Hij ons Üinis
Ühdtc ieeuw&e-
tuchte**
On
TamUMctd
ANTITHESE
SLfihoJiiAtnen
Vrijdag 7 September 1951
'T ZEEUWSCh WEEKEN L
Pagma 4
twee weken uitstel te geven .omdat een
paar uit onze familie dat vroegen. Zij
waren uit geweest en hadden toen geen
tijd gehad om een opstel over de va-
cantie te schrijven. En een ander, die
aan de tekenwedstrijd wilde meedoen,
waarvan ik gezegd had dat je daarvoor
je eigen huis moest uittekenen, schreef
me ook al, dat hij uit was geweest en
toen hij niet thuis was kon hij zijn eigen
huis maar moeilijk uittekenen omdat hij
er zo ver vandaan was. Nu voor mij is
het geen bezwaar, dus hebben jullie nog
weer twee weken tijd om een opstel te
maken hoe je de vacantie hebt doorge
bracht. Wie niet veel zin heeft om te
schrijven trekt maar aan het tekenen
en maakt een schilderij van het eigen
huis. Als ik dan eens op stap ga, heb
ik geen adres-lijst van jullie meer no
dig, dan kan ik zo maar zien, wie er
woont, want een mooie tekening ver
geet je niet.
Als jullie dit leest is het Vrijdag 7
September en morgenwel dan is
het 8 September. Heel gewoon hé, Ja
maar niet heel gewoon is dat we dan
met elkaar met onze krant door stad
en land trekken. Het is nu terwijl ik
jullie zit te scnrijven, natuurlijk nog 'n
klein weekje voor de tijd, maar o men
sen, wat hoop ik, dat we dan een fijn
weer zullen hebben. De jongeren, die
nog niet mee tippelen of fietsen komen
toch zeker ook kijken.
Allemaal heel veel groeten van jullie
TANTE TRUUS.
Zwaluwtje te Serooskerke. Ik ben blij,
dat ik direct na onze krantenvacantie
weer brieven van zulke trouwe klantjes
Na de vacantie
Ieder, die zijn vacantie genoten heeft
en begonnen is met de prettige gedach
te wederom aan 't werk te kunnen gaan,
zal in z'n tuin, met wat teleurstelling
om de wanorde die regen en wind daar
in hebben achtergelaten, daar ook de
vreugde van de hereniging hebben ge
vonden. In de soms mooier en grotere
tuinen die we zagen, misten we steeds
de intimiteit van ons eigen plekje grond,
maar we hebben er toch veel van kun
nen leren. Wie met belangstelling ge
keken heeft naar de smaakvolle groe
peringen heeft natuurlijk notitie's en
plannen gemaakt. En wie met open oog
en hart door de natuur is gegaan, ziet
nog de sierlijke lijnen en harmoniërende
kleuren. Er zal 'n verlangen zijn van al
dat goede iets in eigen tuin te brengen.
Wees er niet te haastig mee. Laat de
verandering die gij wilt aanbrengen als
een levend beeld voor u staan op de
plaats waar ge die wenst. Vaak blijkt
dan dat, wat we 'n verbetering waanden
het daar juist niet is.
Naarmate de vacantie langer was en
natter is het onkruid weliger dan ooit
tot ontwikkeling gekomen. Liefst op 'n
zonnige dag beginne^ we ons offensief
daartegen. We helpen de uiteen en
scheef gewaaide Herfstasters, Zonne-
binnen krijg. Voor de vacantie denk je
wat is het fijn en wat hebben we nog
een lange tijd voor ons, maar o wee,
wat is alles weer gauw voorbij hé? En
nu is het ook weer leuk om elkaar in
ons hoekje te ontmoeten. Ik hoop weer
op veel gezellige brieven. Je opstel
komt bij de stapel, die wacht tot over
twee weken. Maar ik heb er al gauw
een oogje in geslagen om te weten hoe
jij de vacantie hebt doorgebracht. Ru-
waert te Lcwedorp. Ja, dat wordt voor
jou een hele verandering nu je scholier
in Goes wordt. Ik hoop dat het je goed
zal bevallen. Maar je zult wel heel wat
meer werk krijgen. Dat is altijd zo op
een U.L.O. Maar het is toch ook mooi
als je wat leert. Mijn vacantie was al
heel vroeg in de zomer. Die ben ik nu
haast vergeten. Heb je al een keer
orgelles gehad? Het begin is nooit zo
leuk, maar als je flink aanpakt, wordt
het al gauw aardiger en krijg je er pas
plezier in. Pak dus maar goed aan.
Catrien L. te Serooskerke. Serooskerke
is weer ineens present. Daar doen jullie
goed aan. Je opstel heb ik uit nieuws
gierigheid ais eens even doorgekeken,
dat begrijp je wel, maar toen is het ook
op de stapel gekomen voor de beoorde
ling, die later komt. Hoe bevalt het je
weer op school. De eerste dagen wel
wat vreemd, denk ik. Maar nu is het
's avonds ook wel gezellig om een poos
je in de kamer te zijn als de lamp
brandt en dan een lange brief te schrij
ven aanmij natuurlijk. Ik vind het
tenminste weer leuk om in mijn hoekje
van de kamer onder de lamp een begin
te maken met mijn brieven aan jullie.
Tot de volgende keer hoor.
bloemen, Dahlia's en Chrysanthen
weer recht ter been en plaatsen de stok
ken. steeds zo onzichtbaar mogelijk.
Het „wild" in de stam- en struikrozen
nemen we weg evenals de uitgebloeide
en geschonden bloemen. Dat geert da
delijk een veel prettiger blee'.i. Zitten
we dar. 's avonds met een beetje spier
pijn van, maar veel meer voldoening
over het gedane werk, uit te rusten,
dan gaan we nog wat tuinieren bij de
lamp.
.Tuinieren bü de lamp brengt ons in
deze herfstkille avonden de verkwik
king en rijkdom van het vroege voor
jaar. Wij zien ze dan in gedachten al
weer staan de blanke sneeuwklokjes,
juichende crocus, bescheiden scilla, vrij
moedige winteraconiet en de blauwe
sterretjes van de sneeuwroem. Deze
maand moeten we ze planten niet als
een stijf randje maar in losse groepjes.
Waar de grond te zwaar is, ze houden
van een zanderige bodem, maken we
die door toevoeging van zand of turf
molm wat lichter. Is de grond niet
voedzaam genoeg dan kunnen we die
met wat oude mest verbeteren. Het ge
bruiken van verse mest is niet aan te
bevelen. Wie eens wat anders in z'n
tuin wil hebben, moet wat vroeg bloei
ende bol irissen planten. Iris Alata,
toont reeds in Januari-Februari haar
blauwe bloemen. Het purperblauw van
Iris Reticulata, kunt u in Maart bewon
deren. De bloemen van deze Iris ruiken
heerlijk. Heeft u liever wat lichtere
kleuren neem dan Iris Bucharica, die
een maand later in wit en geel pronkt,
gelijk met Iris Orchioides, die gele bloe
men heeft. Men moet er bij het planten
rekening mee houden dat het allemaal
„klein" goed is, want de hoogste groei
er haalt geen 30 cm.
Aandacht vragen voor de tulpen lijkt
vrij overbodig. Dat het er toch van
komt heeft een speciale reden. Er zijn
tulpen die, hoewel van bijzondere
schoonheid, bijna in geen enkele tuin
gevonden worden. Daar is de Kaufman-
niana die geopend wel wat op 'n water
lelie lijkt. De bloem is van buiten rood
en van binnen wit. Het is de vroegst
bloeiende tulp. Er zijn meerdere va
riëteiten van met bloemen die schar
laken- en vermiljoenrood zijn de var.
Violacea is violet met gele basis. Zij
behoren allen tot de wilde of species
tulpen waarvan de Greigi met de leven
dig oranje scharlaken kleur een van de
mooiste is die de tuinen kunnen sieren.
De meest bekende van het geslacht
Fritilaria, zijn de Keizerskroon en het
Kievitseitje. De eerste F. Imperialis,
bereikt 'n hoogte van 75 a 90 cm., het
tweede is veel bescheidener en zoekt
het niet hoger dan plm. 30 cm. De als
een kievitsei gespikkelde bloemen ge
ven een verrassend effect.
De nu in bloei staande Anemoneja-
ponica is een vaste plant die brengt ons
in herinnering dat het nu ook tijd is de
voorjaarsbloeiende anemonen te plaat
sen. A. blanda komt met haar blauwe
bloempjes in April, er zijn ook rose,
witte en violet-blauwe verscheidenhe
den van. Vroeger nog komt A. apennina
die geeft de voorkeur aan Maart om
WEES EEN HEER
OOK IN HET VERKEER!
Hoe men in Zuid-Afrika het benzine-
veroruikend deel van het publiek tracht
enige humaniteit bij te brengen, laat
ons dit aardig stukje proza, geknipt uit
een Afrikaans blad, zien:
My dogtertjie is sewe jaar oud.
De verkeersafdeling van de Nasionale
Padveiligheidsorganisatie van Suid-
Afrika in Springs heeft een drukwerkje
ónder de automobilisten verspreid,
waarin hun aandacht speciaal gevestigd
wordt op de gevaren, welke het spelen
de kind op de rijbaan bedreigen. De in
houd van de circulaire nemen we over
uit het blad „Padveiligheidsnuusbrief".
„Geagte Motorbestuurder, my dogter
tjie, wat sewe jaar oud is, het vanjaar
begin skoolgaan. Op die oomblik slaap
sy rustig met haar pop in haar arms.
Als haar pop breek of sy haar vinger
sny kan ek haar help. Maar dis on-
moontlik om altyd by haar te wees,
want ek moet werk om vir haar te kan
sorg. My dogtertjie is 'n liewe kind en
ek is natuurlik trots op haar. U sal haar
nie seermaak nie, sal u? Wanneer sy
skool toe stap en die strate moet odr-
steek hang haar veiligheid van u af.
Help my dus asseblief om haar op te
pas.
Ry asseblief stadig verby skole en
stop by voetoorgange. Onthou ook dat
kinders dikwels skielik van agter ge
parkeerde motors te voorskyn kom.
Moet asseblief nie my dogtertjie beseer
nie!"
haar witte bruidstooi aan te trekken.
Deze kleintjes verlangen geen zonnig
plekje maar blijven liever wat in de
schaduw. Hen en de andere genoemde
in onze tuin te zien is betreuren dat we
het niet eerder gedaan hebben, 't Is
niet moeilijk die nu te bestellen en te
planten. Als beloning daarvan komt een
maandenlang verblijden in de onverge
lijkelijke pracht en blijmoedigheid van
Scheppingswonderen, die zich in één
seizoen, uitleven en daarin alles schen
ken, wat zij ons aan schoonheid kun
nen geven.
VARIABILIS.
DE MAAIER.
Hij was aan 't maaien,
In 't golvende veld,
Met zwierige zwaaien!
Ik heb niet geteld,
't getal van de slagen
die Hij zwaaiende sloeg,
De klaver ging sterven,
En dat was genoeg!
Hij hield bij het drinken,
De waterfles schuin,
Ik hoorde hem klinken
Met hamer en kruin
om de snede te scherpen
der blinkende zeis,
door ze kloppend te kloppen,
na een enkele reis!
't Zag 'em met zwaaien,
In 't stervende groen,
Zó dagenlang mgaien,
In zijn blauw boezeroen!
Onderbroken met eten,
Om na 't eten een tijd,
Weer kloppend te kloppen,
De benen gespreid!
Maar achter de maaier
In 't dood'lijke veld,
Botte nieuw leven.
Ik heb niet geteld
't getal van de sprieten,
Die één klaverplant droeg,
Maar 't oude herleefde,
En dat zei genoeg!
Ik telde de maaier,
Met het grijzende haar,
En zijn blinkende zwaaier,
Wel driemaal per jaar.
Toen schoor men de akker
Met paarden en ploeg.
Nu had men de wortel!
En dat was genoeg!
Zó heb ik de zonde,
Gemaaid keer op keer,
Naast de opene wonde,
Verrees ze alweer!
Gods ploeg heb ik nodig,
Mijn zeis is te zwak.
Hij alléén roeit de zonde!
Met wortel en tak!
POOT Jr.
■■■iiiiiiim
Ook in het rijk der gedachten be
staat mode.
De helft van de mislukkingen in uw
leven komen doordat gij uw paard,
als het wil springen, inhoudt.
Veelvuldige verwisseling van minis
ters is een kwaad. Maar één ding is
erger: slechte ministers die aanblijven.
Medevreugde, niet medelijden maakt
vrienden.
De onverschilligheid der mannen,
veeleer dan hun dwinglandij is de
marteling der vrouwen.
Weet gij wat plicht is? Hetgeen men
van anderen eist.
Reputatie is meestal een algemene
vergissing.
Het is minder de rijkdom die de
mensen bederft dan het nastreven van
rijkdom.
Wanneer men altijd heeft geklaagd
en getreurd en gemopperd, zonder zich
tot berusting op te heffen en te ver
mannen, dan heeft men aarde en he
mel te gelijk verloren en waterige
sentimentaliteit overgehouden.
Modernisatie.
Goed opletten wat ie doet,
Sander, we moeten vandaag onze
.jgoedc daad" nog verrichten...."
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGBLAD
van Vrijdag 7 Sept. '51 No. 1962
Uitgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V.
Goes
neeuu/scH
L- u/eexem
UIT DE SCHRIFT
De moderne religieus-humanistische
mens leeft uit een beminnenswaardige
synthese. Hij blijft, ondanks wat de
werkelijkheid rondom hem te zien
geeft, geloven in het goede, dat in de
de mens is, en, dat uiteindelijk de wereld
zal overwinnen. Hij kan zijn optimisme
niet loslaten. De bekende dichteres
Roland Holst heeft, bij haar tachtigste
verjaardag, voor de radio van dit opti
misme getuigenis gegeven, toen zij haar
evangelie bracht: door de wereldschok-
ken en de wereldcrises heen. gaat het
mensdom de lichtende verte te gemoet.
Er komt een tijd, dat de wereld in een
broederschap zal opgaan, en waarin het
ideaal zal bereikt worden. Dan worden
de zwaarden tot spaden en de spiesen
tot sikkels geslagen.
Men begrijpt, dat op deze manier
zelfs aan de allerverschrikkelijkste
beestachtigheid van de mens de angel
ontnomen wordt. De Nazi-moordkam
pen worden, onder dit gezichtspunt,
tenslotte nog slechts noodzakelijke ba
rensweeën van de Nieuwe -Tijd.
Maar aan dit in de luchthangend op
timisme geeft de Bijbel geen enkele
voet. Het tegendeel is waar. De Heilige
Schrift spreekt nergens van een syn
these in het menselijk geslacht, doch
spreekt van bladzijde tot bladzijde over
een absolute en radicale antithese.
Reeds op een der eerste bladzijden
stelt God Zelf de vijandschap tussen
vrouwenzaad en slangenzaad. Op iede
re bladzijde openbaart zich deze worste-
lii in een dodelijke kamp, waarbij van
geen pauze, geen wapenstilstand, geen
onderhandelen, sprake is. Gods Woord
laat ons zien, dat een gedeelte van het
menselijke geslacht bevrucht is door de
geest van het slangenzaad en een ge
deelte door de Geest van het Vrouwen
zaad. Dat handhaaft zich de gehele
wereldgeschiedenis door en op een der
laatste bladzijden van de Bijbel, in de
Openbaring aan Johannes, lezen we in
het apocalyptische visioen, hoe de rode
draak, de slang, vergrimt op de vrouw,
(de Kerk), die het Kind (Jezus Chris
tus) gebaard heeft, haar achtervolgt
om haar te verdelgen. God doet haar
echter vluchten in de woestijn, waar zij
een plaats heeft tot het einde.
Zo zien wij, dat de Bijbel van het
begin tot aan het eind staat onder één
geweldige spanning. Genesis en Open
baring zijn als het ware de twee pijlers
waarop deze spanning over het ganse
menselijke geslacht rust, en waaronder
de mensheid te leven heeft. Nergens
enige synthese, maar overal de felle
antithese, dwars door het ganse mense
lijke geslacht heen, de Abel-Kaln-ver-
houding; de lijn van Henoch-Lamech
de antithese tussen de tenten van Abra
ham en de woningen van Sodom; de
doodsworsteling tussen Egypte en Is
raël, de haat tussen Jacob en Ezau; de
strijd tussen David en Saul; Christus
en de Sanhedristen; Stefanus en de
Hoge Raad; Nero en de Christusge
meenten; pauselijke hiërachie en marte
laren; heidendom en christendom; we
reld en Kerk. Gij kunt de lijn duidelijk
zien, de scheidslijn dwars door de we
reldgeschiedenis, dwars door de ge
schiedenis van eigen vaderland, dwars
door de kerkgeschiedenis, dwars door
de geschiedenis van uw eigen leven.
Want, wat zich in het groot voltrekt,
beheerst ook uw eigen klein, nietig le
ventje, waarvan Paulus getuigenis gaf
in de woorden: Wanneer ik het goede
wil doen, ligt het kwade mij bij.
Wanneer wij als christenen de krant
lezen of de krant schrijven, naar de ra
dio luisteren of er de programma's van
opmaken, hebben wij onder dit Schrif
tuurlijk aspect de wereld en wat daarin
plaats heeft te bekijken. En dat maakt
ons vanzelf antithetisch, stelt ons voor
de keus: rechts of links, vrouwenzaad
of slangenzaad. Wie dit ontkomen wil
en zich synthetisch wil instellen, heeft
toch reeds gekozen en pleegt verraad
aan zijn belijdenis, staat links in plaats
van rechts.
Er zijn tegenwoordig heel wat men
sen, die graag over de antithese horen
willenop Zondag in een roerende
preek, maar op Maandag moet er niet
te veel verschil zijn. Immers, dan zijn
er de vele gemeenschappelijke terreinen
met de wereld. En zij maken er, op zijn
best, een compromis van.
Natuurlijk is dat geen christendom
meer. Gods Woord bliksemt die half
slachtigheid neer onder Zijn dodelijke
critiek. Wanneer zelfs de martelaar op
de brandstapel nog onder die dodelijke
critiek staat, wanneer de Schrift hem
examineert: staat gij daar nu te bran
den omdat gij Mij liefhebt, of is het
nog iets anders, dat u hier bracht?
(1 Cor. 13 3) waar zullen dan de half-
slachtigen, de compromis-zoekers ver
schijnen? Wie zich christen noemt,
christen-patroon, christen-arbeider,
christen-staatsman, christen-journalist,
christen-huisvrouw, christen-onderwij
zer, en ga maar door, wete, dat hij een
woord zich aanmeet, dat zó zwaar ge
laden is, dat hij zonder wedergeboorte
het onmogelijk dragen kan, en zonder
die wedergeboorte reeds links van de
doodslijn staat, daar waar het slangen
zaad zijn dodelijk venijn spuwt naar het
zaad der Vrouw.
Deze psalm zongen de Joden,
wanneer zij op Paasfeest in grote
troepen optrokken naar Jeruzalem
van verre de heilige stad zagen
liggen op de berg Sion. „Bidt om
de vrede van Jeruzalem...." Zij
baden niet voor de wereldvrede.
Zij baden voor de vrede van de
KERK. En die opwekking tot dit
gebed ging vooraf aan het getui
genis „Daar zijn de stoelen des
gericht...." In de Kerk zetelt
het Recht des Heren. Daar wordt
RECHT gesproken, zonder aanziens
des persoons, het heilig recht des
Heren. Dat kent de wereld niet.
Daar is geen recht, maar diploma
tie, politiek, geknoei, het compro
mis, het zoeken naar de grootst
gemene deler. In de Kerk des
„BIDT OM DE VREDE...."
Psalm 122:6.
Heren heerst allèèn maar het recht.
En waar dat niet meer zo is, is
begin van deformatie, cLto.z. we
reldgelijkvormigheid. Dan is ook
de vrede zoek, waar de gelovige
van het Oude Verbond zo dringend
opwekt er voor te bidden. RECHT
en VREDE, zij behoren bij elkaar.
Psalm 85 zegt: „RECHT en VREDE
zullen elkander kussen. Deze twee
zijn NOOIT te scheiden. De Kerk
is het prototype van wat straks op
de nieuwe aarde zijn zal. Recht en
vrede. De Kerk moet er een voor
afschaduwing pan zijn. In begin
sel moet daar reeds de hemelse
vreugde gesmaakt kunnen worden.
Hoever zijn we nog van deze eis
af in de praktijk! Toch handhaaft
God Zijn heilig recht.
De vorige week schreven we over de
éénwording van deze wereld. Het gaat
er hard naar toe. En wie in deze laat
ste worsteling, die komende is nog le
ven wil uit de antithese, zal spelbreker
worden en als zodanig worden behan
deld en straks mishandeld. Ook dat
vertelt ons Gods Woord.
Het is zaak, dat we ons daarvan re
kenschap gaan geven.
In de verkansietied krieg je somtieds
weer is ouwe kennisse te zien. Bie ons
op 't durp komme dan meestentieds on-
derwiezers, die de ouweluu is komme
opzoeken, of luu die erges in 'n stad
op kantoor bin. En zo krieg je dan
ouwe kennisse te zieje, die je als jong
broekie op 't durp gekend heb. Noe we
in de maand Augustus ook weer al die
verkansiegangers op 'n durp kregen,
docht ik zoa bie me zeivers, wat bin der
toch een hoap jongeluu weg 'etrokken
uut ons durp. De meeste bin der van
deur 'egaen. Dat komt omdat ze as
jonge wezende naer de ambachtsscliole
of naer de kweekschole gonge en as ze
daer geen kans vo' hebbe 'ehad, dan
smere ze 'm toch as ze kans hebben.
Want 't is wel kasieweel, maer we heb
be bekant geen jongeluu op 't durp. Ze
trekke bekant allegaer naer de stad of
as ze daer geen kans in zien gaen ze
toch naer een aere plekke toe. Maer
hier bluve doen ze zowat geen van allen,
't Bin net wat jonges die bie der vaeder
in 't bedrief kenne komme, die achter
bluve. Maer de rest gaet er vandeur,
zo gauw ze er de kans vo' zieje. Noe
is dat vanzelfsprekend niet zoa ange-
naem vo' de meissies die achterbluve.
't Is een netuurlijke zake dat ze alle
gaer graag trouwe willen, maer as de
jonges wegloape, dan hebbe ze niet veul
kans. En daerom prombere der oak een
hoap meissies 't durp uut te komme.
En nae de oorlog hebbe ze veulal goeie
kans dat dat lukt. Ze kennen overal
trecht mo' je maer dienken. Noe, 't ge
volg is netuurlijk asdat we bie ons op
't durp op die menier zoa wat zon
der jongeluu zitten. Van uutbreiding is
dan oak zoa goed as geen sprake. Der
bin nae de oorlog een paer huusies bie-
gebouwd, maer dat is oak al en toch
hebbe we noe, althans vergeleken bie
veul aere plekke, niet zoa'n groate wo
ningnood. Der bin der veul die oak in-
weuning hebben, maer om noe is te zeg
gen, dat er jongeluu bin, die om een
huusie zitten te springen, nee, dat is
der bie ons niet en dat vindt netuur
lijk z'n reden in wat ik julder hier bo
ven geschreven hé. Dat het op aere
plekke 'eel wat aeres is, dat kwam ik
een paer weken geleje an de weet, toen
een ouwe kennis van me, mit verkan-
sie op 't durp kwam. Hie is al niet zoa
jonk meer en al heel wat jaertjes hoofd
van een schole in een groate stad. Maer
ie komt ielek jaer bie ons op 't durp
werom. Hie ken z'n geboorteplekke niet
vergeten, zeit ie en hoe ouwer asdat
ie wordt hoe meer dat die geboorteplek
trekt, vertelt ie me. Wat wel te begrie-
pen is. As je ouwer gaet worden bin
je in gedachte meer met je jeugdjaere
bezig asdat je nog op volle kracht bin
en zoa geen tied heit om an 't verleje
te dienken. Maer daer wou ik 't noe
niet over hebben. Ik wou julder is een
staaltje vertellen van wat ik van 'm
horende aengaende een jong paer dat
boven z'n weunt in de stad. Dat is een
jong stel, nog maer net 'n jaer 'etrouwd
en ze hebbe een bebie, van zowat twee
maanden oud. De jongeman heit se:-
sjant 'eweest en heit drie jaer in Indië
'ediend. Noe hebbe ze een klein kae-
mertje toe 'ewezen 'ekregen van de
huusvestingskemissie bie een gezin van
man, vrouw en zeun, drie personen dus,
die een groat huus beweunen. Maer dat
jonge paer heit een klein kaemertje ge
kregen, zoa klein, dat de bebie der niet
eens bie ken maer erges geweun op
zolder een plekkie 'ekregen heit. Nog
voor dat het jonge paer er kwam weu-
nen, zee de „mevrouw" zoas ze der
eigen laet noeme, wacht maer, we zalle
ze wel gauw weer „wegpesten". Zoa be
gon het. En van het eerste oagenblik af
was er herrie op de trap. 't Jonge wuu-
fie kon der niet teuge op. Ze viel van
de ene huulbuje m de aere en der man
kon, as ie 's avens thuus kwam een hele
liest met klachte in ontvangst nemen,
't Gong van kwaed tot erger. Op leste
gong het zoavaer, dat de bebie 't ont
gelden most. As 't snikheet was op zol
der en het jongewuufie zette 't zolder-
raempie open, dan kwam de „mevrouw"
't weer gauw dicht doen, want 't toch-
te zoa beneje. As 'n koud was en de
wind stong er op en het wuufie dee het
raempie dicht, dan kwam ze van beneje
en zette 't weer open, omdat er gebrek
an frisse locht was beneje. Zoa gong dat
maer an. En toen op een keer barstte
de bom. De gewezen sersjant was op
een Zaterdagmiddag thuus en haalde
de bebie van zolder. Net had ie 't kind
in de erm of de „mevrouw" kwam het
zolderraem open zette, zodat de wind
zo naer binnen woei het trapgat in. De
sersjant vroeg het weer dicht te doen,
maer een venienig lachie was het ant
woord. Toen kwam de heer des huizes
er an te pas en zee dat as z'n vrouw
het raem open dee het open bleef en
dat daermee alles uut was. En toen
kwam oak de zeun er bie en begon te
schelde op de jonge man met de bebie
in z'n erm. En toen kwam het jonge
vrouwtje om een hoekie kieken en was
het spul kompleet. Het werd een ruzie
van belang. Intussen was de sersjant
beneje gekomme en ie voelde de kouwe
tochtwind langs z'n hals strieken. Hie
zee teuge z'n vrouwe: pak 't kind is
an en gae jie naer binnen. Toen was ie
met een paer spronge weer de trap op
naer de zolder. Boven stong de heer
der huizes 'm op te wachten met een
gummiknuppel, de zeun had een tang
in z'n hand en de „mevrouw" stong an
het trapgat met 'n veger. Ze schreeuw
de teuge der man en zeun: geef 'm op
z'n falie, slaet der op! Maer toen kwam
de indische jaere naer boven bie de ser
sjant en in tien tellen lag de vader
naest de zeun in komplete katzwiem
op de zoldervloer, met een paer oage
die veul leken op die van een schellevis
die een tiedje op 't droage heit gelege.
Toen vroeg ie an de „mevrouw" of ze
er zinnigheid in had om der naest ge
legd te worre. Maer ze wier bleek om
der neus en zette 't op een gille: moord!
moord! De pelisie kwam er an te pas.
En een stuutje laeter zatte vader en
zeun op 't pelisieberoo. 't Slot van de
geschiedenis is, asdat het jonge paer
bie een aere inweuning kregen en noe
dat de aere der zin hadde, want ze
hadde het paer „weggepèst", zoas ze
dat van plan wasse 'eweest .Toen heb
ben ze gauw een paer mure uut 'ebroke
en van twee kamers één 'emaekt en
noe kenne ze geen jnweuning meer
kriege. De onderwiezer die 't me ver
tellende zee er hie an 't sW! en •riet