M BS ons thuis avonfurctt arl. van De aarde komt te hulp LLi ONS FEUILLETON. Vrijdag 14 September 1951 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 ma uit Friesland, een weduwe. Zij bracht een dochtertje mee, dat later trouwde met W. Kotvis. Uit dit huwelijk werden 9 kinderen geboren, waarvan er 8 stierven. Het kind, dat ln leven bleef, was een meisje. Zij trouwde later met C. de Roo uit Holland. Van Driele heeft een gelukkig huwe lijksleven gehad. Zij dienden samen in eenvoud de Here. Belden waren barm hartig en mild jegens de armen. Hun buis was een herberg voor Gods kinde- Mijn beste nichtjes en neven, Het ls gezellig dat er nu telkens al weer brieven binnenkomen, terwijl ik nog geen raadsels heb opgegeven. Daar zal ik volgende week toch maar weer eens mee beginnen. Jullie krijgen dan ook gauw de uitslag van de opstellen wedstrijd en tekenwedstrijd. Maar ik moet eerst, als alles binnen is, het werk nauwkeurig lezen en bekijken. Zijn jullie allemaal al weer gewend aan het schoolwerk? Pak maar ineens flink aan, dat geeft een goed rapport ren. „Honderden zgn er, die in de gast vrije woning menig aangenaam en stichtelijk uur hebben doorgebracht. Zij leerden Luk. 16 9 verstaan en in toe passing brengen". In 1889 nam de Here Anske Postma, die als een Dorcas door de gemeente vereerd werd, tot Zich. Van Driele heeft haar 11 jaar over leefd. Hij vond een vergoeding voor dit verlies in een liefdevolle verzorging in het huis van zijn schoonzoon Kotvis. (wordt vervolgd). met Kerstmis en dus een goede vacan- tie dan. En het is ook veel plezieriger om je werk goed te doen. Komen jullie nog eens in Goes kijken in deze dagen, nu alles 's avonds zo mooi verlicht is en er overdag veel mooie bloemen te bewonderen zijn. Wat zal het mooi zijn. Ik ben er zelf ook nieuwsgierig naar. Misschien komen we elkaar tegen als we naar die bloemen lopen te kijken. In de avond is er niet zoveel kans elkaar te zien. Hoewel, als er zoveel Hebt komt, als nn verteld wordt, dan zal het wel dag lijken. Maar misschien mogen jullie niet zo laat ver van huls. Nu, vertel me maar eens, wie er geweest ls. Nu ga ik eerst nog een paar brieven beantwoorden. Daarom een massa groe ten voor jullie allemaal bij elkaar. Jullie TANTE TRUUS. Goudvisje te Serooskerke. Waarom kreeg jij zulke leuke cadeautjes, toch niet jarig geweest? Gezellig om zo bij je tante te logeren te zijn. Wat vind ik dat kranig, dat je al meehelpt om de koelen te melken. Dat heb ik nog nooit gedaan. Duurt het lang voor je het vlug en goed kent? Was het een fijne verjaarvisite bij het vriendinnetje? Oranjebloempje te Serooskerke. Wat een prachteadeau kreeg jij toen je uit het ziekenhuis kwam. Maar Ik denk, dat vader en moeder, net als lk, vinden dat zieke mensen en kinderen een beet je verwend moeten worden. Wat knap om zelf een wiegje te maken. Hoe heb je dat toch wel gedaan? Duurde het lang eer het werk klaar was. Je gaat nu zeker ook wat leuke kleertjes voor de nieuwe pop maken. Sneeuwklokje te Wotfaartsdgk. In je opstel las lk wel dat je een fijne vacantle hebt gehad. Maar lk merkte wel, dat je ook moeder hebt geholpen. Dan heeft die dus ook een beetje vacantle gehad door jouv; hulp. Hoe was de kennismaking op je nieuwe school. Heb je veel huiswerk, of komt dat zo langzamerhand? Bloem knop te Heinkenszand. Wat heb jij voor de eerste keer dat je meedoet al een gezellige brief geschreven. Hoe oud zijn die zusjes van je Als ik weer eens door Heinkenszand kom, zal lk goed uitkij ken naar jullie huls. Met zulk een teke ning zal het gemakkelijk zijn, om dat te vinden. Doe je ze allemaal veel groe ten van me terug? Zo de oude zongen. „Nee", antwoordt hij kort. „Ik kan haar nog wel laten opnemen...." Hij zegt het eigenlijk om tenmin ste iets voor te stellen. Om deze span ning even te breken. „Kan het nog helpen?" Ze spreekt in korte, stotende woorden. „Nee", antwoordt hij, met dezelfde intonatie van daar even. „Maar ik weet niet hoe lang het nog duren kan." Dit is een ontwijken, want hij weet wel, dat het niet lang meer du ren zal Maar hij wil die ogen niet zien. „Dan blijft ze hier." „Ik kan niets meer doen. Wilt u nog dat ik weer kom, laat me dan maar roepen." Hij zegt dit uit vrien delijkheid. Want hij kan niets meer doen. Hij wenkt vrouw Sk>t naar het gangetje. „Laat me roepen, als het afgelo pen is." „Zou dat gauw zijn, dokter?" „Misschien vannacht nog. Mis schien morgenochtend of wat later. Het is niet precies te zeggen. Maar ik denk vannacht." „De vader is niet thuis en we kun nen hem ook niet bereiken." „De stommeling!" valt de dokter uit. „Wat doet hij nu juist weg te gaan. Zijn vrouw gaat er aan kapot." „Hij moest wel weg om wat te ver- ring, als het kind zich verlegt. Het mondje beweegt, de kleine handen tasten even over het dek. Zij kram pen samen, dan ontspannen ze zich. Er is een zachte weerschijn van een glimlach op het gezichtje. Jannie is niet meer TIENDE HOOFDSTUK. De gordijnen zijn neergelaten. De kamer ligt in een halve schemer. Met veel moeite heeft vrouw Slot haar buurvrouw naar bed gekregen. De dokter heeft haar geholpen. Nu ligt zij in het donker van de kamer te staren. Het is, of haar eigen hart stil gezet is. Beneden zijn zachte geluiden. Het lopen van een kraan, aardewerk, dat tegen elkaar stoot bij het afwassen. Vertrouwde geluiden van elke dag, die nu eigenlijk moesten zwijgen, nu Jannie daar ligt en niet meer in dit leven is. De jongens zijn angstig en zwij gend opgestaan, toen buurman hen kwam roepen en vertelde, dat Jannie in de hemel is. Zü hebben de dood nooit meegemaakt. Het maakt hen schuw en stil. Slot heeft ze meegenomen naar z'n eigen huis. Daar zat Geert; bleek en angstig. Wat was dat dood-gaan, sterven? Naar de hemel gaan, vertelde zijn moeder. Ja, maar hoe? (Wordt vervolgd.) NOTEN VOOR PEDRO De groenteman had het te druk met de wortel tjes van Lorre, om aan dacht te schenken aan de smulpartij van Pe dro. Maar toen hij de verschrikte stem van Maartje hoorde, zag hij plotseling wat er ge beurd was. O, wat was de groenteman verschrikkelijk kwaad. Verontwaardigd riep hij uit: „Wat sapristie, nog an toe. Zit jij daar mijn dure noten op te eten, brutale eekhoorn En wie moet dat betalen hè? Moet ik daar zo hard voor werken? Het is me wat moois!" Oh, wat schrok die arme Pedro. Hij had het heus niet met opzet gedaan, maar toen hij de groenteman zo hoorde uitvaren dook hij angstig in elkaar en staarde schuldbewust naar de grond. Nu kreeg Maartje toch wel medelijden met Pedro. „Hij heeft het heus niet zo bedoeld, groenteman", pleitte ze. „Pedro wist echt niet, dat de noten hier geld kosten. U begrijpt wel, dat hij in het bos alles kan eten waar hij zin in heeft. -Maar" voegde ze er lachend aan toe, „hij zal deze lekkere noten wel niet dik wijls in het bos vinden". Ze smaakte reuze lekker", riep Pedro benauwd. „Ja, ja", mopperde de groenteman ik zit met de lege doppen". Maar Maartje kreeg een goed idee, ze had nog wat centen overgehouden toen ze het kanariepietje voor tante had gekocht. Ze pakte haar beursje en telde alles wat ze had in de opgestoken hand van de groenteman. „Hoeveel noten krijg ik hiervoor? vroeg Maartje vriendelijk. „Ohantwoordde de groenteman opgelucht", als ik dat geweten had dan had ik me niet zo kwaad gemaakt. Hier krijgt U twintig noten voor jongedame". „Geef er dan maar vijftien" zei Maartje, „want Pedro heeft er vijf opgegeten„Dank U vriendelijk jongedame" sprak de groenteman beleefd toen hij de zak noten aanreikte. dienen", verdedigt ze haar afwezige buurman. „En niemand dacht, dat hét zo'n vaart zou lopen. „Hij had mij toch minstens kun nen vragen of hij weg kon gaan?" Dat is waar. Maar het is ook zijn eigen schuld. Hij heeft niet meteen gezegd, hoe ernstig het was. „Nou, niks aan te doen. Laat me levenskust is reeds begonnen. De moeder kan het in die gebieden niet volgen. Ze tracht in haar hart mee te reizen; ze tracht het vast te houden in haar liefde. Maar het kind keert zich af. Hierin kan niemand volgen. En het is als bij de geboorte: op nieuw wordt de band, die moeder en kind verbindt, doorgesneden. Het maar roepen als u me nodig hebt." Met een korte groet slaat hij de deur achter zich dicht en rijdt door de donkere nacht naar huis. Vrouw Slot keert in het kamertje terug. De moeder is naast het bed gaan zitten. Ze beweegt zelf ook niet en staart naar het kind. Ze kijkt er naar alsof ze de laatste levensmomenten wil in drinken. Alsof ze het vast wil hou den. Haar ogen laten het kindje niet los. Het is haar kind, haar jongste, haar enig meisje. En dat gaat nu weg, alleen, zonder haar moeder. Elke seconde, die de klok wegtikt, reist het kind verder weg. Verder bij haar vandaan. Het afvaren van de kind gaat alleen een verre tocht be ginnen, zonder de moeder. Vrouw Slot kijkt angstig naar de roerloze gestalte bij het bed. Ze kan deze spanning niet volhouden. In de keuken maakt ze een kopje koffie. Ze brengt het binnen en drukt het haar buurvrouw in de hand. „Hier mens, je moet daar niet zo blijven zitten. Drink een kopje warme troost." Dat woord troost is hier bijna als een vloek. Vrouw De Vries drinkt het kopje leeg, zonder het te beseffen. Dan zit ze weer roerloos, de lange uren door. Het is of een draad uit haar handen wegglipt. Het eerste morgenlicht valt dra lend binnen in een grijze scheme- behorende bij het ZEEUWSCH DAGBLAD van Vrijdag 14 Sept. '51 No. 1468 Uitgave van Oosterbaan Le Cointre N.V, Goes eeuu/scH u/eexertD UIT DE SCHRIFT. Voor vele christenen is het een probleem waarom de geschiedenis van deze wereld door bloed en tranen heen gaat. Oorlogen en geruchten van oorlogen, revoluties, onderdrukkin gen, uitmoorden, brandschatten, roven en plunderen, opkomen van machtige wereldrijken en weer ondergaan in andere machten. Het is de geschiede nis van deze wereld alle eeuwen door. De Bijbel staat er vol van en de on gewijde geschiedenis weet evenmin van iets anders te vertellen. Waarom dit alles? Er zijn christenen, die zeggen: om dat de wereld God niet vreest, maar haar eigen weg gaat. Er zijn christe nen, die zeggen: de mensheid is nog niet voldoende opgevoed tot realisee ring van humane begrippen. Er zijn christenen, die zeggen: wanneer de Kerk haar roeping maar trouw ver vulde, dan zou de wereld wel beter worden. Zo wordt er geworsteld met het probleem van de verscheurdheid van het menselijk geslacht. Toch, al bevatten al deze beschou wingen enige waarheid, de kern van de zaak wordt er niet door getroffen. De oorzaak ligt dieper. De strijd is uiteindelijk geen worsteling van vlees en bloed, maar van de geestelijke machten. De apostel spreekt van de boze geesten in de lucht, de geeste lijke geweldhebbers dezer eeuw. Ik geloof, dat we voor deze alles beheersende realiteit te weinig oog hebben. Toch is de Schrift hier vol van. Millioenen geesten worstelen in het luchtruim om ons heen. Elke Zon dag is ieder kerkgebouw, iedere preekstoel er vol van. Bij ieder gebed, bij ieder geestelijk gesprek, bij iedere wedergeboorte, die God in Zijn souve- rein welbehagen geeft, kampen de geesten hun titanische worsteling. En deze geesten bevruchten de mense lijke geest, zij inspireren tot de daad. Het is de dynamische kracht van de geesten, die de wereld in beroering houdt en uiteindelijk naar de onder gang zal voeren. En in dit alles heb ben wij niet anders te zien en te aan bidden dan de wil van God, Die ge zegd heeft: „Ik zal vijandschap zet ten We herinneren nog eens aan wat we de vorige week schreven: het visioen in Openbaringen 12 geeft de zin van de wereldgeschiedenis te verstaan. De worsteling tussen vrouwenzaad en slangenzaad. Dat beheerst alles en bij dit licht hebben wij de krant te lezen en naar de berichten, die tot ons ko men door de radio, te horen. En waarom dan die vreselijke oor logen van de volkeren tegen elkan der? Wat heeft dat nu met de Vrouw (de Kerk) te maken? zult ge vragen. Johannes geeft de verklaring hiervan met de volgende woorden: „En de aarde kwam de vrouw te hulp en de aarde opende haar mond en verzwolg de rivier, welke de draak uit zijn mond had geworpen." De aarde komt d'e vrouw (d.i. de Kerk) te hulp. God verdeelt de vol keren onderling, zodat de Kerk moge lijkheid heeft om te blijven bestaan tot 't einde toe. Ge ziet dat b.v. in de ge schiedenis van Saul en David. Wan neer Saul (hier de draak) David (hier de Kerk uit wiens lendenen de Chris tus voortkomen zal) vervolgt, bestelt God op een bepaald moment, wanneer Saul David achterna jaagt, een inval van een vijandelijke macht, zodat Saul de achtervolging moet staken en zijn vijand te lijf moet gaan. Gij ziet dat in het groot de gehele wereldgeschie denis door. Heel sterk b.v. nog in de afgelopen wereldoorlog. Wanneer Hit- Ier deze oorlog gewonnen had, zou de Kerk in Europa uitgeroeid zijn ge worden. God laat dit niet toe. Daarom komt Amerika in de krijg en ver slaat Hitier. God wil de Kerk in Europa nog een kans geven. Ameri kaanse bommenwerpers, vliegtuigen en tanks staan alzo in dienst van de Kerk, om 's Heren wil. Zo brengt God, heel de historie door, evenwicht in de machtsverhoudingen op aarde, blijft er de strijd tussen macht en macht en gaat de ene wereldmacht onder en komt de andere te voorschijn en bij die onderlinge wereldverdeeldheid heeft de Kerk mogelijkheid van be staan. Zo gaat ge de zin van de we reldgeschiedenis verstaan. Maar dan gaat ge ook begrijpen wat het zeggen wil, dat de wereld thans naar haar grote eenheid toegroeit, waarover we de vorige week geschreven hebben. D.w.z. dat de evenwichtspositie in de verschillende wereldmachten ver stoord wordt. Er komt uiteindelijk één grote wereldmacht, antichristelijk in wezen, en dan zal de aarde de Vrouw niet meer te hulp komen. Maar dan is er ook het einde. Dat duurt slechts korte tijd, zegt het boek der Openbaringen. Wanneer we de wereld van vandaag zo op Schrif tuurlijke manier gaan bezien, gaan we de zin der wereldhistorie begrij pen. Zien we hoe fel antithetisch de wereld blijft staan tegenover de ware Kerk. Ik zeg de „ware", want er zal bij het opkomen der grote wereld eenheid óók een machtige valse kerk zijn. De wereld zal op haar manier religieus zijn. De antichrist zal zitten als een god in zijn tempel, staat er geschreven. En het zal alleen de we dergeborenen gegeven zijn, de ware van de valse kerk te onderscheiden. Want het verschil zal vaak zo moei lijk te onderscheiden zijn en de won deren, die de antichrist zal doen zo verbluffend, dat de uitverkorenen zelfs verleid zullen worden, wanneer God het niet verhoeden zou. En nu waarschuwt Christus ons, Eén ding ontbreekt u.... Mo*»: 1021. De rijke jongeling is een voor beeldig mens. Zijn leven draagt het stempel van nauwgezette wetsbe- trachting. Men heejt hem in die dagen fast en zeker een godvrezend man genoemd. En wat deze jiguur pas recht aantrekkelijk maakt: zijn Godsvrucht is ongeveinsd. Hij méén de het. Maar.... een mens kan oprecht dwalen. Dat zien we aan de rijke jongeling. Zijn Godsvrucht was wel ongeveinsd, maar daarmee was ze nog niet zuiver en waar. Als de man met bijna beminne lijke naïeveteit beweerd heejt, dat hij „al deze dingen heejt onderhou den van zijn jonkheid aj", dan zegt Jezus: „Eén ding ontbreekt Dat betekent niet: „Beste vriend, er moet nog een schepje op". Neen, dat tuil zeggen blijkens de eis, die Jezus hem stelt „Uw leven moet op een geheel andere basis staan. Het mag niet langer gegrondvest zijn op de wankele bodem van uw stoffelijk bezit; het moet zijn fun- dament hebben in de rotsbodem van Gods genade." Het éne ding, dat de rijke jonge ling ontbreekt, is dié eigenschap van de gelovige, die Paulus ergens zó omschrijft, dat hij is „als niet bezit tende". Bij deze man en bij velen van ons nemen geld en goed die grote plaats in, die alleen aan het Koninkrijk Gods toekomt. Terwijl Jezus ons zegt, dat we er „los" van moeten zijn. „Eén ding ontbreekt uDat heeft niet uitsluitend betrekking op verknochtheid aan de Mammon. Wij kunnen b.v. ook vastzitten aan ons „ik". Dan is het éne ding, dat ons ontbreekt, dit, dat wc ons leven ver liezen om Jezus' wil. Verder is het mogelijk, dat we al onze verwach ting gebouiod ivebben op een levens plan van grootse conceptie. Dat plan vormt een gevaarlijk obstakel op de weg van ons hemelburgerschap. Dan zegt Jezus ons hier, dat we terunlle van Hem en van Zijn Rijk een streep door dat levensplan moeten halen. „Eén ding ontbreekt u...." Lezer, bij het licht van Jezus' woord kunt u nu wel zien, wat dat éne ding in uw leven is. Maar laat het niet bij een constateren blijven. Wees een dader des Woords en niet alleen een hoorder. „Want wat baat het een mens, zo hij de gehele wereld ge wint, en lijdt schade zijner ziel?" G. R. A. FLINTERMAN. dat we acht zullen slaan op de teke nen der tijden. Hij klaagt de geveins den aan, dat ze wel het weer kunnen voorspellen, maar dat ze de tekenen der tijden niet zien. Is het vandaag veel anders? Ik geloof het niet. Maar het Woord Gods, dat zeer vast is, heeft het alles duidelijk voor zegd. Wie oren heeft om te horen, die hore! Van de weke most ik saevends laete nog in de stad weze vo' 'n driengende boadschap en toen kwam ik nog effies in een wienkel van 'n kennis van me, die mit z'n vrouwe nog drok in de weer was om de etalagies in orde te kriegen. Noe, ik stong der effies bie te kieke en toen zee ik: ik docht dat 't bie ons op 'tland allenig mae' drok wasse, mae' noe zie ik dat juider toch oak nog wat te doen 'a. Hie knikte mae' is en gong varder mit z'n werk. Toen ik deur de donkerte nae' 'uus gong op me fiets most ik er toch nog effies over na- dienke. In me jonge jaere, toen 't nog geweunte was dat de kamerleden het verkiezingspad op gonge zoa teuge de verkiezinge, was ter oak is eentje, die het over de middestand had. En die groep van mense noemde ie toen het ruggemerg van de saemenleving. Ik 'a dat altied nog onthouwe en ik geioave asdat dat vandaeg an de dag nog zoa is. As ter door één klasse van mense nog hard gewerkt wor, dan is 't wel deur de middenstand. En noe is 't juust die klasse van mense die 't moeilijkst 'a in de waereld. Vo'al teugesworig, noe met al die beperkende regieringsmaet- regels en allerlei laste het menig mid denstander, somwielen tot an de lippe tssr-i asw if'tiM&m gaet komme. Het liekent er somtieds wel is op alsof 't de regiering ekspres om te doen is om die klasse van mense uut de samenleving weg te werken. Mae' dan ken je der van op an asdat het er niet beter op zal worre. De mid denstanders bin over 't algemeen nog mense met spirrit inder lief, ze durve wat an tc pakken en Joape niet gauw vo' 'n moeilijkheid op zieje. Ik geioave dat 't juust gezien is datte ze de rug- gegraet van de saemenleving genoemd worre. Mae' dan 'oap ik toch oak asdat de middenstanders zeivers vo' der eige zaekie bluve waeken. Toen ik in de stad was, zee er ientje teuge me dat ie 't zoa 'n goeie maetregel vond, dat de melkboere noe der eige wiek an 'e- wezen was, zoadat ze niet meer me- kaere in de weg ioape en 's middags vroeg klaer bin. Noe 'eioaf ik wel asdat zoa'n maetregel op z'n zeivers bekeken een verbetering liekt. Mae' ik zie der toch oak een gevaerlijke kant an. Is zoa'n maetregel niet een eerste stap op de weg naer de ambtenarie? Is't geen begin van distributie, zoas we die in de bezettingsjaere gekend 'a? As we nog een stuutje verder bin zeit de regie ring: we zelle dae' in 't vervolg zeivers wel voó zurge, we maeke juider ge- weun ambtenaeren en je kriegt zoa- veul in de weke voor 't rondbrienge van de melk. En as 't zoa gaet met de melkboere, waerom dan strakkies oak niet met de groenteboere en met de bakkers en de kruijeniers? Het is een gemakkelijk rekeningetje om te bewie- zen dat er veul tied mee bespaerd ken worre, wanneer iedere leverancier z'n eige wiek angeweze kriegt en huusie an huusie z'n waere ken oflevere. Dat spaert geld en veul moeite. De regie ring ken gemakkelijk vo'rekene asdat de konsumptie op die menier een brok goedkoaper ken. En eenmaal op die weg, kenne ze oak gemakkelijk een stap verder gaen en zegge: waervo' zelle we al die wienkels in stand 'ouwe? Laete de mense nae' een paer groate mage- zienen kommen met deriui boadsehap> petassen, dan kenne we 'eel de midden stand uutschaekele en gaet de kon sumptie regelrecht van de producent nae de konsument. Wat 'n koste ken daer niet mee uut'espaerd worre? Waer of niet? En zoa wordt de 'ele midden stand om zeep 'eholpe en hebben we 't kommunisme eerdat we zeivers weten. En dan ken de burgerie weer in de rieje gaen staen vo' de wienkels van de Staet, waer ze deur ambtenaere 'eholpe worre of oak niet 'eholpe worre, al naer dat 't uutvalt. Ik wil mae zeggen, die melkboere motte niet al te blieje weze met deuze maetregel. 't Ken wel is de eerste stap weze nae der ondergang. En dat is vo' die kaerels zeivers niet zoa plezierig, mae' de maetschappie schiet er oak niet veul met op, want as 't waer is dat de middenstand de ruggegraet is van de samenleving en as we dan die ruggegraet kwiet rae- ken, dan kon 't wei Ls gebeure dat we over 'n tiedje zonder ruggegraet zitten en deur een leger van ambtenaere as krukke onder de oksels over de waereld motte ronddalleve. Noe, as 't die kant op mot, laet mien dan mae' een paer cente meer betaele an me eige melk boer en bakker, want ik zie graeg kae rels met ruggegraet om me heen. En juider? Je FLIP BRAMSE,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1951 | | pagina 7