. 49—43 6—11 44. 47—41 16—21 45. 37—32 12—18 46. 41—37 9—14. Zwart staak verloren op 1823 volgt 2014 en op alle andere zetten 2822. 47. 20X9 13X4 48. 28—22 18—23 49. 22X31 19—24 50 43—39 24—30 51. 31—27 11—17 52 27X16 30—35 53. 38—33 35—40 54. 37—31 26X28 55. 33X11 Zwart geeft op! Aan bord 2 speelde W. Roozenburg tegen R. C. Keiler. 1. 32—28 20—25 2. 37—32 15—20 3. 41—37 10—15 4. 46—41 5—10 5. 31— 27 20—24. 6. 36—31 17—21 7. 41—36 21—26 8. 34—29 19—23 9. 28X30 25X23 10. 35—30 13—19 11. 40—34 9—13 12. 45—40 15—20 13. 30—25 10—15 14. 50— 45 2—8 15. 40—35 20—24 16 34—29 23X34 17. 39X30 18—23 18. 43—39 12—18 19. 33—28 7—12 20. 38—33 24—29 21. 33X24 14—20 22. 25X14 9X29 23. 39—33 29X38 24. 42X33 12— 17 25. 44—39 15—20 26. 30—25 20—24 27. 47—42 17—22 28. 28X17 11X22 29. 42—38 8—12 30. 48—42 1—7! Direct 4944 gaat thans niet we gens damslag naar 49 door 2430. 31. 45—40 4—9 32. 49^44 7—11. Wit ziet (te laat) dat ook nu 3328 niet kan en besluit tot: 33. 35—30 24X35 34. 39—34 22—28! 35. 33X22 9—14 36. 34—30 35X24 37. 44—39 24—29 38. 40—35 12—17 39. 27—21 18X27 of 17X28 zou wit nog tegenkansen krijgen door: 3227 en 27—22. 40. 21X12 19—24 41. 31X22 11—17 42. 22X11 16X18. Zwart slaat een ge zonde schijf en na nog enkele minder belangrijke zetten moest Wit de vlag strijken. S. „Kijk es Poldi, „Twee Bedelaars" van Rembrandt! Vreselijk armoedig zien die eruit!" Maar ze hebben toch maar geld genoeg gehad om zich door Rem brandt te laten schilderen!" Als tweede in dit trio ziet U hier onder: II. ZANDLOPER-PUZZLE De bedoeling zal wel vrij algemeen bekend zijn: het tweede woord heeft dezelfde letters als het eerste, op één na. Ze zijn echter in andere volgorde i1 ii1 i1 i h 1 1 I I I I fVT I I I I I I I I I i1111111111 i H-H i i i i ii Wjj gaven een drietal puzzles. geplaatst, waardoor een ander woord wordt gevormd. Het derde woord heeft op één na alle letters van het tweede, enz. Na het achtste woord gaat het precies andersom. De woorden, die bedoeld zijn, kun nen als volgt worden omschreven: 1. direct 2. neersmijten 3. oudste van een groep 4. gebouw 5. losse draad 6. vat 7. niet even 8. klinker 9. aardrijkskundige r aanduiding 10. gevuld 11. spanning 12. gedrang 13. ziekteverschijnsel 14. sportbenodigdheid 15. lekkernij Ten slotte nog: III. REKENOPGAVE 8 x 2 6 8.6=2. 8 4= 7 .5— 29 0 1 0 Het totaal van de links geplaatste getallen, vermeerderd met het totaal van de in het midden staande getal len, is gelijk aan het totaal van de rechtse getallen. Bovendien moeten natuurlijk de vermenigvuldiging, de deling, de optelling en de aftrekking boven de streep kloppen. Nu is het aan de sommetjes uit deze gegevens te vinden. Er worden VIJF prijzen beschik baar gesteld: drie voor de kruis- woordpuzzle, een voor II en een voor III. Oplossingen kunnen tot Zaterdag 18 Januari 1952 bij de redactie van ons blad worden ingezonden. Zet U buitenop: „Puzzle-wedstrijd"? J. H. SLIJPER. n. j. Ey y O. Ra UITSLAG VAN DE NAAMKAARTJES! In ons Kerstnummer vroegen we de 5 naamkaartjes zo te leggen, dat er een bekende nationale uitroep te voorschijn kwam. Zie hier de oplos sing. Het moeilijke geval wordt heel eenvoudig, wanneer we één kaartje met de achterkant naar boven leggen! Ze legde haar hand op de zijne, zo als die rustte op de rand van de mand. „Je moet daar niet kwaad om zijn Karei", smeekte ze, „Vader be doelt het goed en hij heeft tenslotte maar één dochter. Hij zou zo graag willen dat ik...." „Wat heeft dat hier allemaal mee te maken?" verweerde hij zich nors, met nog een restje verzet tegen haar vriendelijkheid. „Laten we open kaart spelen en geen kat en muis, daar heeft niemand wat aan. Wat was de bedoe ling van je vader?" Een diep-rood kroop langzaam op uit haar hals. „Ik denk dat hij dacht dat jij en ik.dat wij samen. „Dat was toch allang afgesproken, dat wij deze tocht samen zouden ma ken?" Ze glimlachte verlegen. „Het is niet makkelijk voor een meisje om dat te zeggen", ontweek ze. „Ik bedoel. Ze weten dat ik geen boer wil". Toen begreep Karei. Hij begreep meer: de zaak was van te voren pre cies berekend door haar ouders. Met elkaar hadden ze hem uitgekozen als een geschikte partij voor Nellie. Heel die poppenkast er omheen: dat feest en die opstijging, dat royale gedoe met. het geld was niet anders dar. een middel om hem hier te houden voor een voortgezette kennismaking. Een hele maand had hij de betaalde kans gehad om Nellie te leren kennen en hij had van die gelegenheid gebruik gemaakt. Telkens weer was hij met haar naar het dorp geweest om zoge naamd alles voor te bereiden, maar het was voor de boer niet anders ge weest dan een mededeling aan het dorp: mijn dochter is onderdak en hij kan gezien worden. Maar waarom dan Het dorp vergeeft zoiets niet. Daar om bleven ze weg, de mensen, en van achter de hooibergen en stallen zul len ze nu naar ons kijken en ze zul len groot plezier hebben om de ne derlaag van mijn vader. „Hie hèft het te heug in zien heufd", zeggen ze van hem en met elkaar willen ze hem dat afleren." GO VERBURG 42. die mi: kking vandaag? Hij vroeg dat aan Nellie: „Maar waarom zijn de mensen dan weggebleven vandaag? Als je toch gratis feest kunt vieren doe je dat toch. Weer schudde ze haar hoofd. „Hier is dat anders. Het is een dorp van boeren en boeren-arbeiders. Als er dan één van hen uit de toon valt en liever niet ook weer met een boer trouwt en op het dorp blijft wonen, nemen ze dat kwalijk. Zo zijn ze hier nu eenmaal: poeren trouwen hier boerenmeisjes, dat is altijd zo ge weest en dat willen ze zo houden. Ook trouwt geld hier alleen met geld, daar mag ook niets aan veranderd worden. Vader heeft met dat oude systeem gebroken.om mij. „Een rare boel", gaf Karei toe, maar hij voelde zich tegelijk onprettig, dat hij in deze dorpsvete gemengd werd. Bovendien bleef het hem een raadsel hoe een man als de burgemeester zich met deze dingen inlaten kon. Hij zei dan: „Maar hoe komt dat, dat de bur gemeester zich daardoor laat beïn vloeden?" „Dat ligt voor de hand: op één na zijn alle raadsleden boeren en die trekken één lijn. Als de burgemeester voor zou stellen om het grote oogst feest bij ons te. steunen, dan zouden de raadsleden daartegen te keer gaan. Hij kan dus veel beter zeggen, dat hij er niets voor voelt." „En de onderwijzers dan?" „De onderwijzers zullen wel uitkij ken. Ze zouden alle ouders tegen zich in het harnas jagen, want het zijn toch ook weer allemaal boerenkinde ren." Karei knikte. De zaak was duidelijk nu. Toch bleef hij haar nadenkend aanstaren, alsof er een vraag geble ven was. Ze begreep dat verkeerd, Nellie, en ze vroeg met een verlegen lach: „Snap je het nog niet?" „Ik snap het wél, maar ik kan jou niet begrijpen", legde hij uit. „Je zegt dat je vader om jou met al die be rekening in het dorp gebroken heeft en toch vindt je het leven gewoon, dat hij dit met ons allemaal van te voren berekende." „Er is zo weinig gelegenheid om anders kennis te maken", verklaarde ze moeilijk. „Dit was een kans, maar als jij Je moet dat natuurlijk zelf weten Uit medelijden was hij op dat mo ment in staat om zich gewonnen te geven. Uit medelijden en uit verlan gen om eindelijk een zekere toekomst te hebben. Nellie was er een uit dui zend, hij had dat allang gemerkt en daarin ook was hij verliefd op haar geworden. Zonder aarzelen zou hij vrijwillig in de val lopen, die haar vader voor hem gezet had, wanneer daar niet een ander meisje was, dat hem geleerd had dat liefde geen in de val lopen betekent, maar vrijwillig kiezen. (Wordt vervolgd.) <c CB ■£sf§1 01 21 G "tj P S o I I flP I H tn .p, 4) a 5 V 3 03 O .S m G G G -O cö G 5 k bO Ol - a p,s s I 8 bJ -"P S d O C/D 4) T- I *5 S 1 -r fa 25 ëgigS O M bn g 1 S Si O) v P c o a 0) 4) 4) T3 S G 3 4> - S O J3 S ill c-0 2 8)0 g O G co "ga s <D ti 4> 4->" G d cö N G ■rt s l) G h 4) ,Q ci 8) H «h bfl- 01J G C *4 »a®So R X'-Ö "o !l§i G G P G O bX) bJO;* I pv w I I I iH' «jSQ jfoÉS G >_H CD bQ *44 j i£r W c G u cu ox - 3 t- r* C CH Q co - - ca cö S j5 <D c behorende bij het ZEEUWSCH DAGBLAD van Vrijdag 11 Jan. '52 No. 2067 Uitgave van Oosterbaan Le Cointre N.V. Goes eeuu/scf/ u/eexeffD UI'I DE SCHRIFT In het kerkelijk blad „De Saam binder" schrijft ds Lamain regelmatig zijn brieven uit Amerika. Deze pre dikant is in Zeeland geen onbekende, afkomstig van Kamperland, diende njj verschillende gemeenten in Neder land voor hij naar Grand Rapids ver trok. In de brief, die wij hier bedoelen, vertelt hij, dat tijdens"een reis, die hij ondernam, zijn vrouw hem een tele gram zond, waarin hem mededeling werd gedaan, dat er bericht was in gekomen bij een der leden van zijn gemeente, dat een zoon, die in het leger was, in de oorlog te Korea was gesneuveld. De zwaar beproefde ouders, die nog maar drie jaar in Amerika wonen en afkomstig zijn uit Rotterdam, hebben nog twee andere zoons in het Amerikaanse leger. Ver derop in zijn brief vertelt Ds Laman, dat er opnieuw 60.000 jonge mannen voor de oorlog werden opgeroepen. Nu kan men lichtvaardig over zo'n mededeling heenlezen en denken: dat brengt nu eenmaal de oorlog mee. Maar we kunnen er ook even bij stil staan en zeggen: de oordelen Gods, waar Ds Lamain terecht over schrijft, gaan ook ons aan. Want niemand mene, dat het lot, dat op dit ogen blik Amerika treft, zo zwaar is, om dat dit land in bizondere mate schuld heeft en gestraft moet worden. Te recht zegt de Heiland, wanneer Hij het heeft over de omgekomen slacht offers, die stierven bij de val van een toren: indien gij u niet bekeert zult gij desgelijks vergaan We staan daar wel eens te weinig bij stil En de wereld ziet in het geheel niets van deze oordelen. Wie de kran ten naleest en naar de radio luistert of de boeken tracht bij te houden, die regelmatig van de persen komen, treft het telkens, hoe totaal verblind de mensheid is voor het feit, dat ach ter alle dingen de Here werkt. Men spreekt van politieke, economische, ideologische factoren die hun rol spe len in het wereldgebeuren, maar dat achter dit alles nog een andere Macht staat en regeert, wordt totaal gene geerd. Dat is wel het benauwende van onze dagen. In de Kerstweek zijn uit allerlei landen Kerstboodschappen uitgezon den over de wereld, en in zoverre er nog van een Kerstkind sprake was, werd dit alleen aanvaard als het goede humane Voorbeeld dat op aarde kwam, om ons te leren hoe we met elkaar vrede kunnen krijgen. Dat dit geen Kerstprediking maar Kerstloochening is, wordt niet gezien. Maar, ook al wordt het alles be heersend feit, dat Christus op aarde gekomen is om twee dingen te doen: zalig te maken en tot een oordeel te verschijnen geloochend, daarom blijft het toch als het centrale feit te midden van deze wereld staan. De komst van de Christus werkt naar twee zijden en ieder sterveling krijgt daarmee rechtstreeks te maken. Hij is gezet tot een val en tot een op standing. Niemand kan deze Steen ontlopen. Ieder vindt Hem op zijn le venspad en Hij wordt tot een Steen des aanstoots, die ons verpletteren zal of tot een Rots der behoudenis, die ons redt Wij denken de verschijnselen van het wereldgebeuren zo vaak totaal los van de komst van de Christus in het vlees. Maar wie dat doet blijft ge blinddoekt in het leven staan. Hij draait mee in de vicieuze cirkel, die eindeloos moe maakt en waarbij we tenslotte belanden bij de filosofie der wanhoop: laat ons eten en drinken en vrolijk zijn, want morgen sterven wij. Oorlog in Korea, met een weinig hoop, dat er het eind zal zijn binnen enkele maanden en dan verder een wankele hoop, dat het vrede zal wor den en misschien blijven. Wie durft het eigenlijk nog hopen? Want we weten wel beter. Korea is maar een klein kratertje op de vulkaan die aar de heet. Vandaag barst het hier uit en morgen ergens elders. Maar de vulkaan is er. We weten dat allemaal zeer goed. Zoveel realiteitsbesef is er nog wel. En nu kunnen we wel gaan speculeren en zeggen: 't zwaartepunt ligt bij Amerika en Rusland, maar we weten evengoed, dat in het lot dezer beiden wereldmachten het lot van de ganse aarde besloten ligt. Een paar wenende ouders over het droevig lot van een zoon, die 17000 mijl van huis zijn graf vindt, hun tranen raken ook ons, want heel deze wereld is door God in beweging gebracht en enerlei oordeel treft allen, rechtvaar digen en onrechtvaardigen. Er is al leen maar dit verschil: wie gelooft zegt: „De Heere is in dit alles en alle dingen moeten medewerken tot mijn bestwil en wie niet gelooft, krimpt weg in het zwartste pessimisme, ook al behoudt het gelaat zijn ijdele lach. De ganse aarde is in crisis gebracht Ik zal dan gedurig bij u Het valt toch niet altijd mee op de weg des geloofs te blijven! Ieder waarachtig kind van God zal dat heus wel eens ervaren en meema ken. De momenten van twijjel, ze zijn niet weg te cijferen! En dat doet toch heus niets af aan de echt heid van het kindschap Gods. Hier wist de psalmist Asaf ook van mee te praten. Zijn voeten wa ren bijna uitgeweken! Waarom? Om dat hij ziet op de ongelovigen en die hebben het zoveel beter dan de mensen die hun vertrouwen stellen op de Heere. Maar gelukkig gaat de dichter met zijn twijfel in het heiligdom. En daar ziet hij alles anders. Na die ervaring IS ook alles an ders geworden. Dan murmureert hij niet meer, doch gaat hij zingen: Ik zal dan gedurig bij u zijn! Wat moet dat toch iets groots zijn, als een kind van God dit zegt. Want zijn, Gij hebt mijn rechterhand gevat. Psalm 73 23. hierin ligt immers het verlangen opgesloten naar de gemeenschap des Heeren. Zo kan hij weer tegen het leven op. Zo kan hij weer tegen de moei lijkheden op. Maar kan men maar zo zeggen, dat men voortdurend bij de Heere zal zijn? Asaf zegt dan ook: Gij hebt mijn rechterhand gevat". Daar ligt de kern, waar alles om draait. Die toegestoken hand Gods is in Bethlehem geopenbaard, maar heer lijker nog op Golgotha. Daar in dat heiligdom, wacht God ep elke zondaar, op iedere twijfelaar, op iedere wanhopige. Wie verlangt naar de gemeen schap des Heeren, zal deze smaken, maar alleen in Zijn heiligdom, dus alleen dicht bij de Heere. Hij wil uw rechterhand vasthouden. Yerseke. H. B. TIMMERMAN. en wij, zonder onderscheid, hebben de keus te doen. Want de komst van de Christus in het vlees zal „de ge dachten openbaar maken". Bie ons op 't durp weunt een echt- paer met een dochtertje dat doaf is. Noe niet zoa dat 't helegaere niks ken horen, maer toch wel zoa arg, dat het niet naer 'n geweune schole ken gaen en ampart onderwies mot ha. Verleje weke kwam ze met dat meissie bie me vrouwe op bezoek. Het was verkansie en zoa doende was het meissie thuus bie der moeder. En as je dan zoa'n kind is gaedeslaet dan st'ae je der van te kieken hoe asdat ze op die schole, die inrichtingen za 'k maer is zeggen, die kinders nog van alles kennen le ren. Je ken an der spraek nog een klein bietje merken, asdat ze wat aeres is as een geweun kind, maer verstaen doet ze je bekant net zoa goed as een normael kind. Ze leest 't om zoa maer is te zeggen van je lippen of. Ze kiekt naer je mond as je wat zeit en ze be- griept bekant sebiet wat dat je zeit. Noe dat bin toch wel mooie diengen. Ik herinner me nog uut me jeugd as dat we bie ons op 't durp een ouwe vrouwe hadden, die ze doave Mietje noemenden. Dat mens liep hele dae- gen langs de weg met wat negotie en dan hieuw ze zoa'n hoorn, zoa'n schelp, za 'k maer zeggen an der oor en as je dan flink hard schreeuwende kon 't wel is gebeuren, dat ze ies van ver stong. Maer meestentieds was 't nog mis en gaf ie 't maer op of prom- berende je deur gebaeren an der ver stand te kriegen, wat dat je bedoelen de. In die tied dochten we der nog niet over dat er zo ies bestong as lippen- lezen. As je doave Mietje wat deur der schelp schreeuwende, dan keek ze nooit naer je lippen, maer dan keken der oagen naer de locht, asof ze 't daer van de wolken af kon lezen. En hoe minder ze der van begreep hoe meer dat ze jae knikkende, asof ze der aeles van begreep. Noe, zoa hoeft 't noe met meer te wezen gelokkig. Maer noe bin ik nog niet uutverteld over dat meis sie. Ze kwam met der moeder mien vrouwe en mien vraegen ofdatte me er geen zinnigheid an hadden om Zae- terdagaevend is mee te gaen naer een saemenkomst in Goes, waer de slecht horenden jonge mensen uut de omge ving bie mekaere zouden kommen. Want die ha een vereniging gesticht. Noe me vrouwe had ter wel oren naer. Ze zeit: ik wil der wel is naer toe om is te kieken wat dat ze daer klaer maeken met mekaere. Der zouw oak nog een film vertoond worde van een paer scholen waer dat die kinders les kregen. Noe naer de bioscoop gaen we nooit, want daer voelen we ons geen van beije thuus. Maer dat wouwe we toch wel is zieje. En zoadoende bin we der dan geweest. En ik mot zeggen as dat we der een goeie aevend gehad ha. Der was een daeme met een heel vrin- delik gezicht, een dokteres, as ik 't wel ha, die de film liet draaien. En toen ha we der wat van gezieje hoe datte ze die kinders leren praeten en hoe datte ze onderwies an die kinders geven, 't Was een geluudsfilm, maer 't was in een tael die ik niet verstong, dus daer had ik noe niet zoa arg veul an. Maer me vrouwe zee teugen me: de plaetjes bin dudelik genogt en daer had ze geliek an. En toen na de pauze moste we raejen naer twaelf spreek woorden. Noe dn spreekwoorden bin ik niet thuus, dus daer kwam niks van terecht. Het hoafdpries gong naer een meneer die dink ik wel meer boe ken zal ha as het boek dat ie kreeg. Maer dat gaet altied zoa, me groat- moeder zee vroeger altied, de duvel doet 't altied op een groate hoap, en dat zal hier oak wel zoa geweest ha. Maer affien, daer kwam we oak niet veur en de mooie tegeltjes, eigen handwerk, van de slechthorenden, mochten der oak wezen en daervan ha we der een paer veur 'n zacht priesje mee naer huus genomen. En noe staen ze te pronken op de schoorsteen mantel. Maer wat oak mooi was, dat was het speulen van de jonge mensen met mekaere. Het gong op de maat van een fluut. Noe, der mankerende niks an. Geen sterveling zou ha kennen zeggen, asdat ze slecht van gehoor wasse En noe zei je vraegen, maer waer- veur diende dat noe allegaere? Wel, de bedoeling was om de vereniging wat groater te maeken. Ze willen al le slechthorenden van jeugdige leef- tied bie mekaere bringen in een ver eniging en dan gaen ze samen der op uut as 't zeumer is, wandeltochten maeken en fietstochten om zoa met. mekaere een gemeenschap te veur- men, zoadatte ze der eigen niet meer zoa allenig voelen Ze kommen oak in de winter bie mekaere en doen dan an handenarbeid, gezelschapsspelletjes en al dat gedoe meer. En zoa willen ze het contact met de geweune we reld zoaveul meugelik in mekaere zetten. Noe, ik begriep asdat dat een goed ding is. Mensen die slecht ken nen horen of heïegaer niks horen, bin geneigd der eigen terug te trekken uut de gemeenschap en dat bringt tot ongelokkig leven. En mien vrouwe en ik ha op deuze aevend gezien dat dat heïegaer oak niet neudig is. Maar dan mot er saemenwerking wezen. Dat spreekt vanzelvers. Noe, de meneer die er de leiding had, verstaet die kunst. Hie heit begrip van wat er in het le ven van een doaf mens gaende is en hie ken er leiding an geven. Daerom bin ik blied, dat zukke din gers er teugeswordig kennen wezen. Vroeger wierde zukken mensen veuls te veul an der eigen overgelaeten en mensen as doave Mietje waeren eige- lik raeriteiten op 't durp. Ze hoaren- den der niet meer bie, bleven an de butenkant van 't leven staen. En dat zoa ies heïegaer niet noadig is, dat ha ik noe is dudelik gezieje. En daerom ha ik geen spiet van me aevend. En as ter somtieds doaven of hardhorenden bin, die dit lezen, dan motten ze maer is an de secre taresse schrieven, mej. C. Meeuwse, Wijngaardstraat 47 te Goes Die ken der wel meer van vertellen. En noe tot de volgende weke men sen. Julder FLIP BRAMSE. I J4» I l I I I I fl) lag "■"'TPS 8-°

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1952 | | pagina 5