maran:
iterMre JïPVJMl
Uit het dagboek van een „Auslander'
Onder Zeeuwse luchten
Vrijdag 20 April 1951
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 2
Met Pa us Reis, door Dr W.
Lodder, Uitg e van Bosch
Keuning N.V. te Baarn.
Ofschoon we een ogenblik geaarzeld
hebben of wij dit boek wel in onze
rubriek, waarin wij gewoonlijk uit
sluitend literaire werken bespreken,
kunnen recenseren, beslotei. wij dit
toch te doen (en dus niet onder de ge
wone boekbesprekingen een plaats te
geven), want het werk heeft, zoals we
bij het doorlezen mer' ':en zeer zeker
ook een literaire kant.
F roman is het niet, maar het laat
zich wel als een roman lezen. Dat is
een grote verd' ste voor een boek als
dit, want men bereikt er een groter
publiek door, dan dit soort werken ge
woonlijk ten el va„t.
Het boeit van het begin tot het eind
en de auteur is er in geslaagd een zeer
levend beeld te scheppen van de hei
den-Apostel, wiens werk in sommige
kringen in deze tijd, onder het motto
van „Paulus-herdenkingen", herdacht
wordt.
Nu moeten wij van dit soort „her
denkingen" niet veel hebben. En ik
de stroevigheid en een vule baelzaak
voor de kachel lee, met plekke der in
asof ie pas uut het verkeskot 'ehaeld
was, en een 'escheurde ruut zag met
een stik pampier der op 'eplakt, toen
ik dat allegaer zag en rook, ha ik maer
gauw me schuld betaeld en bin weer op
'estapt. Hannes kwam achter me an,
want ie had wat te vertellen over een
verreke dat ziek in 't kot lee en ik
docht: wat jie me te vertelle heit, dat
ken je oak bute doë, daer hebbe we
teminste frisse locht. En toen ie uut
'epraet was, bin ik gauw op'estapt en
ik mot eerlijk zegge asdat ik naer huus
toe aeres gong as ik er vandaen kwam.
Ik docht zoa bie mezelvers: Flippie, je
ken dan een twiendraedje om je pupe
stele motte doeë en je ken de kans
loape je nek te breke over het gladde
zeil, neemt dat noe mae voo lief en hou
ie noe maer stil en geef je wuufie maer
is een smokkert van een kos, want ze
heit 't eerlijk verdiend, 't Is toch altoas
nog beter te helder as te vuul, as er
dan toch bie de wuufies noe eenmael
een tè voo mot komme.
Noe en wat kieze julder, as je te
kieze heit? Je FLIP BRAMSE.
vermoed, (en dit vermoeden wordt bij
het lezen van dit mooie boek wel tot
zekerheid) dat de Apostel Paulus zelf
met gloeiende verontwaardiging al dit
soort „herdenken" van de mens en
„zijn" werk, veroordeeld zou hebben.
Het is het mooie van dit boek, dat het
een dergelijke herdenking geen ogen
blik toelaat.
De auteur laat de Schriften spreken
en houdt zich stipt aan wat deze over
en door de Apostel Paulus tot ons zegt.
Op de eerste pagina van zijn boek
zegt de schrijver: „De kennis van de
Bijbel en van de Bijbelse figuren ging
er in de laatste vijftig jaren niet op
vooruitInderdaad, ieder die nog
kerkelijk een beetje meeleeft, kan dat
elke dag constateren. De onkunde
wordt bedroevend groot, ondanks al
onze jeugdactie, ons geschrijf over
„Kerk en Jeugd", en over „Jeugd en
Kerk", ondanks al ons catechetisch on.
derwijs en ons onderwijs op de scholen
„met de Bijbel", zoals het nog met
gouden letters op de frontgevel van
heel wat scholen ingebeiteld staat.
De Bijbel-kennis gaat schrikbarend
achteruit. We hebben er geen tijd, geen
interesse meer voor, en aan dit ont
stellend gebrek aan belangstelling voor
het Woord gaan we straks ten gronde.
Daarom doet het lezen van een boek
als dit zo goed. Bladzij na bladzij ge
tuigt het van een nauwgezette en lief
devolle studie van de Schriften. Maar
dit niet alleen. Het werk is weten
schappelijk verantwoord, ook voor wat
het bronnenmateriaal betreft. De klas
sieke schrijvers zijn grondig geraad
pleegd. Kennis is genomen van opgra
vingen en wat geleerden als Cicero,
Philp, Tacitus e.a. geschreven hebben.
En zo krijgen we een inzicht in de
omstandigheden ten tijde van de
Apostel en gaat over vele teksten een
verrassend lich voor ons op en leren
we de Bijbel dus verstaan in zijn juiste
betekenis. En wat een bizonder relief
aan dit werk verleent is, dat we het
leven en werken van Paulus gaan be
grijpen, uit de omstandigheden waarin
hij b.v. te reizen had, moest tobben
met vervoersproblemen, geestelijke
stromingen had te wederstaan enz. We
gaan met hem inderdaad „op reis" en
leven mede, met de moeilijkheden wel
ke hij in bepaalde steden bij de Evan
gelie-verkondiging te overwinnen had.
We staan met hem op de Areopagus,
trekken Corinthe binnen en zien Efeze
en de andere gemeenten van Klein Azië.
„Zien", inderdaad, want de auteur
verstaat de kunst van uitbeelding, en
heeft deze gave in getrouwe dienst ge
steld van een,diepgaande studie, waar
bij hij zich angstvallig gewacht heeft
zijn fantasie ook maar ergens vrij spel
te laten. Hij blijft gebonden aan en
onder de tucht staan van Gods Woord,
hoe verleidelijk het soms moge zijn
geweest op bepaalde punten het voet
spoor van speculatieve geesten te vol
gen.
Een goed boek, dat we gaarne aan
bevelen.
Een Kopenhaagse ontdekking.
Je hoort soms zo opeens van die
„geweldige" ontdekkingen. Die grote
neef van me zou zeggen: „Je staat er
van te kijken". Nu dan, deze keer is
het een ontdekking in Kopenhagen. Wat
ver uit de buurt? Geeft niet tegen
woordig. Met de televisie zit je er toch
met de neus bovenop. Jammer genoeg
voor Kopenhagen is die ontdekking ai
jaren geleden ontdekt door een dood
gewoon aanstaand moedertje. Nu weet
men meteen, dat het een onschadelijke
ontdekking is. Dit ter geruststelling.
Als je tegenwoordig het woord hoort
noemen, slaat de schrik al om je hart,
want je denkt nu hebben ze zeker een
„verbeterde" atoombom of iets derge
lijks uitgevonden. Niets daarvan. De
Kopenhaagse ontdekking iseen
rommelspeelplaats. Men heeft namelijk
bemerkt, dat de jeugd zich op een stuk
grond met allerlei rommel, als hout,
kisten, palen, stenen, oude auto's beter
amuseerde, dan in de keurig aangelegde
speeltuinen met draaimolens, schom
mels en wat niet al. Daar schrijven de
kranten nu over en terecht hoor. Maar
ik wil nu ook recht doen aan dat on
bekende aanstaande moedertje en haar
„uitvinding". Daarom richt ik een pa-
ONS KORT VERHAAL
1 April.
Eerste Pasen.
Een koude wind slaat door de kleren
en gaten van de schuur.
Niettegenstaande alles hebben we
vannacht uitstekend geslapen. Van zes
uur gisteravond tot vanmorgen negen
uur. Maar eventjes 15 uur!
Om aan de kost te komen ben ik van
morgen met Jaap de boer op „e.veest
om wat eten bij elkaar te bietsen. We
hebben nog wel wat gerst, maar zonder-
zout, suiker en melk is dat nu niet be
paald een lekkernij. Bovendien beschou
wen we dat als een soort „noodrant
soen".
Het lukte al gauw om wat aardappe
len en brood van de mensen los te krij
gen. We kregen zelfs ergens heerlijke
koeken, en bij een ander weer koffie.
De mensen zijn veel vriendelijker dan
voorheen tegen ons. We hoorden zeggen,
dat het hele Ruhrgebied nu volkomen
omsingeld is. Misschien komt het daar
door.
De eenvoudige boerenbevolking is
door de. Duitse „deskundige" voorlich
ting belachelijk bang gemaakt voor de
Amerikanen. We spraken met een oude
boerin die ons vroeg hoe de Amerikanen
waren. Of er ook negers bij waren. Ze
had gehoord, dat die zomaar iedereen
vermoordden. Ze beefde al van angst
als ze er aan dacht.
Enfin, toen we voldoende mondvoor
raad bij elkaar hadden voor ons vieren
zijn we weer teruggekeerd naai- ons
verblijf.
Des middags zijn Max en Piet er op
uit geweest, want we hadden besloten
om de beurt twee aan twee om eten
uit te gaan.
We hopen het zo een tijd te kunnen
volhouden. Tot nu toe gaat het wel
maar we verlangen erg naar het einde
van de strijd.
Als zwerver, bedelaar en vluchteling
hebben we zo onze eerste Pasen door
gebracht.
Des avond bemerkte ik, dat ik mijn
zakbijbeltje vergeten heb. Ik herinner
me, dat het nog in mijn krib moet lig
gen, onder het hoofdkussen.
Inderhaast heb ik het vergeten. Dat
is erg. Behalve dat je een Bijbel nooit
missen kunt, was ik er aan gehecht,
want het was een belijdenisgeschenk.
Hoe krijg ik het terug?
2 April.
Tweede Pasen.
Weer hebben we rustig kunnen sla
pen.
De morgen kwam met regen en wind.
We hadden nog genoeg eten voor de
middagpot, en we kookten die morgen
aardappelen en bruine bonen.
Des middags klaarde het een beetje
op, en daarom ben ik met Jaap nog even
de boer op geweest. We deden een heer
lijk maal gebakken aardappelen op met
spek, en nog wat aardappelen, die we
voor morgen koken zullen. Overal in het
dorp, hier in de buurt worden soldaten
ingekwartierd. In de loop van de dag
kwamen tot onze schrik ook soldaten in
de schuur. Ze schijnen het echter heel
gewoon te vinden, dat wij hier zijn, dus
voorlopig houden we ons maar koest.
Het lijkt wel of het terugtrekkende
troepen zijn. Dan zou het wel kunnen
gebeuren dat het binnenkort frontgebied
wordt. En dan? Het is hier overal vlak
land, en veel mogelijkheden om voor
eventuele beschieting weg te schuilen
is er niet. Dat was er in ons dorpje aan
de Ruhr wel. Zodoende bespraken wc
de mogelijkheid om daarnaar terug te
keren.
Het kanongebulder horen we steeds
dichterbij, en is nu en dan zo luid dat
'de schuur staat te schudden.
Tegen de avond besloten we om op
onderzoek uit te gaan naar Dellwig
(waar onze barak stond) om te zien of
alles veilig is, en zonder gevaar kunnen
terugkeren.
Na enige beraadslaging besloten we,
dat Jaap en ik op verkenning zouden
gaan. Max en Piet bleven op onze spul
len passen.
Des avonds tegen het donker werd,
gingen we op weg. Hoe dichter we Dell
wig naderden, des te behoedzamer ver
volgden we onze weg. We vonden het
raadzamer, dat men ons niet herkende,
wie weet wat er dan zou gebeuren.
Zo kwamen we in het dorp. Het was
ongeveer middernacht.
We waagden het aan te kloppen bij
de chauffeur van het bedrijf. We wisten,
dat het een vertrouwd persoon was.
Ze waren nog op, en tot onze vreug
de kon men goed nieuws vertellen. Er
waren nog enkele jongens teruggeko
men, die evenals wij er tussenuit gegaan
waren. Die waren gewoon weer in de
barak gaan wonen, en de directie had
het goed gevonden, ja zelfs geprezen.
We besloten de nacht verder in de
barak door te brengen, om morgen Max
en Piet in te lichten om dan gezamen
lijk terug te keren
Zo kwamen we weer in onze oude
barak terug.
Mijn eerste werk was om mijn bed
pieren erezuil op in ons hoekje. Er werd
een baby verwacht. De eerste! De jonge
aanstaande moeder was er vol van. Ik
bewonderde, van harte, al wat haar
vaardige vingers vol liefde hadden toe
bereid voor „het Kindje". Ten slotte
haalde ze, wat je toen nog in gewone
gezinnen vinden kon, een ouderwets
sigarenkistje van honderd voor de dag.
„Kijk", zei ze, „ik heb al de klosjes,
die ik leeg genaaid heb, maar hierin
bewaard voor later, als 't Kindje wat
groter is, want je ziet dikwijls, dat de
kinderen daar liever mee spelen, dan
met allerlei duur speelgoed". Het siga
renkistje was al vol met klosjes, lege
kleine doosjes en wat gave blokjes hout.
Eerst, ik was toen zelf nog jong, vond
ik het wat raar, maar later heb ik ge
leerd het inzicht van dat jonge vrouw
tje te bewonderen.
Intussen, na zoveel jaren, is men in
Kopenhagen ook zover gekomen, dat de
jeugd rommelspeelplaatsen krijgt. „Vor
ming buiten schoolverband" geeft dit
nieuws en zegt verder: „Bij wijze van
proef is men toen tot aanleg van zgn.
rommelspeelplaatsen overgegaan. Ze
hebben navolging gevonden. De kinde7
ren zijn er geen voorwerp van een be
paalde opvoedingsmethode, maar kun
nen naar hartelust graven, "huisjes"
bouwen en afbreken, vuurtje stoken,
enz. Is het buiten nat, dan betrekken
ze een werkplaats om te tekenen, schil
deren, modeleren. In Rotterdam bes.aat
ook reeds zo'n rommelspeelplaats en in
Den Haag wordt er aan gewerkt. Op
deze wijze hoopt men het vrijetijds- en
baldadigheidsprobleem enigermate tot
een goede oplossing te brengen".
Op de slotzin van dit bericht komt
het aan. Onlangs schreef ik er ook al
over, naar aanleiding van een experi
ment in Enschede. Alle instanties en
iedereen moet alle zeilen bijzetten om
de jeugd binnen de perken te houden.
En men beseft niet, wat een bittere
aanklacht dit is aan het adres van ou
ders. Er is natuurlijk niets tegen, dat
er een beetje ruimte gegeven wordt,
waar de rakkers zich kunnen uitleven.
Als je in een grote stad in een soort
kazerneblokken als haring in een ton
gepakt zit, blijft er niet veel mogelijk
heid voor het jonge goed om zich uit
te leven. Daarom is het een goed ding,
dat er een beetje ruimte voor ze ge
maakt wordt, waar ze kunnen rennen
en achter een bal aan vliegen. En ze
moeten daar op voorjaarsdagen als een
luimige lentewind je extra levenslust
aanwaait, eens naar hartelust kunnen
joelen en schreeuwen zonder dat een
ouder mens tot stilte maant. Daar is
het jong en ontstuimig leven voor. .n
daar niet elke vader een partic .,er
park tot zijn beschikking heeft, zijn
speelplaatsen broodnodig. Maar dat
deze dingen er alleréérst moeten komen
op te zoeken om mijn vergeten Bijbeltje
weer-bij me te steken. Tot mijn 3' hrik
bemerkte ik echter, dat mijn bed ei niet
meer was. De jongens die al eerder
teruggekomen waren hadden alle iver-
bodige bedden de deur uit gesmeten.
Gelukkig hadden ze mijn Bijbeltje ge
vonden. Ofschoon ze verder alles ad-
den weggesmeten, dit hadden /.c tot
mijn vreugde bewaard.
Zr kwam ook aan deze spannende dag
een einde.
3 April.
De terugtocht naar Dellwig stond op
het program vandaag.
Van een der dorpsbewoners konden
we een fijne trekkar gebruiken. Dat was
wat! Een uitkomst om de bagage te
vervoeren.
Welgemoed gingen we op weg, be
nieuwd hoe het in de schuur gesteld zou
zijn. Jammer dat het af en toe regende,
anders was het beslist een prachtige
tocht geweest.
Tegen twaalf uur kwamen we aan,
en troffen Max en Piet aan in grote
ongerustheid over ons lange wegblijven.
Ze dachten, dat we gesnapt waren, en
waren zo moedeloos, dat ze van plan
waren, indien wij om 12 uur nog niet
terug zouden zijn, zich bij de politie te
melden!
Door onze komst werd dit gelukkig
verhinderd, we waren juist op tijd.
Groot was dan ook hun vreugde, toen
ze het goede nieuws vernamen, dat we
hen vertelden.
Voor we met pak en zak onze schuur
verheten, kookten we nog een flinke
pan aardappels, en nadat we ons hier
aan te goed gedaan hddden, gingen we
op weg.
(Wordt vervolgd)
Vrijdag 20 April 1951
'T ZEEUWSCh WEEKEND
Pagina 3
om gemeentelijk en particulier bezit
enigszins te beveiligen, is toch wel erg.
„Makkelijk praten", zei onlangs ie
mand, „je hebt ze niet aan een touw
tje". Gelukkig niet, want het lijkt me
geen benijdenswaardige baan om „op
passer" te wezen. En vergeet niet, aan
een touwtje heb je de dieren. Een be
paald soort dieren nog wel. Een goed
gedresseerde hond kun je nog wel los
laten lopen. Maar met de jeugd schijnt
dat niet te gaan. Daarom is „alle hens
aan dek" om ze bezig te houden, ten
einde veel schade te voorkomen. Je
vraagt jezelf wel af, waar is het gezag
van de ouders om dit te keren en waar
is de vindingrijkheid van de moeders
om eens te proberen eerst de jongeren
thuis wat bezigheid te geven. Dat jonge
moedertje spaarde al garenklosjes voor
een heel klein hummeltje, er is in ieder
gezin toch ook wel „rommel", waarmee
De fiets en Koosje.
'k Voel me weer een ander mens, nu
ik weer per fiets naar school kan. O
nee, ons dorp is nog niet in zijn oude
staat hersteld, maar ik heb ontdekt,
dat ik, door een omwegje te maken en
het laatste stukje door het land van
onze schoolbuur, boer Jacobs, te lopen,
weer vrijwel de hele weg per fiets kan
doen. Dat spaart me een kwartier bag
geren door modder-brijbergen. Het heeft
me wel een vermaan van m'n hospita
die vriendelijkjes informeerde of ik 's
avonds ook maar niet liever op m'n fiets
naar boven naar bed ging. Toen ik hals
starrig toch op de fiets wegtrok, aan
vankelijk in een richting tegengesteld
aan die, welke ik eigenlijk gaan moet,
voorspelde m'n goeie dikkerd, dat ik
m'n nek nog wel eens kon breken nou
de wegen in zo'n toestand waren.
Enfin, ik ben in ieder geval heelhuids
in school gekomen en laat me nu m'n
dierbare fiets juist vandaag het middel
zijn om met één slag het hart van
Koosje Koenders te winnen. Een beetje
geluk moet je toch wel eens hebben als
schooljuffrouw met vier dozijn „lieve
kleintjes" onder je hoede.
Haast mechanisch vliegen 's morgens
je ogen langs de rijen, 'n Hiaat hier of
daar? Waar is Jantje?Hij mosten-
de zo hoesteWaar isJa, waar
is vandaag Koosje Koenders? Ik kijk
tegelijk naar Anneke de Leeuw, haar
burinneke. Anneke is zichtbaar verlegen
met het geval. Dat pleit voor haar,
merk ik later. Maar ik krijg het er toch
uit. Koosje wilde helemaal niet naar
school, want haar opoe zou komen
Nu is het mijn beurt om verlegen te
zijn (al moet die verlegenheid beslist
van binnen besloten blijven) ,want in
zulke gevallen komen (tegen mijn wil
vaak) de woorden van mijn oude paeda-
gogiekleraar in mijn gedachten, als er
iets niet goed gaat met een leerling,
heb je zelf vaak fouten gemaakt, daar
om zeg ik op Anneke's mededeling al
leen maar: „O", (merkwaardig in hoe
veel gevallen je dit veelzeggende letter
tje kunt gebruiken). Intussen peins ik,
waar zit dan mijn fout? Maar er schiet
me niets te binnen. Dat Koosje is een
kind als dozijnen anderen, 'n beetje ti
mide. Verder weet ik eigenlijk niet veel
van haar. Van het gezin ook al niet.
Dat is hier pas een goed jaar geleden
gekomen. De vader heeft een baan bij
de spoorwegen en is naar ons dorp ver
plaatst. De collega's hebben wel sprui
ten uit dat gezin, maar ik hoorde er
nooit iets over. 't Zal dus wel redelijk
zijn. Uit de g<-_ ....edenis kan ik dus ook
al geen inlicntingen putten, die me ant
woord geven op de vraag, hoe dat timide
kind toch zo obstinaat kan zijn, dat ze
halsstarrig weigert naar school te ko
men. Nee, de zaak wordt me niet dui
delijk en ik ben me enkel bewust, dat
ik niet kan concurreren met opoe. Veel
tijd tot mediteren heb ik niet, we moe
ten verder. Als ik bijna aan het eind
van de Bijbelse geschiedenis voor deze
dag ben, zie ik beweging op het plein.
Koosje is in aantocht, maarniet
alleen, 'k Wacht maar af. Een minuutje
later, klop, klop op mijn lokaaldeur. In
een tel ben ik bij de deur en sta voor
moeder Koenders en Koosje. Juffrouw
Koenders ziet er nogal militant uit. Wat
zal het worden? „Juffrouw, hier hebbie
Koosje. Dat nest(ik sluit haastig
de deur) wou maar niet naar school,
omdat d'r opoe most komme, da's me
moeder zo gezeit. Die is nou jarig en
ik heb gezeit, moeder kom nou dat dagio
bij ons, dat is beter asdat je zo allenig
on .ie kamertje in de stad blijf. En nou
een fikse jongen wonderen kan doen?
Maar het schijnt wel eens, of al deze
dingen geen aandacht hebben. Dat is
erg. De kinderen moeten eerst worden
bijgebracht, dat het vernielen of be
schadigen van andermans bezit een
kwaad, zonde is. Dan moet er het ou
derlijk gezag zijn, dat het de jongen
eenvoudig onmogelijk maakt om daar
aan mee te doen en ten slotte, nee
eigenlijk eerst, moet daar zijn een vin
dingrijke moeder, die weet dat ledigheid
des duivels oorkussen is en daarom
„werk" aan de winkel brengt voor een
jongen met een overcomplet aan levens
lust en een paar fikse knuisten. Het is
toch eigenlijk eenvoudig. Als we eens
begonnen met eenvoudige dingen te
doen, dan konden veel gewichtige in
stellingen misschien wel met vacantie
gaan. Dat zou prachtig zijn!
I
benne die twee gek op mekaar en daar
om wou de juffrouw niet naar school,
maar ik zeg, vort je zei gaan, ik ken
de hele dag geen pottekijker d'r bij
hebbe. Maar denk u das ze wou? Nou
d'r zit een koppie op. En ze weet wat
ze wil. En ik hoef ze niet met de jonges
mee te geve, want ze is ze allemaal te
glad af. Maar ik zeg, ik heb ze nou alle
acht onder de duim gehouwe en dat zal
ik dat nest ook en nou u
Maar „u" pakt Koosje zachtjes bij
de hand en stuurt ze naar binnen, naar
haar plaatsje. Dan heb ik tijd om juf
frouw Koenders van antwoord te dienen
wat echter inmiddels niet meer nodig
is, daar ze weer voldoende adem heeft
geschept, om verder te kunnen. „Juf
frouw, je mot ze ook de baas blijven,
laat ze je niet nemen hoor. 'k Heb 't ze
goed genogt gezeid voor ze naar school
gong, asdat de juffrouw ze wel kléin
zou krijgen en juffrouw, je houdt ze
maar school en geef ze maar een pak
rammel, maar niet op d'r hoofie, want
da's gevaarlijk. Nee met mijn zei uwes
geen last d'r over krijge. 'k Heb 't ze
genog voorspeld".
Ik besef opeens hoe zwaar ik door
deze moeke erfelijk belast ben met alle
schrikverhalen over vreselijke school
juffrouwenHoe kom ik daar af!!
Juffrouw Koenders heeft inmiddels al-
1
i
Mijn beste nichtjes en neefjes,
Zo nu ben ik weer van mijn brieven-
schuld af, maarer is weer een
nieuwe stapel aan het groeien met de
oplossingen van de laatste keer. Zo
blijft het werk aan de winkel. Dat komt
er van als je zomaar in de krant zet,
dat je van brieven houdt. Dan komen
ze van alle kanten op je aan. Maar ik
blijf er toch bij, ik vind het gezellig om
een stapel brieven te krijgen. Dan hoor
je nog eens wat. Jullie zijn allemaal
weer naar school. Eigenlijk gelukkig
maar, nu het toch alle dagen stormt en
regent. Dan kun je maar het beste ge
woon aan het werk zijn. Ja natuurlijk,
jullie zijn in school ook aan het werk,
weer voor een volgend goed rapport.
Nu, ik heb heel wat rapportcijfers ge
zien in jullie brieven en ik kan niet
anders zeggen, dan dat ik echt een
beetje trots ben, op mijn neven en
nichtjes, want de cijfers waren best.
Fijn hoor!
Maar nu moet ik stoppen met mijn
brief. Massa's groeten van jullie
TANTE TRUUS.
Sneeuwklokje te Wolphaartsdijk. Voor
je rapport neem ik mijn hoed af, hoor.
Vader en moeder waren er toch zeker
ook wel blij mee. Leuk, dat Hansje het
zo fijn vindt op de kleuterschool. Twee
raadselnichten naast elkaar in school,
dat, is nog eens gezellig. Ik wilde, dat
ik jullie eens kon zien zitten. Maar
praten jullie nu niet te veel? Schol
ekster te Vrouwenpolder. Ik hoop van
harte, dat het op die trouwdag heel
ï-ooi weer zal zijn. Ik wilde, dat ik je
dan eens kon zien in die mooie witte
jurk. Misschien zie ik je wel eens op
portret. Heeft je broer een gezellige
verjaardag gehad? flerfstastertje te
's-Gravenpolder. Maar nichte wat een
reuzen stap heb jij gemaakt van de vijf
de naar de zevende klas. Hoe bevalt
het jou. Het lijkt mij nog al moeilijk.
Je rapport was prachtig. Denkt Han
weer veel meer verteld. Ik maak maar
aanstalten om naar binnen te gaan en
nu ziet juffrouw Koenders, dat ze ook
maar gaan moet. Genoeglijk glimlachend
neemt ze afscheid, met als laatste woord
nog de raad: „En juffrouw, laat je niet
neme hoor, want geloof me, as ze zeit,
dat ze naar achter mot, dan is z'm ge
piept. Ze is zo gaar als boter. En as
ze met een natte broek thuis komt, zei
ik er uwes niet lelijk op ankijke".
Na al deze inlichtingen is het een
weldaad weer in de rust van mijn klas
te zijn aangeland. Koosje Koenders zit
in haar bankje timide en stil
Gelukkig zijn mijn nieuwelingen van
1 April nog geen volbloed scholieren,
dus is er geen verbazing als juist Koosje
in het speelkwartier de boekjes mag
ophalen en de schriften mag klaarleg
gen. Hoe Koosje over het geval denk,
kom ik niet te weten. Ze doet netjes
wat haar opgedragen is, maar ik zorg
er voor, dat ik vlak bij haar ben, als ze
klaar is en dan vraag ik hevig geïnte
resseerd naar opoe, m'n concurrente.
Dan zie ik, dat dit stille Koosje toch
een dochter van de moeder is, want een
ware woordenstroom breekt los. Alle
maal deugden van opoe. Mensen, wat
een opoe! Een benijdenswaardig bezit.
Maar meteen „zie" ik mijn Koosje pas
goed. Ik pak het bolle toetje tussen
m'n handen en zeg dan in alle oprecht
heid: „Jij hebt een echte lieve opoe,
geloof ik. Maardaarom mag je niet
thuis blijven hoor. Dat mag ik ook niet
en meneer ook al niet als er een opoe
komt. Ik vind dat ook altijd zo akelig",
't Is zichtbaar een openbaring voor
Koosje, dat ik een lotgenoot kan zijn.
Ze bekijkt me met oprechte belangstel
ling. Ineens heb ik een idee. Koosje
woont nogal een eindje van schooL Daar
ga ik een oplossing voor vandaag voor
vinden. „Hoor eens Koosje, ik ga jou
om twaalf uur op mijn fiets naar huis
brengen, dan ben je fijn heel gauw bij
je opoe en dat doe ik vanmiddag na
schooltijd weer!! 'k Heb het gevoel, of
ik over een toverstaf beschik. Dat dode
timide snuitje van alle dagen is omge
toverd in een blinkend blij gezichtje.
Natuurlijk kun je als bezadigde
schooljuf het niet doen, maar ik zou
met plezier uit alle macht willen zingen:
„Hiep hiep hoera, de Boeren hebben
het gewonnen", want ik zie, dat ik met
m'n fiets regelrecht Koosje's hartje ben
binnengereden. En nou heb ik er nog
vier en veertig om te ontdekken.
I''
Ik
nog zo goed over zijn juffrouw? Appel
bloesem te 's-Gravenpolder. Ik zou
haast vragen, verklap mij eens, waar
zoveel van die kleine viooltjes staan,
maar als het toch zulk bar weer is, zal
er niet veel van komen om ze te pluk
ken. Jammer genoeg. Jij hebt het wel
getroffen, dat je met zo'n goede buit
thuis kwam. In een klein vaasje staan
die, bloempjes zo mooi. Ik houd er ook
van. Fjjn een goed rapport te hebben
hé? Nee, ik heb die uitzending niet ge
hoord. Ik hoef wel niet zo vroeg naar
bed, maar ik zat achter een stapel
brieven en dan weet je het wel. Ton K.
te Wemeldinge. Jij treft het, dat je een
eigen tuintje hebt, waarin je mag plan
ten en zaaien, wat je maar wilt. Zorg
maar dat je steeds veel bloemen er in
hebt. Als ik van de zomer eens ga fiet
sen, en ik kom in je buurt, dan kijk ik
vast eens in jouw tuin. Wat ga je er
voor deze zomer inzetten? Vcrgeet-mjj-
nietje te Grjjpskerke. Jij hebt je Paas-
vacantie best besteed. Moeder heeft
door jouw vacantie ook een beetje va
cantie, doordat jij helpt. Dat zal ze wel
fijn vinden. Gezellig om zo bij Opoe te
logeren. Was het niet een beetje te
koud in de speeltuin, of heb je jezelf
warm gespeeld? 't Rapport was best,
hé? Old Shatterhand te Goes. Dat was
lang niet prettig om heel de vacantie
ziek te zijn. Nu ben ik dubbel blij, dat
jij toen net een prijs had voor de raad
sels, dat vergoedde weer een beetje. Die
dubbele postzegels kun je toch wel voor
ruilen gebruiken? Jouw verzameling
lijkt me geweldig, want je bent ook nog
jong, dus nog niet zo lang aan de gang.
Oranjebloempje te Serooskerke. Na
tuurlijk vind ik het niet erg, als een
brief eens een keertje wat kort uitvalt,
al heb ik graag lange brieven. Maar ik
heb liever een korte brief, dan dat ik
in het vergeetboek kom. Dat vind ik
wel erg. Maar al was je brief kort, er
stond toch veel goed nieuws, want jul
lie zijn allemaal overgegaan. Dat is
veel waard. Annie M. te Serooskerke.
Zijn er al veel versjes in je album ge-
sclireven? Leuk hé can zo'n album te
hebben lk heb de mijne altijd nog be
waard. Wat is Opa al oud. Is hij nog
goed gezond? Ze hebben jou wel ver
wend met je verjaardag. Jannio V. to
Scliorpenlsse. Dat was eens een gezel
lige brief met een hoop nieuws. Als je
deze krant leest zijn we in de buurt
van je verjaardag, daarom dus heel har
telijk gefeliciteerd. Schrijf je me alles
van die dag? Wat is dat heerlijk, dat
Opa, hoewel zo oud, toch nog zo goed
gezond is. Het is wel heel laat, maar
feliciteer hem maar van mij. Je schiet
in school ook al aardig op, nu je in de
vijfde klas zit. Hoe vindt je het in die
klas? Jan do M. to Kamperland. Die
tante mag je wel in ere houden die je
zulk mooi schrijfpapier gaf. lk ben er
ook een beetje blij mee, want je kreeg
het om naar mij te schrijven. Ik vind
het papier werkelijk prachtig. De soep
smaakte toch zeker wel best, al was
die haan nog zo boos. Ik lust tenminste
best soep van een boze liaan. Jammer,
dat je net in de vacantie ziek was,
maar ik geloof dat je jezelf toch wel
vermaakt hebt. Zo'n Jaap toch om me
te vergeten! Bellefleurtje to St Laurens.
Natuurlijk ben je welkom bij ons. Wat
leuk voor je dat er zoveel echte nichtjes
en neefjes met ons meedoen. Zo hoor
je vanzelf telkens wat van elkaar, lk
kan me zo goed begrijpen, dat je het
heerlijk vindt om dat leuke kleine broer
tje te bemoederen. Rina heeft een goede
verjaardag gehad. Ze was toch zeker
wel heel blij met alles. Is je breiwerk
al afgekomen Ik denk het wel, want
het is nu toch geen weer om buiten te
spelen en dan kom je er in huis vanzelf
toe om maar wat te breien.
ZAAIEN.
Ieder, voor wie het een vreugde is
met eigen hand mede te werken aan
do bloei van z'n tuin, kent April als de
maand van voorbereidingen en beloften.
Dan komt, wat eerder of later, al naar
de weersomstandigheden moe of tegen
werken, de gelegenheid het zaad van
de eenjarige bloemen aan de grond toe
te vertrouwen, 'n Prettig werkje dat
zaaien, voor de liefhebber die het doet
en de vele anderen die, wanneer de
bloeitijd gekomen is er van mee genie
ten. Voor we gaan zaaien zijn er na
tuurlijk eerst plannen gemaakt. Wie zo
maar, op goed geluk dat het wel wat
worden zal, zaait, kan niet verwachten
dat hij op die manier meewerkt aan de
verbetering van het geheel. Wij moeten
er ons rekenschap van geven, dat wat
wij doen aan de tuin ten goede komt.
Het kan, wanneer weersomstandigheden
of andere oorzaken een normale ont
wikkeling belemmeren, wel eens tegen
vallen, maar de ware liefhebber van
tuinieren zal zich daardoor niet laten
onti. edigen, die durft wat te wagen,
om de eentonigheid te verbreken, die
dikwijls ontstaat door het jaar in jaar
uit gebruiken van dezelfde planten. De
kern die in eerste aanleg door omstan
digheden en eigenaar bepaald is, blijft
natuurlijk bestaan maar in de levende
tuin worden steeds opnieuw proeven ge
nomen om het geheel te verbeteren.
Daar is een altijd waarneembaar groei
proces naar volmaking die, de hennes»
weten het, we pas na zeer vele jaren
kunnen benaderen.
Zaaien is in de eerste plaats, vooruit
zien en zich 'n voorstelling maken van
het te bereiken resultaat. Zo is het te
vens wat zomervreugde beleven lang
voordat de Lentejubel in de tuinen los
breekt. Voor we het zaad aan de aarde
toevertrouwen moeten we die eerst in
orde maken. Flink diep spitten, fijn ma
ken en zo nodig bemesten. We kunnen
ter plaatse of op zaaibedjes zaaien. De
kleine tuinbezitter zal 't steeds ter plaat
se moeten doen. Zodra 't weer gunstig en
de grond voldoende vochtig is voor de
ontkieming, gaan we beginnen. De fijne
zoden worden met een laagje aarde be
dekt, de grovere komen dieper. Vanaf
het moment dat we de ontkieming zien.