de loupe
Haar
In Zeeland liggen nog vele moge
lijkheden tot grondverbetering*
Felle aanval van Ir Geuze op Minister Lieftinck.
Een glas echte
vruchteniimonade
kost nog
géén dubbeltje
Provinciale subsidie voor restauratiewerken.
ADAA&SON
kan het op de tribune niet
langer uithouden.
In 1950 werd een nieuw hoogte
punt bereikt*
WAT IN TIEN JAAR TOT
STAND KWAM.
Donderdag 21 Juni 1951
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pagina 1
Ir A. Franke sprak voor de Z. L. M.-ers.
Drainage, betere afwatering en egalisatie
op vele plaatsen noodzakelijk.
Twee belangrijke redevoeringen zjja gisteren gehouden tijdens de algemene
vergadering der Z.L.M. te Krgbbendijke. De eerste rede was van de voorzitter
der ir BI. A. Geuze, die, naar aanleiding van het wetsontwerp tot toe
zicht op het credietwezen, een lelie aanval deed op minister Lieftinck en on
omwonden als zijn mening uitsprak dat deze bewindsman heeft gefaald.
Tweede spreker was de heer ir A. Franke, Kykscultuurconsulent in Zeeland,
die een rede hield over „Grondverbeteringsmogelijkheden in Zeeland".
Het openingswoord van Ir Geuze
begon poëtisch; hij citeerde twee re
gels van Vondel n.L:
Het zweerd, eens uitgetrokken,
Keert langzaam in zjjn schee.
Deze woorden, van toepassing bren
gend op de huidige situatie, waar
schuwde spr. tegen het geloof, dat men
consolidatie van het bestaande mag
afleiden uit het feit dat de verwikke
lingen, zo b.v. die in Korea, op de
lange duur geschoven zijn. Waakzaam
heid blijft geboden.
1IET CREDIETWEZEN.
In het vervolg van zijn rede behan
delde Ir Geuze het ingediende ont
werp van wet tot toezicht op het cre
dietwezen. Na de bezwaren, die door
tal van groeperingen uit het bedrijfs
leven, ook van de zijde van de land
bouw, naar voren zijn gebracht tegen
dit ontwerp, onderstreept te hebben,
ging Ir Geuze voort:
„De boeren zijn in het algemeen
kleinere zelfstandige ondernemers. Zij
zijn van mening, dat de ondernemer
een zelfstandige plaats in de maat
schappij en een verdienstelijke func
tie als producent inneemt. Zij zijn
daarbij niet blind, gezien de impor
tantie van hun coöperatieve streven,
voor het verschil dat bestaat tussen
de zelfstandige onderneming en de
trusts en kartels met hun onderlinge
en internationale verbanden. Als on
dernemer wenst de boer zelfstandig
te blijven. Hij acht dit geen reactio
nair standpunt, maar een bestaans
voorwaarde.
Hij verkiest geen zetboerschap voor
de Staat. Het crediet is de smeerolie
voor zijn bedrijf en voor zijn coöpe
raties.
Op andere wijze wordt reeds door de
Overheid zware pressie uitgeoefend
op zijn bedrijfsuitoefening, in verband
met de gewenste productie en de
hoogte van de kostprijs, zoals deze
voor de nationale economie het voor
deligst zijn. Deze indirecte leiding is
meer dan voldoende.
De boer moet zelf kunnen blijven
bepalen hoe hij daarnaast feitelijk zijn
bedrijf zal voeren. Er zijn immers
grenzen, die de buitenstaande Over
heid binnen het hek van het erf niet
kan beoordelen.
Het is meen ik Dr Grashuis geweest,
die ik een keer hoorde zeggen, dat
voorlichting goed was, maar dat een
boer, die alle Rijksvoorlichting op zou
volgen, in een minimum tijd failliet
zou zijn. Bij deze leiding mag nog niet
komen een volledige beheersing te al
len tijde van het crediet, van de
smeerolie van het bedrijf ter wille
van de staat. Wjj geloven niet in deze
functie van de staat. Wij geloven niet
aan een alomvattende wijsheid van
het Ministerie van Financiën op dit
terrein.
Wjj hebben zes jaar lang na de bevrij
ding gehoopt, dat minister Lieftinck de
sterke man zon zjjn, die Nederland uit
het financiële moeras zon helpen. Wjj
hebben gemeend, dat het verstandig
was, dat één man op lange termijn de
gelegenheid kreeg wat ziek was gezond
te maken. Doch thans is de schatkist
leeg. Minister Lieftinck heeft gefaald.
Ik ben er my van bewust, dat het
niet zo belangrijk geacht zal wprden,
wanneer ergens een voorzitter van
een provinciale organisatie zoiets zegt.
Ik weet ook dat men kan antwoorden,
dat veel wat tevoren niet voorzien
kan worden, laatstelijk Korea, heeft
teg.engewerkt. Ik weet daarnaast, dat
de regering en het parlement daarbij
van invloed zijn geweest, doch pri
mair ligt de verantwoordelijkheid van
aanblijven bij Minister Lieftinck.
Het probleem blijft, dat de Staats
uitgaven te hoog waren en zijn. Alle
kunstmiddelen, alle financieel dirigis
me heeft niet geholpen. Vanuit de
boerenstand, die zeker altijd geweten
heeft wat hard werken betekent, moet
dat gezegd worden. Het crediet voor
het bedrijfsleven zal een zekerder wis
sel voor de toekomst, voor de bedrij
vigheid en de werkgelegenheid blij
ken, dan het crediet aan de staat dat
te weinig het verband met de directe
productie handhaaft, naar de feiten
helaas onmiskenbaar hebben uitge
wezen.
DE FRUITTEELT.
In het tweede deel van zijn rede
besprak Ir Geuze het onlangs in „De
Tuinbouw" verschenen artikel van Ir
A. W. van der Plassche, waarin uit
eengezet werd, waarom 8 pet. van de
Noord-Oostpolder voor fruitteelt be
stemd wordt. Schrijver betoogt in dit
artikel, dat het thans niet de tijd is
uit te breiden met de bedoeling de
omvang van de productie op te voeren.
Het Is beter alle aandacht te besteden
aan kwaliteitsverhoging en rationali
satie. In verband met de buienlandse
concurrentie dient er naar gestreefd
te worden dat een standaardproduct
in massa geleverd kan worden in de
vereiste kwaliteit en tegen een prijs
in overeenstemming met wat men er
voor zal willen betalen.
Ir Geuze stelde naar aanleiding hier
van twee vragen:
„Waarom moet verjonging van de
fruitteelt elders geschieden en niet op
de huidige bedrijven zelf?" en „Waarom
zal, als er fn de toekomst sprake zal
zjjn van een frult-overschot, het z.g.
kwaliteits-fruit wei een redelijke prijs
opleveren
Aan het slot van zijn rede gewaag
de Ir Geuze nog van het enorme suc
ces van „de jongste telg aan onze
stam, de Onderlinge Verzekerings-Mij.
Mij. voor Motorvoertuigen der Z.L.M."
en prees hij het kringbestuur van Oos
telijk Zuid-Beveland voor zyn uitne
mende „vergaderingstechniek".
REDE IR FRANKE.
Ir Franke verstond onder grondver
betering die maatregelen, welke tot een
blijvende verbetering van de productivi
teit van de grond leiden of althans tot
een verbetering van enige jaren. Deze
maatregelen zijn b.v. draineren van
land, inpolderen, betere afwatering,
egalisaties enz. Ruilverkaveling valt er
niet onder, maar daarbij wordt vaak te
vens (Walcheren, Kruiningen, „De Vier
Bannen.") afwatering, drainage, egali
satie enz. ter hand genomen.
DRAINAGE.
Het doel van de drainage is verla
ging van de grondwaterstand in herfst,
winter en voorjaar. Hier liggen voor
Zeeland nog vele mogelijkheden. Het
grasland b.v. is doorgaans niet gedrai
neerd. Waar de polderwaterstand dit
mogelijk maakt, is dit zeer gewenst.
Voor grasland, dat 40 tot 60 cm boven
het water uit ligt, is drainage vrij duur,
zodat eerder te overwegen is, of een
verlaging van de waterstand door on
derbemaling of algehele peilverlaging
mogelijk is. Voor grasland, dat meer
dan 60 tot 70 cm boven het polderpeil
ligt, achtte ir Franke een ontwatering
door drains het meest efficiënt.
Ook voor het bouwland zijn hier nog
vele mogelijkheden. Momenteel is het
mogelijk de z.g. doorlatendheid in het
veld, een voorname factor voor de be
paling der drainafstanden, te meten.
Voor Walcheren worden zodoende af
standen van 830 meter aangehouden.
De praktijk gaat zonder metingen meer
in de richting van 1218 meter. In
sommige gevallen te wijd, in andere
te nauw. In het algemeen bleek uit de
metingen, dat de zware gronden een vrij
goede doorlatendheid hebben, de lichte
zwavels daarentegen een slechte. Een
speciaal onderzoek voor grote gebieden
hieromtrent achtte ir Franke gewenst.
Voorts wees de inleider nog op enige
bezuinigingsmogelijkheden bij het drai
neren.
INPOLDERINGEN EN WATER
AFVOER.
Nadat ir Franke o.a. had opgemerkt
te hopen, dat na de inpoldering van de
Braakman spoedig de schorren van
Oost Zeeuvvsch-Vlaanderen zullen wor
den ingedijkt (waaraan een zorgvuldig
landbouwkundig onderzoek vooraf moet
gaan), besprak hij de verbetering van
de waterafvoer, op welk terrein in Zee
land nctg vele mogelijkheden liggen. Ja,
deze provincie komt hier achteraan.
Grote oppervlakten hebben overlast van
water, terwijl de oppervlakte, die last
van droogte heeft, niet onaanzienlijk is.
Dit verschijnsel is overigens niet
vreemd. Hoofdzaak was immers de
strijd tegen het buitenwater, waardoor
die tegen het binnenwater in het ge
drang kwam. Bovendien is het in Zee
land niet gemakkelijk de waterafvoer
of -toevoer te verbeteren. Gelukkig zijn
er thans grote verbeteringswerken aan
de gang in de polders Schouwen, Wal
cheren, Hoedekenskerke, Burgh- en
Westlandpolder, Saspolder enz., hetgeen
erop wijst, dat Zeeland wakker begint
te worden.
(Ingez. mededeling, advert.)
O m Je kosten hoeft U
het zeker niet te laten:
voor een grote fles
De Gruyler's vruchten
limonadesiroop (sinaasap
pel of frambozen-bessen)
betaalt U maar 1.50 en
daar gaat nog 10% korting
af. U krijgt 15 flinke
glazen uit een fles.
De Gruyler's vruchten
limonadesiroop. bereid uil
zuiver vruchtensap, is de
lekkerste en goedkoopste
limonade die U zich den
ken kunt.
Wilt U minJer besteden,
kies dan uit grenadine en
sinaasappellimonadesiroop
van f t.10 per fles. Oók
met een cassabon voor
10 korting.
V
NOG VEEL TE DOEN.
Dit alles neemt echter niet weg, dat
er nog vele polders zijn, waarvoor op.
het gebied van de afwatering of water
beheersing nog veel te doen is. De hoog
teligging van de terreinen loopt in vrij
wel iedere polder uiteen, terwül de wa
terstand meestal op een peil gehand
haafd wordt, voor de lage gronden vaak
nog te hoog en voor de hoge gronden
te laag. Met een voorbeeld uit West Z.-
Beveland, waar op lage gronden een af-
zonderlinge bemaling is geplaatst van
meer dan voldoende capaciteit, toonde
ir Franke dit aan. Door de geringe toe
voer naar het gemaal moet dit n.l. na
enkele uren worden stopgezet, terwijl
achter in de polder het water nog lang
niet weg is. Er zal meer en meer op
gelet moeten worden, dat de verschil
lende gronden in een polder verschillen
de polderpeilen krijgen. Met voorbeel
den van Schouwen en Walcheren toon
de de inleider dit aan.
Op Schouwen, Tholen, Zuid-Beveland
en Walcheren zijn reeds vele gemalen
geplaatst ter vervanging van sluizen
of als hulpgemaal. Deze ontwikkeling
zal moeten doorgaan. Opmerkelijk in
dit verband is, dat in Zeeuwsch-Vlaan-
deren en Noord-Beveland er vrijwel
geen gemalen zijn.
Voorts kan een goede waterbeheer
sing in het algemeen alleen slagen, in
dien de waterlopen en de kunstwerken
(ook de sloten) ook zodanig zijn, dat
de aanvoer van het water naar het lo-
zingsmiddel goed is.
RUILVERKAVELING.
In het slot van zijn rede sprak ir
Franke over het grote belang der ruil
verkaveling. Het is moeilijk dit met
cijfers aan te tonen. Er wordt echter
ernstig naar gestreefd op dit gebied in
Zeeland tot een onderzoek te komen.
In Nederland is voor ruim 250.000 H.A.
ruilverkaveling aangevraagd. Kruinin
gen en de Ser Pauluspolder voerden de
eerste ruilverkaveling in Zeeland door.
Ook op Schouwen is men aan de gang.
In Tholen, in de oude gebieden van Z.-
Beveland, zoals de Breede Watering,
Ellewoutsdijk, Hoedekenskerke, de Goe-
se polder en in Zeeuwsch-Vlaanderen
staat het er echter nog slecht mee.
Ir Franke wees er tenslotte op, dal
het een kwestie van vertrouwen is, dat
uit zo'n chaos een redelijke indeling ver
kregen kan worden.
Oorlogsschadegevallen moeten worden afgewezen.
Ged. Staten stellen aan de Prov. Staten voor een subsidie te verlenen in de
restauratiekosten van de toren van de Ned. Herv. Kerk te Driewegen en van
de molen van de heer I. Voogdt te Cadzand.
Voorts wordt voorgesteld de subsidie voor de restauratie van da Herv. Kerk
te Oud-Vossemeer te verhogen. Verder menen Ged. Staten na ingewonnen ad
vies te moeten voorstellen afwijzend te beschikken op de verzoeken om subsidie
voor het herstel van de Ned. Herv. kerkgebouwen te Aardenburg, St Kruis,
Biervliet, Brouwershaven, Cadzand, IJzendijke, Nisse en Yerseke.
maakt, bedragen f 2035. Voorgesteld
wordt een subsidie van f204 te verle
nen.
In 1950 werd reeds een subsidie toe
gekend voor herstel van de Ned. Herv.
Kerk te Oud-Vossemeer. De herstel-
kosten werden toen geraamd op f7000.
Inmiddels kwam vast te staan, dat de
kerk nog meer gebreken vertoont, o.m.
bleek de toestand van glas-in-loodra-
meit en leien dak erger te zijn, dan men
aanvankelijk dacht. De kosten zullen
oplopen tot f 8870. Het subsidie wordt
hiervoor van f700 tot f887 verhoogd.
Tenslotte zal de na-restauratie van
de in 1947 gerestaureerde witte berg-
molen te Cadzand moeten geschieden.
De verzoeken, die reeds voor de win-
terzitting waren binnengekomen, wer
den desurjds aangehouden. Alle verzoe
ken, waarop thans voorgesteld wordf
afwijzend te beschikken, hebben betrek
king op restauratie van monumenten
van geschiedenis en kunst. Ze werden
destijds aangehouden, omdat het betrof
de restauratie van door oorlogsgeweld
verwoeste of beschadigde gebouwen.
Uit een schrijven van de Staatssecreta
ris van O., K. en W. is thans gebleken,
dat naar Ged. Staten van mening wa
ren, het niet in de bedoeling van de re
gering ligt voor het herstel van deze
door de oorlog getroffen monumenien
een beroep te doen op de steun van de
provincies. Niet alleen de aanvragen
voor herstel van de genoemde kerken
zullen dus moeten worden afgewezen,
maar ook het verzoek om subsidie voor
het herstel van het pand Weststraat
67a te Aardenburg. Ged. Staten wijzen
er nog op, dat de subsidies voor de be
trokkenen toch geen voordeel zouden
opleveren, daar door de minister is be
paald, dat geen bijdrage wordt verleend
door het Rijk, als de schade op andere
wjjze is goedgemaakt. Zou men toch
subsidiëren, dan zou dit bedrag door de
betrokkenen aan het Rijk moeten wor
den terugbetaald of in mindering ge
bracht op de nog uit te keren oorlogs
schade.
OVERIGE AANVRAGEN.
Tot de drie verzoeken, die Ged. Sta
ten willen inwilligen behoort dat om
een bijdrage voor de restauratie van de
toren der Ned. Herv. Kerk te Driewe
gen, die toebehoort aan de burgerlijke
gemeente. De kerk en de toren dateren
uit het jaar 1678. De zeer merkwaar
dige monumentale Westgevel van bak
en bergsteen bezit trappen en vier uit-
gemetselde pilasters. De toestand waar
in de gevel verkeerde, bleek van dien
aard, dat onverwijld diende te worden
ingegrepen. De natuursteen verkeerde
in zeer slechte staat en lag geheel los,
zodat het gevaar voor neerstorten niet
denkbeeldig was. De kosten van restau
ratie, waarmee reeds een begin is ge-
45)
FEUILLETON
door G. P. BAKKER.
HOOFDSTUK XIX.
Edzke hield de wacht in het kreu
pelhout aan de andere zijde van de
weg, maar niemand ging de brug over,
sinds de overste was verdwenen.
Eerst bleef hij rustig in zijn schuil
hoek zitten, rookte zijn pijpje, luis
terde naar het zachte ruisen der bla
deren en keek naar het spel der door
de wind bewogen schaduwen in het
witte maanlicht.
De nacht zweefde langzaam over
het land, de krekels tjilpten, de kik
vorsen in de sloten kwaakten en een
late vogel zong nog zijn lied.
Hij hoorde het zachte suizen van de
wind, die speelde door de varens aan
de rivieroever en het regelmatig ge-
kabbel der golven tegen de jol.
Hij moest vechten tegen de slaap,
sloop naar de brug, legde zijn oor te
luisteren, maar geen enkel geluid
drong tot hem door.
Hij vroeg zich af: Zal ik naar
binnen gaan? Misschien heeft Willem
mij nodig Doch hij had te veel
eerbied voor zijn vriend om onge
hoorzaam te zijn aan diens bevel:
Volg mij onder geen voorwendsel.
Hij had nu zeker meer dan een uur
gewacht en ofschoon hij op de weg
yele gedaanten had zien voorbijgaan,
was er niemand, die het pad naar de
Bouwval van Sonnefeld insloeg en dat
stelde hem gerust. Met die vrouw zou
de overste het zelf wel kunnen klaar
spelen.
Enkele ruiters reden over de weg.
Hij hoorde het getrappel der paarden.
Een karos, omgeven door bedienden
te paard en verlicht door flambouwen
trok zijn aandacht. Geheimzinnige ge
stalten, die meer schenen te sluipen
dan te lopen, gingen voorbij. Een en
kele onheilspellende vrouwengestalte,
die links en rechts loerde, alsof ze een
slachtoffer zocht. Maar niemand sloeg
de weg in naar de ridderhofstede.
Een tijdlang hoorde hij niemand,
daarna klonken weer voetstappen op
de weg. Hij zag een man aankomen
in een lange ruitermantel. Edzke nam
hem nauwkeurig op. In het maanlicht
herkende hij slimme Karei.
„Dus toch verraad", dacht Edzke.
„Weldra zullen de anderen volgen om
Willem te overrompelen". Hij sloop
door het struikgewas dichterbij. Zou
hij dadelijk ingrijpen, slimme Karei
de kortjan in de borst stoten? Weer
hoorde hij iemand komen. Hij keek de
weg af. Hij zag een vrouw. De kuras
sier liep haar tegemoet. Zij kwamen
aan de plaats waar Edzke zat. Hij
hoorde Karei zeggen:
„Ik ben zo blij dat je gekomen bent,
Treesje
„Je weet, dat ik van je houd. Vijf
jaar is er geen andere man in mijn
leven geweest. Ik heb nooit een ander
lief gehad. Mijn jeugd gaat heen. Ik
moet toch eens trouwen. Ik wil niet
mijn gehele leven in die herberg blij
ven. En jij een ruiter, die zingt:
Een ander lief in elke stad,
In elke plaats een and're schat,
trouwt mij toch nooit."
„Maar ik hou toch zoveel van je,"
antwoordde Karei.
Toen klonk het geluid van zoenen.
Edzke kroop terug naar zijn oude
schuilplaats.
„Ellendige wijven", mompelde Edz
ke. „Altijd en altijd liefde en „ik hou
van jou". De flinkste kerels brengen
ze de kop op hol."
Hij stak een nieuwe pijp op, bekom
merde zich niet meer om beide men
sen. Het duurde een gehele tijd voor
hij ze hoorde weggaan.
Hij wachtte en wachtte. Zijn onge
duld en zijn angst werden groter. Zou
Willem nooit terugkomen? Hij stond
achter de boom te spieden maar geen
enkel wezen vertoonde zich. De maan
wierp haar bleek glanzend licht over
bomen en velden. De bouwvallen der
ridderhofstede lagen voor hem als een
geheimzinnig reusachtig sprookjeskas
teel. Langzaam zeilde de grote mat-
lichtende bol door de lucht.
De hemel werd ijler. Het eerste
morgenrood werd zichtbaar. Er ge
beurde niets. Edzke stond gereed bij
de eerste gelegenheid in te grijpen,
maar geen mens kwam, geen mens
ging over de brug.
Zijn zenuwen waren tot het uiterste
gespannen. Hij wist, er moest iets ge
schieden. De hemel in het oosten ver
toonde reeds zijn prachtig kleuren
spel, gloeide in purperrood, oranje,
groen en violet, robijn, smaragd en
opaal. Toen steeg de zon boven de
kimme. De ganse zomerweelde van
een zonnige Junidag lag in de heer
lijke lucht. Maar de schipper sloeg er
geen acht op.
Eensklaps werd zijn aandacht ge
trokken door een grote schooier, ale
met een mars op de rug met lange
schreden haastig over de brug kwam
en de weg opliep.
(Wordt vervolgd.)
Eerste Kamer.
Economische Zaken aan
de orde.
Zagen we verleden week minister
Mansholt in de Eerste Kamer, thans
was het Prof. v. d. Brink die zijn be
groting te verdedigen had.
Een der interessante punten in dit
debat was ongetwijfeld de liberalisatie
van het handelsverkeer. De heer Rip
(A.R.) een voorstander van de een
wording van ons handelsverkeer
vroeg zich af of Nederland nu geroepen
was om steeds maar als haantje de
voorste deze liberalisatie te bepleiten.
Natuurlijk moeten wij onze verplichtin
gen nakomen en eventueel offers bren
gen. De bereidheid daarvoor schijnt
echter bij ons groter te zijn dan in welk
ander West-Europees land ook. Op zo'n
manier wordt Nederland de dupe van
zijn idealistische houding. Voor de heer
Rip gold dit ook voor onze verhouding
met België. Onze betalingsbalans staat
een Economische Unie met België in
de weg. Moeten wij nu niet de invoer
uit dit land beperken totdat wij zelf ge
saneerd hebben en wij dus de offers
kunnen brengen die wij moeten dragen?
Dit was een vraag die niet onredelijk
was, want het is gebleken dat de Bel
gen meer dan eens maatregelen nemen
om de invoer te beperken. Ook de heer
Steinkühler (K.V.P.) maakte dergelijke
opmerkingen. De offervaardigheid is in
Nederland misschien groter dan bij
Onze partners, zó zeide hij, en daarom
mag de regering nimmer onnodig de
Nederlandse belangen ten oifer bren
gen. En de heer Molenaar (V.V.D.)
sloot zich daarbij aan, toen hij sprak
over de gelijkmaking van de Europese
tarieven. Offers aanvaarden, verplich
tingen nakomen, zo luide zjjn parool,
mits andere landen dezelfde bereidheid
tonen.
De politiek van consumptie- en inves
teringsbeperking kon de goedkeuring
van alle sprekers behalve de commu
nisten wegdragen. Men vroeg zich
eehter af de heren Rip en Steinküh
ler legden daarop de nadruk wat er
nu gaat gebeuren. In welke richting
zullen de verdere beperkingen gaan.
Gaat minister van den Brink die zoeken
in de loonpolitiek of in de verzwakking
van de liberalisatiepogingen? De rege
ring zal waakzaam moeten zijn om
steeds weer aan nieuwe situaties het
hoofd te kunnen bieden.
Onder
BEZOEK
AAN LUXEMBURG.
GEEN GELD OM TE BOUWEN
Het Tweede Kamerlid de heer An-
driessen (K.V.P.) heeft aan de minis
ter van wederopbouw en volkshuis
vesting deze vragen gesteld:
1. Is het juist, dat verschillende ge
meentebesturen het hun toegewezen
bouwvolume, zowel voor woningwet
woningen als voor andere bouwwer
ken, niet kunnen realiseren, omdat
hun de nodige geldmiddelen daarvoor
ontbreken?
2. Indien vraag 1 bevestigend wordt
beantwoord, wil de minister dan me
dedelen, waaraan deze krapheid aan
geldmiddelen moet worden toege
schreven?
3. Indien een der oorzaken de te
lage rentevoet zou zijn, is de minister
dan van oordeel, dat wijziging in deze
rentevoet als een der middelen moet
worden beschouwd om het in vraag 1
bedoelde euvel weg te nemen?
4. Indien de vraag 3 ontkennend
wordt beantwoord, wil de minister
dan mededelen, welke maatregelen
getroffen moeten worden om de ge
meentebesturen aan de nodige geld-
1 middelen te helpen.
De hartelijkheid waarmee Koningin
Juliana en Prins Bernhard te Luxem
burg ontvangen zijn mag iedere Neder
lander met trots vervullen. Tussen
Luxemburg en het Nederlandse ko
ningshuis bestaan oude banden mis
schien heeft iemand nog wel een gul
den in zijn bezit met de beeltenis van
koning Willem III en het randschrift:
Koning der Nederlanden, Groothertog
van Luxemburg. Dat het verbreken
van die band op geen enkele wijze
de wederzijdse vriendelijke gezind
heid heeft geschaad, blijkt wel uit de
grote geestdrift waarmee men onze
koningin heeft bejubeld. Echter, niet
om dit alles kunnen toe trots zijn. Niet
omdat de hoogste vertegenwoordigers
van Nederland zijn toegejuicht. Maar
wel om de buitengewone eerbied en
hoogachting, die men ook in Luxem
burg koestert voor onze koningin als
mens. Haar redevoeringen tijdens dg
bezoeken aan Parijs en Londen heb
ben niet nagelaten indruk in de we
reld te maken. Men ziet in haar een
vrouw van groot formaat, zoals men
ook in haar moeder Prinses Wilhel-
mina een buitengexoone wouw zag.
Koningin Juliana wordt in de wereld
niet al leen als koningin maar mis
schien meer nog als mens gewaar
deerd. Dat dat ook bij dit Luxemburg
se bezoek weer aan het licht is ge
treden vervult ons allen met trots:
een land met zulk een landsoroutoe
moet nog tot grote dingen in staat
zijn. Dat geve God.
Herbouw van Middelburg.
Dit jaar nog geen volledige herbouw van de stad.
In het jaarverslag over 1949 van de Dienst Herbouw Middelburg werd des
tijds met een gematigd optimisme over de voortgang van de herbouw In 1950
gesproken. Uit het thans over 1950 gepubliceerde verslag blijkt, dat deze ziens
wijze juist is geweest, omdat in 1950 een hoogtepunt in de herbouw van Middel
burg is bereikt. Met betrekking tot een volledige verwezenlijking van de her
bouw in 1951 moet worden gezegd, dat de vooruitzichten zonder meer ernstig
zjjn. Op een bouwactiviteit ais in de jaren 1949 en 1950 moet dit jaar dan ook
niet worden gerekend.
In het vorige jaarverslag werd te
leurstelling uitgesproken over de aan
gekondigde wederopböuwdecentralisa-
tie. Nu gedurende 2 jaar onder de
decentralisatie is gewerkt, is geble
ken, dat men op het gebied van de
herbouwfinanciering nauwelijks van
een decentralisatie der bevoegdheden
kan spreken. Er zijn geen bevoegdhe
den, doch slechts voorbereidingswerk
zaamheden overgedragen. Belangrijk
was in 1950 de inwerkingtreding van
de Wet op de Materiële Oorlogsschade.
Daarbij wordt echter opgemerkt, dat
de belangrijkheid van deze gebeurte
nis vooralsnog moet worden gezocht
in het negatieve. Met name de door
de wet ingevoerde tegenstelling tussen
de begrippen „bouw" en „herbouw"
oefende een funeste invloed op de
herbouw uit. De hoop wordt echter
uitgesproken, dat de nog vast te stel
len uitvoeringsbepalingen een aan
merkelijke verzachting aer tegenstel
lingen zullen bewerkstelligen Overi
gens kon nauwelijks worden gespro
ken van een loyale uitvoering van de
wet door de centrale overheid. De uit
voering der wet ging gepaard met een
stroom van omvangrijke formulieren
en grotendeels overbodig ingewikkel
de berekeningen. Daardoor ontstond
een groot verlies aan tempo bij de
afhandeling der gevallen In de loop
van 1950 werd begonnen met de op
stelling van het bij de wet vereiste
kernplan.
T.a.v. het gebied, dat in het
kernplan is opgenomen, zullen voor
de bouw van objecten, ook aan niet-
oorlogsslachtoffers en ongeacht of
er al of niet sprake is van herbouw,
in de hopelijk nabije toekomst be
paalde financiële faciliteiten worden
verleend. De verwachtingen t.o.v.
de faciliteiten zijn echter niet hoog
gespannen.
WAT GEREED KWAM.
Zoals gezegd is 1950 een jaar van
grote bouwactiviteit geworden. Niet
minder dan 34 panden, vrijwel alle
zakenpanden, kwamen in de binnen
stad gereed. Dit resultaat kon worden
bereikt, dank xU de voorbereidingen
in J.949. In 1950 werd voor particuliere
herbouw een bedrag verwerkt van
f 1.410.503,19 (vorig jaar f831.966,34).
Dit betekent een stijging met 70 pot.
Het aantal in aanbouw zijnde panden
daalde, waardoor ook de bedragen, die
moeten worden geïnvesteerd daalden.
De prijsstijgingen na het uitbreken
van het Koreaanse conflict vormden
een nadelige factor, omdat deze stij
gingen door het Rijk in de goedge
keurde bouwkosten worden verdiscon
teerd. Het door de gedupeerden te over
bruggen bedrag werd dan ook veelal
zo hoog, dat het niet verantwoord zou
zijn tot bouwen over te gaan. Velen
beschikten bovendien niet over de
nodige contanten. Dit deed zich vooral
voor bij zakenpanden. Na drastische
bezuinigingen bleven toch voor de be
trokkenen nog belangrijke bedragen
te fourneren.
Weer een andere factor was het lange
uitblijven van de financieringen. Soms*
moet een half jaar worden gewacht op
een flnancleringsvoorstel, hetgeen zon
der meer funest is.
In de eerste maanden van 1951 is er
enige verbetering opgetreden, mede
door de instelling van een commissie
van vertrouwenslieden.
HERSTEL.
In het jaar 1950 werd aan zwaar en
licht herstel 'n bedrag van f 101.641.72
verwerkt (vorig jaar f330.971.44). In
de loop van het jaar werden 266 her
steldossiers afgewikkeld. In totaal
moesten eind 1950 nog 164 herstel
dossiers afgedaan worden. De afwik
keling der herstelgevallen is het af
gelopen jaar langzamer gevorderd dan
verwacht werd. Aan noodvoorzienin
gen werd slechts f 751.21 verwerkt. Er
werden in 1950 25 gevallen van bouw
rijp maken van herbouwpercelen in
behandeling genomen. In totaal werd
daarvoor uitgegeven f 19.641.46. Een
lichtpunt vormde het beschikbaar ge
stelde bouwvolume. Dit was ruim
schoots voldoende om aan alle aanvra
gen te kunnen voldoen. In de 2e helft
van 1950 kon weer worden begonnen
met het voorbereiden der toewijzing
van de herbouwde panden, die op ge
meentegrond zijn gebouwd. Wegens
het ontbreken van voorschriften is
daarin een aanmerkelijke achterstand
ontstaan. Eind 1950 moesten nog on-
geveer 120 panden aan de betrokke*
nen in eigendommen worden overge
dragen. Verwacht wordt, dat met de
aan deze overdrachten verbonden
werkzaamheden nog enig# jaren ge
moeid zullen zjjn.
Sinds de verwoesting van Middelburg
zjjn meer dan 10 jaar verlopen. Men
kan noch vreugdevol, noch trots zjjn
als men moet constateren, dat de stad
nog niet geheel herbouwd Is, ook al be
denkt men, dat er onder buitengewoon
moeilijke omstandigheden reeds veel tot
stand Is gebracht. Om een goed beeld
te krjjgen van hetgeen op herbouwge-
bied in de afgelopen 10 jaar is gepres
teerd heeft de Dienst Herbouw Middel
burg een overzicht samengesteld, waar
aan we onderstaande gegevens ont
lenen.
Dat de binnenstad nog niet geheel
herbouwd is, zal voor diegenen, die
direct of indirect hun invloed op de
herbouw van de stad kunnen uitoefe
nen een aansporing moeten zijn om
al hun krachten in te spannen en de
meest denkbare medewerking te ver
lenen, opdat het herbouwtijdvak zo
spoedig als maar enigszins mogelijk
is, tot het verleden zal behoren. De
herbouw van Middelburg na de tra
gische datum van 17 Mei 1940,' is in
handen geweest van de Stichting Her
houw Middelburg, de Stichting Her
bouw Walcheren en sinds 1 Jan. 1949
van de Dienst Herbouw Middelburg.
Ook heeft het Streekbureau Walche
ren zich enige tijd met de herbouw
van de Zeeuwse Hoofdstad bezig ge
houden. Het behoeft geen betoog, dat
deze commandowisseling niet altijd
bevorderlijk is geweest voor een snel
le herbouw.
ENKELE CIJFERS.
In 1941, dus in het jaar na de ramp
kwamen een tweetal panden gereed,
terwijl er 63 in aanbouw waren. In
1942 kwamen 29 panden gereed, ter
wijl er 66 in aanbouw waren. In 1943
kwam het grootste aantal panden, dat
tijdens de oorlog werd herbouwd ge
reed n.l. 36, terwijl er dat jaar 35 in
aanbouw waren. In 1944 daalde het
aantal panden, dat gereed kwam tot
12 met nog 23 in aanbouw. In 1946
stond de herbouw geheel stil en geen
enkel pand kwam gereed, terwijl dit
ook in 1946 het geval was. In 1947,
toen 79 panden reeds herbouwd wa
ren, kwamen er 4 gereed en waren er
22 in aanbouw. Langzaam ging het
toen weer vooruit, want in 1948 wer
den 21 panden afgebouwd, terwijl er
2 inaanbouw waren. Het aantal ge
reed gekomen panden in 1949 bedroeg
8 met 27 in aanbouw. Tenslotte be
reikte men in 1950 weer een nieuw
hoogtepunt, daar 34 panden gereed
kwamen en het totaal aantal her
bouwde panden daardoor tot 146
steeg. Er waren er toen nog 17 in
aanbouw. Vooral uit de laatste cijfers
blijkt, dat de animo in 1950 om te
bouwen bedenkelijk gering is gewor
den. Voorts is opmerkelijk, dat tijdens
de door de bezettende macht in het
jaar 1943 ingestelde bouwstop niette
min panden gereed kwamen.