Haar avontuur
laef vliegende f«sg$i§I<
Ons
famUeMad V"
„UieA 9xkL in.
Laatste ronde wordt gespeeld in 's-Gravenpolder.
Vrijdag 20 April 1951
T ZEEUWS CH WEEKEND
Pagina 1
Het persoonlijk kampioenschap van Zeeland.
Redacteur: H. M. SLABBEKOORN
Oostsingel 60a, Goes.
Op 28 April zal zoals bekend in
's-Gravenpolder de laatste ronde ge
speeld worden om het persoonlijk kam
pioenschap.
Dit geschiedt op uitnodiging van de
nog jonge ontspanningsvereniging, die
©.a. een afdeling dammen bezit.
Het is lovenswaardig dat leden van
deze afdeling zich ook al bezighouden
met het samenstellen van problemen.
Hierbij geef ik de lezers één van deze
vraagstukken samengesteld door de
beer J. Walraven.
Wit speelt en wint.
begint de vreugde. Die groeit met de
jonge plantjes mee tot de dag komt
waarop we ze moeten uitdunnen, 't Is
natuurlijk niet goed dat ze zo dicht
blijven staan als ze opkomen en nood
gedwongen moeten we er wat van ver
wijderen. Voor de soorten die verplant
kunnen worden vinden we wel 'n plekje,
maar die dat niet verdragen moeten we
weg doen. Daar nemen we steeds de
zwakste voor wat we overhouden moet
sterk en gezond zijn. Wees niet bang
om ze ruimte te geven, wat in het be
gin kaal lijkt, groeit gemakkelijk vol.
De welbekende slaapmutsjes, met hun
fijn grijs loof houden van ruimte. Staan
ze te dicht dan is er na een stortbui
dikwijls niet veel meer van over. Ze
houden er evenmin als de Papavers van
om verplant te worden. Heelt u het al
eens met Papavers geprobeerd? Ze heb
ben altijd plezier en de shirly verschei
denheden wel het meest. Geef ze 'n
warm plaatsje in uw hart en tuin. Hier
en daar wat eenjarig Gipskruid brengt
de weelde van witte tule waarbij wat
Kochia's, ook bekend als zomereypres
prachtig uitkomen. Deze mooi gevorm
de planten, 't lijken kleine coniferen,
met fijn groen loof, krijgen later prach
tige herfsttinten. Godetia en Ridder
sporen kunnen wel samen gaan wanneer
we de laatste in één kleur zaaien die
bij het rose van de Godetia's past. De
fijne pasteltinten maken dat mogelijk,
lie Riddersporen kunnen 70 cm hoog
worden wat 'n bescheiden lengte is bij
die der Zonnebloemen. Deze zaaien we,
telkens drie pitten bij elkaar, om daar
van liet sterkste plantje te behouden.
Wat 'n krachtontplooiing laten de Zon
nebloemen zien. Vlinders, zweefvliegen,
hommels en andere bezoekers kunt u
op de bloem vinden en die helpen mee
dat v: in de winter, 'n extra tractatie
voor de mezen heeft. Heeft u liever
minder hoog groeiende, ook die zijn er.
Wie de pittige geur van de Afrikanen
niet waarderen kan zaaie wat Reseda.
Die heeft voorkeur voor 'n kalkachtige,
goed vochthoudende grond.
Wist u dat O.I. Kers uit Peru komt?
Neem dit jaar eens met de gewone
klimmende ook de Lobbianum en de
Peregrinum. De kennismaking zal zeker
'n prettige verrassing voor u zijn.
De éénjarige planten belonen onze
zorgen op zo n uitbundige wijze dat ze
eigenlijk in geen enkele tuin mogen ont
breken. Hen wat meer aandacht schen
ken is zichzelf verrijken.
Behalve de genoemde zijn er nog ve
len die zeker meer belangstelling ver
dienen. Liever dan die in een weinig
geziende Hjst samen te voegen, zullen
wc daar volgende keer wat meer over
vertellen. Variabilis.
Rectificatie.
In hot vorige stukje staat: „met het
gebruik van veel flagstone'sDat
voel noest zijn wat.
100 ZEEUWEN NAAR AMSTERDAM.
Op Hemelvaartsdag zal in Amster
dam een nationale meeting plaats vin
den. Een 100-tal Zeeuwse dammers zal
uitkomen tegen een 100-tal uit één der
Noordelijke provinciën (Groningen,
Friesland of Drente).
Het staat thans vast dat alle deel
nemers aan het persoonlijk kampioen
schap van Zeeland ook zullen deelne
men in Amsterdam, zodat wij met de
eerste 10 borden goed voor de dag kun
nen komen.
TOURNOOI TE PAKIJS.
In de eerste week van Mei wordt een
wereldtournooi gehouden in Parijs.
De heer F. Gordijn, Den Haag, zal
voor Nederland uitkomen. Ook wordt
getracht de heer R. C. Keiler, Amster
dam, af te vaardigen.
OPLOSSINGEN PROBLEMEN.
No. 11. Zwart: 13 schijven 8, 9, 11,
12, 13, 14, 16, 17, 18, 20, 22, 26 en 30.
Wit: 13 schijven 23, 27, 28, 29, 31,
32, 33, 39, 43, 44, 45, 48 en 50.
FEUILLETON
door G. P. BAKKER.
72) o—
Marion gaf Saxon de hand.
„Dank, hartelijk dank", zeide ze
zacht, haar stem dreigde haar te be
geven, en haastig trok ze haar hand
terug.
Saxon keek haar verwonderd aan.
„Prinses."
Hij maakte een stijve buiging.
„Prinses, het is mij een genoegen
geweest u van dienst te kunnen zjjn."
De toon van zijn stem klonk hem
zelf vreemd en koel in de oren.
Na een diepe reverence voor de
koning verdween Marion.
„Gaarne zou ik nog een paar woor
den met u spreken, overste", sprak de
koning met zijn gewone beminnelijk
heid.
„Wat zijn verder uw plannen? U
was immers overste van Wallenstein's
kurassiers!"
„Zeker, Sire, en in de laatste tijd
een van zijn vertrouwde agenten,
maar na Maagdenburg heb ik beslo
ten zijn dienst te verlaten."
„Baron Von Rasjin, die hier enige
dagen geleden vertoefde met brieven
van de hertog Von Friedland, sprak
mij toevallig over u. De hertog wil
een bondgenootschap met mij sluiten
misschien is u daarvan iets bekend''
„Het is mij niet geheel onbekend,
Sire."
„Von Pappenheim stelde u de ge-
neraalsrang in uitzicht. Waarom zoudt
Opl.: 23—19. (14X34) 28—23 (18X
40) 37X7 (26 x 28) 7—2 (34+43) 45 x
21 (16X27 3X2 (43-A9) 2—16 af 35
wint.
No. 12 Zwart: 13 schijven 6, 8, 9,
10, 13, 17, 19, 20, 22, 25, 26, 30 en 35.
Wit: 13 schijven 11, 28, 29, 31, 32,
33, 34, 36, 37, 39, 43, 49 en 50.
Opl.: 29—24 (20X27) 37—32 (22X
44) 32X5 (30X48) 5X37 (6x17) 49
X40 (35X44) 50 x 39 (48X30 of?) 37
—48 (26x37) 48X35 wint.
No. 13. Zwart: 10 schijven 10, 12,
13, 14, 20, 30, 34, 35, 36 en 40.
Wit: 11 schijven 23, 25, 26, 29, 32,
33, 38, 41, 42, 43 en 45.
Opl.: 32—27 (36 x 47 43—39 (34X
21) 26X19 (47X38) 45 x 34 (30X28)
23 x 43 (14X34 25X5 (35—40) 5—28
(40—45) 28—50 enz wint.
No. 14. Zwart: 13 schijven 6, 8, 9,
11, 14, 16, 17, 18, 20, 22, 32, 33 en 40.
Wit: 13 schijven 15, 24, 26, 27, 29,
30, 31, 38, 41, 42, 47, 48 en 50.
Opl.: 48—43 (32x21) 29—23 (18X
39 gedw.) 50—44 (40—49) 24—19 (14
X23) 15x24 (29X20) 38x27 (49X46)
30—25 (21X32) 25x21 (16x36) 42—
37 (32X41) 26—21 (11—16) 21—17
wint.
No. 15. Zwart: 3 schijven 15, 21 en 25.
Wit: 3 schijven 12, 29 en 44.
Opl.: 12—8 (21—27) 8—3 (27—32)
3—26 (25—30)A 26—42 (15^-20) 29—23
(3034) op 2025 dam op 1 42x15
(34—39) 44 x 33 (32—37) 33—28 (37—
41) 15—47 (41—46) 47—42 wint.
u geen dienst nemen in mijn leger.
Ik heb behoefte aan dappere, knappe
hoofdofficieren, die het land en de
krijgsdienst volledig kennen. U is im
mers protestant?"
„Ja, Majesteit,"
„Ik zal Rasjin een brief aan Wal-
lenstein medegevendan is uw ont
slag dadelijk geregeld. De hertog zal
mij gaarne deze dienst bewijzen."
Saxon zweeg.
„Waarom aarzelt u?"
De stem van de koning klonk on
geduldig.
„Maagdenburg, Sire. Maagdenburg
zit mij nog altijd dwars. Waarom
kwam Uwe Majesteit niet tijdig te
hulp?"
„Overste, u is een moedig man, een
koning in zijn eigen kamp te richten,
maar ik schat u er hoger om. Ik weet
dat de val van Maagdenburg mij zal
worden verweten, maar God is mijn
getuige, dat ik mij in deze niet schul
dig gevoel, al zal het altijd een van
mijn droevigste herinneringen blijven
Ik ben evenwel niet te trots om mij te
rechtvaardigen. Ik had redenen te
geloven, dat de veste langer zou
standhouden: er was voor een jaaT
proviand. De inlichtingen bleken he
laas onjuist. Er waren twee partijen
in het stadsbestuur. De keurvorsten
van Saksen en Brandenburg weiger
den om steun. Ik sta in een vreemd
land, de vijand in de rugmaar
hier is het manifest, dat ik heb laten
verspreiden in Duitsland en de Ne
derlanden. Lees het en geef mij dan
antwoord. Uw oordeel zal anders
zijn".
„Sire!", sprak Saxon geheel onder
de indruk van de gesproken woor-
A (3338 voor 1520 zie Hoofdva
riant. 29—24 (38-43 of?) 44—39 (43
X34 26—17 (34—40) 17—11 (40—45)
11—50 (15—20 of 24X15) (25—30) 15
—10 (30—34) 10—4 (34—39) 50X6
(4550) 422 wint
No. 16. Zwart: 3 schijven 6, 24 en 35.
Wit: 3 schijven 11, 12 en 17.
Opl.: 11—7 2429)A 7—2 (6—11
of?) 17X6 (29—33 of?) 6—1 (33—38
of?) 2—24 (3843 of 35—10 24X42
40—44 of?) 42—33 (44-^49 of?) 33—
44 wint) 24—33 (35—40 of?) 33—39
(43 X 34) 1—6 (40—45) 6—50 (34—39)
50X6 (45—50) 12—7 (50-45) 7—1
45—50 145 wint A (35—40) voor (6
11) zie boven 7—2 (40-45 of?) 2X35
(6—11 of?) 17X6 (45—50) 6—1 (50—
28) 3544 (28—50) 1—6 wint.
No. 17. Zwart: 2 schijven 27 en 28.
Wit: 2 schijven 30 en 39, dam op 44.
Opl.: 44—50 (28—32 of?) 50—45 (32
—37 of?) 45—18 (27—32 de bestel 18
—23 (32—28) 23 x 41 (38—42) 41—47
(42—48) 39—34 (48—37) 47—42 (37x
48) 3025 wint.
No. 10. Zwart: 7 schijven 7, 8, 9,
10, 12, 35 en 38.
Wit: 7 schijven 17, 20, 21, 24, 25,
29 en 48.
Opl.: 48—43 (38X49) 20—15 (49X16)
15X11 (16x30) 17x8 (30X2) 29—24
(2X30) 25X34 wint.
Prijswinnaar oploswedstrijd is R.
Rijkse te Yerseke.
Alle deelnemers hartelijk dank voor
de inzendingen. S.
den, „mijn geringe krachten staan
ter beschikking van Uwe Majesteit en
van de zaak waarvoor u de zee is
overgestoken."
De koning stak hem de hand toe.
„Overste, ik dank u."
„Wat is u voor landsman?"
„Ik ben een Nederlander."
„Een geus?"
„Een kleinzoon van een watergeus",
luidde het bescheid.
Gustaaf Adolf keek de overste on
derzoekend aan maar vroeg niet ver
der.
Hij sloeg Saxon vriendschappelijk
op de schouder en zeide:
„Ik zal beginnen u een paar eska
drons van mijn beste Zweedse kuras
siers te geven onder kapitein Von
Holm met een paar luitenants. Von
Holm heeft al dadelijk het grootste
vertrouwen in u gesteld."
„Majesteit", verklaarde Saxon, „ik
zal de werftrommels laten slaan en
het zullen weldra evenveel regimen
ten zijn. Mag ik verder zelf mijn offi
cieren benoemen evenals bij Wallen»
stein?"
„Toegestaan", luidde het prompte
antwoord. „Ik zal u een aanwijzing
geven op mijn schatmeester."
„Sire, dat zal voorlopig niet nodig
zijn."
„Kerel, je neemt geen dienst bij
mij, ik beschouw je als mijn bondge
noot. Volg dan ook voorlopig maar je
eigen weg. Je hebt mijn volle ver
trouwen. Tot ziens."
Een flinke handdruk. Saxon be
greep waarom Gustaaf Adolf zo Be
mind was.
(Wordt vervolgd.)
202. „Wat is er toch gebeurd?" kreet de grijsaard.
„Salah a dlbi-drlb k'wash asjü" jammerde de prins luid
en Filo Fop begon kalm een uitleg te geven. ,,Het tapijt
vloog ineens niet meer verder", zei hij. „Jaja".'knikte de
oude, „dat klopt!" Ik was bang dat prins Poehah zou
vallen en toen vond ik het toverwoord waarmee je het
tapflt kunt laten stilhouden. Ik dacht: als het kleed nu
langzaam daalt, kan de prins er op klimmen. Toen dacht
ik dat dit wel gebeurd zou zijn, en liet het weer verder
vliegen door dat eerste toverwoord uit te spreken
Filo vertelde vlug, hoe het werkelijk gegaan was en de
oude man trok de haren uit zijn baard van spijt! ,,Ach,
ach!" riep hij, „het tapijt is weg!"
Ineens veerde hij op en rende naar het tafeltje met het
oude boek! Filo en Prins Poehah volgden hem op de
hielen en zagen hoe hij met zijn neus in de bladzijden
dook en haastig zocht
„Hahaa!" riep hij triomfantelijk, „met deze toverspreuk
zullen we het tapijt wel weer terug krijgen: „Toere Toer-
jahü"
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGBLAD
van Vrijdag 20 April '51 No. 1844
Uitgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V.
Goes
eeuu/sc.w
u/ee/fem
UIT DE SCHRIFT
Onze lezers zullen ongetwijfeld met
belangstelling kennis genomen hebben
van wat de heer E. M. Bakker uit Mid
delburg de vorige week in ons blad (11
April jj.) schreef, onder het kopje:
„Gods wonderen in de geschiedenis
Hij komt daarin op tegen de stelling
van de redacteur van „Onze Vacatures",
waarin deze zegt: „Wat het Christelijk
geschiedenisonderwijs betreft: nergens
kan met volkomen zekerheid worden
vastgesteld: hier greep God in
De heer Bakker komt o.i. zeer terecht
hier tegen in het geweer en wat hij, in
verband daarmee uit Groen van Prin-
sterer citeert, heeft onze volkomen in
stemming.
Toch vragen wij ons af: zijn wij er
mee klaar te protesteren tegen derge
lijke publicaties? Hebben wij hier niet
te doen met een symptoom van een
richting, die bezig is ons Christelijk
leven te ondergraven? En moeten we
dus niet wat meer naar de diepte af
steken
Het is óók Groen van Prinsterer ge
weest, die ons geleerd heeft: „Principiis
Opsta" wat zeggen wil: wederstaat de
beginselen van het kwaad. Groen is
nooit blijven stilstaan bij het signaleren
van uiterlijke symptomen van verkeer
de geesten, doch stootte door tot de
oorzaak, tot de diepste beginselen. En
ik geloof dat we dit ook hier te doen
heboen.
Want wat hier in „Onze Vacatures"
geschreven werd is maar niet een per
soonlijke mening zonder meer. Het is
de vrucht van een theologische visie,
welke in onze tijd in bepaalde kringen
vrij algemeen geworden is.
Men beweert dan, dat God, als de
„Gans Andere", als de transcendente
God, Zich niet inlaat met de geschie
denis van mens en land en wereld, in
deze zin, dat Hij het door Zijn machtig
ingrijpen opneemt voor de éne volks
groep tegen de andere. Want in Zijn oog
zijn alle mensen en partijen en groepen
volstrekt eender. Vandaar ook dat de
aanhangers van deze nieuwe leer met
evenveel gemak lid worden van de Par
tij var. de Arbeid als van een christelijke
partij. Het is alles lood om oud ijzer.
God kiest geen partij in ons gemeen
schapsleven, dus hebben wij het zeker
niet te doen. En met deze theologische
dwaalleer als basis, komt men tot ge
heel nieuwe beschouwing van de ge
schiedenis met als vrucht uitlatingen,
zoals de heer Bakker terecht bestreden
heeft
Wij geloven, dat we de geesten heb
ben te beproeven en op hun diepste kern
te peilen.
Nu wil dat weer volstrekt niet zeggen,
dat we precies eender moeten denken
als onze vaderen in hun tijd gedacht
hebben. Ook zij waren kinderen huns
tijds. Zo zou ik b.v. niet graag voor mijn
rekening nemen de geschiedenisbeschou
wing van Da Costa, hoezeer ik hem
hoogacht als een uitnemend vroom en
serieus christen. Maar wanneer Da
Costa (en velen met hem) Nederland
noemt het „Israël van het Westen" en
parallellen gaat trekken tussen het volk
Israël en Nederland (ook Groen heeft
dat soms gedaan) dan geloof ik, dat we
ook niet op het goede spoor zijn. Er was
maar één Theocratisch volk en een
tweede is er nooit geweest. Nederland
maakt wat dit betreft geen uitzonde
ring op de overige volken der wereld,
al erkennen we direct, dat de Here
zéér bijzondere bemoeiingen met ons
volk gehouden heeft in de loop der ge
schiedenis. Maar Willem van Oranje is
nooit een tweede Mozes geweest, en
Aiva geen tweede Farao. Ik geloof, dan
ook. dat we het niet zo moeten zien, dat
God op bepaalde tijdstippen wonderda
dig ingreep in ons volksleven, zoals hij
dat b.v. deed bij het wonder van de
doortocht door de Rode Zee. Ik geloof
eigenlijk niet in een incidenteel ingrij
pen in de geschiedenis van ons volk, of
van enig ander volk, maar ik geloof
wèl in een aldoor ontwikkelen van de
geschiedenis naar Gods raadsplan, van
moment tot moment. We moeten dus
niet zeggen: hier greep God in en daar
greep God in, ik geloof, dat we dichter
bij onze schone belijdenis leven, wan
neer wij zeggen: héél de geschiedenis
ligt in Gods hand en al de draden van
de geschiedenis zijn in Gods vingeren
besloten. Want niet alleen uitredding
en wonderdadige hulp zijn het werk
Gods, ook de komst van Alva, (om maar
iets te noemen) is Gods werk en ging
niet buiten Zijn raadsplan om. En zo
grijpt God steeds in, in het leven van
alle volken, dus ook in de geschiedenis
van Nederland, zo goed als in ons per
soonlijk leven, maar niet slechts met
Zijn zegen, doch evenzeer met Zijn oor
deel, met Zijn straf, met Zijn vloek.
En wanneer ik het zó ga zien, krijg
ik een wonder duidelijke visie op de ge
schiedenis, óók van ons vaderland. Ik
ga dan niet alleen Gods uitreddingen
bij onze strijd tegen het roomse Spanje
zien, maar ook Gods oordeel, b.v. in de
komst van de Fransen en van Napoleon.
Het is alles Gods werk, in geheel de
geschiedenis.
En dan ga ik ook nog iets anders
zien: God leidt de geschiedenis, met als
centrale doelstelling de voltooiing van
Zijn Kerk. Daaraan maakt Hij alles
dienstbaar. Want geen volk, ook het
Nederlandse volk niet, is ooit een twee
de Israël, maar Zijn Kerk is het wèl,
of beter: zij is de voortzetting van het
oude Israël, zij vormt er de éne Kerk
mede. En in haar dienst leidt God het
wereldgebeuren en ook de geschiedenis
van Nederland.
Dan mogen wij ook zeggen: dat Ame
rika in de wereldoorlog deelnam, zijn
tanks en bommenwerpers maakte en
naar Europa zond, was tenslotte in
dienst van de Kerk des Heren. God
wilde niet dat Hitier overwinnen zou
en Zijn Kerk in Europa van de aard
bodem vernietigen. Daarom gaf Hij be
vrijding. En daarom alléén. Volstrekt
niet omdat de Westerse wereld nog zo
braaf en humanistisch was. En wanneer
God de derde wereldoorlog nog tegen
houdt, is het alleen omdat Hij nog
plaats wil geven aan Zijn Kerk op
aarde. Lees in dit verband eens Open
baring 12 vers 6. God geeft nog een
plaats aan de Vrouw in de woestijn. Hoe
lang dit duren zal? Tot God het vol-
Znlt Gtj in deze tijd aan Israël het Koninkrijk loederoprichten?
Hand. 1 S.
Daar is misschien heel veel te
zeggen over het gebrekkige inzicht,
dat de discipelen ook na de Opstan
ding nog hadden. Als we maar
daarbij de hoofdzaak niet vergeten.
Er gloeit een heilig enthousiasme
bij de jongeren voor het Koninkrijk
des Heren. Deze mensen hebben
één begeerte, die hun ganse leven
beheerst. Zij hopen op de heerlijk
heid van het rijk, dat door Christus
tot overwinning komt. Goed, laat
het zijn, dat zij té vroeg de triomf
willen grijpen, dat zij nog speciaal
aan Israël denken. Vergeet daarbij
nietdat de Heilige Geest nog moest
komen, die in alle waarheid zou
leiden.
Laat één ding toch duidelijk spre
ken., Deze mannen wéten, wat zij
willen. Dat de heerlijkheid des He
ren zxtl geopend worden. Al hun
passie ontlaadt zich voor de Enige,
Die hart en gedachten vervult:
Jezus!
Daarin staat de Kerk heerlijk
voor onze aandacht.
Brandend van liefde voor Jezus
Christus. Opgaande in Hem, Die ope
ning gaf voor de Kerk naar het
eeuwige leven. Daarvan gaat invloed
uit, als de gemeente, ons persoon
lijk leven van zulk een gloed ver
vuld is.
Zo geeft het leven werkelijk aan,
hoe we persoonlijk vreugde kennen,
en hoe de Kerk haar roeping kan
nakomen. Alles, alles roept om Je
zus, en Zijn overwinning!
Zullen wit dit beeld dan maar be
waren, enbidden, dat ook wij
daarnaar gevormd worden?
Goes.
c. STAM.
doende acht. Geen minuut langer of
korter.
Ligt daarin geen onuitputtelijke troost
voor ieder, die zich in Zijn Kerk ge
borgen weet?
We hebben dus principieel en radicaal
positie te kiezen tegenover hen, die be
weren, dat God niet in de geschiedenis
ingrijpt en dat dit ook nergens is aan
te tonen. Volstrekt niet! God bestuurt
alles, van seconde tot seconde en ach
ter alles staat Hij als de Prima Causa,
de eerste, de stuwende, de richting
gevende Oorzaak.
Maar het is evenmin zo, dat God
slechts incidenteel ingrijpt of ingegrepen
heeft, om even, als een verlossend God,
een bepaalde situatie te redden voor
ons Nederlandse volksleven.
Wij geloven dat het véél dieper en
veel, véél troostrijker is, en dat we het
alles te bezien hebben als KERKge-
schiedenis. Want in waarheid: wereld
geschiedenis is niet anders dan KERK-
geschiedenis, en KERKgeschiedenis is
de geschiedenis van Gods Zoon, Die als
Hoofd van Zijn Kerk, haar zaak tot de
Zijne gemaakt heeft en daarom tot haar
gloriepunt zal opvoeren. Zijn Kerk,
hier in Nederland, zeer zeker, maar
evengoed in Korea, in China, Rusland,
Amerika en waar dan ook.
Deuze weke zou ik na het broodeten
's ochens effe naar Hannes van Keetje
ioape om een rekeningentje te gaen be-
taelen van een schoppe en een hakker,
die ik een paer maende geleje van 'm
'ekocht ha. Ik had me klompe an en
stufelde m'n erf of, toen me vrouwe me
werom riep. Ze zee: Flip, kom is effe
werom, ik zee: waerom, vrouwe? en
toen zee ze: dat komp er nie opan, kom
is werom, zeg ik. Noe, ik begreep dat
't niet helegaer goed zat, as ie zo lange
getrouwd bin, dan ken je uut de toon
al veul opmaeken. Dus ik werom en
toen bie de deure zee ze: trek noe eerst
je klompe is van je voete. Ik zee weer:
waerom vrouwe? en toen zee ze op
nieuw: dat komp er niet opan. Trek je
klompe is uut en gaet is me me mee,
naer binnen. Noe ik heel gedwee achter
me vrouwe an, de huuskamer in, en
toen wees ze nae de vloere en zee: kiek
jie daer noe is edaen hebbe, wat bin je
toch, as 't er opan komp een vuulpoes.
Ik zee niks, maer keek nae de vloere
en toen zag ik een bietje assie legge en
wat strobieze, eel pieterepeutig klein
maer, al zeg ik zeivers, je most goed
kieke aeres zag ie niks legge. Noe, ze
stong maer te wiezen met der vinger
en keek me an op 'n menier, waer ik
geen kaes van 'egete ha. Wat leidt daer
noe? zee ze? Noe ik bukkende een
beetje naer voren en zee: as ik goe
kieke, daen zie ik een klein krumeltje
assie legge, vrouwe. Wat zou dat Toen
zee ze: wat dat zou? Ha ik daer noe
voor scheun 'emaekt? Jie bin een vuul
poes. Noe ha ik een weke lang het huus
oppekelfd, de vloer 'eboend en aoles
ekoppekraemd en kiek me daer noe
wer is an. Je ken bekant net zo goed
niks doe. Jie altied met die smerige
pupe en met je vule kouse, die al z'n
leve onder de stro zitte. As je veinters
in huze ha, ken je net zo goed de boel
vuul laete. 't Haelt toch allegaer geen
zier uut. Je ken net zo goed weer van
voren af an beginne.
Noe, wat most ik zegge? Ik zee: ik
dinke asdat me tande te slecht worre.
Ik ken me pupe niet goed meer in me
mond houwe. Ik docht, as ik dat zegge,
dan wek ik ter meelieje op en dan komp
alles weer best voor mekaer. Maar deu»
ze keer lukte me dat al bezonder slecht.
Ze zee: Jie heit altied je praetje wel
bie je. Maer as je tande slecht bin, dan
doe je der maer een stik twiendraed
om de pupestele, dat dee je vaeder ook
altied. En aeres hou je maer op met
roake in huus, dat is nog wel zo goed.
En waerom hei jie nog altied klompe
an je voete? Geen veint is er meer in
't 'ele durp die geen laerzen draegL
Maer jie loapt maer op je klompe en
ik ken het stro achter je an vege. Ik
ken wel de hele dag mit den anfaeger
en 't vuulteblik achter je au loape.
Noe, ze zee nog veul meer, en toen
zee ik maer: Hoor is vrouwe, zeit me
maer waer den anfaeger en 't vuulte
blik te vinde is, dan za t de vloere
scheunmaeke. Toen zee ze: je bluuft
ter of. Gae noe maer vort en laet je
voorloapig maer niet mee zië. Noe ik
of, dat ken julder begriepe en onder-
wege naer Hannes van Keetje docht ik
bie mezelvers: je vrouwe ken toch oak
te helder wezen. Daer heit ze noe veer
tien dage lank de boel an 't redder©
'eweest en as ik niet oppas breek ik me
nek over het gladde zeil en alles glimp
teuge je in en ruukt naer de boenwas
en de groene zepe. 't Kon oak best een
beetje minder. Je bin bekant te bang
om nog in huus te komme. Maer an die
laerze begin ik niet Me vaoder heit op
klompe 'eloape en ik heb 't me leve
lank 'edaen, dat verander ik nie mee.
Je hoor ze allerwege klaege over kouwe
voete in die gummilaerzen. Ik bedank
ze. In je klompe ken je altied nog wat
stro doë as 't koud is.
Om eerlik te wezen was ik een beetje
uut me 'm. Het is al arg as je tiedens
de scheunmaek de hele boel over hoap
zie legge, maer dat je daerna ook nog
de naeweje der van mot verdure, dat
wordt elegaer te bar.
Noe, toen kwam ik bie Hannes van
Keetje en ie was in den huus en Keetje,
die me al zag ankomme zee: komp ter
maer in, Flip. Ik nae binne. Noe weet
ik niet of Keetje ooit van z'n leve d'r
huus scheunmaekt. 't Zal wel, maer nooit
is er een starveling geweest die ze der
an bezig zag. Ze heit de naem van niet
zo 'eel arg proper te wezen, mot je
weten. En toen ik in het gangetje kwam
hong der oak een lochie, maer niet van
boenwas en groene zepe, maer van heel
wat aeres. 't Was een lochie, as je soms
ken ruke in een natte kelder waer al
tied etesware in staen, zoa 'n beetje
zurig, julder wete wel wat ik bedoele.
Noe, toen keek ik is rond, toen ik bin
nen kwam en Hannes an tafel zag zitte,
met z'n smerige en 'escheurde blauwe
kiel, as een vaedoek om z'n schonke en
toen ik de korste brood op de grond zag
legge, en de katte van de kinderstoel
zag springe en ik me kousevoete over
het zeil wreef, zodat 't knierepte van