M
BS
ons thuis
avonfurctt
arl.
van
De aarde komt te hulp
LLi
ONS FEUILLETON.
Vrijdag 14 September 1951
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
ma uit Friesland, een weduwe. Zij
bracht een dochtertje mee, dat later
trouwde met W. Kotvis.
Uit dit huwelijk werden 9 kinderen
geboren, waarvan er 8 stierven. Het
kind, dat ln leven bleef, was een meisje.
Zij trouwde later met C. de Roo uit
Holland.
Van Driele heeft een gelukkig huwe
lijksleven gehad. Zij dienden samen in
eenvoud de Here. Belden waren barm
hartig en mild jegens de armen. Hun
buis was een herberg voor Gods kinde-
Mijn beste nichtjes en neven,
Het ls gezellig dat er nu telkens al
weer brieven binnenkomen, terwijl ik
nog geen raadsels heb opgegeven. Daar
zal ik volgende week toch maar weer
eens mee beginnen. Jullie krijgen dan
ook gauw de uitslag van de opstellen
wedstrijd en tekenwedstrijd. Maar ik
moet eerst, als alles binnen is, het werk
nauwkeurig lezen en bekijken.
Zijn jullie allemaal al weer gewend
aan het schoolwerk? Pak maar ineens
flink aan, dat geeft een goed rapport
ren. „Honderden zgn er, die in de gast
vrije woning menig aangenaam en
stichtelijk uur hebben doorgebracht. Zij
leerden Luk. 16 9 verstaan en in toe
passing brengen".
In 1889 nam de Here Anske Postma,
die als een Dorcas door de gemeente
vereerd werd, tot Zich.
Van Driele heeft haar 11 jaar over
leefd. Hij vond een vergoeding voor dit
verlies in een liefdevolle verzorging in
het huis van zijn schoonzoon Kotvis.
(wordt vervolgd).
met Kerstmis en dus een goede vacan-
tie dan. En het is ook veel plezieriger
om je werk goed te doen.
Komen jullie nog eens in Goes kijken
in deze dagen, nu alles 's avonds zo
mooi verlicht is en er overdag veel
mooie bloemen te bewonderen zijn. Wat
zal het mooi zijn. Ik ben er zelf ook
nieuwsgierig naar. Misschien komen we
elkaar tegen als we naar die bloemen
lopen te kijken. In de avond is er niet
zoveel kans elkaar te zien. Hoewel, als
er zoveel Hebt komt, als nn verteld
wordt, dan zal het wel dag lijken. Maar
misschien mogen jullie niet zo laat
ver van huls. Nu, vertel me maar eens,
wie er geweest ls.
Nu ga ik eerst nog een paar brieven
beantwoorden. Daarom een massa groe
ten voor jullie allemaal bij elkaar.
Jullie TANTE TRUUS.
Goudvisje te Serooskerke. Waarom
kreeg jij zulke leuke cadeautjes, toch
niet jarig geweest? Gezellig om zo bij
je tante te logeren te zijn. Wat vind
ik dat kranig, dat je al meehelpt om
de koelen te melken. Dat heb ik nog
nooit gedaan. Duurt het lang voor je
het vlug en goed kent? Was het een
fijne verjaarvisite bij het vriendinnetje?
Oranjebloempje te Serooskerke. Wat
een prachteadeau kreeg jij toen je uit
het ziekenhuis kwam. Maar Ik denk,
dat vader en moeder, net als lk, vinden
dat zieke mensen en kinderen een beet
je verwend moeten worden. Wat knap
om zelf een wiegje te maken. Hoe heb
je dat toch wel gedaan? Duurde het
lang eer het werk klaar was. Je gaat
nu zeker ook wat leuke kleertjes voor
de nieuwe pop maken. Sneeuwklokje te
Wotfaartsdgk. In je opstel las lk wel
dat je een fijne vacantle hebt gehad.
Maar lk merkte wel, dat je ook moeder
hebt geholpen. Dan heeft die dus ook
een beetje vacantle gehad door jouv;
hulp. Hoe was de kennismaking op je
nieuwe school. Heb je veel huiswerk, of
komt dat zo langzamerhand? Bloem
knop te Heinkenszand. Wat heb jij voor
de eerste keer dat je meedoet al een
gezellige brief geschreven. Hoe oud zijn
die zusjes van je Als ik weer eens door
Heinkenszand kom, zal lk goed uitkij
ken naar jullie huls. Met zulk een teke
ning zal het gemakkelijk zijn, om dat
te vinden. Doe je ze allemaal veel groe
ten van me terug?
Zo de oude zongen.
„Nee", antwoordt hij kort. „Ik kan
haar nog wel laten opnemen...."
Hij zegt het eigenlijk om tenmin
ste iets voor te stellen. Om deze span
ning even te breken.
„Kan het nog helpen?" Ze spreekt
in korte, stotende woorden.
„Nee", antwoordt hij, met dezelfde
intonatie van daar even. „Maar ik
weet niet hoe lang het nog duren
kan." Dit is een ontwijken, want hij
weet wel, dat het niet lang meer du
ren zal Maar hij wil die ogen niet
zien.
„Dan blijft ze hier."
„Ik kan niets meer doen. Wilt u
nog dat ik weer kom, laat me dan
maar roepen." Hij zegt dit uit vrien
delijkheid. Want hij kan niets meer
doen. Hij wenkt vrouw Sk>t naar het
gangetje.
„Laat me roepen, als het afgelo
pen is."
„Zou dat gauw zijn, dokter?"
„Misschien vannacht nog. Mis
schien morgenochtend of wat later.
Het is niet precies te zeggen. Maar
ik denk vannacht."
„De vader is niet thuis en we kun
nen hem ook niet bereiken."
„De stommeling!" valt de dokter
uit. „Wat doet hij nu juist weg te
gaan. Zijn vrouw gaat er aan kapot."
„Hij moest wel weg om wat te ver-
ring, als het kind zich verlegt. Het
mondje beweegt, de kleine handen
tasten even over het dek. Zij kram
pen samen, dan ontspannen ze zich.
Er is een zachte weerschijn van een
glimlach op het gezichtje. Jannie is
niet meer
TIENDE HOOFDSTUK.
De gordijnen zijn neergelaten. De
kamer ligt in een halve schemer. Met
veel moeite heeft vrouw Slot haar
buurvrouw naar bed gekregen. De
dokter heeft haar geholpen. Nu ligt
zij in het donker van de kamer te
staren. Het is, of haar eigen hart stil
gezet is.
Beneden zijn zachte geluiden. Het
lopen van een kraan, aardewerk, dat
tegen elkaar stoot bij het afwassen.
Vertrouwde geluiden van elke dag, die
nu eigenlijk moesten zwijgen, nu
Jannie daar ligt en niet meer in dit
leven is.
De jongens zijn angstig en zwij
gend opgestaan, toen buurman hen
kwam roepen en vertelde, dat Jannie
in de hemel is. Zü hebben de dood
nooit meegemaakt. Het maakt hen
schuw en stil.
Slot heeft ze meegenomen naar z'n
eigen huis. Daar zat Geert; bleek en
angstig. Wat was dat dood-gaan,
sterven? Naar de hemel gaan, vertelde
zijn moeder. Ja, maar hoe?
(Wordt vervolgd.)
NOTEN VOOR
PEDRO
De groenteman had het
te druk met de wortel
tjes van Lorre, om aan
dacht te schenken aan
de smulpartij van Pe
dro. Maar toen hij de
verschrikte stem van
Maartje hoorde, zag hij
plotseling wat er ge
beurd was. O, wat was
de groenteman verschrikkelijk kwaad. Verontwaardigd riep hij uit: „Wat
sapristie, nog an toe. Zit jij daar mijn dure noten op te eten, brutale eekhoorn
En wie moet dat betalen hè? Moet ik daar zo hard voor werken? Het is me
wat moois!" Oh, wat schrok die arme Pedro. Hij had het heus niet met opzet
gedaan, maar toen hij de groenteman zo hoorde uitvaren dook hij angstig in
elkaar en staarde schuldbewust naar de grond.
Nu kreeg Maartje toch wel medelijden met Pedro. „Hij heeft het heus niet zo
bedoeld, groenteman", pleitte ze. „Pedro wist echt niet, dat de noten hier geld
kosten. U begrijpt wel, dat hij in het bos alles kan eten waar hij zin in heeft.
-Maar" voegde ze er lachend aan toe, „hij zal deze lekkere noten wel niet dik
wijls in het bos vinden". Ze smaakte reuze lekker", riep Pedro benauwd. „Ja,
ja", mopperde de groenteman ik zit met de lege doppen". Maar Maartje kreeg
een goed idee, ze had nog wat centen overgehouden toen ze het kanariepietje
voor tante had gekocht. Ze pakte haar beursje en telde alles wat ze had in de
opgestoken hand van de groenteman. „Hoeveel noten krijg ik hiervoor? vroeg
Maartje vriendelijk. „Ohantwoordde de groenteman opgelucht", als ik dat
geweten had dan had ik me niet zo kwaad gemaakt. Hier krijgt U twintig noten
voor jongedame". „Geef er dan maar vijftien" zei Maartje, „want Pedro heeft
er vijf opgegeten„Dank U vriendelijk jongedame" sprak de groenteman
beleefd toen hij de zak noten aanreikte.
dienen", verdedigt ze haar afwezige
buurman. „En niemand dacht, dat
hét zo'n vaart zou lopen.
„Hij had mij toch minstens kun
nen vragen of hij weg kon gaan?"
Dat is waar. Maar het is ook zijn
eigen schuld. Hij heeft niet meteen
gezegd, hoe ernstig het was.
„Nou, niks aan te doen. Laat me
levenskust is reeds begonnen. De
moeder kan het in die gebieden niet
volgen. Ze tracht in haar hart mee te
reizen; ze tracht het vast te houden
in haar liefde. Maar het kind keert
zich af. Hierin kan niemand volgen.
En het is als bij de geboorte: op
nieuw wordt de band, die moeder en
kind verbindt, doorgesneden. Het
maar roepen als u me nodig hebt."
Met een korte groet slaat hij de deur
achter zich dicht en rijdt door de
donkere nacht naar huis.
Vrouw Slot keert in het kamertje
terug. De moeder is naast het bed
gaan zitten.
Ze beweegt zelf ook niet en staart
naar het kind. Ze kijkt er naar alsof
ze de laatste levensmomenten wil in
drinken. Alsof ze het vast wil hou
den. Haar ogen laten het kindje niet
los. Het is haar kind, haar jongste,
haar enig meisje. En dat gaat nu
weg, alleen, zonder haar moeder.
Elke seconde, die de klok wegtikt,
reist het kind verder weg. Verder bij
haar vandaan. Het afvaren van de
kind gaat alleen een verre tocht be
ginnen, zonder de moeder.
Vrouw Slot kijkt angstig naar de
roerloze gestalte bij het bed. Ze kan
deze spanning niet volhouden. In de
keuken maakt ze een kopje koffie.
Ze brengt het binnen en drukt het
haar buurvrouw in de hand. „Hier
mens, je moet daar niet zo blijven
zitten. Drink een kopje warme
troost." Dat woord troost is hier
bijna als een vloek. Vrouw De Vries
drinkt het kopje leeg, zonder het te
beseffen. Dan zit ze weer roerloos, de
lange uren door. Het is of een draad
uit haar handen wegglipt.
Het eerste morgenlicht valt dra
lend binnen in een grijze scheme-
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGBLAD
van Vrijdag 14 Sept. '51 No. 1468
Uitgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V,
Goes
eeuu/scH
u/eexertD
UIT DE SCHRIFT.
Voor vele christenen is het een
probleem waarom de geschiedenis
van deze wereld door bloed en tranen
heen gaat. Oorlogen en geruchten van
oorlogen, revoluties, onderdrukkin
gen, uitmoorden, brandschatten, roven
en plunderen, opkomen van machtige
wereldrijken en weer ondergaan in
andere machten. Het is de geschiede
nis van deze wereld alle eeuwen door.
De Bijbel staat er vol van en de on
gewijde geschiedenis weet evenmin
van iets anders te vertellen.
Waarom dit alles?
Er zijn christenen, die zeggen: om
dat de wereld God niet vreest, maar
haar eigen weg gaat. Er zijn christe
nen, die zeggen: de mensheid is nog
niet voldoende opgevoed tot realisee
ring van humane begrippen. Er zijn
christenen, die zeggen: wanneer de
Kerk haar roeping maar trouw ver
vulde, dan zou de wereld wel beter
worden.
Zo wordt er geworsteld met het
probleem van de verscheurdheid van
het menselijk geslacht.
Toch, al bevatten al deze beschou
wingen enige waarheid, de kern van
de zaak wordt er niet door getroffen.
De oorzaak ligt dieper. De strijd is
uiteindelijk geen worsteling van vlees
en bloed, maar van de geestelijke
machten. De apostel spreekt van de
boze geesten in de lucht, de geeste
lijke geweldhebbers dezer eeuw.
Ik geloof, dat we voor deze alles
beheersende realiteit te weinig oog
hebben. Toch is de Schrift hier vol
van. Millioenen geesten worstelen in
het luchtruim om ons heen. Elke Zon
dag is ieder kerkgebouw, iedere
preekstoel er vol van. Bij ieder gebed,
bij ieder geestelijk gesprek, bij iedere
wedergeboorte, die God in Zijn souve-
rein welbehagen geeft, kampen de
geesten hun titanische worsteling. En
deze geesten bevruchten de mense
lijke geest, zij inspireren tot de daad.
Het is de dynamische kracht van de
geesten, die de wereld in beroering
houdt en uiteindelijk naar de onder
gang zal voeren. En in dit alles heb
ben wij niet anders te zien en te aan
bidden dan de wil van God, Die ge
zegd heeft: „Ik zal vijandschap zet
ten
We herinneren nog eens aan wat we
de vorige week schreven: het visioen
in Openbaringen 12 geeft de zin van
de wereldgeschiedenis te verstaan. De
worsteling tussen vrouwenzaad en
slangenzaad. Dat beheerst alles en bij
dit licht hebben wij de krant te lezen
en naar de berichten, die tot ons ko
men door de radio, te horen.
En waarom dan die vreselijke oor
logen van de volkeren tegen elkan
der? Wat heeft dat nu met de Vrouw
(de Kerk) te maken? zult ge vragen.
Johannes geeft de verklaring hiervan
met de volgende woorden: „En de
aarde kwam de vrouw te hulp en de
aarde opende haar mond en verzwolg
de rivier, welke de draak uit zijn
mond had geworpen."
De aarde komt d'e vrouw (d.i. de
Kerk) te hulp. God verdeelt de vol
keren onderling, zodat de Kerk moge
lijkheid heeft om te blijven bestaan tot
't einde toe. Ge ziet dat b.v. in de ge
schiedenis van Saul en David. Wan
neer Saul (hier de draak) David (hier
de Kerk uit wiens lendenen de Chris
tus voortkomen zal) vervolgt, bestelt
God op een bepaald moment, wanneer
Saul David achterna jaagt, een inval
van een vijandelijke macht, zodat Saul
de achtervolging moet staken en zijn
vijand te lijf moet gaan. Gij ziet dat
in het groot de gehele wereldgeschie
denis door. Heel sterk b.v. nog in de
afgelopen wereldoorlog. Wanneer Hit-
Ier deze oorlog gewonnen had, zou de
Kerk in Europa uitgeroeid zijn ge
worden. God laat dit niet toe. Daarom
komt Amerika in de krijg en ver
slaat Hitier. God wil de Kerk in
Europa nog een kans geven. Ameri
kaanse bommenwerpers, vliegtuigen
en tanks staan alzo in dienst van de
Kerk, om 's Heren wil. Zo brengt God,
heel de historie door, evenwicht in de
machtsverhoudingen op aarde, blijft
er de strijd tussen macht en macht
en gaat de ene wereldmacht onder en
komt de andere te voorschijn en bij
die onderlinge wereldverdeeldheid
heeft de Kerk mogelijkheid van be
staan. Zo gaat ge de zin van de we
reldgeschiedenis verstaan. Maar dan
gaat ge ook begrijpen wat het zeggen
wil, dat de wereld thans naar haar
grote eenheid toegroeit, waarover we
de vorige week geschreven hebben.
D.w.z. dat de evenwichtspositie in de
verschillende wereldmachten ver
stoord wordt. Er komt uiteindelijk
één grote wereldmacht, antichristelijk
in wezen, en dan zal de aarde de
Vrouw niet meer te hulp komen.
Maar dan is er ook het einde. Dat
duurt slechts korte tijd, zegt het boek
der Openbaringen. Wanneer we de
wereld van vandaag zo op Schrif
tuurlijke manier gaan bezien, gaan
we de zin der wereldhistorie begrij
pen. Zien we hoe fel antithetisch de
wereld blijft staan tegenover de ware
Kerk. Ik zeg de „ware", want er zal
bij het opkomen der grote wereld
eenheid óók een machtige valse kerk
zijn. De wereld zal op haar manier
religieus zijn. De antichrist zal zitten
als een god in zijn tempel, staat er
geschreven. En het zal alleen de we
dergeborenen gegeven zijn, de ware
van de valse kerk te onderscheiden.
Want het verschil zal vaak zo moei
lijk te onderscheiden zijn en de won
deren, die de antichrist zal doen zo
verbluffend, dat de uitverkorenen
zelfs verleid zullen worden, wanneer
God het niet verhoeden zou.
En nu waarschuwt Christus ons,
Eén ding ontbreekt u....
Mo*»: 1021.
De rijke jongeling is een voor
beeldig mens. Zijn leven draagt het
stempel van nauwgezette wetsbe-
trachting. Men heejt hem in die
dagen fast en zeker een godvrezend
man genoemd. En wat deze jiguur
pas recht aantrekkelijk maakt: zijn
Godsvrucht is ongeveinsd. Hij méén
de het.
Maar.... een mens kan oprecht
dwalen. Dat zien we aan de rijke
jongeling. Zijn Godsvrucht was wel
ongeveinsd, maar daarmee was ze
nog niet zuiver en waar.
Als de man met bijna beminne
lijke naïeveteit beweerd heejt, dat
hij „al deze dingen heejt onderhou
den van zijn jonkheid aj", dan zegt
Jezus: „Eén ding ontbreekt
Dat betekent niet: „Beste vriend,
er moet nog een schepje op". Neen,
dat tuil zeggen blijkens de eis, die
Jezus hem stelt „Uw leven moet
op een geheel andere basis staan.
Het mag niet langer gegrondvest
zijn op de wankele bodem van uw
stoffelijk bezit; het moet zijn fun-
dament hebben in de rotsbodem van
Gods genade."
Het éne ding, dat de rijke jonge
ling ontbreekt, is dié eigenschap van
de gelovige, die Paulus ergens zó
omschrijft, dat hij is „als niet bezit
tende". Bij deze man en bij velen
van ons nemen geld en goed die
grote plaats in, die alleen aan het
Koninkrijk Gods toekomt. Terwijl
Jezus ons zegt, dat we er „los" van
moeten zijn.
„Eén ding ontbreekt uDat
heeft niet uitsluitend betrekking op
verknochtheid aan de Mammon. Wij
kunnen b.v. ook vastzitten aan ons
„ik". Dan is het éne ding, dat ons
ontbreekt, dit, dat wc ons leven ver
liezen om Jezus' wil. Verder is het
mogelijk, dat we al onze verwach
ting gebouiod ivebben op een levens
plan van grootse conceptie. Dat plan
vormt een gevaarlijk obstakel op de
weg van ons hemelburgerschap. Dan
zegt Jezus ons hier, dat we terunlle
van Hem en van Zijn Rijk een
streep door dat levensplan moeten
halen.
„Eén ding ontbreekt u...." Lezer,
bij het licht van Jezus' woord kunt
u nu wel zien, wat dat éne ding in
uw leven is. Maar laat het niet bij
een constateren blijven. Wees een
dader des Woords en niet alleen een
hoorder. „Want wat baat het een
mens, zo hij de gehele wereld ge
wint, en lijdt schade zijner ziel?"
G.
R. A. FLINTERMAN.
dat we acht zullen slaan op de teke
nen der tijden. Hij klaagt de geveins
den aan, dat ze wel het weer kunnen
voorspellen, maar dat ze de tekenen
der tijden niet zien.
Is het vandaag veel anders?
Ik geloof het niet.
Maar het Woord Gods, dat zeer
vast is, heeft het alles duidelijk voor
zegd.
Wie oren heeft om te horen, die
hore!
Van de weke most ik saevends laete
nog in de stad weze vo' 'n driengende
boadschap en toen kwam ik nog effies
in een wienkel van 'n kennis van me,
die mit z'n vrouwe nog drok in de weer
was om de etalagies in orde te kriegen.
Noe, ik stong der effies bie te kieke
en toen zee ik: ik docht dat 't bie ons
op 'tland allenig mae' drok wasse, mae'
noe zie ik dat juider toch oak nog wat
te doen 'a. Hie knikte mae' is en gong
varder mit z'n werk. Toen ik deur de
donkerte nae' 'uus gong op me fiets
most ik er toch nog effies over na-
dienke. In me jonge jaere, toen 't nog
geweunte was dat de kamerleden het
verkiezingspad op gonge zoa teuge de
verkiezinge, was ter oak is eentje, die
het over de middestand had. En die
groep van mense noemde ie toen het
ruggemerg van de saemenleving. Ik 'a
dat altied nog onthouwe en ik geioave
asdat dat vandaeg an de dag nog zoa
is. As ter door één klasse van mense
nog hard gewerkt wor, dan is 't wel
deur de middenstand. En noe is 't juust
die klasse van mense die 't moeilijkst
'a in de waereld. Vo'al teugesworig, noe
met al die beperkende regieringsmaet-
regels en allerlei laste het menig mid
denstander, somwielen tot an de lippe
tssr-i asw
if'tiM&m
gaet komme. Het liekent er somtieds
wel is op alsof 't de regiering ekspres
om te doen is om die klasse van mense
uut de samenleving weg te werken.
Mae' dan ken je der van op an asdat
het er niet beter op zal worre. De mid
denstanders bin over 't algemeen nog
mense met spirrit inder lief, ze durve
wat an tc pakken en Joape niet gauw
vo' 'n moeilijkheid op zieje. Ik geioave
dat 't juust gezien is datte ze de rug-
gegraet van de saemenleving genoemd
worre. Mae' dan 'oap ik toch oak asdat
de middenstanders zeivers vo' der eige
zaekie bluve waeken. Toen ik in de
stad was, zee er ientje teuge me dat
ie 't zoa 'n goeie maetregel vond, dat
de melkboere noe der eige wiek an 'e-
wezen was, zoadat ze niet meer me-
kaere in de weg ioape en 's middags
vroeg klaer bin. Noe 'eioaf ik wel asdat
zoa'n maetregel op z'n zeivers bekeken
een verbetering liekt. Mae' ik zie der
toch oak een gevaerlijke kant an. Is
zoa'n maetregel niet een eerste stap op
de weg naer de ambtenarie? Is't geen
begin van distributie, zoas we die in de
bezettingsjaere gekend 'a? As we nog
een stuutje verder bin zeit de regie
ring: we zelle dae' in 't vervolg zeivers
wel voó zurge, we maeke juider ge-
weun ambtenaeren en je kriegt zoa-
veul in de weke voor 't rondbrienge
van de melk. En as 't zoa gaet met de
melkboere, waerom dan strakkies oak
niet met de groenteboere en met de
bakkers en de kruijeniers? Het is een
gemakkelijk rekeningetje om te bewie-
zen dat er veul tied mee bespaerd ken
worre, wanneer iedere leverancier z'n
eige wiek angeweze kriegt en huusie an
huusie z'n waere ken oflevere. Dat
spaert geld en veul moeite. De regie
ring ken gemakkelijk vo'rekene asdat
de konsumptie op die menier een brok
goedkoaper ken. En eenmaal op die
weg, kenne ze oak gemakkelijk een stap
verder gaen en zegge: waervo' zelle we
al die wienkels in stand 'ouwe? Laete
de mense nae' een paer groate mage-
zienen kommen met deriui boadsehap>
petassen, dan kenne we 'eel de midden
stand uutschaekele en gaet de kon
sumptie regelrecht van de producent
nae de konsument. Wat 'n koste ken
daer niet mee uut'espaerd worre? Waer
of niet? En zoa wordt de 'ele midden
stand om zeep 'eholpe en hebben we 't
kommunisme eerdat we zeivers weten.
En dan ken de burgerie weer in de
rieje gaen staen vo' de wienkels van de
Staet, waer ze deur ambtenaere 'eholpe
worre of oak niet 'eholpe worre, al naer
dat 't uutvalt.
Ik wil mae zeggen, die melkboere
motte niet al te blieje weze met deuze
maetregel. 't Ken wel is de eerste stap
weze nae der ondergang.
En dat is vo' die kaerels zeivers niet
zoa plezierig, mae' de maetschappie
schiet er oak niet veul met op, want
as 't waer is dat de middenstand de
ruggegraet is van de samenleving en
as we dan die ruggegraet kwiet rae-
ken, dan kon 't wei Ls gebeure dat we
over 'n tiedje zonder ruggegraet zitten
en deur een leger van ambtenaere as
krukke onder de oksels over de waereld
motte ronddalleve. Noe, as 't die kant
op mot, laet mien dan mae' een paer
cente meer betaele an me eige melk
boer en bakker, want ik zie graeg kae
rels met ruggegraet om me heen. En
juider?
Je FLIP BRAMSE,