VAN KOUSEN TOT MOORD.
tiaac Udd.
Om
j-ototiliMad
Het yetd i/uohtwoacdt alles.
Uit mijn &£aó
FEESTGETIJ.
Vrijdag 15 Juni 1951
'T ZEKUWSCH WEEKEND
Pagma 4
De avcnlurcn van en ^^aai*|lc<
EEN DONKERE
GANG
„Nu, blijven jullie dan
maar even hier, om bij
te komen van de schrik.
Dan zal Wiekeboi wel
even verder kijken. Wie
keboi is erg nieuwsgie
rig" en voorzichtig kroop
hij onder de balken door W ft isKllfc 1
om de deur te openen, wMf9Mr^s.~-<zss»>M Hf BÉU
„Dat valt mee", mompel
de het kaboutertje, „ik dacht stellig dat de deur op slot zou zijn". Héél lang
zaam en héél voorzichtig duwde hij tegen de deur, die knarsend en piepend
open ging en angstig keek hij om de hoek. Gertjan, die de deur traag had zien
wijken, was eensklaps zijn pijn vergeten. Nieuwsgierig riep hij uit: „Wat" is er
gebeurd Wiekeboi, waarom blijf je daar zo staan?" Maar Wiekeboi begreep
er niets meer van en keek grimmig de duisternis in. De vochtige kilte sloeg
hem tegemoet en op de plaats waar zijn kaarsje licht uitstraalde, ontwaarde
hij slechts donkere spelonken en ruwe stenen, die grillig over de vochtige grond
verspreid lagen. Gertjan, nog wat wit om zijn neus van de schrik, pakte zijn
zusje bij de hand. „Komaan Maartje, we zullen eens kijken, wat er in die
donkere gang te beleven valt". Wiekeboi liep zwaaiend met zijn kaarsje voorop,
en daarachter volgde het tweetal.
Redacteur: H. M. SLABBEKOORN
Oostsingel 60a, Goes.
Ter oplossing No. 1
Auteur: J. Scheyen (Limburg).
1 9
n m
Hf
~JÜ
wT
11 Ü8
Hl
9
9
11
in
1#
M
m
1 II
r^V1
m
s
'ym "m
p
üi'
Wz
in
Ui
üf
m ui
vZrfw
fflj
18
Uilil
BL
Zwart: 13, 22, 26, 30, 32, 33 en 35.
Wit: 25, 34, 41, 44, 45, 49 en 50.
Ter oplossing No. 2.
Auteur: J. Scheyen (Limburg).
33. 40—35 9—14 34. 49—44 14—20
35 36—31 3—8 36. 41—36 8—12 37.
31—26 12—18 38. 44—40 20—24 39.
39—34 18—22.
kunnen zeggen: poogt Zwart het cen
trum te betwisten.
1214—20 13. 30—25 11—17
14. 25X14 9x20 15. 41—37 4—9 16.
37—31 26X37 17. 42 x 31 6—11 18. 44
—39 5—10 19. 31—27 10—14 20. 45—
40 1—6 21. 47—42 24—29.
Zwarts zet geeft de partü kleur. Het
is de inzet van een actie om terrein-
voordeel te verkrijgen. De kleine drei
gingen ais 1822 en 2933 zijn daar
bij weliswaar geen doel, doch hulpmid
del, maar niettemin zijn ze voor Wit
lastig.
22. 33X24 20 x 29 23. 40—34 29X40
24. 35 x 44 23—29.
De druk houdt aan. Nu moet Wit
met de dreiging 29—33 en 1822 re
kening houden.
25. 27—22 18 x 27 26. 32X12 8x17
27. 46-41 17—22 28. 28X17 11X22 29.
38—32 19—23 30. 42—37 14—19 31.
44—40.
Een onbegrijpelijke zet. Hier was m.i.
3228 geboden om een grondslag te
leggen voor herstel.
31. 6—11 32. 43—38 22—28.
Zwart streeft zeer consequent het
doel „terreinvoordeel" na.
JSi,
40 48—43
Wits spel is nog steeds wat weifelend.
Had de gespeelde zet een positionele
achtergrond of was de bedoeling
slechts om Zwart te verlokken tot 24
30 35X33 28X48 wat verlies geeft
door 34—30 48x25 40—34 25X9.
40 13—18 41. 37—31 28X37
42. 31X42 22—27 43. 43—39 11—17.
Dreigt zeer sterk met 2732 en 29
33. Beide spelers verkeerden in dit
spelgedeelte in hevige tijdnood. Een
factor die vaak een belangrijke invloed
uitoefent. Waarschijnlijk zou Zwart
met wat meer bedenktijd tot 1520
zijn gekomen, of 42-37 gevolgd door
29—33 38X29 24X44 40 x 49 11—17 en
daarna 1722 met voordeel.
44. 42—37 14—20 45. 37—31
Gespeeld onder de drang van het
vlaggetje. Hier bood 39—33 heel wat
betere kansen om te profiteren van
Zwarts 43ste zet. Is er dan nog' winst
voor Zwart?
45. 27—32 46. 38X27 29—33
47. 39X28 23x21.
De zwarte schijven op 17 en 21 hou
den, drie witte stukken vast 263136.
48. 34—30 18—23 49. 30—25 2—8 50.
25X14 19x10 51. 40—34 8—13 52. 50
—44 13—19 53. 44—39 10—14 54. 35—
30 24X35 55. 39—33 19—24 56. 33—28
23X32 57. 31—27 32—28 58. 27x16
38—43 59. 26—21 17—26 60. 34—30 14
—19 61. 16—11 43—48 62. 11—7 48 x
25 63. 25—9 1—7 64. 9—27 en Wit gaf
op!-
Er zijn vragen die men beter met
zijn schouders dan met zijn tong be
antwoordt.
Dan eerst is de vriendschap echt,
wanneer beiden zonder een woord te
spreken, toch vreugde hebben aan el
kanders gezelschap.
Zwart: 4, 10, 11, 12, 13, 20, 21, 23,
25 en 34.
Wit: 15, 24, 30, 36, 38, 39, 42, 43,
44 en 49.
Beide vraagstukken: Wit begint en
wint.
Al enkele jaren wordt in Leeuwarden
tussen Kerstdag en Nieuwjaar een
tournooi georganiseerd.
De heer R. C. Keiler geeft in „Dam-
bodq" een analyse van de partij B. Du-
kei en W. de Jong, die ook aan dit tour
nooi deelnamen en waarin Dukei beslag
wist te leggen op de eerste plaats.
Wit: W. de Jong.
Zwart: B. Dukei.
1. 33— 28 18—23 2. 39—33 12—18
3. 34—30 20—25 4. 40—34 14—20 5.
34—29
De variant Fabre is een prima ope
ning, toch had ik hier het symptoom
van „niets willen doen" niet verwaciit.
525X34 6. 29X40 20—24 7.
40-34 10—14 8. 34—30 16—21 9. 31
—27 21—26 10. 27—22 18X27 11. 32
xl2 7X18 12. 37—32
Wits zetten zijn alle goed. Toch is
het mij niet duidelijk, waarheen ze ge
richt zijn. Hier had ik b.v.: bij 3025
FEUILLETON
door G. P. BAKKER.
40) o—
Hij keek tersluiks door de oogharen,
herkende het vertrek, zag kurassiers,
opende dan de ogen en vroeg met
zwakke stem:
„Waar ben ik?"
„We vonden je hier, goed verzekerd
en volkomen leeggeschud. Geef hem
een glas brandemoris."
Een kurassier haalde een platte fles
uit zijn binnenzak, goot de gevangene
een slok in de mond.
„Hij slikt goed. Als je dat kunt
drinken, ben je op de goede weg,"
lachte de soldaat.
„Vertel nu eens wie je bent!" her
haalde de wachtmeester en ging op
een stoel bij hem zitten.
De man sloeg de ogen op, staarde in
het rond en antwoordde eindelijk:
„Een Hollandse schipper, edele
heer".
„Wachtmeester", verbeterde de
krijgsman.
„Wachtmeester", herhaalde de schip
per.
„Hoe kom je hier?"
„We hadden graan in voor het gar
nizoen".
„Dan zal je met open armen ont
vangen wezen."
„Maar hoe kom je hier verzeild? Dit
is geen schip."
„Dat kan ik me niet herinneren. Ik
weet niet dat ik ooit in deze kamer
geweest ben."
Hij keek het vertrek rond, maar zag
geen vrouw.
„Span je domme hersens eens goed
in".
„Je kwam van het schip?"
„Ja, we gingen van boord, de zoon
van de schipper en ik. We roeiden
wat op de Elbe voor tijdverdrijf, vis
ten een beetje. Ik ging uit de boot,
zei tegen mijn maat: Ik wandel terug,
laat jij je maar de Elbe afdrijven. We
wandelden altijd vrij in en bij de stad.
De schildwachten kenden ons allemaal.
Niemand viel ons ooit lastig. Ik liep
op de weg en voelde plotseling, dat
ik van achteren werd aangegrepen".
„En verder?"
„Ik wilde me omdraaien, maar kreeg
eensklaps een slag op mijn hoofd."
„Verder niets?"
„Ik weet niets meer, tot u mij tot
bewustzijn bracht."
„Een vrouw in het spel?" Hij keek
Saxon strak aan.
„Zeker niet."
„Gelukkig, dat we je vonden. Je
had hier kunnen creperen, gebonden
als je bent. Je hebt geluk gehad. We
kwamen van Maagdenburg rijden. Een
vrouw riep:
„Kijk daar eens in die hofstede."
Toet} verdween ze in het struikgewas."
,,'t Kan waar zijn", dacht Saxon.
„Mijn verhaal kon ook waar zijn."
„Maakt u me nu los, wachtmeester."
„Ja, snijdt de touwen maar door!"
Saxon stond op, onzeker, zwaaide
nog even op de benen, greep de tafel,
herwon zijn evenwicht.
Toen zei hij:
„Dank u zeer voor uw hulp". Hii
voelde in zijn zakken, maar hij vond
niets.
Een bijna onmerkbaar glimlachje
trok langs zijn mond.
„Ik wilde u iets aanbieden."
De wachtmeester antwoordde zeer
beleefd:
„Ik heb toch gezegd, dat u volkomen
uitgeplunderd was, toen we u von
den."
„Dan blijft mij niets over dan u te
bedanken," sprak de schipper. „Waar
kan ik u bereiken? Een Hollander is
nooit ondankbaar."
„Ja, maar dat gaat zo niet, vriend,
U is onze gevangene en we hebben
mannetjes nodig. Kunt u rijden?"
„Ik ben bij de boer opgevoed", klonk
het bescheiden antwoord. „Ik heb
vroeger wel op een paard gezeten."
„Des te beter. Niet dat het een be
zwaar zou zijn. Dat leer je spoedig.
Niet, mannen? We leren het iemand
heel vlug."
„Afsmijt- en opklimsysteem", dacht
Saxon. Hij kon een glimlach niet weer
houden. Hij kon dat spoedig leren.
„Dus word je keizerlijk kurassier.
Een bof, dat je niet in handen geval
len bent van kerels, die moeten lopen,
zo'n hele dag lopen."
„Ik ben Hollander".
„Ja, maar je spreekt behoorlijk
Duits. Niet dat het er veel toe doet."
„Je schip is weg. Er ligt geen enkel
vaartuig aan de kade. Ga hier eens
staan." De wachtmeester betastte als
een kenner arm- en beenspieren.
„Je hebt zware dijspieren, alsof je
een ruiter waart." Hij keek Saxon
aan. Komt zeker van 't roeien."
„En van 't bomen", vulde Saxon aan.
„En de armen. Kerel, je hebt spie
ren als kabeltouwen."
„Hoe heet je?"
„Willem."
(Wordt vervolgd.)
behorende bg bet
ZEEOTVSCH DAGBLAD
van Vrijdag 15 Juni '51 No. 1890
Uitgave van
Oosterbaan Le tVentre N.V.
Goes
eei/u/scN
u/ee/cem
UIT 1>E SCHRIFT
Men kon in ons dagblad van verleden
Week volgend bericht lezen:
VAN KOUSEN TOT MOORD
,Mcn had in Tsjecho-Slowakije
nimmer aan de productie van knie
kousen met gekleurde strepen moe
ten beginnen, want het dragen daar
van door de jongelieden is een Ame
rikaanse gewoonte", aldus schrijft
een Slowaaks lid van de onder com
munistische leiding staande jeugd
vereniging in Tsjecho-Slowakije in
het jeugdblad „Mlada Fronta". En
hij voegt er aan toe: „Wanneer
iemand naar de Westerse levenswijze
begint te verlangen, begint hij ge
woonlijk met kleren en eindigt met
moord. Zij, die gestreepte kousen
dragen, zullen tenslotte ook alle an
dere karakteristieke Amerikaanse
dingen willen, zoals oorlog, uitbui
ting van de arbeiders, verhongering,
gebrek en slavernij."
Men kan om dit krantenbericht
lachen, er de schouders voor ophalen
en over gaan tot de orde va"n de dag.
Het zijn communisten en die zijn nu
eenmaal fel, niet waar!
Maar men kan ook nog iets anders
doen.
Wanneer wij deze communistische
levenshouding even op ons laten inwer
ken, moeten wij zeggen: er zit stijl in;
ze zijn consequent, ze doorzien de le
vensverschijnselen.
En wanneer we daar even bij stil
staan, kan zo'n berichtje uit de krant
ons aan het denken brengen en bevat
het een diep ernstige levensles voor
ons, die zich vandaag de Christenen van
West-Europa willen noemen.
Want in wezen hebben deze commu
nisten volkomen gelijk. We laten nu
natuurlijk het stukje propaganda aan
het slot voor hun rekening.
Wij weten, dat Amerika geen oorlog
wil, geen arbeiders uitbuit én niemand
tot gebrek en slavernij wil brengen. Dat
is de Russische reclame, die we op de
koop toe moeten nemen. Maar overi
gens: die communisten hebben een le
vensstijl, een stijl, die ons beangstigen
moet. Want wij hebben geen stijl meer
en dat is onze zwakte in ons geestelijk
verweer tegen het communistisch le
vensbeginsel, dat beslag heeft gelegd
op miUioenen hoofden en harten van
jonge mensen in Europa.
Want het begint figuurlijk gesproken,
met het dragen van een bepaald soort
kousen en het eindigt met móórd. Over
de gehele linie. En dat zijn wij, Chris
tenen te veel vergeten.
Ik las dezer dagen ergens de opmer
kelijke woorden: „De linksen zijn altijd
linker dan de linkste rechtsenIk
kan deze woorden ook transponeren
in de taal van de Bijbel, het Woord van
God, en dan lees ik daar: „De kinderen
dezer wereld zijn voorzichtiger dan de
kinderen des Lichts in hun geslacht".
(Lucas 16 8).
Eigenlijk staat er in het Grieks voor
het woord „voorzichtig": (in de over
treffende trap) „vol inzicht" of „vol
dóórzicht". De Heiland wil dus zeggen:
de wereldling heeft de dingen véél be
ter dóór dan de kinderen des Lichts.
Welnu, zo is het ook hier. De com
munisten weten heel goed: wanneer wij
niet leven uit een eigen levensstijl, die
geheel uit onze eigen levensbeschou
wing is opgebouwd en weren alle in
vloeden en levensgedragingen van de,
ons vijandelijke wereld, dan hebben we
in principe dé slag reeds verloren.
En daarin hebben zij volkomen ge
lijk.
En daarin zijn wij verre de minderen
van de communisten. En is de Kerk des
Heren altijd verreweg de mindere van
de wereld geweest.
De profeten waarschuwen ergens het
Joodse volk, voor het „springen over
de drempel". De profeet bedoelde hier
mee: het aanvaarden van een heidense
stijl. De Filistijnen hadden de gewoon
te aangenomen, nadat hun god Dagon,
op de drempel van het tempelgebouw
stuk gevallen was, toen zij de Ark des
Heren er hadden ondergebracht, om, uit
eerbied voor hun god, niet meer óp de
drempel te stappen, doch er overheen
te springen. Veel later, toen de Israë
lieten goede vrienden waren geworden
met hun erfvijanden, waren ze zo hoffe
lijk om die heidense gewoonte over te
nemen. Immers: een vriendelijk knikje
naar de Filistijnen, een kniebuiging
voor hun eredienst, het kon geen kwaad
en je kon er de vriendschap mee win
nen. Wat stak daar voor kwaad in?
Maar Israël is aan dit gebrek aan eigen
levensstijl ten onder gegaan.
En kijken we vandaag nu maar eens
om ons heen. Wat onderscheid de men
sen, die naar de Kerk gaan, nog van
hen, die er niet heen gaan? Wat is het
verschil in spreken, kleden, amuse-
mentsbezoek, houding, opvoeding van
hun kinderen enz. met wat de wereld
hierin doet? Is het soms niet beangsti
gend, als we letten op de meer dan
slappe opvoeding welke de kinderen in
onze gezinnen ontvangen Wat een
hunkering bij velen om toch vooral niet
bjj de wereld „achteraan" te komen,
zoals dat heet. Het springen over de
drempel is bij velen zozeer de gewoonte
geworden, dat men niet eens meer be
grijpt waar men over spreekt als men
er hen op wijzen wil.
De zaak is, dat we geen eigen levens
stijl meer hebben en het slot is, dat we
van „kousen tot moord" komen. Móórd
op de christelijke levensbeginselen,
moord op onze belijdenis. Want begin
selen werken door in de geslachten,
maar beginseloosheid werkt óók door
en snel en radicaal. Men lette maar
eens op de generaties. Hoe was groot
vader en hoe is het kleinkind? Bij
„Men maakt maaltijden om te lachen en de wijn verheugt de leven
den en het geld verantwoordt allesPrediker 10:19.
Onze Statenvertalers maken een woordt. Van alles wat zich in de
wereld voordoet is minstens negen
tig percent te herleiden tot de kwes
tie van geldmaken. Dat is de stijl
van deze wereld en haar ongeluk
tevens.
De stijl van de christen dient ge
- - maken een
zeer nuchtere opmerking bij deze
tekst. Zij schrijven in hun kantteke
ning: „Het geld maakt dat alle din
gen daar is: Alle ding staat onder
gehoorzaamheid van her. geld, der
halve behoorde een ieder zich te be
naarstigen, dat hij door zijn arbeid
en door behoorlijke middelen iets
mocht vergaderen en in voorraad
hebben".
Natuurlijk is het volkomen juist
wat zij hier zeggen, maar de vraag
heel anders te zijn. Ook hij werkt
om geld te verdienen, maar dit mid
del moet bij hem een ander doel die
nen: de bevordering van het Konink
rijk Gods. Hij weet, dat wat hij be
zit, leengoed is, waarover hij rent-
blijft toch: bedoelt de Prediker ook meester mag zijn. Dat moet de stijl
iot' van de christen wezen. Het geld ver
antwoordt bij hem niets, omdat hij
weet, zelf verantwoordelijk te blij
ven voor al zijn uitgaven. Daarom
eiste de Heere de eerstelingen voor
Zichzelf op in het Oude Verbond.
Eerst Hij en Zijn dienst en van wat
er overschiet mogen we gebruiken
om in het leven te blijven en ter
beoefening van de dienst der barm
hartigheid. Zulk gebruik van het
geld geeft vrede en blijdschap.
nog niet iets anders met zijn opmer
king, dat het geld alles verant
woordt?
De gehele wereld is op jacht naar
geld. Niet om het geld op zich zelf,
maar om alles wat voor geld te koop
is. En wat haar het meeste daarvan
aantrekt is het vermaak, de ontspan
ning, lekker eten, zingenot, weelde,
grootsheid des levens, macht, eer,
aanzien. Dat zijn zo de zaken waar
het alles om draait in de wereld. En
het is het geld, dat dit alles verant-
grootvader werd het wissel even op
verkeerd spoor getrokken en bij het
kleinkind is vaak geen ritseling van
geestelijk leven meer te bespeuren. Men
vindt hem op het voetbalveld maar niet
meer in de Kerk.
We klagen over de ontkerstening,
over secularisatie, de verwereldling der
Christenheid, de afval van de Kerk.
Maar is er geen oorzaak? Waar is nog
onze eigen christelijke levensstijl, waar
in we ons grondig onderscheiden van de
wereld De communisten hebben on
eindig méér doorzicht en inzioht in hun
geslacht dan de kinderen des Lichts.
Het werd voor twee duizend jaren ge
zegd. Het heeft nog geen jota aan ac
tualiteit voor vandaag verloren.
Van de weke kreeg ik weer is een
brief van me kinders uut Pella in Ame
rika. Het is vo' 'n ouwer altied een
bliedschop as je regelmatig van je kin
ders is wat 'oren mag. Noe, ik ken jul-
der zegge asdat ze het nog goed mae-
ken. Der is volop werk en het wordt
goed betaeld. Maar noe schreef me
zeune datte ze een raere winter 'ehad
'ebben. Dit dan wat 't weer anbelangt.
Net as bie ons 'éél veul regen. En het
schient dat, as ze in Amerika ietewat
bezonders 'ebben het altied in 't groat
mot gebeuren. As 't er droag is dan
is 't er droag op 'n manier as we 'ier
in 'olland geen kaes van 'egeten 'ebben.
Dan verschroeit de boel op een menigte
plekke op een dusdaenige wieze, dat 't
land 'verpulverd en as 'ele dunne poeier
met de wind wordt weggevoerd, som-
tieds, zoa as me zeun me schrieft meer
as driehonderd kilometers ver. Dan ken
't 'ebeure asdat een boer 's merreges
naer buten komt en dat ze land weg-
'ewaaid is, om zoa maer is te zeggen.
Ie 'eit niks over as wat steengruzels.
En bie zukke droagte as de grond deur
de sterke wind mee 'evoerd wordt, ken
't soms lieken asof de zun verduusterd
wordt, zoa dik 'angt die verpulverde
aerde in de locht. Noe van zukke dien-
ge 'ebben we bie ons gelokkig geen
weet van. Maer an de aere kant is het
bie nat weer al krek eender in Ame
rika. Oak dat gaet 't altied op groate
schael, op z'n Amerikaans za'k maer
zeggen. Me zeun schreef me dat ie vó'
enkele weken met d'n auto uut Pella
naer een plekke most zowat een vuuf
honderd kilometer naer 't Noorden en
toen kwam ie 'ele stikken teugen, waer
de hoofdwegen kompleet weg 'eslogen
waeren van het waeter, dat buten de
rivieren 'ekommen was. Waer ie vroe
ger niks as land 'ezien 'ad was het noe
een zee van waeter. 'Ele boerderien
wasse weg 'espoeld. Veul vee is der
verdronken.
Kiek, zukke dienge 'ei je noe as .je
in Amerika weunt. Daer gaet alles in
het graat. Zowel in 't goeie as in 't
kwaje mó' je maer rekenen.
Dat is bie ons een beetje aeres. Bie
ons bestaet alle dienge zo wat uut mid-
delmaetige dienge. We bin bie ons op-
'evoed met 't bekende spreekwoord:
„overal waer „te" vo' staet deugt niet,
be 'alve tevredenheid". Noe zoa is 't
in Amerika niet, as je de berichte zoa
is leest die daer vandaen kammen.
Daer staet zoawat overal het woordje
„te" vo'. Dat schient zoawel op geeste
lijk as op stoffelijk gebied te wezen.
Veul bioskopen en plekke van waerelds
vermaek, die dag en nacht open bin,
mae' oak veul kerken. Er schient geen
sekte of godsdienst op de waereld te
wezen of je vindt er in Amerika oak
wat van. Je ken er wat dat anbelangt
oak te kust en te keur trecht Oak op
dit gebied dus een beetje „te", za'k
maer zeggen. Want we weten uut d'n
Bijbel, asdat een stad of een land 'cel
godsdienstig ken wezen en toch de wa
re God niet kennen, zoadat er nog een
tje mot kommen om de onbekende God
te prediken. Maer as 't hier over gaet,
dan zalle we maer niet te verre van
'uus gaen, want in ons eigen landje bin
der oak al meer as genogt, die van de
ware God niks meer afweten. Wat dal
anbelangt gaen we der oak al niet op
vo' uut
Maer kom, ik maek er weer is een
end an, want ik 'eb 't drok in 't land.
'k Ben bezig met de bieten op één te
zetten en je ken vó' dat werkje teuges-
woordig oak al weinig 'ulp kriegen, of
je mot 't veul te dier betaelen. En as
je dat jonge guus der an mot gaen zet
ten, weet je niet wat er van trecht
komt. Zoadat ik me rik maer is wat
krom 'oud over de regels, 's Aevends
ken je 't voelen, maer jong 'eleerd is
oud 'edaen zeit een aere 'ollands
spreekwoord. Noe, 'k most 't al doeë
toen ik nog mac' net 12 jaer oud was.
Dus wat dat anbelangt ken ik de
klappe van de zweep wel 'n beetje!
Tot ziens dan maer. Julder
FLIP BRAMSE.
Vanmorgen een boos stuk uitgehaald,
dwars tegen alle wet in. Ik ben er n.L
om kwart voor twaalf met het hele
stei op uitgetrokken, terwijl er n.b.
schrijven op mijn rooster stond. Zoiets
mag volstrekt niet. Als je er alléén
nog eens op uit wil, en je vraagt het
aan je baas, dan mag dat wel eens,
maar dan krijgt je collega een dubbel
portie levende have. Het werk moet
doorgaan. Heb je 'n erg consciëntieuze
baas, die verwijst je nog naar het
schoolbestuur. Maar als je met het hele
stel tussentijds wilt verdwijnen, dan
moet je toch zeker de heer inspecteur
waarschuwen, of liever om toestem
ming vragen. Een heel goed ding na
tuurlijk, en wet is nu eenmaal wet. Ik
ben erg voor handhaving van de wet!
Dat hoort ook zo in ons nette landje,