GELOOFT GIJ DAT? r L IN DE ZON! Vrijdag 4 Mei 1951 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 Hoe jonger we zijn, des te meer verlangen we naar de Lente en de daaropvolgende zomer. We kunnen er dan immers op uit trekken zonder ons „in te pakken" tegen kou, sneeuw en gladheid. Wél zal het in ons klimaat meest al nodig zijn, toch ook 's zomers een jasje mee te nemen op onze fietstochten. Vooral als we vroeg van huis gaan en eerst in de avond thuiskomen. Bij voorkeur zullen we op onze uitstapjes dan een gemakkelijk zittend, sportief manteltje mee nemen, waarin we ons ongehin derd kunnen bewegen. Zo'n man teltje, dat met één of twee rijen knopen sluit, en een ruime rug heeft. Twee van zulke modellen zijn hierbij afgebeeld. K 3845/7. Dit manteltje heeft in de rug twee platte plooien, die tot onder de schouder zijn inge- stikt. De rug valt extra ruim. Op de zijnaden is een knopengarnering aangebracht Benodigd voor 104 cm. bovenwijdte c.a. 3 m. stof van 140 cm. breedte. K 3846/7. Dit manteltje heeft een klokkende rug en eveneens klokken de voorpanden. Het model is hooggesloten met een dubbele rij knopen. Ter opluistering kan onder de kraag een vlotte shawl worden gedragen. Benodigd voor 90 cm. bovenwijdte c.a. 2.75 m. stof van 140 c.m. breedte. Patronen van deze modellen zijn f 0.95 bij „Bella", Patronen Service, Kromme Nieuwe Gracht 66, Utrecht, te bestellen. K 3845/7 is verkrijgbaar voor 96, 104 en 110 cm. bovenwijdte, K 3846/7 voor 90, 96 en 102 cm. bovenwijdte. „Dat lijkt me niet juist, Eminentie. Het zal juist een verkeerde uitwerking hebben en een oproer kunnen bevor deren" zegt Adriaan Jooszn. bedacht zaam. „Niets zeggen en niets doen! Dat is het beste, Eminentie!" vult Claeszn aan. „Maar dan ben ik zonder hulp en bescherming in de Abdij. Dat kan niet! Ik zal u ter verantwoording laten roe pen!" dreigt De Castro. „Dat zal niet nodig zijn. Er gebeurt immers toch niets? Wees gerust, Emi nentie!" sussen de Burgemeesters. 't Blijkt echter, dat de Castro beter op de hoogte is dan de Burgemeesters... Nicolaas de Castro is als eerste Bis schop in de Zeeuwse hoofdstad nooit een welkome gast geweest. „Hij is ons van hogerhand opgedron gen!" is het oordeel der Zeeuwen en dat zegt al genoeg. Hij is geen Zeeuw, maar staat bekend als protégé van Kardinaal Granvelle, wiens naam voor velen een onaan gename klank heeft en het bloed aan het gisten brengt. Bisschop de Castro schijnt de gave niet te hebben zich populair te maken. Hij wordt in deze onrustige tijd de zondebok. Hij is dan ook de incarnatie van een regime, dat men begint te haten. Hij de hoogst geplaatste en eerste man van Zeeland staat het eerst en het meest bloot aan de aanvallen van een gewijzigde volksopinie, die het bui gen en knielen heeft verleerd en als beschuldiger begint op te treden. Zo wordt de Bisschop er o.a. van be schuldigd in de Bibliotheek van de Abdij „een seker rolleken" te hebben, daar- inne geschreven zouden sijn, wel 300 poorters, genoteert als heretieken. Met andere woorden: een lijst van „Ketters". Ook vertelt men in Middelburgs straten, dat de Bisschop vreemd krijgs volk heeft aangenomen, om zich zelf en het convent te beschermen. Dit gerucht veroorzaakt grote dei ning. Er ontstaan volksoplopen voor de poort der Abdij en men schreeuwt: „Wij willen deze Bisschop niet meer!" Op het Stadhuis voelt men onraad. Als de bode Anthonie Janszn Rooyaert rapporteert: „dat een grote 1 1 Mijn beste nichtjes en neven, Vorige week, toen het zulk mooi weer was, heb lk even gedacht: „Zou ik wel weer nieuwe raadsels opgeven? Mijn nichtjes en neven gaan nu veel liever bulten spelen". Maar nu is het zulk koud en guur weer, dat je vanzelf weer binnen blijft en dan Is het wel prettig om wat te doen te hebben. Daarom vin den jullie weer nieuw werk aan de win kei. Nu eerst maar eens vertellen, dat dit keer de gelukkigen zijn: Zwaluwtje te Serooskerke, Haasje te Serooskerke, en Ton K. te Wemeldlnge. Zo, dat goede nieuws ls weer verteld. Ik ga nu ook eindigen met dit praatje. Veel groeten voor allemaal van jullie TANTE TRUTJS. Wim W. te Serooskerke. Jullie kun nen ln Serooskerke haast wel een raad- selfamillekrtng gaan vormen, want ik heb nog al wat nichtjes en neefjes daar ln de buurt. Kennen jullie elkaar alle maal? Ja zeker. Als ik weer eens door Serooskerke kom, zal ik in haast alle straten naar jullie adressen kijken. Wat hebben jullie veel van die leuke kleine diertjes. Is er nog geen kuikentje dood Jammer dat Bram al dadelijk thuis moest blijven. Hoe ls het nu met hem? Ton K. te Wemeldlnge. Hoe gaat het met je konijntjes? Je hebt heel wat te doen, als je er zelf eten voor gaat zoe ken, want ik geloof dat ze nogal heel wat naar binnen werken. Ja, ik vind het nu buiten ook zo mooi. Terwijl ik al deze brieven schrijf, neem ik er toch af en toe een half minuutje van om naar buiten te kijken naar een paar pere boompjes, die volop in bloei staan. Jam mer dat dit bloesemfeest maar zo kort duurt. Vadersknechtje te Aagtekerke. Ik kan me goed begrijpen, dat je het zo f"n vond om mee naar de veiling te mogen. Daar is het altijd zo gezellig druk. Maar nu je weer bezig bent als menigte binnen de poort is gekomen en de Abdij is binnengetrokken", groeit de angst. „Heb je ze gezien, Rooyaert?" infor meert Burgemeester Claeszn. „Neen, maar ieder zegt het". Terwijl ze praten, stuift onaangediend Schepen Anthonie Brabander binnen. De Baljuw vergezelt hem. Ze dringen er op aan, dat de Burger wacht van Middelburg zal worden op geroepen. De Burgemeesters echter volharden bij hun negatieve houding. 't Is maar dronken stedebodenspraat en we maken ons sterk, dat er geen kwaad geschieden zal". Schepen Brabander is er allesbehalve over gesticht, dat hij zó wordt afge scheept. Toornig vertrekt hij en mompelt bij de deur: „Verraders!" Intussen komt een groepje waar onder een zekere Andries Jacob Aaerzn en Simon Janszn met geweren op de schouders, door de straat. Richting Abdij. Ze schreeuwen: „Houdt de Abdij goed in de gaten!" Het zal er nu op aan komen!" De Middelburgers gaan overal de lantaarns uithangen. 't Kan wel eens een rumoerige avond worden. Sijmon Janszn met een bloot „slachtsweert" in de hand roept: „De Bisschop moet de Abdij uit!" Het volk begint een dreigende hou ding aan te nemen en er wordt besloten, de Abdij te onderzoeken Om de volkswoede te bezweren, geeft de Bisschop daartoe verlof. Een groep mensen wordt binnen ge laten, die de Abdij gaat onderzoeken. Geen kamer of gang wordt overge slagen. Men vindt echter geen andere per sonen dan Bisschop's knechten Geen vreemd volk! Aanvankelijk tevreden gesteld, ver trekt, nu er geen onmiddellijk gevaar dreigt, de menigte naar huis- Maar wel blijkt de Bisschop, welk een geest er heerst. Er is niet veel meer toe nodig, om het gehate juk van geestelijke tyrannie en knechting van de schouders te wer pen. 't Is dan ook het jaar 1566! A, M. WESSELS. vaders knecht is het toch ook weer fijn h" Voor vader scheelt dat toch een heel stuk in het werk, als jij zo mee helpt. Ligt die weide ver van jullie huis? Oranjebloempje te Serooskerke. Wat zal dat gezellig zijn, dat jullie orgel spelen. Ik houd zo van muziek. Je mag toch zeker nog niet zo dikwijls een vers je spelen? BÊet is nu nog maar beter om veel oefeningen te spelen. Hoe oud is dat broertje, dat ook al les heeft? Annie M. te serooskerke. Vader is goed op jou hoor om je zomaar een eigen tuintje te geven. Wat ga je er in zetten en zaaien? Leuk, dat jij dat cadeautje mocht geven. Meester was zeker wel heel blij er mee. Wie had dat alles zo goed bedacht? Liesbeth M. te Arnemui- den. Wat was dat een lang feest van die meisjes. Ik denk dat er de andere dag heel wat slaperige meisjes waren bij jullie. Nu hoef ik niet te vragen of het erg gezellig was, want als het niet gezellig is, ga je wel gauwer naar huis. Maar bij jullie thuis was het die ene keer ook een groot feest met dat kroon jaar. Hoeveel zullen er dan wel komen als hij eens vijf en twintig wordt. Jij hebt, net als ik, genoten van het mooie weer. Toch nog maar een vest aandoen hoor. Wim M. te Arnemuiden. Leuk, dat je broer de eerste prijs had op het knapenfeest. Wat was die prijs, een boek? Jij zat hem kort op de hielen met je punten. Natuurlijk vind ik het fijn als je me ook de rest vertelt. Was die samenspraak lang? Zwaluwtje te Serooskerke. In April was er heel wat bij jullie. Twee jarigen en een voor het eerst naar school. Hoe vindt broer het in school? Fijn dat moeder al klaar is met de schoonmaak. Heb jij goed ge holpen? Ja, ik moet er altijd een mid dagje voor afnemen om brieven aan jullie te schrijven, maar ik kom toch ook wel op tijd klaar hoor. Kom jij anders helpen! Hoeveel versjes staan er al in je poezie-album Dat is toch gemakkelijk als je een raadselnicht zo dicht in de buurt hebt. Na was je weer fijn geholpen met de krant. De kousen al af? Roodborstje te Wolphaartsdijk. Nou dat is wat moois hoor om mij voor je knikkers haast in de steek te laten. Gelukkig dat het nog maar haast was en niet echt. Wat ben jij knap in het knikkeren. Hoeveel heb je er nu bij el kaar? Fijn, dat je zo'n goed rapport had. Heb je in Goes nog iemand achter een stapel brieven zien zitten? Dat ben ik vast geweest. De oplossingen zijn: I. Spreeuw. II. Een ezel, want die wordt grijs geboren. HL Met Romeinse cijfers. XXXV. Nieuwe raadsels. L Ingezonden door Oranjebloempje te Serooskerke. Wie kan van zes lucifers een paardje maken n. Ingezonden door Filo Fop te Oudelande. Welke vogel kun je uit „streek" halen? IIL Ingezonden door Herfstastertje te 's-Gravenpolder. Verborgen vaartuigen. Ik heb Rika een appel gegeven. Ik ken geen logger dier dan een koe. In mijn droom zag ik een draak met zeven koppen. Het is vandaag bar koud. Kees kan ons best vertellen, wat hij van plan is. Heb j'acht geslagen op hetgeen hij zei? De oplossingen kunnen tot Zaterdag 12 Mei met vermelding van voornaam, naam (ook schuilnaam, als je die hebt), leeftijd en adres worden gezonden aan Tante Truus, Redactie Zeeuwsch Week end te Goes. Jlpho-hibmexi In rechtzaken moet men nooit zijn gezonde mensenverstand, doch uitslui tend een jurist raadplegen. Die nooit gebrek geleden heeft is zon der vreugde. Het is geen schande gescherst te heb ben, maar wel er niet bijtijds mee te hebben opgehouden. Er heerst een ongelooflijke overschat ting van datgene, wat opvoeding kan bewerken. Te grote opvoedbaarheid be tekent zwakte van karakter. Populariteit is voor menigeen de ge rechte straf voor het verraad, dat hij heeft gepleegd aan zijn God of zijn ide aal. Niets wordt zo duur betaald als de moed hardop te zeggen, wat ieder in stilte bij zichzelf denkt. Hoe zelden kan men zich geheel aan een mens geven! Zo vaak heb ik in mijn leven ondervonden, dat ik voor de één slechts deze, voor de ander slechts die zijde van mijn geestelijke persoonlijk heid kon openen; dat, zo vaak ik met deze of gene omging, om zo te zeggen slechts één bepaald register zich open de, maar de geheele claviatuur stom bleef. Om 1-atnitLMad behorende bij het ZEEUWSCH DAGBLAD van Vrijdag 4 Mei 1951 No. 1855 Uitgave van Oosterbaan Le Cointre N.V. Goes euu/scH u/eexem UIT DE SCHRIFT De letterkundige Willem Kloos, steekt in één zijner letterkundige opstellen, de draak met het geloof aan de Hemel vaart van Christus. Hij vindt het een kinderlijk naieve voorstelling, zoals de Bijbel ons het ver haal van deze Hemelvaart geeft. Men stelle zich voor: Jezus neemt Zijn dis cipelenkring met zich mee naar de berg, daar geeft Hij hun Zijn laatste instruc ties en dan rijst Hij omhoog, zo dat zij zagen hoè Hij opvoer. Nu druist dat, volgens Willem Kloos, niet slechts tegen de wetten der natuur, der zwaarte kracht bijvoorbeeld in, maar volgens hem is het ook Christus onwaardig om het zich zo voor te stellen. Immers, die opvaart naar boven, veronderstelt in de eerste plaats, dat de hemel dus boven de hoofden der discipelen was, maar hoe heeft men zich dat in te denken met een al maar draaiende wereldbol? Bovendien: hoe lang moet die hemel vaart niet duren, eer Jezus in de hemel is. Kortom Kloos gelooft er niet aan en drijft de spot met het verhaal. Nu was het rondom 1900, toen Kloos dit schreef. Hij was een kind van de negentiende eeuw, de eeuw van het ra tionalisme. Wat zijn verstand niet be vatten kon, verwierp hij volgens de mode van die tijd, en Kloos kon zich niet voorstellen, hoe mensen met een academische opleiding, zoals predikan ten toch meestal zijn, zulk een verhaal, als historisch gebeurd, ieder jaar maar weer konden opdissen aari hun kerk publiek. En zoals Kloos redeneerde, sprak heel de moderne vrijzinnigheid in die dagen en vóór die tijd, gedurende een groot deel der negentiende eeuw. Die tijd is thans achter de rug. Het rationalisme heeft afgedaan en er zullen niet gemakkelijk nog spotters op literaire katheders, of op vrijzinnige kansels gevonden worden, die de draak steken met het orthodoxe geloof in de wonderen, welke de Bijbel ons mede deelt. Zijn we dan na dien zover vooruit gegaan Ik geloof niet, dat we die conclusie trekken mogen. Trouwens, wie bij de Bijbel leeft, zal voorzichtig zijn met het gebruiken van die term over „vóóruit" of „achteruit" gaan. De wereldgeschiedenis dringt heen naar de consummatie der tijden, naar 't punt van volle rijpheid, en wordt be heerst door de strijd tussen de Geest en het Beest. In principe is er geen ver schil tussen de worsteling, die in het Paradijs begon tussen Vrouwenzaad en slangenzaad en wat in het laatst der dagen te zien zal zijn. Het zal zeer ze ker toenemen in hevigheid, in omvang, in intensiteit, maar wezenlijk verandert er niets aan die strijd. En daarom ge loven we ook niet dat er, na de ineen storting van het rationalisme, ook maar iets veranderd is in het karakter, het wezen van de strijd, tussen de twee fronten: geloof en ongeloof. Wat er alleen maar anders is, dat is de taktiek, de strategie. Het blijft het doel van het Beest het Woord krachteloos te maken. Vandaag even zeer als voor vijftig, en honderd en duizend en zes duizend jaar. En waar het dus voor ons maar op aan komt is, dat wij die veranderde strategie herkennen. Want, wat wèl waar is: de listen van de Boze worden geraffineerder, zó fijn gesponnen op het laatst, dat tegen de wederkomst van Christus op aarde het moeilijk zal zijn het werk van de Geest van dat van het Beest te onderkennen. Waarom de Hei land Zijn Kerk ook waarschuwt, door te zeggen, dat in die tijd, indien het mogelijk ware, zelfs de uitverkorenen zouden worden verleid en achter het Beest zullen aanlopen, denkende, dat zij de Geest volgen. Iets daarvan kunnen we vandaag al zien, Want men komt tot u niet meer met de brute loochening van het Bijbelse verhaal, maar met de opmerking: het heeft niet het minste belang of liet allemaal historisch gebeurd is, het kan best zijn, maar het kan ook best niet zo zijn. Het kan de Bijbel ook niets schelen, of gij, wat geschreven staat historisch, feitelijk opvat en gelooft of niet. Waar het slechts op aan komt is, dat gij de diepere zin er van aanvaardt, dat ge de symboliek verstaat en daar naar leeft. Of Christus een werkelijk menselijk lichaam, dan wel een schijn gestalte heeft gehad, doet immers niets ter zake? zo redeneert een sterke theo logische stroming vandaag. Of hij nu werkelijk ook met 'n menselijk lichaam in de hemel is, of dat het alles maar een voorstelling is geweest om aan het menselijk oog duidelijk te maken, wat er geestelijk gebeurd is, dat speelt vol strekt geen rol. Als men de diepere, de religieuse zin er maar van gelooft en daar naar leeft. En als men dan aan de hand der Be lijdenis van de Kerk, tegen deze rede nering ingaat, zegt men vandaag niet meer: die Belijdenis is verouderd, men wist vier eeuwen nog niet beter. Vol strekt niet! Men aanvaardt óók die Be lijdenis weer, alleen maar weer met de zelfde interpretatie: men moet de „die pere zin" der bedoelingen onzer vaderen begrijpen, met wat zij geschreven heb ben en overigens heeft die Belijdenis grote waarde, om uit de gedachte-we reld der vaderen nu verder te bouwen en de Belijdenis te gaan begrijpen in het licht van vandaag. Zo wordt er tegenwoordig gerede neerd en velen begrijpen nog niet, dat in wezen, hier precies hetzelfde gedaan wordt wat Willem Kloos in zijn tijd deed: het Woord Gods loochenen en krachteloos maken. En zo staat de Kerk van onze Hei land deze week weer geconfronteerd met het feit van de Hemelvaart en wordt zij geroepen te belijden wat ze er De strik brak los en wij zijn vrij gemaakt] Ps. 124:7, ber. 5 Mei en 10 Mei, dat zijn van die bekende datums; de laatste dan be rucht, de eerste befaamd! Ai mij, die eerste vlaggen, die eerste kinde renEigenlijk waren we allemaal kinderen'. Holland vrij, Nederland vrij! En hoe het toen met die Duit sers moest, maakte ons nog geen zorgen. David zegt in Ps. 124 ook niets van het lot van degenen, die hem levend hadden willen verslinden, maar hij kan niet zwijgen; ztjn her innering is een loflied en nog meer! De HEERE zij geloofd! zingt hij in vers 6; en in 't slotvers zingt hij, dat van nu aan altijd God zijn helper zal zijn! Twee prachtzaken! De dank en lof voor Gad, onzen Verlosser; en het blijven hopen op God! 'tls 5 Mei '51 'fis de 7e maal, dat wij feesten! Laat dan het: Geloofd zij de HEERE! zuiver klinken in lied en hart! en blijve ook nu ons voorne men: „Onze hulp is in de Naam des Heeren, Die hemel en aarde ge maakt heeft!" Wij blijven niet staan bij het na tionale, wij denken internationaal; wg hangen niet aan de tijdelijke bevrijding van '45, wij denken aan de eeuwige uerlossing. En dan kunt gij met uw belijdenis van Christus' hemelvaart veilig zingen: Geloofd zij de HEERE, Die ons niet heeft overgegeven tot de dood! Maar daarbij behoort ook, dat gij buiten Christus niet kunt. Hem uasthouden en Hem volgen is nu het parool! Wie 'tzelf kan, komt om! Wie al te hard zingt, vergeet wel eens het gebed! Wie zuiver zingt, verliest de eer bied en de tederheid nooit! Zingen is goed, maar bidden be hoort er bij! De HEERE zij geloofd! Ie vers. Onze hulp is in de Naam des HEEREN! 2e vers! Zo moogt gij uw levenslied laten klinken, ook op uw laatste dag: De strik brak los, en ik ben vrij [gemaakt! Nieuwdorp. E. BEUKEMA. van gelooft. En daarin staat zij in pre- JZmJL, cies dezelfde positie als een halve eeuw JT/pxW-U/LuXCrb en duizend jaren terug. Zij wordt terug geworpen op de Belijdenis aangaande de Hemelvaart van de verhoogde Chris tus en zij zegt daarvan: „dat wij met deze Hemelvaart ons vlees in de hemel tot een zeker pand hebben, dat Hij, als Hoofd, ons zijn lidmaten ook tot zich nemen zal. En dat Hij Zijn Geest tot een tegenpand zendt (Pinksteren) door Wiens kracht, wij zoeken dat daarboven is, waar Christus is, zittende ter rech terhand Gods en niet dat op de aarde is". Gelóóft gij dat? Wie al te lang over iets nadenkt, zal weinig tot stand brengen. Het rijkst is, die het armst is aan begeerten. In het matigen, niet in het bevredigen van de begeerten, ligt de vrede. De oorsprong van alle dingen is klein. Weersta de beginselen van het kwaad. HetnefaaakUEied. De dag der kroningi is gekomen! O all' gij Vorsten! kust den Zoon! Hij heeft de heiburcht ingenomen! De Triumfeerder stijgt ten troon! Aarde en Hemel galmen! Sion! van uw psalmen davert het heelal! met gejuich der scharen! met bazuingeschal! In U verheugt zich thans die Koning, o Kerk, Zijn uitverkoren Bruid! Op U, tot eeuw'ge trouwbetooning. Strooit Hij de gaven zeeg'nend uit! Vier met Hem victorie op den dag der glorie van des menschen Zoon, op den. dag der kroning van den Vredekoning, Priester op Zijn troon! Laat aarde en hemel zich verbinden, thans door Zijn bloed verzoend te zaam, om voor dien Name lof te vinden, die hooger is dan alle naam! Van triumfzanggalmen, van Hosannapsalmen, davere 't Heelal! God is opgevaren! met gejuich der scharen! met bazuingeschal! DA COSTA. Geneesmiddelen komen te laat, wan neer het door lang uitstel in kracht is toegenomen. Het laatste wat men ontdekt, als men een werk schrijft, is hoe men had moe ten beginnen. De praal der begrafenissen geldt meer de ijdelheid der levenden dan de eer der gestorvenen. Begrafenissen zijn eerder een troost voor de levenden, dan dat ze doden tot iets dienen. Tot de bekrompenste mensen behoren zij, die alles begrijpen. De mensen verstaan elkander niet: er zijn minder gekken dan men wel denkt. Een verstandig mens bewondert slechts wat hij begrijpt, de dwaas meest al, wat hij niet begrijpt. Nooit over zichzelf tot anderen praten en met hen alleen over henzelf spreken, ziedaar de hele kunst van behagen. Een mens heeft slechts weinig nodig, en niet eens lang. Een edelmoedige en vrijwillige beken tenis ontzenuwt het verwijt en ontwa pent het onrecht. De staat, die zich onderhoudt door buitensporige belastingen, is een soort Ugolino, die zijn kinderen opeet om hun een vader te behouden. Mensen, die weifelen slagen nooit in hun ondernemingen. Wantrouw de mensheid, doch nooit de mens.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1951 | | pagina 3