ZEEUWEN IN AMERIKA.
Voor onze
jonge mensen.
ihriHIWH
OndeA ZeeouAie luchten
HET NIEUWE HUIS.
1 ►-
rTOWTSIf"
72 JAAR GETROUD - SY „TIEN GEBOOIE"
PASSIEBLOEMEN.
Vrijdag 5 October 1951
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 2
Elke za„k heeft twee kanten. Een
wijs woord, dat we wel steeds in ge
dachten moeten houden. In ieder geval
weet ik het nu weer heel goed, dank
zij Piet Zwart.
Laat ik beginnen met te vertellen,
dat ons dorp ook zijn nieuwe woonwijk
heeft. Natuurlijk, want we komen vast
niet achter. Dat „wijk" vatte men niet
al te groots op. Doch dat doet er ook
niet toe. We hebben nieuwbouw. Pas
is er weer een rijtje huizen klaargeko
men. Alleraardigste en practische ar
beidershuizen voor de vele tuinders en
boerenknechts, die we onder onze inwo
ners tellen. Vorige week vertelde ik al,
van het verjaarfeest van Wims vader,
dat nou dan toch maar eens gevierd
kon worden nu er een eigen huis was.
Nu dan, onze Piet Zwart zou ook in een
nieuw huis gaan wonen. De familie
Zwart wist dat heugelijk nieuws na
tuurlijk al te voren. Misschien al toen
de huizen nog maar net onder de kap
stonden. Ik denk, dat ik het via mijn
Pietje, precies één dag later wist.
Sindsdien ben ik minutieus op de hoog
te gehouden van de vorderingen van
„ons nieuwe huus". Piet was zo trots
als een haantje. Hij zal wel weerspie
geld hebben, wat er leefde in „den hui
ze Zwart". Moeder Zwarts blijdschap
was zeer begrijpelijk voor mij. Ik weet,
hoe het proper wijfje, met man en
kroost zat opgestapeld in een ietwat
verbouwd schuurtje, waaraan nog weer
een wankel schuurtje was aangebouwd
om de ruimte te verdubbelen. Wat
heeft dat mensje dapper gevochten om
toch orde en zindelijkheid te doen heer
sen in haar „huis". Ik had altijd veel
respect voor haar. Toen ze dan ook
wisten wat er komen ging, het wonen
in een echt huis met kasten en kamers,
wel dat moest toen wel elke dag en uur
hét onderwerp van gesprek zijn ge
weest. En vanzelf, Piet als oudste, en
en kostelijk brokje eigenwijsheid, deed
dik-op mee. Ons nieuwe huis!!!
Gloriërend hebben ze er hun intrede
in gedaan en met verheerlijkt gezicht
zei Piet Dinsdagmorgen: „En nou bin-
ne we in ons nieuwe huus!!"
Dat was Dinsdagmorgen negen uur.
En hedenach dat hedenVrij
dagmiddag. Een opmerkelijk iets, het
is droog weer en dus vertoeven we alle
maal zo lang mogelijk op het plein. We
zullen gauw genoeg gevangen moeten
blijven binnen vier muren. Zo, staande
op het plein, zie ik dus Pietjes entree.
Het is zeer klaarblijkelijk, dat hij ge
huild heeft. Net doen of je er geen erg
in hebt, is vaak de hoogste wijsheid.
Helaas bezit niet ieder die, dus wordt
me al gauw verteld: „O, juffrouw, Piet
het zóóóó geschreeuwd".
„Doe ik ook wel eens", kalmeer ik
de aanbrenger, maar houd Piet in de
gaten. Duurt niet lang, want onze klok
van gehoorzaamheid drijft ons allen te
zamen naar binnen. Als je ergens mee
in de knoop zit, is rekenen geen op
wekkend vak. Piet kikkert tenminste
niet op. Ik zie weer nattigheid en he1
valt me op, dat zijn oor opmerkelijk
rood ziet. Dat betekent wat.
Wat Piet thuis misdreven heeft, hoef
ik niet direct te weten, vind ik. Hij
kijkt zo allerongelukkigst, dat ik eens
over zijn borstelpruik strijk ter ver
troosting en vraag of hij dat nu geen
erg gemakkelijke sommen vindt.
O heden, dan begint het spul. Met
een bokkig gebaar trekt Piet zijn hoofd
weg en met zijn schoudertjes maakt hij
boksbewegingen. Piet is in volle wapen
rusting. Doch het is camouflage, want
er druppelt wat op de bank. Vind je de
sommen zo moeilijk? fluistert ik zacht
moedig in zijn oor. Geen antwoord, al
leen een nijdig schoudergeoaar. „Ik zal
je helpen", zeg ik en wring mezelf in
het bankje. Bomdaar ligt ons Piet
je met zijn hoofd op de armen en snikt
hartbrekend. Piet is nu het middelpunt
van de algemene belangstelling. Niet
leuk als je hart gebroken is. Dies help
ik Piet indirect door aan te Kondigen,
dat de sommen echt allemaal af moeten
zijn en dat, wie geen enkele fout heeft,
een plaat krijgt!
t Egoisme zit er al jong in. Vergeten
is Piet en zijn verdriet en ze rekenen
of er een begroting sluitend moet wor
den gemaakt. Piet doet ook een zielige
poging om te cijferen, maar hikkerige
snikken borrelen omhoog en hij blijft
bokkig. Ik blijf nu maar een beetje uit
zijn buurt, dan ebt de felste emotie
wellicht wat weg. Maar als mijn oog de
schare overziet en Piet en ik elkaar in
een flits aankijken, lijkt hij nog woe
dend, doch opeens barst hij in een gie
rend snikken uit. „Ikke wil nooit in
een nieuw huis wonen. Ikke mag nooit
erregens ankomme, ikke mag geeneens
in het schuurtje timmereDat is
te machtig voor het andere publiek. Er
dreigt een levendige discussie te ont
staan over het vóór en tégen van het
wonen in nieuwe huizen, maar de be
loofde plaat wordt een grote plaat. Dat
helpt ons uit de impasse. Ze rekenen
weer. En Piet, zijn hart verlicht door
klagen, zit bibberend te schrijven. De
ergste bui is over. Ik ga nu toch maar
weer naar hem toe en zeg bemoedigend
dat je buiten op een kist ook fijn kunt
timmeren. Piet ziet er geen heil in. Ge
broken komt het er uit: „Ik heb zo op
m'n achterste gehad
Zijn mededeling heb ik „vrij vertaald",
vanwege 't decorum van ons Weekend.
'k Had wel gelijk, toen ik zei, dat
elke zaak twee kanten heeft
IV.
We kunnen Van Driele leren kennen
uit het woord, dat hij sprak bij gele
genheid van de Inwijding der Tweede
Geref. Kerk, nadat de eerste kerk ver
brand was. Een passage uit deze toe
spraak wil ik hier overnemen: „Ik ge
voel dankbaar, en dat gevoelen wij al
len, dat God ons zulk een heelijk en
doelmatig huis geschonken heeft.
Wij hebben geweend, toen ons eerste
huis door de vlammen verteerd was.
Doch wij hebben geen reden meer om te
wenen, daar God ons nu weder een veel
beter en doelmatiger huis gegeven
heeft, maar wij hebben Hem te danken
voor het goede, dat wij tn het eerste
huis gesmaakt hebben en dat er vele
zielen in toegebracht zijn geworden, dat
er dan in dit huis nog een veel groter,
getal zielen moge toegebracht worden
en dat het zaad, dat in sommige
harten gevallen is in het eerste huis
en niet ontkiemd is, dat het in dit huis
mag ontkiemen, opdat wij nog een rijke
oogst mogen inzamelen.
En dat de Here Jezus in dit huis
mocht komen wonen en werken door
zijn Geest en genade. Dan ook geve de
Here, dat wij niet aan dit huis of dit
gebouw mogen blijven hangen. Ook niet
bouwen op namen, vormen, kerken of
kerkjes, maar dat wij door geloof, be
lijdenis en wandel mogen betonen, dat
wij tot de gemeente Gods behoren en
vroeger of later in de grote heerlijkheid
opgenomen mogen worden, waar veie
woningen zijn. En dat wij onder alle de
weldaden en zegeningen, die wij van
God genieten, nochtans met vader Lo-
denstein mogen getuigen:
't Oog omhoog en 't hart naar boven,
Hier beneden is het niet;
't Ware leven, lieven loven
Is daar, waar men Jezus ziet.
De Here geve dit alles om zijns
naams wille".
Van Driele had Jezus lief. Hij heeft
dit getoond in zijn leven. Het was het
geheim van zijn leven. Deze liefde drong
hem om in 1848 met de weinige Hol
landers, die toen in Grand Rapids woon
den of tijdelijk vertoefden, de meesten
van hen jongelieden, te vergaderen op
de dag des Heren in het basement (is
sousterrein of verdieping van een ge
bouw, gedeeltelijk onder de straat) van
het gebouw, staande aan de Zuidwes-
terhoek der Ionla en de East Bridge
straat in Grand Rapids. Hij leidde de
vergadering in het lezen der Schrift, in
het gebed en in het lezen ener predika
tie. Dit deed hij drie jaar lang. Toen
werd de Tweede Gereformeerde Kerk
geïnstitueerd. Hij deed dit, omdat hij
Jezus liefhad.
Omdat hij Jezus liefhad hanteerde hij
ook de pen. Hij schreef eenvoudige stuk
jes, op de practijk des geloofs gericht
in „De Hope" en „De Volksvriend". En
zijn stukjes werden gelezen.
H. P. Oggel, redacteur van „De
Volksvriend" herdacht Van Drieles
perswerk met de volgende woorden:
„Door hetgeen Vader van Driel voor
mij geweest is als medewerker aan bo
vengenoemde bladen („De Christelijke
Heraut" en „De Volksvriend") heb lk
hem herhaalde malen mijn oprechte
dank betuigd.
Als boezemvriend mijner ouders en
van de familie De Pree scheen hij be
trekking te hebben gevoeld op mijn
werk en drong om mij bij te staan.
En zijn pennevruchten werden door
het lezend publiek gewaardeerd.
„Zuster Febe" is een predikants
vrouw, de moeder van een aantal le
venslustige jongens en die „De Volks
vriend" lezen, hebben het uit haar eigen
schrijven herhaaldelijk vernomen, hoe zij
en velen met haar gesticht zijn door de
stukken van Van Driele. En een der
meest wetenschappelijke mannen in ons
land zeide mij eenmaal: „Weet gij, wat
ik het eerst lees, als Ik uw blad op
neem? Het stuk van Van Driele.
Wie is toch Van Driele?
Dit zijn stemmen uit twee gans ver
schillende richtingen.
Zij leveren bewijs, dat de schrijver
met een zelfde pen de belangstelling
wist te trekken van een geleerde en te
gelijk de vertrouwde vriend en raadge
ver zijn konde in de drukke huiselijke
kring.
Ik heb Van Driele van nabij gekend.
Zijn grote kracht als schrijver was hier
in gelegen, dat zijn hart recht was voor
God.
Er wordt zoveel geschreven met bij
oogmerken. Er ligt over zo menige bij
drage in de godsdienstige pers een waas
van voorzichtigheid, zodat eigenlijk niet
uitkomt wat bedoeld werd. Bijgevolg:
zo menig product treft niet, maakt
geen impressie.
Bij Van Driele was dat anders. Met
zijn kennis van en zijn liefde tot God
als grondslag, was het hoofddoel van
zijn schrfjven om Gods eer te bevorde
ren, zonder navraag. Ook bezat hij een
grondige zelfkennis; dit was steeds op
te merken, wanneer hij zonden bestraf
te; immer sloot hij zichzelf als schul
denaar voor God er bij in. Zie, die ge
stemdheid moest aangrijpen en kracht
uitoefenen".
Van Driele is in het harnas gestorven:
als ouderling der vierde gemeente van
Grand Raplds. Hij stierf oud en der da
gen zat. Hij was werkelijk uitgeleefd.
Enige weken voor zijn dood bezocht hij
zijn gehuwde dochter, Mrs de Roo in
Holland. Op de terugreis was hij zo ver
zwakt, dat de voerman hem uit het rij
tuig in zijn woning dragen moest.
W. Kotvis beschrijft zijn laatste le
vensdagen als volgt: „Zijn ziekte was
kort en gematigd; ook in deze heeft hij
de wens zijns harten verkregen; tot het
laatst toe behield hij zijn kennis, bleef
hij geduldig en was hij o zo dankbaar
voor de genade Gods. Zijn laatste woor
den waren: „Nu wenste lk wel, dat ik
kon inslapen, en enige ogenblikken
daarna sliep hij in en ontsliep hij zalig,
om in de morgen der opstanding te ont
waken.
Nu geniet hij de zoete rust, welke er
overblijft voor het volk van God".
Van Driele wenste door de ouderlin
gen £er vierde gemeente grafwaarts ge
dragen te worden. Aan deze wens werd
gehoor gegeven.
Verder had hij kort voor zijn dood
nog verzocht, dat men bij zijn begrafe
nis veel over Jezus en weinig over hem
zou zeggen.
Ook hieraan heeft men gehoor gege
ven.
Onder grote belangstelling werd hij
begraven.
In het gebouw der vierde gemeente
werd een gedachtenis-dienst gehouden.
De verzamelde gemeente zorg:
„Maar 't vrome volk, in U verheugd,
Zal huppelen van zielevreugd".
Ds J. W. Warnshuis hield de herden
kingsrede Hij sprak over Jac. 1:12:
Zalig is de man, die verzoeking ver
draagt
„Vader Van Driele heeft de verzoe
king verdragen. In de dagen der eerste
nederzetting alhier verdroeg hij o zo
veel en leerde hij veel verdragen.
Hij is gezegend geweest, die verzoe
king heeft hij verdragen, hij bleef de
nederige man, de vriend der armen
bij hen vooral zal zijn gedachtenis in
zegening wezen.
Hij heeft veel gedaan voor de kerk
en bleef zijn kerk trouw, loyaal, en ook
daarvoor heeft hij veel moeten verdra
gen en verduren. Het heeft er dikwijls
gestormd, maar hij blee^ staan als een
vaste en welgewortelde boom.
Als hij beproefd zal geweest zijn, zal
hij de kroon des ievens ontvangen. De
kroon des levensPaulus noemt
haar de Kroon der rechtvaardigheid. De
kroon ls het leven, het eeuwige leven.
Hij heeft gestreden, hij heeft gedragen,;
hij heeft verduurd en heeft overwonnen.
De nederige dienaar en dienares des
Heren hier beneden is de gekroonde
daarboven.
De Here heeft de kroon beloofd aan
degenen, die Hem liefhebben. Die vol
standig zal blijven tot het einde, die zal
zalig worden. Laat ons de onwankelbare
belijdenis der hoop vasthouden, want
Die het beloofd heeft, is getrouw.
Vader Van Driele heeft een hoge
ouderdom mogen bereiken: 83 jaren,
7 maanden en 27 dagen. Maar wat be
tekent die ouderdom in het gezicht der
eeuwigheid
Wij hadden hem lief.
Hij was ons een dierbare broeder.
Hij was het om Jezus' wil.
Broeders, de Here make ons getrouw
in ons werk, opdat, als de Overste Her
der verschenen zal zijn, wij ook de on-
verwelkelijke kroon der heerlijkheid mo
gen behalen.
„Laten de ouderlingen mij uitdragen",
was zijn verzoek.
Draagt hem zachtkens: het is een
broeder, het is een kind van God, zijn
lichaam was een tempel des Heligen
Geestes".
Ik heb u Iets naverteld over deze
Israëliet zonder bedrog, deze Nathanaël.
Let op de vrome en ziet op de op
rechte, want het einde van die zal vrede
zijn. j. g.
Beste neef,
Behalve jouw brief, op wat ik veer
tien dagen geleden schreef, aangaande
dat jongmens, die op zo brutale wijze
in het Jongelingsblad probeerde
sexuële zonden goed te praten, kreeg
ik ook nog andere brieven. Ik kan
natuurlijk aan jou niet gaan schrijven
wat deze me allemaal vertellen, te
meer waar er bij zijn, die hun eigen
intieme leven raken. Noodkreten, zou
ik ze willen noemen, waaruit wel
blijkt, dat er door vele jonge men
sen op dit terein een ontzaglijk zwarg
strijd gestreden wordt. Gelukkig, dat
er dan nog maar strijd is.
Ik wil alleen een klein gedeelte uit
één der brieven hier aanhalen, om te
laten zien wat er in een jong leven
kapot geslagen kan worden door ver
keerde voorbeelden. Iemand, die nu
al enkele jaren getrouwd is, schrijft
mij het volgende: Ik heb het recht
niet te generaliseren, maar ik zie nog
de voormiddag, nu ongeveer 5 jaren
geleden helder voor mijn gedachten,
toen ik zo'n innerlijke schok te ver
duren kreeg. Toen stond ik met een
kameraad op het veld te arbeiden en
ging ons gesprek over deze dingen en
ik liet daarbij ook doorschemeren wat
de Bijbel ons in deze leren wil. Tij
dens dit gesprek liet ik mij ontvallen,
dat nóch door mijn vrouw, nóch door
mij vóór ons huwelijk sexueel verkeer
had plaats gehad. U had toen de ter
men moeten horen, die mijn kame
raad, een kerkelijke broeder, zelfs
een vooraanstaand mens op velerlei
gebied, tegen mij bezigde. Hij ver
telde rondweg wat hij zelf uitgevoerd
had toen hij jong was en wat hij van
anderen wist en tot slot: ik loog, want
er was niemand, die zo maar groen
het huwelijk inging. Kijk, wanneer
men zo iets te verduren krijgt en dat
nog wel van personen, die in het
openbare leven een ambt of een func
tie bekleden, dan gaat er innerlijk
wat bij je kapot. Dan ga je denken,
dat ouderling X. enzovoort, die ogen
schijnlijk eerlijk is getrouwd, ook best
met het zevende gebod het handje kan
hebben gelicht. Dan denk je, dat je
buurman, die je zo goed kent en van
wie je weet, dat hij en zijn vrouw
blakend gezond zijn en toch maar één
kind hebben er ook bepaalde metho
den er op na houden. Kortom, dan
rijst de twijfel
Tot zover mijn briefschrijver.
Verder zegt hij nog: „Ik zie in dit
alles een symptoom van algehele ver
vlakking. De scherpe kantjes, die er
•o to o* (o o o* <i
S 25'3
«-*• Aj" fD CD yg
E2'S®£5m< -
3 3 2 3 2 03
M tf M r
JL
(_n W 2. ro H Oï C* 3 1-. m
cJS b
Ls? s*a*3 - ®2B.N
qsSfslg^sr3!* ifs»
- e-s 8
•—O ÖJ CLtf'T, 8
23 Op 2 »-t 3 hj 3 M
3 c a. 8- ST 5*<S
w M Q O-
O O pi ro 3 crq 5
P.(D O 2 w ft fD
a "JN§' ffS -ö'n> 8
0909 tO
n> (D 03 O
<=NW
o n 5
PW
- 2 w 3 a
o, N (D
r" O ff* OT >~t
g-Q-s^s-oi L&&
h*<9r
n a»ö 5 o.1" h
0Q fl> V W w
M O
"s
s
•d
B
TOS
O p
<tq O"» 4
dgS-3 *33
(m t-t o*
roe...
P te o
ro ïprtP: 3
cm
fD to (D
3 trm N
twES'
Swig's gif 8"
„TO S'p
!;"T'
Vrijdag 5 October 1951
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 3
bij ons toch moeten zijn, als christe
nen, worden weggeslepen. Men begint
bij kleine onderdeeltjes: dit is toch zo
erg niet, en dat is toch niet zo heel
erg, of: hier zit toch geen kwaad in
enz. Maar het duurt niet lang of we
handelen en spreken precies als de
wereldling. Er is geen verschil meer."
Verder schrijft hij ook nog over iets
anders, dan hoe langer hoe meer prak
tijk begint te worden, n.l. over de
kunstmatige bevruchting van het vee,
de z.g. „K.I." bij de runderen, waarbij
het hem bevreemdt, dat er ook zoveel
christelijke veehouders aan mee doen.
Ja, we zullen het daar nu maar niet
over hebben. Eerlijk gezegd, weet ik
niet wat ik er over zou moeten zeggen
ook. Ik heb er nog nooit studie van
gemaakt.
Wat dat andere betreft, mijn brief
schrijver eindigt met de hoop uit te
spreken, dat de pers hieraan haar
volle aandacht wil geven om op waar
lijk christelijke wijze, gedragen door
een diepe liefde voorlichting te geven
en de jonge mensen zo tot steun te
zijn. Onze jeugd heeft dat nodig om in
de moeilijke jaren van storm en drang
staande te kunnen blijven. Zijn laat
ste zin heeft mijn volle instemming:
Vóór alles (schrijft hij), is het in alle
nood gelukkig, dat de Schepper van
ons allen, tevens onze barmhartige
Vader wil zijn.
Beste neef, stof te over om er een
serie brieven over te schrijven. Maar
ik betwijfel het of het waar is, wat
mijn briefschrijver opmerkt, dat het
de taak van de pers is hierover breed
voerige voorlichting te geven. Het kan
zowel ten kwade als ten goede werken.
Een krant komt nu eenmaal in handen
van rijp en groen. Bovendien: er is op
dit terrein al zo ontzaglijk veel Voor
lichting gegeven. Er zijn stapels boe
ken, ook heel goede, en doorademt van
een positieve christelijke geest, over
verschenen. Helpt het allemaal veel?
Ik betwijfel het. Ik herinner mij nog
levendig uit mijn eigen jonge jaren,
dat er een boekje op de markt ge
bracht werd, geschreven door de be
kende romanschrijfster Johanna Bree-
voort: „Stomme zonden". Er is toen
heel wat over dit boekje te doen ge
weest. Ze schreef het met de aller
beste bedoelingen, maar het heeft op
verschillenden een averechtse uitwer
king gehad. Het had de bedoeling de
weg te wijzen, maar heeft sommigen
ook juist op de doolweg gebracht.
We moeten heel voorzichtig zijn. Ik
weet, dat er op dit terrein een ver
schrikkelijke, stomme nood is. Wie het
vertrouwen van de jeugd heeft, en
weet wat er in jeugdkringen, arbei
dersgroepen, studentenkringen enz.
over verhandeld wordt, weet er iets
van. En wat er op het publieke erf des
levens tegenwoordig te zien en te
horen is, ik denk aan de bioscoop, de
plaatsen van dansvermaak, slechte lec
tuur enz. is er niet op ingesteld, die
jeugdstormen te bezweren. Integen
deel de hartstochten worden geprik
keld en menigeen onder ons, die nog
dagelijks bidt: en leidt ons niet in ver
zoeking.... mag zich wel eens reali
seren wat hij bidt en of dat gebed niet
als een vloek in de oren Gods opklimt.
We zoeken vaak maar al te graag de
verzoeking.
Ik wil over deze dingen graag nog
iets zeggen, maar bewaar dit tot mijn
volgende brief. Intussen onderstreep ik
nog de laatste regel van wat mijn, hier
boven bedoelde briefschrijver, schreef,
en ik wijs op de houding, die onze Hei
land aannam in het geval, toen men de
overspelige vrouw tot Hem bracht:
wie uwer zonder zonde is, werpe het
eerst de steen op haar
Je oom Daaf.
Mijn beste nichtjes en neven,
Wel het lijkt wel of mijn nichtjes en
neven zaten te wachten op de nieuwe
raadsels, want er kwam opeens weer
zo'n stapel brieven, dat ik die weer niet
in één keer beantwoorden kan. Dat is
niet zo erg hé? Wie dus deze keer zijn,
of haar naam niet ziet, kan er zeker
van zijn, de volgende week een beurt te
krijgen. Dan geef ik weer de oplossin
gen ennatuurlijk ook weer nieuwe
raadsels op. Ik heb al in mijn prijzen-
hoekje gekeken. Dat verklap ik jullie
alvast maar. Nu hoor, ik eindig, anders
krijg ik er weer van langs dat ik met
mijn raadselfamilie 'n grote hap geno
men heb van ons Weekend. En dat wil
ik niet hoor. Ik zal geen slecht begin
maken. Dus allemaal veel groeten en
tot de volgende week maar weer.
Jullie TANTE TRUUS.
Marietje J. te Bruiunisse. Gezellig om
zo samen met je zusje uit logeren te
gaan. Ik kan me goed begrijpen, dat je
het in IJsselmonde best naar je zin had.
Ik ben er ook al vaak eens wezen
kijken. Je hebt me heel duidelijk ver
teld van dat kappen. Nu weet ik het
precies. Hoeveel heb jij gedaan? Voor
moeder trof het heel goed, dat het net
vacantie was, toen zij ziek was, want
toen kon haar grote dochter het werk
overnemen. Maar was jij 's avonds niet
een beetje moe van het ongewone
werk? Nellie j. te Bruinnisse. Wat een
duidelijke brief heb je me geschreven.
Zijn jullie ook al saampjes naar Br.
geweest. Hoe lang? Daar ben ik nu nog
nooit geweest. Hoe vond je het er? Jij
gaat laat naar bed hoor. Bevalt het je
goed in je nieuwe klas?
Bosviooltje te Middelburg. Wat een
verdrietige geschiedenis was dat in je
vacantie. Geen wonder dat jullie alle
maal uit je doen waren. Hoe is het nu
met de patiënt? Het is altijd naar om
in het ziekenhuis te moeten liggen,
maar juist als er zo' feestdag zou kun
nen zijn, is het wel dubbel erg. Maar
dan maken jullie maar feqst als vader
weer thuis is. Hoe is het ongeluk ge
beurd? Wat zegt de dokter, zou alles
weer helemaal goed terecht komen?
Voor het logeetje ook een schrik om
mee te maken. Ik zou je haast een
beetje benijden om zo'n mooi wekker
In „Die Landstem" staat het portret
van een jubilerend echtpaar, dat 72
jaar getrouwd is. Het blad geeft er het
volgende commentaar hij:
Na 'n gelukkige huwelikslewe van
72 jaar behoort mnr Renier, van Pre-
toriae, 95-jarige vader van 17 kinders,
te weet waarvan hy praat as hy sy
„tien gebooie" vir getroudes voorskrijf.
Oom Renier en sy 88-jarige weder-
helf, tant Sarah, meen dat hul huwe
likslewe van 72 jaar 'n rekord is.
En hier volg die oubaas se „tien
gebooie" vir jong getroudes:
(1) Wees baie versigtig metdiekeuse
van 'n levensmaat.
(2) Trou jonk, en trou met die doel
om getroud te bly.
(3) Trou in die Kerk en gaan ge
teeld Kerk toe.
(4) Koop of laat bou u eie huis.
Mense in woonsteHe is soos voëls
in 'n kou baklei gedurig.
(5) Slaap in 'n dubbelbed die
beste teenmiddel teen enige
voorafgaande strye^.
(6) Sorg dat u baie kinders het
kinders is die sement wat 'n hu-
welik stewig bind.
(7) Eet gesonde kos en moenie drink
nie.
(8) Werk hard die vrou in die
huis en die man buite.
(9) Leef in liefde vir mekaar en nie
in liefde vir geld nie.
(•0) Geen lewenswyse is so goed as
die beproefde Christelike lewens
wyse nie.
klokje. Blijft het goed lopen? Dien K.
te Nieuwdorp. Dat was weer eens een
ouderwets gezellige lange brief. Jam
mer dat Nieuwdorp een beetje uit de
buurt is, anders kwam ik 's avonds de
verlichting bij jullie ook eens bekijken.
Nog een prijs ergens mee gewonnen?
Jammer hoor, dat je niet aan een op
stel bent toegekomen. Zo'n kampeer-
verslag is altijd zo fleurig. Zwaluwtje
te Serooskerke. Natuurlijk mag je zusje
meedoen met ons. Ik heb ook weieens
keertje aardappels geraapt, zo maar
voor de grap deed ik mee en toen vond
ik het ook zo'n leuk werkje, want je
hebt al gauw een mand vol. Feestelijk
dat die kleine peuter al zo vriendelijk
naar jullie lacht. Hoe oud is ze nu
precies? Ik lees ook altijd zo graag
over onze Koningin en de prinsesjes,
net als jij. Adamson te Oudelande. Zo
weer present. Daar doe je goed aan.
Eerlijk gezegd, dacht ik al, nou die
Adamson is me helemaal vergeten in
de vacantie. Ik hoorde taal noch teken
van je. Maar nu is het weer goed zo.
Ik heb mijn trouwe klantjes maar
graag bij elkander. Maar ik kan me
best indenken, dat je in Terneuzen bij
het water te veel afleiding had. Ik ben
ook altijd dolgraag aan het water.
Filo Fop te Oudelande. Kerel wat ben
jij aan het werk. Woonde je maar dich
ter bij, dan vroeg ik je hulp voor mijn
tuin. Ik denk, dat ik later nog weer
eens zo'n tekenwedstrijd uitschrijf,
want dat hebben er al zoveel aan mij
gevraagd. Dan kan ik dus toch je huis
eens te zien krijgen. Bellefleurtje te
St Laurens. Heel veel dank voor die
mooie foto. Daar ben ik zo blij mee,
want nu weet ik, tenminste hoe mijn
raadselnichtje er uitziet. Dat is toch
altijd prettig hé. Jullie staan er maar
fijn duidelijk op. Hoe bevalt het je in
de zesde? Over een paar jaartjes ga je
graag uit logeren hoor, want dan vind
je het wel prettig. Vroeger dacht ik
er over net als jij. Maar dat verandert
wel. Gezellig al die verjaarvisites van
d' meisjes. Ik zou haast zin 'hebben
om dan eens om een hoekje te kijken.
Zijn er mooie vieken in die biblio
theek? Scholekster te Vrouwenpolder.
Voor zo'n echte lange brief ga ik eens
op mijn gemak zitten. Wat kun jij
goed vertellen. Ik zou haast zin heb
ben om voor die bramen naar Vrou
wenpolder te komen, want dat vind-
ik zo'n leuk werkje, 'k Heb het vroe
ger ook veel gedaan. Ben er zelfs
door in een sloot geduikeld. Maar het
was toen niet koud en dan droog je
gauw genoeg op. Maar je moet wel
leren die lelijke doorns een beetje uit
de buurt te blijven, vind je ook niet?
Een autoritje is altijd een feest hé?
Lelietje van Dalen te Nieuwdorp. Nee
ik woon niet in de Lange Vorst, dus
het helpt niet veel als je daar uit
kijkt. Ik ben die tekenaar ook maar
uit de buurt gebleven. Ben je met
deze sokjes voorspoediger? Hoe is het
met je hondje nu? Ik hoop maar dat
het beter is want een hinkend hondje
is niet zo leuk. Mijn hond heeft ook al
een kwaaltje. Hij is doof, maar ik ben
bang dat het niet meer beteren zal.
De oude dag. Geen wonder, dat poes
het in zo'n warm holletje 't best naar
de zin heeft. Mag het van moeder?
Bloemknop te Heinkenszand. Je bent
dus dicht in mijn buurt geweest die
Zaterdag. Leuk was het toen in Goes
hé? Hoe is die foto gelukt? Als je er
een over hebt, dan houd ik me aan
bevolen. Paste die kleren jou dan nu
al. Ik had je zo wel eens willen zien.
Maar ik denk, dat je alle dagen toch
liever je gewone kleren aan hebt.
Daar kun je vlugger mee terecht. Ik
heb het ook eens zo gedaan als jij,
maar het koste nog al een poosje eer
ik klaar was voor het grote ogenblik
van de foto. Ik schiet tenminste heel
wat vlugger in mijn gewone pakje,
maar.... dat is niet zo als de fijne
Bevelandse kledij.
Er is een paar keer melding ge
maakt van bij liefhebbers bloeiende
passiebloemen, prettige berichten voor
hen, die zich steeds weer verheugen,
wanneer blijkt, dat in de jacht naar
het nieuwe, van het mooie oude nog
niet alles verloren gegaan is. Men las
daarin van „zeldzame" bloempjes en
bracht als „bijzonderheid" naar voren,
dat de hoofdonderwijzer in 's-Gra-
venpolder de plant in een pot tot
bloei wist te brengen. Dat is nu juist
iets wat de leek er van terug zal
houden het ook eens te proberen, want
zijn eerste gedachte is, met zo'n zeld
zaam en bijzonder iets, zal het bij mij
wel niet lukken. Daarmee miskent hij,
zij het onwetend, deze gemakkelijke
groeier en gulle bloeier. Dat we de
Passiebloem weinig aantreffen geeft
haar nog geen brevet van zeldzaam
heid en het in pot tot bloei brengen
is al evenmin een bijzonderheid. Een
plantenvriend, die aan de Seisweg te
Middelburg woont, zou daar meer van
kunnen vertellen.
De plantkundige Ferras heeft om
streeks 1700 de Passieflora, een samen
stelling van Passio ij den en flos
bloem, naar Europa gebracht. Op en
kele uitzonderingen na zijn het klim
planten met houterige takken, voor
zien van hechte ranken, waarmee ze
zich omhoog kunnen werken. Van de
ongeveer 200 soorten, die van dit
geslacht bekend zijn, is de uit Bra
zilië en Peru komende Passiflora coe-
rulea, de meest bekende, gemakkelijk
in cultuur en mooi. Zeer merkwaar
dig is de afwijkende bouw van de
Passiebloemen, zelfs botanici hebben
daarover tamelijk veel verschil van
mening wat de kelk en wat de bloem
kroon is.
De Spanjaarden, die Peru verover
den, zagen in de verschillende delen
van de bloemen de attributen van het
lijden van Christus. Ii- de drie stijlen
de nagels; de vijf helmknoppen de
vijf wonden; in de krans van blauwe,
rood gevlekte, fijne bloemslippen, de
doornen kroon; in het gesteelde
vruchtbeginsel, de drinkbeker, in de
hechtranken de geesel en in de witte
bloemblaadjes Zijn onschuld.
Elke bloem is even onder de kelk
omgeven door een driebladig, geel
omwinsel. Bloemkelk en bloemkroon
zijn echter vijftallig. De kelkblaadjes
zijn aan de onderkant geel-groen, aan
de binnenkant satijn-wit. De vijf
kroonblaadjes zijn bovenop glanzend
zilver wit, aan de onderzijde iets groen
getint. Op de kroonblaadjes volgen
een paar bij kronen, bestaande uit
kransen van lange fijne draden, die
naar buiten toe voor de helft paars-