m
Voor onze jonge mensen.
HET KRANTENVERHAAL.
n.
Vrijdag 25 Mei 1951
'T ZEKUWSCH WEEKEND
Pagina 2
^Herinneringen" door Dr J. A.
Nederbragt; uitg. C. Blommen-
èaal N.V, 's-GravenhageRijs
wijk.
Zoals wij vorige week beloofd heb
ben, zullen wij nu op enige schetsen na
der ingaan. Het is niet de bedoeling om
de Inhoud van zo'n schets in het kort
Mn onze lezerskring mede te delen,
maar hier willen we de aandacht op
enige speciale herinneringen van de
schrijver vestigen. We hebben tevoren
heel eenvoudig verteld, hoe schrijver als
dertienjarige jongen niet naar de mid
delbare school was gestuurd. We hebben
waarschijnlijk allemaal wel meege
maakt, dat we op oudere leeftijd zeg
gen: onze ouders hebben indertijd zus
of ao besloten, achteraf bezien is dat
toch juist of niet juist geweest. Zo'n be
oordeling, mits recht gegeven, is onzes-
inziens toegestaan. Ook schrijver heelt
zich de vraag gesteld of de indertijd
door zijn ouders genomen beslissing wel
goed geweest is.
„Wat zal ik daartoe na een halve
eeuw zeggen?" schrijft hij op pag. 22.
Hierop volgen een viertal opmerkingen,
waarvan wij er twee gedeeltelijk zullen
citeren. „Ten eerste sta ik op het stand
punt, dat in het gezin de vader degene
is, die voor God de verantwoordelijkheid
draagt, die over de opvoeding en de op
leiding van het kind beslist". Ten derde
De middelbare en de hoge schooi
maken de ontwikkelingsgang van de
jonge mens gemakkelijker, maar ook
zonder haar, kan hij, die ook maar
enigszins begaafd is, zichzelf doorzetten,
indien zich slechts aan de begaaidheid
karakter, wil paart." Van de laatste op
merking kunnen wij allen, zowel nlet-
als weigestudeerden goede nota nemen.
Karakter, begaafdheid en wil zijn hier
genoemd en niet ten onrechte. Teveel
nog wordt door bovengenoemde groepen
op andere factoren gelet. We zouden nog
veel over dit opstel kunnen zeggen,
maar wij moeten om der ruimte wille
hiervan afzien. Ten aanzien van de
tweede schets getiteld: „Minister van
Karnebeek" zullen we ons beperken tot
de opmerking, dat we toentertijd een
minister van Buitenlandse Zaken had
den, die het roer niet omgooide toen de
opinie van de toenmalige geallieerden
zich tegen ons land keerde, daar wij
weigerden om do Duitse Keizer uit te
leveren en daarbij voet bij stuk hielden,
en die ook niet toegaf aan „een vraag
van imperialisme van onze zuidenburen
om een stuk van ons koninkrijk, met
name Zeeuwsch-Vlaanderen en Zuid-
Dimburg af te staan. Zeer interessant
en leerzaam is de schets gewijd aan „de
Oude Volkenbond".
WD volstaan echter met één citaat te
geven, dat naar onze mening de Volken-
oond wel te eenzijdig behcht, maar
waarvan de Inhoud niet aan dag en uur
gebonden uhjkt te zijn. „De aanvang van
liet bestaan van de Volkenbond ligt in
één van de perioden van haat en wraak,
waardoor zich de wereldgeschiedenis,
van 's mensen zijde bezien, kenmerkt.
Het bekende woord kan op de Bond
worden toegepast, dat hb In zonde ont
vangen en in ongerechtlgneid geboren is.
In de practijk is hij een instrument van
nijd en afgunst geworden, die door de
staten door de eeuwen heen was toege
past, een instrument van politiek der
grote staten, waartegenover de invloed
van de kleine staten zonder betekenis
was." (Pag. 101). Als wb de huidige,
soortgehjke, Instellingen als de oude
Volkenbond bekbken eh wb denken b.v.
aan Nederlands-indië (Indonesia), zeg
gen we dan niet met de woorden van de
Prediker: „Hetgeen er geweest is, het
zelfde zal er zbn, en hetgeen er gedaan
is, hetzelfde zal er gedaan worden, zo
dat er niets nieuws is onder de zon!".
CPred. 1:9).
Nog een andere schets kiezen wb uit
om enige kanttekeningen te maken, al
„Vrienden van Genève". In alwqking
van onze gewone begrip vriend, heeit
schrbver ook Cordier, Parel, Viret en
Calvbn tot zbn vrienden gerexend. Voor
deze opvatting verwijst hb naar de Ro
meinse geschiedschrijver aallus ti us, die,
in het Nederlands vertaald, schrijft: het
zelfde te willen en hetzelfde niet ie wil
len, dat is de ware vriendschap. In zbn,
wb zouden het kunnen noemen: In Me-
moriam Calvbn, staat schrbver even stil
bb de terechtstelling (brandstapel) van
Michel Servet, (pag. 114). Als bekend
mag verondersteld worden dat ook Cal
vbn voor de dood van Servet was, al
hoewel niet door het vuur, maar door
het zwaard, zoals schrbver ook opmerkt.
Aan het slot van dit Calvbngewbde ge
deelte staat, nadat eerst een zestal op
merkingen gemaakt zbn n.a.v. de ver
branding van Stervet, en welke opmer
kingen wb als pro-Calvqn kunnen be
schouwen, wb moeten met het
ganse Calvinisme deemoed bewbzen om
deze Protestantse brandstapel" (pag.
114). Volgens het groot Nederlands
woordenboek van Van Dale moet onder
het woord „deemoed" worden verstaan:
stemming van nederige onderworpen
heid. Wb menen de hier gebruikte be
tekenis van „deemoed bewbzen" te moe
ten omschrijven als meer of minder
openlbk „schuldbelbden". Maar in dat
geval kunnen wb het beslist niet eens
zbn met bovenaangehaalde zinsnede.
Plet zb ons verre om deze daad van
Calvbn d.w.z. zbn instemming betuigen
met net ter dood brengen van Kervel,
goed te keuren. Maar dit houdt o.t niet
in, dat het geheel het Calvisme aange
rekend kan worden als één van zbn
voormannen een misstap, zelfs een grote
misstap, heeft gedaan. De zaak zou an
ders liggen, als een van de consequen
ties van liet Calvinisme zou zijn, te
rechtstellen van niet-Calvinisten. „r
zoals de geschiedenis ook al b^..-<-en
heeft, is dat niet het geval. Naar ons be
kend, is in Nederland niemand om zbn
geloof door de Calvinisten terechtge
steld.
Weliswaar wordt van zekere zbde wel
gewezen naar de Gorkumse martelaren,
maar dat is tenenenmale onjuist. Deze
martelaars zbn het slachtoffer gewor
den van een troep ongedisciplineerd#
soldaten (aanvoerders) in ruwe oorlogs-
tbd, doch dat had niets te maken met
het Calvinisme.
Tot slot de laatste schets getiteld:
„Het grote experiment", welke handelt
over Palestina. Zoals bekend, bestaan in
Palestina vele nederzettingen, dit toi
grondslag hebben de collectivistiscbe of
communistische idee. Het communisme
is al oud. Reeds „de eerste christenen te
Jeruzalem zouden communistische prac-
tbken beoefend hebben", (pag. 389). „In
later eeuwen vinden we communistische
practbkeri in de kloosters; na de refor
matie bb secten als die der Wederdo
pers". (pag. 390). Schrbver merkt ver
der op, dat het merkwaardig is, dat bb
vele communistische revoluties altijd
Joden betrokken waren. Maar als de
Joden teruggekeerd zqn in het eigen
land is het communisme niet meer re-
volutionnair, maar vreedzaam. Dat de
Joden werken kunnen, heeft de staat
Israël de laatste tijd wel getoond.
Schrbver eindigt dit opstel met te zeg
gen, dat het communisme in Palestina
„met absolute verwerping van het
privaat bezit en zonder de volle erken
ning der rechten van het gezin" niet
door ons aanvaard kan worden, doch
dat wb wel van dit zeer markante
systeem wat in Palestina toegepast
wordt (in de nederzettingen) veel kun
nen leren. In verband met de meer ge
hoorde uitspraak dat in de Bijbel com
munistische ideeën aan te wijzen zbn,
merken vrij op, dat het ons beter voor
komt om te zeggen, dat in het commu
nisme christehjke ideeën aan te wbzen
zqn. Het beste is o.i. echter om in het
geheel niet zoiets dergelbks te zeggen,
want de Bbbel is niet in stukjes te knip
pen.
Wb eindigen met de van harte ge
meende opmerking: „tolle, lege!" Neem
en lees!
RIEKIE UIT DE STAD.
Het is nu weer mogehjk om, zij het
soms over gevaarhjke passages, langs
langs de gewone weg naar school te
gaan. Dat doe ik dan ook, maar op de
hoek van een zb'straatje word ik ge
sommeerd af te stappen, door niemand
minder dan juffrouw Vermey. Haar
kennende moet ieder wel begrijpen, dat
ik subiet gehoorzaam. Ze heeft een
meiske van een jaar of zeven bb de
hand.
„Hier juffrouw, ik wou je net een
nieuwe leerlinge komme brenge, maar
ik heb het toch zo druk, as uwes nou
dat baantje van me over wil neme, dan
weet ik wel, dat ze secuur op school
komt".
Doodverbaasd vraag ik: „Hoe ter we
reld is dat nu mogelbk juffrouw Ver
mey? Waar hebt u deze jongedame ge
vonden? Is ze met de schoonmaak uit
één of ander donker hoekje te voor-
schqn gekomen? Ik dacht, dat uw laat
ste met April van school is gegaan".
Juffrouw Vermey glundert naar alle
kanten.
„Krek, juffrouw krek, maar dutte is
d'r eentje van me dochter uit de stad",
en zich tot de kleindochter wendend,
word ik voorgesteld: „Kqk nou es Rie-
kie, dat is nou Je juffrouw hier".
Ik word scherp gemonsterd door jon
ge ogen, dat is wel duidehjk. Of ik
meeval
Juffrouw Vermey zet de conversatie
met mb voort, maar vanwege de aan
wezigheid van een klein potje met gro
te oren, geschiedt dit op hqzondere wq-
ze; 'n half woord, 'n gebaar, 'n hoofd
knik en tot slot: „Uwes begrijp me
welNu dan, als ik het geheimzin
nig samenspel van woord, gebaar en
knik, goed vertolk, komt het ingewik
kelde bericht hierop neer, dat Riekjes
moeder een baby verwacht en dat het
niet zo goed met haar gaat. Het jonge
moedertje heeft wat meer rust nodig.
„Kbk juifrouw, d'r benne d'r nog drie
onder Riekie, mot uwes wete. Dn nou
zegt me dochter, asdat Riekie de groot
ste drulcteschopper is. Nou vanzeh, wat
doe je as moeder zqnde Ik zeg, ik neem
Riekie wel voor een posie. En me andere
getrouwde dochter, het d'r ook eentje
genome. Dat lucht op, as de helft van
't spul is efle weg is. Wat uIk
kqk eens even naar Riekje en ik roep
herinneringen te voorschbn aan de tan
tes van het wicht, die, ik op m'n hand
werklessen had en dan begrijp ik ter
dege, dat het wel een heel gróte op-
lucnting zal zbn „as de helft van 't
spul is effe weg is". Karaktereigen
schappen lopen door in de geslachten...
Juiirouw Vermey zegt nog eens het
druk te hebben, wat wel uitkomt, met
een driekwart dozqn mensen en mensjes
nog om haar heen, dus zal ik haar taak
overnemen en Riekje aan de baas als
een tbdelbke gast voorstellen. Nog even
vraag ik de noodzakelijke gegevens. Hoe
ze precies heet en wanneer ze geboren
is. De naam baart niet veel moeite, Hen-
drika Bergman, maar de leeftqd
ONS KORT VERHAAL
De zaak, waarvoor hb kwam, was
afgehandeld. Toch voelde Jan nog geen
behoefte om heen te gaan. De aarze
ling, die hem bekroop toen de bespre
king met mbnheer Willemsen aan hem
werd opgedragen, was ai spoedig ver
drongen door de stille begeerte, die nog
altijd ki hem leefde. En nu hb hier zat
in de gezellige kamer, waaraan hb jaren
geleden reeds met verlangen kon terug
denken, wist hb er niet weg te komen.
Het gesprek ging voort. Ook mevrouw
mengde zich er in, al sprak hb hoofd
zakelijk met haar man. Maar hoewel
hb hen voortdurend aankeek, hielden
zbn ogen, evenals zbn gedachten, zich
met heel wat anders bezig. Telkens
voelde hb zijn blik opzb glijden naar
de plek waar de meisjes zaten. Met
moeite bedwong hb zich om Tootje niet
aan te zien. Zoals de anderen had hb
ook haar gegroet en vluchtig aange
keken. Toen hb haar hand in de zbne
voelde, trilde er iets in hem, en haastig
had hij toegelaten. Nog altbd werd ze
hb hear kindernaam genoemd. Al haar
neemgenntefi heetten To; bb haar was
het Tootje gebleven, 't Paste precies
bij heer. Niet vanwege haar gestalte.
Keer «kot «wrtjea ueartilje, en dat Joeue
karakter! Altbd bad hb haar zo gekend.
Hoe lang was 't al geleden, dat hb een
eindje mocht fietsen, en toen met opzet
langs het deftige huis met de mooie
tuin reed? Wat had hb het fijn ge
troffen. Op de terugweg zag hb haar
vlakbb, in de tuin, waar een gat in de
heg nog niet geheel was dichtgegroeid.
Niet alleen haar krullekopje, ook haar
leuke jurkje kon hb zien. „Dag Tootje"
had hb gezegd. Meer niet, bang zich te
verraden. Hoe lief had ze teruggegroet,
't Leek, of ze voor hem daar was komen
staan. Dat kwam hem echter onwaar-
scWjnlbk voor haar moe was in de
buurt. Zou ze toen al dertien geweest
zbn? Hb dacht van niet. Weer wou hb
naar haar kbken. Ze was nu geen kind
meer. En de tbd, dat hb met haar broer
tje speelde, lag ver achter hem. In zbn
verbeelding zag hb het vrolijke troepje
meisjes, dat hem inhaalde, een paar
jaar later. Allen rijk gekleed, ieder een
eigen fiets, de mcesten een horloge.
Zelf had hb het een noch het ander.
Dat kon er thuis niet af. Hb was op
weg naar het station, wist niet, hoe laat
het was, vroeg het aan Tootje en haar
vriendinnen. Nooit vergat hb, boe zb
>04 'peau uisezSuu[ 'apusaa uaoya
haar ingehaald had, en toen haar hor
loge uit haar ceintuur trok. 't Was of
ze allen in de steek bet om het hem
te verteüen. Ook toen trof hem de lieve
blik, waarmee ze hem aankeek. Was ze
aheen geweest, lüj had ze even aan de
praat gehouden. Maar wat zouden haar
vriendinnen zeggen, ais hb ze langer
ophield? Wat een plagerqen had een
meisje op de lagere school te verduren
gehad, omdat ze met hem had staan
babbelen? Dat mocht hb Tootje in geen
geval aandoen. Ze zou geen leven heb
ben, als ze alles wisten. Trof hb ze
toch maar eens alleen. Hoe graag wou
hb haar verteben, wat er in zqn hart
omging. Dat hb van haar hield, zoals
geen ander op de wereld zou kunnen
liefhebben. Maar mocht hb dat? Hoe
kon hb, de eenvoudige jongen, haar ooit
vragen? Bb zo'n rijkdom paste hb niet.
En zorgvuldig waakte hb er voor, dat
hb zbn geheim niet prijsgaf.
De maanden verhepen. Steeds meer
ging hb in haar op. Al sprak hb haar
nooit alleen, lib zag ze vaak genoeg, en
hij wist, dat hb enkel voor haar leefde.
Hb voelde, dat hb het haar zeggen
moest. Maar hoe? Als er anderen bb
waren, ging dat niet. Op de een of an
dere manier zou hb haar genegenheid
moeten winnen, zonder dat het in het
oog liep. Werkolqk was hb een keer zo
gelukkig, haar iets te kunnen geven,
't Was een eenvoudig tekeningetje, dat
hb ook aan haar bet zien. Ze voïid het
aardig. „Wil je 't soms hebben?" had
hb gevraagd, en ze had het aangenomen.
Dat hb het voor haar getekend had
hb wist, waarin ze belang stelde kon
niemand vermoeden. Van toen af was
er in de wereld van zbn jongensdromen
iets veranderd. Tot dusver was hb uit
sluitend opgegaan in zbn liefde voor
haar. Te voelen, dat hb haar geheel
toebehoorde, was abes wat hb begeerde.
Altbd had hb haar beeld voor zich ge
zien, zoals je kbkt naar een schilderij,
dat je bewondert, maar dat bhjft waar
het is. Nu echter begon hb te verlangen
naar wederliefde. Dat merkte hb, toen
hb haar eens op een afstand op het
drukke badstrand zag staan, met de
hand boven de ogen turend in de rich
ting waar hb zich bevond. Zqn hart
voelde hb kloppen bb de gedachte: „O,
als ze nu eens verlangend naar mb
stond te kbken
De feestdag kwam, waarop hb ze,
naar hb hoopte, zou kunnen spreken.
Maar hq troi het slecht, ze scheen on
bereikbaar. De hele dag door hetzelfde
troepje jongens en meisjes, van beiden
evenveel, 't Leek wel afgesproken werk.
Hq kon er niet tussen komen.
's Avonds verried het felle licht van
een fiets, dat Tootje en Hans met de
arm om elkaar een stille zq'weg in
sloegen. Hb wist genoeg. Zqn geluk lag
aan scherven. Maar zqn liefde niet. Na
een week van bitter leed kwam hb tot
bezinning. Hq had haar gelukkig willen
Vrijdag 25 Mei 1951
T ZEEUWSCh WEEKEND
Pagina 3
„Effies verzinne juffrouwwel hoe
is 't mogelijk, dat ik daar niet om denk.
Ze is precies op dezelfde dag geboren
as onze Dina. (Dat is de laatste tante,
die in April van school ging). En nou,
onze Dina was krek zeven toen d'n deu-
ze gehore wier en nou is Dina net veer
tien geworre in Maart reken uwes nou
zellef maar naDe opdracht is ge
lukkig niet te moeihjk voor een school
juffrouw en aldus voorzien van de no
dige gegevens kan ik afzwaaien met
mbn nieuwe pupil, 'k Vraag haar of ze
wel achter op mqn fiets durft. Juichend
bevestigt Riekje: „Tuurlijk, 'k zit orq-
mers bq me vader ook altqd achterop",
'k Hef dus Riekje op haar zetel en geef
juffrouw Vermey een afscheidszwaai en
dan gaan we. Het moet nog een beetje
kalmpjes aan, wql er nog al wat hoog
ten en afgronden en smalle paadjes zqn
op mqn schoolgang. Riekje houdt me
stevig bq mqn manteleeintuur beet. Ze
neemt toch het zekere maar voor het
onzekere. Opeens een ruk aan mqn cein
tuur. Dit blijkt een inleiding op conver
satie te zijn. „Juffrouw, ik ken al leze...
al een heel boek! „Mqn hoold draait een
kwartslag om, maar ik probeer toch
nog vóór me uit te zien op het gevaar
lijke pad. Zo, het oog naar voren en het
oor naar achter gewend, figuurhjk dan,
beantwoord ik deze mededeling. „Fqn
Fiekje, dan heb je op school al goed je
best gedaan." „Doe ik altbd", zegt
m'n nieuwelingetje zielstevree. Maar
deze tevredenheid slaat even mqn
spraaklust weg.
eer een ruk aan mijn ceintuur. „Juf
frouw, me zussic is bq tante in de stad.
Ik ben liever bb opoe." „Ja", beaam
Beste Neef,
Je vraagt mq mqn gedachten te geven
over het veel besproken boek van Thqs
Booy, „Kerk en Jeugd", waar zowat alle
kranten over schrijven.
Nu, ik moet je eerlijk bekennen, dat
ik het boek nog niet gelezen had, toen
je mb dat vroeg. Ik moest het eerst
aansehaffen en nu wil ik je er wel wat
over vertellen. Want het hoek geeft stof
genoeg om er meerdere brieven over te
schrqven.
Nu wil ik beginnen met je eerst te
schrijven, dat het boek me een beetje
tegengevallen is. Het is verschrikkelqk
eenzqdig en geëxalteerd. Ik kan mq
best voorstellen, dat een groepje jonge
lui, wanneer ze onder elkander aan het
praten zqn, op een dergelijke manier
tegen elkaar aan het opscheppen zqn.
Maar men schrijft op een dergelijke
manier toch geen boek! Wanneer je een
boek gaat schrqven, dat stel ik mij ten
minste zo voor, zit je alleen in je kamer
en begint eerst eens met heel rustig en
grondig de stof te overwegen, te schif
ten, en kritisch te bekqken en wanneer
je een paar bladzqden, of een hoofdstuk
klaar hebt, lees je en herlees je wat
ik enthousiast, „dan kun je fijn met je
tantes spelen." „Nee ik speel met
Dina en Jaantje." En dat zijn nu
juist haar tantesIk moest net langs
een smal paadje, dus zeg ik alleen „O
Nog een ruk aan mqn ceintuur. „Juf
frouw, heb uwes een vrijer?" Ik vergeet
mqn manieren en zeg ongegeneerd:
„Hé?" terwbl ik, wat levensgevaarlqk
is, probeer om te kijken naar het vracht
je, dat ik achterop genomen heb. Riek
je is niet tevree, ze herhaalt haar vraag:
„Heb uwes een vrqer?" Nu wacht ze
echter op geen antwoord maar gaat
zielsvergenoegd verder: „Ikke wel 'oor.
Alle meisjes bq ons hebbe een vrijer en
ikke krqg haast elleke dag een zuurtje
van 'm".
We zqn net op het plein aangekomen
en ik heb dus geen tqd om de gedachte
uit te werken hoe voordelig het is, om
een vrqer te hebben. Elke dag een zuur
tje, het is niet mis.
Ik plant Riekje maar ineens voor de
baas, die net zqn tuin uitkomt, en ik
vertel hem, dat Riekje de kleindochter
van Juffrouw Vermey is, en dus een
nicht van de jonge Vermeytjes, die reeds
door zqn handen gingen.
Riekje is helemaal niet geïntimideerd
door onze baas, die haar eens aandach
tig opneemt. Hb krqgt er niet veel Üjd
voor, want de jongedame keert zich al
dra naar haar tqdgenoten.
De baas lacht zqn bezadigde glimlach
en voorspelt: „Daar krqgt U wat mee
te stellen, als ik me niet vegis." Ge
laten zeg ik: „U hebt geluk, dat heb ik
al ervaren", en ik ga naar binnen, het
gemis van een vrqer met zuurtjes be
treurende.
je hebt geschreven en gaat aan het
schrappen, verbeteren en omwerken. En
zo komt er op het laatst een boek tot
stand. Maar het lijkt wel of Thijs Booy,
de onbekookte gesprekken van een be
paalde jeugd, nog niet eens van D E
jeugd (ik heb al heel wat jongelui ho
ren vertellen, dat ze hun eigen jeugd
helemaal niet terug vinden in dit boek),
aan het opschrijven is gegaan en dan
de notities, onder al maar méér opwin
ding, al schrijvende nog aardig wat aan
gedikt heeft ook.
Dat is zo mqn indruk, neef. Als je
het anders ziet, schrijf je het me maar
gerust. En verder, vóór ik wat over de
inhoud ga zeggen, moet me ook nog
van het hart, dat die jeugd van vandaag
heus niet anders is, dan de jeugd van
25 jaar geleden, of 50 jaar geleden, of
100 en duizend jaar geleden. Enke jonge
generatie komt in verzet tegen de voor
gaande en handige demagogen, weten
daar uitstekend op te speculeren. Denk
maar eens aan Hitler met zbn „Jugend".
Er is, wat dit betreft niets nieuws on
der de zon. Elke jonge generatie zegt
op haar beurt: wanneer wq in het volle
leven staan en het voor het zeggen heb
ben, zal het beter en anders gaan. Nu,
anders gaat het dikwqls wel, maar in
plaats van beter sléchter. Want nie
mand zal kunnen beweren, dat we er
mee vooruit gegaan zqn in de wereld.
En ik durf, op grond van wat de ge
schiedenis leert en meer nog, op grond
van wat de Bijbel ons zegt, rustig be
weren, dat de jonge generatie van van
daag, waar Thys Booy het zo kwaad
mee heeft, straks, wanneer zq de teu
gels grijpen zal, de wereld weer een
stukje verder het moeras In zal drijven
en op haar beurt een nieuwe generatie
tegenover zich zal vinden, die op haar
beurt weer een Thys Booy zal hebben
om hen weer voor de vierschaar van dié
jeugd te dagen.
Ik zeg met de Prediker: al deze din
gen maken zo moede, dat niemand het
zal kunnen uitspreken. En ook hier is
geen nieuws onder de zon!
Maar de Bqbel leert, dat wanneer
Koning Rehabiam niet meer naar de
wqze raad der ouderen luistert, de man
nen die voor het aangezicht van zqn
vader Salomo gestaan hadden, doch te
rade gaat bq de jongelingen, die met
hem opgewassen zqn, het radicaal mis
gaat en uitloopt op een scheuring van
het Rqk met al de ellende daaraan ver
bonden.
Ik voel wat voor de gewoonte in
Israël, dat niemand vóór zbn dertigste
jaar een publiek ambt mocht vervullen.
Mqn beste nichtjes en neven,
Nu had ik gedacht dat ik deze week
al de brieven kon beantwoorden, maar...
het gaat niet, want dan krijg ik een
beetje ruzie met de andere mqnheren
en mevrouwen, dat ik teveel neem. En
dat zou ik niet graag willen. Er liggen
echter niet zo iieel veel brieven meer
te wachten. Volgende week komt dus
alles klaar en vertel ik jullie wie de
prijzen hebben weggekaapt van deze
keer. Ik eindig nu en groet jullie alle
maal heel hartelijk.
Jullie Tante TRUUS.
Liesbeth M. te Arnemuiden. Wat een
gezellig uitstapje hebben jullie gemaakt.
Het is toch nog wel een heel eindje
fietsen. Maar het is waar, ais het zo
mooi is onderweg geef je daar niet om.
Jammer, dat een boze wind zo vlug al
dat bloesem-mooi verwaaide. Gelukkig,
dat het des avonds zo lang licht is, daar
door kun je een lange dag maken. In
de zomervacantie kun je zeker wel vaak
zulke tochtjes doen? Wim M. te Arne
muiden. Ik vindt het knap werk om zo
veel leuke dingen te verzinnen voor een
jaarvergadering. Maar als ieder het zo
naar de zin heeft, is het ook wel de
De jeugd is er om te ontvangen, te r(j-
pen, ogen en oren de kost te geven en
verder héél bescheiden te zqn. Want ook
vandaag geldt het nog: de meesier, in
zbn wbsheid gist, de leerling, in zbn
waan beslist.
Nu weet ik heel goed, dat ik met dit
oordeel niet in de mode ben en erg
ouderwets zal lbken in menig oog. Maar
dat hindert mb niet. Er wordt genoeg
aan de afgod van de dag geofferd, ik
wens daar niet aan mee te doen, beste
neef. Je moet mb dat maar vergeven. Ik
voel volstrekt niets voor die modegril
van vandaag om jeugd-parlementen in
te richten, jeugd-enquêtes in te stellen,
jeugd-discussieelubs aan het woord te
laten en al dat fraais meer. Wat je er
van opsteekt is niet veel goeds en de
enige indruk die er van aehterbhjft is:
onrijp gedoe van over het paard getilde
jonge mensen. Dat is een modegril van
onze tbd en de meeste mensen slikken
dat maar kritiekloos, zoals alle mode
grillen geïncasseerd worden, zonder er
de toets der kritiek bb aan te leggen.
Dat is, beste neef, wat ik in het alge
meen van dit boek te zeggen heb en nu
wil ik graag volgende keer wat over de
inhoud vertellen. Ben je het niet met
mb eens, schrijf het mb rustig. We blij
ven er niet minder de beste vrinden bjjl
Tot volgende week dus.
Je oom DAAF.
moeite waard hé? Hoe staat het met
je tuin. Groeit het een beetje? Als ik
wat dichterbq woonde, werd jq mb
groenteboer. Heb je het druk met het
onkruid? Winterkoninkje te Kwadeo-
damme. Ik had je de vorige keer al
gemist. Fqn dat je weer present bent.
Moet jq zelf voor het voer van ai die
konijntjes zorgen Dan weet je nu wel,
wat je te doen hebt, want zo'n stel jon
ge diertjes kan wat hebben hoor. Je
wens is nog niet vervuld want we heb
ben nog steeds koud weer. Nog niets
geen weer om eens te fietsen, vind je
wel? Vergeet-mij-nietje te Grqpskerke.
Wat kan ik me dat goed begrijpen, dat
je toen geen zin had om een brief te
schrijven. Kiespqn en brievenschrijven
hoort niet bq elkaar. Laat die andere
plaag er ook maar gauw uithalen, dan
ben je er af. Maar ik kan wel zien, dat
je nu geen kiespqn had toen je de brief
aan mq schreef. Het is zo'n echt ge
zellige lange brief. Ik kan heus geen
poesje gebruiken, want mqn kleine hond
houdt helemaal niet van poesjes. Die
zou hele dagen boos zqn. En dat is ook
al geen pretje, vind je wel? Het zou an
ders wel leuk geweest zqn, als je het
had kunnen brengen, dan hadden we
elkaar eens gezien. Jullie zbn fbn ge-
zien. Ze had gekozen. Ze was gelukkig,
met Hans. Hij moest berusten. En hq
bleef haar liefhebben, zoals hq ze lief-
genad had, op een afstand, zonder dat
zb het wist. Spreken deed hq haar zo
goed als nooit meer, maar telkens op
nieuw zocht hq de strelende pqn van
het wederzien uit de verte. Om dan te
ontdekken, dat ze steeds verder van
hem af kwam te staan. En dieper ver
borg hq zqn geheim.
Wat weerhield hem nu, haar aan te
zien?
Ook hem had de critieke leeftijd over
rompeld. Hq en Annie, vroeger elkaar
volkomen vreemd, vonden elkander, on
verwachts. Toen hq uit die heerhjke
droom ontwaakte, wist hq, dat hq voor
altqd Annie toebehoorde. Dit was een
liefde, die hq tevoren nooit gekend had.
Toch ging hij even aan zichzelf twqfe-
len, toen hq Tootje weer eens zag en
merkte, dat hb nog aitqd van haar hield.
Dat hb nog telkens de begeerte voelde,
ze even te zien. Ze was het liefdesideaal
van zqn jeugd; dat zou hq nooit kunnen
vergeten. Maar die genegenheid zonk in
het niet bq wat hq voor Annie voelde,
en zou daar geen schade aan doen.
Bovendien, ze was van een ander. Ge
rustgesteld leefde hq verder. Tot hq
hoorde zeggen, dat het tussen Tootje
en Hans uit was. Waarom, wist nie
mand. Hans leed er onder, dat was aan
zbn gezicht wel te zien. Had Tootje dan
genoeg van hem? Even flitste het door
zqn hoofd: „Zou ze tochVan dat
ogenblik af was hq op zqn hoede. Eén
onvoorzichtigheid kon het geheim van
zqn jeugd verraden, kon Tootje op de
gedachte brengen, dat hq haar liefhad.
Stel je voor, dat ze iets voor hem ging
voelen. Voor hem, die deze niet meer
hebben mocht. Ook vertrouwde hb zich
zelf niet geheel. De gedachte, dat hij
het meisje van een ander niet mocht
begeren, was hem niet langer tot steun.
Dat hq nog van haar hield, wist hij,
maar niet hoeveel. Nog voelde hb zien
tot haar aangetrokken. Mocht hq zqn
liefde voor Annie in gevaar brengen?
Het gesprek ging nu uitsluitend tus
sen hem en mqnheer Willemsen. Even
kon hq naar haar kijken. Ze liep langs
haar vader, om iets te halen. Wat was
ze mooi! Een paar tellen volgde hq
haar. Tot ze zich .omkeerde, en hij weer
vlug haar vader aankeek. Toen kwam
het ogenblik, dat hq nimmer vergeten
zou. Achter haar vaders stoel bleef ze
staan luisteren naar hun gesprek. Hq
voelde, dat ze hem in de ogen keek,
hem smeekte, haar toch één keertje
aan te kqken, eventjes maarEen
golf van ontroering ging door hem heen.
Ineens wist hq het: zqn geheim was
maar een helft. De andere helft hield
zq nu al zoveel jaren zorgvuldig ver
borgen. Wat een verdriet moest ze ge
had hebben. Waarom?
Nog was er geen eind aan het leed.
Hier kwam de verzoeking in haar
zwaarste vorm op hem af. Alles in hem
verlangde om die ene wens van haar
in te willigen. Maar als hq haar nu in
de ogen keek, en daar de weerspiege
ling zag van wat in zqn gelukkige jon
gensjaren zqn leven vulde, dan hq
voelde het dan was hq verloren. Hq
zou ze aanzien, zoals hq haar niet meer
aanzien mocht. Annie had hq trouw be
loofd; ze had zijn liefde. Hoe zwaar zou
hq zich bezondigen, als hq Tootje gaf,
wat alleen Annie toekwam. Zqn gebed
werd verhoord. Met de uiterste inspan
ning hield hij het vol, zqn ogen niet
naar haar op te slaan. Het gesprek met
haar vader ging intussen door. Niemand
merkte iets. Hoe lang hb haar zo te
vergeefs moest laten vragen en wach
ten, heeft hq nooit geweten. Toen ze
eindelqk naar haar plaats terugging,
voelde hb zich uitgeput, gebroken door
verdriet, dat hq aan Tootje niet mocht
en aan Annie niet kon vertellen, en dus
alleen zou moeten dragen, zqn leven
lang.
Dat die avond ook zqn laatste ge
dachte niet naar Annie uitging, maar
naar haar, met wie hb zo innig mede
lijden had, en hq voor haar bad, kon
hq niet zien als ontrouw. Ze was een
stuk van zqn leven geweest. Hq' mocht
voor haar bidden. Ze had het nodig.
Voortaan las hq van dat oude gedicht
nooit meer dan de eerste vier regels,
waarin al hun Hef en leed lag samen
gevat:
Het waren twee conincskinderen.
Si hadden malcander so lief,
Si conden bi malcander niet comen.
Het water was veel te diep.
Al een paar maal had Nel naar moe
der gekeken. Eerst, toen de krant in
haar vingers scheen te trillen, en het
leek, of er tranen in haar ogen stonden.
Daarna, toen ze merkte, dat moe nog
altqd hetzelfde voor zich had. Wat zag
ze toch in dat korte verhaal? Las ze
't opnieuw? Kon ze daar geen afscheid
van nemen Las ze nog wel Haar ogen
waren strak op het papier gevestigd,
maar Nel zag, dat ze verder staarden.
Er lag een bovennatuurlqke glans in.
Vragen durfde Nel niet En moeder zei
niets. Een paar dagen later zocht Nel
tevergeefs naar die krant Zeker ge
bruikt.
In moeders nalatenschap vonden ze,
samengebonden met een gekleurd lint,
de eerste brieven van vader aan moe
der. Daaronder lag, zorgvuldig opgevou
wen, een krantenuitknipsel Toen ze 't
openden, viel er een vergeeld papiertje
uit. Het was een eenvoudig tekeningetje,
dat ze geen van allen ooit gezien had
den. Blijkbaar hoorden die twee dingen
bb elkaar. Maar welk verband er liggen
kon tussen een krantenverhaal en een
prentje, dat een mensenleven ouder
scheen te zqn, is nooit ontsluierd. Moe
der had haar geheim meegenomen.