GELOOFT GIJ DAT?
r
L
IN DE ZON!
Vrijdag 4 Mei 1951
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
Hoe jonger we zijn, des te meer
verlangen we naar de Lente en
de daaropvolgende zomer. We
kunnen er dan immers op uit
trekken zonder ons „in te pakken"
tegen kou, sneeuw en gladheid.
Wél zal het in ons klimaat meest
al nodig zijn, toch ook 's zomers
een jasje mee te nemen op onze
fietstochten. Vooral als we vroeg
van huis gaan en eerst in de
avond thuiskomen.
Bij voorkeur zullen we op onze
uitstapjes dan een gemakkelijk
zittend, sportief manteltje mee
nemen, waarin we ons ongehin
derd kunnen bewegen. Zo'n man
teltje, dat met één of twee rijen
knopen sluit, en een ruime rug
heeft.
Twee van zulke modellen zijn
hierbij afgebeeld.
K 3845/7. Dit manteltje heeft in
de rug twee platte plooien, die
tot onder de schouder zijn inge-
stikt. De rug valt extra ruim. Op
de zijnaden is een knopengarnering aangebracht Benodigd voor 104 cm.
bovenwijdte c.a. 3 m. stof van 140 cm. breedte.
K 3846/7. Dit manteltje heeft een klokkende rug en eveneens klokken
de voorpanden. Het model is hooggesloten met een dubbele rij knopen.
Ter opluistering kan onder de kraag een vlotte shawl worden gedragen.
Benodigd voor 90 cm. bovenwijdte c.a. 2.75 m. stof van 140 c.m. breedte.
Patronen van deze modellen zijn f 0.95 bij „Bella", Patronen Service,
Kromme Nieuwe Gracht 66, Utrecht, te bestellen.
K 3845/7 is verkrijgbaar voor 96, 104 en 110 cm. bovenwijdte, K 3846/7
voor 90, 96 en 102 cm. bovenwijdte.
„Dat lijkt me niet juist, Eminentie.
Het zal juist een verkeerde uitwerking
hebben en een oproer kunnen bevor
deren" zegt Adriaan Jooszn. bedacht
zaam.
„Niets zeggen en niets doen! Dat is
het beste, Eminentie!" vult Claeszn aan.
„Maar dan ben ik zonder hulp en
bescherming in de Abdij. Dat kan niet!
Ik zal u ter verantwoording laten roe
pen!" dreigt De Castro.
„Dat zal niet nodig zijn. Er gebeurt
immers toch niets? Wees gerust, Emi
nentie!" sussen de Burgemeesters.
't Blijkt echter, dat de Castro beter
op de hoogte is dan de Burgemeesters...
Nicolaas de Castro is als eerste Bis
schop in de Zeeuwse hoofdstad nooit
een welkome gast geweest.
„Hij is ons van hogerhand opgedron
gen!" is het oordeel der Zeeuwen en
dat zegt al genoeg.
Hij is geen Zeeuw, maar staat bekend
als protégé van Kardinaal Granvelle,
wiens naam voor velen een onaan
gename klank heeft en het bloed aan
het gisten brengt.
Bisschop de Castro schijnt de gave
niet te hebben zich populair te maken.
Hij wordt in deze onrustige tijd de
zondebok. Hij is dan ook de incarnatie
van een regime, dat men begint te
haten.
Hij de hoogst geplaatste en eerste
man van Zeeland staat het eerst en
het meest bloot aan de aanvallen van
een gewijzigde volksopinie, die het bui
gen en knielen heeft verleerd en als
beschuldiger begint op te treden.
Zo wordt de Bisschop er o.a. van be
schuldigd in de Bibliotheek van de Abdij
„een seker rolleken" te hebben, daar-
inne geschreven zouden sijn, wel 300
poorters, genoteert als heretieken.
Met andere woorden: een lijst van
„Ketters".
Ook vertelt men in Middelburgs
straten, dat de Bisschop vreemd krijgs
volk heeft aangenomen, om zich zelf
en het convent te beschermen.
Dit gerucht veroorzaakt grote dei
ning.
Er ontstaan volksoplopen voor de
poort der Abdij en men schreeuwt:
„Wij willen deze Bisschop niet meer!"
Op het Stadhuis voelt men onraad.
Als de bode Anthonie Janszn
Rooyaert rapporteert: „dat een grote
1
1
Mijn beste nichtjes en neven,
Vorige week, toen het zulk mooi weer
was, heb lk even gedacht: „Zou ik wel
weer nieuwe raadsels opgeven? Mijn
nichtjes en neven gaan nu veel liever
bulten spelen". Maar nu is het zulk
koud en guur weer, dat je vanzelf weer
binnen blijft en dan Is het wel prettig
om wat te doen te hebben. Daarom vin
den jullie weer nieuw werk aan de win
kei. Nu eerst maar eens vertellen, dat
dit keer de gelukkigen zijn:
Zwaluwtje te Serooskerke,
Haasje te Serooskerke, en
Ton K. te Wemeldlnge.
Zo, dat goede nieuws ls weer verteld.
Ik ga nu ook eindigen met dit praatje.
Veel groeten voor allemaal van jullie
TANTE TRUTJS.
Wim W. te Serooskerke. Jullie kun
nen ln Serooskerke haast wel een raad-
selfamillekrtng gaan vormen, want ik
heb nog al wat nichtjes en neefjes daar
ln de buurt. Kennen jullie elkaar alle
maal? Ja zeker. Als ik weer eens door
Serooskerke kom, zal ik in haast alle
straten naar jullie adressen kijken. Wat
hebben jullie veel van die leuke kleine
diertjes. Is er nog geen kuikentje dood
Jammer dat Bram al dadelijk thuis
moest blijven. Hoe ls het nu met hem?
Ton K. te Wemeldlnge. Hoe gaat het
met je konijntjes? Je hebt heel wat te
doen, als je er zelf eten voor gaat zoe
ken, want ik geloof dat ze nogal heel
wat naar binnen werken. Ja, ik vind
het nu buiten ook zo mooi. Terwijl ik
al deze brieven schrijf, neem ik er toch
af en toe een half minuutje van om naar
buiten te kijken naar een paar pere
boompjes, die volop in bloei staan. Jam
mer dat dit bloesemfeest maar zo kort
duurt. Vadersknechtje te Aagtekerke.
Ik kan me goed begrijpen, dat je het zo
f"n vond om mee naar de veiling te
mogen. Daar is het altijd zo gezellig
druk. Maar nu je weer bezig bent als
menigte binnen de poort is gekomen en
de Abdij is binnengetrokken", groeit de
angst.
„Heb je ze gezien, Rooyaert?" infor
meert Burgemeester Claeszn.
„Neen, maar ieder zegt het".
Terwijl ze praten, stuift onaangediend
Schepen Anthonie Brabander binnen.
De Baljuw vergezelt hem.
Ze dringen er op aan, dat de Burger
wacht van Middelburg zal worden op
geroepen.
De Burgemeesters echter volharden
bij hun negatieve houding.
't Is maar dronken stedebodenspraat
en we maken ons sterk, dat er geen
kwaad geschieden zal".
Schepen Brabander is er allesbehalve
over gesticht, dat hij zó wordt afge
scheept.
Toornig vertrekt hij en mompelt bij
de deur: „Verraders!"
Intussen komt een groepje waar
onder een zekere Andries Jacob Aaerzn
en Simon Janszn met geweren op de
schouders, door de straat.
Richting Abdij.
Ze schreeuwen: „Houdt de Abdij goed
in de gaten!" Het zal er nu op aan
komen!"
De Middelburgers gaan overal de
lantaarns uithangen.
't Kan wel eens een rumoerige avond
worden.
Sijmon Janszn met een bloot
„slachtsweert" in de hand roept:
„De Bisschop moet de Abdij uit!"
Het volk begint een dreigende hou
ding aan te nemen en er wordt besloten,
de Abdij te onderzoeken
Om de volkswoede te bezweren, geeft
de Bisschop daartoe verlof.
Een groep mensen wordt binnen ge
laten, die de Abdij gaat onderzoeken.
Geen kamer of gang wordt overge
slagen.
Men vindt echter geen andere per
sonen dan Bisschop's knechten
Geen vreemd volk!
Aanvankelijk tevreden gesteld, ver
trekt, nu er geen onmiddellijk gevaar
dreigt, de menigte naar huis-
Maar wel blijkt de Bisschop, welk
een geest er heerst.
Er is niet veel meer toe nodig, om
het gehate juk van geestelijke tyrannie
en knechting van de schouders te wer
pen.
't Is dan ook het jaar 1566!
A, M. WESSELS.
vaders knecht is het toch ook weer fijn
h" Voor vader scheelt dat toch een
heel stuk in het werk, als jij zo mee
helpt. Ligt die weide ver van jullie
huis? Oranjebloempje te Serooskerke.
Wat zal dat gezellig zijn, dat jullie orgel
spelen. Ik houd zo van muziek. Je mag
toch zeker nog niet zo dikwijls een vers
je spelen? BÊet is nu nog maar beter
om veel oefeningen te spelen. Hoe oud
is dat broertje, dat ook al les heeft?
Annie M. te serooskerke. Vader is goed
op jou hoor om je zomaar een eigen
tuintje te geven. Wat ga je er in zetten
en zaaien? Leuk, dat jij dat cadeautje
mocht geven. Meester was zeker wel
heel blij er mee. Wie had dat alles zo
goed bedacht? Liesbeth M. te Arnemui-
den. Wat was dat een lang feest van
die meisjes. Ik denk dat er de andere
dag heel wat slaperige meisjes waren
bij jullie. Nu hoef ik niet te vragen of
het erg gezellig was, want als het niet
gezellig is, ga je wel gauwer naar huis.
Maar bij jullie thuis was het die ene
keer ook een groot feest met dat kroon
jaar. Hoeveel zullen er dan wel komen
als hij eens vijf en twintig wordt. Jij
hebt, net als ik, genoten van het mooie
weer. Toch nog maar een vest aandoen
hoor. Wim M. te Arnemuiden. Leuk,
dat je broer de eerste prijs had op het
knapenfeest. Wat was die prijs, een
boek? Jij zat hem kort op de hielen
met je punten. Natuurlijk vind ik het
fijn als je me ook de rest vertelt. Was
die samenspraak lang? Zwaluwtje te
Serooskerke. In April was er heel wat
bij jullie. Twee jarigen en een voor het
eerst naar school. Hoe vindt broer het
in school? Fijn dat moeder al klaar is
met de schoonmaak. Heb jij goed ge
holpen? Ja, ik moet er altijd een mid
dagje voor afnemen om brieven aan
jullie te schrijven, maar ik kom toch
ook wel op tijd klaar hoor. Kom jij
anders helpen! Hoeveel versjes staan
er al in je poezie-album Dat is toch
gemakkelijk als je een raadselnicht zo
dicht in de buurt hebt. Na was je weer
fijn geholpen met de krant. De kousen
al af? Roodborstje te Wolphaartsdijk.
Nou dat is wat moois hoor om mij voor
je knikkers haast in de steek te laten.
Gelukkig dat het nog maar haast was
en niet echt. Wat ben jij knap in het
knikkeren. Hoeveel heb je er nu bij el
kaar? Fijn, dat je zo'n goed rapport
had. Heb je in Goes nog iemand achter
een stapel brieven zien zitten? Dat ben
ik vast geweest.
De oplossingen zijn:
I. Spreeuw.
II. Een ezel, want die wordt grijs
geboren.
HL Met Romeinse cijfers. XXXV.
Nieuwe raadsels.
L Ingezonden door Oranjebloempje
te Serooskerke.
Wie kan van zes lucifers een paardje
maken
n. Ingezonden door Filo Fop te
Oudelande.
Welke vogel kun je uit „streek"
halen?
IIL Ingezonden door Herfstastertje
te 's-Gravenpolder.
Verborgen vaartuigen.
Ik heb Rika een appel gegeven.
Ik ken geen logger dier dan een koe.
In mijn droom zag ik een draak met
zeven koppen.
Het is vandaag bar koud.
Kees kan ons best vertellen, wat hij
van plan is.
Heb j'acht geslagen op hetgeen hij
zei?
De oplossingen kunnen tot Zaterdag
12 Mei met vermelding van voornaam,
naam (ook schuilnaam, als je die hebt),
leeftijd en adres worden gezonden aan
Tante Truus, Redactie Zeeuwsch Week
end te Goes.
Jlpho-hibmexi
In rechtzaken moet men nooit zijn
gezonde mensenverstand, doch uitslui
tend een jurist raadplegen.
Die nooit gebrek geleden heeft is zon
der vreugde.
Het is geen schande gescherst te heb
ben, maar wel er niet bijtijds mee te
hebben opgehouden.
Er heerst een ongelooflijke overschat
ting van datgene, wat opvoeding kan
bewerken. Te grote opvoedbaarheid be
tekent zwakte van karakter.
Populariteit is voor menigeen de ge
rechte straf voor het verraad, dat hij
heeft gepleegd aan zijn God of zijn ide
aal.
Niets wordt zo duur betaald als de
moed hardop te zeggen, wat ieder in
stilte bij zichzelf denkt.
Hoe zelden kan men zich geheel aan
een mens geven! Zo vaak heb ik in mijn
leven ondervonden, dat ik voor de één
slechts deze, voor de ander slechts die
zijde van mijn geestelijke persoonlijk
heid kon openen; dat, zo vaak ik met
deze of gene omging, om zo te zeggen
slechts één bepaald register zich open
de, maar de geheele claviatuur stom
bleef.
Om
1-atnitLMad
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGBLAD
van Vrijdag 4 Mei 1951 No. 1855
Uitgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V.
Goes
euu/scH
u/eexem
UIT DE SCHRIFT
De letterkundige Willem Kloos, steekt
in één zijner letterkundige opstellen, de
draak met het geloof aan de Hemel
vaart van Christus.
Hij vindt het een kinderlijk naieve
voorstelling, zoals de Bijbel ons het ver
haal van deze Hemelvaart geeft. Men
stelle zich voor: Jezus neemt Zijn dis
cipelenkring met zich mee naar de berg,
daar geeft Hij hun Zijn laatste instruc
ties en dan rijst Hij omhoog, zo dat zij
zagen hoè Hij opvoer. Nu druist dat,
volgens Willem Kloos, niet slechts tegen
de wetten der natuur, der zwaarte
kracht bijvoorbeeld in, maar volgens
hem is het ook Christus onwaardig om
het zich zo voor te stellen. Immers, die
opvaart naar boven, veronderstelt in de
eerste plaats, dat de hemel dus boven
de hoofden der discipelen was, maar
hoe heeft men zich dat in te denken
met een al maar draaiende wereldbol?
Bovendien: hoe lang moet die hemel
vaart niet duren, eer Jezus in de hemel
is. Kortom Kloos gelooft er niet aan
en drijft de spot met het verhaal.
Nu was het rondom 1900, toen Kloos
dit schreef. Hij was een kind van de
negentiende eeuw, de eeuw van het ra
tionalisme. Wat zijn verstand niet be
vatten kon, verwierp hij volgens de
mode van die tijd, en Kloos kon zich
niet voorstellen, hoe mensen met een
academische opleiding, zoals predikan
ten toch meestal zijn, zulk een verhaal,
als historisch gebeurd, ieder jaar maar
weer konden opdissen aari hun kerk
publiek.
En zoals Kloos redeneerde, sprak
heel de moderne vrijzinnigheid in die
dagen en vóór die tijd, gedurende een
groot deel der negentiende eeuw.
Die tijd is thans achter de rug.
Het rationalisme heeft afgedaan en
er zullen niet gemakkelijk nog spotters
op literaire katheders, of op vrijzinnige
kansels gevonden worden, die de draak
steken met het orthodoxe geloof in de
wonderen, welke de Bijbel ons mede
deelt.
Zijn we dan na dien zover vooruit
gegaan
Ik geloof niet, dat we die conclusie
trekken mogen.
Trouwens, wie bij de Bijbel leeft, zal
voorzichtig zijn met het gebruiken van
die term over „vóóruit" of „achteruit"
gaan. De wereldgeschiedenis dringt heen
naar de consummatie der tijden, naar 't
punt van volle rijpheid, en wordt be
heerst door de strijd tussen de Geest
en het Beest. In principe is er geen ver
schil tussen de worsteling, die in het
Paradijs begon tussen Vrouwenzaad en
slangenzaad en wat in het laatst der
dagen te zien zal zijn. Het zal zeer ze
ker toenemen in hevigheid, in omvang,
in intensiteit, maar wezenlijk verandert
er niets aan die strijd. En daarom ge
loven we ook niet dat er, na de ineen
storting van het rationalisme, ook maar
iets veranderd is in het karakter, het
wezen van de strijd, tussen de twee
fronten: geloof en ongeloof.
Wat er alleen maar anders is, dat is
de taktiek, de strategie.
Het blijft het doel van het Beest het
Woord krachteloos te maken. Vandaag
even zeer als voor vijftig, en honderd
en duizend en zes duizend jaar.
En waar het dus voor ons maar op
aan komt is, dat wij die veranderde
strategie herkennen. Want, wat wèl
waar is: de listen van de Boze worden
geraffineerder, zó fijn gesponnen op het
laatst, dat tegen de wederkomst van
Christus op aarde het moeilijk zal zijn
het werk van de Geest van dat van het
Beest te onderkennen. Waarom de Hei
land Zijn Kerk ook waarschuwt, door
te zeggen, dat in die tijd, indien het
mogelijk ware, zelfs de uitverkorenen
zouden worden verleid en achter het
Beest zullen aanlopen, denkende, dat
zij de Geest volgen.
Iets daarvan kunnen we vandaag al
zien,
Want men komt tot u niet meer met
de brute loochening van het Bijbelse
verhaal, maar met de opmerking: het
heeft niet het minste belang of liet
allemaal historisch gebeurd is, het kan
best zijn, maar het kan ook best niet
zo zijn. Het kan de Bijbel ook niets
schelen, of gij, wat geschreven staat
historisch, feitelijk opvat en gelooft of
niet. Waar het slechts op aan komt is,
dat gij de diepere zin er van aanvaardt,
dat ge de symboliek verstaat en daar
naar leeft. Of Christus een werkelijk
menselijk lichaam, dan wel een schijn
gestalte heeft gehad, doet immers niets
ter zake? zo redeneert een sterke theo
logische stroming vandaag. Of hij nu
werkelijk ook met 'n menselijk lichaam
in de hemel is, of dat het alles maar
een voorstelling is geweest om aan het
menselijk oog duidelijk te maken, wat
er geestelijk gebeurd is, dat speelt vol
strekt geen rol.
Als men de diepere, de religieuse zin
er maar van gelooft en daar naar leeft.
En als men dan aan de hand der Be
lijdenis van de Kerk, tegen deze rede
nering ingaat, zegt men vandaag niet
meer: die Belijdenis is verouderd, men
wist vier eeuwen nog niet beter. Vol
strekt niet! Men aanvaardt óók die Be
lijdenis weer, alleen maar weer met de
zelfde interpretatie: men moet de „die
pere zin" der bedoelingen onzer vaderen
begrijpen, met wat zij geschreven heb
ben en overigens heeft die Belijdenis
grote waarde, om uit de gedachte-we
reld der vaderen nu verder te bouwen
en de Belijdenis te gaan begrijpen in
het licht van vandaag.
Zo wordt er tegenwoordig gerede
neerd en velen begrijpen nog niet, dat
in wezen, hier precies hetzelfde gedaan
wordt wat Willem Kloos in zijn tijd
deed: het Woord Gods loochenen en
krachteloos maken.
En zo staat de Kerk van onze Hei
land deze week weer geconfronteerd
met het feit van de Hemelvaart en
wordt zij geroepen te belijden wat ze er
De strik brak los en wij zijn vrij gemaakt]
Ps. 124:7, ber.
5 Mei en 10 Mei, dat zijn van die
bekende datums; de laatste dan be
rucht, de eerste befaamd! Ai mij,
die eerste vlaggen, die eerste kinde
renEigenlijk waren we allemaal
kinderen'. Holland vrij, Nederland
vrij! En hoe het toen met die Duit
sers moest, maakte ons nog geen
zorgen.
David zegt in Ps. 124 ook niets
van het lot van degenen, die hem
levend hadden willen verslinden,
maar hij kan niet zwijgen; ztjn her
innering is een loflied en nog
meer!
De HEERE zij geloofd! zingt hij
in vers 6; en in 't slotvers zingt
hij, dat van nu aan altijd God zijn
helper zal zijn!
Twee prachtzaken! De dank en
lof voor Gad, onzen Verlosser; en
het blijven hopen op God!
'tls 5 Mei '51 'fis de 7e maal,
dat wij feesten!
Laat dan het: Geloofd zij de
HEERE! zuiver klinken in lied en
hart! en blijve ook nu ons voorne
men:
„Onze hulp is in de Naam des
Heeren, Die hemel en aarde ge
maakt heeft!"
Wij blijven niet staan bij het na
tionale, wij denken internationaal;
wg hangen niet aan de tijdelijke
bevrijding van '45, wij denken aan
de eeuwige uerlossing. En dan kunt
gij met uw belijdenis van Christus'
hemelvaart veilig zingen: Geloofd
zij de HEERE, Die ons niet heeft
overgegeven tot de dood! Maar
daarbij behoort ook, dat gij buiten
Christus niet kunt.
Hem uasthouden en Hem volgen
is nu het parool! Wie 'tzelf kan,
komt om!
Wie al te hard zingt, vergeet wel
eens het gebed!
Wie zuiver zingt, verliest de eer
bied en de tederheid nooit!
Zingen is goed, maar bidden be
hoort er bij!
De HEERE zij geloofd! Ie vers.
Onze hulp is in de Naam des
HEEREN! 2e vers!
Zo moogt gij uw levenslied laten
klinken, ook op uw laatste dag:
De strik brak los, en ik ben vrij
[gemaakt!
Nieuwdorp. E. BEUKEMA.
van gelooft. En daarin staat zij in pre- JZmJL,
cies dezelfde positie als een halve eeuw JT/pxW-U/LuXCrb
en duizend jaren terug. Zij wordt terug
geworpen op de Belijdenis aangaande
de Hemelvaart van de verhoogde Chris
tus en zij zegt daarvan: „dat wij met
deze Hemelvaart ons vlees in de hemel
tot een zeker pand hebben, dat Hij, als
Hoofd, ons zijn lidmaten ook tot zich
nemen zal. En dat Hij Zijn Geest tot
een tegenpand zendt (Pinksteren) door
Wiens kracht, wij zoeken dat daarboven
is, waar Christus is, zittende ter rech
terhand Gods en niet dat op de aarde
is".
Gelóóft gij dat?
Wie al te lang over iets nadenkt, zal
weinig tot stand brengen.
Het rijkst is, die het armst is aan
begeerten.
In het matigen, niet in het bevredigen
van de begeerten, ligt de vrede.
De oorsprong van alle dingen is klein.
Weersta de beginselen van het kwaad.
HetnefaaakUEied.
De dag der kroningi is gekomen!
O all' gij Vorsten! kust den Zoon!
Hij heeft de heiburcht ingenomen!
De Triumfeerder stijgt ten troon!
Aarde en Hemel galmen!
Sion! van uw psalmen
davert het heelal!
met gejuich der scharen!
met bazuingeschal!
In U verheugt zich thans die Koning,
o Kerk, Zijn uitverkoren Bruid!
Op U, tot eeuw'ge trouwbetooning.
Strooit Hij de gaven zeeg'nend uit!
Vier met Hem victorie
op den dag der glorie
van des menschen Zoon,
op den. dag der kroning
van den Vredekoning,
Priester op Zijn troon!
Laat aarde en hemel zich verbinden,
thans door Zijn bloed verzoend te zaam,
om voor dien Name lof te vinden,
die hooger is dan alle naam!
Van triumfzanggalmen,
van Hosannapsalmen,
davere 't Heelal!
God is opgevaren!
met gejuich der scharen!
met bazuingeschal!
DA COSTA.
Geneesmiddelen komen te laat, wan
neer het door lang uitstel in kracht is
toegenomen.
Het laatste wat men ontdekt, als men
een werk schrijft, is hoe men had moe
ten beginnen.
De praal der begrafenissen geldt meer
de ijdelheid der levenden dan de eer
der gestorvenen.
Begrafenissen zijn eerder een troost
voor de levenden, dan dat ze doden tot
iets dienen.
Tot de bekrompenste mensen behoren
zij, die alles begrijpen.
De mensen verstaan elkander niet:
er zijn minder gekken dan men wel
denkt.
Een verstandig mens bewondert
slechts wat hij begrijpt, de dwaas meest
al, wat hij niet begrijpt.
Nooit over zichzelf tot anderen praten
en met hen alleen over henzelf spreken,
ziedaar de hele kunst van behagen.
Een mens heeft slechts weinig nodig,
en niet eens lang.
Een edelmoedige en vrijwillige beken
tenis ontzenuwt het verwijt en ontwa
pent het onrecht.
De staat, die zich onderhoudt door
buitensporige belastingen, is een soort
Ugolino, die zijn kinderen opeet om hun
een vader te behouden.
Mensen, die weifelen slagen nooit in
hun ondernemingen.
Wantrouw de mensheid, doch nooit
de mens.