ons
Om
TamlUUad
jlevthsdocsi en lev4h$q&e*t.
f2S© ^?©p cat hef vlicgeaaJc fapajfi
Bilderdijk over de Jacoba-kannetjes
Vrijdag 1 Juni 1951
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
De leiders der Gereformeerden over
leggen en besluiten de stoute schoenen
aan te trekken. Kan het niet bulten,
dan maar in Middelburg. Er komt dan
maai- van, wat komt
Het huis „de Gouden Leeuw"
Lange Delft H 13 -*■ heeft een groot
pakhuis. Daar kuhnen er heel wat in
geborgen worden.
Een paar broeders gaan direct naai
de plaats, waar de hagepreek gehouden
zou worden en waarsciiuwen hen, die
ondanks het ruwe weer, toch gCKomen
zijn.
Als de vastgestelde tijd aanbreekt is
de schuur overvol.
Een duizendtal heilbegerige zielen.
En dat in de Zeeuwse Hoofdstad,
Anno 1566!
Al heel gauw lekt het uit, wat er in
het pakhuis van de „Gouden Leeuw"
aan de hand is.
De Rentmeester-Generaal Philibert
van Serooskerke is, als hij het hoort,
„seer verwondert ende perplex".
Hoe durven die ketters!
En dat In Middelburg zelf!
Hij stuurt zijn bediende om Burge
meesters, Pensionaris, Schout en alle
Schepenen.
„Ze moeten direct komen!" gelast hij.
Spoedig zijn ze er en in de hal van
zijn huis overleggen en besluiten ze
ondanks dat het Zondag is „dat sij
met alle middelen ende mitterdaet be-
hoireden der voirs, vergaederinge te
turberen (verstoren) ende beletten."
Schout Jhr Tromme Rollema treft
maatregelen.
Alle beschikbare dienaren moeten
mee.
't Staat de meeste schepenen niet
aan, op Zondagmorgen zulk een taak uit
te gaan voeren.
Maar voor de Rentmeester-Generaal,
Schout en Pensionaris hebben ze res
pect.
„Ik heb het er niet erg op. Als dat
maar geen vechten wordt," zegt Sche
pen Quirijn Antoniszn. „Uyt den Wyn-
gaerde", „ik ben in sulke vreeze ende
verbaestheyt".
Die vrees blijft hem geheel de tocht
naar het pakhuis bij, want in het proces
verbaal, dat opgema.akt wordt, „ver-
claerd hij slecht ééne, van de zevenhon-
dert te hebben hercend, namelik diegeen
genaempt Langen Hans".
Schout Rollema rukt de schuurdeur
open.
De mannen van het gerecht schrik
ken.
Zulk een schare stemt hen allesbe
halve gerust.
„Er zijn meer dan duizend man",
roept Rollema.
Dc predikant, die op een wijnvat zit,
geeft juist weer een psalm op.
Rustig alsof er niets loos is zingt
men.
Dit is te veel voor Jhr Philibert en
de Pensionaris Bonten.
Er moet toch wat gebeuren!
Brutaal loopt hij naar voren en roept:
„Hola, houdt op seg ik ende geen ge-
hoir".
Geletns d' Hoorne, die moeilijkheden
wil voorkomen, komt van het vat af, en
verzoekt de schare, die na het zingen
rumoerig wordt, stil te zijn.
Hugo Bonten voelt wel, dat niet tot
arrestatie kan worden overgegaan.
Waar zouden ze die duizend mensen
heen moeten brengen?
Hij probeert het met intimidatie!
„In naam der wet, gelast ick u, Ghy
Ghilein, houdt op, en de vertreckt van
hier, ende ghy gemeinte vertreckt seg
ick, ende gaet elck naer syn eigen huys,
daer het niet gcojrlooft in suicke ver-
gaederinghe en de predicatie te comen".
„Wy zullen aan uw verzoek voldoen",
zegt d' Hoorne rustig, die boven alles
onrust wil voorkomen.
De prediker gaat met een gezelschap
van ongeveer dertig personen, naar zün
logement „De Groen Poorte", om zijn'
reiskoffertje.
Hy wordt gevolgd door de burgemees
ter Adriaan Jacob Jooszoon en Pensio-
nares Bonten.
Men wil controleren, dat d' Hoorne de
stad op staande voet verlaat
Redacteur: H. M. SLABBEKOORN I
Oostsingel 60a, Goes.
Voorwedstrijd Wereldkampioenschap.
De heer R. C. Keiler kwam met een
voorsprong van 4 punten op zyn naaste
concurrent als overwinnaar uit dit
tournooi.
R. C. Keller (Ned.) 10 7 3 0 17
G. Malfray (Fr.) 10 5 3 2 13
F. Gordun (Ned.) 10 2 6 2 10
M. Saletnik (Italië) 10 2 5 3 9
L. Vaessen (Belg.) 10 2 3 5 7
I. Gédance (Zwits.) 10 0 4 6 4
De heer R. C. Keiler zal de wereld
kampioen de heer P. Roozenburg (Ned.)
uitdagen. Deze match zal waarschijn
lijk in October a.s. plaats vinden.
De Italiaanse kampioen de heer M.
Saletnik zal gelijktijdig een match spe
len tegen een of meerdere nog aan te
wijzen speler (s).
In de „Dambode" trof ik aan een
„Roman in afleveringen". De heer J. van
Loo zond deze in, voor gekomen in de
wedstrüd tussen de verenigingen Hille-
gom en Lisse in het „Vier dorpen-tour-
nooi" van de bollenstreek.
Nic. Hal
In de returnwedstryd verliep de party
tussen de zelfde tegenstanders (dus met
verwisselde kleuren) als volgt:
1. 32—28 19—23 2. 28X19 14X23 3.
37—32 10—14 4. 41—37 14—19 5. 35—
30 5—10 6. 30—25 10—14 7. 46—41 17
—21 8. 32—28 23X32 9. 37X28 18—23
10. 38—32 12—18 11. 31—27 7—12 12.
41—37 11—17 13. 43—38 20—24. Wan
neer Wit nu 40—35 zou hebben gespeeld
zou Zwart weer precies dezelfde combi
natie hebben uitgevoerd door 2429
enz. Wit liep er echter ditmaal niet in.
Hy speelde 4943 en won later de
partij.
De heer Sluiter zond de volgende
stand in uit de wedstrijd om het kam
pioenschap van Kennemerland-Zuid.
Nic. Hal (Lisse)
24—29 19X30, 18—23 23—28, 21X43
1319, 9X49 Wit is nu verplicht tot
105 want of 3732 of 48—43 volgt
1520. Verder kan dan volgen 49X46
4237 (vrywel gedwongen want 410
dreigt) 46X44 50X39 12—18 (dreigt
410 terwijl 514 volgt 1318) 546,
15—20 25—14, 18—23 46X19 8—13
18X8, 2X13 en Zwart heeft een dam
gewonnen al staat het witte stuk op
14 zo stevig, dat Wit zich geen ogenblik
zorgen behoeft te maken.
Een combinatie, die meer dan 25 jaar
geleden werd uitgevoerd door P. Mons.
J. B. Sluiter Jr (Heemstede).
Indien Wit 4339 s peelt kan een
combinatie volgen.
Zwart, voelde zich prettig, daar Wit
opgesloten zat en meende reeds toe te
kunnen slaan.
23—29 34X23 25X34 40X29 17--21
26x17 11X22 27X18 13X22 28x17
'19x26.
Zwarts dromen werden wreed ge
stoord door de heer Mons:
17—11 6X17 36—31 26 X 37 38—32
37 x 28 33X44 24X33 39 x 28 3—9 4X7
1X12 en Wit won. Er verdwijnen maar
„even" 24 schijven van het bord.
R. C. K.
J. v. d. Loo
Zwart speelde 1116?
Waarop Wit won door de altijd ver
rassende damzet op een bezet veld
door 27—22 18X27, 32X21 23X41, 33
—28 16 x 27, 28—23 19X28, 30X8 2X13,
38—32 adlib, 42X2, 41—46 (op andere
zetten volgt 36—31) 2 x 5 1217 47
41, 46X40 45X34, 4—10 5X11, 6x17
en Zwart gaf op.
onderzoek in Vlissingen heren
Daar kon natuuriyk weinig van ko
men.
Vlissingen ligt buiten de Jurisdictie
van Middelburg.
En de steden waren toch al nayverig
op elkaar.
Intussen begint het zaad der Reforma
tie welig in Middelburg op te schieten...
Gods werk is niet meer te kej-en in de
Zeeuwse hoofdstad.
A. M. WESSELS.
UIT HET TESTAMENT,
en aan de zachtmoedigste onder mijn nichten en
neven 'schenk ik ons familie-erfstuk, de oude friese
staartklok.
's Middags ontbiedt men de eigenaar
van „De Gouden Leeuw".
„Of dit met z'n wedeweten en toe
stemming geweest is, dat in z'n pakhuis
gepreekt is?"
Deze redt zich uit de moeiiykheden en
verklaart: „Een schrUnwerker uit Mid
delburg 'n zekere Francoys, heeft
balken in het pakhuis liggen. Deze heeft
derhalve ook een stel sleutels! Doet u
232. Je begrypt, dat Filo erg benieuwd was naar die
verrassing! Hy hoefde niet lang te wachten, want zodra
de maaltijd afgelopen was, troonde de Kalief hem mee
naar de bijgebouwen van het palels. „Voor Uw prachtige
goochelkunsten en voor de moeite die ge nog zult doen
om voor mij een goede opvolger te vinden, verdient gy
een beloning. Heer Fop", sprak de Kallef. Hy bracht onze
vriend naar de vorstclyke stallen, waar de allerbeste ka
melen van het land te vinden waren. „Als ge zoveel wilt
reizen. Heer Fop", ging hy voort, neem dan de trouwe
Btdebub van my aan, een van mijn beste kamelen. En
hier Is nog IetsFllo sperde zyn ogen wyd open.
Twee zakjes vol goudstukkenHy wist niet hoe hij
de Kallef moest bedanken. Zo ryk was hij nog nooit ge
weest!
Even later reed Fllo Fop, hoog op zyn kameel Bldebub
gezeten en met de geldzakjes In zyn knapzak, de palels-
poort uitKallef Daddlz Altebar, prinses Divanah, de
grootvlsler en alle andere bewoners van het palels wulf
den hem na en wensten hem goede reis en prettige avon
turen
EINDE.
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGBLAD
van Vrijdag 1 Juni 1951 No. 1878
Uitgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V.
Goes
eeumcH
u/eexem
UIT DE SCHRIFT
Dezer dagen ls het 550 jaar geleden,
dat Jacoba van Beieren geboren werd.
Over de datum en het jaartal sehynt
enig verschil van mening te bestaan.
Er zijn schoolboeken, die 1400 als het
geboortejaar van deze uitzonderlijke, en
voor Zeeland zo belangrijke vrouw aan
wijzen. Maar andere geschiedbronnen
zeggen, dat het 1401 moet zijn geweest.
Hoe dit zij, deze merkwaardige figuur
ls van voldoende betekenis voor ons ge
west geweest om er even bij stil te
staan.
Wanneer wy Bilderdyks Geschiedenis
des Vaderlands, uitgegeven na zijn dood,
door zijn beste vriend, Prof. H. W. Ty-
deman, er op nalezen, komt Jacoba er
niet erg best af.
Bilderdijk blyft echter, ook in zijn ge-
schiedbeschrijving, Bilderdijk, dat wil
zeggen: de „altijd overdrevene", die
nooit zijn subjectieve gevoelens weet te
onderdrukken.
Wanneer hy b.v. schrijft over 't ster
ven van Jacoba's vader op 31 Mei 1417,
Jacoba was toen dus zestien jaar en
reeds weduwe, betwijfelt hy sterk of de
dood van Hertog Willem wel aan na
tuurlijke oorzaken te wijten is. Bilder-
dy'k gelooft aan moord door de Fransen
en beschrijft het geval op de volgende
geestige, maar cynische manier:
„Men wil, dat hij een gezwel aan de
dij had bekomen, en na de opening
daarvan werd hij van dag tot dag
zwakker, en zijn einde was daar eer
men het vermoedde. Misschien had hij
een Franschen heelmeester of deze
een Fransch lancet gebruikt! Ten
minste, dat een man van 52 jaar en
niet meer, van de opening van een
gezwel aan de dy zoo verzwakt en zoo
spoedig sterft, komt verdacht voor.
Doch het zou ontstaan zyn uit den
beet van een hond. Ik geloof het: het
was zeker een chien de francais (een
Fransehe hond) die 't hem deed, en
hierby dienen wij het te laten bly-
ven
Intussen: Jacoba komt er bij Bilder-
dyk niet best af.
Hy noemt haar „wulps van aart" eer
„slimme en doortrapte feeks". Ze had
een „gedrag, dat zoo los was, dat nie
mand dan een Franschman het dulden"
kon en „de toon en inrichting van haar
hofhouding was weinig in overeenstem
ming met de deftigheid en statelijkheid,
ctle haar als Vorstinne betaamde".
„Haar afkeer (van haar tweede man)
en de overmatige hitte van haar gestel,
waar hy niet tegen op kon, bracht, even
als het In die gevallen altijd gaat, te
weeg, dat hij by eene Brabantsehe Jonk
vrouw van zachter aart en gematigder
bloed troost zocht en genoegens vond,
die voor hem by geen vrouw als Jacoba
te smaken waren". Wat de kerkelijke
wü'ding van haar huwelijk met Jan van
Brabant betreft (In tweede graad van
bloedverwantschap, waaraan de Paus
eigenlijk geen wettigheid verlenen kon)
zegt Bilderdijk: „Daar waren wel rede
nen voor Jacoba om dit te begeeren,
maar geen redenen ter waereld voor
den H. Vader, om dit, en nog wel tegen
den wil van den man, aan een dartel
wijf in te willigen, die lassari, maar niet
satiari poterat van haar mannen. (Ver
moeid, maar niet verzadigd worden kon)
Zo gaat BUderdyk door, tientallen pa
gina's, met kwaad spreken van onze Ja
coba. En het slot is, dat hij ook nog onze
mooie legende over de „Jacoba-kanne-
jee" aan gruizels smijt. Luister maar:
„zy leefde niet lang na dit derde
huwelyk, dat door haar geest en
lichaamsgestel even weinig gelukkig
kon zijn als het vorige; maar verviel
aan den drank. Men drukte dit uit
door „het legen van kannetjes", of het
„over het hoofd werpen van kanne
tjes"; een beleefde spreekwijze waar
meê men die zaak aanduidde: en toen
men in later tyd de taal zyner vaderen
niet meer verstond, maakte men van
dit legen het maken van kannetjes;
een schoone bezigheid en zonderlinge
liefhebberij voor een vrouw als Jaco
ba! Die kannetjes waren toen in alge
meen gebruik, en werden na geledigd
te zijn over 't hoofd uit de vensters
gesmeten, ten einde een zelfde niet
tweemaal gebruikt zoude kunnen wor
den, hetgeen de frischheid van den
wijn bedorf. Dit was een elegance en
luxe van dien tijd!
En met de scherven van die mooie
„Jacoba-kannetjes" gaat ook onze
mooie legende over die aardige rood
bruine Jacoba-keramiek aan gruzelmen-
ten!
De latynen hadden een spreekwoord,
dat zegt: „De mortuls nil nisi bene":
over de doden wordt alléén het goede
gezegd. Bilderdyk maakt voor Jacoba
een uitzondering op deze regel.
Hij blijft bitter tot over haar graf
heen. Hij schrijft:
„Zy stierf aan een zoogenaamde
febris hectica op den 8 October 1436,
en dus slechts 36 jaar oud zynde; en
de Hollanders altijd goed vrouws uit
den aart, en meêlijdend met die in het
ongeluk is, vergaten haar hoedanighe
den, en beklaagden haar vroege dood,
met het echt Hollandsch: „zij was
toch zoo kwaad niet". Dit ging zoo
verr', dat men, tot groote ergernis
van die haar gekend hadden, zelfs een
standbeeld op haar graf in de Hof
kapel te 's-Gravenhage oprechtte, 't
geen echter den spot niet ontgaan
kon. Eene onbetamelijkheid daarom
trent gepleegd, werd (als billijk was)
gelijk openbare schennis bij 't Hof van
Holland ln 1464 gestraft. En sedert
vergat men de geheele Jacoba, onder
de minst beteekenende personen; tot
een later ty de Hoeksche Party be
moedigde om zich geheel en al mees
ter van de regeering te maken en
domheid, kwaadaardigheid en heersch-
zuchtige eigenbaat, zich by haar ver-
eenigden om de geheele geschiedenis
te' vervalschen
Nu weten we het dus.
Zoo iemand dorstdie kome tot mij en drinke. Die m mij gelooft,
gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen
uit zijne buik vloeien. En dit zeide hij van de Geest, dewelke ont
vangen zouden, die in Hem geloven. Jon. 7:37b, 38 en 39a.
Zo iemand dorst! Wie is er niet
in dit woord van de Heere Jezus be
sloten? Allen dorsten immers. Wij
leven waarlijk in de woestijn en zijn
zonder water. Het mensenhart dorst
met verlangen naar geluk en vrede.
Alleen de mens kan deze dorst niet
lessen. Hij kan geen gel-uk en vrede
en gerechtigheid geven. Iedere weg,
die van de mens uit gelegd wordt
is een weg vol rampzaligheid, on
vrede en ongerechtigheid. Welke
menselijke weg hier ook aangepre
zen wordt, welke verwachtingen er
ook gewekt mogen worden, het zal
altijd weer op een mislukking uit
lopen. Er is maar één weg: Zo
iemand dorst, die kome tot Mij en
drinke! Dit is Gods weg en Zijn
nodiging tot het heil. Dus niet uit
de mens, maar voor de mens. Dit is
echter een vernederende weg, die
een mens niet graag gaat. Het bete
kent: ik kan het niet. Zonder Chris
tus vergaan wij van dorst, nu en
eeuwig. En wie zal ons nu leren
deze weg te gaan? Alleen de Heilige
Geest ontsluit ons dit Evangelie en
leert ons drinken uit de ooiheid van
Christus. De Heilige Geest leert ons
bovenal met de ware levensdorst, de
kommer onze zonden tot de Levens-
vorst te gaan.
Die Geest heeft God Zijn Kerk ge
geven, opdat hij alleen uit Christus
zou leven en het levenswater uit
zou vloeien over de aarde, en allen
die dit horen mogen, geloven: dit is
DE WEG. Hier is uitkomst. Make
die Geest Zijn Kerk getrouw Jezus
Christus, als de enige bron der zalig
heid, te verkondigen, en tegen alle
stemmen des tijds in, ook dl is deze
stem dan vaak een roepende in de
woestijn, te getuigen:
HIER wordt de rust geschonken;
Hier 't vette van Uw huis gesmaakt;
Een volle beek van wellust maakt,
Hier elk in liefde dronken.
Renesse. C_ B.
Er zal veel waarheid liggen in het
geen Bilderdijk zegt. Maar zyn subjec
tieve gratificaties omtrent de merk
waardige Jacoba had hij in de pen kun
nen houden, want wat véél verklaart:
Jacoba was een kind van haar tyd,
slachtoffer van politieke huwelyken en
stond op de scheiding van een
oude naar een nieuwe tijd: die
van de heengaande tyd van adel en
ridders en van de opkomende tyd van
de burgermaatschappy, waarin zy' zich
maar moellyk te bewegen wist. En ove
rigens: De Kerk, die Moeder der gelo
vigen dient te zyn, was in deze tyd reeds
zo zeer in verval, dat Zy haar kinderen
niet eens meer een stiefmoederlyke op
voeding schonk. Zy verwaarloosde haar
kroost, omdat zy zelf een verpolitiekten
zondig huwelyk met de wereld gesloten
had.
Van de weke hadde ze 't bie d'n bar
bier over de gordientjes in de stem-
lekaolen. Julder 'a meschien oak wel
'eleze asdat ze daer in de Tweede Kao-
mer een debat over 'ehad Noe be
moei ik me niet mot polletiek, zoas ik
julder al meer 'ezeid 'a, maer onwilkeu
rig luuster je toch as ze zoa met me-
kaere an het bakkeleije bin. Noe spreekt
't vanzelvers asdat goijpiientjes 'eel wat
met polletiek uutstaende De meeste
dienge in de waereld op polletiek ter
rein 'ebeure achter de gordientjes. We
beleve wel een demokratische tied, zoas
de krante ons wille wies maeken, maer
je mot er maer op rekene, asdat Jan
boezeroen, dat bin julder en ik, zoas
we over de durpstraete loape, net zoa
veul der van of weten, wat de heren
in Den Haeg bekokstoven achter de
gordientjes as dat me verkes in 't kot
er van weten. Kiek er de krante teuges-
worig maer is op nae. Allegaere krek
eender as 't over de polletieke berichte
gaet. De regiering heit z'n eige pers
dienst en de kranten ken daer gebruuk
van maeke en met de radio is 't al krek
eender. De regieringsvoorlichtingsdienst
heit 't vo' 't zeggen en de goegemeente
heit 't vo' 't slikken. Der hange alle-
gaer gordientjes vo en we of te
wachten wat 't er achter die gordientjes
vandaen komt. En zoas't in ons landje
in 't klein gaet, zoa gaet 't in de wae
reld in 't groat. De mense praete niet
vo' niemendal over 't iezeren gordien.
En ik dienk asdat er in de Amerikaense
polletiek oak wel erges een gordien zal
hangen, waer Jan publiek nooit van z'n
leven deur ken kieken.
Waer ze der eigen in Den Haeg dan
oak zoa drok om maeken is mien een
raedsel. En dat ha 'k bie d'n barbiei
'ezeid oak. Bie ons op 't durp kenne we
mekaere van 'aver tot gort en we wete
van mekaere drommels goed hoe dat
we stemmen. Daer bin heus geen gor
dientjes bie noadig. Der wasse de leste
keer 'k geloaf drie kommeniste bie de
stemmen en iedereen wist precies te
vertellen wie op die lieste 'estemd 'ad-
den, en je mot nie dienke asdat ze over
de schoere 'ekeken 'a waer datte ze
met der potloadje 't 'okkie road mae-
kende.
Noe, toen ik dat allegaere zoa langs
me neus 'een 'ezeid 'h, vloog een partie
van de arbeidman overende en ie zee:
is dat noe demokratie? Noe bewies joe
zeivers asdat er gordientjes motte kom
men. As de stemming niet meer ge
heim is dan is de 'ele demokratie naer
de maen. Dan gaet 't net as in Rus
land, waer ze .maer vo' de schien gaen
stemmen. Der wor zuk 'n drok op de
mense uut 'oefend datte ze niet aeres
durven stemmen as de kommunisten.
Noem jie dat nog maer demokratie.
Noe ik zee: jie 'eit volkomen geliek
man, dat is precies wat ik oak zegge.
Allenig zee ik maer asdat we die gor
dientjes bie ons niet noadig omdat
we mekaere allemael zoa goed kennen
dat we precies weten, hoe dat we stem
men. Jie kan er rustig van op an asdat
er geen mens bie ons op 't durp 't in
z'n oad za' kriegen om aeres te gaen
stemmen as ie gordientjes achter z'n
rik 'eit. Ik zegge teuge z'n: wil ik jie
is wat zegge? in plekke dat we is wat
bezunige, gooie we al maer meer geld
weg. Hie jie wel 'eleze asdat die gor
dientjes voor onze stem 'okkies, an lek-
stiel noadig 'a een lengte van Middel
burg nae' Goes, zowat vuuf en twintig
kilometers van een meter breed. Ze
'ebbe in Den Haeg alle daege wat
nieuws en as 't geen geld kost dan
deugt 't niet meer teugesworig. Vo' al
les en nog wat worre d'r studiekemis-
sies benoemd die op reis motte om uut
te vinden hoe dat ze het op aere plek
ke opknappen, 't Lieken wel of dat we
niks meer van ons eiges kennen. Om de
haverklap lees je teugesworig asdat er
weer een studiekemissie nae' Amerika
vertrokken is om onderzoek nae't 't een
of aere te doeë. Vroeger dochte we an
al die onzien niet. Mae' toen kwamme
de beste melkkoeie van 'eel de waereld
uut Friesland, zonder dat er ooit van
ze leve een studiekemissie nae' Amer ka
'eweest was om is te kieke hoe of dat
ze dae' de koeie wel opfokken. En de
Zeeuwse paerde waeren vroeger over
'eel de waereld beroemd, maer eit jie
ooit van ze leve 'ehoord asdat er een
studiekemissie 'eweest 'eit om te zien
hoe of ze in Amerika de paerden fok-
.en? De bloembollen van Lisse en Hil-
lcgom bin waereld beroemd, en de West-