eruit*® J GlQCEmBi VOOR DE JEUGD. Uit het dagboek van een „Auslander" HET „GEVAAR" BEZWOREN? - 1563 Vrijdag 27 April 1951 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 2 Palestina, het land van (le Bijbel; De achtergrond der Psalmen, beide boeken geschreven door Dr A. van Deursen. Uitgaven van Bosch Keuning N.V. te Baarn. We wensen beide boeken in één ar tikel te bespreken. Want in feite horen zij bij elkander. Wie het éne zich heeft aangeschaft zal zonder twijfel ook het andere willen hebben. Want, wat in deze boeken geboden wordt is hoogst belang rijk voor ieder, die de Bijbel lief heeft. Het is een verheugend verschijnsel, dat in deze tijd de lectuur rondom de Bijbel de aandacht gaat vragen. Wij ge loven, dat we hiermede de goede kant uitgaan. We hebben een tijd achter de rug, waarin wel veel theologisch en dogma tische belangstelling bestond, speciaal op onze jeugdverenigingen, mannen- en vrouwenverenigingen, maar waarbij de kennis van de Heilige Schrift op de achtergrond raakte. Wanneer we oude leidraden over al lerlei theologische em dogmatische on derwerpen raadplegen, zien we, dat bij de aangegeven bronnen veel dikke boe ken stonden vermeld, maar van do eigenlijke heenwijzing naar de Schriften kwam zo goed als niets terecht. We liepen het gevaar, dat de Bijbel begraven werd onder dikke folianten van gewichtige studies, systemen, con structies, theorieën en dogma's, een soort theologisch intellectualisme, waar bij de eigenlijke Bron: Gods Woord ge heel op de achtergrond kwam te staan. Wanneer men voor problemen en die waren er altijd genoeg) kwam te staan, werd wel gevraagd: wat zegt Professor A, en Doktor B. en Dominé C. er van? maar wie de vraag ging stellen: Wat zegt de BUIml er van liep het gevaar als zonderling gebrandmerkt te worden. We hebben een tijd achter ons dat we meer aan dogmatisering dan aan exege- tisering der Schriften deden. En dat bracht grote gevaren met zich mede. Ik durf niet beweren, dat we die gevaren te boven zijn. Maar toch is er wel de tendenz, weer meer naar de Schriften te gaan vragen. De publicaties op het terrein der Schrift-exegese zijn in de laatste tijd dan ook enorm toegenomen. De kennis omtrent de Schriften staat weer meer in het centrum der belang stelling. En dat is een verheugend ver schijnsel. En daarom zijn we ook héél blij met deze twee boeken van Dr A. van Deur sen. Wie kennis neemt van zijh boek „Palestina, hot latul van don Bijbel" boort een bron aan, waardoor hij gele genheid ontvangt vele plaatsen in de Schrift te gaan verstaan en ontvangt een helder licht over veel Schriftuur plaatsen, die voor een niet-kenner van „het Land van den Bijbel" onmogelijk te begrijpen zijn. Om maar enkele dingen te noemen: het boek geeft duidelijke in- lichtigen over: waar lagen de Bijbelse steden? Hoe stond het met het water in het Heilige Land? Hoe was de bouw van Palestina? Wat was het Zuider- land? Hoe zag Galilea er uit? Wat was Jizreël? Wat betekende het meer van GenesarethWat was de Dode Zee? Dan krijgen we een duidelijk beeld van het klimaat in Palestina. Van de huizen, de gewoonten, de arbeid. De ligging van Jeruzalem, de tempel van Salomo en van Herodes, enz. Het is alles toelich tend materiaal bij wat de Schrift ons zegt. Kn met het andere boek: „De Achter grond der Psalmen" is het niet anders. Welk een rijkdom wordt er openbaar bij het lezen van deze studie over de Psal men! Om maar een kleinigheid te noe men ter illustratie: Psalm 128 3: „Uw zonen zullen zijn als olijfscheuten rond om uw dis". Daarbij geeft de auteur aan wat de olijfboom in Palestina betekende, hoe de vrucht er uitziet, waar deze bo men groeien en dan pas gaat men de diepe zin van dit Psalmwoord begrijpen. En zo vertelt hij ons van de hemel boven Palestina, zo vaak door de dichter be zongen, de symboliek der bergen; de landstreek der Jordaan; als het gras; de Herderspsalm; Paard en muildier; wild gedierte; de landbouw in Palestina; de stad der psalmen; de Tempel in de psalmen; Zang en muziek; enz. enz. Te veel om op te noemen. Bovendien is dil werk verlucht met niet minder dan 37 kunstdruk foto's en platen, plus 32 platen tussen de tekst. Voorts een lijst van de besproken psalmen (4% pagina lang!) en een tekstregister. Prachtig studiemateriaal voor jeugd verenigingen, mannen- en vrouwenver enigingen, maar niet mindei voor het gezinsleven. Een ideaal zou het wezen, wanneer in onze kringen, bij het gewone Bijbellezen, vader deze boeken steeds bij de Bijbel had liggen om het gelezene Schriftgedeelte nader te verklaren. We zouden kunnen breken met de gewoonte een heel hoofdstuk aan tafel te lezen trouwens de indeling in teksten en hoofdstukken is pas van later datum en geheel willekeurig gemaakt) en dat we volstaan met het lezen van een klem gedeelte en deze boeken er dan bij, die op zo vele plaatsen een verrassend licht geven over het gelezene. Het zal de be langstelling in de huiselijke kring verho gen, de Bijbellezing vruchtdragend ma ken en een diepe indruk kunnen achter laten bij de jongeren voor hun verder leven. Laten we terugkeren tot onderzoek der Schriften. Dat is het wat we voor alles nodig hebben. Daarom met nadruk en van harte worden deze twee boeken aanbevolen. De uitvoerig is keurig en de prijs binnen ieders bereik. NET M'N OPOE. „Kleine kinderen en dronken mensen zeggen de waarheid", aldus een bekend spreekwoord. Als ge de waarheid van dit spreekwoord aanvaardt, net als ik, dan kunt go begrijpen, wat een gevoe lige knauw mijn ijdelheid vandaag kreeg. En deze geestelijke houw kreeg ik toegediend van m'n zoet-lief, blank blond, blauwogig Claartje. De dag begon gewoon. Och eigenlijk beginnen al mijn dagen gewoon, maar o wee daarna. Om te beginnen dan, be sloot ik (ik ben snip verkouden en weet er dus niet al te profeitelijk uit te zien) om mijn gezellig visite japonnetje, dat ik alleen maar droeg als ik er des avonds eens voor een bezoek op uittrok, om dat jurkje een sport lager op de maatschappelijke ladder te plaatsen en het voor „schooljurk" te gaan gebrui ken. 't Is een aardig zwart zijdje met een gezellige lichte garnering. Ik denk, dat zal mijn gevoel van eigenwaarde ten goede komen, nu ik over de wereld loop met triest betraande ogen en een uitgesproken rode neus. In school gaat alles weer gewoonom te beginnen dan. Net ben ik in mijn lokaal aange land of mijn schoolbuur, de jongste col lega uit twee stapt binnen met een vraag recht op de man, pardon op de vrouw af. „Zeg wat voor stuk vlees is die Hen- kie, die jij me hebt overgeleverd?" Juist wil ik een speech afsteken om dat ouwe Henkie van me te verdedigen, of de deur gaat zachtjes open. M'n zoet lief Claartje steekt schuchter haar blank, blond, blauwogig kopje naar bin nen. Dan wordt een bos stralend gele trompetnarcissen omhoog gestoken. „Voor uwes juffrouw!" „Breng ze maar binnen, Clarekind" Dat hoef je natuurlijk geen tweemaal te zeggen. Voor deze interruptie laat ik mijn collega wachten. Ik ben dol op dat juichend geel van die vreugdige voor- jaarstrompetten. Zachtjes dribbelt Claartje naar ons toe.. Ik denk onder tussen, wat een snoesje toch, echt een kindje om te knuffelen. Met een gebaar vol overgave legt ze de bloemenhulde in mijn handen. „Voor uwes", zegt ze nog eens. Dan bekijkt ze me aandachtig. „Heb uwes een nieuwe jurk an juffrouw?" 'k Hoor de jongste collega iets mom pelen als „das ewig weibliche", maar dat negeer ik totaal en geef Claartje antwoord. „Een beetje nieuw maar, hoor Claar tje, want ik heb 'm al een poosje". „O", zegt Claartje met een zuchtje, ,,'t is een mooie en nou ben uwes net m'n opoe De jongste collega staat met één slag met zijn rug naar me toe en ik hoor uit zijn richting een raar hinne- kend geluid. En ik ben eerst even spra keloos. Dat zegt nogal wat voor een schooljuffrouw en dan komt voor het eerst van mijn leven een niesbui me te hulp. Als die bui weer overgedreven is, is Claartje alweer bij de gangdeur, 'k Heb dan nog net tegenwoordigheid van geest genoeg om haar te zeggen, dat ik de bloemen zo mooi vind en dat ik ze dadelijk in een vaas zal zetten. Het schijnt, dat onder de niesbui de collega ook weer van stand veranderd is, want we staan nu weer van aangezicht tot aangezicht. Ik lach maar eens, niet als een boer die kiespijn heeft, maar als een schooljuffrouw die verkouden is. Dat is nog erger. Als de jongste collega vertrokken is, naar mijn mening nog niet voldoende overtuigd van Henkies deugden, pieker ik wat kunnen kinde ren je toch aandoen. Net as opoe en dat terwijl, ik verzeker het met de hand op het hart, mijn zilveren school- jubileum nog ver in het verschiet is... In het speelkwartier besluit ik, tegen een eerste besluit in, n.l. om met mijn hele troepje in de oubollige voorjaars wind in een grote kring spelletjes te doen, om maar binnen te blijven. Ik zeg tegen mezelf, dat het beter is voor mijn verkoudheid, maar ik ben niet hele maal zeker van me zelf. 't Kan ook nog wel wezen, dat Ik met m'n „opoes japon" aan geen dwaze galop in een kring kan doen. Wie kent zich zelf, zei een oude oom van me altijd. In de rust van het speelkwartier schiet me iets te binnen. Mijn goed hartige hospita bedelt me altijd alle afdankertjes van mijn kleren af voor 'n paar „grote huishouwes, die alles kenne gebruike". Vanavond verblijd ik haar met mijn zwart zijde ex-visite japon. Een mens moet op zijn tijd ook eens een goede daad doen.. En morgen fleur ik mijn verkouden uiterlijk op met een „vrolijk blommetje". Natuurlijk niet uit ijdel heid, maar het oog van de kinderen moet toch ook wat hebben. Mijn beste nichtjes en neefjes, Dadelijk begin Ik weer met het be antwoorden van een deel van jullie brie ven. Maar nu wil ik jullie toch eerst vertellen, dat ik in het poosje, dat we krantenfamilie van elkaar zijn gewor den toch al over de vijfhonderd brieven van jullie heb gehad. Dat is een aardige stapel hé? Ik heb door jullie brieven heel wat gezellige ogenblikken gehad. Weet je wat leuk zou zijn? Als ik heel veel tijd had, want dan zou ik kunnen doen, wat zovelen me vragen om eens op visite te komen. Maar o, o de tijd. Nee daaraan kan ik jammer genoeg niet beginnen. Net als ik denk, ja nu heb ik toch wel even tijd, wel dan sehui- ONS KORT VERHAAL 3 April. Juist toen we aanstalten maakten om de schuur te verlaten, kwam plotseling de eigenaar van de schuur op hoge be nen aanzetten, om ons met luid getier weg te jagen. We lachten hem natuurlijk uit, want we gingen toch weg. Na een voorspoedige tocht, en een onweersbui onderweg, hielden we onze intocht in Dellwig. Daar maakten we ieder een slaapplaats gereed, en nadat ik me weer eens heerlijk gewassen had, was ik gereed om te gaan slapen. 4 April. Na een verkwikkende nachtrust ont waakt. De firma verstrekt ons weer eten, en dat wordt door ons wel op prijs gesteld, al moeten we het helemaal uit het dorp halen. Als tegenprestatie doen wij wat klei ne werkjes. Maar alléén als wc er zin in hebben. De bazen zijn zo mak als lammetjes. Ze knijpen hem, geloof ik. 'k Heb de Pfarrer ook nog even be zocht. Mijn koffer teruggehaald. Ze waren blij dat ze me weer zo spoe dig terug zagen. Natuurlijk moest ik blijven eten, en toen was het verder een gezellige avond zo in de huiselijke kring. De artillerie beschiet Dordmund, zegt men. Het is hier duidelijk te horen en 's avonds ook te zien. Dordmund is 25 a 30 km hier vandaan. De bevrijding schijnt dus nader te komen, maar daarmee ook het gevaar. 5 April. Een gemakkelijke dag gehad vandaag. Dat komt omdat ik aangeboden heb om komende nacht te werken. Er wordt nj. met grote spoed een diepe schuilkelder gemaakt in de heuvel In de steile hel ling daarvan wordt een diepe grot uit gehouwen met houweel en electrische boren. Omdat er voor veel mensen tegelijk natuurlijk geen ruimte is, wordt er in ploegen gewerkt. Zo is bet dan van nacht mijn beurt. Het staat nu vast, dat we helemaal ingesloten zitten. 6 April. Hot werk vannacht viel nogal mee. Met een electrische boor wordt een diepe gang in de berg geboord. Zodoende ontstaat er een flinke schuilkelder, die uitstekend beschutting biedt bij eventuele beschieting. Vandaag zijn er weer drie lui in onze barak teruggekomen. Ze hadden veel gelopen, en de laatste twee dagen zo goed als niets gegeten. 7 April. Vandaag is het buitengewoon stil 't Is alsof het hier geen oorlog meer is. Het komt misschien door het weer, dat erg regenachtig is. Het eten dat we krijgen, wordt met de dag beter. We kregen zelfs aard appelen. Alle wegwijzers in het dorp en om geving zijn weggehaald. De bevolking is er zenuwachtig. Alweer zijn drie jongens aangekomen. Ze hebben getracht uit de omsingeling van het Ruhrgebied door te breken, maar het is niet gelukt. 8 April. Het weer is veranderd. Nu schijnt de zon, en er waait een frisse wind. De Jabo's zijn ook weer in actie ge komen en maken de omgeving de ge hele dag onveilig. De artillerie is ook weer aan de gang en met tussenpozen dreunen de kanon nen. De geruchten gaan, dat de Amerika nen zover opgerukt zijn, dat ze vandaag best hier kunnen zijn. Enfin, we zullen ze dan wel zien. 9 April. Er a vannacht veel geschoten. Onop houdelijk hoorden we het gebulder van kanonnen, 't Was compleet vuurwerk aan de nachtelijke hemel. Een fantastisch gezicht! Vele dorps bewoners waren opgebleven en sloegen het schouwspel gade. Vanmorgen hebben Duitse soldaten vlak bij onze barak, en ook op andere plaatsen, luchtdoelgeschut opgesteld. Dit brengt weer nieuwe gevaren mee, daar de Jabo's ongetwijfeld wel eens een aanval zullen doen op die stellingen. We zitten dan ook bijna de gehele dag in onze sehuilloopg'raaf. Van slapen komt zodoende ook niet veel overdag. 's Middags ben ik nog bij de Pfarrer geweest en heb hem geholpen om zijn boeken en meer waardevolle dingen in de kelder te brengen. Ook ontmoette ik er nog een Duitse soldaat. Het was eigenlijk een Neder lander, maar vanwege zijn Duitse af komst bij de Wehrmacht opgeroepen. Hu Wilde deserteren, en zocht burger kleren. Een broek had hij al, en een oud jasje, dat ik nog had heb ik hem toen maar gegeven. Men zegt dat de Amerikanen voor Unna liggen en dat de stad is ontruimt. Urtna is 7 km hier vandaan, dus zijn ze niet ver meer weg. De radio meldde, dat de strijd in het Ruhrgebied in hevigheid toeneemt. Vrijdag 27 April T95I T ZEEöWSCh WEEKEND Pagina 3 ven ze me weer een stapel brieven onder de neus endan grijp ik maar mijn mijn pen. Dat doe ik nu ook maar weer en daarom gegroet allemaal, want ieder krijgt weer zijn beurt. Jullie TANTE TRUUS. Lelietje van Dalen te Nieuwdorp. Zo'n vliegreisje lijkt me wel een leuk spelle- tj alsje een ander in het laken ziet stappen, maar om zelf de kans te lopen draaierig te worden of er door te vallenHeb jij al eens zo'n reisje gemaakt? Dat boek heb ik niet gelezen, vertel er eens wat van. Zes vakken huiswerk en dat als het mooi weer is, lijkt me geen pretje. Heb je altijd zo veel Simon B. te Aagtekerke. Wat heb jij fijn gefietst in de Paasvacantie. Ja, ik vind Veere ook een heel mooie plaats en ik geniet elke keer evenveel als ik er ben. Ik ben wel dikwijls bij de West- kappelse vuurtoren geweest, maar nog nooit erop. Op de hoek van die dijk daar heb ik ook al vaak van het mooie zeegezicht genoten. Bij jullie vandaan is het niet zover om te fietsen, is het wel? Haasje te Serooskerke. Gefilici- teerd met de jarige thuis. Ik hoop dat jullie een fijne dag zult hebben. Vertel je me er alles van? Het zal toch nog wel een week of wat duren eer je kunt zwemmen, want het water zal nog wel aardig koud zijn. Mag ja zo'n mooie te kening wel eens mee naar huis nemen? Konijntje te Serooskerke. Die zus van jou mag je wel in ere houden, als je zomaar haar fiets krijgt. Een eigen fiets, die kan van de zomer te pas ko men. Wat zul jij een tochten gaan ma ken. Feestelijk staat dat hé als er zo veel madeliefjes in de wei staan. Heb je er veel geplukt? Het is altijd 'n beet je moeilijk om er een goed vaasje voor te vinden omdat ze zulke korte steel tjes hebben. Waarin heb jij ze gezet? Annie van de P. te Middelburg. Voor moeder is dat fijn, dat jij meehelpt aan de schoonmaak. Zo'n huip kan ik ook best gebruiken. Ik denk er net over als moeder, als een ander het koper poet sen over neemt, ben ik al dubbel blij. Van dat ongeluk had ik nog niets gele zen. Wat is dat heel erg voor die vader en moeder. Als je iets aardigs en pret tigs van dat jongetje weet te verteilen, en dat zal toch wel, omdat hij in jouw klas zat, dan moest je dat eens aan die moeder gaan vertellen. Ze zal het heer lijk vinden nu nog iets aardigs van haar lieve jongen te horen. Visdief je te Mid delburg. Nu, terwijl ik je schrijf, is het goed weer voor tuinwerk. Zeg neefje je trekt toch niet met iedere visite aan het knokken, is het wel, anders krijg je mij nooit te zien hoor, want tegen zo'n fikse Hollandse jongen is het kwaad vechten. Ik hoop dat je die hut niet dik wijls zult nodig hebben om te schuilen. Eekhoorn te Middelburg. Gefeliciteerd met je slagen. Ik vind je examencijfers best. Ik wist niet, dat sinaasappelkisten nog zo goedkoop waren. Wat hebben jullie daar veel leuke dingen van ge maakt. Gezellig om zo'n eigen hut te hebben. Nu schijnt de zon en kan de spinazie en de radijs in je tuintje best groeien. Wanneer ga je naar je nieuwe school? Ineke M. te Kleverskerke. Dat zal houden. Ik ben goed ingelicht. U kent de plakkaten. Ik verzoek U deze man, als hij de Ganzepoort binnen komt, te arresteren, voor hij onheil kan stich ten". „Hoe heet die persoon Eerwaarde?" ,Jan Grendel, heer van Uytwyck. Hij is uit Kortrijk afkomstig. Ik ben er erg op gesteld dat in Goes eens een voor beeld gesteld wordt. Ik heb zo het ge voel, dat er in 't geheim, al veel ket terse geschriften gelezen worden. Zou het nog niet beter zijn, hem, als hij de poort binnen is, te schaduwen Er is mij veel aan gelegen, precies te weten waar de ketters in Goes hun verderfe lijke oefeningen houden „Laat U dat maar aan mij over, Eer waarde!" „Dat zal ik doen heer Baljuw! Denk om de plakkaten! Even later zijn de beide burgemeesters met de Baljuw in een ernstig gesprek gewikkeld. Van Uyterwyck heelt het over de hem gegeven opdracht. „Ik vind het een ellendig geval. Wat kunnen we daar nu aan doen Goerée?" Weinig, vrees ik, burgemeester De Cornet. De geestelijke heren hebben veel macht. Je weet, dat we onlangs nog een paar raadsheren van het Hof te Mechelen Mr Antonie de Meule- naar en Mr Jan Aulscihjn op bezoek gehad hebben, om een onderzoek in te stellen". „Zwijg daar maar over! Die Aulschijn was niet voor de poes met z'n zeven scherpe vragen. We worden nauwkeurig geschaduwd en kunnen niet langer de ogen sluiten Goerée. Ze zeiden, dat hun ter ore was gekomen dat we hier te zoetsappig zijn". „Hij wist de naam van die ketterse prediker ook. Dat is verraden speL Ik zal die man zij het ook tegen mijn zin moeten arresteren. Maar, burge meester, ik grijp hem bij de poort. Als ik hem laat volgen, moet ik ook anderen arresteren, 't Stuit me tegen de borst om poorters die aller achting genieten, te vervolgen. Misschien valt het ver hoor mee en loopt het af met een ver banning uit ons rechtsgebied". „'k Hoop dat onze goede stad voor 'n drama gespaard moge blijven", zucht Jan Goerée. Burgemeester De Cornet beaamt cüt. „Morgenavond kom ik U het rapport brengen!" belooft de Baljuw. Grendel nadert de oude Ganzestad. Hij heeft al een zware reis achter de rug, want hij komt helemaal vanuit Ou dewater. Onbewust van het dreigend onheil dat zich boven zijn hoofd samen pakt, stapt hij de poort door. Baljuw Van Uitwyck loopt op hem toe. „Is U Jan Grendel uit Kortrijk?" „Ja mijnheer", antwoordt deze ver rast. „Volg me dan" klinkt het bevel. Even later zit de vermoeide reiziger achter slot en grendel in de stadhuis toren. Heel snel gaat bet gerucht door Goes; „Er is een ketterse prediker gepakt!" „Binnen!" „De deur gaat open en de pior der Kruisbroeders stapt het lokaal van de wacht binnen. De Baljuw van Goes, Gerard van Uytwyck zit achter zijn schrijftafel. Zijn gezicht betrekt als hij de prior ziet. Hoewel hij goed Rooms-Katholiek is en grote eerbied koestert voor de geestelijke stand, heeft hij het niet op de prior begrepen. Hij vraagt een beetje nors: „Zet U neer, heer prior! Wat brengt U hierheen?" „Het belang onzer heilige kerk, heer Baljuw!" zegt deze met grote nadruk. De Baljuw trekt een bedenkelijk ge zicht en zegt: ,Ik leefde in de veronderstelling, dat alles in onze stad ook op kerkelijk gebied, rustig was". „Dat kan wel zijn heer Baljuw, maar er is gevaar op komst Ik kom een be roep op U doen, om dat gevaar te be zweren!" De prior doet heel gewichtig. „Waar schuilt dat gevaar, waar U op doelt?" vraagt de Baljuw. „Mjj is ter ore gekomen, dat in Goes een poging gedaan zal worden de begin selen der Hervorming ingang te doen vinden. Morgenavond wordt een per soon hier verwacht, die ketterse preken ben ik helemaal met je eens, dat je op je verjaardag kostelijk bent verwend geworden. En allemaal van die fijne dingen, die je zo goed gebruiken kunt. Hoe bevalt liet je in de vijfde klas? Ik ben blij, dat ik nu schrijven kan, dat nu de zon schijnt, dat is wat anders dan jij schreef, hé? Maar eens wordt het wel mooi weer. Adri S. te Scherpe- nisse. Wat heb ik je gemist, wel twee keer, maar ja, ik kan het me zo goed begrijpen, dat je nu eens uitvliegt, na dat je zo heel lang te bed moest blijven liggen. Wat een jarigen zijn er in deze tijd bij jullie. Allemaal gefeliciteerd. Hoe gaat het op school? Ben je nog achter gekomen in de lange tijd van je ziek- zijn. Naar je brieven te oordelen, geloof ik dat het wel meevalt. Je meester heeft een goede verjaardag gehad. Ge zellig, zo'n feestdag op school. Wat heerlijk hé, dat je nu helemaal beter bent. Filo Fop te Oudelanile. Heb je nu alles al gezaaid? Papavers zijn prach tige bloemen. Jammer, dat ze altijd maar zo kort bloeien. Nee neef, je vangt mij niet, dat heb ik de koekoek nog nooit horen roepen. Vind je bloeiende bomen ook zo prachtig? Adamson te Oudelande. Ja, ik heb gelukkig ook een tuin, al is die niet zo groot. Er staan wat perebomen in, maar die bloeien, nu ik je schrijf, nog niet. Het zal wel niet zo lang meer duren, denk ik. Ik verlang er al naar. Nee, ik heb hier nog geen zwaluwtjes gezien. Krijgt moeder de sla uit je tuin. Het zal fijn zijn, zo vers gesneden. 10 April. 's Nachts weer gewerkt en tegen de morgen even geslapen. Al gauw werd ik gewekt door de grote activiteit van de Jabo's. Ze zijn geen ogenblik van de lucht, en schieten geen gebrek. Dus maar weer dekking zoeken in de loopgraaf. Zodoende heb ik nu al in een dag of drie niet geslapen. De „Flak", die bij onze barak staat opgesteld, spreekt nu ook een woordje mee, en het is soms een leven als een oordeel. De zon schijnt, en de bomen worden groen van jong, nieuw leven. Nu bloeit de Meidoorn op Walcheren, denk ik bij mezelf. Gek, dat ik daar nu aan denk, terwijl ik de kogels hoor fluiten. Iemand wist te vertellen, dat de Ame rikanen al in Strickherdicke zijn ruim 2 km van Dellwig, met een kijker wa ren ze te zien. Inderdaad hoorde ik kort daarop de granaten, die van de Amerikaanse tanks werden afgeschoten, fluiten. Ik was bij de Pfarrer bezig, om hem te helpen met het beveiligen van de kel derramen. Daarom haastte ik me naar de barak, en vond daar de hele zaak in opschudding. Ieder pakte zijn koffer om desnoods direct naar de bergbunker te kunnen gaan. Om 10 uur ging ik gewoon naar het werk in de berg. We konden echter niet veel doen, want de schuilbunker was vol angstige burgers, meest vrouwen en kinderen, 't Was een zielig gezicht. Tegen drie uur ging ik maar weer naar de barak om nog wat te slapen. Maar daar kwam niets van. In de barak was alles in rep en roer. Niemand was naar bed. Enkele gra naten waren dichtbij ingeslagen. Dus ben ik maar weer teruggegaan en heb mijn koffer voor alle zekerheid maar meegenomen. Het gaat nu spannend worden. Mij komt in de gedachtén: „Die in de schuilplaats des Aller- hoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen 11 April. Van slapen is er deze nacht weer niets gekomen. In vijf dagen heb ik zo goed als niets geslapen. Om zes uur vanmorgen ben ik weer naar de barak teruggekeerd. Het werd toen even stil. Maar zodra het licht werd moesten we in allerijl weer in de bunker. Behalve artillerievuur zijn er weer de Jabo's die in grote getale rond zwermen. De Duitse infanterie is nu ook in ons dorp verschenen, en ze doen als of ze Dellwig tot de laatste steen verdedigen willen. Op iedere hoek en achter elk huis hebben ze zich ingegraven. Dat belooft straks wat te worden! De Jabo's schieten op alles wat be weegt. Met levensgevaar werd het eten uit het dorp gehaald, en onderweg moesten ze zo dikwijls dekking zoeken, dat het koud geworden was. De Amerikanen moeten nu zeer dicht bij zijn, en elk ogenblik verwachten wij, dat ze zullen binnenrukken, en dan zul len ongetwijfeld straatgevechten plaats vinden. Zonder 's Heren wil zal geen haar van ons hoofd gekrenkt worden. Die zeker heid geeft kalmte en rust. Daarom heb ik ook goede moed. 12 April. Een veelbewogen dag. Van slapen is vannacht weer niets gekomen. We zaten de ganse nacht met zijn al len in de bergbunker vanwege de hevige beschieting. Overal sloegen de granaten in. Tal van huizen stonden in brand. Wat een vreselijke nacht was dit! Tegen de morgen werd het schieten minder, en eindelijk was het zo goed als stil. Toen waagden we het om eens even in het dorp te gaan kijken. De verwoesting was groot, en de bevolking doodsbang voor een volgende beschie ting. Geen wonder! Van de Duitse infanterie was er niet één meer te zien. Ze waren met de stil le trom vertrokken. Amerikanen waren echter ook nog niet te zien. Waarschijn- wachten die op de overgave van het dorp. De burgemeester heeft echter ten strengste verboden om de witte vlag uit te steken, en wil van geen overgave weten, want hij Is nogal een fanatieke Nazi. De bevolking is op deze helden moed allesbehalve gesteld, maai- hoe bang ze ook zijn voor een nieuwe be schieting, niemand durft het verbod te overtreden. Ook wij verlangden naar het einde van de strijd, en beraadslaagden met el kaar wat we in deze omstandigheden konden doen. Een stout plan kwam in ons op: wij zouden de Amerikanen gaan inlichten over de toestand in liet dorp. Direct maakten we ons reisvaardig. Jaap en Max zouden meegaan, en nog twee andere jongens uit onze barak, met zijn vijven dus. Van een juffrouw kregen we een flin ke witte lap, en hiermee gewapend to gen we op weg. Van horen zeggen wisten we waar de Amerikanen zich ongeveer bevonden n.l. op de grote weg naar Unna, zowat bij het gehucht Strickherdicke. Om daar te komen moesten we de heuvel over. Van Dellwig liep er een smalle landweg rechtuit over de heuvel naar dat gehucht. Dat wegje zouden we nemen. We zochten nog een flinke stok om straks onze witte vlag aan te binden en zo waagden we het er op. Die witte vlag mochten ze vanuit het dorp natuurlijk niet zien, daarom wilden we die pas te voorschijn halen, als we boven op de heuvel waren; dan echter moesten de Amerikanen duidelijk kun nen zien, dat we met vredelievende be doelingen kwamen. (Wordt vervolgd).'

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1951 | | pagina 4