ZEEUWEN IN AMERIKA. Voor onze jonge mensen. ihriHIWH OndeA ZeeouAie luchten HET NIEUWE HUIS. 1 ►- rTOWTSIf" 72 JAAR GETROUD - SY „TIEN GEBOOIE" PASSIEBLOEMEN. Vrijdag 5 October 1951 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 2 Elke za„k heeft twee kanten. Een wijs woord, dat we wel steeds in ge dachten moeten houden. In ieder geval weet ik het nu weer heel goed, dank zij Piet Zwart. Laat ik beginnen met te vertellen, dat ons dorp ook zijn nieuwe woonwijk heeft. Natuurlijk, want we komen vast niet achter. Dat „wijk" vatte men niet al te groots op. Doch dat doet er ook niet toe. We hebben nieuwbouw. Pas is er weer een rijtje huizen klaargeko men. Alleraardigste en practische ar beidershuizen voor de vele tuinders en boerenknechts, die we onder onze inwo ners tellen. Vorige week vertelde ik al, van het verjaarfeest van Wims vader, dat nou dan toch maar eens gevierd kon worden nu er een eigen huis was. Nu dan, onze Piet Zwart zou ook in een nieuw huis gaan wonen. De familie Zwart wist dat heugelijk nieuws na tuurlijk al te voren. Misschien al toen de huizen nog maar net onder de kap stonden. Ik denk, dat ik het via mijn Pietje, precies één dag later wist. Sindsdien ben ik minutieus op de hoog te gehouden van de vorderingen van „ons nieuwe huus". Piet was zo trots als een haantje. Hij zal wel weerspie geld hebben, wat er leefde in „den hui ze Zwart". Moeder Zwarts blijdschap was zeer begrijpelijk voor mij. Ik weet, hoe het proper wijfje, met man en kroost zat opgestapeld in een ietwat verbouwd schuurtje, waaraan nog weer een wankel schuurtje was aangebouwd om de ruimte te verdubbelen. Wat heeft dat mensje dapper gevochten om toch orde en zindelijkheid te doen heer sen in haar „huis". Ik had altijd veel respect voor haar. Toen ze dan ook wisten wat er komen ging, het wonen in een echt huis met kasten en kamers, wel dat moest toen wel elke dag en uur hét onderwerp van gesprek zijn ge weest. En vanzelf, Piet als oudste, en en kostelijk brokje eigenwijsheid, deed dik-op mee. Ons nieuwe huis!!! Gloriërend hebben ze er hun intrede in gedaan en met verheerlijkt gezicht zei Piet Dinsdagmorgen: „En nou bin- ne we in ons nieuwe huus!!" Dat was Dinsdagmorgen negen uur. En hedenach dat hedenVrij dagmiddag. Een opmerkelijk iets, het is droog weer en dus vertoeven we alle maal zo lang mogelijk op het plein. We zullen gauw genoeg gevangen moeten blijven binnen vier muren. Zo, staande op het plein, zie ik dus Pietjes entree. Het is zeer klaarblijkelijk, dat hij ge huild heeft. Net doen of je er geen erg in hebt, is vaak de hoogste wijsheid. Helaas bezit niet ieder die, dus wordt me al gauw verteld: „O, juffrouw, Piet het zóóóó geschreeuwd". „Doe ik ook wel eens", kalmeer ik de aanbrenger, maar houd Piet in de gaten. Duurt niet lang, want onze klok van gehoorzaamheid drijft ons allen te zamen naar binnen. Als je ergens mee in de knoop zit, is rekenen geen op wekkend vak. Piet kikkert tenminste niet op. Ik zie weer nattigheid en he1 valt me op, dat zijn oor opmerkelijk rood ziet. Dat betekent wat. Wat Piet thuis misdreven heeft, hoef ik niet direct te weten, vind ik. Hij kijkt zo allerongelukkigst, dat ik eens over zijn borstelpruik strijk ter ver troosting en vraag of hij dat nu geen erg gemakkelijke sommen vindt. O heden, dan begint het spul. Met een bokkig gebaar trekt Piet zijn hoofd weg en met zijn schoudertjes maakt hij boksbewegingen. Piet is in volle wapen rusting. Doch het is camouflage, want er druppelt wat op de bank. Vind je de sommen zo moeilijk? fluistert ik zacht moedig in zijn oor. Geen antwoord, al leen een nijdig schoudergeoaar. „Ik zal je helpen", zeg ik en wring mezelf in het bankje. Bomdaar ligt ons Piet je met zijn hoofd op de armen en snikt hartbrekend. Piet is nu het middelpunt van de algemene belangstelling. Niet leuk als je hart gebroken is. Dies help ik Piet indirect door aan te Kondigen, dat de sommen echt allemaal af moeten zijn en dat, wie geen enkele fout heeft, een plaat krijgt! t Egoisme zit er al jong in. Vergeten is Piet en zijn verdriet en ze rekenen of er een begroting sluitend moet wor den gemaakt. Piet doet ook een zielige poging om te cijferen, maar hikkerige snikken borrelen omhoog en hij blijft bokkig. Ik blijf nu maar een beetje uit zijn buurt, dan ebt de felste emotie wellicht wat weg. Maar als mijn oog de schare overziet en Piet en ik elkaar in een flits aankijken, lijkt hij nog woe dend, doch opeens barst hij in een gie rend snikken uit. „Ikke wil nooit in een nieuw huis wonen. Ikke mag nooit erregens ankomme, ikke mag geeneens in het schuurtje timmereDat is te machtig voor het andere publiek. Er dreigt een levendige discussie te ont staan over het vóór en tégen van het wonen in nieuwe huizen, maar de be loofde plaat wordt een grote plaat. Dat helpt ons uit de impasse. Ze rekenen weer. En Piet, zijn hart verlicht door klagen, zit bibberend te schrijven. De ergste bui is over. Ik ga nu toch maar weer naar hem toe en zeg bemoedigend dat je buiten op een kist ook fijn kunt timmeren. Piet ziet er geen heil in. Ge broken komt het er uit: „Ik heb zo op m'n achterste gehad Zijn mededeling heb ik „vrij vertaald", vanwege 't decorum van ons Weekend. 'k Had wel gelijk, toen ik zei, dat elke zaak twee kanten heeft IV. We kunnen Van Driele leren kennen uit het woord, dat hij sprak bij gele genheid van de Inwijding der Tweede Geref. Kerk, nadat de eerste kerk ver brand was. Een passage uit deze toe spraak wil ik hier overnemen: „Ik ge voel dankbaar, en dat gevoelen wij al len, dat God ons zulk een heelijk en doelmatig huis geschonken heeft. Wij hebben geweend, toen ons eerste huis door de vlammen verteerd was. Doch wij hebben geen reden meer om te wenen, daar God ons nu weder een veel beter en doelmatiger huis gegeven heeft, maar wij hebben Hem te danken voor het goede, dat wij tn het eerste huis gesmaakt hebben en dat er vele zielen in toegebracht zijn geworden, dat er dan in dit huis nog een veel groter, getal zielen moge toegebracht worden en dat het zaad, dat in sommige harten gevallen is in het eerste huis en niet ontkiemd is, dat het in dit huis mag ontkiemen, opdat wij nog een rijke oogst mogen inzamelen. En dat de Here Jezus in dit huis mocht komen wonen en werken door zijn Geest en genade. Dan ook geve de Here, dat wij niet aan dit huis of dit gebouw mogen blijven hangen. Ook niet bouwen op namen, vormen, kerken of kerkjes, maar dat wij door geloof, be lijdenis en wandel mogen betonen, dat wij tot de gemeente Gods behoren en vroeger of later in de grote heerlijkheid opgenomen mogen worden, waar veie woningen zijn. En dat wij onder alle de weldaden en zegeningen, die wij van God genieten, nochtans met vader Lo- denstein mogen getuigen: 't Oog omhoog en 't hart naar boven, Hier beneden is het niet; 't Ware leven, lieven loven Is daar, waar men Jezus ziet. De Here geve dit alles om zijns naams wille". Van Driele had Jezus lief. Hij heeft dit getoond in zijn leven. Het was het geheim van zijn leven. Deze liefde drong hem om in 1848 met de weinige Hol landers, die toen in Grand Rapids woon den of tijdelijk vertoefden, de meesten van hen jongelieden, te vergaderen op de dag des Heren in het basement (is sousterrein of verdieping van een ge bouw, gedeeltelijk onder de straat) van het gebouw, staande aan de Zuidwes- terhoek der Ionla en de East Bridge straat in Grand Rapids. Hij leidde de vergadering in het lezen der Schrift, in het gebed en in het lezen ener predika tie. Dit deed hij drie jaar lang. Toen werd de Tweede Gereformeerde Kerk geïnstitueerd. Hij deed dit, omdat hij Jezus liefhad. Omdat hij Jezus liefhad hanteerde hij ook de pen. Hij schreef eenvoudige stuk jes, op de practijk des geloofs gericht in „De Hope" en „De Volksvriend". En zijn stukjes werden gelezen. H. P. Oggel, redacteur van „De Volksvriend" herdacht Van Drieles perswerk met de volgende woorden: „Door hetgeen Vader van Driel voor mij geweest is als medewerker aan bo vengenoemde bladen („De Christelijke Heraut" en „De Volksvriend") heb lk hem herhaalde malen mijn oprechte dank betuigd. Als boezemvriend mijner ouders en van de familie De Pree scheen hij be trekking te hebben gevoeld op mijn werk en drong om mij bij te staan. En zijn pennevruchten werden door het lezend publiek gewaardeerd. „Zuster Febe" is een predikants vrouw, de moeder van een aantal le venslustige jongens en die „De Volks vriend" lezen, hebben het uit haar eigen schrijven herhaaldelijk vernomen, hoe zij en velen met haar gesticht zijn door de stukken van Van Driele. En een der meest wetenschappelijke mannen in ons land zeide mij eenmaal: „Weet gij, wat ik het eerst lees, als Ik uw blad op neem? Het stuk van Van Driele. Wie is toch Van Driele? Dit zijn stemmen uit twee gans ver schillende richtingen. Zij leveren bewijs, dat de schrijver met een zelfde pen de belangstelling wist te trekken van een geleerde en te gelijk de vertrouwde vriend en raadge ver zijn konde in de drukke huiselijke kring. Ik heb Van Driele van nabij gekend. Zijn grote kracht als schrijver was hier in gelegen, dat zijn hart recht was voor God. Er wordt zoveel geschreven met bij oogmerken. Er ligt over zo menige bij drage in de godsdienstige pers een waas van voorzichtigheid, zodat eigenlijk niet uitkomt wat bedoeld werd. Bijgevolg: zo menig product treft niet, maakt geen impressie. Bij Van Driele was dat anders. Met zijn kennis van en zijn liefde tot God als grondslag, was het hoofddoel van zijn schrfjven om Gods eer te bevorde ren, zonder navraag. Ook bezat hij een grondige zelfkennis; dit was steeds op te merken, wanneer hij zonden bestraf te; immer sloot hij zichzelf als schul denaar voor God er bij in. Zie, die ge stemdheid moest aangrijpen en kracht uitoefenen". Van Driele is in het harnas gestorven: als ouderling der vierde gemeente van Grand Raplds. Hij stierf oud en der da gen zat. Hij was werkelijk uitgeleefd. Enige weken voor zijn dood bezocht hij zijn gehuwde dochter, Mrs de Roo in Holland. Op de terugreis was hij zo ver zwakt, dat de voerman hem uit het rij tuig in zijn woning dragen moest. W. Kotvis beschrijft zijn laatste le vensdagen als volgt: „Zijn ziekte was kort en gematigd; ook in deze heeft hij de wens zijns harten verkregen; tot het laatst toe behield hij zijn kennis, bleef hij geduldig en was hij o zo dankbaar voor de genade Gods. Zijn laatste woor den waren: „Nu wenste lk wel, dat ik kon inslapen, en enige ogenblikken daarna sliep hij in en ontsliep hij zalig, om in de morgen der opstanding te ont waken. Nu geniet hij de zoete rust, welke er overblijft voor het volk van God". Van Driele wenste door de ouderlin gen £er vierde gemeente grafwaarts ge dragen te worden. Aan deze wens werd gehoor gegeven. Verder had hij kort voor zijn dood nog verzocht, dat men bij zijn begrafe nis veel over Jezus en weinig over hem zou zeggen. Ook hieraan heeft men gehoor gege ven. Onder grote belangstelling werd hij begraven. In het gebouw der vierde gemeente werd een gedachtenis-dienst gehouden. De verzamelde gemeente zorg: „Maar 't vrome volk, in U verheugd, Zal huppelen van zielevreugd". Ds J. W. Warnshuis hield de herden kingsrede Hij sprak over Jac. 1:12: Zalig is de man, die verzoeking ver draagt „Vader Van Driele heeft de verzoe king verdragen. In de dagen der eerste nederzetting alhier verdroeg hij o zo veel en leerde hij veel verdragen. Hij is gezegend geweest, die verzoe king heeft hij verdragen, hij bleef de nederige man, de vriend der armen bij hen vooral zal zijn gedachtenis in zegening wezen. Hij heeft veel gedaan voor de kerk en bleef zijn kerk trouw, loyaal, en ook daarvoor heeft hij veel moeten verdra gen en verduren. Het heeft er dikwijls gestormd, maar hij blee^ staan als een vaste en welgewortelde boom. Als hij beproefd zal geweest zijn, zal hij de kroon des ievens ontvangen. De kroon des levensPaulus noemt haar de Kroon der rechtvaardigheid. De kroon ls het leven, het eeuwige leven. Hij heeft gestreden, hij heeft gedragen,; hij heeft verduurd en heeft overwonnen. De nederige dienaar en dienares des Heren hier beneden is de gekroonde daarboven. De Here heeft de kroon beloofd aan degenen, die Hem liefhebben. Die vol standig zal blijven tot het einde, die zal zalig worden. Laat ons de onwankelbare belijdenis der hoop vasthouden, want Die het beloofd heeft, is getrouw. Vader Van Driele heeft een hoge ouderdom mogen bereiken: 83 jaren, 7 maanden en 27 dagen. Maar wat be tekent die ouderdom in het gezicht der eeuwigheid Wij hadden hem lief. Hij was ons een dierbare broeder. Hij was het om Jezus' wil. Broeders, de Here make ons getrouw in ons werk, opdat, als de Overste Her der verschenen zal zijn, wij ook de on- verwelkelijke kroon der heerlijkheid mo gen behalen. „Laten de ouderlingen mij uitdragen", was zijn verzoek. Draagt hem zachtkens: het is een broeder, het is een kind van God, zijn lichaam was een tempel des Heligen Geestes". Ik heb u Iets naverteld over deze Israëliet zonder bedrog, deze Nathanaël. Let op de vrome en ziet op de op rechte, want het einde van die zal vrede zijn. j. g. Beste neef, Behalve jouw brief, op wat ik veer tien dagen geleden schreef, aangaande dat jongmens, die op zo brutale wijze in het Jongelingsblad probeerde sexuële zonden goed te praten, kreeg ik ook nog andere brieven. Ik kan natuurlijk aan jou niet gaan schrijven wat deze me allemaal vertellen, te meer waar er bij zijn, die hun eigen intieme leven raken. Noodkreten, zou ik ze willen noemen, waaruit wel blijkt, dat er door vele jonge men sen op dit terein een ontzaglijk zwarg strijd gestreden wordt. Gelukkig, dat er dan nog maar strijd is. Ik wil alleen een klein gedeelte uit één der brieven hier aanhalen, om te laten zien wat er in een jong leven kapot geslagen kan worden door ver keerde voorbeelden. Iemand, die nu al enkele jaren getrouwd is, schrijft mij het volgende: Ik heb het recht niet te generaliseren, maar ik zie nog de voormiddag, nu ongeveer 5 jaren geleden helder voor mijn gedachten, toen ik zo'n innerlijke schok te ver duren kreeg. Toen stond ik met een kameraad op het veld te arbeiden en ging ons gesprek over deze dingen en ik liet daarbij ook doorschemeren wat de Bijbel ons in deze leren wil. Tij dens dit gesprek liet ik mij ontvallen, dat nóch door mijn vrouw, nóch door mij vóór ons huwelijk sexueel verkeer had plaats gehad. U had toen de ter men moeten horen, die mijn kame raad, een kerkelijke broeder, zelfs een vooraanstaand mens op velerlei gebied, tegen mij bezigde. Hij ver telde rondweg wat hij zelf uitgevoerd had toen hij jong was en wat hij van anderen wist en tot slot: ik loog, want er was niemand, die zo maar groen het huwelijk inging. Kijk, wanneer men zo iets te verduren krijgt en dat nog wel van personen, die in het openbare leven een ambt of een func tie bekleden, dan gaat er innerlijk wat bij je kapot. Dan ga je denken, dat ouderling X. enzovoort, die ogen schijnlijk eerlijk is getrouwd, ook best met het zevende gebod het handje kan hebben gelicht. Dan denk je, dat je buurman, die je zo goed kent en van wie je weet, dat hij en zijn vrouw blakend gezond zijn en toch maar één kind hebben er ook bepaalde metho den er op na houden. Kortom, dan rijst de twijfel Tot zover mijn briefschrijver. Verder zegt hij nog: „Ik zie in dit alles een symptoom van algehele ver vlakking. De scherpe kantjes, die er •o to o* (o o o* <i S 25'3 «-*• Aj" fD CD yg E2'S®£5m< - 3 3 2 3 2 03 M tf M r JL (_n W 2. ro H Oï C* 3 1-. m cJS b Ls? s*a*3 - ®2B.N qsSfslg^sr3!* ifs» - e-s 8 •—O ÖJ CLtf'T, 8 23 Op 2 »-t 3 hj 3 M 3 c a. 8- ST 5*<S w M Q O- O O pi ro 3 crq 5 P.(D O 2 w ft fD a "JN§' ffS -ö'n> 8 0909 tO n> (D 03 O <=NW o n 5 PW - 2 w 3 a o, N (D r" O ff* OT >~t g-Q-s^s-oi L&& h*<9r n a»ö 5 o.1" h 0Q fl> V W w M O "s s •d B TOS O p <tq O"» 4 dgS-3 *33 (m t-t o* roe... P te o ro ïprtP: 3 cm fD to (D 3 trm N twES' Swig's gif 8" „TO S'p !;"T' Vrijdag 5 October 1951 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 3 bij ons toch moeten zijn, als christe nen, worden weggeslepen. Men begint bij kleine onderdeeltjes: dit is toch zo erg niet, en dat is toch niet zo heel erg, of: hier zit toch geen kwaad in enz. Maar het duurt niet lang of we handelen en spreken precies als de wereldling. Er is geen verschil meer." Verder schrijft hij ook nog over iets anders, dan hoe langer hoe meer prak tijk begint te worden, n.l. over de kunstmatige bevruchting van het vee, de z.g. „K.I." bij de runderen, waarbij het hem bevreemdt, dat er ook zoveel christelijke veehouders aan mee doen. Ja, we zullen het daar nu maar niet over hebben. Eerlijk gezegd, weet ik niet wat ik er over zou moeten zeggen ook. Ik heb er nog nooit studie van gemaakt. Wat dat andere betreft, mijn brief schrijver eindigt met de hoop uit te spreken, dat de pers hieraan haar volle aandacht wil geven om op waar lijk christelijke wijze, gedragen door een diepe liefde voorlichting te geven en de jonge mensen zo tot steun te zijn. Onze jeugd heeft dat nodig om in de moeilijke jaren van storm en drang staande te kunnen blijven. Zijn laat ste zin heeft mijn volle instemming: Vóór alles (schrijft hij), is het in alle nood gelukkig, dat de Schepper van ons allen, tevens onze barmhartige Vader wil zijn. Beste neef, stof te over om er een serie brieven over te schrijven. Maar ik betwijfel het of het waar is, wat mijn briefschrijver opmerkt, dat het de taak van de pers is hierover breed voerige voorlichting te geven. Het kan zowel ten kwade als ten goede werken. Een krant komt nu eenmaal in handen van rijp en groen. Bovendien: er is op dit terrein al zo ontzaglijk veel Voor lichting gegeven. Er zijn stapels boe ken, ook heel goede, en doorademt van een positieve christelijke geest, over verschenen. Helpt het allemaal veel? Ik betwijfel het. Ik herinner mij nog levendig uit mijn eigen jonge jaren, dat er een boekje op de markt ge bracht werd, geschreven door de be kende romanschrijfster Johanna Bree- voort: „Stomme zonden". Er is toen heel wat over dit boekje te doen ge weest. Ze schreef het met de aller beste bedoelingen, maar het heeft op verschillenden een averechtse uitwer king gehad. Het had de bedoeling de weg te wijzen, maar heeft sommigen ook juist op de doolweg gebracht. We moeten heel voorzichtig zijn. Ik weet, dat er op dit terrein een ver schrikkelijke, stomme nood is. Wie het vertrouwen van de jeugd heeft, en weet wat er in jeugdkringen, arbei dersgroepen, studentenkringen enz. over verhandeld wordt, weet er iets van. En wat er op het publieke erf des levens tegenwoordig te zien en te horen is, ik denk aan de bioscoop, de plaatsen van dansvermaak, slechte lec tuur enz. is er niet op ingesteld, die jeugdstormen te bezweren. Integen deel de hartstochten worden geprik keld en menigeen onder ons, die nog dagelijks bidt: en leidt ons niet in ver zoeking.... mag zich wel eens reali seren wat hij bidt en of dat gebed niet als een vloek in de oren Gods opklimt. We zoeken vaak maar al te graag de verzoeking. Ik wil over deze dingen graag nog iets zeggen, maar bewaar dit tot mijn volgende brief. Intussen onderstreep ik nog de laatste regel van wat mijn, hier boven bedoelde briefschrijver, schreef, en ik wijs op de houding, die onze Hei land aannam in het geval, toen men de overspelige vrouw tot Hem bracht: wie uwer zonder zonde is, werpe het eerst de steen op haar Je oom Daaf. Mijn beste nichtjes en neven, Wel het lijkt wel of mijn nichtjes en neven zaten te wachten op de nieuwe raadsels, want er kwam opeens weer zo'n stapel brieven, dat ik die weer niet in één keer beantwoorden kan. Dat is niet zo erg hé? Wie dus deze keer zijn, of haar naam niet ziet, kan er zeker van zijn, de volgende week een beurt te krijgen. Dan geef ik weer de oplossin gen ennatuurlijk ook weer nieuwe raadsels op. Ik heb al in mijn prijzen- hoekje gekeken. Dat verklap ik jullie alvast maar. Nu hoor, ik eindig, anders krijg ik er weer van langs dat ik met mijn raadselfamilie 'n grote hap geno men heb van ons Weekend. En dat wil ik niet hoor. Ik zal geen slecht begin maken. Dus allemaal veel groeten en tot de volgende week maar weer. Jullie TANTE TRUUS. Marietje J. te Bruiunisse. Gezellig om zo samen met je zusje uit logeren te gaan. Ik kan me goed begrijpen, dat je het in IJsselmonde best naar je zin had. Ik ben er ook al vaak eens wezen kijken. Je hebt me heel duidelijk ver teld van dat kappen. Nu weet ik het precies. Hoeveel heb jij gedaan? Voor moeder trof het heel goed, dat het net vacantie was, toen zij ziek was, want toen kon haar grote dochter het werk overnemen. Maar was jij 's avonds niet een beetje moe van het ongewone werk? Nellie j. te Bruinnisse. Wat een duidelijke brief heb je me geschreven. Zijn jullie ook al saampjes naar Br. geweest. Hoe lang? Daar ben ik nu nog nooit geweest. Hoe vond je het er? Jij gaat laat naar bed hoor. Bevalt het je goed in je nieuwe klas? Bosviooltje te Middelburg. Wat een verdrietige geschiedenis was dat in je vacantie. Geen wonder dat jullie alle maal uit je doen waren. Hoe is het nu met de patiënt? Het is altijd naar om in het ziekenhuis te moeten liggen, maar juist als er zo' feestdag zou kun nen zijn, is het wel dubbel erg. Maar dan maken jullie maar feqst als vader weer thuis is. Hoe is het ongeluk ge beurd? Wat zegt de dokter, zou alles weer helemaal goed terecht komen? Voor het logeetje ook een schrik om mee te maken. Ik zou je haast een beetje benijden om zo'n mooi wekker In „Die Landstem" staat het portret van een jubilerend echtpaar, dat 72 jaar getrouwd is. Het blad geeft er het volgende commentaar hij: Na 'n gelukkige huwelikslewe van 72 jaar behoort mnr Renier, van Pre- toriae, 95-jarige vader van 17 kinders, te weet waarvan hy praat as hy sy „tien gebooie" vir getroudes voorskrijf. Oom Renier en sy 88-jarige weder- helf, tant Sarah, meen dat hul huwe likslewe van 72 jaar 'n rekord is. En hier volg die oubaas se „tien gebooie" vir jong getroudes: (1) Wees baie versigtig metdiekeuse van 'n levensmaat. (2) Trou jonk, en trou met die doel om getroud te bly. (3) Trou in die Kerk en gaan ge teeld Kerk toe. (4) Koop of laat bou u eie huis. Mense in woonsteHe is soos voëls in 'n kou baklei gedurig. (5) Slaap in 'n dubbelbed die beste teenmiddel teen enige voorafgaande strye^. (6) Sorg dat u baie kinders het kinders is die sement wat 'n hu- welik stewig bind. (7) Eet gesonde kos en moenie drink nie. (8) Werk hard die vrou in die huis en die man buite. (9) Leef in liefde vir mekaar en nie in liefde vir geld nie. (•0) Geen lewenswyse is so goed as die beproefde Christelike lewens wyse nie. klokje. Blijft het goed lopen? Dien K. te Nieuwdorp. Dat was weer eens een ouderwets gezellige lange brief. Jam mer dat Nieuwdorp een beetje uit de buurt is, anders kwam ik 's avonds de verlichting bij jullie ook eens bekijken. Nog een prijs ergens mee gewonnen? Jammer hoor, dat je niet aan een op stel bent toegekomen. Zo'n kampeer- verslag is altijd zo fleurig. Zwaluwtje te Serooskerke. Natuurlijk mag je zusje meedoen met ons. Ik heb ook weieens keertje aardappels geraapt, zo maar voor de grap deed ik mee en toen vond ik het ook zo'n leuk werkje, want je hebt al gauw een mand vol. Feestelijk dat die kleine peuter al zo vriendelijk naar jullie lacht. Hoe oud is ze nu precies? Ik lees ook altijd zo graag over onze Koningin en de prinsesjes, net als jij. Adamson te Oudelande. Zo weer present. Daar doe je goed aan. Eerlijk gezegd, dacht ik al, nou die Adamson is me helemaal vergeten in de vacantie. Ik hoorde taal noch teken van je. Maar nu is het weer goed zo. Ik heb mijn trouwe klantjes maar graag bij elkander. Maar ik kan me best indenken, dat je in Terneuzen bij het water te veel afleiding had. Ik ben ook altijd dolgraag aan het water. Filo Fop te Oudelande. Kerel wat ben jij aan het werk. Woonde je maar dich ter bij, dan vroeg ik je hulp voor mijn tuin. Ik denk, dat ik later nog weer eens zo'n tekenwedstrijd uitschrijf, want dat hebben er al zoveel aan mij gevraagd. Dan kan ik dus toch je huis eens te zien krijgen. Bellefleurtje te St Laurens. Heel veel dank voor die mooie foto. Daar ben ik zo blij mee, want nu weet ik, tenminste hoe mijn raadselnichtje er uitziet. Dat is toch altijd prettig hé. Jullie staan er maar fijn duidelijk op. Hoe bevalt het je in de zesde? Over een paar jaartjes ga je graag uit logeren hoor, want dan vind je het wel prettig. Vroeger dacht ik er over net als jij. Maar dat verandert wel. Gezellig al die verjaarvisites van d' meisjes. Ik zou haast zin 'hebben om dan eens om een hoekje te kijken. Zijn er mooie vieken in die biblio theek? Scholekster te Vrouwenpolder. Voor zo'n echte lange brief ga ik eens op mijn gemak zitten. Wat kun jij goed vertellen. Ik zou haast zin heb ben om voor die bramen naar Vrou wenpolder te komen, want dat vind- ik zo'n leuk werkje, 'k Heb het vroe ger ook veel gedaan. Ben er zelfs door in een sloot geduikeld. Maar het was toen niet koud en dan droog je gauw genoeg op. Maar je moet wel leren die lelijke doorns een beetje uit de buurt te blijven, vind je ook niet? Een autoritje is altijd een feest hé? Lelietje van Dalen te Nieuwdorp. Nee ik woon niet in de Lange Vorst, dus het helpt niet veel als je daar uit kijkt. Ik ben die tekenaar ook maar uit de buurt gebleven. Ben je met deze sokjes voorspoediger? Hoe is het met je hondje nu? Ik hoop maar dat het beter is want een hinkend hondje is niet zo leuk. Mijn hond heeft ook al een kwaaltje. Hij is doof, maar ik ben bang dat het niet meer beteren zal. De oude dag. Geen wonder, dat poes het in zo'n warm holletje 't best naar de zin heeft. Mag het van moeder? Bloemknop te Heinkenszand. Je bent dus dicht in mijn buurt geweest die Zaterdag. Leuk was het toen in Goes hé? Hoe is die foto gelukt? Als je er een over hebt, dan houd ik me aan bevolen. Paste die kleren jou dan nu al. Ik had je zo wel eens willen zien. Maar ik denk, dat je alle dagen toch liever je gewone kleren aan hebt. Daar kun je vlugger mee terecht. Ik heb het ook eens zo gedaan als jij, maar het koste nog al een poosje eer ik klaar was voor het grote ogenblik van de foto. Ik schiet tenminste heel wat vlugger in mijn gewone pakje, maar.... dat is niet zo als de fijne Bevelandse kledij. Er is een paar keer melding ge maakt van bij liefhebbers bloeiende passiebloemen, prettige berichten voor hen, die zich steeds weer verheugen, wanneer blijkt, dat in de jacht naar het nieuwe, van het mooie oude nog niet alles verloren gegaan is. Men las daarin van „zeldzame" bloempjes en bracht als „bijzonderheid" naar voren, dat de hoofdonderwijzer in 's-Gra- venpolder de plant in een pot tot bloei wist te brengen. Dat is nu juist iets wat de leek er van terug zal houden het ook eens te proberen, want zijn eerste gedachte is, met zo'n zeld zaam en bijzonder iets, zal het bij mij wel niet lukken. Daarmee miskent hij, zij het onwetend, deze gemakkelijke groeier en gulle bloeier. Dat we de Passiebloem weinig aantreffen geeft haar nog geen brevet van zeldzaam heid en het in pot tot bloei brengen is al evenmin een bijzonderheid. Een plantenvriend, die aan de Seisweg te Middelburg woont, zou daar meer van kunnen vertellen. De plantkundige Ferras heeft om streeks 1700 de Passieflora, een samen stelling van Passio ij den en flos bloem, naar Europa gebracht. Op en kele uitzonderingen na zijn het klim planten met houterige takken, voor zien van hechte ranken, waarmee ze zich omhoog kunnen werken. Van de ongeveer 200 soorten, die van dit geslacht bekend zijn, is de uit Bra zilië en Peru komende Passiflora coe- rulea, de meest bekende, gemakkelijk in cultuur en mooi. Zeer merkwaar dig is de afwijkende bouw van de Passiebloemen, zelfs botanici hebben daarover tamelijk veel verschil van mening wat de kelk en wat de bloem kroon is. De Spanjaarden, die Peru verover den, zagen in de verschillende delen van de bloemen de attributen van het lijden van Christus. Ii- de drie stijlen de nagels; de vijf helmknoppen de vijf wonden; in de krans van blauwe, rood gevlekte, fijne bloemslippen, de doornen kroon; in het gesteelde vruchtbeginsel, de drinkbeker, in de hechtranken de geesel en in de witte bloemblaadjes Zijn onschuld. Elke bloem is even onder de kelk omgeven door een driebladig, geel omwinsel. Bloemkelk en bloemkroon zijn echter vijftallig. De kelkblaadjes zijn aan de onderkant geel-groen, aan de binnenkant satijn-wit. De vijf kroonblaadjes zijn bovenop glanzend zilver wit, aan de onderzijde iets groen getint. Op de kroonblaadjes volgen een paar bij kronen, bestaande uit kransen van lange fijne draden, die naar buiten toe voor de helft paars-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1951 | | pagina 6