iliMMMiEi
6^p n }S!M
•QM^aHM. HDSAmaaz x.
De Vrijheid
„Emmanuel Met ons de Heere!
dihïcT?/?. c/e
*i9SS TViaO 13H
ïuaaM. Uapaoj^ 'juaaM az ug
„isuaSuot aq 'Sep ajapai 'uapaqaS
uio ja uaqqaq a/^ qaM ;aq jsi/a qi
'noz uauioq at jep jstm qj 'Snaaj jaaAt
•uajnp uaAa Sou
jaoui qnpg qa 'uaja^sirq ua uaqfrq
isjaa !uee3uautnq ftq\ez sqeJts
••••uaqfrq 'uaqfrq taoui
ui ^saaj si ïaH '[iq }neg dojqooH
•uaSSq jaour qnqos uftz jbbm
'sjBEid ap ibbu jaaoA aip 'qfrp aqnuis
aginq ap jsao ftq ■p?B§ nu *nu ug
6 bu;6B,£
ÜS6i *»Q IZ te&PA
Vrijdag 21 Dec. 1951
T ZEEUWSCH WEEKEND.
Paerna 8
Verloren in de ruigte van riet en
biezen, ergens in het wijde waterland,
ligt een schuit, verroest, onttakeld.
De mast is gestreken, de vleugel is
een verrafeld, kleurloos stompje ge
worden.
Het mooie, diepe rood van de romp
is verdonkerd; een dikke modder-
streep loopt van voor tot achter langs
de gehele zijkant, over de gehavende
zwaarden, over het gehavende roer.
De plecht is roestig, evenals de lier,
waarmee het zeil wordt opgedraaid.
Nauwelijks leesbaar is de naam op
het zijboord: VERWACHTING.
Alleen in het kleine roefje met de
twee raampjes is leven. Maar luid
ruch'.ig is het niet.
Onttakeld is de verwachting.
Eens, ja eens, heeft hij gevaren,
het tuig hoog in top, de schoot van
het zeil strak gespannen. Eens heeft
hij, voortgejaagd door de Noordwes
ter, de golven kapot gebotst met" zijn
harde, brede kop.
Toen stond er een schipper aan
het roer, een jonge schipper nog, zijn
bonker strak om zijn vierkante
schouders, zijn pet diep in zijn ogen,
zijn handen in stevige greep om de
helmstok van het roer, zijn mond
vast gesloten, zijn klompen geplant
op de achterplecht, alsof ze er aan
vastgegroeid waren.
Hij, de jonge schipper, voer de Ver
wachting door de bolle bries van de
lente, door de zachte zoelte van de
zomer, door de stormen van de
-herfst, door de bijtende vlagen van
de winter, als de stuifsneeuw hem om
de oren joeg, als het overkomende
buiswater de plecht glad deed wor
den als spek en het touwwerk ver
stijfde
Zo heeft hij gevaren, de Verwach
ting, toen de schipper er nog was.
Toen is Hein geboren in het kleine
roefje achterop.
En na hem zijn er nog twee zusjes
gekomen, Lena en Liesje.
Ze hebben leren lopen in het klei
ne roefje en op de luiken, maar dan
gebonden aan een touw, om niet in
het water te vallen.
Ze zijn in slaap gezongen door het
oude, eentonige, ijl-fijne wijsje van
de koperen ketel op het kleine for
nuis.
Zo hebben ze blij gevaren op de
kleine schuit Verwachting, de jaren
door, Vader, Moeder, Hein en de
zusjes
En nu?
Hoe komt het, dat nu de schuit ligt
te roesten tussen riet en biezen, roer
loos. dood, willoos rijzend met de
vloed, willoos dalend met de eb, 's
winters in de harde greep van het
ijs, 's zomers, omruist door Hollands
windezang in riet en biezen? Hoe
komt het?
Een vijand is in het land gevallen.
Die heeft overal de blijheid weggeno
men. Ook op de Verwachting.
De vijand is aan boord gekomen.
Hij heeft gezegd, dat Vader voor hem
moest gaan varen. Vader heeft de
vijand recht in het gezicht gekeken.
Zijn grijze ogen waren hard als het
ijzer van de schuit.
Mooie woorden heeft die vijand ge
sproken. Maar Vader heeft zijn hoofd
geschud. Neen.
Mooie aanbiedingen heeft die vij
and hem gedaan. Vader zou veel geld
kunnen verdienen. Maar hij heeft
zijn hoofd geschud. Neen.
De vijand heeft hem bedreigd met
wegvoering, gedreigd met de dood.
Vader heeft zijn hoofd geschud. Neen.
Hein heeft het alles gehoord en
gezien, Hij stond bij Vader, de han
den in de zakken.
Toen, op een dag, dat de schuit
werkloos lag, is hij weer gekomen, de
vijand. Toen heeft hij Vader meege
voerd.
Moeder heeft 'geschreid.
Hein, die al een kerel van negen
jaar was, heeft zijn vuisten gebald.
De zusjes zijn angstig weggescho
len achter Moeder.
Vader is weggevoerd. Waarheen?
Moeder weet het niet. En Hein weet
het niet en.... niemand weet het.
Moeder is met haar drie kinderen op
de schuit gebleven. Wonderlijk, de
vijand schijnt die schuit vergeten te
zijn
Een jaar later is de vijand versla
gen.
Velen zijn teruggekeerd uit de
vreemde.
Van velen is een bericht tot vrouw
en kinderen gekomen, een bericht van
leven of dood.
Van Vader is geen bericht geko
men.... nietsLeeft hij nog?
Het is Kerstavond.
Een miezerige regen siepert neer,
Door het land van water, riet en
biezen, over een smalle dijk, gaat een
man, alleen.*...
De korte, grijze, troosteloze dag is
langzaam weggegleden in het sche
merdonker van de avond. Ergens
achter het dikke wolkendek moet de
maan staan, bijna vol. Daarom is het
niet helemaal donker.
De man kent deze weg, hoewel het
ruim drie jaar geleden is, dat hij
hier ging.
Ruim drie jaar geleden.
De vijand heeft hem weggevoerd
naar het Oosten, ver weg.
Daar heeft hij voor die vijand moe
ten werken. Totdat.totdat er an
dere vijanden kwamen.
O ja, eerst leken het vrienden. Hij
werd bevrijd. Toen was de vreugde
groot in hena. Warit.... hij zou naar
huis teruggaan, natuurlijk.
Maarhij ging niet naar huis.
Hij werd meegevoerd, nog verder
naar het Oosten, al maar verder nog,
door eindeloze vlakten, langs ver
woeste steden, over grote rivieren, al
maar verder. En met zich mee nam
hij het grote verlangen naar vrijheid,
naar zijn vrouw en kinderen, naar
zijn schuit, naar het wijde, vrije wa
ter; het verlangen naar Hollands bre
de stromen.
Ook daar in het verre, vreemde
land moest hij werken voor wie nu
zijn vijanden waren. Zijn voedsel was
schraal; zijn kleren versleten. Het
verlangen weende in zijn hart.
Hij schreef brieven naar de kleine
schuit Verwachting. Maar hij kreeg
geen antwoord. Hij wist niet,, dat zijn
brieven niet verder kwamen dan het
postkantoortje van het' dorp, waar hij
als slaaf was heengesleept.
De korte, hete zomer ging voorbij.
En ook de lange, ijzige winter. Twee
maal werd het Kerstmis. Tweemaal
ging het „Vrede" over „een wereld
verloren in schuld".
Hij bad, bad vurig. Hij bad in ge
loof, want hij wist, dat ook voor hem
Gods Zoon eenmaal lag in de kribbe.
Hij wist, dat ook voor hem Gods
1 Zoon eenmaal hing aan een kruis op
Golgotha. Dit weten hield hem staan
de, door alle leed en heimwee heen.
Totdat er een blij bericht tot hem
kwam in dat verre, vreemde land.
Toen groeide de hoop weer heel
groot in, zijn hart. -
Hij was niét vergeten. Natuurlijk
was hij niet vergeten.
De liefde had het ijzeren gordijn
doorboord.
Voor de liefde bestaat immers geen
ijzeren gordijn?!
Eindelijk, eindelijk mocht hij weg,
naar de Hollandse gezant. Die heeft
hem gevoed en gekleed. Die heeft
hem, o hoe was het mogelijk, 'een
plaats in een vliegtuig gegeven. Was
dat, omdat men wist, hoe groot zijn
verlangen was, het verlangen, dat
vleugels hebben wil?
Met de trein is hij in het dorp ge
komen, waar in de buurt de Ver
wachting liggen moest. In het dorp
heeft hij gevraagd.
door A. M. WESSELS.
Het is de avond vóór Kerstmis in
bet jaar 1838.
Door de Lange Delft te Middelburg
lopen twee heren in ernstig gesprek ge
wikkeld. Zij zijn.de politiecommissaris
en de President van het Gerechtshof.
In weerwil van de koude blijven ze tel
kens stilstaan en dan passeren zij de
Grote Markt, waar de Kerstdrukte het
grootst is. Spoedig zijn ze op het Hof
plein, waar ze het gerechtshof binnen
gaan en dan begeven zij zich recht
streeks naar de kamer van de Presi
dent.
„Ik ben benieuwd, zegt deze, of we
resultaat zullen boeken. Hoe langer ik
er over nadenk, hoe minder mij de hele
zaak aanstaat".
„Dat is ook mijn persoonlijke mening.
Half Walcheren is in onrust. Maar wet
is wet. En die moet nu eenmaal opge
volgd worden", is het oordeel van de
politiecommissaris.
„Zo is het", beaamt de president. Hij
belt en de bode verschijnt in de deur
opening.
„Zorg ervoor dat dominéé Budding
zo spoedig mogelijk hier verschijnt. Wij
willen hem spreken", beveelt de presi
dent.
„Goed, mijnheer de president. Moeten
de andere Rechtsheren verwittigd wor
den?" vraagt de bode.
„Neen, het is voor een privé onder
houd".
De president schrijft even een kort
briefje aan de directeur van de gevan
genis, drukt er een stempel op en geeft
dit aan de bode en snel gaat deze zijn
opdracht uitvoeren.
Het gerammel van sleutels dringt
door in de donkere cel, waar dominéé
Budding en zijn kerkeraadslid Johannis
de Jonge de „Hemelse bakker" uit
Goes zitten opgesloten.
Op het horen van het gerammel kij
ken zij naar de deur. Het is de cipier,
die binnenkomt. Hij staat in de deur
der cel en commandeert: „U moet voor
de President verschijnen, dominéé! Ga
mee!"
„De Jonge ook?" vraagt de predi
kant.
„Neen, u alleen zijt opgeroepen", ant
woordt de bode.
Een lantaarn hangt in de linkerhand
van de man en een sabel in een lederen
schede bengelt aan zijn gordel.
Met een zucht staat dominéé Budding
op en volgt de cipier. Zijn ogen knippe
ren tegen het licht van de lantaarn.
Ds Budding's gelaat heeft een leem-
grauwe kleur gekregen tussen de be
nauwende muren van de kleine cel..
„Ik ben er verwonderd over, dat er
op de avond voor Kerstdag nog zitting
is", merkte hij op.
„Daar heb ik ook nog nooit van ge
hoord' antwoordt de cipier. „Misschien
laten ze u wel vrij. 't Is geen mooi
vooruitzicht met de Kerstdagen in zo n
hok te zitten. Maar dat doet u zichzelf
aan. U kunt een betere cel krijgen
als u maar betaalt".
Langzaam loopt de predikant voor de
mopperende^ cipier uit
„Als u maar betaalt
Ja, maar dat is juist wat ds Budding
niet wil. Veertigduizend gulden boete
moet hij met gevangenisstraf opknap
penVeertigduizend guldenwe
gens verkondigen van Gods Woord, v.oor
meer dan negentien personen
Een klein deel der boete is reeds
„geind". Ds Budding stond er bij, toen
zijn huisraad zelfs kopjes en scho
tels, ja zelfs zijn kousen onder de
hamer gingenOp Zondag n.l., om
de gelovigen het terugkopen te beletten.
Maar ds Budding is niet ontmoedigd
door deze vervolging. Hij vertrouwt op
's Heren beloften, dat zijn brood en wa
ter gewis zullen zijn en hij weet dat hem
niets vreemds overkomt, 't Is voorzegd!
Terwijl velen zich voor een koopje in
het bezit van zijn huisraad stellen, ver
trouwt ds Budding zich met al het zijne
de Here toe en zingt Ps. 27 3 Psalmen
in de nacht!
Maar veertigduizend gulden! Die
moeten er komenof celstraf.
18 Juni 1838 arresteert men in Goes
de Leraar met Johannis de Jonge en
sluit hefl in de gijzelingskamer van het
Stadhuis te Goes op. Bij het horen van
dit ongehoorde feit is een moment heel
Goes in onrust en de Grote Markt is
zwart van het volk. En wanneer de
mensen de gearresteerden Ps. 84 horen
aanheffen, zingt 'n grote schare mee
Daar de Justitie dergelijke manifes
taties niet gewenst acht, brengt men
de gevangenen naar Middelburg óver,
waar ze in een vuile cel worden op
gesloten. Op de muur bevindt zich een
korst van wandluizen en dat is ook 'n
beproeving. Telkens bidden ze, dat ze
geen last van deze dieren mogen heb
ben.
■qaaM apuagfOA 10X \,HAHcI3Z"
ap uba paq aqfqiaaq }aq u; uajsnJ
at ftur qi 3ai ua puoab taq st uarp
-uakog -uaAataq at Siuibm jarq rba
ja 'taz qr oz 'jeejq 'SBMaS qostdojj
gBisaq pp jbbt "ftq Ja qiaur 3MnE[
ap uba 'tsaj ap uajaoj puajnpt-iooA
japuo 3aoA ua iBBqos ap ut qoo pp aoa
•jaqtns aftaaq uaa taui jeeqiaofA tsig
ap qeepi 'st iïtpiaoA uaAa jaaui }aq fc
'QN3MHHAV HDSAM1H3Z X
IS6I -33a IZ Bep.'HA
Vrijdag 21 Dec. 1951
T ZEEUWSCH WEEKEND.
Pagina 5
ALS DE KINDEREN....
Er wordt met recht en reden ver
wacht dat je de peuters elke dag een
lepeltje wetenschap te slikken geeft.
Dat probeer ik ook te doen, maar het
is eveneens waar, dat ook ik tracht
elke dag een hapje wijsheid te ver
orberen, en dan een wijsheid, die ik
via mijn leerlingen bekom. Vooral met
de Bijbelse geschiedenis is dat het ge
val. Ge begrijpt, dat ik nu niet doel op
de voorbereiding voor het „eenvou-
gaat God zelf zorgen dat de mensen
het te weten komen.
Opeens gaat Hans' vinger omhoog.
„Juffrouw, deur de radioDat
hebbe ze voor Sinterklaas ook ge
daan."
Even schokt het me. Weer een nieu
we moeilijkheid. Nee, niet die radio,
maar wel het gelijk schakelen met
Sint. In mijn hart geef ik weer die
ouwe doorgewinterde gepensioneer
de schoolmeester gelijk, die me bij de
aanvang van m'n werk waarschuwde:
„Kind, bereid je altijd goed voor met
je vertelling, maar je zult toch nog
wel ervaren, dat al vertellende de
vragen zich opstapelen."
Ik ga vertellen, dat God zijn knech
ten, de engelen, uit de hemel stuur
de om de boodschap aan de mensen
te brengen over dit Kindje. De her
ders krijgen die het eerst te horen,
maar zij moeten het dan verder gaan
vertellen, als ze gezien hebben in de
stal dat de boodschap echt waar was.
Ze moeten het dan aan alle mensen in
Bethlehem gaan zeggen. Het is ver
drietig, maar die mensen in Bethlehem
hebben lang niet allemaal de bood
schap van de herders willen geloven.
Dat is zo erg, want als je niet in die
boodschap gelooft, kun je ook niet in
de Here Jezus zelf geloven. En God
heeft gezegd, dat Hij niet naar je
luisteren wil, als je niet in het Kindje
en daarom ook later als het groot
geworden is, niet in de Here Jezus
gelooft.
Dat is heel erg. Ik zie Henkie diep
nadenken. Aarzelend gaat zijn vinger
tje omhoog. „Ik geloof het wel 'oor
juffrouw." „Tuurlijk", zegt Dineke
vol overtuiging, „as de engeltjes het
hebbe gezeit van de Here
Dan voel ik opeens de diepte van
het Woorcf van de Heiland: „Als ge
niet wordt als de kinderen...." Zo
maar heel, heel eenvoudig zeggen:
„Natuurlijk, want het was de bood
schap."
dige Bijbelse verhaaltje", zoals eens
iemand me zei. Dat doe je natuur
lijk terdege, maar veel leer ik uit de
reacties, die ik zie en hoor onder het
vertellen en ook van de weergave, van
mijn vertelling, die ik de volgende
dag steeds te horen krijg. Kinderen
verwerken alles op hun eigen manier
en ze bezien de zaken vanuit hun
eigen bekende wereldje. Daarmee
moet je rekenen. Kerstvertelling,
„draai ik m'n hand niet voor om",
volgens sommigen, gegevens genoeg.
Een klein Kindje, herdertjes, een stal,
engelen. Toch blijf ik het ook moei
lijk vinden, want hoe jong mijn hum
mels nok nog zijn, toch wil ik ze iets
laten zien van het verband tussen
hemel en aarde, tussen het kleine
Kindje en de volwassen Heiland, die
straf ging dragen. Toch, ondanks het
moeilijke, verlangde ik er weer naar,
want ik weet toch ook niets mooiers.
De laatste dag voor de vacantie is
altijd al een beetje feest. Natuurlijk
vertel ik 's morgens. Maar in de" mid
dag doe ik het weer. Dan komt pas
de Kerstvertelling. Het laatste half
uur gezamenlijk zingen. Dat wil de
baas graag. Het is ook best. Maar
daarvoor ons eigen feest in dè Kerst
vertelling. Daar zitten ze voor me.
Haast vier dozijn. De armpjes extra
stijf over elkaar. Gereed om te luis
teren. Echt knus. De beloning voor
mijn dubbele voorbereiding heb ik al
beet, als ik al die verlangende stra
lende kijkers voor me zie.
Er is een Kindje geboren. Daarvan
zal ik vertellen. Vingers gaan om
hoog, Ze weten het immers wel. De
Here Jezus. Best. Nu kan ik het woord
weer krijgen. Het is allemaal nogal
armelijk rond dat Kindje. Jozef en
de moeder Maria zijn arm en dan komt
er ook nog bij dat ze op reis zijn.
Maria heeft alleen het allernodigste
maar bij zich, voor het Kindje dat de
Here hen zal geven. Ze waren op
reis net in Bethlehem aangekomen.
Jozef en Maria probeerden in een
beetje prettig huis een plaatsje te
krijgen. Maar dat ging niet. Iedereen
had al visite, die bleef slapen. Jozef
en Maria werden er verdrietig van.
Ze bleven maar zoeken, eindelijk bui
ten de stad, daar vonden ze een
plaatsje in een stal. Daar gaf de Here
het Kindje aan hen. Maar verder wist
niemand er iets van af. Het was nacht
.en al zouden de mensen het weten,
wie .zou er dan nog veel over praten.
Het gebeurt immers zo dikwijls, dat
er in een klein en arm huisje een
kindje geboren wordt. En toch alle
mensen móéten het weten, dat juist
dit Kindje geboren is. Ze moeten het
beslist weten. En dan vertel ik heel
eenvoudig van het grote werk, waar
toe dit Kind op aarde kwam. Dan is
het wel duidelijk dat alle mensen zeer
beslist .moeten weten dat er in die
stal een Kindje was geboren. Maar
hoe zullen ze het te weten komen?
Als een paar mensen de andere dag
zullen horen, dat er een Kindje is,
nu ja, dat hebben ze wel meer ge
hoord. Jozef weet het wel en Maria
weet het ook wel. Maar die kunnen
het nu niet gaan zeggen. Maria moet
bij het Kindje blijven en Jozef kan
het ook niet alleen laten in die
vreemde stal. En al zouden ze het
vertellen, zouden de mensen dan het
nog wel geloven, dat het met dit
Kindje iets bijzonders was. Gelukkig
Ds P. Huet, de predikant-dichter,
in het Goese land geen onbekende (er
lopen nu nog allerlei verhalen van
hem, oude herinneringen, waaruit
blijkt, hoe groot de plaats wel was,
welke hij innam bijhet kerkvolk)
mocht eens óp' Kerstdag een zoon ge
boren worden. Dat was in 1862. Hij
gaf dit kind de naam van Pièrre Em
manuel, een veelzeggende naam. En
daar hij ook dichter was, vervaardigde
hij op de geboorte van dit kind ook
eens vers, waaruit wij hier enkele cou
pletten overnemen. Het hele gedicht is
helaas daartoe te lang. Maar de verzen
die gij hieronder lezen kunt, zijn type
rend voor wat er leefde in deze predi
kant, die een zo veel bewogen leven
achter de rug had. Hier volgen ze
dan:
Gij hebt, o eenige Bron nan lenen!
In eindelooze goedigheid,
Ook ons een kindeke gegeven,
Ook mij de vadervreugd bereid.
En, op den dag toen wij herdachten
Hoe Ge in den heuchlijkst' aller
[nachten
In Bethlehem's stal geboren waart,
Hebt Ge ons in dubblen zin doen
[hooren:
„Een kind, een zoon is ons geboren",
O Zoon van God, eens kind op aard'.
Was 't naar Uw wil, toen in die stonde,
In mijn en 't moederhart te zaam,
De toensch ontstond of was het
[zonde?
Dat 't mocht genoemd zijn naar Uw
[Naam?
Emmanuel: Met ons de Heere!
Aan u alleen de Middelaars-eere,
Geen andre Emmanuel dan Gij!
Maar 't was een beê, dat Ge als vóór
[dezen
Met ons, ook met ons kind woudt
[wezen.
Ons zoontje U toegeheiligd zij!
fóoeMeófneMng.
„Sterrengids 1052". Uitgegeven
in opdracht van de Nederlandse
Vereniging voor Weer- en Ster
renkunde en samengesteld door
Dr J. J. Raimond Jr., Dir. van
het „Zeiss-Planetarium Haagse
Courant". Uitgave J. B. Walters
N.V. te Groningen.
Een uitnemende Sterrengids, aan
de hand waarvan liefhebbers van het
hemelruim zich kunnen oriënteren in
al wat de sterrenhemel in 1952 aan
bijzonders zal te zien geven. Deze
gids is voorzien van 12 sterrenkaar
ten, plattegrond van de sterrenhemel
en licht ons in over belangwekkende
hemelverschijnselen in 1952, vertelt
van de vier heldere manen van Ju
piter en bevat vele wetenswaardig
heden en tabellen. Alles op goed pa
pier en voor de luttele prijs van f 2.90.
Ons dunkt hiervoor is elke aanbeve
ling overbodig!
„Inleiding tot het Christelijk
geloof", door Ds J. M. van Min
nen. Uitgave N.V. W. D. Mei-
nema te Delft.
Een handig boekje ter inleiding in
de Gereformeerde geloofsleer, voor bui
tenkerkelijken, objecten van evangeli
satie, bespreking in bijbelkringen,
jeugdorganisaties enz. Het is eenvoudig
en concreet. Met alles wat er in ver
teld wordt zal ieder, die prijs stelt op
de naam gereformeerd, het niet steeds
eens zijn. Wanneer op pag. 81 verteld
wordt, dat we op grond van de belofte
Gods de kinderen rekenen bij de ouders
en dus alle gedoopten voor kinderen van
God houden, is dit een conclusie, waar
toe de gereformeerde belijdenisgeschrif
ten geen aanleiding geven. Wat in de
doop verzegeld wordt, is Gods belofte,
niets meer. De doop zegt volstrekt niets
over de staat van de gedoopte en we
hebben hen dus ook „nergens" voor te
houden. Wanneer de schrijver maar
deze heel eenvoudige lijn der gerefor
meerde vaderen had vastgehouden, had
hij ook nooit behoeven te spreken van
een „mysterie bij de doop", en dat
woord zelf als titel boven 'n paragraaf
te zetten, want de sacramenten zijn er
juist om klaarheid te verschaffen. Een
voudige tekenen bij het Woord van God.
Dus juist om alles wat op mysterie
lijkt uit ons geloofsbewustzijn weg te
vagen. Op dit punt zullen dus wel de
meningen uiteengaan. Maar dat neemt
niet weg, dat er mooie dingen in dit
handige werkje staan.
„Ons Gebed", door Prof. Dr S.
U.. Zuidema. Uitgave van T.
W ever te Franeker.
Met groot genoegen hebben we dit
mooi uitgevoerde werkje gelezen. Het
is heus geen cliché-uitdrukking wan
neer wij zeggen: hier Was nu werkelijk
behoefte aan. Het gaat helemaal terug
op het Woord van God en vertelt cms
hoe wijbidden moeten. Prof. Zuidema
neemt inzake het sacrament ook stel
ling tegen wat ds van Minnen hierover
schrijft, (zie wat we hierboven hierover
schreven).
Prof. Zuidema zegt op pag. 101: „De
Doop en het H. Avondmaal bedoelen
immers niet anders, dan ons persoonlijk
de „beloften" van Zijn Woord aangaan
de de weldaden van het Nieuwe Ver
bond te verzegelen. Ze zijn buiten Zijn
Woord van generlei waarde, en ze wij
zen ons naar dat Woord terug
Dat deze dingen zeer nauw luisteren,
ook in verband met ons gebedsleven,
toont de auteur breedvoerig aan.
We zijn heel blij met dit gulden boek-
ske en wensen het in brede kring een
geïnteresseerde lezersschaar,
De uitgever zorgde voor een passend
gewaad, een mooie, smaakvolle, stem
mige linnen band.
Van harte aanbevolen.
„Kunst en Leven", door J. flf.
van de PolSchokking, Onder
wijzersboekje en Leerlingen
boekje. Uitgave J. B. Wolters.
Twee werkjes, die we van harte aan
bevelen. De kinderen op de lagere
school van 10 tot 13 jaar iets over
Kunstgeschiedenis bij te brengen is
moeilijke onderneming. Toch is het te
prijzen, dat iets meer aandacht aan dit
vak besteed wordt. In het buitenland
kan het, waarom kan het niet bij ons?
We raden kennisname van deze volko
men op de praktijk ingestelde boekjes,
gaarne aan.
„Optimale BelastingdrukRe
de uitgesproken bij de aanvaar
ding van het ambt van Hoog
leraar aan de Rijks Universi
teit te Groningen, door Dr P. C.
v. Traa. Uitgave J. B. Wolters.
Een onderwerp, dat wel onze belang
stelling hebben zal. We zullen volstaan
met hier te releveren de conclusie
waartoe deze Hooggel. komt: „Wij zijn
daarmee tot de conclusie gekomen, dat
mits de Staat het gehele economi
sche bestel onder zijn leiding neemt
er nagenoeg geen grenzen behoeven te
zijn voor de belasting druk. Hoever de
overheid met belastingverhoging mag
gaan en haar activiteit mag uitbreiden
is een vraag, die haar beantwoording
vooral zal moeten vinden in de politieke
sfeer. Want het is niet in de eerste
plaat- de economische wetenschap, die
de opdringende fiscus een dwingend
halt kan toeroepen, maar wel de voor
keur voor het behoud van de huidige
maatschappij-structuur met de hier oog
aan verbonden vrijheden. Mocht men
echter aan een stelsel van geleide eco
nomie de voorkeur geven, dan zijn er
kortere en betere paden, die daarheen
voeren dan de moeilijk begaanbare en
weinig aantrekkelijke fiscale weg
Het oordeel is wel vernietigend over
de huidige regeringspolitiek!
Men neme er kennis van.