eruit*® J
GlQCEmBi
VOOR DE JEUGD.
Uit het dagboek van een „Auslander"
HET „GEVAAR" BEZWOREN? - 1563
Vrijdag 27 April 1951
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 2
Palestina, het land van (le Bijbel;
De achtergrond der Psalmen,
beide boeken geschreven door Dr
A. van Deursen. Uitgaven van
Bosch Keuning N.V. te Baarn.
We wensen beide boeken in één ar
tikel te bespreken. Want in feite horen
zij bij elkander. Wie het éne zich heeft
aangeschaft zal zonder twijfel ook het
andere willen hebben. Want, wat in deze
boeken geboden wordt is hoogst belang
rijk voor ieder, die de Bijbel lief heeft.
Het is een verheugend verschijnsel,
dat in deze tijd de lectuur rondom de
Bijbel de aandacht gaat vragen. Wij ge
loven, dat we hiermede de goede kant
uitgaan.
We hebben een tijd achter de rug,
waarin wel veel theologisch en dogma
tische belangstelling bestond, speciaal
op onze jeugdverenigingen, mannen- en
vrouwenverenigingen, maar waarbij de
kennis van de Heilige Schrift op de
achtergrond raakte.
Wanneer we oude leidraden over al
lerlei theologische em dogmatische on
derwerpen raadplegen, zien we, dat bij
de aangegeven bronnen veel dikke boe
ken stonden vermeld, maar van do
eigenlijke heenwijzing naar de Schriften
kwam zo goed als niets terecht.
We liepen het gevaar, dat de Bijbel
begraven werd onder dikke folianten
van gewichtige studies, systemen, con
structies, theorieën en dogma's, een
soort theologisch intellectualisme, waar
bij de eigenlijke Bron: Gods Woord ge
heel op de achtergrond kwam te staan.
Wanneer men voor problemen en die
waren er altijd genoeg) kwam te staan,
werd wel gevraagd: wat zegt Professor
A, en Doktor B. en Dominé C. er van?
maar wie de vraag ging stellen: Wat
zegt de BUIml er van liep het gevaar
als zonderling gebrandmerkt te worden.
We hebben een tijd achter ons dat we
meer aan dogmatisering dan aan exege-
tisering der Schriften deden. En dat
bracht grote gevaren met zich mede. Ik
durf niet beweren, dat we die gevaren
te boven zijn. Maar toch is er wel de
tendenz, weer meer naar de Schriften
te gaan vragen. De publicaties op het
terrein der Schrift-exegese zijn in de
laatste tijd dan ook enorm toegenomen.
De kennis omtrent de Schriften staat
weer meer in het centrum der belang
stelling. En dat is een verheugend ver
schijnsel.
En daarom zijn we ook héél blij met
deze twee boeken van Dr A. van Deur
sen. Wie kennis neemt van zijh boek
„Palestina, hot latul van don Bijbel"
boort een bron aan, waardoor hij gele
genheid ontvangt vele plaatsen in de
Schrift te gaan verstaan en ontvangt
een helder licht over veel Schriftuur
plaatsen, die voor een niet-kenner van
„het Land van den Bijbel" onmogelijk te
begrijpen zijn. Om maar enkele dingen
te noemen: het boek geeft duidelijke in-
lichtigen over: waar lagen de Bijbelse
steden? Hoe stond het met het water
in het Heilige Land? Hoe was de bouw
van Palestina? Wat was het Zuider-
land? Hoe zag Galilea er uit? Wat was
Jizreël? Wat betekende het meer van
GenesarethWat was de Dode Zee?
Dan krijgen we een duidelijk beeld van
het klimaat in Palestina. Van de huizen,
de gewoonten, de arbeid. De ligging van
Jeruzalem, de tempel van Salomo en
van Herodes, enz. Het is alles toelich
tend materiaal bij wat de Schrift ons
zegt.
Kn met het andere boek: „De Achter
grond der Psalmen" is het niet anders.
Welk een rijkdom wordt er openbaar bij
het lezen van deze studie over de Psal
men! Om maar een kleinigheid te noe
men ter illustratie: Psalm 128 3: „Uw
zonen zullen zijn als olijfscheuten rond
om uw dis". Daarbij geeft de auteur aan
wat de olijfboom in Palestina betekende,
hoe de vrucht er uitziet, waar deze bo
men groeien en dan pas gaat men de
diepe zin van dit Psalmwoord begrijpen.
En zo vertelt hij ons van de hemel boven
Palestina, zo vaak door de dichter be
zongen, de symboliek der bergen; de
landstreek der Jordaan; als het gras;
de Herderspsalm; Paard en muildier;
wild gedierte; de landbouw in Palestina;
de stad der psalmen; de Tempel in de
psalmen; Zang en muziek; enz. enz. Te
veel om op te noemen. Bovendien is dil
werk verlucht met niet minder dan 37
kunstdruk foto's en platen, plus 32
platen tussen de tekst. Voorts een lijst
van de besproken psalmen (4% pagina
lang!) en een tekstregister.
Prachtig studiemateriaal voor jeugd
verenigingen, mannen- en vrouwenver
enigingen, maar niet mindei voor het
gezinsleven. Een ideaal zou het wezen,
wanneer in onze kringen, bij het gewone
Bijbellezen, vader deze boeken steeds bij
de Bijbel had liggen om het gelezene
Schriftgedeelte nader te verklaren. We
zouden kunnen breken met de gewoonte
een heel hoofdstuk aan tafel te lezen
trouwens de indeling in teksten en
hoofdstukken is pas van later datum en
geheel willekeurig gemaakt) en dat we
volstaan met het lezen van een klem
gedeelte en deze boeken er dan bij, die
op zo vele plaatsen een verrassend licht
geven over het gelezene. Het zal de be
langstelling in de huiselijke kring verho
gen, de Bijbellezing vruchtdragend ma
ken en een diepe indruk kunnen achter
laten bij de jongeren voor hun verder
leven.
Laten we terugkeren tot onderzoek
der Schriften. Dat is het wat we voor
alles nodig hebben.
Daarom met nadruk en van harte
worden deze twee boeken aanbevolen.
De uitvoerig is keurig en de prijs binnen
ieders bereik.
NET M'N OPOE.
„Kleine kinderen en dronken mensen
zeggen de waarheid", aldus een bekend
spreekwoord. Als ge de waarheid van
dit spreekwoord aanvaardt, net als ik,
dan kunt go begrijpen, wat een gevoe
lige knauw mijn ijdelheid vandaag
kreeg. En deze geestelijke houw kreeg
ik toegediend van m'n zoet-lief, blank
blond, blauwogig Claartje.
De dag begon gewoon. Och eigenlijk
beginnen al mijn dagen gewoon, maar
o wee daarna. Om te beginnen dan, be
sloot ik (ik ben snip verkouden en weet
er dus niet al te profeitelijk uit te zien)
om mijn gezellig visite japonnetje, dat
ik alleen maar droeg als ik er des
avonds eens voor een bezoek op uittrok,
om dat jurkje een sport lager op de
maatschappelijke ladder te plaatsen en
het voor „schooljurk" te gaan gebrui
ken. 't Is een aardig zwart zijdje met
een gezellige lichte garnering. Ik denk,
dat zal mijn gevoel van eigenwaarde
ten goede komen, nu ik over de wereld
loop met triest betraande ogen en een
uitgesproken rode neus. In school gaat
alles weer gewoonom te beginnen
dan. Net ben ik in mijn lokaal aange
land of mijn schoolbuur, de jongste col
lega uit twee stapt binnen met een
vraag recht op de man, pardon op de
vrouw af.
„Zeg wat voor stuk vlees is die Hen-
kie, die jij me hebt overgeleverd?"
Juist wil ik een speech afsteken om
dat ouwe Henkie van me te verdedigen,
of de deur gaat zachtjes open. M'n zoet
lief Claartje steekt schuchter haar
blank, blond, blauwogig kopje naar bin
nen. Dan wordt een bos stralend gele
trompetnarcissen omhoog gestoken.
„Voor uwes juffrouw!"
„Breng ze maar binnen, Clarekind"
Dat hoef je natuurlijk geen tweemaal
te zeggen. Voor deze interruptie laat ik
mijn collega wachten. Ik ben dol op dat
juichend geel van die vreugdige voor-
jaarstrompetten. Zachtjes dribbelt
Claartje naar ons toe.. Ik denk onder
tussen, wat een snoesje toch, echt een
kindje om te knuffelen. Met een gebaar
vol overgave legt ze de bloemenhulde
in mijn handen.
„Voor uwes", zegt ze nog eens. Dan
bekijkt ze me aandachtig. „Heb uwes
een nieuwe jurk an juffrouw?"
'k Hoor de jongste collega iets mom
pelen als „das ewig weibliche", maar
dat negeer ik totaal en geef Claartje
antwoord.
„Een beetje nieuw maar, hoor Claar
tje, want ik heb 'm al een poosje".
„O", zegt Claartje met een zuchtje,
,,'t is een mooie en nou ben uwes net
m'n opoe
De jongste collega staat met één
slag met zijn rug naar me toe en ik
hoor uit zijn richting een raar hinne-
kend geluid. En ik ben eerst even spra
keloos. Dat zegt nogal wat voor een
schooljuffrouw en dan komt voor het
eerst van mijn leven een niesbui me te
hulp. Als die bui weer overgedreven is,
is Claartje alweer bij de gangdeur, 'k
Heb dan nog net tegenwoordigheid van
geest genoeg om haar te zeggen, dat ik
de bloemen zo mooi vind en dat ik ze
dadelijk in een vaas zal zetten. Het
schijnt, dat onder de niesbui de collega
ook weer van stand veranderd is, want
we staan nu weer van aangezicht tot
aangezicht. Ik lach maar eens, niet als
een boer die kiespijn heeft, maar als
een schooljuffrouw die verkouden is.
Dat is nog erger. Als de jongste collega
vertrokken is, naar mijn mening nog
niet voldoende overtuigd van Henkies
deugden, pieker ik wat kunnen kinde
ren je toch aandoen. Net as opoe
en dat terwijl, ik verzeker het met de
hand op het hart, mijn zilveren school-
jubileum nog ver in het verschiet is...
In het speelkwartier besluit ik, tegen
een eerste besluit in, n.l. om met mijn
hele troepje in de oubollige voorjaars
wind in een grote kring spelletjes te
doen, om maar binnen te blijven. Ik zeg
tegen mezelf, dat het beter is voor mijn
verkoudheid, maar ik ben niet hele
maal zeker van me zelf. 't Kan ook
nog wel wezen, dat Ik met m'n „opoes
japon" aan geen dwaze galop in een
kring kan doen. Wie kent zich zelf, zei
een oude oom van me altijd.
In de rust van het speelkwartier
schiet me iets te binnen. Mijn goed
hartige hospita bedelt me altijd alle
afdankertjes van mijn kleren af voor 'n
paar „grote huishouwes, die alles kenne
gebruike".
Vanavond verblijd ik haar met mijn
zwart zijde ex-visite japon. Een mens
moet op zijn tijd ook eens een goede
daad doen.. En morgen fleur ik mijn
verkouden uiterlijk op met een „vrolijk
blommetje". Natuurlijk niet uit ijdel
heid, maar het oog van de kinderen
moet toch ook wat hebben.
Mijn beste nichtjes en neefjes,
Dadelijk begin Ik weer met het be
antwoorden van een deel van jullie brie
ven. Maar nu wil ik jullie toch eerst
vertellen, dat ik in het poosje, dat we
krantenfamilie van elkaar zijn gewor
den toch al over de vijfhonderd brieven
van jullie heb gehad. Dat is een aardige
stapel hé? Ik heb door jullie brieven
heel wat gezellige ogenblikken gehad.
Weet je wat leuk zou zijn? Als ik heel
veel tijd had, want dan zou ik kunnen
doen, wat zovelen me vragen om eens
op visite te komen. Maar o, o de tijd.
Nee daaraan kan ik jammer genoeg
niet beginnen. Net als ik denk, ja nu
heb ik toch wel even tijd, wel dan sehui-
ONS KORT VERHAAL
3 April.
Juist toen we aanstalten maakten om
de schuur te verlaten, kwam plotseling
de eigenaar van de schuur op hoge be
nen aanzetten, om ons met luid getier
weg te jagen.
We lachten hem natuurlijk uit, want
we gingen toch weg.
Na een voorspoedige tocht, en een
onweersbui onderweg, hielden we onze
intocht in Dellwig. Daar maakten we
ieder een slaapplaats gereed, en nadat
ik me weer eens heerlijk gewassen had,
was ik gereed om te gaan slapen.
4 April.
Na een verkwikkende nachtrust ont
waakt.
De firma verstrekt ons weer eten, en
dat wordt door ons wel op prijs gesteld,
al moeten we het helemaal uit het dorp
halen.
Als tegenprestatie doen wij wat klei
ne werkjes.
Maar alléén als wc er zin in hebben.
De bazen zijn zo mak als lammetjes.
Ze knijpen hem, geloof ik.
'k Heb de Pfarrer ook nog even be
zocht. Mijn koffer teruggehaald.
Ze waren blij dat ze me weer zo spoe
dig terug zagen. Natuurlijk moest ik
blijven eten, en toen was het verder een
gezellige avond zo in de huiselijke kring.
De artillerie beschiet Dordmund, zegt
men. Het is hier duidelijk te horen en
's avonds ook te zien. Dordmund is 25
a 30 km hier vandaan.
De bevrijding schijnt dus nader te
komen, maar daarmee ook het gevaar.
5 April.
Een gemakkelijke dag gehad vandaag.
Dat komt omdat ik aangeboden heb om
komende nacht te werken. Er wordt nj.
met grote spoed een diepe schuilkelder
gemaakt in de heuvel In de steile hel
ling daarvan wordt een diepe grot uit
gehouwen met houweel en electrische
boren.
Omdat er voor veel mensen tegelijk
natuurlijk geen ruimte is, wordt er in
ploegen gewerkt. Zo is bet dan van
nacht mijn beurt.
Het staat nu vast, dat we helemaal
ingesloten zitten.
6 April.
Hot werk vannacht viel nogal mee.
Met een electrische boor wordt een
diepe gang in de berg geboord.
Zodoende ontstaat er een flinke
schuilkelder, die uitstekend beschutting
biedt bij eventuele beschieting.
Vandaag zijn er weer drie lui in onze
barak teruggekomen. Ze hadden veel
gelopen, en de laatste twee dagen zo
goed als niets gegeten.
7 April.
Vandaag is het buitengewoon stil 't
Is alsof het hier geen oorlog meer is.
Het komt misschien door het weer, dat
erg regenachtig is.
Het eten dat we krijgen, wordt met
de dag beter. We kregen zelfs aard
appelen.
Alle wegwijzers in het dorp en om
geving zijn weggehaald.
De bevolking is er zenuwachtig.
Alweer zijn drie jongens aangekomen.
Ze hebben getracht uit de omsingeling
van het Ruhrgebied door te breken,
maar het is niet gelukt.
8 April.
Het weer is veranderd. Nu schijnt de
zon, en er waait een frisse wind.
De Jabo's zijn ook weer in actie ge
komen en maken de omgeving de ge
hele dag onveilig.
De artillerie is ook weer aan de gang
en met tussenpozen dreunen de kanon
nen.
De geruchten gaan, dat de Amerika
nen zover opgerukt zijn, dat ze vandaag
best hier kunnen zijn.
Enfin, we zullen ze dan wel zien.
9 April.
Er a vannacht veel geschoten. Onop
houdelijk hoorden we het gebulder van
kanonnen, 't Was compleet vuurwerk
aan de nachtelijke hemel.
Een fantastisch gezicht! Vele dorps
bewoners waren opgebleven en sloegen
het schouwspel gade.
Vanmorgen hebben Duitse soldaten
vlak bij onze barak, en ook op andere
plaatsen, luchtdoelgeschut opgesteld.
Dit brengt weer nieuwe gevaren mee,
daar de Jabo's ongetwijfeld wel eens
een aanval zullen doen op die stellingen.
We zitten dan ook bijna de gehele dag
in onze sehuilloopg'raaf.
Van slapen komt zodoende ook niet
veel overdag.
's Middags ben ik nog bij de Pfarrer
geweest en heb hem geholpen om zijn
boeken en meer waardevolle dingen in
de kelder te brengen.
Ook ontmoette ik er nog een Duitse
soldaat. Het was eigenlijk een Neder
lander, maar vanwege zijn Duitse af
komst bij de Wehrmacht opgeroepen.
Hu Wilde deserteren, en zocht burger
kleren. Een broek had hij al, en een
oud jasje, dat ik nog had heb ik hem
toen maar gegeven.
Men zegt dat de Amerikanen voor
Unna liggen en dat de stad is ontruimt.
Urtna is 7 km hier vandaan, dus zijn
ze niet ver meer weg.
De radio meldde, dat de strijd in het
Ruhrgebied in hevigheid toeneemt.
Vrijdag 27 April T95I
T ZEEöWSCh WEEKEND
Pagina 3
ven ze me weer een stapel brieven onder
de neus endan grijp ik maar mijn
mijn pen. Dat doe ik nu ook maar weer
en daarom gegroet allemaal, want ieder
krijgt weer zijn beurt.
Jullie TANTE TRUUS.
Lelietje van Dalen te Nieuwdorp. Zo'n
vliegreisje lijkt me wel een leuk spelle-
tj alsje een ander in het laken
ziet stappen, maar om zelf de kans te
lopen draaierig te worden of er door te
vallenHeb jij al eens zo'n reisje
gemaakt? Dat boek heb ik niet gelezen,
vertel er eens wat van. Zes vakken
huiswerk en dat als het mooi weer is,
lijkt me geen pretje. Heb je altijd zo
veel Simon B. te Aagtekerke. Wat heb
jij fijn gefietst in de Paasvacantie. Ja,
ik vind Veere ook een heel mooie plaats
en ik geniet elke keer evenveel als ik
er ben. Ik ben wel dikwijls bij de West-
kappelse vuurtoren geweest, maar nog
nooit erop. Op de hoek van die dijk
daar heb ik ook al vaak van het mooie
zeegezicht genoten. Bij jullie vandaan
is het niet zover om te fietsen, is het
wel? Haasje te Serooskerke. Gefilici-
teerd met de jarige thuis. Ik hoop dat
jullie een fijne dag zult hebben. Vertel
je me er alles van? Het zal toch nog
wel een week of wat duren eer je kunt
zwemmen, want het water zal nog wel
aardig koud zijn. Mag ja zo'n mooie te
kening wel eens mee naar huis nemen?
Konijntje te Serooskerke. Die zus van
jou mag je wel in ere houden, als je
zomaar haar fiets krijgt. Een eigen
fiets, die kan van de zomer te pas ko
men. Wat zul jij een tochten gaan ma
ken. Feestelijk staat dat hé als er zo
veel madeliefjes in de wei staan. Heb
je er veel geplukt? Het is altijd 'n beet
je moeilijk om er een goed vaasje voor
te vinden omdat ze zulke korte steel
tjes hebben. Waarin heb jij ze gezet?
Annie van de P. te Middelburg. Voor
moeder is dat fijn, dat jij meehelpt aan
de schoonmaak. Zo'n huip kan ik ook
best gebruiken. Ik denk er net over als
moeder, als een ander het koper poet
sen over neemt, ben ik al dubbel blij.
Van dat ongeluk had ik nog niets gele
zen. Wat is dat heel erg voor die vader
en moeder. Als je iets aardigs en pret
tigs van dat jongetje weet te verteilen,
en dat zal toch wel, omdat hij in jouw
klas zat, dan moest je dat eens aan die
moeder gaan vertellen. Ze zal het heer
lijk vinden nu nog iets aardigs van haar
lieve jongen te horen. Visdief je te Mid
delburg. Nu, terwijl ik je schrijf, is het
goed weer voor tuinwerk. Zeg neefje
je trekt toch niet met iedere visite aan
het knokken, is het wel, anders krijg
je mij nooit te zien hoor, want tegen
zo'n fikse Hollandse jongen is het kwaad
vechten. Ik hoop dat je die hut niet dik
wijls zult nodig hebben om te schuilen.
Eekhoorn te Middelburg. Gefeliciteerd
met je slagen. Ik vind je examencijfers
best. Ik wist niet, dat sinaasappelkisten
nog zo goedkoop waren. Wat hebben
jullie daar veel leuke dingen van ge
maakt. Gezellig om zo'n eigen hut te
hebben. Nu schijnt de zon en kan de
spinazie en de radijs in je tuintje best
groeien. Wanneer ga je naar je nieuwe
school? Ineke M. te Kleverskerke. Dat
zal houden. Ik ben goed ingelicht. U
kent de plakkaten. Ik verzoek U deze
man, als hij de Ganzepoort binnen komt,
te arresteren, voor hij onheil kan stich
ten".
„Hoe heet die persoon Eerwaarde?"
,Jan Grendel, heer van Uytwyck. Hij
is uit Kortrijk afkomstig. Ik ben er erg
op gesteld dat in Goes eens een voor
beeld gesteld wordt. Ik heb zo het ge
voel, dat er in 't geheim, al veel ket
terse geschriften gelezen worden. Zou
het nog niet beter zijn, hem, als hij de
poort binnen is, te schaduwen Er is
mij veel aan gelegen, precies te weten
waar de ketters in Goes hun verderfe
lijke oefeningen houden
„Laat U dat maar aan mij over, Eer
waarde!"
„Dat zal ik doen heer Baljuw! Denk
om de plakkaten!
Even later zijn de beide burgemeesters
met de Baljuw in een ernstig gesprek
gewikkeld. Van Uyterwyck heelt het
over de hem gegeven opdracht.
„Ik vind het een ellendig geval. Wat
kunnen we daar nu aan doen Goerée?"
Weinig, vrees ik, burgemeester De
Cornet. De geestelijke heren hebben
veel macht. Je weet, dat we onlangs
nog een paar raadsheren van het Hof
te Mechelen Mr Antonie de Meule-
naar en Mr Jan Aulscihjn op bezoek
gehad hebben, om een onderzoek in te
stellen".
„Zwijg daar maar over! Die Aulschijn
was niet voor de poes met z'n zeven
scherpe vragen. We worden nauwkeurig
geschaduwd en kunnen niet langer de
ogen sluiten Goerée. Ze zeiden, dat hun
ter ore was gekomen dat we hier te
zoetsappig zijn".
„Hij wist de naam van die ketterse
prediker ook. Dat is verraden speL Ik
zal die man zij het ook tegen mijn
zin moeten arresteren. Maar, burge
meester, ik grijp hem bij de poort. Als
ik hem laat volgen, moet ik ook anderen
arresteren, 't Stuit me tegen de borst
om poorters die aller achting genieten,
te vervolgen. Misschien valt het ver
hoor mee en loopt het af met een ver
banning uit ons rechtsgebied".
„'k Hoop dat onze goede stad voor
'n drama gespaard moge blijven", zucht
Jan Goerée. Burgemeester De Cornet
beaamt cüt.
„Morgenavond kom ik U het rapport
brengen!" belooft de Baljuw.
Grendel nadert de oude Ganzestad.
Hij heeft al een zware reis achter de
rug, want hij komt helemaal vanuit Ou
dewater. Onbewust van het dreigend
onheil dat zich boven zijn hoofd samen
pakt, stapt hij de poort door.
Baljuw Van Uitwyck loopt op hem
toe.
„Is U Jan Grendel uit Kortrijk?"
„Ja mijnheer", antwoordt deze ver
rast.
„Volg me dan" klinkt het bevel.
Even later zit de vermoeide reiziger
achter slot en grendel in de stadhuis
toren.
Heel snel gaat bet gerucht door Goes;
„Er is een ketterse prediker gepakt!"
„Binnen!"
„De deur gaat open en de pior der
Kruisbroeders stapt het lokaal van de
wacht binnen.
De Baljuw van Goes, Gerard van
Uytwyck zit achter zijn schrijftafel.
Zijn gezicht betrekt als hij de prior
ziet. Hoewel hij goed Rooms-Katholiek
is en grote eerbied koestert voor de
geestelijke stand, heeft hij het niet op
de prior begrepen. Hij vraagt een beetje
nors:
„Zet U neer, heer prior! Wat brengt
U hierheen?"
„Het belang onzer heilige kerk, heer
Baljuw!" zegt deze met grote nadruk.
De Baljuw trekt een bedenkelijk ge
zicht en zegt:
,Ik leefde in de veronderstelling, dat
alles in onze stad ook op kerkelijk
gebied, rustig was".
„Dat kan wel zijn heer Baljuw, maar
er is gevaar op komst Ik kom een be
roep op U doen, om dat gevaar te be
zweren!" De prior doet heel gewichtig.
„Waar schuilt dat gevaar, waar U op
doelt?" vraagt de Baljuw.
„Mjj is ter ore gekomen, dat in Goes
een poging gedaan zal worden de begin
selen der Hervorming ingang te doen
vinden. Morgenavond wordt een per
soon hier verwacht, die ketterse preken
ben ik helemaal met je eens, dat je op
je verjaardag kostelijk bent verwend
geworden. En allemaal van die fijne
dingen, die je zo goed gebruiken kunt.
Hoe bevalt liet je in de vijfde klas? Ik
ben blij, dat ik nu schrijven kan, dat
nu de zon schijnt, dat is wat anders
dan jij schreef, hé? Maar eens wordt
het wel mooi weer. Adri S. te Scherpe-
nisse. Wat heb ik je gemist, wel twee
keer, maar ja, ik kan het me zo goed
begrijpen, dat je nu eens uitvliegt, na
dat je zo heel lang te bed moest blijven
liggen. Wat een jarigen zijn er in deze
tijd bij jullie. Allemaal gefeliciteerd. Hoe
gaat het op school? Ben je nog achter
gekomen in de lange tijd van je ziek-
zijn. Naar je brieven te oordelen, geloof
ik dat het wel meevalt. Je meester
heeft een goede verjaardag gehad. Ge
zellig, zo'n feestdag op school. Wat
heerlijk hé, dat je nu helemaal beter
bent. Filo Fop te Oudelanile. Heb je nu
alles al gezaaid? Papavers zijn prach
tige bloemen. Jammer, dat ze altijd
maar zo kort bloeien. Nee neef, je vangt
mij niet, dat heb ik de koekoek nog
nooit horen roepen. Vind je bloeiende
bomen ook zo prachtig? Adamson te
Oudelande. Ja, ik heb gelukkig ook een
tuin, al is die niet zo groot. Er staan
wat perebomen in, maar die bloeien, nu
ik je schrijf, nog niet. Het zal wel niet
zo lang meer duren, denk ik. Ik verlang
er al naar. Nee, ik heb hier nog geen
zwaluwtjes gezien. Krijgt moeder de sla
uit je tuin. Het zal fijn zijn, zo vers
gesneden.
10 April.
's Nachts weer gewerkt en tegen de
morgen even geslapen.
Al gauw werd ik gewekt door de
grote activiteit van de Jabo's. Ze zijn
geen ogenblik van de lucht, en schieten
geen gebrek. Dus maar weer dekking
zoeken in de loopgraaf. Zodoende heb
ik nu al in een dag of drie niet geslapen.
De „Flak", die bij onze barak staat
opgesteld, spreekt nu ook een woordje
mee, en het is soms een leven als een
oordeel.
De zon schijnt, en de bomen worden
groen van jong, nieuw leven. Nu bloeit
de Meidoorn op Walcheren, denk ik bij
mezelf. Gek, dat ik daar nu aan denk,
terwijl ik de kogels hoor fluiten.
Iemand wist te vertellen, dat de Ame
rikanen al in Strickherdicke zijn ruim
2 km van Dellwig, met een kijker wa
ren ze te zien.
Inderdaad hoorde ik kort daarop de
granaten, die van de Amerikaanse tanks
werden afgeschoten, fluiten.
Ik was bij de Pfarrer bezig, om hem
te helpen met het beveiligen van de kel
derramen. Daarom haastte ik me naar
de barak, en vond daar de hele zaak in
opschudding. Ieder pakte zijn koffer om
desnoods direct naar de bergbunker te
kunnen gaan.
Om 10 uur ging ik gewoon naar het
werk in de berg. We konden echter niet
veel doen, want de schuilbunker was vol
angstige burgers, meest vrouwen en
kinderen, 't Was een zielig gezicht.
Tegen drie uur ging ik maar weer
naar de barak om nog wat te slapen.
Maar daar kwam niets van. In de barak
was alles in rep en roer.
Niemand was naar bed. Enkele gra
naten waren dichtbij ingeslagen. Dus
ben ik maar weer teruggegaan en heb
mijn koffer voor alle zekerheid maar
meegenomen.
Het gaat nu spannend worden. Mij
komt in de gedachtén:
„Die in de schuilplaats des Aller-
hoogsten is gezeten, die zal vernachten
in de schaduw des Almachtigen
11 April.
Van slapen is er deze nacht weer niets
gekomen. In vijf dagen heb ik zo goed
als niets geslapen.
Om zes uur vanmorgen ben ik weer
naar de barak teruggekeerd. Het werd
toen even stil. Maar zodra het licht
werd moesten we in allerijl weer in de
bunker. Behalve artillerievuur zijn er
weer de Jabo's die in grote getale rond
zwermen.
De Duitse infanterie is nu ook in ons
dorp verschenen, en ze doen als of ze
Dellwig tot de laatste steen verdedigen
willen.
Op iedere hoek en achter elk huis
hebben ze zich ingegraven. Dat belooft
straks wat te worden!
De Jabo's schieten op alles wat be
weegt. Met levensgevaar werd het eten
uit het dorp gehaald, en onderweg
moesten ze zo dikwijls dekking zoeken,
dat het koud geworden was.
De Amerikanen moeten nu zeer dicht
bij zijn, en elk ogenblik verwachten wij,
dat ze zullen binnenrukken, en dan zul
len ongetwijfeld straatgevechten plaats
vinden.
Zonder 's Heren wil zal geen haar van
ons hoofd gekrenkt worden. Die zeker
heid geeft kalmte en rust. Daarom heb
ik ook goede moed.
12 April.
Een veelbewogen dag.
Van slapen is vannacht weer niets
gekomen.
We zaten de ganse nacht met zijn al
len in de bergbunker vanwege de hevige
beschieting. Overal sloegen de granaten
in. Tal van huizen stonden in brand.
Wat een vreselijke nacht was dit!
Tegen de morgen werd het schieten
minder, en eindelijk was het zo goed
als stil. Toen waagden we het om eens
even in het dorp te gaan kijken. De
verwoesting was groot, en de bevolking
doodsbang voor een volgende beschie
ting. Geen wonder!
Van de Duitse infanterie was er niet
één meer te zien. Ze waren met de stil
le trom vertrokken. Amerikanen waren
echter ook nog niet te zien. Waarschijn-
wachten die op de overgave van het
dorp.
De burgemeester heeft echter ten
strengste verboden om de witte vlag
uit te steken, en wil van geen overgave
weten, want hij Is nogal een fanatieke
Nazi. De bevolking is op deze helden
moed allesbehalve gesteld, maai- hoe
bang ze ook zijn voor een nieuwe be
schieting, niemand durft het verbod te
overtreden.
Ook wij verlangden naar het einde
van de strijd, en beraadslaagden met el
kaar wat we in deze omstandigheden
konden doen. Een stout plan kwam in
ons op: wij zouden de Amerikanen gaan
inlichten over de toestand in liet dorp.
Direct maakten we ons reisvaardig.
Jaap en Max zouden meegaan, en nog
twee andere jongens uit onze barak,
met zijn vijven dus.
Van een juffrouw kregen we een flin
ke witte lap, en hiermee gewapend to
gen we op weg.
Van horen zeggen wisten we waar de
Amerikanen zich ongeveer bevonden n.l.
op de grote weg naar Unna, zowat bij
het gehucht Strickherdicke.
Om daar te komen moesten we de
heuvel over. Van Dellwig liep er een
smalle landweg rechtuit over de heuvel
naar dat gehucht. Dat wegje zouden we
nemen.
We zochten nog een flinke stok om
straks onze witte vlag aan te binden en
zo waagden we het er op.
Die witte vlag mochten ze vanuit het
dorp natuurlijk niet zien, daarom wilden
we die pas te voorschijn halen, als we
boven op de heuvel waren; dan echter
moesten de Amerikanen duidelijk kun
nen zien, dat we met vredelievende be
doelingen kwamen. (Wordt vervolgd).'