Bij ons Bniis
©ie yichfyeJl^ <M&buunt
Hier tiert een zieke geest.
s-g&Sl
(T
Ons
TatnitkMact
ONS FEUILLETON.
re
Hoog. in S-ci-di hand.
Vrijdag 19 October 1951
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
het liefste, lezen of sommen maken?
A. D. G. te Middelburg. Je keurige in
gepakte inzending is goed overgekomen.
Dat had je met zorg gedaan. Filo Fop
te Oudelande. Je inzending kwam goed
over. Druk aan het werk in de boom
gaard? Volgende keer een langer brief
van me. Adamson te Oudelande. Ik wil
de, dat ik ook kon figuurzagen. Pas
maar op.Zwartoogje te ïholen. Ben je
heus een zwartoogje, of heb je die
naam zo maar eens gekozen? Leuk dat
met ons meedoet. Sneeuwklokje te Wol-
faartsdijk. Op zo n manier wordt Aard
rijkskunde nog een pretje. Ik denk, dat
je zo een les wel gauw leert als je er
alles van gezien hebt. Zo kom ik met
plezier weer op school terug hoor. Wat
een late uitgaanster ben jij. Had je
geen slaap de andere dag? De jonge
professor te Coljjnsplaat. Op het ogen
blik ben jij de enige familie van me in
Colijnsplaat. Laat me dus maar niet in
de steek, want dan zou ik geen adres
hebben om eens aan te komen, als ik in
de buurt ben en dat is niet leuk. Nu ik
al die vissen voor me zie, krijg ik heus
trek in zo'n grote moot. Lust je ook zo
graag vis? Ja.mie F. te Biggekerke. Nu
je toch met onze familie meedoet, had
je me toch wel eens wat van je zelf
kunnen vertellen. Ik weet graag wat
van mijn raadselfamilie. Doe je dat een
volgende keer?
De oplossingen zijn:
I. UtrechtHoornAssenEmmen
Baarland.
II. Putpotpetpit.
IH. Barend Arend.
Nieuwe raadsels:
I. Zoek uit elke zin een woord, dan
krijgen jullie een bekend spreekwoord.
Ik voel me nu beter dan gister.
Een uur geleden zag ik Jan voorbijgaan.
Je hebt je appel maar half opgegeten.
Geef dat zieke kind toch een ei.
Ik kom je dan halverwege tegemoet.
Heb je al een hele les af?
Waarom heb je die lege doos niet weg
gegooid.
Deze dop past niet op die fles.
II. Wie gaat uit en blijft toch thuis?
III. Verborgen vruchten.
Die knappe Leen heeft nu toch maar
een- dikke fout gemaakt.
Raap eerst die rommel op.
Help ruimte maken, dan kan die kast
daar staan.
Ik heb lekker slagroom gegeten.
De oplossingen kunnen tot Zaterdag
27 October, met vermelding van naam,
voornaam (ook schuilnaam, als je die
hebt), leeftijd en adres worden gezon
den aan Tante Truus, Redactie
Zeeuwsch Weeend, Goes.
De trotse zal liever verdwalen dan
de weg vragen.
Oplossing probleem 16:
1. Dc6t
2. Pe6t en mat.
Lc6
Correspondentie uitsluitend te richten aan:
J. Joosse, Eigenhaardstraat 6, Middelburg.
Stellingen.
Elke stelling in een schaakpartij
heeft zijn kenmerken, de één wat meer
als de ander. Het in verband brengen
van de verschillende kenmerken lei
den ons tot een plan en het vinden van
de goede zet. De moeilijkheid is nu de
kenmerken te zien, en om deze te zien
moet men ze kennen. Er zijn er heel
wat; b.v. zwakke pion, zwakke pun
ten, ongedekt stuk, dubbelpion, ver
zwakte Koningsstelling, betere ont
wikkeling, materieel overwicht, open
lijnen, loperpaar, vrije pion, enz., enz.
Bekijken we nu de volgende stelling
eens. Wit: Kgl, Dc2, Tf3, Tal, Ld3,
Lb2 en Pe4, pionnen: a2, c4, d5, f4,
g2 en h2.
Zwart: Kg8, Dd8, Ta8, Tf8, La6, Lb4
en Pb6, pionen a7, c5, d6, f6, g7 en
h7. Wit aan zet.
Wanneer nu de vraag gesteld werd:
wie staat beter?, is deze vraag niet
Zwakkelingen verbeelden zich al
tijd te veel van de kracht der slagen,
die zij toebrengen, omdat zij haar af
meten naar de inspanning, welke die
slagen hun hebben gekost.
De ware rouw is te leven, zoals de
dode dat zou begeren.
En, zijn er in dit oude stadje
ook nog beroemdheden geboren?"
„Voor zover as mijn heugenis strekt
benne der hier allenig maar kleine
kindertjes geboren, m'nheer
moeilijk te beantwoorden. In deze stel
ling valt op:-de goede opstelling der
witte Torens, vooral Tf3; daartegen
over doen Ta8 en Tf8 niet veel. Dan
de goede stelling van Pe4 en de slechte
van Pb6, de goed gerichte lopers b2
en d3 op de Zwarte Koningsstelling.
De terreinvrijheid van Wit. Als we dit
bekeken hebben gaan we eens na hoe
Wit verder zal gaan, b.v. Th3 of Tg3
en daarna Tafl komen in aanmerking;
maar dan zien we de ongedekte, dub
bel aangevallen pion h7. Dit brengt
ons op het idee tot een directer aanval
door Pg5 en we proberen eens.
1. Pe4—g5 f6Xg5
(Zwart moet hier wel slaan, anders
volgt Pa6 enz.).
2. Ld3Xh7 Kg8—h8
(Kf7 is nog gevaarlijker. Probeert U
maar eens).
3. Lb2Xg7f Kg8xg7
4. Dc2—g6t Kg7—h8
5. Tf2h3 Dd8d7
(Op Lc8 volgt Lg8, Lh3, Dh7 en mat).
6. Lh7—g8 Dd7Xh3
7. g2xh3 Tf8—f7
8. Lg8 X f7 en Wit wint.
Ladderwedstrijd.
Probleem 17. (Zie diagram 17).
Wit: Kf3, Dc6, Ld4 en Thl, pionnen:
a2, c3, d5, f2 en h4.
Zwart: Kf7, Dc4, Th8 en Pd7, pion
nen: a7, c5, d6, e7 en f5.
Zwart aan zet wint. Mat in 4 zetten
of Damewinst. (3 punten).
Probleem 18. (Zie diagram 18).
Wit: Kgl, Dd3, Th4, Tfl en Lc2,
pionnen: a2, b3, c4, g2 en h2.
Zwart: Kg8, Dc7, Td8, Td4 en Le8,
pionnen: a7, b7, c5, e6, g7 en h6.
Wit aan zet wint. Mat in 4 zetten.
(3 punten).
Oplossingen in te zenden tot uiter
lijk 29 October a.s.
Hier volgen nog de oplossingen var
de problemen 13, 14, 15 en 16.
Oplossing probleem 13:
1. Te4b4 (Sleutelzet).
Oplossing probleem 14:
1. Pg5e6f Kd8c8
2. Pe6f8f Kc8b8
3. Pf8—d7t Kb8c8
4. Pd7—b6f Kc8b8
5. Df5c8t Th8xc8
6. Pb6d7t en mat.
Het zogenaamde stikmat.
Oplossing probleem 15:
1. a2a3 Pa6
2. Lc6 en Zwart geeft, op.
Correspondentie: Beste Wim te Goes.
Hartelijk welkom in de rij der oplos
sers. Zend maar geregeld in hoor, ook
al denk je dat ze niet goed zijn.
De heer C. B. te Tholen ontvangt
wel bericht. Even geduld a.u.b. Ik
hoop uw oplossingen ook te mogen
ontvangen.
De heer J. B. te Kapelle. De oplos
singen worden als regel in de volgen
de rubriek bekend gemaakt. Zie de
oplossingen in dit nummer.
En dan nog een vriendelijk verzoek.
Wenst men schriftelijke beantwoording
zijner vragen dan a.u.b. een postzegel
voor antwoord insluiten. J.
Probleem 17.
abcdefgh
Diagram 17.
Probleem 18.
NEGENTIENDE HOOFDSTUK.
Geerts verwachtingen mogen gespan
nen zijn geweest ze worden niet be
schaamd. Zijn jonge geestdrift weet
poëzie te ontdekken in een prozaïsch
bedrijf: manufacturen aan de man
brengen. Hij geniet van alles, van het
rijden, van de natuur, van de mooie,
nieuwe dingen, die ze verkopen, en ook
van de mensen.
Hij, de schuwe Geert, ontdekt opeens,
dat hij van de mensen houdt. Zijn ze
dan anders geworden? Nee, dat is niet
mogelijk. De verandering zit in hem
zelf. Het is of de lange, donkere jaren
die achter hem liggen een nauwe sche-
meringe gang zijn geweest, die hij heeft
moeten doorwandelen. Nu is hij aan het
eind van die gang gekomen en heeft de
vrije ruimte bereikt. Hij haalt diep
adem, hij voelt dat het leven nu pas
echt gaat beginnen.
Dit alles wil niet zeggen, dat Geert
geen moeilijkheden meer verwacht. Le
ven betekent strijd in de eerste plaats
tegen de kwade neigingen in jezelf.
Maar hij is bereid die strijd te aanvaar
den; de moeilijkheden het hoofd te bie
den.
Hij krijgt iets volwassens, als hij zo in
zijn dikke jekker naast Jan Ruiter op
de bok van de sjees zit. Zijn gelaat is al
spoedig verweerd, hij moet zich nu gere
geld scheren, zijn stem is donker en vol.
Het werk valt overigens lang niet al
tijd mee. Er zijn onvriendelijke mensen,
die een koopman, aan de deur, als niet
veel meer dan een bedelaar beschouwen.
Dan zijn er klanten, die eindeloos zoe
ken en zeuren en tenslotte toch hun
keus niet kunnen bepalen. Of ze probe
ren op de prijs af te dingen. Maar daar
voor is Ruiter niet te vinden. Wat hij
wen wordt er door versterkt. Hij kan
nu kostgeld betalen aan zijn moeder;
hij is geen nutteloze leegloper meer.
Op een dag rijden ze naar de buurt
schap Kloosterheide. Daar zijn ze nog
niet geweest, sedert ze met dit
werk zijn begonnen. Ruiter, die altijd
Hannes' klantenlijst bij zich heeft, gaat
naar de boerderij van Bunnik, een adres,
56.
door WIJMIE FIJN VAN DRAAT.
vraagt, is redelijk, daar doet hij geen
cent af. En wat hij verkoopt is goed; de
mensen hebben bij hem nooit een strop.
Geert is met zijn baas overeengeko
men, dat hij niet op een vast loon zal
werken. Hij krijgt vijf procent van de
omzet. Ruiter wil hem als zijn reiziger
beschouwen, en reizigers werken im
mers doorgaans op provisie-basis.
Geert merkt al gauw, dat de over
eenkomst lang niet nadelig voor hem is.
De omzet schommelt tussen tweehon
derd en vierhonderd gulden per week,
dus komt Geert s Zaterdags nooit met
minder dan tien gulden dikwijls wel
met ruim twintig gulden naar huis.
Dat is voor een jongen van zijn leeftijd
geen slechte verdienste. Zijn zelfvertrou-
dat op de lijst staat vermeld.
„Ik heb niks nodig", zegt vrouw Bun-
nik dadelijk. En zij laat er op volgen:
„Jullie zijn allemaal oplichters!"
„Hoe komt u daarbij?" zegt Ruiter
verbaasd. „Ik ben nog nooit aan je deur
geweest. Of heeft Hannes je wel eens
opgelicht?"
„Nee, Hannes niet", antwoordt de
vrouw. „Maar er rijdt nou zo'n andere
snuiter rond en die heeft me wol ver
kocht, waar ik niks mee kan beginnen".
„Laat die wol eens zien", vraagt Jan.
De vrouw gaat naar binnen. Jan en
Geert kijken elkaar aan. Dat is niet
leuk. Er is blijkbaar een kaper op de
kust verschenen,, iemand die er de lucht
van heeft gekregen, dat Hannes dood is
en nu van de gelegenheid gebruik wil
maken, om zich er tussen te dringen.
De vrouw komt met de wol terug.
Jan neemt de knot in zijn handen en
betast hem nauwkeurig.
„Dat lijkt nergens naar", zegt hij.
„Daar zit meer katoen in dan wol".
„Dat dacht ik ook", zegt vrouw Bun-
nik.
„Ja, maar ik stop je zo iets niet in
de handen".
Bij mij koop je alleen kwaliteit, en
als je kan bewijzen, dat het niet deugt,
krijg je je geld weerom". Hij gaat naar
de wagen en komt met een pak wol te
rug. „Hier, dat is de beste kwaliteit!
Kijk 't maar na!"
De vrouw moet toegeven, dat Jan ge
lijk heeft. En hij weet zo te praten, dat
ze niet alleen een paar knotten wol
neemt, maar ook nog verschillende kle
dingstukken.
„Ziezo, die klant is ons!" zegt Ruiter
voldaan, als ze wegrijden. „Nu wordt
het een harde strijd, jongen!'
„Ja, maar dat zijn toch geen metho
den", zegt Geert verontwaardigd. „We
moeten er nu eenmaal rekening mee
houden, dat er zulke schavuiten rond
lopen. We kunnen ze alleen verslaan
door zelf absoluut eerlijk te zijn".
„Ik zou zo'n kerel wel kunnen ranse
len!" zegt Geert heftig.
„We kunnen ons veel beter kalm hou
den. Eerlijk duurt het langst".
(Wordt vervolgd.)
<o
c
*05
a.
CO a
BJ N
os-g s
S5 ró I I g I tfl I
.-gge
'öe,.RaL5>?,~i£'S,»ïel»«<i>oo
f rirg l5. jWfu f 1.0)11) rihUif) n F
g e
40
3 CD
gi eo«S» I
3"* 8 3.2'
eco Q) CD
SÏ..
w s
s 2 s
CD CD -«fcS CD e T3
Co a 5
°§8|S'S:
M O)
M-,
O
li I 2 co co
g g1 g.ss
p 3 -IS^"9 g
w 6 S
„Cf «A CD S W Gi
*7? tr? CD ro CD Tv R) (U
o'S 2Q s g o
2? 5» ïh O) G) J5 O)
°2D
aÏaK-S J3 m S S Ci SB
45 T3
2 5) «J.-g 41 o'
^-öT-S S S>< a
•q <Ca I g. -Së
y eg I
ad
O «g fs
„UJ 2 Hu'
.léf
'o-
«oE
«cc
<D g
c 2-2
C 0Ö4>
W
èSX
pi
JL
behorende bif het
ZEEUWSCH DAGBLAD
van Vrijdag 19 Oct. '51 No. 1998
Uitgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V.
Goes
UIT DE SCHRIFT.
Ingwerdsen geeft in zijn boek: „Wee,
mijn volk", een aardige karakteristiek
van het platteland. Hij schrijft:
„Mijlen vooruit en achteruit, mijlen
links en rechts, ziet men niets dan
aarde, waarboven de hemel, die aan de
horizon als een machtige koepel steunt
op het vlak der aarde. Verder is er
onder die hemel en op die aarde fei
telijk niets. Want de bomenrijen langs
de lanen, vormen slechts gekartelde
kantjes en de huizen lijken bouwplaat-
opplaksels. De torens der dorpen in de
omtrek schijnen naalden. Babels' to
ren zou hier wellicht de gedachte aan
een naaldenkoker gewekt hebben,
maar meer toch ook niet. Werelden,
duizendmaal groter dan onze aarde,
schijnen bij de heldere nachten, toch
maar slechts aan de hemel opgehan
gen lichtkronen te zijn.Logerend
op een boerderij, was mij dit platte-
landsbestaan als een openbaring. Zien
de door het raam van mijn slaapka
mer, ontdekte ik de ruimte. Dat was
aangrijpend. Hoe groot, o God, en hoe
vervaarlijk! En des avonds die ont
stellende dikke duisternis, maar waar
door de lichten des hemels des te ster
ker brafidden. Fonkelender, dan ik
het ooit gezien had. Rustend op mijn
ledikant, dacht ik: het zijn rondom
slechts dunne muren en omhoog een
dak van niet meer dan enige decime
ters dikte, welke mij scheiden van de
oneindigheid.
Van de eeuwigheid.van God.
En wat Ingwerdsen over de boer
zelf zegt is niet minder treffend:
„Deze boer was een worstelaar met
de aarde. Evenals zijn voorvaders dit
geweest waren, maar die zich even
eens worstelaars betoond hadden met
God. En uit dat geslacht zijn predi
kanten en zelfs ministers der kroon
voortgekomen. Nóch zijn landbouwer
zijn, noch de pet die hij droeg, nèch
de stof van garf en schoof, die op zijn
jaskraag lag, kon voor mij verbergen,
te doen te hebben met een christen,
een aristocraat naar de geest. Want in
zijn spreken beluisterde ik ook weer
al die mannen, die groot waren en die
ik zo innig vereerde. Een Aagustinus,
een Calvijn. Zijn overtuiging was de
zelfde als die van een Milton en een
Cromwell. En dit alles was met de
geur van het veld doortrokken. Hij
gevoelde zich boer.Dat is: ik woon
op mijn land. Dat is: zich voelen als
een zeeman, naast God ben ik schipper
op mijn schip
Zulke mannen worden alléén ge
vormd op het platteland.
Het is dan ook geen wonder, dat de
meeste romanschrijvers zich geïnspi
reerd wisten door het platteland, veel
meer dan door de stad. Het platteland
leverde de stof voor een menigte van
romans. Ik denk slechts aan enkelen:
Sjeerp Anema met zijn Friese platte
landsroman; Diemen de Jel met zijn
verhalen uit de Achterhoek; ds Heij-
nes met zijn romans uit Noord-Hol
land; Hogenbirk met zijn creaties uit
de rivierstreken; Keuning met zijn
plattelandsromans uit het Groninger
land; Lantermans, die zijn inspiratie
ontving op de Betuwe; ds Ulfers uit
het Overijselse; Risseeuw uit 't West-
land; Herman de Man uit de omstre
ken van Oude water; Jo Ypma rondom
Haastrecht. We kunnen zo door gaan.
Er zijn legio regionale romans te noe
men. Tien tegen één uit de grote stad.
Het ligt alles hieraan, dat de stad ni
velleert, gelijkschakelt, de mens van
zijn individualiteit berooft, terwijl het
platteland sterke karakters schept,
persoonlijkheden, die zich verbonden
weten met de natuur en daarmee in
harmonie leven. Déar ligt de stof voor
de kunstenaar, die waarlijk mensen
zoekt.
Ik roep u nog even het grote stads
leven voor de aandacht, zoals ik dat
eens las in een reisbeschrijving over
Los Angelos. Dat is nu wel een van
de allergrootste steden der wereld,
waar het grote stadsbeeld in hyper
bolen tot ons spreekt, maar het tekent
toch karakteristiek wat de grote stad
in wezen is; zij het in kleinere pro-
portiën, ook de kleinere steden. Luis
ter eens:
„Hier vindt men al de godsdiensten
ter wereld, een onnoemelijk aantal
kerken, maar dezelfde stad wijst ook
het hoogst aantal echtscheidingen aan,
dat er ter wereld te vinden is. In de
zelfde winkels verkoopt men heiligen
beelden en pornografische geschriften;
kerkelijke relikwieën en „gummiwa
ren". Het is hier dat de bioscooppa
leizen in de stijl worden opgetrokken
van een Moorse tempel. Hier is de
stad, waar men alles gelooft en alles
doet: een ijlkoortsige jacht naar het
leven. De stad heeft geen rust, dag
noch nacht. Heel de nacht door flitsen
de felle lichtreclames. Het irriterend
lawaai van gierende trams en het op
windend geknoers van de in-versnel-
lingen-grijpende-vrachtauto's ver
scheuren de oren. Waar drijven die
duizenden heen? Van alle kanten
wordt elke minuut aan al die zielen
getrokken. Men behoeft er de recla
me-opschriften of de advertenties van
de grote dagbladen maar op na te
slaan. Voor filmwerk worden er
krachten gevraagd, niet slechts schoon
heden, maar ook ongelukkige stakkers.
Zieken kunnen genezing op het gebed
vinden. Geplaagden kunnen hun pij
nen laten wegnemen door toepassing
van de chiropractic. Men kan Ooster
se baden krijgen; wonderpillen voor
een verjongingskuur. Men kan rust
voor de ziel vinden bij allerlei geeste
lijke kwakzalverij. Men kan exotische
dansen leren bij het Instituut van Ma
dame Bourongé. Men kan zijn toe
komst onthuld zien bij Madame X.
Zijn vorige en toekomstige reïncarna
tie ontdekken bij de filosoof Y en de
geheimen van de Jazz-band bestude
ren bij mijnheer Z.".
Aan alle kanten wordt er aan de ziel
getrokken en de grote advertenties en
reclamebiljetten bewijzen, dat 't goed
geld oplevert, dat de duizenden er in
vliegen. En waarom vliegen zij er in?
Omdat zij zichzelf niet meer zijn. Geen
individualiteit meer hebben. Nummer
zijn geworden, meer niet. Ik denk aan
de rake tekening die de dichter Albert
Besnard van de grote stad geeft in de
volgende strophen:
Ik zal mij Juda spannen als 'n boog.
Zach. 9 13.
De antieke boogschutter had zijn
boog. Hij zette zijn voet op het buig
zame hout en trok de pees hoog,
legde de pijl er in, liief op, mikte.,
de pijl snorde op zijn doel af. De in
middels ontspannen boog werd op
de grond geplaatst om opnieuw te
worden getreden.
Zacharia ziet de Here in zijn strijd
met de volken der aarde als zulk 'n
boogschutter.
Maar wat gebruikt Hij als boog?
Hij treedt Juda als 'n boog, zegt
de profeet, en Efraïm legt Hij daar
op als pijl.
'Die twee elkaar eerst bekampen-
de broedervolken nu samen één
wapen in Gods hand in Zijn krijg
tegen Zijn vijanden. Dit beeld treft
te meer, omdat pal daarvóór Efraïm
en Jeruzalem totaal ontwapend
heten door diezelfde God, die toch
zelf oorlogt met het herenigde Israël
als wapen!
Ja, maar de kracht in dit ontwa
pende wapen isenkel Zijn
Woord! Dat is het, 'twelk deze ge
scheurde stammen herenigen moet,
die het als een énig instru
ment het Woord Gods herenigen
moet, die daarna als 'n énig instru
ment dit Woord moeten richten op
Gods tegenstanders. Want het Woord
overwint. In zijn materiële machte
loosheid tegenover ijzer en staal, be
toont het zijn doordringende almacht
tegenover nog sterker gepantserde
dingen: het hart van mensen als
Saulus, Augustinus, Luther. Slechts
met dit geestelijk wapen mag de
kerk strijden in de wereld. Zij over
wint, als zij zich treden laat door
Gods wet als 'n boog.
Getreden is het gedoopte volk wel
de laatste jaren. Het lijkt echter wèl
de pijn van het telkens en telkens
gespannen worden te voelen, doch zo
weinig de vreugde van het in die
spanningspijn boog te mogen zijn
in 's Heren hand.
Slechts indien wij Christenen
's Heren tredende voet en Zijn
boogspannende hand weer al onze
spanningen herkennen, zullen ook
wij de blijdschap kennen van te zijn
'n met het naakte Woord overwin
nende kerk.
Axel. D. J. COUVEE.
„Zie naar het dolend volk in barren
[nood
Want in het gele licht der grauwe
[steden,
Op kille zerken van 't plaveisel gaat
Met ruige weefsels om zijn kale leden
De broze mens en zegt U gene bede:
De mens heeft zijn ellende en heeft
[de straat....
Als doodsklam zweet draagt zij haar
[kille meren
En aan de schaduwzij der schuwe
[vaart
Het licht der stede als wouden, die
[ontaard
En rottend in de nacht, fosforiceren.
Het booglicht lokt en in zijn brede
[banen
Schuilt 't broed tesaam, dat bij het
[feest der stad,
Het Al in deze spannen lichts kon
[wanen.
Waar 't straatdecor zijn eenzaamheid
[omvat.
Hier tiert een zieke geest na 't
[wereldtanen.
En vreet aan 't gulle lijk der stad zich
[zat...."
Van de weke was er een ouwe man
bie ons op 't durp, die hier 'eel vroe
ger een stuutje schoolmeester 'eweest
was., Ie was noe al veule jaeren ge-
pensineerd. 'k Dienke asdat ie al wel
diep in de tachentig was. Maer nog een
kras vaentje, dat ken 'k er van zeggen.
En dat scheen ie zeivers oak nog te
vinden, want we kregen het zoa te
praet over, die ouwe kaerel, waer de
krante van de weke over schreef, die
oewel ie bekant een eeuw oud is, toch
nog is gaan emigreren met z'n zussie
van twee en zeuventig nae' Zuud-
Afrika. Noe en toen zee ie, asdat ie
er niks teugen op zou zien, as ie nog
met ter meekon. Ie was bereid om
drek in 't vliegtuug te stappen. En z'n
hersens waren oak nog goed, want ie
kon nog vertellen over diengen, die
ie een 'alve eeuw geleje meegemaekt
'ad, asof 't gisteren 'ebeurd was. Zoa
vertelde ie me, uut z'n kweekschool-
jaeren en de eerste tied dat ie school
meester was. Ie begon z'n eerste be
trekking met een salaris van f300 zee
ie, en hiervan kreeg het hoofd van de
schole f275 vo' kost en inweuning.
Twee kwarties in de weken was 't
waer ie de eerste tied van most rond-
kommen. Nae een vol jaer werd 't
verhoagd tot f 350. En ie verdiende 't
bloedig. De schole lekende wel een
kinderpakhuus. Der waere meesten-
tieds tussen de zestig en zeuventig
leerlingen in z'n klas. In de winter-
tied meer as in de zeumer, omdat er
dan veul in 't land mosten 'ellepe. Der
zatten somtieds tien in één bank, zee
ie, met niks aeres as een smerige lei.
Ze droegen bekant allegaer klompen,
zoadat het voortdurend een verschrik
kelijk gestommel was. Ze hadden be
kant allegaer ongedierte op der 'oad
en de lochies, die er meestentieds hon-
ge, had ie somtieds nog in z'n neuze,
zee ie. De banken stonge zoa dicht
naest mekaere 'eschoven, dat ie er al-
lenig met veul geworstel en gedrang
er tussen deur kon komen, 't Waren
meestentieds dan oak arrebeijerskien-
ders, van wie de ouwers mosten leven
van 60 tot 80 centen per dag en de
mensen meenden 't best. Want ze ga
ven van der arremoetje nog ieleke we
ke een bedraggie vo' de christelijke
schole, ofschoon ze in de openbare vo'
niks trecht konnen. Maer ze 'adden
der wat vo' over. En dat 'adde de
schoolmeesters oak. Want me ouwe
vrind vertelde me, asdat ie met dat
lage salaris en de veul te groate klas
se nog niet eens klaer was. Want der
kwam al gauw een avondschole bie,
waer ie oak les most geven. En zoa
werkte ie met schooltieje van 9 tot 12,
en van 2 tot kwart over viere en des
aevends van half zes tot half acht. En
zoa 'ad ie, oak al was ie zeivers nog
maer een broekie, leerlingen onder z'n
die varieerden van zeuven tot vuuftig
jaer. Want de aevendschole wier 'eel
drok bezocht. Soms kwamme der 100
gasten, want er was groate leergierig
heid. Ie zee teuge me: dat mo' je je
noe is goed vo' stellen: zeivers was ik
iOg maer net zestien jaer oud en dan
most ik in de aevendure les geven an
kaerels met vereelde werkknuisten in
bombazienen broeken met een dikke
pruum achter de kiezen. Maer zoas 't
gong gong 't. We deje het. En ze waren
tevrejen. Natuurlijk beschikte ze in
die tied oak maer over bekrompen
leermiddels, want ielek jaer was er
op en te kort. Er most altied weer een
groate zeuvenhonderd guldes worre
angezuverd en dat was in die tied een
groat bedrag. Dan wier er een jaer-
vergadering gehouwe en dee de pen
ningmeester verslag van de stand van
de kas. Dat was meestentieds gauw
gebeurd want ie zee niet veul meer as:
,,Wa' za 'k er van zegge, veurzitter,
«"32 S
bi) CD <U
<u S» n
i
w
<D t-
c a i
CB 01 di
>-g«
Cti <lï
O <D
•+-> .Sh o
tfl r—►l'
O) T-H
CIJ O
<U I I Qj I
a
U O CL) c
2 m M
a M -ft 13 a>
Cl ÏC <2 -O h TJ
fl) C <D
M
<D S
3 g
nK
tu)
.2 Ph
c o)^
G TJ :c?
o r-j
S2
bJD W) <1>
CO
cs