Hij ons Üinis Ühdtc ieeuw&e- tuchte** On TamUMctd ANTITHESE SLfihoJiiAtnen Vrijdag 7 September 1951 'T ZEEUWSCh WEEKEN L Pagma 4 twee weken uitstel te geven .omdat een paar uit onze familie dat vroegen. Zij waren uit geweest en hadden toen geen tijd gehad om een opstel over de va- cantie te schrijven. En een ander, die aan de tekenwedstrijd wilde meedoen, waarvan ik gezegd had dat je daarvoor je eigen huis moest uittekenen, schreef me ook al, dat hij uit was geweest en toen hij niet thuis was kon hij zijn eigen huis maar moeilijk uittekenen omdat hij er zo ver vandaan was. Nu voor mij is het geen bezwaar, dus hebben jullie nog weer twee weken tijd om een opstel te maken hoe je de vacantie hebt doorge bracht. Wie niet veel zin heeft om te schrijven trekt maar aan het tekenen en maakt een schilderij van het eigen huis. Als ik dan eens op stap ga, heb ik geen adres-lijst van jullie meer no dig, dan kan ik zo maar zien, wie er woont, want een mooie tekening ver geet je niet. Als jullie dit leest is het Vrijdag 7 September en morgenwel dan is het 8 September. Heel gewoon hé, Ja maar niet heel gewoon is dat we dan met elkaar met onze krant door stad en land trekken. Het is nu terwijl ik jullie zit te scnrijven, natuurlijk nog 'n klein weekje voor de tijd, maar o men sen, wat hoop ik, dat we dan een fijn weer zullen hebben. De jongeren, die nog niet mee tippelen of fietsen komen toch zeker ook kijken. Allemaal heel veel groeten van jullie TANTE TRUUS. Zwaluwtje te Serooskerke. Ik ben blij, dat ik direct na onze krantenvacantie weer brieven van zulke trouwe klantjes Na de vacantie Ieder, die zijn vacantie genoten heeft en begonnen is met de prettige gedach te wederom aan 't werk te kunnen gaan, zal in z'n tuin, met wat teleurstelling om de wanorde die regen en wind daar in hebben achtergelaten, daar ook de vreugde van de hereniging hebben ge vonden. In de soms mooier en grotere tuinen die we zagen, misten we steeds de intimiteit van ons eigen plekje grond, maar we hebben er toch veel van kun nen leren. Wie met belangstelling ge keken heeft naar de smaakvolle groe peringen heeft natuurlijk notitie's en plannen gemaakt. En wie met open oog en hart door de natuur is gegaan, ziet nog de sierlijke lijnen en harmoniërende kleuren. Er zal 'n verlangen zijn van al dat goede iets in eigen tuin te brengen. Wees er niet te haastig mee. Laat de verandering die gij wilt aanbrengen als een levend beeld voor u staan op de plaats waar ge die wenst. Vaak blijkt dan dat, wat we 'n verbetering waanden het daar juist niet is. Naarmate de vacantie langer was en natter is het onkruid weliger dan ooit tot ontwikkeling gekomen. Liefst op 'n zonnige dag beginne^ we ons offensief daartegen. We helpen de uiteen en scheef gewaaide Herfstasters, Zonne- binnen krijg. Voor de vacantie denk je wat is het fijn en wat hebben we nog een lange tijd voor ons, maar o wee, wat is alles weer gauw voorbij hé? En nu is het ook weer leuk om elkaar in ons hoekje te ontmoeten. Ik hoop weer op veel gezellige brieven. Je opstel komt bij de stapel, die wacht tot over twee weken. Maar ik heb er al gauw een oogje in geslagen om te weten hoe jij de vacantie hebt doorgebracht. Ru- waert te Lcwedorp. Ja, dat wordt voor jou een hele verandering nu je scholier in Goes wordt. Ik hoop dat het je goed zal bevallen. Maar je zult wel heel wat meer werk krijgen. Dat is altijd zo op een U.L.O. Maar het is toch ook mooi als je wat leert. Mijn vacantie was al heel vroeg in de zomer. Die ben ik nu haast vergeten. Heb je al een keer orgelles gehad? Het begin is nooit zo leuk, maar als je flink aanpakt, wordt het al gauw aardiger en krijg je er pas plezier in. Pak dus maar goed aan. Catrien L. te Serooskerke. Serooskerke is weer ineens present. Daar doen jullie goed aan. Je opstel heb ik uit nieuws gierigheid ais eens even doorgekeken, dat begrijp je wel, maar toen is het ook op de stapel gekomen voor de beoorde ling, die later komt. Hoe bevalt het je weer op school. De eerste dagen wel wat vreemd, denk ik. Maar nu is het 's avonds ook wel gezellig om een poos je in de kamer te zijn als de lamp brandt en dan een lange brief te schrij ven aanmij natuurlijk. Ik vind het tenminste weer leuk om in mijn hoekje van de kamer onder de lamp een begin te maken met mijn brieven aan jullie. Tot de volgende keer hoor. bloemen, Dahlia's en Chrysanthen weer recht ter been en plaatsen de stok ken. steeds zo onzichtbaar mogelijk. Het „wild" in de stam- en struikrozen nemen we weg evenals de uitgebloeide en geschonden bloemen. Dat geert da delijk een veel prettiger blee'.i. Zitten we dar. 's avonds met een beetje spier pijn van, maar veel meer voldoening over het gedane werk, uit te rusten, dan gaan we nog wat tuinieren bij de lamp. .Tuinieren bü de lamp brengt ons in deze herfstkille avonden de verkwik king en rijkdom van het vroege voor jaar. Wij zien ze dan in gedachten al weer staan de blanke sneeuwklokjes, juichende crocus, bescheiden scilla, vrij moedige winteraconiet en de blauwe sterretjes van de sneeuwroem. Deze maand moeten we ze planten niet als een stijf randje maar in losse groepjes. Waar de grond te zwaar is, ze houden van een zanderige bodem, maken we die door toevoeging van zand of turf molm wat lichter. Is de grond niet voedzaam genoeg dan kunnen we die met wat oude mest verbeteren. Het ge bruiken van verse mest is niet aan te bevelen. Wie eens wat anders in z'n tuin wil hebben, moet wat vroeg bloei ende bol irissen planten. Iris Alata, toont reeds in Januari-Februari haar blauwe bloemen. Het purperblauw van Iris Reticulata, kunt u in Maart bewon deren. De bloemen van deze Iris ruiken heerlijk. Heeft u liever wat lichtere kleuren neem dan Iris Bucharica, die een maand later in wit en geel pronkt, gelijk met Iris Orchioides, die gele bloe men heeft. Men moet er bij het planten rekening mee houden dat het allemaal „klein" goed is, want de hoogste groei er haalt geen 30 cm. Aandacht vragen voor de tulpen lijkt vrij overbodig. Dat het er toch van komt heeft een speciale reden. Er zijn tulpen die, hoewel van bijzondere schoonheid, bijna in geen enkele tuin gevonden worden. Daar is de Kaufman- niana die geopend wel wat op 'n water lelie lijkt. De bloem is van buiten rood en van binnen wit. Het is de vroegst bloeiende tulp. Er zijn meerdere va riëteiten van met bloemen die schar laken- en vermiljoenrood zijn de var. Violacea is violet met gele basis. Zij behoren allen tot de wilde of species tulpen waarvan de Greigi met de leven dig oranje scharlaken kleur een van de mooiste is die de tuinen kunnen sieren. De meest bekende van het geslacht Fritilaria, zijn de Keizerskroon en het Kievitseitje. De eerste F. Imperialis, bereikt 'n hoogte van 75 a 90 cm., het tweede is veel bescheidener en zoekt het niet hoger dan plm. 30 cm. De als een kievitsei gespikkelde bloemen ge ven een verrassend effect. De nu in bloei staande Anemoneja- ponica is een vaste plant die brengt ons in herinnering dat het nu ook tijd is de voorjaarsbloeiende anemonen te plaat sen. A. blanda komt met haar blauwe bloempjes in April, er zijn ook rose, witte en violet-blauwe verscheidenhe den van. Vroeger nog komt A. apennina die geeft de voorkeur aan Maart om WEES EEN HEER OOK IN HET VERKEER! Hoe men in Zuid-Afrika het benzine- veroruikend deel van het publiek tracht enige humaniteit bij te brengen, laat ons dit aardig stukje proza, geknipt uit een Afrikaans blad, zien: My dogtertjie is sewe jaar oud. De verkeersafdeling van de Nasionale Padveiligheidsorganisatie van Suid- Afrika in Springs heeft een drukwerkje ónder de automobilisten verspreid, waarin hun aandacht speciaal gevestigd wordt op de gevaren, welke het spelen de kind op de rijbaan bedreigen. De in houd van de circulaire nemen we over uit het blad „Padveiligheidsnuusbrief". „Geagte Motorbestuurder, my dogter tjie, wat sewe jaar oud is, het vanjaar begin skoolgaan. Op die oomblik slaap sy rustig met haar pop in haar arms. Als haar pop breek of sy haar vinger sny kan ek haar help. Maar dis on- moontlik om altyd by haar te wees, want ek moet werk om vir haar te kan sorg. My dogtertjie is 'n liewe kind en ek is natuurlik trots op haar. U sal haar nie seermaak nie, sal u? Wanneer sy skool toe stap en die strate moet odr- steek hang haar veiligheid van u af. Help my dus asseblief om haar op te pas. Ry asseblief stadig verby skole en stop by voetoorgange. Onthou ook dat kinders dikwels skielik van agter ge parkeerde motors te voorskyn kom. Moet asseblief nie my dogtertjie beseer nie!" haar witte bruidstooi aan te trekken. Deze kleintjes verlangen geen zonnig plekje maar blijven liever wat in de schaduw. Hen en de andere genoemde in onze tuin te zien is betreuren dat we het niet eerder gedaan hebben, 't Is niet moeilijk die nu te bestellen en te planten. Als beloning daarvan komt een maandenlang verblijden in de onverge lijkelijke pracht en blijmoedigheid van Scheppingswonderen, die zich in één seizoen, uitleven en daarin alles schen ken, wat zij ons aan schoonheid kun nen geven. VARIABILIS. DE MAAIER. Hij was aan 't maaien, In 't golvende veld, Met zwierige zwaaien! Ik heb niet geteld, 't getal van de slagen die Hij zwaaiende sloeg, De klaver ging sterven, En dat was genoeg! Hij hield bij het drinken, De waterfles schuin, Ik hoorde hem klinken Met hamer en kruin om de snede te scherpen der blinkende zeis, door ze kloppend te kloppen, na een enkele reis! 't Zag 'em met zwaaien, In 't stervende groen, Zó dagenlang mgaien, In zijn blauw boezeroen! Onderbroken met eten, Om na 't eten een tijd, Weer kloppend te kloppen, De benen gespreid! Maar achter de maaier In 't dood'lijke veld, Botte nieuw leven. Ik heb niet geteld 't getal van de sprieten, Die één klaverplant droeg, Maar 't oude herleefde, En dat zei genoeg! Ik telde de maaier, Met het grijzende haar, En zijn blinkende zwaaier, Wel driemaal per jaar. Toen schoor men de akker Met paarden en ploeg. Nu had men de wortel! En dat was genoeg! Zó heb ik de zonde, Gemaaid keer op keer, Naast de opene wonde, Verrees ze alweer! Gods ploeg heb ik nodig, Mijn zeis is te zwak. Hij alléén roeit de zonde! Met wortel en tak! POOT Jr. ■■■iiiiiiim Ook in het rijk der gedachten be staat mode. De helft van de mislukkingen in uw leven komen doordat gij uw paard, als het wil springen, inhoudt. Veelvuldige verwisseling van minis ters is een kwaad. Maar één ding is erger: slechte ministers die aanblijven. Medevreugde, niet medelijden maakt vrienden. De onverschilligheid der mannen, veeleer dan hun dwinglandij is de marteling der vrouwen. Weet gij wat plicht is? Hetgeen men van anderen eist. Reputatie is meestal een algemene vergissing. Het is minder de rijkdom die de mensen bederft dan het nastreven van rijkdom. Wanneer men altijd heeft geklaagd en getreurd en gemopperd, zonder zich tot berusting op te heffen en te ver mannen, dan heeft men aarde en he mel te gelijk verloren en waterige sentimentaliteit overgehouden. Modernisatie. Goed opletten wat ie doet, Sander, we moeten vandaag onze .jgoedc daad" nog verrichten...." behorende bij het ZEEUWSCH DAGBLAD van Vrijdag 7 Sept. '51 No. 1962 Uitgave van Oosterbaan Le Cointre N.V. Goes neeuu/scH L- u/eexem UIT DE SCHRIFT De moderne religieus-humanistische mens leeft uit een beminnenswaardige synthese. Hij blijft, ondanks wat de werkelijkheid rondom hem te zien geeft, geloven in het goede, dat in de de mens is, en, dat uiteindelijk de wereld zal overwinnen. Hij kan zijn optimisme niet loslaten. De bekende dichteres Roland Holst heeft, bij haar tachtigste verjaardag, voor de radio van dit opti misme getuigenis gegeven, toen zij haar evangelie bracht: door de wereldschok- ken en de wereldcrises heen. gaat het mensdom de lichtende verte te gemoet. Er komt een tijd, dat de wereld in een broederschap zal opgaan, en waarin het ideaal zal bereikt worden. Dan worden de zwaarden tot spaden en de spiesen tot sikkels geslagen. Men begrijpt, dat op deze manier zelfs aan de allerverschrikkelijkste beestachtigheid van de mens de angel ontnomen wordt. De Nazi-moordkam pen worden, onder dit gezichtspunt, tenslotte nog slechts noodzakelijke ba rensweeën van de Nieuwe -Tijd. Maar aan dit in de luchthangend op timisme geeft de Bijbel geen enkele voet. Het tegendeel is waar. De Heilige Schrift spreekt nergens van een syn these in het menselijk geslacht, doch spreekt van bladzijde tot bladzijde over een absolute en radicale antithese. Reeds op een der eerste bladzijden stelt God Zelf de vijandschap tussen vrouwenzaad en slangenzaad. Op iede re bladzijde openbaart zich deze worste- lii in een dodelijke kamp, waarbij van geen pauze, geen wapenstilstand, geen onderhandelen, sprake is. Gods Woord laat ons zien, dat een gedeelte van het menselijke geslacht bevrucht is door de geest van het slangenzaad en een ge deelte door de Geest van het Vrouwen zaad. Dat handhaaft zich de gehele wereldgeschiedenis door en op een der laatste bladzijden van de Bijbel, in de Openbaring aan Johannes, lezen we in het apocalyptische visioen, hoe de rode draak, de slang, vergrimt op de vrouw, (de Kerk), die het Kind (Jezus Chris tus) gebaard heeft, haar achtervolgt om haar te verdelgen. God doet haar echter vluchten in de woestijn, waar zij een plaats heeft tot het einde. Zo zien wij, dat de Bijbel van het begin tot aan het eind staat onder één geweldige spanning. Genesis en Open baring zijn als het ware de twee pijlers waarop deze spanning over het ganse menselijke geslacht rust, en waaronder de mensheid te leven heeft. Nergens enige synthese, maar overal de felle antithese, dwars door het ganse mense lijke geslacht heen, de Abel-Kaln-ver- houding; de lijn van Henoch-Lamech de antithese tussen de tenten van Abra ham en de woningen van Sodom; de doodsworsteling tussen Egypte en Is raël, de haat tussen Jacob en Ezau; de strijd tussen David en Saul; Christus en de Sanhedristen; Stefanus en de Hoge Raad; Nero en de Christusge meenten; pauselijke hiërachie en marte laren; heidendom en christendom; we reld en Kerk. Gij kunt de lijn duidelijk zien, de scheidslijn dwars door de we reldgeschiedenis, dwars door de ge schiedenis van eigen vaderland, dwars door de kerkgeschiedenis, dwars door de geschiedenis van uw eigen leven. Want, wat zich in het groot voltrekt, beheerst ook uw eigen klein, nietig le ventje, waarvan Paulus getuigenis gaf in de woorden: Wanneer ik het goede wil doen, ligt het kwade mij bij. Wanneer wij als christenen de krant lezen of de krant schrijven, naar de ra dio luisteren of er de programma's van opmaken, hebben wij onder dit Schrif tuurlijk aspect de wereld en wat daarin plaats heeft te bekijken. En dat maakt ons vanzelf antithetisch, stelt ons voor de keus: rechts of links, vrouwenzaad of slangenzaad. Wie dit ontkomen wil en zich synthetisch wil instellen, heeft toch reeds gekozen en pleegt verraad aan zijn belijdenis, staat links in plaats van rechts. Er zijn tegenwoordig heel wat men sen, die graag over de antithese horen willenop Zondag in een roerende preek, maar op Maandag moet er niet te veel verschil zijn. Immers, dan zijn er de vele gemeenschappelijke terreinen met de wereld. En zij maken er, op zijn best, een compromis van. Natuurlijk is dat geen christendom meer. Gods Woord bliksemt die half slachtigheid neer onder Zijn dodelijke critiek. Wanneer zelfs de martelaar op de brandstapel nog onder die dodelijke critiek staat, wanneer de Schrift hem examineert: staat gij daar nu te bran den omdat gij Mij liefhebt, of is het nog iets anders, dat u hier bracht? (1 Cor. 13 3) waar zullen dan de half- slachtigen, de compromis-zoekers ver schijnen? Wie zich christen noemt, christen-patroon, christen-arbeider, christen-staatsman, christen-journalist, christen-huisvrouw, christen-onderwij zer, en ga maar door, wete, dat hij een woord zich aanmeet, dat zó zwaar ge laden is, dat hij zonder wedergeboorte het onmogelijk dragen kan, en zonder die wedergeboorte reeds links van de doodslijn staat, daar waar het slangen zaad zijn dodelijk venijn spuwt naar het zaad der Vrouw. Deze psalm zongen de Joden, wanneer zij op Paasfeest in grote troepen optrokken naar Jeruzalem van verre de heilige stad zagen liggen op de berg Sion. „Bidt om de vrede van Jeruzalem...." Zij baden niet voor de wereldvrede. Zij baden voor de vrede van de KERK. En die opwekking tot dit gebed ging vooraf aan het getui genis „Daar zijn de stoelen des gericht...." In de Kerk zetelt het Recht des Heren. Daar wordt RECHT gesproken, zonder aanziens des persoons, het heilig recht des Heren. Dat kent de wereld niet. Daar is geen recht, maar diploma tie, politiek, geknoei, het compro mis, het zoeken naar de grootst gemene deler. In de Kerk des „BIDT OM DE VREDE...." Psalm 122:6. Heren heerst allèèn maar het recht. En waar dat niet meer zo is, is begin van deformatie, cLto.z. we reldgelijkvormigheid. Dan is ook de vrede zoek, waar de gelovige van het Oude Verbond zo dringend opwekt er voor te bidden. RECHT en VREDE, zij behoren bij elkaar. Psalm 85 zegt: „RECHT en VREDE zullen elkander kussen. Deze twee zijn NOOIT te scheiden. De Kerk is het prototype van wat straks op de nieuwe aarde zijn zal. Recht en vrede. De Kerk moet er een voor afschaduwing pan zijn. In begin sel moet daar reeds de hemelse vreugde gesmaakt kunnen worden. Hoever zijn we nog van deze eis af in de praktijk! Toch handhaaft God Zijn heilig recht. De vorige week schreven we over de éénwording van deze wereld. Het gaat er hard naar toe. En wie in deze laat ste worsteling, die komende is nog le ven wil uit de antithese, zal spelbreker worden en als zodanig worden behan deld en straks mishandeld. Ook dat vertelt ons Gods Woord. Het is zaak, dat we ons daarvan re kenschap gaan geven. In de verkansietied krieg je somtieds weer is ouwe kennisse te zien. Bie ons op 't durp komme dan meestentieds on- derwiezers, die de ouweluu is komme opzoeken, of luu die erges in 'n stad op kantoor bin. En zo krieg je dan ouwe kennisse te zieje, die je als jong broekie op 't durp gekend heb. Noe we in de maand Augustus ook weer al die verkansiegangers op 'n durp kregen, docht ik zoa bie me zeivers, wat bin der toch een hoap jongeluu weg 'etrokken uut ons durp. De meeste bin der van deur 'egaen. Dat komt omdat ze as jonge wezende naer de ambachtsscliole of naer de kweekschole gonge en as ze daer geen kans vo' hebbe 'ehad, dan smere ze 'm toch as ze kans hebben. Want 't is wel kasieweel, maer we heb be bekant geen jongeluu op 't durp. Ze trekke bekant allegaer naer de stad of as ze daer geen kans in zien gaen ze toch naer een aere plekke toe. Maer hier bluve doen ze zowat geen van allen, 't Bin net wat jonges die bie der vaeder in 't bedrief kenne komme, die achter bluve. Maer de rest gaet er vandeur, zo gauw ze er de kans vo' zieje. Noe is dat vanzelfsprekend niet zoa ange- naem vo' de meissies die achterbluve. 't Is een netuurlijke zake dat ze alle gaer graag trouwe willen, maer as de jonges wegloape, dan hebbe ze niet veul kans. En daerom prombere der oak een hoap meissies 't durp uut te komme. En nae de oorlog hebbe ze veulal goeie kans dat dat lukt. Ze kennen overal trecht mo' je maer dienken. Noe, 't ge volg is netuurlijk asdat we bie ons op 't durp op die menier zoa wat zon der jongeluu zitten. Van uutbreiding is dan oak zoa goed as geen sprake. Der bin nae de oorlog een paer huusies bie- gebouwd, maer dat is oak al en toch hebbe we noe, althans vergeleken bie veul aere plekke, niet zoa'n groate wo ningnood. Der bin der veul die oak in- weuning hebben, maer om noe is te zeg gen, dat er jongeluu bin, die om een huusie zitten te springen, nee, dat is der bie ons niet en dat vindt netuur lijk z'n reden in wat ik julder hier bo ven geschreven hé. Dat het op aere plekke 'eel wat aeres is, dat kwam ik een paer weken geleje an de weet, toen een ouwe kennis van me, mit verkan- sie op 't durp kwam. Hie is al niet zoa jonk meer en al heel wat jaertjes hoofd van een schole in een groate stad. Maer ie komt ielek jaer bie ons op 't durp werom. Hie ken z'n geboorteplekke niet vergeten, zeit ie en hoe ouwer asdat ie wordt hoe meer dat die geboorteplek trekt, vertelt ie me. Wat wel te begrie- pen is. As je ouwer gaet worden bin je in gedachte meer met je jeugdjaere bezig asdat je nog op volle kracht bin en zoa geen tied heit om an 't verleje te dienken. Maer daer wou ik 't noe niet over hebben. Ik wou julder is een staaltje vertellen van wat ik van 'm horende aengaende een jong paer dat boven z'n weunt in de stad. Dat is een jong stel, nog maer net 'n jaer 'etrouwd en ze hebbe een bebie, van zowat twee maanden oud. De jongeman heit se:- sjant 'eweest en heit drie jaer in Indië 'ediend. Noe hebbe ze een klein kae- mertje toe 'ewezen 'ekregen van de huusvestingskemissie bie een gezin van man, vrouw en zeun, drie personen dus, die een groat huus beweunen. Maer dat jonge paer heit een klein kaemertje ge kregen, zoa klein, dat de bebie der niet eens bie ken maer erges geweun op zolder een plekkie 'ekregen heit. Nog voor dat het jonge paer er kwam weu- nen, zee de „mevrouw" zoas ze der eigen laet noeme, wacht maer, we zalle ze wel gauw weer „wegpesten". Zoa be gon het. En van het eerste oagenblik af was er herrie op de trap. 't Jonge wuu- fie kon der niet teuge op. Ze viel van de ene huulbuje m de aere en der man kon, as ie 's avens thuus kwam een hele liest met klachte in ontvangst nemen, 't Gong van kwaed tot erger. Op leste gong het zoavaer, dat de bebie 't ont gelden most. As 't snikheet was op zol der en het jongewuufie zette 't zolder- raempie open, dan kwam de „mevrouw" 't weer gauw dicht doen, want 't toch- te zoa beneje. As 'n koud was en de wind stong er op en het wuufie dee het raempie dicht, dan kwam ze van beneje en zette 't weer open, omdat er gebrek an frisse locht was beneje. Zoa gong dat maer an. En toen op een keer barstte de bom. De gewezen sersjant was op een Zaterdagmiddag thuus en haalde de bebie van zolder. Net had ie 't kind in de erm of de „mevrouw" kwam het zolderraem open zette, zodat de wind zo naer binnen woei het trapgat in. De sersjant vroeg het weer dicht te doen, maer een venienig lachie was het ant woord. Toen kwam de heer des huizes er an te pas en zee dat as z'n vrouw het raem open dee het open bleef en dat daermee alles uut was. En toen kwam oak de zeun er bie en begon te schelde op de jonge man met de bebie in z'n erm. En toen kwam het jonge vrouwtje om een hoekie kieken en was het spul kompleet. Het werd een ruzie van belang. Intussen was de sersjant beneje gekomme en ie voelde de kouwe tochtwind langs z'n hals strieken. Hie zee teuge z'n vrouwe: pak 't kind is an en gae jie naer binnen. Toen was ie met een paer spronge weer de trap op naer de zolder. Boven stong de heer der huizes 'm op te wachten met een gummiknuppel, de zeun had een tang in z'n hand en de „mevrouw" stong an het trapgat met 'n veger. Ze schreeuw de teuge der man en zeun: geef 'm op z'n falie, slaet der op! Maer toen kwam de indische jaere naer boven bie de ser sjant en in tien tellen lag de vader naest de zeun in komplete katzwiem op de zoldervloer, met een paer oage die veul leken op die van een schellevis die een tiedje op 't droage heit gelege. Toen vroeg ie an de „mevrouw" of ze er zinnigheid in had om der naest ge legd te worre. Maer ze wier bleek om der neus en zette 't op een gille: moord! moord! De pelisie kwam er an te pas. En een stuutje laeter zatte vader en zeun op 't pelisieberoo. 't Slot van de geschiedenis is, asdat het jonge paer bie een aere inweuning kregen en noe dat de aere der zin hadde, want ze hadde het paer „weggepèst", zoas ze dat van plan wasse 'eweest .Toen heb ben ze gauw een paer mure uut 'ebroke en van twee kamers één 'emaekt en noe kenne ze geen jnweuning meer kriege. De onderwiezer die 't me ver tellende zee er hie an 't sW! en •riet

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1951 | | pagina 5