3HL_J
'Hill 1 IHIli'TIIII "III """liillllll '"linii!p
JMLUlJiMIL
Uit het dagboek van een „Auslander"
Boekbespreking.
EEN ONGELUK KOMT
ZELDEN ALLEEN
Vrijdag 13 April 1951
T ZEEUWSCK WEEKEND
Pagina 2
mensen met maten, lengten, tailles, ge
wichten en portemonnaies, zoals er
vrouwen bij duizenden over onze stra
ten lopen.
De Bond van Plattelandsvrouwen gal,
toen Maandagavond in het Schuttersnol
de tentoonstelling; „Goede Kleding"
werd geopend, zulK een show.
Het spreekt vanzell, dat genoemde
Bond een andere steer aan een show
geeft, dan een of ander groot modehuis
in Parijs, Londen of Amsterdam, dat zou
doen. Zulk een modehuis wil „zaken
doen". Heel natuurlijk. De Bond van
Plattelandsvrouwen heeft een meer
ideëel doel. Die wil onze vrouwen goede
raad geven bij de nieuwe aankopen.
Toen ik eerst de zaal eens rondkeeK en
heel wat „mannelijk publiek" zag, dacht
ik, ach arme, dat doet ons vrouwen geen
goed, want op een modeshow kunnen
heel wat wapenen gesmeed worden, die
we later door de „Man naar ons hootd
gegooid krijgen. We hebben nu eenmaal
de naam, dat we geen „dot van een
jurk", ongekocht kunnen laten. Het viel
mee. Er zullen heel wat mannelijke
zuchten van verlichting geslaakt zijn,
toen mevrouw Elema, zomaar zei, dat
men bij de aankoop er eenvoudig mee
rekenen moet, dat men in die nieuwe
aanwinst wel vijf jaar er netjes mee
moet uitzien. Als vrouw ben je nu een
maal niet zo schrikachtig en tegenwoor
dig zijn er al heel wat vi-ouwen en moe
ders, die wanneer op elk stuk van hun
garderobe de leeftijd vermeld stond, die
cijfers bij elkaar een aanzienlijk getal
zouden opleveren. Dat leert de tijd ons
wel. Maar de show heeft geleerd, dat
men er dan toch niet als een vogelver
schrikker of als een antiekje behoeft uit
te zien. De raad was: koop niet veel,
maar goed. Dus neem alles van goede
kwaliteit stof en van zulk een eenvou
dige, maar gedistingeerde snit, dat men
zulk een kledingstuk ook inderdaad on
verhinderd een paar jaren dragen kan,
zonder te kijk te lopen. De volgende
raad werd er bij gegeven om bij de nieu
we aanwinst rekening te houden met
hetgeen men bezit. Bij die woorden
heelt wellicht menigeen even vreemd
opgekeken, want als we nu eens iets
gaan kopen, wel dan willen we graag
iets helemaal anders hebben. Doch als
men even nadenkt, dan weet men, dit
was goede raad enniet duur, want
bij „iets helemaal anders, hóórt weer
iets hélemaal anders". D.w.z. als men
een mantel koopt die wat de kleur be
treft werkelijk helemaal uit de toon van
het aanwezige bezit valt, wel dan moet
men bij die nieuwe mantel ook een nieu
we tas, schoenen, hoed, sjaal hebben,
wil men er werkelijk ook netjes uitzien.
Zodoende komt er bij de mantel „nog
een mantel" zou manlief kunnen zeggen.
En nu de show zelf. Die illustreerde, dat
de verschillende raad, mits opgevolgd,
ook inderdaad goed was. De show was
volledig. Ze gaf raad van de ochtend tot
de avond, voor het werken en voor het
rusten, voor het uitgaan en voor het
thuiszljn. Het begin was nuchter. Een
paar meiskes in een overall. Nu viel het
met die nuchterheid wel mee, omdat de
mannequins, die in werkelijkheid geen
mannequins zijn, op uitstekende wijze
lieten zien, dat je beter in een goede
overall onder de koeien kunt kruipen, of
je tuinwerk doen, dan in afdankertjes
uit de morgen- of middaggarderobe. Een
gezellig stel practische morgenjaponne
tjes, een serie alleraardigste geruite
schortjes deed weer zien hoe je er ook
in je werk presentabel kunt uitzien.
Groot en zeer goed was echter de sor
tering, die deze „new-made" mannequins
lieten zien in het genre van de middag
japonnen. Daar was veel bij dat je deed
denken, dat is nou net ietsToch
was\)ok bij dit onderdeel niet vergeten
dat we op liet platteland ook in de mid
dag nog al eens genoodzaakt kunnen
zijn gauw „even op de fietsDaar
om waren de modellen behalve vlot,
mooi van lijn ook meestal zeer ruim van
rok. Dus niet van die nauwe rokjes, die
zoveel beweging als fietsen niet toelaten
en ons indien we het toch zouden doen,
zouden straffen door in alle voegen te
kraken.
Daar ook de plattelandsvrouw wel
eens aan officiële gebeurtenissen deel
neemt, moet ook de garderobe daarop
berekend zijn. Nu kun je iets kopen, dat
wel mooi is maardat je slechts een
heel enkele maal kunt dragen. Doch zo
veel geldverspilling kunnen we ons niet
meer veroorloven. Daarom werden een
paar uitstekende modellen getoond,
waaruit we konden zien, dat we toch
heel goed „gekleed" er uit zien met een
japon, die ook later nog goede diensten
kan doen. Een paar alleraardigste en
toch zo sompele avondjurkjes voor het
jonge meisje, dat naar een feestje gaat,
besloot de show. Ik kan niet anders zeg
gen, dan dat de Bond onze plattelands
vrouwen het beste geraden heeft. Dat
de Bond voor deze leiding, welke ze op
dit terrein geeft, ook alle krachten aan
wendt blijkt wel uit het feit, dat tal van
getoonde modellen door een eigen ont
werper ontworpen waren, die wel blijk
gaf, zich te hebben ingeleefd in de geest
en sfeer der vrouwen, welke deze kle
ding dragen moeten. Doch goede kleding
moet ook goed gedragen worden. Een
mooie japon, die als een zoutzak ergens
wordt omgeslingerd komt niet zo tot
zijn recht. Daarom liet de Bond in een
aardige causerie raad geven over „de
onderlaagjes" die een mooie japon moe
ten schragen, d.w.z. onze onderkleding,
het corset en de B.H. Ook dat alles moet
perfect zitten. Een propagandiste van
de corsettenfabriek „Wala" vertelde op
delicate wijze, vanwege de aanwezigheid
van mannelijk publiek, wat we daarvan
weten moeten. Als vrouw kon je dat
goed volgen en je was het er mee eens
ook maareen ogenblik later betrad
een lerares het spreekgestoelte en zij
ging ons uiteen zetten, volgens het
systeem Mensendiek, dat we van moe
der natuur in ons spierenstelsel een goed
corset hebben meegekregen, en dat wij
die spieren door een goede houding en
door juiste bewegingen zó moeten oefe
nen, dat we eigenlijk geen corset nodig
hebben. Dat was precies andersom, en
toen we de vlotte causerie gehoord en
de geestige illustratie van het gespro
kene gezien hadden, jatoen waren
we het daar ook mee eens. Moeilijk is
dat, want Wala en Mensendiek zijn nu
eenmaal tegengesteld. In ieder geval is
het zeer, zeer goed, dat onze aandacht
er eens op gevestigd is, dat wij door een
juiste houding in ons werken en rusten
veel er toe kunnen bijdragen, dat we
ons minder vermoeid gevoelen en daar
door er ook beter uitzien. En een vrouw,
Even tijd voor 'n Caravellis.
Een uit de oudere generatie van bak
ker De Hoogh brengt me, als vorige ja
ren, de boodschap: „Juffrouw as uwes
zin het in een bos ribes voor uwes ka
mer, dan mot uwes d'r maar om komme,
ze benne nou mooi, en moeder zeit asse
we ze eerst mee naar school neme, dan
benne ze al verrinneweerd voor uwes ze
het". De jongste spruit van 't Hooghe
geslacht staat er bij, als deze missieve
wordt overgebracht. Hij is zeker niet
betrouwbaar genoeg geacht voor de be
langrijke opdracht. Dat gaat zo, als je
de jongste van acht bent. Je blijft een
voudig de baby, ook al heb je de eer
biedwaardige leeftijd van zeven jaar al
overschreden. Ik heb meer vertrouwen
in dit gare rakkertje, 't Is me d'r een
tje, dat heb ik in deze luttele weken al
ervaren, 'k Vlei mezelf er altijd mee,
dat later zal blijken, dat er heel wat
beroemdheden uit onze school zijn voort
gekomen. In gedachten voorspel ik toe
komsten. Rien de Hoogh wordt later een
beroemd uitvinder, zo vast als een huis.
't Joch heeft ideeën. Het spreekt, tot nu
toe bepalen die ideeën zich alleen tot
het uitvinden van grandiose streken.
Dat heb ik al uitgevondenVolgende
week worden de „kleintjes" door mij
verplaatst. Rien krijgt een plaatsje in
een voorste bank. Net als Jaapje Prins.
Dat komt ook uit zoals ik dacht. Ze zul
len het wel een ereplaats vinden. Geen
nood, ik weet anders en zij zullen het
in de loop van het jaar ook wel aan de
weet komen, wat de waarde van de
voorste bank is. In ieder geval, ik houd
Rien in mijn buurt. Als ze zo dicht bij
me zitten, „voel" ik altijd wat er in de
lucht hangt. Schooljuffrouwen zintuig.
Makkelijk, voor mij tenminste. Denk
niet dat ik kwaad spreek van die hum
mels. Het zijn de slechtste niet, die
vooraan moeten zitten. Alleen maar ke
reltjes, die overbeladen zijn met levens
lust en energie, die zich moet ontladen.
Eilacy komen die erupties meestal te
onpas, zo ik niet regulerend optreed.
Ja, van Rien voorspel ik mezelf heel
wat in dit jaar. 't Leren zal wel gaan,
net als bij de andere Hooghjes. En ik
geloof, dat ook hij kan tekenen als een
Rembrandt. Rien schijnt er toch iets van
te voelen, dat Piet en niet hij de bood-
die weet dat ze er goed uitziet, voelt
zich zekerder en is beter gestemd. Dat
is voor een vrouw in een gezin heel wat
waard.
We kunnen niet anders zeggen, dan
liet was een avond vol goede raad, die
ditmaal eens niet duur was. En wie deze
raad van de Bond van Plattelandsvrou
wen opvolgt kan toch rustigin een
grote stad gaan rondwandelen, want dan
zal niemand als een boerinneke van bui
ten worden gesignaleerd.
schap overbrengen moet aan zijn eigen
juffrouw, want hij gooit ook nog een
duit in het zakje. „Juffrouw, uwes mag
zóóóó'n bos hebbe!" en hij strekt zijn
armen wereldwijd. Direct na de hand
werkles ga ik op pad naar huize de
Hoogh. Moeder de Hoogh zal wel een
vers „bakkie thee" klaar hebben en
de bitterkoekjes van bakker de Hoogh
zijn gerenommeerd. De bos ribes, waar
mee ik naar'huis zal gaan, zal wel van
behoorlijk formaat zijn. 'tKomt uit zo
als ik dacht. Er is een vers kopje thee
met bitterkoekjes. Ik moet natuurlijk
twee „bakjes" doen. Het aantal bitter
koekjes is groter. De tijd tussen eten
en drinken vullen we met een levendige
conversatie. Nee, dat „we" is niet juist.
Moeder de Hoogh is aan het woord. Zij
geeft verslag van de stand van zaken
van alle acht jonge Hooghjes. Als ik da
delijk wegga ben ik weer „bij" omtrent
alle levensomstandigheden van het acht
tal. Juffrouw de Hoogh verstaat de
kunst van vertellen en ze heeft een open
oog voor de jolige zijde des levens. We
hebben samen pleizier als twee bakvis
sen, als ik luister naar het wedervaren
van de „oudste jonge Hoogh", die op
vrijersvoeten gaat. Ja, ik krijg alles te
horen, want moeder weet, dat alle ge
heimen bij mij veilig zijn.
Tijd heeft vleugelen in het kleine ge-
noegelijke achterkamertje. Maar na drie
kwartier moet ik toch opstappen. Juf
frouw de Hoogh zal meegaan naar de
tuin gewapend met een groot mes, om
zeivers de mooiste takken uit te zoeken.
Onderwijl krijg ik nog het laatste
nieuws te horen, „asdat ze zó blij is,
dat Rien nou eindelijk ook op school is,
wantjuffrouw geloof me. 'k Heb
met dat jonkie meer last gehad dan met
al die andere zeven. Wat dié niet ver
zint, daar sta je voor. Dat die niet hon
derdmaal z'n nek gebroke het is een
wonderen altijd benne die apen met
z'n drieën. Da's Japie Prins, Han Jon
kers en mijn Rien. Ja uwes ken ze, alle
maal uit uw klasWil uwes wel ge-
love asdat ik nou eigenlijk weer be
nieuwd ben, waar die uithangt." Onder
dit relaas, zijn we de keuken en bij
keuken doorgegaan en komen achter de
schuur en daarop lege kisten zitten
Rien de Hoogh, Jaapje Prins en Han
Jonkers, allemaal lieve leerlingetjes uit
ONS KORT VERHAAL
29 Maart.
Het is opvallend stil geweest van
daag.
Is het een stilte voor de storm?
Dat er gauw wat gebeuren gaat is
wel zeker, verschillende geruchten en
berichten wijzen erop.
Langs de wegen gaan telkens lange
rijen „Auslanders"Russen, Polen,
Fransen, Belgen, en ook wel Nederlan
ders. Onder leiding van S.S.-ers worden
deze naar het Oosten gedreven. Het is
vreselijk om te zien. Wie niet meer mee
kan, wordt ter plaatse doodgeschoten.
Het lijk wordt in een put geworpen,
hetwelk zijn makkers haastig moeten
graven, en voort gaat de droeve stoet.
Zonder erbarmen worden deze mensen
ais beesten voortgedreven.
Men zegt, dat het hele Ruhrgebied
bijna is ingesloten, en dat voordat het
geheel is omsingeld alle buitenlanders
er uit moeten.
Er is dus veel kans, dat ook wij bin
nenkort met zo'n stoet zullen worden
opgejaagd.
Met drie kameraden spreken we af
om, als het zover mocht komen, te pro
beren onder te duiken.
Het is natuurlijk een waagstuk, maar
mee te gaan met zo'n sombere stoet is
minstens even gevaarlijk. Ooggetuigen
weten te vertellen, hoe zo'n colonne
vanuit de lucht beschoten en gebom
bardeerd wordt, 't Moet vreselijk ge
weest zijn. Vanuit een vliegtuig zijn die
lange colonnes gemakkelijk voor troe
penverplaatsingen aan te zien. Nee,
meedoen met zo'n dodenmars lokt ons
niet aan.
30 Maart.
Goede Vrijdag.
Nu herdenken we de overwinning van
onze Heiland over zonde en dood.
Alzo lief had God de wereld
Maar welk een haat wordt er open
baar in de wereld jegens God en de
naaste!
De onzinnigste geruchten doen de
ronde. Zo wordt verteld, dat we eigen
lijk al ingesloten zitten. Ais dat waar
is zullen we tenminste niet meer weg
moeten.
Wel horen we van verschillende kan
ten artillerie, maar niemand schijnt het
rechte te weten.
Toch worden de mensen nerveuser. In
allerijl worden tankversperringen ge
maakt, en iedereen in het dorp wordt
daartoe opgeroepen.
De activiteit in de lucht is ook weer
groter, voornamelijk van Jabo's.
's Avonds na het eten ben ik nog even
bij de Pfarrer geweest om te vragen of
ik in geval van nood mijn koffer, en
enige bagage bij hem mocht opbergen.
Als we eens plotseling weg moeten of
vluchten, is het natuurlijk gemakkelij
ker met zo weinig mogelijk bagage.
Het was in orde, maar ik hoop, dat
ik van zijn bereidwilligheid geen gebruik
zal behoeven te maken.
31 Maart
Gisteravond is het gebeurd, waar we
zo voor gevreesd hadden.
AI eerder op de avond was er een S.S.
man in onze barak gekomen. Hij zei, dat
hij in onze barak slapen moest, en dat
hij hier naar toe gestuurd was. Er was
een krib over, dus dat kon best. Maar
het eigenaardige was, dat hij niet naar
bed ging. De meesten waren al naar bed
gegaan maar ik was nog met mijn drie
kameraden bezig om wat gerstekoekjes
te bakken op de kachel voor de andere
dag.
Toen gebeurde het. Het was net elf
uur.
De deur ging open en de' Bauführer
kwam binnen, gevolgd door nog enige
S.S. lui. Met groot gebrul bevalen ze
ons de koffers te pakken en binnen een
half uur aan te treden buiten de barak
bij een vrachtauto die daar gereed
stond.
Wij konden het haast niet geloven,
maar allen, en ik ook begonnen in aller
ijl de koffers te pakken.
Daar stonden we nu met onze plan
nen, zouden we ze ten uitvoer brengen
De bedreiging luidde: wie wegloopt
wordt doodgeschoten!
Haastig overlegden we met elkaar
wat ons te doen stond.
Toen besloten we het er op te wagen.
Buiten was het tamelijk donker, het
was zwaar bewolkt en de maan was
slechts af en toen even zichtbaar. De
auto en de S.S.-ers stonden links van de
barak. Naar rechts liep het pad niet
verder, maar het was een stuk oneffen
terrein, dat eindigde bij een zeer steile
helling van een heuvel.
Die heuvel zouden we over moeten.
Eén' voor één de barak verlaten, leek
ons het beste, en dan elkaar opwachten
aan de voet van de heuvel. Aldus be
sloten.
Jaap verliet ongemerkt de barak, toen
Max, daarna Piet, en tenslotte ik. Het
lukte tot dusver. De duisternis be
schermde ons.
Maar hier konden we niet blijven. We
moesten de heuvel over. Maar de helling
was ongelofelijk steil. De bittere nood
zaak geeft echter de mensen krachten
die hij tevoren niet vermoedde, en dus
ging het, zij het met onzaggelijke in
spanning. Stukje voor stukje vorderden
we met onze bagage, ons optrekkend
aan gras en klein struikjes, telkens te
rugglijdend in de zanderige grond.
En dan de angst, dat we ontdekt zou
den worden!
Het ging, al leken de minuten uren.
Eenmaal boven moesten we even uit
rusten, we waren bek af.
Het gevaar was echter nog niet ge
weken, we moesten eerst de heuvel over
zijn. Van hieruit kon men ons nog zien.
Als slangen kropen we over de top
van de heuvel, want als we rechtop lie
pen zouden ze ons veel te goed tegen de
lucht zien afsteken.
Het ging moeilijk met onze koffers.
Een paar keer, toen de maan even van
I
Vrijdag 13 April 1951
'T ZEEUWSCh WEEKEND
Pagina 3
mijn eerste klas, te roken als oud-
vaders
Een totale verstijving van oud en
jong. Zélfs juffrouw de Hoogh is even
sprakeloosDan gooit Rien met
handig gebaar z'n sigaretje weg, achter
een kistJaapjes hand, die juist met
z'n sigaret een sierlijk gebaar in de
lucht beschrijft, valt als versteend om
laag. Han Jonkers blijft zitten, zo hij
zat. Z'n handen op z'n knieën als een
oud mannetje, de brandende sigaret
tussen de vingers, zoals ervaren rokers
dat doen.
Alles blijft enkele seconden roerloos.
Dan komt moeder de Hoogh tot leven.
Ik treed beseheiden terug. Dit valt bui
ten mijn rechtsgebied, moeder de Hoogh
heeft hier recht te spreken. Dat zullen
de kleine mannekes gaan ervaren
Als ik op mijn kamer zit na te gnuiven
bij de herinnering aan drie verslagen
zeer schuldbewuste tronies, dan kom ik
opeens tot het besef, dat ik zonder ribes
ben thuisgekomen.
Mijn beste nichtjes en neven,
Hoewel ik nog niet alle brieven be
antwoord heb, geef ik deze keer toch
alvast de oplossingen der oude raadsels
maar en meteen de nieuwe raadsels.
Dan is er weer werk aan de winkel
voor jullie. Maar ik wil toch vooral nog
even vertellen, dat er volgende week
nog een stapeltje brieven van de vorige
keer een beurt krijgt. Dan weten de
neven en nichten het, als ze nu tever
geefs hebben uitgekeken naar een ant
woord op hun brief. Nu stop ik weer.
Gegroet allemaal.
Jullie TANTE TRUUS.
Zeemeeuw te Axel. Ik ben blij, dat je
prijs zo naar je zin is. Wat lijkt het me
heerlijk om zo in die schuur te kunnen
spelen. Haast net zoiets ais van Jan
Jansen, 'k Zou haast zin hebben om in
zo n heerlijk geheimzinnig hol weg te
kruipen. Geen wonder, dat je vacantie
zo veel te gauw voorbij is. Doe ze thuis
de hartelijke groeten van mij terug.
Catrien L. te Serooskerke. Ik zou je zo
wel eens willen zien met die trui en
vest. De kleuren lijken me zo mooi. Zou
Rinus zo'n mooie eigengebreide slabbe
wel lang schoon houden, denk je Jam
mer dat een Paasvacantie maar zo kort
duurt, anders zou ik je vragen mij ook
te komen helpen met de schoonmaak.
Voor Moeder fijn, zo'n hulp te hebben
in die nare schoonmaaktijd. Witborstje
te Serooskerke. Fijn, dat de twee zusjes
allebei verhoogd zijn. Zus weet wel van
aanpakken om moeder te helpen merk
ik wel, als ze blaren heeft op haar han
den. Ik kon je brief toch best lezen.
Die meester van je zegt het nog heel
voorzichtig hoor. Als je bij mij zat te
redeneren onder schooltijd, danzou
ik misschien wel praten van babbel
kousjes en niet van dames. Maar ik
denk, dat je er een grapje van maakt
en dat je heus zo erg niet praat. Il<
heet natuurlijk tante Truus, dat zet ik
toch in de krant? Eekhoorn te Middel
burg. Schrijf me gauw, als je 'de uitslag
van het examen weet, want daarnaar
ben ik heel nieuwsgierig. Je rapport
was prachtig. Hoe is het met de stak
ker, die zo'n duikeling maakte Pas
zelf maar op, als je in die schuur gaat
spelen. Visdiefje te Middelburg. Je moe
der is maar goed af. Als jij later alles
kunt maken voor haar en je broer zorgt
dat ze steeds verse groente heeft. Krijg
ik dan ook een beurt als ik wat te tim
meren heb? Je hebt zeker nog niet
kunnen zaaien door al die regen Annie
van de P. te Middelburg. Ik ben het
met Vader en Moeder eens, dat je rap
port best was. Net als jij, was ik met
Pasen stilletjes thuis. Dat vind ik zo
fijn. Ik brei ook zo graag. Waaraan ben
jij nu ook bezig? Wim W. te Seroos
kerke. Het is wel een beetje laat, maar
toch nog hartelijk gefeliciteerd met je
verjaardag. Wat hebben ze je goed be
dacht. Heb je al veel getekend? Wat
zou ik dat graag eens willen zien. Vind
je het niet naar, als de konijntjes weg
gaan? Haasje te Serooskerke. De Paas
vacantie wordt goed door jullie gebruikt
door fijn uit te gaan. Jammer, dat het
weer niet zo mooi was. Hoe gaat het
met de lammetjes? Fijn, dat ook jij
verhoogd bent. Nu maar flink aanpak
ken na de vacantie. Konijntje te Seroos
kerke. Wie krijgt die babysokjes van je?
Ik denk dat de soepgroente wel nqar
moeder is gegaan. Maken die drie* ove
rige lammetjes het goed? Prettig gelo
geerd? Waar ben je geweest? Liesbeth
M. te Amemuiden. Als moeder tevreden
was na die ouderavond, dan zal het ook
wel goed zijn. Je bent al aardig op weg
naar het eind van* je schooltijd, als je nu
naar klas zes bent gegaan. Heb je al
weer een mooi boek om te lezen? Maar
misschien speel je nu meer buiten Wim
M. te Arnemuiden. Dat is toch het mooi
ste wat je kunt doen, om je vader te
helpen in je vacantie. Dat zal vader wel
fijn vinden. Maar je hebt toch zeker nog
wel wat anders gedaan in de hele vacan
tie? Zwaluwtje te Serooskerke. Ze wa
ren thuis toch zeker wel heel tevreden
over je cijfers? Ik vind ze tenminste
best. Natuurlijk ben jij mijn nichtje om
dat ik je kranten-tante ben. Daarom
kunnen we aan elkaar ook gezellige
brieven schrijven. Dat gaat vanzelf ais
je familie bent. Volgende keer krijg ik
wel weer oplossingen van je. Vliegt ons
Zwaluwtje wel eens uit? Bosviooltje te
Middelburg. Je brief was nog best hoor.
Iedereen maakt toch wel eens een ver
gissing in een brief. Ik tenminste weL
'k Kan me goed indenken, dat de fiets
tocht niet doorging. Het was weertje-
blijf in huis. Leuk idee, om zo die tafel
te versieren. Aan een mooi gemaakte
tafel eet je met meer pleizier. Welke
kleuren koos je voor het vloerkleedje?
En hoe groot is het? Zelf heb ik ook
zo'n kleedje en ik vind het altijd heel
mooi.
De oplossingen zijn:
I. Roos-anjer-iris sering.
H. Herbergen.
Hl. De tafels van vermenigvuldiging.
I. Ingezonden door Visdiefje te Mid
delburg.
Visdiefje wilde de naam van een vogel
schrijven, maar de letters rolden door
elkaar. Helpen jullie hem eens om ze
goed te zetten en dan weet je meteen de
naam van de vogel. Hier zijn de letters:
Wpruese.
H. Ingezonden door Simon B. te Aag-
tekerke.
Welk dier wordt oud geboren?
HL
Wie kan er van 8 lucifers 35 maken?
De oplossingen kunnen, met vermel
ding van voornaam, naam, (ook schuil
naam, ais je die hebt) leeftijd en adres,
tot Zaterdag 21 April worden gezonden
aan Tante TRUUS.
Redactie Zeeuwseh Weekend, Goes.
„De Gereformeerde Gemeente te
Goes", korte historische schets
van haar ontwikkeling door H.
M. Stoppelenburg, met een twee
tal predikaties van ds D. Wijting,
in leven predikant der Geref. Ge
meente te Goes. Een uitgave van
„Gomarus", Vereniging tot bevor
dering van uitgave en versprei
ding van geschriften van Dordts
Gereformeerde strekking. Secre
tariaat Loenenstraat 70, Den
Haag.
Uit het inleidend woord blijkt, dat
dese historische schets is samengesteld
uit de volgende bronnen: Gegevens uit
het Gemeente-Archief te Goes; Mede
delingen van de heer Joh. van Zweden,
ouderling der Geref. Gemeente te Goes;
Jaargangen van oude dag- en weekbla
den, aanwezig in de Koninklijke Biblio
theek te Den Haag; Gegevens uit het
Algem. Rijksarchief te Den Haag; Dr J.
H. Gunning JH.zn.: „Leven en arbeid
van H. J. Budding" (Rhenen 1909) en
„God ons een Schild", uit het kerkelijke
leven der Geref. Kerken op Zuid-Beve
land,. door A M. Wessels, uitgave Oos-
terbaan Le Cointre N.V. te Goes 1936.
Uit deze bronvermelding moge blijken,
dat de schrijver van dit boekje serieus is
te werk gegaan en dan ook tot het re
sultaat gekomen, waarvan hij zeggen
mag: wat er van te weten valt is in dit
geschrift bijeen gebracht.
Wjj twijfelen niet of velen vail onze
lezers zullen naar dit boekske van 36
pagina's grijpen om nog weer eens na
te pluizen, hoe de ontwikkelingsgang is
geweest van het kerkelijk leven op
Zuid-Beveland, met name in Goes, van
die groep, waartoe de bekende Zeeuwse
figuur Ds Huibert Jacobus Budding de
stoot heeft gegeven.
Als bijlage is aan deze studie toege-
voegd een tweetal predikaties van Ds D.
Wijting, die de Geref. Gemeente van
Goes 12 jaar diende. Ze werden hiertoe
afgestaan door de heer L. Wijting te
Amersfoort.
Een uitgave, welke zeer zeker kan
bijdragen tot documentatie van het
historisch materiaal over deze kerke
lijke groep in het Zeeuwse kerkelijke
leven, dat een zeer eigen aspect ver
toond heeft, in de beweging der Afschei
ding van 1834.
Gaarne aanbevolen.
Uit de N.R.C. knipten we het volgen
de bericht over „vijf ongevallen die een
arme pechvogel troffen. Het slachtoffer
bleek gelukkig nogal wat galgenhumor
te bezitten.
„Het orgaan van De Nederlanden van
1845 bevat de vertaling van een brief,
welke de directie van een Amerikaanse
verzekeringsmaatschappij onlangs ont
ving. Wij vinden dit verhaal over „vijf
ongevallen" vermakelijk genoeg om het
hier in zijn geheel te laten volgen:
„De harteloosheid van een groot be
drijf doet een mens perplex staan. Ik
zelf ben een slachtoffer, zo juist vrij
gegeven door de chirurg, die een eerlijke
poging deed mij weer in de toestand te
brengen, waarin ik verkeerde, toen ik
een volwassen man werd, dat wil zeg
gen, een man in blakende welstand, een
sieraad voor de gemeenschap.
Sta mij toe mijn geval nog eens uit
een te zetten. Ik heb bij Uw Maatschap
pij een ongevallenpolis lopen, waarin U
onder meer op U neemt om mij 25 dol
lar per week te betalen gedurende de
tijd, dat ik niet in staat ben om te wen
ken, als gevolg van ongevalsletsel.
Een week geleden, op Zondagmorgen,
ging ik naar een nieuw huis, dat voor
mij gebouwd wordt. Ik ging de trap op,
of liever gezegd de ladder, die thans is
aangebracht op de plaats, waar de trap
zal zijn, als het huis gereed is en op die
bovenste verdieping vond ik een stapel
bakstenen, die daar niet nodig was.
Daar ik een ijverige bui had, besloot ik
de stenen op te ruimen. In de liftkoker
bevond zich een touw, dat over een
katrol bovenin liep en aan het einde
van het touw was een ton bevestigd. Ik
hees de ton tot boven in de liftkoker en
na de ladder afgeklommen te zijn, bond
ik het touw beneden stevig vast. Toen
klom ik de ladder weer op en vulde de
ton met bakstenen. Toen weer de ladder
achter de wolken te voorschijn kwam,
lagen we-een tijdje doodstil en hielden
onze adem in, vol spanning of ze ons
niet ontdekt hadden.
Eindelijkwe waren aan de andere
kant. Gauw heten we ons een eindje
zakken. Voorlopig was het gevaar gewe
ken. Tot nu toe hadden we haast nog
geen woord met elkaar gesproken, maar
nu bespraken we zacht wat we verder
doen zouden. Naar het westen, daar
moesten we heen. Daar waren onze be
vrijders, en daar lag Nederland. Daar
heen was ons verlangen. Vooraf wilde
ik nog even bij de Pfarrer aan, om over
tollige bagage in bewaring te geven. Wie
had kunnen vermoeden dat de afspraak
van gister zo gauw van nut zou zijn
We gingen verder. De heuvel afdalen
was een klein kunstje, maar toen moes
ten we nog een poel door, dezelfde waar
we onlangs kikkers gevangen hadden.
We sopten af en toe tot over de enkels
in ae drassige grond, want het was in
het a„nker onmogelijk om steeds vaste
groml i. vinden.
Het kostte ons een paar natte voeten,
dat was niet zo leuk.
Nu nog een paar stukken grasland
over, en toen kwamen we op een land
weg. Langs deze weg liepen we in de
richting van het dorp, want die kant
moesten we op. Het eerste huis was dat
van de Pfarrer. Een historisch gebouw
was het. Vater Bodelschwing had het
nog gebouwd en had er gewoond.
We belden aan. 't Was al over midder
nacht, maar mevrouw deed toch open.
Een koffer met spullen liet ik aan
haar zorgen over en mijn andere koffer
bond ik op mijn rug.
Ze was bewogen over mijn plotseling
vertrek, daar we kort tevoren nog zo
gezellig bijeen geweest waren. Ze beval
me in Gods hand.
Toen gingen we gevieren de onbeken
de toekomst tegemoet.
Eerst moesten we het dorp nog door,
wat erg behoedzaam moest gebeuren
omdat men ons daar kende, en wij van
niemand gezien mochten worden.
Zo, van hoek tot hoek sluipende kwa
men we toch aan de andere kant van 't
dorp, op de weg naar Altendorf.
Maar wat was dat? Motorgeronk!
Zou het de auto zijn van de S.S.
Nee, het leek meer op een motor. Er
is maar één man die een motor heeft
op het dorp, wisten we, en dat was de
Lagerführer!
We moesten wegkruipen, maar waar?
Gelukkig ontdekten we vlakbij een
kleine schuilkelder aan de kant van de
weg.
Vlug lopen we achter elkaar er in.
Ik was de laatste, maar met mijn
brede koffer op de rug kon ik onmoge
lijk door de smalle Ingang komen. Ik
probeerde nog achteruit, maar dat ging
evenmin. Ik dook in elkaar en bedekte
mijn gezicht met de kraag van mijn
regenjas.
Toen reed de motor voorbij
Het was de Lagerführer!
Maar hij zag ons niet!
Verder ging het maar weer. Waar
heen? We wisten het zelf niet. Alleen
dit: Naar het westen!
De maan scheen af en toe tussen de
wolken, en verlichtte dan met haar ble
ke schijn ons pad.
Telkens moesten we rusten, want we
waren nogal zwaar bepakt.
Langzaam ging de nacht voorbij, en
we liepen maar. Dorp na dorp passeer
den wij, zoveel mogelijk zorgend dat nie
mand ons bemerkte.
In een klein plantsoentje met een
monument in 't midden, rustten we een
poos en aten van de gerstekoeken die
we 'savonds nog gebakken hadden.
Maar het was te koud om lang stil te
zitten.
We liepen tot het begon te lichten.
Achter een aarden walletje, uit het fee-
zicht, legden we ons neer om te probe
ren een ogenblik te slapen want we wa
ren doodop. Al gauw werden we uit een
lichte dommel opgeschrikt omdat vlak
bij mensen voorbij kwamen. Er bleek
een voetpad te zijn waarlangs op dit
vroege uur enige rr jnwerkers zich naar
hun werk begaven. Wij lagen precies op
't zicht, dus gingen we maar weer gauw
verder, 't Was ondertussen geheel licht
geworden.
We hoopten eên bos te vinden waar
we ons een tijd konden schuil houden,
om te slapen, en desnoods wachten tot
de bevrijding.
Na enige tijd vonden we inderdaad
een klein dicht bos. Het leek wel ge
schikt.
We drongen er een eind in door.
Daarna poogden we van loof en takken
een soort hut te bouwen. Dit was echter
gemakkelijker gezegd dan gedaan. Mijn
mes, het enige dat wij bezaten, brak al
gauw, en daarmee raas al er» Qareadacriap
naar de maan. Toen begon het nog te
regenen ook, en we begrepen dat het zo
niet ging. We moesten naar wat anders
omzien.
Jaap en Max zouden op verkenning
uitgaan om te onderzoeken of er in de
omtrek niet een beter onderkomen te
vinden was. Piet en ik zouden dan hier
op de bagage passen.
Het duurde niet zo heel lang of ze
kwamen met goed nieuws terug,
Niet zo heel r hier vandaan hadden
Jaap en Max een leegstaande boeren
schuur ontdekt. De eigenaar scheen weg
te zijn, want enkele andere vluchtelin
gen hadden reeds hun intrek genomen
in dit verblijf.
Een paar Hollanders, Fransen en een
Pool geloof ik.
Direct zijn we er op af gegaan, en nu
hebben we ons hier zo'n beetje ingericht.
Wat blokken hooi die er lagen hebben
we zo opgestapeld dat we een beetje uit
de tocht liggen, want er zijn veel gaten
in het dak, en de deuren kunnen ook
niet meer toe.
Er was zelfs een kacheltje, en daarop
hebben we een schaal pap gekookt van
gemalen gerst die we nog bij ons hebben.
Nu hopen we hier te blijven tot alles
voorbij is.
Het is ongeveer half vijf. Alles is in
orde en we zijn vol goede moed. Tot
hiertoe heeft de Here ons geholpen. Hij
zal het ook verder doen: „Maar de Heer
zal uitkomst geven".
Nu gaan we gauw slapen, want w>e
zijn erg moe.
En morgen zal het Pasen zijn
(Wordt vervolgdj