de loupe Haar In Zeeland liggen nog vele moge lijkheden tot grondverbetering* Felle aanval van Ir Geuze op Minister Lieftinck. Een glas echte vruchteniimonade kost nog géén dubbeltje Provinciale subsidie voor restauratiewerken. ADAA&SON kan het op de tribune niet langer uithouden. In 1950 werd een nieuw hoogte punt bereikt* WAT IN TIEN JAAR TOT STAND KWAM. Donderdag 21 Juni 1951 ZEEUWSCH DAGBLAD Pagina 1 Ir A. Franke sprak voor de Z. L. M.-ers. Drainage, betere afwatering en egalisatie op vele plaatsen noodzakelijk. Twee belangrijke redevoeringen zjja gisteren gehouden tijdens de algemene vergadering der Z.L.M. te Krgbbendijke. De eerste rede was van de voorzitter der ir BI. A. Geuze, die, naar aanleiding van het wetsontwerp tot toe zicht op het credietwezen, een lelie aanval deed op minister Lieftinck en on omwonden als zijn mening uitsprak dat deze bewindsman heeft gefaald. Tweede spreker was de heer ir A. Franke, Kykscultuurconsulent in Zeeland, die een rede hield over „Grondverbeteringsmogelijkheden in Zeeland". Het openingswoord van Ir Geuze begon poëtisch; hij citeerde twee re gels van Vondel n.L: Het zweerd, eens uitgetrokken, Keert langzaam in zjjn schee. Deze woorden, van toepassing bren gend op de huidige situatie, waar schuwde spr. tegen het geloof, dat men consolidatie van het bestaande mag afleiden uit het feit dat de verwikke lingen, zo b.v. die in Korea, op de lange duur geschoven zijn. Waakzaam heid blijft geboden. 1IET CREDIETWEZEN. In het vervolg van zijn rede behan delde Ir Geuze het ingediende ont werp van wet tot toezicht op het cre dietwezen. Na de bezwaren, die door tal van groeperingen uit het bedrijfs leven, ook van de zijde van de land bouw, naar voren zijn gebracht tegen dit ontwerp, onderstreept te hebben, ging Ir Geuze voort: „De boeren zijn in het algemeen kleinere zelfstandige ondernemers. Zij zijn van mening, dat de ondernemer een zelfstandige plaats in de maat schappij en een verdienstelijke func tie als producent inneemt. Zij zijn daarbij niet blind, gezien de impor tantie van hun coöperatieve streven, voor het verschil dat bestaat tussen de zelfstandige onderneming en de trusts en kartels met hun onderlinge en internationale verbanden. Als on dernemer wenst de boer zelfstandig te blijven. Hij acht dit geen reactio nair standpunt, maar een bestaans voorwaarde. Hij verkiest geen zetboerschap voor de Staat. Het crediet is de smeerolie voor zijn bedrijf en voor zijn coöpe raties. Op andere wijze wordt reeds door de Overheid zware pressie uitgeoefend op zijn bedrijfsuitoefening, in verband met de gewenste productie en de hoogte van de kostprijs, zoals deze voor de nationale economie het voor deligst zijn. Deze indirecte leiding is meer dan voldoende. De boer moet zelf kunnen blijven bepalen hoe hij daarnaast feitelijk zijn bedrijf zal voeren. Er zijn immers grenzen, die de buitenstaande Over heid binnen het hek van het erf niet kan beoordelen. Het is meen ik Dr Grashuis geweest, die ik een keer hoorde zeggen, dat voorlichting goed was, maar dat een boer, die alle Rijksvoorlichting op zou volgen, in een minimum tijd failliet zou zijn. Bij deze leiding mag nog niet komen een volledige beheersing te al len tijde van het crediet, van de smeerolie van het bedrijf ter wille van de staat. Wjj geloven niet in deze functie van de staat. Wij geloven niet aan een alomvattende wijsheid van het Ministerie van Financiën op dit terrein. Wjj hebben zes jaar lang na de bevrij ding gehoopt, dat minister Lieftinck de sterke man zon zjjn, die Nederland uit het financiële moeras zon helpen. Wjj hebben gemeend, dat het verstandig was, dat één man op lange termijn de gelegenheid kreeg wat ziek was gezond te maken. Doch thans is de schatkist leeg. Minister Lieftinck heeft gefaald. Ik ben er my van bewust, dat het niet zo belangrijk geacht zal wprden, wanneer ergens een voorzitter van een provinciale organisatie zoiets zegt. Ik weet ook dat men kan antwoorden, dat veel wat tevoren niet voorzien kan worden, laatstelijk Korea, heeft teg.engewerkt. Ik weet daarnaast, dat de regering en het parlement daarbij van invloed zijn geweest, doch pri mair ligt de verantwoordelijkheid van aanblijven bij Minister Lieftinck. Het probleem blijft, dat de Staats uitgaven te hoog waren en zijn. Alle kunstmiddelen, alle financieel dirigis me heeft niet geholpen. Vanuit de boerenstand, die zeker altijd geweten heeft wat hard werken betekent, moet dat gezegd worden. Het crediet voor het bedrijfsleven zal een zekerder wis sel voor de toekomst, voor de bedrij vigheid en de werkgelegenheid blij ken, dan het crediet aan de staat dat te weinig het verband met de directe productie handhaaft, naar de feiten helaas onmiskenbaar hebben uitge wezen. DE FRUITTEELT. In het tweede deel van zijn rede besprak Ir Geuze het onlangs in „De Tuinbouw" verschenen artikel van Ir A. W. van der Plassche, waarin uit eengezet werd, waarom 8 pet. van de Noord-Oostpolder voor fruitteelt be stemd wordt. Schrijver betoogt in dit artikel, dat het thans niet de tijd is uit te breiden met de bedoeling de omvang van de productie op te voeren. Het Is beter alle aandacht te besteden aan kwaliteitsverhoging en rationali satie. In verband met de buienlandse concurrentie dient er naar gestreefd te worden dat een standaardproduct in massa geleverd kan worden in de vereiste kwaliteit en tegen een prijs in overeenstemming met wat men er voor zal willen betalen. Ir Geuze stelde naar aanleiding hier van twee vragen: „Waarom moet verjonging van de fruitteelt elders geschieden en niet op de huidige bedrijven zelf?" en „Waarom zal, als er fn de toekomst sprake zal zjjn van een frult-overschot, het z.g. kwaliteits-fruit wei een redelijke prijs opleveren Aan het slot van zijn rede gewaag de Ir Geuze nog van het enorme suc ces van „de jongste telg aan onze stam, de Onderlinge Verzekerings-Mij. Mij. voor Motorvoertuigen der Z.L.M." en prees hij het kringbestuur van Oos telijk Zuid-Beveland voor zyn uitne mende „vergaderingstechniek". REDE IR FRANKE. Ir Franke verstond onder grondver betering die maatregelen, welke tot een blijvende verbetering van de productivi teit van de grond leiden of althans tot een verbetering van enige jaren. Deze maatregelen zijn b.v. draineren van land, inpolderen, betere afwatering, egalisaties enz. Ruilverkaveling valt er niet onder, maar daarbij wordt vaak te vens (Walcheren, Kruiningen, „De Vier Bannen.") afwatering, drainage, egali satie enz. ter hand genomen. DRAINAGE. Het doel van de drainage is verla ging van de grondwaterstand in herfst, winter en voorjaar. Hier liggen voor Zeeland nog vele mogelijkheden. Het grasland b.v. is doorgaans niet gedrai neerd. Waar de polderwaterstand dit mogelijk maakt, is dit zeer gewenst. Voor grasland, dat 40 tot 60 cm boven het water uit ligt, is drainage vrij duur, zodat eerder te overwegen is, of een verlaging van de waterstand door on derbemaling of algehele peilverlaging mogelijk is. Voor grasland, dat meer dan 60 tot 70 cm boven het polderpeil ligt, achtte ir Franke een ontwatering door drains het meest efficiënt. Ook voor het bouwland zijn hier nog vele mogelijkheden. Momenteel is het mogelijk de z.g. doorlatendheid in het veld, een voorname factor voor de be paling der drainafstanden, te meten. Voor Walcheren worden zodoende af standen van 830 meter aangehouden. De praktijk gaat zonder metingen meer in de richting van 1218 meter. In sommige gevallen te wijd, in andere te nauw. In het algemeen bleek uit de metingen, dat de zware gronden een vrij goede doorlatendheid hebben, de lichte zwavels daarentegen een slechte. Een speciaal onderzoek voor grote gebieden hieromtrent achtte ir Franke gewenst. Voorts wees de inleider nog op enige bezuinigingsmogelijkheden bij het drai neren. INPOLDERINGEN EN WATER AFVOER. Nadat ir Franke o.a. had opgemerkt te hopen, dat na de inpoldering van de Braakman spoedig de schorren van Oost Zeeuvvsch-Vlaanderen zullen wor den ingedijkt (waaraan een zorgvuldig landbouwkundig onderzoek vooraf moet gaan), besprak hij de verbetering van de waterafvoer, op welk terrein in Zee land nctg vele mogelijkheden liggen. Ja, deze provincie komt hier achteraan. Grote oppervlakten hebben overlast van water, terwijl de oppervlakte, die last van droogte heeft, niet onaanzienlijk is. Dit verschijnsel is overigens niet vreemd. Hoofdzaak was immers de strijd tegen het buitenwater, waardoor die tegen het binnenwater in het ge drang kwam. Bovendien is het in Zee land niet gemakkelijk de waterafvoer of -toevoer te verbeteren. Gelukkig zijn er thans grote verbeteringswerken aan de gang in de polders Schouwen, Wal cheren, Hoedekenskerke, Burgh- en Westlandpolder, Saspolder enz., hetgeen erop wijst, dat Zeeland wakker begint te worden. (Ingez. mededeling, advert.) O m Je kosten hoeft U het zeker niet te laten: voor een grote fles De Gruyler's vruchten limonadesiroop (sinaasap pel of frambozen-bessen) betaalt U maar 1.50 en daar gaat nog 10% korting af. U krijgt 15 flinke glazen uit een fles. De Gruyler's vruchten limonadesiroop. bereid uil zuiver vruchtensap, is de lekkerste en goedkoopste limonade die U zich den ken kunt. Wilt U minJer besteden, kies dan uit grenadine en sinaasappellimonadesiroop van f t.10 per fles. Oók met een cassabon voor 10 korting. V NOG VEEL TE DOEN. Dit alles neemt echter niet weg, dat er nog vele polders zijn, waarvoor op. het gebied van de afwatering of water beheersing nog veel te doen is. De hoog teligging van de terreinen loopt in vrij wel iedere polder uiteen, terwül de wa terstand meestal op een peil gehand haafd wordt, voor de lage gronden vaak nog te hoog en voor de hoge gronden te laag. Met een voorbeeld uit West Z.- Beveland, waar op lage gronden een af- zonderlinge bemaling is geplaatst van meer dan voldoende capaciteit, toonde ir Franke dit aan. Door de geringe toe voer naar het gemaal moet dit n.l. na enkele uren worden stopgezet, terwijl achter in de polder het water nog lang niet weg is. Er zal meer en meer op gelet moeten worden, dat de verschil lende gronden in een polder verschillen de polderpeilen krijgen. Met voorbeel den van Schouwen en Walcheren toon de de inleider dit aan. Op Schouwen, Tholen, Zuid-Beveland en Walcheren zijn reeds vele gemalen geplaatst ter vervanging van sluizen of als hulpgemaal. Deze ontwikkeling zal moeten doorgaan. Opmerkelijk in dit verband is, dat in Zeeuwsch-Vlaan- deren en Noord-Beveland er vrijwel geen gemalen zijn. Voorts kan een goede waterbeheer sing in het algemeen alleen slagen, in dien de waterlopen en de kunstwerken (ook de sloten) ook zodanig zijn, dat de aanvoer van het water naar het lo- zingsmiddel goed is. RUILVERKAVELING. In het slot van zijn rede sprak ir Franke over het grote belang der ruil verkaveling. Het is moeilijk dit met cijfers aan te tonen. Er wordt echter ernstig naar gestreefd op dit gebied in Zeeland tot een onderzoek te komen. In Nederland is voor ruim 250.000 H.A. ruilverkaveling aangevraagd. Kruinin gen en de Ser Pauluspolder voerden de eerste ruilverkaveling in Zeeland door. Ook op Schouwen is men aan de gang. In Tholen, in de oude gebieden van Z.- Beveland, zoals de Breede Watering, Ellewoutsdijk, Hoedekenskerke, de Goe- se polder en in Zeeuwsch-Vlaanderen staat het er echter nog slecht mee. Ir Franke wees er tenslotte op, dal het een kwestie van vertrouwen is, dat uit zo'n chaos een redelijke indeling ver kregen kan worden. Oorlogsschadegevallen moeten worden afgewezen. Ged. Staten stellen aan de Prov. Staten voor een subsidie te verlenen in de restauratiekosten van de toren van de Ned. Herv. Kerk te Driewegen en van de molen van de heer I. Voogdt te Cadzand. Voorts wordt voorgesteld de subsidie voor de restauratie van da Herv. Kerk te Oud-Vossemeer te verhogen. Verder menen Ged. Staten na ingewonnen ad vies te moeten voorstellen afwijzend te beschikken op de verzoeken om subsidie voor het herstel van de Ned. Herv. kerkgebouwen te Aardenburg, St Kruis, Biervliet, Brouwershaven, Cadzand, IJzendijke, Nisse en Yerseke. maakt, bedragen f 2035. Voorgesteld wordt een subsidie van f204 te verle nen. In 1950 werd reeds een subsidie toe gekend voor herstel van de Ned. Herv. Kerk te Oud-Vossemeer. De herstel- kosten werden toen geraamd op f7000. Inmiddels kwam vast te staan, dat de kerk nog meer gebreken vertoont, o.m. bleek de toestand van glas-in-loodra- meit en leien dak erger te zijn, dan men aanvankelijk dacht. De kosten zullen oplopen tot f 8870. Het subsidie wordt hiervoor van f700 tot f887 verhoogd. Tenslotte zal de na-restauratie van de in 1947 gerestaureerde witte berg- molen te Cadzand moeten geschieden. De verzoeken, die reeds voor de win- terzitting waren binnengekomen, wer den desurjds aangehouden. Alle verzoe ken, waarop thans voorgesteld wordf afwijzend te beschikken, hebben betrek king op restauratie van monumenten van geschiedenis en kunst. Ze werden destijds aangehouden, omdat het betrof de restauratie van door oorlogsgeweld verwoeste of beschadigde gebouwen. Uit een schrijven van de Staatssecreta ris van O., K. en W. is thans gebleken, dat naar Ged. Staten van mening wa ren, het niet in de bedoeling van de re gering ligt voor het herstel van deze door de oorlog getroffen monumenien een beroep te doen op de steun van de provincies. Niet alleen de aanvragen voor herstel van de genoemde kerken zullen dus moeten worden afgewezen, maar ook het verzoek om subsidie voor het herstel van het pand Weststraat 67a te Aardenburg. Ged. Staten wijzen er nog op, dat de subsidies voor de be trokkenen toch geen voordeel zouden opleveren, daar door de minister is be paald, dat geen bijdrage wordt verleend door het Rijk, als de schade op andere wjjze is goedgemaakt. Zou men toch subsidiëren, dan zou dit bedrag door de betrokkenen aan het Rijk moeten wor den terugbetaald of in mindering ge bracht op de nog uit te keren oorlogs schade. OVERIGE AANVRAGEN. Tot de drie verzoeken, die Ged. Sta ten willen inwilligen behoort dat om een bijdrage voor de restauratie van de toren der Ned. Herv. Kerk te Driewe gen, die toebehoort aan de burgerlijke gemeente. De kerk en de toren dateren uit het jaar 1678. De zeer merkwaar dige monumentale Westgevel van bak en bergsteen bezit trappen en vier uit- gemetselde pilasters. De toestand waar in de gevel verkeerde, bleek van dien aard, dat onverwijld diende te worden ingegrepen. De natuursteen verkeerde in zeer slechte staat en lag geheel los, zodat het gevaar voor neerstorten niet denkbeeldig was. De kosten van restau ratie, waarmee reeds een begin is ge- 45) FEUILLETON door G. P. BAKKER. HOOFDSTUK XIX. Edzke hield de wacht in het kreu pelhout aan de andere zijde van de weg, maar niemand ging de brug over, sinds de overste was verdwenen. Eerst bleef hij rustig in zijn schuil hoek zitten, rookte zijn pijpje, luis terde naar het zachte ruisen der bla deren en keek naar het spel der door de wind bewogen schaduwen in het witte maanlicht. De nacht zweefde langzaam over het land, de krekels tjilpten, de kik vorsen in de sloten kwaakten en een late vogel zong nog zijn lied. Hij hoorde het zachte suizen van de wind, die speelde door de varens aan de rivieroever en het regelmatig ge- kabbel der golven tegen de jol. Hij moest vechten tegen de slaap, sloop naar de brug, legde zijn oor te luisteren, maar geen enkel geluid drong tot hem door. Hij vroeg zich af: Zal ik naar binnen gaan? Misschien heeft Willem mij nodig Doch hij had te veel eerbied voor zijn vriend om onge hoorzaam te zijn aan diens bevel: Volg mij onder geen voorwendsel. Hij had nu zeker meer dan een uur gewacht en ofschoon hij op de weg yele gedaanten had zien voorbijgaan, was er niemand, die het pad naar de Bouwval van Sonnefeld insloeg en dat stelde hem gerust. Met die vrouw zou de overste het zelf wel kunnen klaar spelen. Enkele ruiters reden over de weg. Hij hoorde het getrappel der paarden. Een karos, omgeven door bedienden te paard en verlicht door flambouwen trok zijn aandacht. Geheimzinnige ge stalten, die meer schenen te sluipen dan te lopen, gingen voorbij. Een en kele onheilspellende vrouwengestalte, die links en rechts loerde, alsof ze een slachtoffer zocht. Maar niemand sloeg de weg in naar de ridderhofstede. Een tijdlang hoorde hij niemand, daarna klonken weer voetstappen op de weg. Hij zag een man aankomen in een lange ruitermantel. Edzke nam hem nauwkeurig op. In het maanlicht herkende hij slimme Karei. „Dus toch verraad", dacht Edzke. „Weldra zullen de anderen volgen om Willem te overrompelen". Hij sloop door het struikgewas dichterbij. Zou hij dadelijk ingrijpen, slimme Karei de kortjan in de borst stoten? Weer hoorde hij iemand komen. Hij keek de weg af. Hij zag een vrouw. De kuras sier liep haar tegemoet. Zij kwamen aan de plaats waar Edzke zat. Hij hoorde Karei zeggen: „Ik ben zo blij dat je gekomen bent, Treesje „Je weet, dat ik van je houd. Vijf jaar is er geen andere man in mijn leven geweest. Ik heb nooit een ander lief gehad. Mijn jeugd gaat heen. Ik moet toch eens trouwen. Ik wil niet mijn gehele leven in die herberg blij ven. En jij een ruiter, die zingt: Een ander lief in elke stad, In elke plaats een and're schat, trouwt mij toch nooit." „Maar ik hou toch zoveel van je," antwoordde Karei. Toen klonk het geluid van zoenen. Edzke kroop terug naar zijn oude schuilplaats. „Ellendige wijven", mompelde Edz ke. „Altijd en altijd liefde en „ik hou van jou". De flinkste kerels brengen ze de kop op hol." Hij stak een nieuwe pijp op, bekom merde zich niet meer om beide men sen. Het duurde een gehele tijd voor hij ze hoorde weggaan. Hij wachtte en wachtte. Zijn onge duld en zijn angst werden groter. Zou Willem nooit terugkomen? Hij stond achter de boom te spieden maar geen enkel wezen vertoonde zich. De maan wierp haar bleek glanzend licht over bomen en velden. De bouwvallen der ridderhofstede lagen voor hem als een geheimzinnig reusachtig sprookjeskas teel. Langzaam zeilde de grote mat- lichtende bol door de lucht. De hemel werd ijler. Het eerste morgenrood werd zichtbaar. Er ge beurde niets. Edzke stond gereed bij de eerste gelegenheid in te grijpen, maar geen mens kwam, geen mens ging over de brug. Zijn zenuwen waren tot het uiterste gespannen. Hij wist, er moest iets ge schieden. De hemel in het oosten ver toonde reeds zijn prachtig kleuren spel, gloeide in purperrood, oranje, groen en violet, robijn, smaragd en opaal. Toen steeg de zon boven de kimme. De ganse zomerweelde van een zonnige Junidag lag in de heer lijke lucht. Maar de schipper sloeg er geen acht op. Eensklaps werd zijn aandacht ge trokken door een grote schooier, ale met een mars op de rug met lange schreden haastig over de brug kwam en de weg opliep. (Wordt vervolgd.) Eerste Kamer. Economische Zaken aan de orde. Zagen we verleden week minister Mansholt in de Eerste Kamer, thans was het Prof. v. d. Brink die zijn be groting te verdedigen had. Een der interessante punten in dit debat was ongetwijfeld de liberalisatie van het handelsverkeer. De heer Rip (A.R.) een voorstander van de een wording van ons handelsverkeer vroeg zich af of Nederland nu geroepen was om steeds maar als haantje de voorste deze liberalisatie te bepleiten. Natuurlijk moeten wij onze verplichtin gen nakomen en eventueel offers bren gen. De bereidheid daarvoor schijnt echter bij ons groter te zijn dan in welk ander West-Europees land ook. Op zo'n manier wordt Nederland de dupe van zijn idealistische houding. Voor de heer Rip gold dit ook voor onze verhouding met België. Onze betalingsbalans staat een Economische Unie met België in de weg. Moeten wij nu niet de invoer uit dit land beperken totdat wij zelf ge saneerd hebben en wij dus de offers kunnen brengen die wij moeten dragen? Dit was een vraag die niet onredelijk was, want het is gebleken dat de Bel gen meer dan eens maatregelen nemen om de invoer te beperken. Ook de heer Steinkühler (K.V.P.) maakte dergelijke opmerkingen. De offervaardigheid is in Nederland misschien groter dan bij Onze partners, zó zeide hij, en daarom mag de regering nimmer onnodig de Nederlandse belangen ten oifer bren gen. En de heer Molenaar (V.V.D.) sloot zich daarbij aan, toen hij sprak over de gelijkmaking van de Europese tarieven. Offers aanvaarden, verplich tingen nakomen, zo luide zjjn parool, mits andere landen dezelfde bereidheid tonen. De politiek van consumptie- en inves teringsbeperking kon de goedkeuring van alle sprekers behalve de commu nisten wegdragen. Men vroeg zich eehter af de heren Rip en Steinküh ler legden daarop de nadruk wat er nu gaat gebeuren. In welke richting zullen de verdere beperkingen gaan. Gaat minister van den Brink die zoeken in de loonpolitiek of in de verzwakking van de liberalisatiepogingen? De rege ring zal waakzaam moeten zijn om steeds weer aan nieuwe situaties het hoofd te kunnen bieden. Onder BEZOEK AAN LUXEMBURG. GEEN GELD OM TE BOUWEN Het Tweede Kamerlid de heer An- driessen (K.V.P.) heeft aan de minis ter van wederopbouw en volkshuis vesting deze vragen gesteld: 1. Is het juist, dat verschillende ge meentebesturen het hun toegewezen bouwvolume, zowel voor woningwet woningen als voor andere bouwwer ken, niet kunnen realiseren, omdat hun de nodige geldmiddelen daarvoor ontbreken? 2. Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, wil de minister dan me dedelen, waaraan deze krapheid aan geldmiddelen moet worden toege schreven? 3. Indien een der oorzaken de te lage rentevoet zou zijn, is de minister dan van oordeel, dat wijziging in deze rentevoet als een der middelen moet worden beschouwd om het in vraag 1 bedoelde euvel weg te nemen? 4. Indien de vraag 3 ontkennend wordt beantwoord, wil de minister dan mededelen, welke maatregelen getroffen moeten worden om de ge meentebesturen aan de nodige geld- 1 middelen te helpen. De hartelijkheid waarmee Koningin Juliana en Prins Bernhard te Luxem burg ontvangen zijn mag iedere Neder lander met trots vervullen. Tussen Luxemburg en het Nederlandse ko ningshuis bestaan oude banden mis schien heeft iemand nog wel een gul den in zijn bezit met de beeltenis van koning Willem III en het randschrift: Koning der Nederlanden, Groothertog van Luxemburg. Dat het verbreken van die band op geen enkele wijze de wederzijdse vriendelijke gezind heid heeft geschaad, blijkt wel uit de grote geestdrift waarmee men onze koningin heeft bejubeld. Echter, niet om dit alles kunnen toe trots zijn. Niet omdat de hoogste vertegenwoordigers van Nederland zijn toegejuicht. Maar wel om de buitengewone eerbied en hoogachting, die men ook in Luxem burg koestert voor onze koningin als mens. Haar redevoeringen tijdens dg bezoeken aan Parijs en Londen heb ben niet nagelaten indruk in de we reld te maken. Men ziet in haar een vrouw van groot formaat, zoals men ook in haar moeder Prinses Wilhel- mina een buitengexoone wouw zag. Koningin Juliana wordt in de wereld niet al leen als koningin maar mis schien meer nog als mens gewaar deerd. Dat dat ook bij dit Luxemburg se bezoek weer aan het licht is ge treden vervult ons allen met trots: een land met zulk een landsoroutoe moet nog tot grote dingen in staat zijn. Dat geve God. Herbouw van Middelburg. Dit jaar nog geen volledige herbouw van de stad. In het jaarverslag over 1949 van de Dienst Herbouw Middelburg werd des tijds met een gematigd optimisme over de voortgang van de herbouw In 1950 gesproken. Uit het thans over 1950 gepubliceerde verslag blijkt, dat deze ziens wijze juist is geweest, omdat in 1950 een hoogtepunt in de herbouw van Middel burg is bereikt. Met betrekking tot een volledige verwezenlijking van de her bouw in 1951 moet worden gezegd, dat de vooruitzichten zonder meer ernstig zjjn. Op een bouwactiviteit ais in de jaren 1949 en 1950 moet dit jaar dan ook niet worden gerekend. In het vorige jaarverslag werd te leurstelling uitgesproken over de aan gekondigde wederopböuwdecentralisa- tie. Nu gedurende 2 jaar onder de decentralisatie is gewerkt, is geble ken, dat men op het gebied van de herbouwfinanciering nauwelijks van een decentralisatie der bevoegdheden kan spreken. Er zijn geen bevoegdhe den, doch slechts voorbereidingswerk zaamheden overgedragen. Belangrijk was in 1950 de inwerkingtreding van de Wet op de Materiële Oorlogsschade. Daarbij wordt echter opgemerkt, dat de belangrijkheid van deze gebeurte nis vooralsnog moet worden gezocht in het negatieve. Met name de door de wet ingevoerde tegenstelling tussen de begrippen „bouw" en „herbouw" oefende een funeste invloed op de herbouw uit. De hoop wordt echter uitgesproken, dat de nog vast te stel len uitvoeringsbepalingen een aan merkelijke verzachting aer tegenstel lingen zullen bewerkstelligen Overi gens kon nauwelijks worden gespro ken van een loyale uitvoering van de wet door de centrale overheid. De uit voering der wet ging gepaard met een stroom van omvangrijke formulieren en grotendeels overbodig ingewikkel de berekeningen. Daardoor ontstond een groot verlies aan tempo bij de afhandeling der gevallen In de loop van 1950 werd begonnen met de op stelling van het bij de wet vereiste kernplan. T.a.v. het gebied, dat in het kernplan is opgenomen, zullen voor de bouw van objecten, ook aan niet- oorlogsslachtoffers en ongeacht of er al of niet sprake is van herbouw, in de hopelijk nabije toekomst be paalde financiële faciliteiten worden verleend. De verwachtingen t.o.v. de faciliteiten zijn echter niet hoog gespannen. WAT GEREED KWAM. Zoals gezegd is 1950 een jaar van grote bouwactiviteit geworden. Niet minder dan 34 panden, vrijwel alle zakenpanden, kwamen in de binnen stad gereed. Dit resultaat kon worden bereikt, dank xU de voorbereidingen in J.949. In 1950 werd voor particuliere herbouw een bedrag verwerkt van f 1.410.503,19 (vorig jaar f831.966,34). Dit betekent een stijging met 70 pot. Het aantal in aanbouw zijnde panden daalde, waardoor ook de bedragen, die moeten worden geïnvesteerd daalden. De prijsstijgingen na het uitbreken van het Koreaanse conflict vormden een nadelige factor, omdat deze stij gingen door het Rijk in de goedge keurde bouwkosten worden verdiscon teerd. Het door de gedupeerden te over bruggen bedrag werd dan ook veelal zo hoog, dat het niet verantwoord zou zijn tot bouwen over te gaan. Velen beschikten bovendien niet over de nodige contanten. Dit deed zich vooral voor bij zakenpanden. Na drastische bezuinigingen bleven toch voor de be trokkenen nog belangrijke bedragen te fourneren. Weer een andere factor was het lange uitblijven van de financieringen. Soms* moet een half jaar worden gewacht op een flnancleringsvoorstel, hetgeen zon der meer funest is. In de eerste maanden van 1951 is er enige verbetering opgetreden, mede door de instelling van een commissie van vertrouwenslieden. HERSTEL. In het jaar 1950 werd aan zwaar en licht herstel 'n bedrag van f 101.641.72 verwerkt (vorig jaar f330.971.44). In de loop van het jaar werden 266 her steldossiers afgewikkeld. In totaal moesten eind 1950 nog 164 herstel dossiers afgedaan worden. De afwik keling der herstelgevallen is het af gelopen jaar langzamer gevorderd dan verwacht werd. Aan noodvoorzienin gen werd slechts f 751.21 verwerkt. Er werden in 1950 25 gevallen van bouw rijp maken van herbouwpercelen in behandeling genomen. In totaal werd daarvoor uitgegeven f 19.641.46. Een lichtpunt vormde het beschikbaar ge stelde bouwvolume. Dit was ruim schoots voldoende om aan alle aanvra gen te kunnen voldoen. In de 2e helft van 1950 kon weer worden begonnen met het voorbereiden der toewijzing van de herbouwde panden, die op ge meentegrond zijn gebouwd. Wegens het ontbreken van voorschriften is daarin een aanmerkelijke achterstand ontstaan. Eind 1950 moesten nog on- geveer 120 panden aan de betrokke* nen in eigendommen worden overge dragen. Verwacht wordt, dat met de aan deze overdrachten verbonden werkzaamheden nog enig# jaren ge moeid zullen zjjn. Sinds de verwoesting van Middelburg zjjn meer dan 10 jaar verlopen. Men kan noch vreugdevol, noch trots zjjn als men moet constateren, dat de stad nog niet geheel herbouwd Is, ook al be denkt men, dat er onder buitengewoon moeilijke omstandigheden reeds veel tot stand Is gebracht. Om een goed beeld te krjjgen van hetgeen op herbouwge- bied in de afgelopen 10 jaar is gepres teerd heeft de Dienst Herbouw Middel burg een overzicht samengesteld, waar aan we onderstaande gegevens ont lenen. Dat de binnenstad nog niet geheel herbouwd is, zal voor diegenen, die direct of indirect hun invloed op de herbouw van de stad kunnen uitoefe nen een aansporing moeten zijn om al hun krachten in te spannen en de meest denkbare medewerking te ver lenen, opdat het herbouwtijdvak zo spoedig als maar enigszins mogelijk is, tot het verleden zal behoren. De herbouw van Middelburg na de tra gische datum van 17 Mei 1940,' is in handen geweest van de Stichting Her houw Middelburg, de Stichting Her bouw Walcheren en sinds 1 Jan. 1949 van de Dienst Herbouw Middelburg. Ook heeft het Streekbureau Walche ren zich enige tijd met de herbouw van de Zeeuwse Hoofdstad bezig ge houden. Het behoeft geen betoog, dat deze commandowisseling niet altijd bevorderlijk is geweest voor een snel le herbouw. ENKELE CIJFERS. In 1941, dus in het jaar na de ramp kwamen een tweetal panden gereed, terwijl er 63 in aanbouw waren. In 1942 kwamen 29 panden gereed, ter wijl er 66 in aanbouw waren. In 1943 kwam het grootste aantal panden, dat tijdens de oorlog werd herbouwd ge reed n.l. 36, terwijl er dat jaar 35 in aanbouw waren. In 1944 daalde het aantal panden, dat gereed kwam tot 12 met nog 23 in aanbouw. In 1946 stond de herbouw geheel stil en geen enkel pand kwam gereed, terwijl dit ook in 1946 het geval was. In 1947, toen 79 panden reeds herbouwd wa ren, kwamen er 4 gereed en waren er 22 in aanbouw. Langzaam ging het toen weer vooruit, want in 1948 wer den 21 panden afgebouwd, terwijl er 2 inaanbouw waren. Het aantal ge reed gekomen panden in 1949 bedroeg 8 met 27 in aanbouw. Tenslotte be reikte men in 1950 weer een nieuw hoogtepunt, daar 34 panden gereed kwamen en het totaal aantal her bouwde panden daardoor tot 146 steeg. Er waren er toen nog 17 in aanbouw. Vooral uit de laatste cijfers blijkt, dat de animo in 1950 om te bouwen bedenkelijk gering is gewor den. Voorts is opmerkelijk, dat tijdens de door de bezettende macht in het jaar 1943 ingestelde bouwstop niette min panden gereed kwamen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1951 | | pagina 2