m Voor onze jonge mensen. HET KRANTENVERHAAL. n. Vrijdag 25 Mei 1951 'T ZEKUWSCH WEEKEND Pagina 2 ^Herinneringen" door Dr J. A. Nederbragt; uitg. C. Blommen- èaal N.V, 's-GravenhageRijs wijk. Zoals wij vorige week beloofd heb ben, zullen wij nu op enige schetsen na der ingaan. Het is niet de bedoeling om de Inhoud van zo'n schets in het kort Mn onze lezerskring mede te delen, maar hier willen we de aandacht op enige speciale herinneringen van de schrijver vestigen. We hebben tevoren heel eenvoudig verteld, hoe schrijver als dertienjarige jongen niet naar de mid delbare school was gestuurd. We hebben waarschijnlijk allemaal wel meege maakt, dat we op oudere leeftijd zeg gen: onze ouders hebben indertijd zus of ao besloten, achteraf bezien is dat toch juist of niet juist geweest. Zo'n be oordeling, mits recht gegeven, is onzes- inziens toegestaan. Ook schrijver heelt zich de vraag gesteld of de indertijd door zijn ouders genomen beslissing wel goed geweest is. „Wat zal ik daartoe na een halve eeuw zeggen?" schrijft hij op pag. 22. Hierop volgen een viertal opmerkingen, waarvan wij er twee gedeeltelijk zullen citeren. „Ten eerste sta ik op het stand punt, dat in het gezin de vader degene is, die voor God de verantwoordelijkheid draagt, die over de opvoeding en de op leiding van het kind beslist". Ten derde De middelbare en de hoge schooi maken de ontwikkelingsgang van de jonge mens gemakkelijker, maar ook zonder haar, kan hij, die ook maar enigszins begaafd is, zichzelf doorzetten, indien zich slechts aan de begaaidheid karakter, wil paart." Van de laatste op merking kunnen wij allen, zowel nlet- als weigestudeerden goede nota nemen. Karakter, begaafdheid en wil zijn hier genoemd en niet ten onrechte. Teveel nog wordt door bovengenoemde groepen op andere factoren gelet. We zouden nog veel over dit opstel kunnen zeggen, maar wij moeten om der ruimte wille hiervan afzien. Ten aanzien van de tweede schets getiteld: „Minister van Karnebeek" zullen we ons beperken tot de opmerking, dat we toentertijd een minister van Buitenlandse Zaken had den, die het roer niet omgooide toen de opinie van de toenmalige geallieerden zich tegen ons land keerde, daar wij weigerden om do Duitse Keizer uit te leveren en daarbij voet bij stuk hielden, en die ook niet toegaf aan „een vraag van imperialisme van onze zuidenburen om een stuk van ons koninkrijk, met name Zeeuwsch-Vlaanderen en Zuid- Dimburg af te staan. Zeer interessant en leerzaam is de schets gewijd aan „de Oude Volkenbond". WD volstaan echter met één citaat te geven, dat naar onze mening de Volken- oond wel te eenzijdig behcht, maar waarvan de Inhoud niet aan dag en uur gebonden uhjkt te zijn. „De aanvang van liet bestaan van de Volkenbond ligt in één van de perioden van haat en wraak, waardoor zich de wereldgeschiedenis, van 's mensen zijde bezien, kenmerkt. Het bekende woord kan op de Bond worden toegepast, dat hb In zonde ont vangen en in ongerechtlgneid geboren is. In de practijk is hij een instrument van nijd en afgunst geworden, die door de staten door de eeuwen heen was toege past, een instrument van politiek der grote staten, waartegenover de invloed van de kleine staten zonder betekenis was." (Pag. 101). Als wb de huidige, soortgehjke, Instellingen als de oude Volkenbond bekbken eh wb denken b.v. aan Nederlands-indië (Indonesia), zeg gen we dan niet met de woorden van de Prediker: „Hetgeen er geweest is, het zelfde zal er zbn, en hetgeen er gedaan is, hetzelfde zal er gedaan worden, zo dat er niets nieuws is onder de zon!". CPred. 1:9). Nog een andere schets kiezen wb uit om enige kanttekeningen te maken, al „Vrienden van Genève". In alwqking van onze gewone begrip vriend, heeit schrbver ook Cordier, Parel, Viret en Calvbn tot zbn vrienden gerexend. Voor deze opvatting verwijst hb naar de Ro meinse geschiedschrijver aallus ti us, die, in het Nederlands vertaald, schrijft: het zelfde te willen en hetzelfde niet ie wil len, dat is de ware vriendschap. In zbn, wb zouden het kunnen noemen: In Me- moriam Calvbn, staat schrbver even stil bb de terechtstelling (brandstapel) van Michel Servet, (pag. 114). Als bekend mag verondersteld worden dat ook Cal vbn voor de dood van Servet was, al hoewel niet door het vuur, maar door het zwaard, zoals schrbver ook opmerkt. Aan het slot van dit Calvbngewbde ge deelte staat, nadat eerst een zestal op merkingen gemaakt zbn n.a.v. de ver branding van Stervet, en welke opmer kingen wb als pro-Calvqn kunnen be schouwen, wb moeten met het ganse Calvinisme deemoed bewbzen om deze Protestantse brandstapel" (pag. 114). Volgens het groot Nederlands woordenboek van Van Dale moet onder het woord „deemoed" worden verstaan: stemming van nederige onderworpen heid. Wb menen de hier gebruikte be tekenis van „deemoed bewbzen" te moe ten omschrijven als meer of minder openlbk „schuldbelbden". Maar in dat geval kunnen wb het beslist niet eens zbn met bovenaangehaalde zinsnede. Plet zb ons verre om deze daad van Calvbn d.w.z. zbn instemming betuigen met net ter dood brengen van Kervel, goed te keuren. Maar dit houdt o.t niet in, dat het geheel het Calvisme aange rekend kan worden als één van zbn voormannen een misstap, zelfs een grote misstap, heeft gedaan. De zaak zou an ders liggen, als een van de consequen ties van liet Calvinisme zou zijn, te rechtstellen van niet-Calvinisten. „r zoals de geschiedenis ook al b^..-<-en heeft, is dat niet het geval. Naar ons be kend, is in Nederland niemand om zbn geloof door de Calvinisten terechtge steld. Weliswaar wordt van zekere zbde wel gewezen naar de Gorkumse martelaren, maar dat is tenenenmale onjuist. Deze martelaars zbn het slachtoffer gewor den van een troep ongedisciplineerd# soldaten (aanvoerders) in ruwe oorlogs- tbd, doch dat had niets te maken met het Calvinisme. Tot slot de laatste schets getiteld: „Het grote experiment", welke handelt over Palestina. Zoals bekend, bestaan in Palestina vele nederzettingen, dit toi grondslag hebben de collectivistiscbe of communistische idee. Het communisme is al oud. Reeds „de eerste christenen te Jeruzalem zouden communistische prac- tbken beoefend hebben", (pag. 389). „In later eeuwen vinden we communistische practbkeri in de kloosters; na de refor matie bb secten als die der Wederdo pers". (pag. 390). Schrbver merkt ver der op, dat het merkwaardig is, dat bb vele communistische revoluties altijd Joden betrokken waren. Maar als de Joden teruggekeerd zqn in het eigen land is het communisme niet meer re- volutionnair, maar vreedzaam. Dat de Joden werken kunnen, heeft de staat Israël de laatste tijd wel getoond. Schrbver eindigt dit opstel met te zeg gen, dat het communisme in Palestina „met absolute verwerping van het privaat bezit en zonder de volle erken ning der rechten van het gezin" niet door ons aanvaard kan worden, doch dat wb wel van dit zeer markante systeem wat in Palestina toegepast wordt (in de nederzettingen) veel kun nen leren. In verband met de meer ge hoorde uitspraak dat in de Bijbel com munistische ideeën aan te wijzen zbn, merken vrij op, dat het ons beter voor komt om te zeggen, dat in het commu nisme christehjke ideeën aan te wbzen zqn. Het beste is o.i. echter om in het geheel niet zoiets dergelbks te zeggen, want de Bbbel is niet in stukjes te knip pen. Wb eindigen met de van harte ge meende opmerking: „tolle, lege!" Neem en lees! RIEKIE UIT DE STAD. Het is nu weer mogehjk om, zij het soms over gevaarhjke passages, langs langs de gewone weg naar school te gaan. Dat doe ik dan ook, maar op de hoek van een zb'straatje word ik ge sommeerd af te stappen, door niemand minder dan juffrouw Vermey. Haar kennende moet ieder wel begrijpen, dat ik subiet gehoorzaam. Ze heeft een meiske van een jaar of zeven bb de hand. „Hier juffrouw, ik wou je net een nieuwe leerlinge komme brenge, maar ik heb het toch zo druk, as uwes nou dat baantje van me over wil neme, dan weet ik wel, dat ze secuur op school komt". Doodverbaasd vraag ik: „Hoe ter we reld is dat nu mogelbk juffrouw Ver mey? Waar hebt u deze jongedame ge vonden? Is ze met de schoonmaak uit één of ander donker hoekje te voor- schqn gekomen? Ik dacht, dat uw laat ste met April van school is gegaan". Juffrouw Vermey glundert naar alle kanten. „Krek, juffrouw krek, maar dutte is d'r eentje van me dochter uit de stad", en zich tot de kleindochter wendend, word ik voorgesteld: „Kqk nou es Rie- kie, dat is nou Je juffrouw hier". Ik word scherp gemonsterd door jon ge ogen, dat is wel duidehjk. Of ik meeval Juffrouw Vermey zet de conversatie met mb voort, maar vanwege de aan wezigheid van een klein potje met gro te oren, geschiedt dit op hqzondere wq- ze; 'n half woord, 'n gebaar, 'n hoofd knik en tot slot: „Uwes begrijp me welNu dan, als ik het geheimzin nig samenspel van woord, gebaar en knik, goed vertolk, komt het ingewik kelde bericht hierop neer, dat Riekjes moeder een baby verwacht en dat het niet zo goed met haar gaat. Het jonge moedertje heeft wat meer rust nodig. „Kbk juifrouw, d'r benne d'r nog drie onder Riekie, mot uwes wete. Dn nou zegt me dochter, asdat Riekie de groot ste drulcteschopper is. Nou vanzeh, wat doe je as moeder zqnde Ik zeg, ik neem Riekie wel voor een posie. En me andere getrouwde dochter, het d'r ook eentje genome. Dat lucht op, as de helft van 't spul is efle weg is. Wat uIk kqk eens even naar Riekje en ik roep herinneringen te voorschbn aan de tan tes van het wicht, die, ik op m'n hand werklessen had en dan begrijp ik ter dege, dat het wel een heel gróte op- lucnting zal zbn „as de helft van 't spul is effe weg is". Karaktereigen schappen lopen door in de geslachten... Juiirouw Vermey zegt nog eens het druk te hebben, wat wel uitkomt, met een driekwart dozqn mensen en mensjes nog om haar heen, dus zal ik haar taak overnemen en Riekje aan de baas als een tbdelbke gast voorstellen. Nog even vraag ik de noodzakelijke gegevens. Hoe ze precies heet en wanneer ze geboren is. De naam baart niet veel moeite, Hen- drika Bergman, maar de leeftqd ONS KORT VERHAAL De zaak, waarvoor hb kwam, was afgehandeld. Toch voelde Jan nog geen behoefte om heen te gaan. De aarze ling, die hem bekroop toen de bespre king met mbnheer Willemsen aan hem werd opgedragen, was ai spoedig ver drongen door de stille begeerte, die nog altijd ki hem leefde. En nu hb hier zat in de gezellige kamer, waaraan hb jaren geleden reeds met verlangen kon terug denken, wist hb er niet weg te komen. Het gesprek ging voort. Ook mevrouw mengde zich er in, al sprak hb hoofd zakelijk met haar man. Maar hoewel hb hen voortdurend aankeek, hielden zbn ogen, evenals zbn gedachten, zich met heel wat anders bezig. Telkens voelde hb zijn blik opzb glijden naar de plek waar de meisjes zaten. Met moeite bedwong hb zich om Tootje niet aan te zien. Zoals de anderen had hb ook haar gegroet en vluchtig aange keken. Toen hb haar hand in de zbne voelde, trilde er iets in hem, en haastig had hij toegelaten. Nog altbd werd ze hb hear kindernaam genoemd. Al haar neemgenntefi heetten To; bb haar was het Tootje gebleven, 't Paste precies bij heer. Niet vanwege haar gestalte. Keer «kot «wrtjea ueartilje, en dat Joeue karakter! Altbd bad hb haar zo gekend. Hoe lang was 't al geleden, dat hb een eindje mocht fietsen, en toen met opzet langs het deftige huis met de mooie tuin reed? Wat had hb het fijn ge troffen. Op de terugweg zag hb haar vlakbb, in de tuin, waar een gat in de heg nog niet geheel was dichtgegroeid. Niet alleen haar krullekopje, ook haar leuke jurkje kon hb zien. „Dag Tootje" had hb gezegd. Meer niet, bang zich te verraden. Hoe lief had ze teruggegroet, 't Leek, of ze voor hem daar was komen staan. Dat kwam hem echter onwaar- scWjnlbk voor haar moe was in de buurt. Zou ze toen al dertien geweest zbn? Hb dacht van niet. Weer wou hb naar haar kbken. Ze was nu geen kind meer. En de tbd, dat hb met haar broer tje speelde, lag ver achter hem. In zbn verbeelding zag hb het vrolijke troepje meisjes, dat hem inhaalde, een paar jaar later. Allen rijk gekleed, ieder een eigen fiets, de mcesten een horloge. Zelf had hb het een noch het ander. Dat kon er thuis niet af. Hb was op weg naar het station, wist niet, hoe laat het was, vroeg het aan Tootje en haar vriendinnen. Nooit vergat hb, boe zb >04 'peau uisezSuu[ 'apusaa uaoya haar ingehaald had, en toen haar hor loge uit haar ceintuur trok. 't Was of ze allen in de steek bet om het hem te verteüen. Ook toen trof hem de lieve blik, waarmee ze hem aankeek. Was ze aheen geweest, lüj had ze even aan de praat gehouden. Maar wat zouden haar vriendinnen zeggen, ais hb ze langer ophield? Wat een plagerqen had een meisje op de lagere school te verduren gehad, omdat ze met hem had staan babbelen? Dat mocht hb Tootje in geen geval aandoen. Ze zou geen leven heb ben, als ze alles wisten. Trof hb ze toch maar eens alleen. Hoe graag wou hb haar verteben, wat er in zqn hart omging. Dat hb van haar hield, zoals geen ander op de wereld zou kunnen liefhebben. Maar mocht hb dat? Hoe kon hb, de eenvoudige jongen, haar ooit vragen? Bb zo'n rijkdom paste hb niet. En zorgvuldig waakte hb er voor, dat hb zbn geheim niet prijsgaf. De maanden verhepen. Steeds meer ging hb in haar op. Al sprak hb haar nooit alleen, lib zag ze vaak genoeg, en hij wist, dat hb enkel voor haar leefde. Hb voelde, dat hb het haar zeggen moest. Maar hoe? Als er anderen bb waren, ging dat niet. Op de een of an dere manier zou hb haar genegenheid moeten winnen, zonder dat het in het oog liep. Werkolqk was hb een keer zo gelukkig, haar iets te kunnen geven, 't Was een eenvoudig tekeningetje, dat hb ook aan haar bet zien. Ze voïid het aardig. „Wil je 't soms hebben?" had hb gevraagd, en ze had het aangenomen. Dat hb het voor haar getekend had hb wist, waarin ze belang stelde kon niemand vermoeden. Van toen af was er in de wereld van zbn jongensdromen iets veranderd. Tot dusver was hb uit sluitend opgegaan in zbn liefde voor haar. Te voelen, dat hb haar geheel toebehoorde, was abes wat hb begeerde. Altbd had hb haar beeld voor zich ge zien, zoals je kbkt naar een schilderij, dat je bewondert, maar dat bhjft waar het is. Nu echter begon hb te verlangen naar wederliefde. Dat merkte hb, toen hb haar eens op een afstand op het drukke badstrand zag staan, met de hand boven de ogen turend in de rich ting waar hb zich bevond. Zqn hart voelde hb kloppen bb de gedachte: „O, als ze nu eens verlangend naar mb stond te kbken De feestdag kwam, waarop hb ze, naar hb hoopte, zou kunnen spreken. Maar hq troi het slecht, ze scheen on bereikbaar. De hele dag door hetzelfde troepje jongens en meisjes, van beiden evenveel, 't Leek wel afgesproken werk. Hq kon er niet tussen komen. 's Avonds verried het felle licht van een fiets, dat Tootje en Hans met de arm om elkaar een stille zq'weg in sloegen. Hb wist genoeg. Zqn geluk lag aan scherven. Maar zqn liefde niet. Na een week van bitter leed kwam hb tot bezinning. Hq had haar gelukkig willen Vrijdag 25 Mei 1951 T ZEEUWSCh WEEKEND Pagina 3 „Effies verzinne juffrouwwel hoe is 't mogelijk, dat ik daar niet om denk. Ze is precies op dezelfde dag geboren as onze Dina. (Dat is de laatste tante, die in April van school ging). En nou, onze Dina was krek zeven toen d'n deu- ze gehore wier en nou is Dina net veer tien geworre in Maart reken uwes nou zellef maar naDe opdracht is ge lukkig niet te moeihjk voor een school juffrouw en aldus voorzien van de no dige gegevens kan ik afzwaaien met mbn nieuwe pupil, 'k Vraag haar of ze wel achter op mqn fiets durft. Juichend bevestigt Riekje: „Tuurlijk, 'k zit orq- mers bq me vader ook altqd achterop", 'k Hef dus Riekje op haar zetel en geef juffrouw Vermey een afscheidszwaai en dan gaan we. Het moet nog een beetje kalmpjes aan, wql er nog al wat hoog ten en afgronden en smalle paadjes zqn op mqn schoolgang. Riekje houdt me stevig bq mqn manteleeintuur beet. Ze neemt toch het zekere maar voor het onzekere. Opeens een ruk aan mqn cein tuur. Dit blijkt een inleiding op conver satie te zijn. „Juffrouw, ik ken al leze... al een heel boek! „Mqn hoold draait een kwartslag om, maar ik probeer toch nog vóór me uit te zien op het gevaar lijke pad. Zo, het oog naar voren en het oor naar achter gewend, figuurhjk dan, beantwoord ik deze mededeling. „Fqn Fiekje, dan heb je op school al goed je best gedaan." „Doe ik altbd", zegt m'n nieuwelingetje zielstevree. Maar deze tevredenheid slaat even mqn spraaklust weg. eer een ruk aan mijn ceintuur. „Juf frouw, me zussic is bq tante in de stad. Ik ben liever bb opoe." „Ja", beaam Beste Neef, Je vraagt mq mqn gedachten te geven over het veel besproken boek van Thqs Booy, „Kerk en Jeugd", waar zowat alle kranten over schrijven. Nu, ik moet je eerlijk bekennen, dat ik het boek nog niet gelezen had, toen je mb dat vroeg. Ik moest het eerst aansehaffen en nu wil ik je er wel wat over vertellen. Want het hoek geeft stof genoeg om er meerdere brieven over te schrqven. Nu wil ik beginnen met je eerst te schrijven, dat het boek me een beetje tegengevallen is. Het is verschrikkelqk eenzqdig en geëxalteerd. Ik kan mq best voorstellen, dat een groepje jonge lui, wanneer ze onder elkander aan het praten zqn, op een dergelijke manier tegen elkaar aan het opscheppen zqn. Maar men schrijft op een dergelijke manier toch geen boek! Wanneer je een boek gaat schrqven, dat stel ik mij ten minste zo voor, zit je alleen in je kamer en begint eerst eens met heel rustig en grondig de stof te overwegen, te schif ten, en kritisch te bekqken en wanneer je een paar bladzqden, of een hoofdstuk klaar hebt, lees je en herlees je wat ik enthousiast, „dan kun je fijn met je tantes spelen." „Nee ik speel met Dina en Jaantje." En dat zijn nu juist haar tantesIk moest net langs een smal paadje, dus zeg ik alleen „O Nog een ruk aan mqn ceintuur. „Juf frouw, heb uwes een vrijer?" Ik vergeet mqn manieren en zeg ongegeneerd: „Hé?" terwbl ik, wat levensgevaarlqk is, probeer om te kijken naar het vracht je, dat ik achterop genomen heb. Riek je is niet tevree, ze herhaalt haar vraag: „Heb uwes een vrqer?" Nu wacht ze echter op geen antwoord maar gaat zielsvergenoegd verder: „Ikke wel 'oor. Alle meisjes bq ons hebbe een vrijer en ikke krqg haast elleke dag een zuurtje van 'm". We zqn net op het plein aangekomen en ik heb dus geen tqd om de gedachte uit te werken hoe voordelig het is, om een vrqer te hebben. Elke dag een zuur tje, het is niet mis. Ik plant Riekje maar ineens voor de baas, die net zqn tuin uitkomt, en ik vertel hem, dat Riekje de kleindochter van Juffrouw Vermey is, en dus een nicht van de jonge Vermeytjes, die reeds door zqn handen gingen. Riekje is helemaal niet geïntimideerd door onze baas, die haar eens aandach tig opneemt. Hb krqgt er niet veel Üjd voor, want de jongedame keert zich al dra naar haar tqdgenoten. De baas lacht zqn bezadigde glimlach en voorspelt: „Daar krqgt U wat mee te stellen, als ik me niet vegis." Ge laten zeg ik: „U hebt geluk, dat heb ik al ervaren", en ik ga naar binnen, het gemis van een vrqer met zuurtjes be treurende. je hebt geschreven en gaat aan het schrappen, verbeteren en omwerken. En zo komt er op het laatst een boek tot stand. Maar het lijkt wel of Thijs Booy, de onbekookte gesprekken van een be paalde jeugd, nog niet eens van D E jeugd (ik heb al heel wat jongelui ho ren vertellen, dat ze hun eigen jeugd helemaal niet terug vinden in dit boek), aan het opschrijven is gegaan en dan de notities, onder al maar méér opwin ding, al schrijvende nog aardig wat aan gedikt heeft ook. Dat is zo mqn indruk, neef. Als je het anders ziet, schrijf je het me maar gerust. En verder, vóór ik wat over de inhoud ga zeggen, moet me ook nog van het hart, dat die jeugd van vandaag heus niet anders is, dan de jeugd van 25 jaar geleden, of 50 jaar geleden, of 100 en duizend jaar geleden. Enke jonge generatie komt in verzet tegen de voor gaande en handige demagogen, weten daar uitstekend op te speculeren. Denk maar eens aan Hitler met zbn „Jugend". Er is, wat dit betreft niets nieuws on der de zon. Elke jonge generatie zegt op haar beurt: wanneer wq in het volle leven staan en het voor het zeggen heb ben, zal het beter en anders gaan. Nu, anders gaat het dikwqls wel, maar in plaats van beter sléchter. Want nie mand zal kunnen beweren, dat we er mee vooruit gegaan zqn in de wereld. En ik durf, op grond van wat de ge schiedenis leert en meer nog, op grond van wat de Bijbel ons zegt, rustig be weren, dat de jonge generatie van van daag, waar Thys Booy het zo kwaad mee heeft, straks, wanneer zq de teu gels grijpen zal, de wereld weer een stukje verder het moeras In zal drijven en op haar beurt een nieuwe generatie tegenover zich zal vinden, die op haar beurt weer een Thys Booy zal hebben om hen weer voor de vierschaar van dié jeugd te dagen. Ik zeg met de Prediker: al deze din gen maken zo moede, dat niemand het zal kunnen uitspreken. En ook hier is geen nieuws onder de zon! Maar de Bqbel leert, dat wanneer Koning Rehabiam niet meer naar de wqze raad der ouderen luistert, de man nen die voor het aangezicht van zqn vader Salomo gestaan hadden, doch te rade gaat bq de jongelingen, die met hem opgewassen zqn, het radicaal mis gaat en uitloopt op een scheuring van het Rqk met al de ellende daaraan ver bonden. Ik voel wat voor de gewoonte in Israël, dat niemand vóór zbn dertigste jaar een publiek ambt mocht vervullen. Mqn beste nichtjes en neven, Nu had ik gedacht dat ik deze week al de brieven kon beantwoorden, maar... het gaat niet, want dan krijg ik een beetje ruzie met de andere mqnheren en mevrouwen, dat ik teveel neem. En dat zou ik niet graag willen. Er liggen echter niet zo iieel veel brieven meer te wachten. Volgende week komt dus alles klaar en vertel ik jullie wie de prijzen hebben weggekaapt van deze keer. Ik eindig nu en groet jullie alle maal heel hartelijk. Jullie Tante TRUUS. Liesbeth M. te Arnemuiden. Wat een gezellig uitstapje hebben jullie gemaakt. Het is toch nog wel een heel eindje fietsen. Maar het is waar, ais het zo mooi is onderweg geef je daar niet om. Jammer, dat een boze wind zo vlug al dat bloesem-mooi verwaaide. Gelukkig, dat het des avonds zo lang licht is, daar door kun je een lange dag maken. In de zomervacantie kun je zeker wel vaak zulke tochtjes doen? Wim M. te Arne muiden. Ik vindt het knap werk om zo veel leuke dingen te verzinnen voor een jaarvergadering. Maar als ieder het zo naar de zin heeft, is het ook wel de De jeugd is er om te ontvangen, te r(j- pen, ogen en oren de kost te geven en verder héél bescheiden te zqn. Want ook vandaag geldt het nog: de meesier, in zbn wbsheid gist, de leerling, in zbn waan beslist. Nu weet ik heel goed, dat ik met dit oordeel niet in de mode ben en erg ouderwets zal lbken in menig oog. Maar dat hindert mb niet. Er wordt genoeg aan de afgod van de dag geofferd, ik wens daar niet aan mee te doen, beste neef. Je moet mb dat maar vergeven. Ik voel volstrekt niets voor die modegril van vandaag om jeugd-parlementen in te richten, jeugd-enquêtes in te stellen, jeugd-discussieelubs aan het woord te laten en al dat fraais meer. Wat je er van opsteekt is niet veel goeds en de enige indruk die er van aehterbhjft is: onrijp gedoe van over het paard getilde jonge mensen. Dat is een modegril van onze tbd en de meeste mensen slikken dat maar kritiekloos, zoals alle mode grillen geïncasseerd worden, zonder er de toets der kritiek bb aan te leggen. Dat is, beste neef, wat ik in het alge meen van dit boek te zeggen heb en nu wil ik graag volgende keer wat over de inhoud vertellen. Ben je het niet met mb eens, schrijf het mb rustig. We blij ven er niet minder de beste vrinden bjjl Tot volgende week dus. Je oom DAAF. moeite waard hé? Hoe staat het met je tuin. Groeit het een beetje? Als ik wat dichterbq woonde, werd jq mb groenteboer. Heb je het druk met het onkruid? Winterkoninkje te Kwadeo- damme. Ik had je de vorige keer al gemist. Fqn dat je weer present bent. Moet jq zelf voor het voer van ai die konijntjes zorgen Dan weet je nu wel, wat je te doen hebt, want zo'n stel jon ge diertjes kan wat hebben hoor. Je wens is nog niet vervuld want we heb ben nog steeds koud weer. Nog niets geen weer om eens te fietsen, vind je wel? Vergeet-mij-nietje te Grqpskerke. Wat kan ik me dat goed begrijpen, dat je toen geen zin had om een brief te schrijven. Kiespqn en brievenschrijven hoort niet bq elkaar. Laat die andere plaag er ook maar gauw uithalen, dan ben je er af. Maar ik kan wel zien, dat je nu geen kiespqn had toen je de brief aan mq schreef. Het is zo'n echt ge zellige lange brief. Ik kan heus geen poesje gebruiken, want mqn kleine hond houdt helemaal niet van poesjes. Die zou hele dagen boos zqn. En dat is ook al geen pretje, vind je wel? Het zou an ders wel leuk geweest zqn, als je het had kunnen brengen, dan hadden we elkaar eens gezien. Jullie zbn fbn ge- zien. Ze had gekozen. Ze was gelukkig, met Hans. Hij moest berusten. En hq bleef haar liefhebben, zoals hq ze lief- genad had, op een afstand, zonder dat zb het wist. Spreken deed hq haar zo goed als nooit meer, maar telkens op nieuw zocht hq de strelende pqn van het wederzien uit de verte. Om dan te ontdekken, dat ze steeds verder van hem af kwam te staan. En dieper ver borg hq zqn geheim. Wat weerhield hem nu, haar aan te zien? Ook hem had de critieke leeftijd over rompeld. Hq en Annie, vroeger elkaar volkomen vreemd, vonden elkander, on verwachts. Toen hq uit die heerhjke droom ontwaakte, wist hq, dat hq voor altqd Annie toebehoorde. Dit was een liefde, die hq tevoren nooit gekend had. Toch ging hij even aan zichzelf twqfe- len, toen hq Tootje weer eens zag en merkte, dat hb nog aitqd van haar hield. Dat hb nog telkens de begeerte voelde, ze even te zien. Ze was het liefdesideaal van zqn jeugd; dat zou hq nooit kunnen vergeten. Maar die genegenheid zonk in het niet bq wat hq voor Annie voelde, en zou daar geen schade aan doen. Bovendien, ze was van een ander. Ge rustgesteld leefde hq verder. Tot hq hoorde zeggen, dat het tussen Tootje en Hans uit was. Waarom, wist nie mand. Hans leed er onder, dat was aan zbn gezicht wel te zien. Had Tootje dan genoeg van hem? Even flitste het door zqn hoofd: „Zou ze tochVan dat ogenblik af was hq op zqn hoede. Eén onvoorzichtigheid kon het geheim van zqn jeugd verraden, kon Tootje op de gedachte brengen, dat hq haar liefhad. Stel je voor, dat ze iets voor hem ging voelen. Voor hem, die deze niet meer hebben mocht. Ook vertrouwde hb zich zelf niet geheel. De gedachte, dat hij het meisje van een ander niet mocht begeren, was hem niet langer tot steun. Dat hq nog van haar hield, wist hij, maar niet hoeveel. Nog voelde hb zien tot haar aangetrokken. Mocht hq zqn liefde voor Annie in gevaar brengen? Het gesprek ging nu uitsluitend tus sen hem en mqnheer Willemsen. Even kon hq naar haar kijken. Ze liep langs haar vader, om iets te halen. Wat was ze mooi! Een paar tellen volgde hq haar. Tot ze zich .omkeerde, en hij weer vlug haar vader aankeek. Toen kwam het ogenblik, dat hq nimmer vergeten zou. Achter haar vaders stoel bleef ze staan luisteren naar hun gesprek. Hq voelde, dat ze hem in de ogen keek, hem smeekte, haar toch één keertje aan te kqken, eventjes maarEen golf van ontroering ging door hem heen. Ineens wist hq het: zqn geheim was maar een helft. De andere helft hield zq nu al zoveel jaren zorgvuldig ver borgen. Wat een verdriet moest ze ge had hebben. Waarom? Nog was er geen eind aan het leed. Hier kwam de verzoeking in haar zwaarste vorm op hem af. Alles in hem verlangde om die ene wens van haar in te willigen. Maar als hq haar nu in de ogen keek, en daar de weerspiege ling zag van wat in zqn gelukkige jon gensjaren zqn leven vulde, dan hq voelde het dan was hq verloren. Hq zou ze aanzien, zoals hq haar niet meer aanzien mocht. Annie had hq trouw be loofd; ze had zijn liefde. Hoe zwaar zou hq zich bezondigen, als hq Tootje gaf, wat alleen Annie toekwam. Zqn gebed werd verhoord. Met de uiterste inspan ning hield hij het vol, zqn ogen niet naar haar op te slaan. Het gesprek met haar vader ging intussen door. Niemand merkte iets. Hoe lang hb haar zo te vergeefs moest laten vragen en wach ten, heeft hq nooit geweten. Toen ze eindelqk naar haar plaats terugging, voelde hb zich uitgeput, gebroken door verdriet, dat hq aan Tootje niet mocht en aan Annie niet kon vertellen, en dus alleen zou moeten dragen, zqn leven lang. Dat die avond ook zqn laatste ge dachte niet naar Annie uitging, maar naar haar, met wie hb zo innig mede lijden had, en hq voor haar bad, kon hq niet zien als ontrouw. Ze was een stuk van zqn leven geweest. Hq' mocht voor haar bidden. Ze had het nodig. Voortaan las hq van dat oude gedicht nooit meer dan de eerste vier regels, waarin al hun Hef en leed lag samen gevat: Het waren twee conincskinderen. Si hadden malcander so lief, Si conden bi malcander niet comen. Het water was veel te diep. Al een paar maal had Nel naar moe der gekeken. Eerst, toen de krant in haar vingers scheen te trillen, en het leek, of er tranen in haar ogen stonden. Daarna, toen ze merkte, dat moe nog altqd hetzelfde voor zich had. Wat zag ze toch in dat korte verhaal? Las ze 't opnieuw? Kon ze daar geen afscheid van nemen Las ze nog wel Haar ogen waren strak op het papier gevestigd, maar Nel zag, dat ze verder staarden. Er lag een bovennatuurlqke glans in. Vragen durfde Nel niet En moeder zei niets. Een paar dagen later zocht Nel tevergeefs naar die krant Zeker ge bruikt. In moeders nalatenschap vonden ze, samengebonden met een gekleurd lint, de eerste brieven van vader aan moe der. Daaronder lag, zorgvuldig opgevou wen, een krantenuitknipsel Toen ze 't openden, viel er een vergeeld papiertje uit. Het was een eenvoudig tekeningetje, dat ze geen van allen ooit gezien had den. Blijkbaar hoorden die twee dingen bb elkaar. Maar welk verband er liggen kon tussen een krantenverhaal en een prentje, dat een mensenleven ouder scheen te zqn, is nooit ontsluierd. Moe der had haar geheim meegenomen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1951 | | pagina 4