SKI
Voor onze jonge mensen.
ÖIMiBSFlïMu G D,
DE STUDIE-COMMISSIE.
Vrijdag 15 Jani 1951
'T ZEEUWSCK WEEKEND
Pag ma 2
waar we dol op wetten zijn. Natuurlijk
glipt er zelfs in ons net be-wette land
wel eens een kleinigheid tussendoor,
zoals onlangs toen een paar mijnheren
de grondwet om hals brachten, door het
Rijk in stukken te scheuren en een deel
cadeau te doen. Maar ja, op zulke klei
nigheden kun je niet letten. Verder zijn
we voor wetshandhaving. Ik ook, al heb
ik vanmorgen met het hele stel een
kwartier te vroeg gestaakt. Ik heb de
baas eventueel met de gevolgen laten
zitten, als er eens een inspecteur kwam,
die de verlatenheid van „één" te aan
schouwen kreeg. Het schoolbestuur
komt het vast ook aan de weet en bij
monde van de voorzitter zal dat zeg
gen: „Nou, nou, juffrouw, mot dat nou
zo?" Ik zal dan berouwvol zeggen, van
niet en ik beloof ze op slag, dat ik op
een „snipperdag" de dubbele tijd zal
overwerken. Maar jaals ge alles
weet, dan moet ge toch in gemoede ver
klaren, dat ik kwalijk anders kon han
delen.
Er is een bruid in het spel! En dat
bruidje heeft onze hele klas vreugdige
weken gegeven. En voor wat, hoort wat!
Het begon voor een paai- weken. Ine
ke Karsen vertelde des middags, toen
we net gezeten waren: „Juffrouw, me
grote zus gaat trouwen!"
Deze mededeling werkte electrise-
rend. We schokten allemaal op. 'k Had
niet eens tijd voor een kleine interrup
tie, want Ineke vertelde al verder: „Ja
juiirouw en ze krijgt een hele lange
witte jurk, tot de grond toe".
,,'t Jonge dat zal prachtig wezen",
kon ik net zeggen en toen was Ineke
al weer op pad met haar verhaal. „En
juffrouw, ze krijgt een boeket bloemen
op d'r hoofd". Ik heb niet eens tijd, om
me dit geval in te denken, want Ineke
verrast ons met verdere mededelingen.
D'r zus zal een errege lange sluier heb
ben, die een heel end over de grond zal
slepen en dat zij, als bruidsmeisje, die
dragen mag, de hele dag!! Haast aan-
mechtig van verbazing zeg ik: „Een
sluier!" Ineke heeft de kunst van uit
leggen van me afgekeken, want ze
voegt er onmiddellijk ter verduidelij
king aan toe: „Janet een gordijn
Dan ben ik er ineens achter, en
het toekomstige bruidsmeisje vertelt,
dat zij ook een errege lange jurk tot
de grond toe krijgt en zij krijgt ook al
een boeket op d'r hoofd. En dan
als de klap op de vuurpijl, krijgen we
te horen, dat Ineke ons in die vreugde
tijd allemaal mag tracteren op lekkere
bruidssuikers! Is bet wonder, dat we
sindsdien vreugdig hebben gewacht op
de blijde bruidstijd. We zijn intussen
prompt op de hoogte gehouden met alle
vorderingen van het bruidstoilet We
rollen eenvoudig van de ene verbazing
in de andere. Ik ben er nu ook goed
achter, wat je in zo'n geval nodig hebt.
'n Wit tasjewitte schoenen en kou
sen, witte handschoenenen nog
meer. 't Lijkt me nogal heel wat.
Alleen van de bruidegom horen we
niets. Dat is een quantité negligable,
geloof ik volgens Ineke. Je kunt eigen
lijk best trouwen zonder bruidegom, als
je lange witte jurk en je sleep maar in
orde is.
Van Ineke's toilet zijn ons ook alle
bijzonderheden bekend geworden. Ik
kan het me zo goed indenken, dat ons
Ineke als nakomertje in het gezin van
allemaal groteren, gelijk op met het
bruidje glorieert. Maar nu vraag ik
toch in gemoed-, wie kan nu met be
grijpen, als j<. zoveel wéét, dat je dan
ook wat wil zié... Vergeet ook niet, dat
de grootste helft van mijn klas ook
toekomstige bruiden zijn. Maar laat nu
die trouwerij op het gemeentehuis pre
cies om twaalf uur aigelopen zijn. Zal
dus net onze neus voorbij gaan. „Dat
nooit", zei Van Speyk, „en ik met hem,
want er komt nog bij, dat ik een ge
heime bijbedoeling had. Eerverleden
week, toen Ineke „klasse-afgevaardig
de" was naar ons Jaapje, die nog al
maar liggen moet, vertelde dat mondje
gauw haar feestverhaal in geuren en
kleuren. Op dat ogenblik ontstond bij
mij het plan voor onze gezamenlijke
staking. Ik heb met de bruid gesmoest
en met de baas gepleit en ziedaar het
resultaat. Om kwart voor twaalf ligt
Beste neef,
'k Beloofde je nog wat te zeggen
over dat boek van Thijs Booy, waarin
deze auteur zoveel critiek heeft op onze
dominees en kerken.
Thijs Booy ziet de algemene afval van
het Christendom in Europa; hij ziet de
ellende, waarin vele jonge mensen ver
keren, geen toekomst, geen zekerheid,
geen geluk engeen geloof meer. En
nu redeneert Thijs Booy zo: wanneer
nu de Kerk maar haar roeping verstond
klas één verlaten. Met een plezierig ge
roezemoes en in feestelijke spanning
zijn we er op uit getrokken. Dat zal je
toch maar gebeuren. Allemaal in school
en zelf er fijn buiten. Het is „bruids-
weer". De zon geeft mild haar vreug
dige glansen. Precies om twaalf uur
zijn we bij Jaapjes huis, waar we een
keurig cordon vormen. We moeten even
wachten, maar dat valt niet laftg, want
er is een levendige conversatie door
het open raam. Maar ik kijk uit en ja,
daar komen de drie feestelijke auto's
die voor een ziek jongetje een klein
ommetje maken. Vlak voor Jaapjes
raam stopt de bruidsauto! Ons Ineke,
die we haast niet erkennen, stapt uit...
„OoooooU net een prinses?, hoor ik
zuchten in verrukking. Het bruidsmeis
je draagt een feestelijke zak bruids
suikers. Allemaal voor Jaapje! Er zijn
ogen te kort! Opeens hoor ik duidelijk,
wijl ik vlak bij de auto sta, het bruidje
resoluut zeggen: „Ik ga d'r ook effe
uit naar dat schaap", en toen, zowaar
nog maar net getrouwd, (half nog
maar, want de kerkdienst wacht nog
in de middag) laat ze haar man al in
de steek en komt de auto uit met sleep
en sluier en bloemen. Jaapje straalt en
Jaapjes moeder eveneens. Het bruidje
wringt haar hoofd door het raam en
zowaar daar krijgt Jaapje een zoen van
de bruid.
Dan keert de bruid naar haar wet
tige man terug en wij kijken nog even
naar Jaapje, die een formidabele zak
met bruidsuikers in de armpjes houdt.
We zuchten er allemaal even van,
maar dan moeten we toch terug naai
de nuchterheid van het leven, want
vanmiddag moeten we weer op tijd pre
sent zijn in onze bankjes.
en de dommees die jonge mensen eens
begrepen, zich in hun leven inleefden,
zich tot hen nederbogen, wat meer hun
taal gingen spreken, begrip toonden
voor hun geestelijke armoede enz., dan
zou er nog heel wat te winnen zijn
voor het Christendom. Want, zo rede
neert Thijs Booy: in die ellende en wan
hoop en leegheid van die millioener,
jongeren hongert eigenlijk de begeerte
naar geestelijke vastigheid. Ze zyn hel
Christendom verloren, maar wanneei
maar op de goede manier de beginse
len van het Christendom weer tot hen
gebracht worden, zullen zij deze aan
grijpen, want in het verlengde van hun
dromen naar geluk ligt de onbegrepen
begeerte naar vrede met God. Dat is
het uitgangspunt van Thijs Booy en van
daaruit redeneert hij over Kerk, domi
nees, Christendom, dogmatiek, theolo
gie en wat dies meer zij.
En daarin begaat hij dezelfde fout,
die we vorige week al signaleerden. Hij
redeneert niet van de Schriften uit, hij
redeneert niet van het geloof uit.
En daarom is alles bij hem mis.
Want onze eigen gedachtenspinsels,
onze eigen theorietjes, onze eigen be-
ginseltjes, zo gauw zij niet meer ge
fundeerd zijn op het Woord van God,
zijn radicaal fout. Want de mens neeft
niets uit zichzelf, dat hem ooit de weg
zou kunnen wijzen uit het labyrinth der
problematiek, welke hij zichzelf gescha
pen heeft.
Daarom moeten wij bij al deze din
gen de primaire vraag stellen en be
antwoorden: wat zegt God in Zijn
Woord hierover? Wat zegt H(j over de
wereld die van Hem afvalt? wat zegt
over hen die waarlijk naar riem
hongeren en dorsten? Wat zegt Hü
over de verdere ontwikkeling van deze
wereld? Wat zegt Hü over de taak en
de boodschap die de Kerk heeft aan
deze wereld?
We hebben bij al deze dingen niet
van de praktijk uit, noch van wat wij
om ons neen zien uit te redeneren, want
dat is allemaal mis. Zonder het licht
van Gods Woord kunnen wij niets zien,
zjjn we radicaal blind en grijpen elk
ogenblik er naast.
ik zou je, beste neef, in verband met
al deze dingen eens willen wijzen op
een ander boek, dat juist dezer dagen
van de pers kwam, ik bedoel het boek
je van ds S. J. Popma, die studenten-
predikant in Amsterdam is. Iemand dus
die midden tussen de jeugd leelt en
werkt en dus mee kan spreken over al
deze dingen. In dit boekje, dat hij tot
titel gai: „"Het gezegende leven", geeft
liü, wat hij zelf noemt een confrontatie
met de brief aan Efeze en in het eerste
noofdsi.uk, dat luj „Afspraak met de
tyd" noemt, zegt ihj al direct, dal het
radicaal fout is, te denken dat de hon
ger naar geluk van de ongelovige jeugd
de vrede met God tot zün verlengde
neeft. Zo zag Paulus het ook niet, zegt
ds Popma. Heel scherp zegt hü het:
„De vraag is niet of Paulus geestelijke
stromingen met opzet heeft bestudeerd.
ONS KORT VERHAAL
We kunnen er natuurlijk niet aan
denken al de interessante belevenissen,
ontmoetingen, instructieve ervaringen
enz., welke de beide Studie-commissies
op hun bootreis naar Noord-Amerika,
opdeden, hier te rapporteren. Het zou
een dik boekdeel worden, een ware ro
man, hoogst boeiend om te lezen, maar
te veel plaatsruimte vorderend van het
kleine bestek, dat ons hier wordt toe
gemeten.
We zullen ons derhalve bepalen tot
het releveren van het hoogstoelang-
rijke debat, dat de deelhebbende leden
der beide Commissies, tegen het eind
van de bootreis hadden, inzake het
1-an-de-campagne, dat, ten einde het
grootst mogeiüke effect te verkrijgen,
diende gevolgd te worden. Er was n.l.
oorspronkelük enige divergentie in de
meningen, of men het onderzoek zou
beginnen van de periferie uit naar het
centrum, dan wel andersom: van het
centrum uit naar de periferie. M.a.w.:
zou men zich éérst naar Washington
begeven en daar contact leggen met de
hogere bestuursambtenaren, om dan,
toegerust met de gegevens, welke zü
ongetwijfeld verschaffen konden, zich
te verspreiden over de verschillende
Staten; of zou men éérst al het studie
materiaal van de verspreide Staten
verzamelen en dan, daarmede zich be
geven naar Washington, om in overleg
met het centrale bestuurs-apparaat, de
verzamelde gegevens te sorteren, cata
logiseren, rubriceren, analiseren en ten
slotte in een lijvig rapport, eventueel
voorzien van de commentaren van de
officiële instanties van Washington, te
fixeren.
Tot ernstige meningsverschillen kwam
bet gelukkig niet, daar de socioloog
(men ziet hieruit al, hoe vooruitziend
Z-Exc., de minister van Financiën is
geweest, om dergelijke „specialisten"
aan de Commissies toe te voegen) op
het luminieuze idee kwam, een com
promis, tussen beide meningen te sug
gereren, n.l. om zowel met het centrum
te beginnen als te besluiten. Dit werd
met enthousiasme begroet, immers in
dit compromis-voorstel kwamen de
voordelen van beide meningen tot hun
recht en kon men zowel het één als
het andere bereiken.
Wü willen niet stilstaan bü de plech
tigheid, welke de beide Commissies or
ganiseerden, toen het grote Vrijheids-
beeld voor de haven van New-York in
het zicht kwam. Evenmin zullen we
releveren hun vierdaags bezoek aan
deze stad, teneinde zich enigermate te
restaureren van de vermoeienissen
welke een zeereis ongetwijfeld met zich
brengt. Wij zullen hen ook niet volgen
op de interessante treinreis, met de
luxe slaapgelegenheden, velke hen naar
Washington voerde. Wü kunnen goed
met de Commissie-leden mede voelen,
wanneer zü in het officieel dagrapport,
deze reis noterend, zich niet kunnen
mthouden, hun grieven uit te spreken,
dat de Amerikaanse treinen geen klas-
serütuigen bezitten, zodat officiële in
stanties, ais waartoe zij toch ongetwy-
feld behoorden, niet in de gelegenheid
zün, zich af te zonderen in eerste klas
se appartementen, teneinde, onttrok
ken aan de meestal onbescheiden inte
resse van burgerlijke mede-passagiers,
hun arbeid, welke toch ongehinderd
voortgang diende te hebben, ook gedu
rende de tijdrovende reizen, te kunnen
verrichten.
Om kort te zijn, de Commissie-leden
kwamen in welstand te Washington
aan en mochten tot hun genoegen sla
gen in het vinden van een luxueus ho
tel, met voldoende appartementen, om
ongestoord te kunnen arbeiden.
De voorzitter met een viertal leden
begaven zich, nadat zü een week voor
zichzelf afgezonderd hadden, teneinde
zich voldoende te kunnen oriën.eren in
deze nieuwe wereld, naar het bekende
grote koepelgebouw, waar de verschil
lende Departementen zün onder ge
bracht.
Zü waren het met elkander er over
-ens, dat zü in eerster instantie con
tact dienden te zoeken met een der
■>ge Referendarissen van het Depar
tement van Binnenlands Bestuur, or
van daar uit en met behulp van dit De
partement verdere relaties aan te kno
pen met de hogere ambtenaren van de
verschillende andere Departementen.
Op de middag, vooraigaande aan de
dag, waarop de audiëntie zou plaats
heoben, werd schriftelijk een verzoek
ingediend om ontvangst. Het baarde
wel enige teleurs' ling en verbazing,
dat deze hoge functionaris het liet af
lopen met ee.: telefoontje aan het gro
te Asuoria-hotel, waar, naar zü ver
moeden, een doodgewoon ambtenaartje
de boodschap over* de lijn deed horen,
dat de heren gaarne werden ingewacht
de volgende dag precies om drie uur,
aan kamer no. 11.
Bepaald de bodekamer, gezien het
gekke nummer, merkte de Anthropo-
loog op. Geen Nederlandse Regerings
ambtenaar zou het ooit in zijn hoofd
krijgen zijn kamerdeur met dit, met
minder prettige associaties belaste
nummer, te versieren.
Met him vieren lieten de heren in een
taxi zich naar het Departement bren
gen, en wandelden de hardstenen stoep
treden op naar de ingang van het ge
bouw, waar zü echter tevergeefs uit
keken naar een portier in de blauwe
livrei met vergulde tressen, om hen de
weg te wijzen. Aarzelend begaven zü
óch door het tourniquet en stonden
even stil in een onwaarschünlijk hoge
hal, van gothische structuur, oufer
welker zware booggewelven zü zich
maar heel klein begonnen te voelen.
Niemand kwam op hen toe. Ze hepen
verder en stonden voor een glazen deur,
welke doorzicht verleende aan een rui
me kamer, met geopende tuinvensters,
waar iemand zat in een doodgewoon
wit overhemd, met opgestroopte mou
wen (het was een zééi" warme dag),
met opengeslagen slappe 'x>ord en zon
der das. Op de deur stond het bewuste
nummer 11!
Dus tóch eerst een bode, fluister
de de Anthropoloog. Maar hoe ter we
reld komen ze ooit op de idee, die man
er zo te laten bülopen? Het is een
voudig gezagondermynend, het is in
strijd met elk décor, het is
Sssst! waarschuwde de Socioloog,
we zün hier gasten en hebben ons geen
op- of aanmerkingen te permiteren,
collega. Laat ons in ieder geval, die
bode vragen ons de weg te wüzen naar
de afdeling van de Referendaris mr
Burton, die ons wacht.
HÜ deed een stap vooruit om te klop
pen, maar de bode was hem al voor.
Deze sprong van zyn stoel en kwam
glimlachend naar de deur en opende
deze.
Wilt u ons de weg wijzen naar het
appartement van mr Burton? vroeg de
voorzitter van de commissie.
Hü staat hier voor u, mijne heren,
hartelijk welkom! Maar kom binnen,
aarzelt niet, maakt het u gemakkelijk,
ik ben u wachtende, zeide de man in
zijn opgestroopte hemdsmouwen.
De Anthropoloog werd dodelijk bleek
en de Socioloog werd paars, terwijl de
voorzitter vuurrood werd. Een bode in
opgestroopte hemdsmouwen, zonder
fatsoenhjke zwarte jas en das, is een
ongehoord ding, maar een Referenda
ris, die nota bene in officiële conferen
tie gaat met vertegenwoordigers van
een bevriende mogendheid, in zulke
hoogst onwelvoegelüke kledij, was een
voudig niet te kwalificeren. Slechts met
de grootste moeite wisten de heren
zich te beheersen, trokken demoostra-
Vrijdag 15 Juni 1951
T ZEEUWSCh WEEKEND
Pagina 3
In deze geestelijke en religieuze stro
mingen klinken laatste vragen en no
den op, die tenslotte belangrüker zijn
dan de wijsgerige of min of meer we
tenschappelijk geslepen vormen, waarin
ze zich voordoen. Deze vragen zijn ze
ker niet een onbewust tasten en roe
pen naar de enige ware God. Veeleer
wordt er de waarheid door ongerechtig
heid in ten onder gehouden. Elke illus-
sie, dat God in het verlengde zou lig
gen van onze droom, wordt door Pau
lus weggeblazen en tegelijk zün het
zeer precies de laatste vragen en noden
achter de facades van historisch be
paalde vormen, waarmee Paulus zich
bezighoudt".
Kijk, zó is het nu precies, beste neef.
De wereld die niet wedergeboren is,
vraagt niet naar God, droomt ook niet
over de vrede met God, maar zü haéit
God, wil van God niet weten en haat
daarom ook alle zuivere prediking over
God. Het is in absolute tegenspraak
met de Schrift, zoals God die ons ge
openbaard heeft, dat de wereld wel lui
steren wil, mits de boodschap des heils
maar op de goede manier gebracht
wordt. Laat ik je dit éne slechts mogen
vragen, beste neef: Wie heeft ooit be
ter, volmaakter de boodschap des heils
gebracht dan de Heiland zelve? Heeft
de wereld naar Hem geluisterd? Jü
weet beter. Büna allen nebben vol er
gernis Hem verlaten, zodat Hü aan het
eind van Zün korte leven de vraag
moest stellen aan Zün weinige getrou
wen: Wilt gijheden óók niet heengaan?
En de vrucnt van Zijn volmaakte pre
diking is geweest, dat men Hem aan
het kruis nagelde. En Hijzelf had te
voren reeds voorspeld; wat zü Mij ge
daan hebben, zuilen zij ook u doen.
Want de dienstknecht is niet meerder
dan de Meester. Zü zullen ook u ver
volgen, voor de rechtbank dagen, in de
gevangenissen werpen, bespotten en
haten. En laten we nu ook nog even
zien wat er in Openbaringen 11 staat
over de waarachtige getuigen der Kerk
in het laatst der dagen. Daar staat ge
schreven dat hun dode lichamen zuilen
gevonden worden op de straten der
grote stad, die geestelijk genoemd
wordt Sodom en Egypte, alwaar zü ook
onze Here gekruisigd hebben
Dat is heel andere taal dan Thijs
Booy ons spreken wil. Eigenhjk staat
het tegenover elkaar als vuur en water.
Tot volgende week, beste neef, je
i OOM DAAF.
r "rzjL
Mün beste nichtjes en neven,
Van de week sprak ik Jan Jansen
weer eens. Hü heeft op me gemopperd.
Niet leuk hoor, maar hü vond, dat ik
nu toch eens een beetje ruimte moest
maken in ons Weekend om verder de
avonturen van zün Grootvader te gaan
vertellen. Hü trof het tenminste zó
goed, dat ik deze week een plaatsje
voor hem vrij heb. Hü heeft me alles
nog eens goed herinnerd, en hü kon dat
gemakkelijk doen, want hü heeft het
niet alleen Grootvader horen vertellen,
maar hü heeft er ook de plaatjes bü ge
zien, van alles wat Grootvader beleef
de op zün tocht met dokter Brown een
eind het binnenland van Amerika in.
Ze hadden eerst een heel grote en won-
deriijke tocht genad door de Doodsval
lei. Dat heb ik jullie al oververteld,
maar daarna zouden ze een Zondagje
over logeren op een Zendingspost mid
den in net gebied der Indianen. De dok
ter die daar was, was een heel goede
vriend van dokter Brown. Ik zeg maar,
dat die Grootvader toch heel wat on
verwachte verrassingen had en nu bofte
hü weer, dat dokter Brown een vriend
had, die op zulk een plaats dokter was,
midden tuisen de Italianen. Die zen-
dingsdokter neette Smith, vertelde dok
ter Brown. Toen zü op de zendingspost
aankwamen, voelae grootvader zich
eigenlijk eerst wel wat verlegen. Alles
goed en wel, die twee dokters waren
nu wel goede vrienden en vanzelf was
mevrouw Brown dus ook weiKom, maar
nü kwam toch ook zo maar mee. Groot
vader bleef dan ook eerst maar even
in de auto zitten, toen de oude vrien
den elkaar begroetten. Maar o hé, had
je tóén die doater Smith eens moeten
horen. Hü trok Grootvader haast de
auto uit. Hü was zéker welkom en ny
moest vanavond maar eens wat ver
tellen van zijn eigen land. Nu eerhjk
gezegd was dat de bedoeling niet van
Grootvader, die had liever dat de dok
ter nu eens vertellen ging. Intussen had
Grootvader al eens goed can zien heen
gekeaen naar Indianen. Grootvader
dacnt echt, dat hü er zou zien met
bossen veren op het hoofd, net als je
in jongensboeken weieens op plaatjes
ziet. Maar nee hoor, dat gelukte niet
en geen wonder, want zó lopen de In
dianen er heus niet meer bij. De man
nen zien er een klein beetje uit als je
nu wel eens in jongensboeken, die cow
boys ziet. Een grote hoed, een helder
gekleurd overhemd, shirt, noemen ze
dat en de vrouwen hebben lange don
kere rokken en ze dragen het Drachtige
donkere haar in een grote knot haast
in de nek. Dikwüis hebben ze een bij
zonder soort sieraden aan, in ringen of
katting. Het is een groenachtig ge
kleurde steen. Heel mooi. Grootmoe
lachte eens toen Grootvader dat ver
telde en ze had aan Jan de ring laten
zien, die ze droeg en waarin je die steen
kon zien. Grootvader had daar zo'n ring
voor haar gekocht. De vrouwen van die
Indianen kunnen de prachtigste kleden
weven. Ze hangen een heel eenvoudig
weefgetouw soms zo maar aan een tak
van een boom, als die er is en.gaan
dan zo maar aan het weven, zonder ook
maar een patroon te hebben en, had
Grootvader gezegd, je had eens moeten
zien hoe mooi het alles werd. Groot
vader had toch het leukste gevonden,
dat die kleine Indianenkinderen, die
aardig goed het Amerikaans konden
spreken, naar Grootvader toe kwamen
en hem van alles en nog wat begonnen
te vertellen.
Een van die kleine zwartoogjes had
wel gezien, dat dokter en mevrouw bü
elkaar hoorden en toen kwam ze naar
Grootvader toe en vroeg hem, waar is
uw mammie, ze bedoelde natuurUjk, uw
vrouw nu? Ze vond zeker, dat Groot
vader maar erg alleen was, want zü
kwam nu telkens naar hem toe en ze
babbelden aan een stuk door. Jan weet
precies, hoe dat meisje er uit zag, want
Grootvader had wel vier portretten van
hem gemaakt.
Maar het allermooist had Grootvader
toch gevonden, die Zondagavond toen
in de heel grote huiskamer van de dok
ter, waar zo'n mooi groot orgel stond
zo heel rustig wel een dertig, meest
jonge Indianen binnenkwamen. De dok
tersvrouw had het druk om ieder een
heerlük glas limonade te geven, en toen
dat gebeurd was, ging de dokter achter
het orgel zitten en begonnen ze met zün
allen te zingen. Psalmen en heel mooie
verzen. Ja, toen Grootvader daarover
begon, kwam hü niet uitgepraat. Denk
eens in, de Indianen, die eerst helemaal
niets van de Here Jezus hadden willen
weten, waren in Hem gaan geloven en
nu zóngen zü van Hem.
Grootva was 's morgens ook mee ge
weest naar do kerk. Dq domino preekte
in het Amerikaans, en dat had Groot
vader wel aardig kunnen verstaan,
maar van het zingen in de eigen taal
der Indianen had hü niet veel kunnen
volgen. Dat was een wondcrlük taaltje.
Toen de Indianen hadden gezien, dat
Grootvader ook al een goede vriend van
hun eigen dokter was, begonnen ze te
gen hem ook al gauw te praten en hij
mocht bij hen in hun hut, hogan, noe
men ze die, komen. Stel je eens voor,
je Grootvader, die in een echte hut van
de Indianen geweest is. Jan heeft er
natuurlijk weer een plaatje van gezien.
Zo'n geluksvogel toch.
Dag allemaal.
Jullie Tante TRUUS.
De
gemoderniseerde
melkman.
tief hun dassen recht en, bü het gaan
zitten, eveneens de vlijmscherpe vouw
in nun pantalon, en proDeerden de
cnaos, welke deze overrompeling in hun
denken gebracht had, te neutraliseren
en hun geest te concentreren op het
doel van deze conferentie.
Referendaris Burton iiet zich, nadat
hü de heren een sigaret geoffreerd had,
gemakkelijk achterover vallen in zijn
stoel, vouwde de handen over het be
gin van een buikje, dat door een lede
ren riem een weinig ingesnoerd werd
en suekte zün lange Denen hoogst com
fortabel voor zich uit op een soort
voetbankje.
Zó hg ik zelfs nooit in mjjn fauteuil,
thuis dij mün vrouw, dacht de Anthro
poloog, noe durft die manMaar hy
zei mets. Want het woord was aan de
voorzitter, die kuchte en nog eens
kuchte en toen enkele woorden aan
elkaar rijgde om de dank van de Com
missie en in hen van het gehele Ne
derlandse volk te vertolken, voor de
gastvrije ontvangst welke hun was ten
deel gevallen.
Mr Burton wenkte achteloos met de
hand. Al goed, mijne heren, al goed,
laat ons daarover zwügen. Laat ons tot
de zaaK komen. Ik meen als ik goed
geïnformeerd ben, dat uw Commissie
een onderzoek ten onzent wenst in te
stellen naarnaarja, naar wat
ook weer?
De voorzitter had de draad te pak
ken en deed het verhaal, wel wat om
slachtig, omdat hü nog steeds niet ge
heel tot rust gekomen was en telkens
in heel deze wonderbaarlijke omgeving
en entourage en vooral door de gedra
gingen van die mr Burton, werd afge
leid van het belangrijke thema, dat toch
in feite alle concentratie opeiste.
Ziet u, onze textiel-positie; we
hebben een bloeiende textiei-nüverheid,
we kunnen véél exporteren en hoe min
der onze eigen volk verbruikt, hoe méér
deviezen en hoe méér deviezen
Mr Burton knikte begrijpend en viel
hem kt de rede:
Ik begrijp u volkomen, natuurlijk,
u is in een positie, dat u weinig voor
eigen genruik dient nodig te hebben,
om veel te produceren en te exporteren.
Natuurbjk het is volkomen duidelijk.
En nu wilt u
Nu meende onze regering, dat we
eens een diepgaand onderzoek moesten
doen naar de wüze waarop, in het spe
ciale geval van het gebruik van de zak
doek bü het snuiten der neus, uw volk
nandelt; hoe het 't gebruik van de zak
doek aanwendt, niet alleen in zeer nor
male gevallen van het neussnuiten,
maar b.v. ook bij zware neusverkoud-
heden, welke in bepaalde seizoenen
soms epidemisch kunnen optreden.
Waarschjjnlfjk begrijpt u ons
Volkomen! volkomen! Maar mijne
heren, daarover kunnen we zéér kort
zün. Waarmede kan ik u nu in feite
van dienst zijn?
De voorzitter antwoordde; Wü
zouden gaarne van u de gedocumen
teerde gegevens hebben, zo mogelijk
gespecialiseerd en gecatalogiseerd met
uw introductie voor de verschillende
officiële instanties in de Verenigde Sta
ten, waarheen wü ons kunnen wenden
om ons in te stellen onderzoek tot een
bevredigend effect te brengen.
Mr Burton knikte. Hü begreep er al
les van.
Myne heren we kunnen hierover
kort zün. Ik denk welhaast, dat ik uw
arbeid zeer kan vereenvoudigen; ja,
zelfs verder overbodig maken! Laat ik
u iets mogen zeggen. U kent waar-
schünhjk voldoende van de anatomie,
en de physieke constructie van de homo-
sapiens, dewelke wij „mens" plegen te
noemen, om ook iets af te weten van
de luchtwegen, welke van de longen
naar de neusholten voeren?
Er was een zeer begrijpend geknik
bü de vier leden der Studie-commissie.
De Anthropoloog had zün notitieboekje
gereed om de hoogst belangwekkende
gegevens, welke thans ongetwüfeld
verstrekt aouden worden, vast te
leggen.
Welnu, het zal u dan ook bekend
zijn, dat de mens twee neusgaten
heeft?
Opnieuw toestemmend geknik.
Ja ziet u, wij Amerikanen houden
daar dan ook zéér practische rekening
mede. By ons volk is alles ingestekl
op de hoogste efficiëncy. Bü ons is time
money. Het gebruik van zakdoeken is
zeer omslachtig. Men moet ze uit zyn
zak halen, aan de neus brengen, weer
opbergen, bü veelvuldig gebruik laten
wassen, zich nieuwe aanschaffen enz.
En daarom doen wij dit anders. Wan
neer de slijmvliezen in de neusholte een
te rijke hoeveelheid vocht gaan pro
duceren, voelt men heel gemakkelük
aan, in welk neusgat het vocht zich
ophoopt. Welnu
En hier ging mr Burton overeind
staan en begaf zich naar het wijd ge
opend venster
Weinu, wanneer nu bijvoorbeeld het
linker-neusgat volloopt, drukken wü
met kracht de duim van onze rechter
hand tegen het rechterneusgat, zodat
dit luchtdicht wordt afgesloten. Dan
blazen wü met enige energie de lucht
uit onze longen door het linkerneusgat
Kyk, ziet u dat doen wij 2ó
Mr Burton stak zün energieke kop
een weinig buiten het venster en maak
te op de omschreven wyze, zeer demon
stratief genoemd neusgat schoon, waar
op hü weer ging zitten. Daarop ver
volgde hü: Ziet u mijne heren, dat
kost heel weinig tijd, is absoluut radi
caal en doeltreffend, spaart onze tex
tiel en reserveert de plaatsen van onze
broekzakken voor eventuele andere
meer noodzakelijke voorwerpen
Hü offreerde een nieuwe sigaret.
De Anthropoloog beefde en stak zün
notitieboekje in zijn zak. De andere he
ren waren dodelijk wit om hun neus,
lerwyl de voorzitter (bhjkbaar een
méér voorkomende reflexbeweging),
plotseling een opeenhoping van vocht
in het rechterneusgat voelde en naar
zijn zakdoek greep.
Neen.™, neenneen.doe
u het nu eens precies op de manier,
waarop wü het doen, u zult zien hoe
het bevalt! drong mr Burton aan.
Mr Burtonvoorgeen
geldvan dewereld, sprak de
voorzitter gedecideerd. Zo iets doét
men bü ons niet!
Juist, daarom doe ik het u voor,
dan kunt u het gaan doen, myne heren!
zeide mr Burton.
De voorzitter ontplooide zün zakdoek
en snoot (eveneens zeer demonstratief)
zün neus. Het was een diep, sonor bas-
geluid, niet geheel ongelyk aan het la
waai van een trompet waardoor gebla
zen wordt.
Met een triumfantelijk gebaar stak
hy zün zakdoek in de zak en keek mr
Burton een weinig uitdagend aan.
Deze stond op. Hy had nog steeds
zün allerinnemendste glimlach. De
grondwet van heel de Amerikaanse sa
menleving, het „keep smiling", had zidi
diep ir, zijn wezen gefixeerd.
Kan ik u nog ergens mede van
dienst zyn? vroeg hy.
De Commissieleden stonden op en
maakten een lichte buiging.
Wy' zün u hoogst verplicht voor
deze conferentie, sprak de voorzitter.
Volstrekt niet, volstrekt niet, zei
mr Burton. We moeten elkander
helpen.
Het alscheid was echt Amerikaans
hartelijk en de heren stonden weer op
de hardstenen stoep van het regerings
gebouw.
Ze keken elkander aan.
Ik vind het infaam! sprak de voor
zitter.
Ik vind het a-sociaal! zei de So
cioloog.
Ik vind het mens-onwaardig!
merkte de Anthropoloog op.
Ik vind het echt Amerikaans,
meende de Geoloog.
Toen riepen zy een taxi aan en be
gaven zich naar het voorname Astoria-
hotel om verslag uit te brengen van
hun bevindingen aan hun collega's