SKI Voor onze jonge mensen. ÖIMiBSFlïMu G D, DE STUDIE-COMMISSIE. Vrijdag 15 Jani 1951 'T ZEEUWSCK WEEKEND Pag ma 2 waar we dol op wetten zijn. Natuurlijk glipt er zelfs in ons net be-wette land wel eens een kleinigheid tussendoor, zoals onlangs toen een paar mijnheren de grondwet om hals brachten, door het Rijk in stukken te scheuren en een deel cadeau te doen. Maar ja, op zulke klei nigheden kun je niet letten. Verder zijn we voor wetshandhaving. Ik ook, al heb ik vanmorgen met het hele stel een kwartier te vroeg gestaakt. Ik heb de baas eventueel met de gevolgen laten zitten, als er eens een inspecteur kwam, die de verlatenheid van „één" te aan schouwen kreeg. Het schoolbestuur komt het vast ook aan de weet en bij monde van de voorzitter zal dat zeg gen: „Nou, nou, juffrouw, mot dat nou zo?" Ik zal dan berouwvol zeggen, van niet en ik beloof ze op slag, dat ik op een „snipperdag" de dubbele tijd zal overwerken. Maar jaals ge alles weet, dan moet ge toch in gemoede ver klaren, dat ik kwalijk anders kon han delen. Er is een bruid in het spel! En dat bruidje heeft onze hele klas vreugdige weken gegeven. En voor wat, hoort wat! Het begon voor een paai- weken. Ine ke Karsen vertelde des middags, toen we net gezeten waren: „Juffrouw, me grote zus gaat trouwen!" Deze mededeling werkte electrise- rend. We schokten allemaal op. 'k Had niet eens tijd voor een kleine interrup tie, want Ineke vertelde al verder: „Ja juiirouw en ze krijgt een hele lange witte jurk, tot de grond toe". ,,'t Jonge dat zal prachtig wezen", kon ik net zeggen en toen was Ineke al weer op pad met haar verhaal. „En juffrouw, ze krijgt een boeket bloemen op d'r hoofd". Ik heb niet eens tijd, om me dit geval in te denken, want Ineke verrast ons met verdere mededelingen. D'r zus zal een errege lange sluier heb ben, die een heel end over de grond zal slepen en dat zij, als bruidsmeisje, die dragen mag, de hele dag!! Haast aan- mechtig van verbazing zeg ik: „Een sluier!" Ineke heeft de kunst van uit leggen van me afgekeken, want ze voegt er onmiddellijk ter verduidelij king aan toe: „Janet een gordijn Dan ben ik er ineens achter, en het toekomstige bruidsmeisje vertelt, dat zij ook een errege lange jurk tot de grond toe krijgt en zij krijgt ook al een boeket op d'r hoofd. En dan als de klap op de vuurpijl, krijgen we te horen, dat Ineke ons in die vreugde tijd allemaal mag tracteren op lekkere bruidssuikers! Is bet wonder, dat we sindsdien vreugdig hebben gewacht op de blijde bruidstijd. We zijn intussen prompt op de hoogte gehouden met alle vorderingen van het bruidstoilet We rollen eenvoudig van de ene verbazing in de andere. Ik ben er nu ook goed achter, wat je in zo'n geval nodig hebt. 'n Wit tasjewitte schoenen en kou sen, witte handschoenenen nog meer. 't Lijkt me nogal heel wat. Alleen van de bruidegom horen we niets. Dat is een quantité negligable, geloof ik volgens Ineke. Je kunt eigen lijk best trouwen zonder bruidegom, als je lange witte jurk en je sleep maar in orde is. Van Ineke's toilet zijn ons ook alle bijzonderheden bekend geworden. Ik kan het me zo goed indenken, dat ons Ineke als nakomertje in het gezin van allemaal groteren, gelijk op met het bruidje glorieert. Maar nu vraag ik toch in gemoed-, wie kan nu met be grijpen, als j<. zoveel wéét, dat je dan ook wat wil zié... Vergeet ook niet, dat de grootste helft van mijn klas ook toekomstige bruiden zijn. Maar laat nu die trouwerij op het gemeentehuis pre cies om twaalf uur aigelopen zijn. Zal dus net onze neus voorbij gaan. „Dat nooit", zei Van Speyk, „en ik met hem, want er komt nog bij, dat ik een ge heime bijbedoeling had. Eerverleden week, toen Ineke „klasse-afgevaardig de" was naar ons Jaapje, die nog al maar liggen moet, vertelde dat mondje gauw haar feestverhaal in geuren en kleuren. Op dat ogenblik ontstond bij mij het plan voor onze gezamenlijke staking. Ik heb met de bruid gesmoest en met de baas gepleit en ziedaar het resultaat. Om kwart voor twaalf ligt Beste neef, 'k Beloofde je nog wat te zeggen over dat boek van Thijs Booy, waarin deze auteur zoveel critiek heeft op onze dominees en kerken. Thijs Booy ziet de algemene afval van het Christendom in Europa; hij ziet de ellende, waarin vele jonge mensen ver keren, geen toekomst, geen zekerheid, geen geluk engeen geloof meer. En nu redeneert Thijs Booy zo: wanneer nu de Kerk maar haar roeping verstond klas één verlaten. Met een plezierig ge roezemoes en in feestelijke spanning zijn we er op uit getrokken. Dat zal je toch maar gebeuren. Allemaal in school en zelf er fijn buiten. Het is „bruids- weer". De zon geeft mild haar vreug dige glansen. Precies om twaalf uur zijn we bij Jaapjes huis, waar we een keurig cordon vormen. We moeten even wachten, maar dat valt niet laftg, want er is een levendige conversatie door het open raam. Maar ik kijk uit en ja, daar komen de drie feestelijke auto's die voor een ziek jongetje een klein ommetje maken. Vlak voor Jaapjes raam stopt de bruidsauto! Ons Ineke, die we haast niet erkennen, stapt uit... „OoooooU net een prinses?, hoor ik zuchten in verrukking. Het bruidsmeis je draagt een feestelijke zak bruids suikers. Allemaal voor Jaapje! Er zijn ogen te kort! Opeens hoor ik duidelijk, wijl ik vlak bij de auto sta, het bruidje resoluut zeggen: „Ik ga d'r ook effe uit naar dat schaap", en toen, zowaar nog maar net getrouwd, (half nog maar, want de kerkdienst wacht nog in de middag) laat ze haar man al in de steek en komt de auto uit met sleep en sluier en bloemen. Jaapje straalt en Jaapjes moeder eveneens. Het bruidje wringt haar hoofd door het raam en zowaar daar krijgt Jaapje een zoen van de bruid. Dan keert de bruid naar haar wet tige man terug en wij kijken nog even naar Jaapje, die een formidabele zak met bruidsuikers in de armpjes houdt. We zuchten er allemaal even van, maar dan moeten we toch terug naai de nuchterheid van het leven, want vanmiddag moeten we weer op tijd pre sent zijn in onze bankjes. en de dommees die jonge mensen eens begrepen, zich in hun leven inleefden, zich tot hen nederbogen, wat meer hun taal gingen spreken, begrip toonden voor hun geestelijke armoede enz., dan zou er nog heel wat te winnen zijn voor het Christendom. Want, zo rede neert Thijs Booy: in die ellende en wan hoop en leegheid van die millioener, jongeren hongert eigenlijk de begeerte naar geestelijke vastigheid. Ze zyn hel Christendom verloren, maar wanneei maar op de goede manier de beginse len van het Christendom weer tot hen gebracht worden, zullen zij deze aan grijpen, want in het verlengde van hun dromen naar geluk ligt de onbegrepen begeerte naar vrede met God. Dat is het uitgangspunt van Thijs Booy en van daaruit redeneert hij over Kerk, domi nees, Christendom, dogmatiek, theolo gie en wat dies meer zij. En daarin begaat hij dezelfde fout, die we vorige week al signaleerden. Hij redeneert niet van de Schriften uit, hij redeneert niet van het geloof uit. En daarom is alles bij hem mis. Want onze eigen gedachtenspinsels, onze eigen theorietjes, onze eigen be- ginseltjes, zo gauw zij niet meer ge fundeerd zijn op het Woord van God, zijn radicaal fout. Want de mens neeft niets uit zichzelf, dat hem ooit de weg zou kunnen wijzen uit het labyrinth der problematiek, welke hij zichzelf gescha pen heeft. Daarom moeten wij bij al deze din gen de primaire vraag stellen en be antwoorden: wat zegt God in Zijn Woord hierover? Wat zegt H(j over de wereld die van Hem afvalt? wat zegt over hen die waarlijk naar riem hongeren en dorsten? Wat zegt Hü over de verdere ontwikkeling van deze wereld? Wat zegt Hü over de taak en de boodschap die de Kerk heeft aan deze wereld? We hebben bij al deze dingen niet van de praktijk uit, noch van wat wij om ons neen zien uit te redeneren, want dat is allemaal mis. Zonder het licht van Gods Woord kunnen wij niets zien, zjjn we radicaal blind en grijpen elk ogenblik er naast. ik zou je, beste neef, in verband met al deze dingen eens willen wijzen op een ander boek, dat juist dezer dagen van de pers kwam, ik bedoel het boek je van ds S. J. Popma, die studenten- predikant in Amsterdam is. Iemand dus die midden tussen de jeugd leelt en werkt en dus mee kan spreken over al deze dingen. In dit boekje, dat hij tot titel gai: „"Het gezegende leven", geeft liü, wat hij zelf noemt een confrontatie met de brief aan Efeze en in het eerste noofdsi.uk, dat luj „Afspraak met de tyd" noemt, zegt ihj al direct, dal het radicaal fout is, te denken dat de hon ger naar geluk van de ongelovige jeugd de vrede met God tot zün verlengde neeft. Zo zag Paulus het ook niet, zegt ds Popma. Heel scherp zegt hü het: „De vraag is niet of Paulus geestelijke stromingen met opzet heeft bestudeerd. ONS KORT VERHAAL We kunnen er natuurlijk niet aan denken al de interessante belevenissen, ontmoetingen, instructieve ervaringen enz., welke de beide Studie-commissies op hun bootreis naar Noord-Amerika, opdeden, hier te rapporteren. Het zou een dik boekdeel worden, een ware ro man, hoogst boeiend om te lezen, maar te veel plaatsruimte vorderend van het kleine bestek, dat ons hier wordt toe gemeten. We zullen ons derhalve bepalen tot het releveren van het hoogstoelang- rijke debat, dat de deelhebbende leden der beide Commissies, tegen het eind van de bootreis hadden, inzake het 1-an-de-campagne, dat, ten einde het grootst mogeiüke effect te verkrijgen, diende gevolgd te worden. Er was n.l. oorspronkelük enige divergentie in de meningen, of men het onderzoek zou beginnen van de periferie uit naar het centrum, dan wel andersom: van het centrum uit naar de periferie. M.a.w.: zou men zich éérst naar Washington begeven en daar contact leggen met de hogere bestuursambtenaren, om dan, toegerust met de gegevens, welke zü ongetwijfeld verschaffen konden, zich te verspreiden over de verschillende Staten; of zou men éérst al het studie materiaal van de verspreide Staten verzamelen en dan, daarmede zich be geven naar Washington, om in overleg met het centrale bestuurs-apparaat, de verzamelde gegevens te sorteren, cata logiseren, rubriceren, analiseren en ten slotte in een lijvig rapport, eventueel voorzien van de commentaren van de officiële instanties van Washington, te fixeren. Tot ernstige meningsverschillen kwam bet gelukkig niet, daar de socioloog (men ziet hieruit al, hoe vooruitziend Z-Exc., de minister van Financiën is geweest, om dergelijke „specialisten" aan de Commissies toe te voegen) op het luminieuze idee kwam, een com promis, tussen beide meningen te sug gereren, n.l. om zowel met het centrum te beginnen als te besluiten. Dit werd met enthousiasme begroet, immers in dit compromis-voorstel kwamen de voordelen van beide meningen tot hun recht en kon men zowel het één als het andere bereiken. Wü willen niet stilstaan bü de plech tigheid, welke de beide Commissies or ganiseerden, toen het grote Vrijheids- beeld voor de haven van New-York in het zicht kwam. Evenmin zullen we releveren hun vierdaags bezoek aan deze stad, teneinde zich enigermate te restaureren van de vermoeienissen welke een zeereis ongetwijfeld met zich brengt. Wij zullen hen ook niet volgen op de interessante treinreis, met de luxe slaapgelegenheden, velke hen naar Washington voerde. Wü kunnen goed met de Commissie-leden mede voelen, wanneer zü in het officieel dagrapport, deze reis noterend, zich niet kunnen mthouden, hun grieven uit te spreken, dat de Amerikaanse treinen geen klas- serütuigen bezitten, zodat officiële in stanties, ais waartoe zij toch ongetwy- feld behoorden, niet in de gelegenheid zün, zich af te zonderen in eerste klas se appartementen, teneinde, onttrok ken aan de meestal onbescheiden inte resse van burgerlijke mede-passagiers, hun arbeid, welke toch ongehinderd voortgang diende te hebben, ook gedu rende de tijdrovende reizen, te kunnen verrichten. Om kort te zijn, de Commissie-leden kwamen in welstand te Washington aan en mochten tot hun genoegen sla gen in het vinden van een luxueus ho tel, met voldoende appartementen, om ongestoord te kunnen arbeiden. De voorzitter met een viertal leden begaven zich, nadat zü een week voor zichzelf afgezonderd hadden, teneinde zich voldoende te kunnen oriën.eren in deze nieuwe wereld, naar het bekende grote koepelgebouw, waar de verschil lende Departementen zün onder ge bracht. Zü waren het met elkander er over -ens, dat zü in eerster instantie con tact dienden te zoeken met een der ■>ge Referendarissen van het Depar tement van Binnenlands Bestuur, or van daar uit en met behulp van dit De partement verdere relaties aan te kno pen met de hogere ambtenaren van de verschillende andere Departementen. Op de middag, vooraigaande aan de dag, waarop de audiëntie zou plaats heoben, werd schriftelijk een verzoek ingediend om ontvangst. Het baarde wel enige teleurs' ling en verbazing, dat deze hoge functionaris het liet af lopen met ee.: telefoontje aan het gro te Asuoria-hotel, waar, naar zü ver moeden, een doodgewoon ambtenaartje de boodschap over* de lijn deed horen, dat de heren gaarne werden ingewacht de volgende dag precies om drie uur, aan kamer no. 11. Bepaald de bodekamer, gezien het gekke nummer, merkte de Anthropo- loog op. Geen Nederlandse Regerings ambtenaar zou het ooit in zijn hoofd krijgen zijn kamerdeur met dit, met minder prettige associaties belaste nummer, te versieren. Met him vieren lieten de heren in een taxi zich naar het Departement bren gen, en wandelden de hardstenen stoep treden op naar de ingang van het ge bouw, waar zü echter tevergeefs uit keken naar een portier in de blauwe livrei met vergulde tressen, om hen de weg te wijzen. Aarzelend begaven zü óch door het tourniquet en stonden even stil in een onwaarschünlijk hoge hal, van gothische structuur, oufer welker zware booggewelven zü zich maar heel klein begonnen te voelen. Niemand kwam op hen toe. Ze hepen verder en stonden voor een glazen deur, welke doorzicht verleende aan een rui me kamer, met geopende tuinvensters, waar iemand zat in een doodgewoon wit overhemd, met opgestroopte mou wen (het was een zééi" warme dag), met opengeslagen slappe 'x>ord en zon der das. Op de deur stond het bewuste nummer 11! Dus tóch eerst een bode, fluister de de Anthropoloog. Maar hoe ter we reld komen ze ooit op de idee, die man er zo te laten bülopen? Het is een voudig gezagondermynend, het is in strijd met elk décor, het is Sssst! waarschuwde de Socioloog, we zün hier gasten en hebben ons geen op- of aanmerkingen te permiteren, collega. Laat ons in ieder geval, die bode vragen ons de weg te wüzen naar de afdeling van de Referendaris mr Burton, die ons wacht. HÜ deed een stap vooruit om te klop pen, maar de bode was hem al voor. Deze sprong van zyn stoel en kwam glimlachend naar de deur en opende deze. Wilt u ons de weg wijzen naar het appartement van mr Burton? vroeg de voorzitter van de commissie. Hü staat hier voor u, mijne heren, hartelijk welkom! Maar kom binnen, aarzelt niet, maakt het u gemakkelijk, ik ben u wachtende, zeide de man in zijn opgestroopte hemdsmouwen. De Anthropoloog werd dodelijk bleek en de Socioloog werd paars, terwijl de voorzitter vuurrood werd. Een bode in opgestroopte hemdsmouwen, zonder fatsoenhjke zwarte jas en das, is een ongehoord ding, maar een Referenda ris, die nota bene in officiële conferen tie gaat met vertegenwoordigers van een bevriende mogendheid, in zulke hoogst onwelvoegelüke kledij, was een voudig niet te kwalificeren. Slechts met de grootste moeite wisten de heren zich te beheersen, trokken demoostra- Vrijdag 15 Juni 1951 T ZEEUWSCh WEEKEND Pagina 3 In deze geestelijke en religieuze stro mingen klinken laatste vragen en no den op, die tenslotte belangrüker zijn dan de wijsgerige of min of meer we tenschappelijk geslepen vormen, waarin ze zich voordoen. Deze vragen zijn ze ker niet een onbewust tasten en roe pen naar de enige ware God. Veeleer wordt er de waarheid door ongerechtig heid in ten onder gehouden. Elke illus- sie, dat God in het verlengde zou lig gen van onze droom, wordt door Pau lus weggeblazen en tegelijk zün het zeer precies de laatste vragen en noden achter de facades van historisch be paalde vormen, waarmee Paulus zich bezighoudt". Kijk, zó is het nu precies, beste neef. De wereld die niet wedergeboren is, vraagt niet naar God, droomt ook niet over de vrede met God, maar zü haéit God, wil van God niet weten en haat daarom ook alle zuivere prediking over God. Het is in absolute tegenspraak met de Schrift, zoals God die ons ge openbaard heeft, dat de wereld wel lui steren wil, mits de boodschap des heils maar op de goede manier gebracht wordt. Laat ik je dit éne slechts mogen vragen, beste neef: Wie heeft ooit be ter, volmaakter de boodschap des heils gebracht dan de Heiland zelve? Heeft de wereld naar Hem geluisterd? Jü weet beter. Büna allen nebben vol er gernis Hem verlaten, zodat Hü aan het eind van Zün korte leven de vraag moest stellen aan Zün weinige getrou wen: Wilt gijheden óók niet heengaan? En de vrucnt van Zijn volmaakte pre diking is geweest, dat men Hem aan het kruis nagelde. En Hijzelf had te voren reeds voorspeld; wat zü Mij ge daan hebben, zuilen zij ook u doen. Want de dienstknecht is niet meerder dan de Meester. Zü zullen ook u ver volgen, voor de rechtbank dagen, in de gevangenissen werpen, bespotten en haten. En laten we nu ook nog even zien wat er in Openbaringen 11 staat over de waarachtige getuigen der Kerk in het laatst der dagen. Daar staat ge schreven dat hun dode lichamen zuilen gevonden worden op de straten der grote stad, die geestelijk genoemd wordt Sodom en Egypte, alwaar zü ook onze Here gekruisigd hebben Dat is heel andere taal dan Thijs Booy ons spreken wil. Eigenhjk staat het tegenover elkaar als vuur en water. Tot volgende week, beste neef, je i OOM DAAF. r "rzjL Mün beste nichtjes en neven, Van de week sprak ik Jan Jansen weer eens. Hü heeft op me gemopperd. Niet leuk hoor, maar hü vond, dat ik nu toch eens een beetje ruimte moest maken in ons Weekend om verder de avonturen van zün Grootvader te gaan vertellen. Hü trof het tenminste zó goed, dat ik deze week een plaatsje voor hem vrij heb. Hü heeft me alles nog eens goed herinnerd, en hü kon dat gemakkelijk doen, want hü heeft het niet alleen Grootvader horen vertellen, maar hü heeft er ook de plaatjes bü ge zien, van alles wat Grootvader beleef de op zün tocht met dokter Brown een eind het binnenland van Amerika in. Ze hadden eerst een heel grote en won- deriijke tocht genad door de Doodsval lei. Dat heb ik jullie al oververteld, maar daarna zouden ze een Zondagje over logeren op een Zendingspost mid den in net gebied der Indianen. De dok ter die daar was, was een heel goede vriend van dokter Brown. Ik zeg maar, dat die Grootvader toch heel wat on verwachte verrassingen had en nu bofte hü weer, dat dokter Brown een vriend had, die op zulk een plaats dokter was, midden tuisen de Italianen. Die zen- dingsdokter neette Smith, vertelde dok ter Brown. Toen zü op de zendingspost aankwamen, voelae grootvader zich eigenlijk eerst wel wat verlegen. Alles goed en wel, die twee dokters waren nu wel goede vrienden en vanzelf was mevrouw Brown dus ook weiKom, maar nü kwam toch ook zo maar mee. Groot vader bleef dan ook eerst maar even in de auto zitten, toen de oude vrien den elkaar begroetten. Maar o hé, had je tóén die doater Smith eens moeten horen. Hü trok Grootvader haast de auto uit. Hü was zéker welkom en ny moest vanavond maar eens wat ver tellen van zijn eigen land. Nu eerhjk gezegd was dat de bedoeling niet van Grootvader, die had liever dat de dok ter nu eens vertellen ging. Intussen had Grootvader al eens goed can zien heen gekeaen naar Indianen. Grootvader dacnt echt, dat hü er zou zien met bossen veren op het hoofd, net als je in jongensboeken weieens op plaatjes ziet. Maar nee hoor, dat gelukte niet en geen wonder, want zó lopen de In dianen er heus niet meer bij. De man nen zien er een klein beetje uit als je nu wel eens in jongensboeken, die cow boys ziet. Een grote hoed, een helder gekleurd overhemd, shirt, noemen ze dat en de vrouwen hebben lange don kere rokken en ze dragen het Drachtige donkere haar in een grote knot haast in de nek. Dikwüis hebben ze een bij zonder soort sieraden aan, in ringen of katting. Het is een groenachtig ge kleurde steen. Heel mooi. Grootmoe lachte eens toen Grootvader dat ver telde en ze had aan Jan de ring laten zien, die ze droeg en waarin je die steen kon zien. Grootvader had daar zo'n ring voor haar gekocht. De vrouwen van die Indianen kunnen de prachtigste kleden weven. Ze hangen een heel eenvoudig weefgetouw soms zo maar aan een tak van een boom, als die er is en.gaan dan zo maar aan het weven, zonder ook maar een patroon te hebben en, had Grootvader gezegd, je had eens moeten zien hoe mooi het alles werd. Groot vader had toch het leukste gevonden, dat die kleine Indianenkinderen, die aardig goed het Amerikaans konden spreken, naar Grootvader toe kwamen en hem van alles en nog wat begonnen te vertellen. Een van die kleine zwartoogjes had wel gezien, dat dokter en mevrouw bü elkaar hoorden en toen kwam ze naar Grootvader toe en vroeg hem, waar is uw mammie, ze bedoelde natuurUjk, uw vrouw nu? Ze vond zeker, dat Groot vader maar erg alleen was, want zü kwam nu telkens naar hem toe en ze babbelden aan een stuk door. Jan weet precies, hoe dat meisje er uit zag, want Grootvader had wel vier portretten van hem gemaakt. Maar het allermooist had Grootvader toch gevonden, die Zondagavond toen in de heel grote huiskamer van de dok ter, waar zo'n mooi groot orgel stond zo heel rustig wel een dertig, meest jonge Indianen binnenkwamen. De dok tersvrouw had het druk om ieder een heerlük glas limonade te geven, en toen dat gebeurd was, ging de dokter achter het orgel zitten en begonnen ze met zün allen te zingen. Psalmen en heel mooie verzen. Ja, toen Grootvader daarover begon, kwam hü niet uitgepraat. Denk eens in, de Indianen, die eerst helemaal niets van de Here Jezus hadden willen weten, waren in Hem gaan geloven en nu zóngen zü van Hem. Grootva was 's morgens ook mee ge weest naar do kerk. Dq domino preekte in het Amerikaans, en dat had Groot vader wel aardig kunnen verstaan, maar van het zingen in de eigen taal der Indianen had hü niet veel kunnen volgen. Dat was een wondcrlük taaltje. Toen de Indianen hadden gezien, dat Grootvader ook al een goede vriend van hun eigen dokter was, begonnen ze te gen hem ook al gauw te praten en hij mocht bij hen in hun hut, hogan, noe men ze die, komen. Stel je eens voor, je Grootvader, die in een echte hut van de Indianen geweest is. Jan heeft er natuurlijk weer een plaatje van gezien. Zo'n geluksvogel toch. Dag allemaal. Jullie Tante TRUUS. De gemoderniseerde melkman. tief hun dassen recht en, bü het gaan zitten, eveneens de vlijmscherpe vouw in nun pantalon, en proDeerden de cnaos, welke deze overrompeling in hun denken gebracht had, te neutraliseren en hun geest te concentreren op het doel van deze conferentie. Referendaris Burton iiet zich, nadat hü de heren een sigaret geoffreerd had, gemakkelijk achterover vallen in zijn stoel, vouwde de handen over het be gin van een buikje, dat door een lede ren riem een weinig ingesnoerd werd en suekte zün lange Denen hoogst com fortabel voor zich uit op een soort voetbankje. Zó hg ik zelfs nooit in mjjn fauteuil, thuis dij mün vrouw, dacht de Anthro poloog, noe durft die manMaar hy zei mets. Want het woord was aan de voorzitter, die kuchte en nog eens kuchte en toen enkele woorden aan elkaar rijgde om de dank van de Com missie en in hen van het gehele Ne derlandse volk te vertolken, voor de gastvrije ontvangst welke hun was ten deel gevallen. Mr Burton wenkte achteloos met de hand. Al goed, mijne heren, al goed, laat ons daarover zwügen. Laat ons tot de zaaK komen. Ik meen als ik goed geïnformeerd ben, dat uw Commissie een onderzoek ten onzent wenst in te stellen naarnaarja, naar wat ook weer? De voorzitter had de draad te pak ken en deed het verhaal, wel wat om slachtig, omdat hü nog steeds niet ge heel tot rust gekomen was en telkens in heel deze wonderbaarlijke omgeving en entourage en vooral door de gedra gingen van die mr Burton, werd afge leid van het belangrijke thema, dat toch in feite alle concentratie opeiste. Ziet u, onze textiel-positie; we hebben een bloeiende textiei-nüverheid, we kunnen véél exporteren en hoe min der onze eigen volk verbruikt, hoe méér deviezen en hoe méér deviezen Mr Burton knikte begrijpend en viel hem kt de rede: Ik begrijp u volkomen, natuurlijk, u is in een positie, dat u weinig voor eigen genruik dient nodig te hebben, om veel te produceren en te exporteren. Natuurbjk het is volkomen duidelijk. En nu wilt u Nu meende onze regering, dat we eens een diepgaand onderzoek moesten doen naar de wüze waarop, in het spe ciale geval van het gebruik van de zak doek bü het snuiten der neus, uw volk nandelt; hoe het 't gebruik van de zak doek aanwendt, niet alleen in zeer nor male gevallen van het neussnuiten, maar b.v. ook bij zware neusverkoud- heden, welke in bepaalde seizoenen soms epidemisch kunnen optreden. Waarschjjnlfjk begrijpt u ons Volkomen! volkomen! Maar mijne heren, daarover kunnen we zéér kort zün. Waarmede kan ik u nu in feite van dienst zijn? De voorzitter antwoordde; Wü zouden gaarne van u de gedocumen teerde gegevens hebben, zo mogelijk gespecialiseerd en gecatalogiseerd met uw introductie voor de verschillende officiële instanties in de Verenigde Sta ten, waarheen wü ons kunnen wenden om ons in te stellen onderzoek tot een bevredigend effect te brengen. Mr Burton knikte. Hü begreep er al les van. Myne heren we kunnen hierover kort zün. Ik denk welhaast, dat ik uw arbeid zeer kan vereenvoudigen; ja, zelfs verder overbodig maken! Laat ik u iets mogen zeggen. U kent waar- schünhjk voldoende van de anatomie, en de physieke constructie van de homo- sapiens, dewelke wij „mens" plegen te noemen, om ook iets af te weten van de luchtwegen, welke van de longen naar de neusholten voeren? Er was een zeer begrijpend geknik bü de vier leden der Studie-commissie. De Anthropoloog had zün notitieboekje gereed om de hoogst belangwekkende gegevens, welke thans ongetwüfeld verstrekt aouden worden, vast te leggen. Welnu, het zal u dan ook bekend zijn, dat de mens twee neusgaten heeft? Opnieuw toestemmend geknik. Ja ziet u, wij Amerikanen houden daar dan ook zéér practische rekening mede. By ons volk is alles ingestekl op de hoogste efficiëncy. Bü ons is time money. Het gebruik van zakdoeken is zeer omslachtig. Men moet ze uit zyn zak halen, aan de neus brengen, weer opbergen, bü veelvuldig gebruik laten wassen, zich nieuwe aanschaffen enz. En daarom doen wij dit anders. Wan neer de slijmvliezen in de neusholte een te rijke hoeveelheid vocht gaan pro duceren, voelt men heel gemakkelük aan, in welk neusgat het vocht zich ophoopt. Welnu En hier ging mr Burton overeind staan en begaf zich naar het wijd ge opend venster Weinu, wanneer nu bijvoorbeeld het linker-neusgat volloopt, drukken wü met kracht de duim van onze rechter hand tegen het rechterneusgat, zodat dit luchtdicht wordt afgesloten. Dan blazen wü met enige energie de lucht uit onze longen door het linkerneusgat Kyk, ziet u dat doen wij 2ó Mr Burton stak zün energieke kop een weinig buiten het venster en maak te op de omschreven wyze, zeer demon stratief genoemd neusgat schoon, waar op hü weer ging zitten. Daarop ver volgde hü: Ziet u mijne heren, dat kost heel weinig tijd, is absoluut radi caal en doeltreffend, spaart onze tex tiel en reserveert de plaatsen van onze broekzakken voor eventuele andere meer noodzakelijke voorwerpen Hü offreerde een nieuwe sigaret. De Anthropoloog beefde en stak zün notitieboekje in zijn zak. De andere he ren waren dodelijk wit om hun neus, lerwyl de voorzitter (bhjkbaar een méér voorkomende reflexbeweging), plotseling een opeenhoping van vocht in het rechterneusgat voelde en naar zijn zakdoek greep. Neen.™, neenneen.doe u het nu eens precies op de manier, waarop wü het doen, u zult zien hoe het bevalt! drong mr Burton aan. Mr Burtonvoorgeen geldvan dewereld, sprak de voorzitter gedecideerd. Zo iets doét men bü ons niet! Juist, daarom doe ik het u voor, dan kunt u het gaan doen, myne heren! zeide mr Burton. De voorzitter ontplooide zün zakdoek en snoot (eveneens zeer demonstratief) zün neus. Het was een diep, sonor bas- geluid, niet geheel ongelyk aan het la waai van een trompet waardoor gebla zen wordt. Met een triumfantelijk gebaar stak hy zün zakdoek in de zak en keek mr Burton een weinig uitdagend aan. Deze stond op. Hy had nog steeds zün allerinnemendste glimlach. De grondwet van heel de Amerikaanse sa menleving, het „keep smiling", had zidi diep ir, zijn wezen gefixeerd. Kan ik u nog ergens mede van dienst zyn? vroeg hy. De Commissieleden stonden op en maakten een lichte buiging. Wy' zün u hoogst verplicht voor deze conferentie, sprak de voorzitter. Volstrekt niet, volstrekt niet, zei mr Burton. We moeten elkander helpen. Het alscheid was echt Amerikaans hartelijk en de heren stonden weer op de hardstenen stoep van het regerings gebouw. Ze keken elkander aan. Ik vind het infaam! sprak de voor zitter. Ik vind het a-sociaal! zei de So cioloog. Ik vind het mens-onwaardig! merkte de Anthropoloog op. Ik vind het echt Amerikaans, meende de Geoloog. Toen riepen zy een taxi aan en be gaven zich naar het voorname Astoria- hotel om verslag uit te brengen van hun bevindingen aan hun collega's

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1951 | | pagina 6