3HL_J 'Hill 1 IHIli'TIIII "III """liillllll '"linii!p JMLUlJiMIL Uit het dagboek van een „Auslander" Boekbespreking. EEN ONGELUK KOMT ZELDEN ALLEEN Vrijdag 13 April 1951 T ZEEUWSCK WEEKEND Pagina 2 mensen met maten, lengten, tailles, ge wichten en portemonnaies, zoals er vrouwen bij duizenden over onze stra ten lopen. De Bond van Plattelandsvrouwen gal, toen Maandagavond in het Schuttersnol de tentoonstelling; „Goede Kleding" werd geopend, zulK een show. Het spreekt vanzell, dat genoemde Bond een andere steer aan een show geeft, dan een of ander groot modehuis in Parijs, Londen of Amsterdam, dat zou doen. Zulk een modehuis wil „zaken doen". Heel natuurlijk. De Bond van Plattelandsvrouwen heeft een meer ideëel doel. Die wil onze vrouwen goede raad geven bij de nieuwe aankopen. Toen ik eerst de zaal eens rondkeeK en heel wat „mannelijk publiek" zag, dacht ik, ach arme, dat doet ons vrouwen geen goed, want op een modeshow kunnen heel wat wapenen gesmeed worden, die we later door de „Man naar ons hootd gegooid krijgen. We hebben nu eenmaal de naam, dat we geen „dot van een jurk", ongekocht kunnen laten. Het viel mee. Er zullen heel wat mannelijke zuchten van verlichting geslaakt zijn, toen mevrouw Elema, zomaar zei, dat men bij de aankoop er eenvoudig mee rekenen moet, dat men in die nieuwe aanwinst wel vijf jaar er netjes mee moet uitzien. Als vrouw ben je nu een maal niet zo schrikachtig en tegenwoor dig zijn er al heel wat vi-ouwen en moe ders, die wanneer op elk stuk van hun garderobe de leeftijd vermeld stond, die cijfers bij elkaar een aanzienlijk getal zouden opleveren. Dat leert de tijd ons wel. Maar de show heeft geleerd, dat men er dan toch niet als een vogelver schrikker of als een antiekje behoeft uit te zien. De raad was: koop niet veel, maar goed. Dus neem alles van goede kwaliteit stof en van zulk een eenvou dige, maar gedistingeerde snit, dat men zulk een kledingstuk ook inderdaad on verhinderd een paar jaren dragen kan, zonder te kijk te lopen. De volgende raad werd er bij gegeven om bij de nieu we aanwinst rekening te houden met hetgeen men bezit. Bij die woorden heelt wellicht menigeen even vreemd opgekeken, want als we nu eens iets gaan kopen, wel dan willen we graag iets helemaal anders hebben. Doch als men even nadenkt, dan weet men, dit was goede raad enniet duur, want bij „iets helemaal anders, hóórt weer iets hélemaal anders". D.w.z. als men een mantel koopt die wat de kleur be treft werkelijk helemaal uit de toon van het aanwezige bezit valt, wel dan moet men bij die nieuwe mantel ook een nieu we tas, schoenen, hoed, sjaal hebben, wil men er werkelijk ook netjes uitzien. Zodoende komt er bij de mantel „nog een mantel" zou manlief kunnen zeggen. En nu de show zelf. Die illustreerde, dat de verschillende raad, mits opgevolgd, ook inderdaad goed was. De show was volledig. Ze gaf raad van de ochtend tot de avond, voor het werken en voor het rusten, voor het uitgaan en voor het thuiszljn. Het begin was nuchter. Een paar meiskes in een overall. Nu viel het met die nuchterheid wel mee, omdat de mannequins, die in werkelijkheid geen mannequins zijn, op uitstekende wijze lieten zien, dat je beter in een goede overall onder de koeien kunt kruipen, of je tuinwerk doen, dan in afdankertjes uit de morgen- of middaggarderobe. Een gezellig stel practische morgenjaponne tjes, een serie alleraardigste geruite schortjes deed weer zien hoe je er ook in je werk presentabel kunt uitzien. Groot en zeer goed was echter de sor tering, die deze „new-made" mannequins lieten zien in het genre van de middag japonnen. Daar was veel bij dat je deed denken, dat is nou net ietsToch was\)ok bij dit onderdeel niet vergeten dat we op liet platteland ook in de mid dag nog al eens genoodzaakt kunnen zijn gauw „even op de fietsDaar om waren de modellen behalve vlot, mooi van lijn ook meestal zeer ruim van rok. Dus niet van die nauwe rokjes, die zoveel beweging als fietsen niet toelaten en ons indien we het toch zouden doen, zouden straffen door in alle voegen te kraken. Daar ook de plattelandsvrouw wel eens aan officiële gebeurtenissen deel neemt, moet ook de garderobe daarop berekend zijn. Nu kun je iets kopen, dat wel mooi is maardat je slechts een heel enkele maal kunt dragen. Doch zo veel geldverspilling kunnen we ons niet meer veroorloven. Daarom werden een paar uitstekende modellen getoond, waaruit we konden zien, dat we toch heel goed „gekleed" er uit zien met een japon, die ook later nog goede diensten kan doen. Een paar alleraardigste en toch zo sompele avondjurkjes voor het jonge meisje, dat naar een feestje gaat, besloot de show. Ik kan niet anders zeg gen, dan dat de Bond onze plattelands vrouwen het beste geraden heeft. Dat de Bond voor deze leiding, welke ze op dit terrein geeft, ook alle krachten aan wendt blijkt wel uit het feit, dat tal van getoonde modellen door een eigen ont werper ontworpen waren, die wel blijk gaf, zich te hebben ingeleefd in de geest en sfeer der vrouwen, welke deze kle ding dragen moeten. Doch goede kleding moet ook goed gedragen worden. Een mooie japon, die als een zoutzak ergens wordt omgeslingerd komt niet zo tot zijn recht. Daarom liet de Bond in een aardige causerie raad geven over „de onderlaagjes" die een mooie japon moe ten schragen, d.w.z. onze onderkleding, het corset en de B.H. Ook dat alles moet perfect zitten. Een propagandiste van de corsettenfabriek „Wala" vertelde op delicate wijze, vanwege de aanwezigheid van mannelijk publiek, wat we daarvan weten moeten. Als vrouw kon je dat goed volgen en je was het er mee eens ook maareen ogenblik later betrad een lerares het spreekgestoelte en zij ging ons uiteen zetten, volgens het systeem Mensendiek, dat we van moe der natuur in ons spierenstelsel een goed corset hebben meegekregen, en dat wij die spieren door een goede houding en door juiste bewegingen zó moeten oefe nen, dat we eigenlijk geen corset nodig hebben. Dat was precies andersom, en toen we de vlotte causerie gehoord en de geestige illustratie van het gespro kene gezien hadden, jatoen waren we het daar ook mee eens. Moeilijk is dat, want Wala en Mensendiek zijn nu eenmaal tegengesteld. In ieder geval is het zeer, zeer goed, dat onze aandacht er eens op gevestigd is, dat wij door een juiste houding in ons werken en rusten veel er toe kunnen bijdragen, dat we ons minder vermoeid gevoelen en daar door er ook beter uitzien. En een vrouw, Even tijd voor 'n Caravellis. Een uit de oudere generatie van bak ker De Hoogh brengt me, als vorige ja ren, de boodschap: „Juffrouw as uwes zin het in een bos ribes voor uwes ka mer, dan mot uwes d'r maar om komme, ze benne nou mooi, en moeder zeit asse we ze eerst mee naar school neme, dan benne ze al verrinneweerd voor uwes ze het". De jongste spruit van 't Hooghe geslacht staat er bij, als deze missieve wordt overgebracht. Hij is zeker niet betrouwbaar genoeg geacht voor de be langrijke opdracht. Dat gaat zo, als je de jongste van acht bent. Je blijft een voudig de baby, ook al heb je de eer biedwaardige leeftijd van zeven jaar al overschreden. Ik heb meer vertrouwen in dit gare rakkertje, 't Is me d'r een tje, dat heb ik in deze luttele weken al ervaren, 'k Vlei mezelf er altijd mee, dat later zal blijken, dat er heel wat beroemdheden uit onze school zijn voort gekomen. In gedachten voorspel ik toe komsten. Rien de Hoogh wordt later een beroemd uitvinder, zo vast als een huis. 't Joch heeft ideeën. Het spreekt, tot nu toe bepalen die ideeën zich alleen tot het uitvinden van grandiose streken. Dat heb ik al uitgevondenVolgende week worden de „kleintjes" door mij verplaatst. Rien krijgt een plaatsje in een voorste bank. Net als Jaapje Prins. Dat komt ook uit zoals ik dacht. Ze zul len het wel een ereplaats vinden. Geen nood, ik weet anders en zij zullen het in de loop van het jaar ook wel aan de weet komen, wat de waarde van de voorste bank is. In ieder geval, ik houd Rien in mijn buurt. Als ze zo dicht bij me zitten, „voel" ik altijd wat er in de lucht hangt. Schooljuffrouwen zintuig. Makkelijk, voor mij tenminste. Denk niet dat ik kwaad spreek van die hum mels. Het zijn de slechtste niet, die vooraan moeten zitten. Alleen maar ke reltjes, die overbeladen zijn met levens lust en energie, die zich moet ontladen. Eilacy komen die erupties meestal te onpas, zo ik niet regulerend optreed. Ja, van Rien voorspel ik mezelf heel wat in dit jaar. 't Leren zal wel gaan, net als bij de andere Hooghjes. En ik geloof, dat ook hij kan tekenen als een Rembrandt. Rien schijnt er toch iets van te voelen, dat Piet en niet hij de bood- die weet dat ze er goed uitziet, voelt zich zekerder en is beter gestemd. Dat is voor een vrouw in een gezin heel wat waard. We kunnen niet anders zeggen, dan liet was een avond vol goede raad, die ditmaal eens niet duur was. En wie deze raad van de Bond van Plattelandsvrou wen opvolgt kan toch rustigin een grote stad gaan rondwandelen, want dan zal niemand als een boerinneke van bui ten worden gesignaleerd. schap overbrengen moet aan zijn eigen juffrouw, want hij gooit ook nog een duit in het zakje. „Juffrouw, uwes mag zóóóó'n bos hebbe!" en hij strekt zijn armen wereldwijd. Direct na de hand werkles ga ik op pad naar huize de Hoogh. Moeder de Hoogh zal wel een vers „bakkie thee" klaar hebben en de bitterkoekjes van bakker de Hoogh zijn gerenommeerd. De bos ribes, waar mee ik naar'huis zal gaan, zal wel van behoorlijk formaat zijn. 'tKomt uit zo als ik dacht. Er is een vers kopje thee met bitterkoekjes. Ik moet natuurlijk twee „bakjes" doen. Het aantal bitter koekjes is groter. De tijd tussen eten en drinken vullen we met een levendige conversatie. Nee, dat „we" is niet juist. Moeder de Hoogh is aan het woord. Zij geeft verslag van de stand van zaken van alle acht jonge Hooghjes. Als ik da delijk wegga ben ik weer „bij" omtrent alle levensomstandigheden van het acht tal. Juffrouw de Hoogh verstaat de kunst van vertellen en ze heeft een open oog voor de jolige zijde des levens. We hebben samen pleizier als twee bakvis sen, als ik luister naar het wedervaren van de „oudste jonge Hoogh", die op vrijersvoeten gaat. Ja, ik krijg alles te horen, want moeder weet, dat alle ge heimen bij mij veilig zijn. Tijd heeft vleugelen in het kleine ge- noegelijke achterkamertje. Maar na drie kwartier moet ik toch opstappen. Juf frouw de Hoogh zal meegaan naar de tuin gewapend met een groot mes, om zeivers de mooiste takken uit te zoeken. Onderwijl krijg ik nog het laatste nieuws te horen, „asdat ze zó blij is, dat Rien nou eindelijk ook op school is, wantjuffrouw geloof me. 'k Heb met dat jonkie meer last gehad dan met al die andere zeven. Wat dié niet ver zint, daar sta je voor. Dat die niet hon derdmaal z'n nek gebroke het is een wonderen altijd benne die apen met z'n drieën. Da's Japie Prins, Han Jon kers en mijn Rien. Ja uwes ken ze, alle maal uit uw klasWil uwes wel ge- love asdat ik nou eigenlijk weer be nieuwd ben, waar die uithangt." Onder dit relaas, zijn we de keuken en bij keuken doorgegaan en komen achter de schuur en daarop lege kisten zitten Rien de Hoogh, Jaapje Prins en Han Jonkers, allemaal lieve leerlingetjes uit ONS KORT VERHAAL 29 Maart. Het is opvallend stil geweest van daag. Is het een stilte voor de storm? Dat er gauw wat gebeuren gaat is wel zeker, verschillende geruchten en berichten wijzen erop. Langs de wegen gaan telkens lange rijen „Auslanders"Russen, Polen, Fransen, Belgen, en ook wel Nederlan ders. Onder leiding van S.S.-ers worden deze naar het Oosten gedreven. Het is vreselijk om te zien. Wie niet meer mee kan, wordt ter plaatse doodgeschoten. Het lijk wordt in een put geworpen, hetwelk zijn makkers haastig moeten graven, en voort gaat de droeve stoet. Zonder erbarmen worden deze mensen ais beesten voortgedreven. Men zegt, dat het hele Ruhrgebied bijna is ingesloten, en dat voordat het geheel is omsingeld alle buitenlanders er uit moeten. Er is dus veel kans, dat ook wij bin nenkort met zo'n stoet zullen worden opgejaagd. Met drie kameraden spreken we af om, als het zover mocht komen, te pro beren onder te duiken. Het is natuurlijk een waagstuk, maar mee te gaan met zo'n sombere stoet is minstens even gevaarlijk. Ooggetuigen weten te vertellen, hoe zo'n colonne vanuit de lucht beschoten en gebom bardeerd wordt, 't Moet vreselijk ge weest zijn. Vanuit een vliegtuig zijn die lange colonnes gemakkelijk voor troe penverplaatsingen aan te zien. Nee, meedoen met zo'n dodenmars lokt ons niet aan. 30 Maart. Goede Vrijdag. Nu herdenken we de overwinning van onze Heiland over zonde en dood. Alzo lief had God de wereld Maar welk een haat wordt er open baar in de wereld jegens God en de naaste! De onzinnigste geruchten doen de ronde. Zo wordt verteld, dat we eigen lijk al ingesloten zitten. Ais dat waar is zullen we tenminste niet meer weg moeten. Wel horen we van verschillende kan ten artillerie, maar niemand schijnt het rechte te weten. Toch worden de mensen nerveuser. In allerijl worden tankversperringen ge maakt, en iedereen in het dorp wordt daartoe opgeroepen. De activiteit in de lucht is ook weer groter, voornamelijk van Jabo's. 's Avonds na het eten ben ik nog even bij de Pfarrer geweest om te vragen of ik in geval van nood mijn koffer, en enige bagage bij hem mocht opbergen. Als we eens plotseling weg moeten of vluchten, is het natuurlijk gemakkelij ker met zo weinig mogelijk bagage. Het was in orde, maar ik hoop, dat ik van zijn bereidwilligheid geen gebruik zal behoeven te maken. 31 Maart Gisteravond is het gebeurd, waar we zo voor gevreesd hadden. AI eerder op de avond was er een S.S. man in onze barak gekomen. Hij zei, dat hij in onze barak slapen moest, en dat hij hier naar toe gestuurd was. Er was een krib over, dus dat kon best. Maar het eigenaardige was, dat hij niet naar bed ging. De meesten waren al naar bed gegaan maar ik was nog met mijn drie kameraden bezig om wat gerstekoekjes te bakken op de kachel voor de andere dag. Toen gebeurde het. Het was net elf uur. De deur ging open en de' Bauführer kwam binnen, gevolgd door nog enige S.S. lui. Met groot gebrul bevalen ze ons de koffers te pakken en binnen een half uur aan te treden buiten de barak bij een vrachtauto die daar gereed stond. Wij konden het haast niet geloven, maar allen, en ik ook begonnen in aller ijl de koffers te pakken. Daar stonden we nu met onze plan nen, zouden we ze ten uitvoer brengen De bedreiging luidde: wie wegloopt wordt doodgeschoten! Haastig overlegden we met elkaar wat ons te doen stond. Toen besloten we het er op te wagen. Buiten was het tamelijk donker, het was zwaar bewolkt en de maan was slechts af en toen even zichtbaar. De auto en de S.S.-ers stonden links van de barak. Naar rechts liep het pad niet verder, maar het was een stuk oneffen terrein, dat eindigde bij een zeer steile helling van een heuvel. Die heuvel zouden we over moeten. Eén' voor één de barak verlaten, leek ons het beste, en dan elkaar opwachten aan de voet van de heuvel. Aldus be sloten. Jaap verliet ongemerkt de barak, toen Max, daarna Piet, en tenslotte ik. Het lukte tot dusver. De duisternis be schermde ons. Maar hier konden we niet blijven. We moesten de heuvel over. Maar de helling was ongelofelijk steil. De bittere nood zaak geeft echter de mensen krachten die hij tevoren niet vermoedde, en dus ging het, zij het met onzaggelijke in spanning. Stukje voor stukje vorderden we met onze bagage, ons optrekkend aan gras en klein struikjes, telkens te rugglijdend in de zanderige grond. En dan de angst, dat we ontdekt zou den worden! Het ging, al leken de minuten uren. Eenmaal boven moesten we even uit rusten, we waren bek af. Het gevaar was echter nog niet ge weken, we moesten eerst de heuvel over zijn. Van hieruit kon men ons nog zien. Als slangen kropen we over de top van de heuvel, want als we rechtop lie pen zouden ze ons veel te goed tegen de lucht zien afsteken. Het ging moeilijk met onze koffers. Een paar keer, toen de maan even van I Vrijdag 13 April 1951 'T ZEEUWSCh WEEKEND Pagina 3 mijn eerste klas, te roken als oud- vaders Een totale verstijving van oud en jong. Zélfs juffrouw de Hoogh is even sprakeloosDan gooit Rien met handig gebaar z'n sigaretje weg, achter een kistJaapjes hand, die juist met z'n sigaret een sierlijk gebaar in de lucht beschrijft, valt als versteend om laag. Han Jonkers blijft zitten, zo hij zat. Z'n handen op z'n knieën als een oud mannetje, de brandende sigaret tussen de vingers, zoals ervaren rokers dat doen. Alles blijft enkele seconden roerloos. Dan komt moeder de Hoogh tot leven. Ik treed beseheiden terug. Dit valt bui ten mijn rechtsgebied, moeder de Hoogh heeft hier recht te spreken. Dat zullen de kleine mannekes gaan ervaren Als ik op mijn kamer zit na te gnuiven bij de herinnering aan drie verslagen zeer schuldbewuste tronies, dan kom ik opeens tot het besef, dat ik zonder ribes ben thuisgekomen. Mijn beste nichtjes en neven, Hoewel ik nog niet alle brieven be antwoord heb, geef ik deze keer toch alvast de oplossingen der oude raadsels maar en meteen de nieuwe raadsels. Dan is er weer werk aan de winkel voor jullie. Maar ik wil toch vooral nog even vertellen, dat er volgende week nog een stapeltje brieven van de vorige keer een beurt krijgt. Dan weten de neven en nichten het, als ze nu tever geefs hebben uitgekeken naar een ant woord op hun brief. Nu stop ik weer. Gegroet allemaal. Jullie TANTE TRUUS. Zeemeeuw te Axel. Ik ben blij, dat je prijs zo naar je zin is. Wat lijkt het me heerlijk om zo in die schuur te kunnen spelen. Haast net zoiets ais van Jan Jansen, 'k Zou haast zin hebben om in zo n heerlijk geheimzinnig hol weg te kruipen. Geen wonder, dat je vacantie zo veel te gauw voorbij is. Doe ze thuis de hartelijke groeten van mij terug. Catrien L. te Serooskerke. Ik zou je zo wel eens willen zien met die trui en vest. De kleuren lijken me zo mooi. Zou Rinus zo'n mooie eigengebreide slabbe wel lang schoon houden, denk je Jam mer dat een Paasvacantie maar zo kort duurt, anders zou ik je vragen mij ook te komen helpen met de schoonmaak. Voor Moeder fijn, zo'n hulp te hebben in die nare schoonmaaktijd. Witborstje te Serooskerke. Fijn, dat de twee zusjes allebei verhoogd zijn. Zus weet wel van aanpakken om moeder te helpen merk ik wel, als ze blaren heeft op haar han den. Ik kon je brief toch best lezen. Die meester van je zegt het nog heel voorzichtig hoor. Als je bij mij zat te redeneren onder schooltijd, danzou ik misschien wel praten van babbel kousjes en niet van dames. Maar ik denk, dat je er een grapje van maakt en dat je heus zo erg niet praat. Il< heet natuurlijk tante Truus, dat zet ik toch in de krant? Eekhoorn te Middel burg. Schrijf me gauw, als je 'de uitslag van het examen weet, want daarnaar ben ik heel nieuwsgierig. Je rapport was prachtig. Hoe is het met de stak ker, die zo'n duikeling maakte Pas zelf maar op, als je in die schuur gaat spelen. Visdiefje te Middelburg. Je moe der is maar goed af. Als jij later alles kunt maken voor haar en je broer zorgt dat ze steeds verse groente heeft. Krijg ik dan ook een beurt als ik wat te tim meren heb? Je hebt zeker nog niet kunnen zaaien door al die regen Annie van de P. te Middelburg. Ik ben het met Vader en Moeder eens, dat je rap port best was. Net als jij, was ik met Pasen stilletjes thuis. Dat vind ik zo fijn. Ik brei ook zo graag. Waaraan ben jij nu ook bezig? Wim W. te Seroos kerke. Het is wel een beetje laat, maar toch nog hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag. Wat hebben ze je goed be dacht. Heb je al veel getekend? Wat zou ik dat graag eens willen zien. Vind je het niet naar, als de konijntjes weg gaan? Haasje te Serooskerke. De Paas vacantie wordt goed door jullie gebruikt door fijn uit te gaan. Jammer, dat het weer niet zo mooi was. Hoe gaat het met de lammetjes? Fijn, dat ook jij verhoogd bent. Nu maar flink aanpak ken na de vacantie. Konijntje te Seroos kerke. Wie krijgt die babysokjes van je? Ik denk dat de soepgroente wel nqar moeder is gegaan. Maken die drie* ove rige lammetjes het goed? Prettig gelo geerd? Waar ben je geweest? Liesbeth M. te Amemuiden. Als moeder tevreden was na die ouderavond, dan zal het ook wel goed zijn. Je bent al aardig op weg naar het eind van* je schooltijd, als je nu naar klas zes bent gegaan. Heb je al weer een mooi boek om te lezen? Maar misschien speel je nu meer buiten Wim M. te Arnemuiden. Dat is toch het mooi ste wat je kunt doen, om je vader te helpen in je vacantie. Dat zal vader wel fijn vinden. Maar je hebt toch zeker nog wel wat anders gedaan in de hele vacan tie? Zwaluwtje te Serooskerke. Ze wa ren thuis toch zeker wel heel tevreden over je cijfers? Ik vind ze tenminste best. Natuurlijk ben jij mijn nichtje om dat ik je kranten-tante ben. Daarom kunnen we aan elkaar ook gezellige brieven schrijven. Dat gaat vanzelf ais je familie bent. Volgende keer krijg ik wel weer oplossingen van je. Vliegt ons Zwaluwtje wel eens uit? Bosviooltje te Middelburg. Je brief was nog best hoor. Iedereen maakt toch wel eens een ver gissing in een brief. Ik tenminste weL 'k Kan me goed indenken, dat de fiets tocht niet doorging. Het was weertje- blijf in huis. Leuk idee, om zo die tafel te versieren. Aan een mooi gemaakte tafel eet je met meer pleizier. Welke kleuren koos je voor het vloerkleedje? En hoe groot is het? Zelf heb ik ook zo'n kleedje en ik vind het altijd heel mooi. De oplossingen zijn: I. Roos-anjer-iris sering. H. Herbergen. Hl. De tafels van vermenigvuldiging. I. Ingezonden door Visdiefje te Mid delburg. Visdiefje wilde de naam van een vogel schrijven, maar de letters rolden door elkaar. Helpen jullie hem eens om ze goed te zetten en dan weet je meteen de naam van de vogel. Hier zijn de letters: Wpruese. H. Ingezonden door Simon B. te Aag- tekerke. Welk dier wordt oud geboren? HL Wie kan er van 8 lucifers 35 maken? De oplossingen kunnen, met vermel ding van voornaam, naam, (ook schuil naam, ais je die hebt) leeftijd en adres, tot Zaterdag 21 April worden gezonden aan Tante TRUUS. Redactie Zeeuwseh Weekend, Goes. „De Gereformeerde Gemeente te Goes", korte historische schets van haar ontwikkeling door H. M. Stoppelenburg, met een twee tal predikaties van ds D. Wijting, in leven predikant der Geref. Ge meente te Goes. Een uitgave van „Gomarus", Vereniging tot bevor dering van uitgave en versprei ding van geschriften van Dordts Gereformeerde strekking. Secre tariaat Loenenstraat 70, Den Haag. Uit het inleidend woord blijkt, dat dese historische schets is samengesteld uit de volgende bronnen: Gegevens uit het Gemeente-Archief te Goes; Mede delingen van de heer Joh. van Zweden, ouderling der Geref. Gemeente te Goes; Jaargangen van oude dag- en weekbla den, aanwezig in de Koninklijke Biblio theek te Den Haag; Gegevens uit het Algem. Rijksarchief te Den Haag; Dr J. H. Gunning JH.zn.: „Leven en arbeid van H. J. Budding" (Rhenen 1909) en „God ons een Schild", uit het kerkelijke leven der Geref. Kerken op Zuid-Beve land,. door A M. Wessels, uitgave Oos- terbaan Le Cointre N.V. te Goes 1936. Uit deze bronvermelding moge blijken, dat de schrijver van dit boekje serieus is te werk gegaan en dan ook tot het re sultaat gekomen, waarvan hij zeggen mag: wat er van te weten valt is in dit geschrift bijeen gebracht. Wjj twijfelen niet of velen vail onze lezers zullen naar dit boekske van 36 pagina's grijpen om nog weer eens na te pluizen, hoe de ontwikkelingsgang is geweest van het kerkelijk leven op Zuid-Beveland, met name in Goes, van die groep, waartoe de bekende Zeeuwse figuur Ds Huibert Jacobus Budding de stoot heeft gegeven. Als bijlage is aan deze studie toege- voegd een tweetal predikaties van Ds D. Wijting, die de Geref. Gemeente van Goes 12 jaar diende. Ze werden hiertoe afgestaan door de heer L. Wijting te Amersfoort. Een uitgave, welke zeer zeker kan bijdragen tot documentatie van het historisch materiaal over deze kerke lijke groep in het Zeeuwse kerkelijke leven, dat een zeer eigen aspect ver toond heeft, in de beweging der Afschei ding van 1834. Gaarne aanbevolen. Uit de N.R.C. knipten we het volgen de bericht over „vijf ongevallen die een arme pechvogel troffen. Het slachtoffer bleek gelukkig nogal wat galgenhumor te bezitten. „Het orgaan van De Nederlanden van 1845 bevat de vertaling van een brief, welke de directie van een Amerikaanse verzekeringsmaatschappij onlangs ont ving. Wij vinden dit verhaal over „vijf ongevallen" vermakelijk genoeg om het hier in zijn geheel te laten volgen: „De harteloosheid van een groot be drijf doet een mens perplex staan. Ik zelf ben een slachtoffer, zo juist vrij gegeven door de chirurg, die een eerlijke poging deed mij weer in de toestand te brengen, waarin ik verkeerde, toen ik een volwassen man werd, dat wil zeg gen, een man in blakende welstand, een sieraad voor de gemeenschap. Sta mij toe mijn geval nog eens uit een te zetten. Ik heb bij Uw Maatschap pij een ongevallenpolis lopen, waarin U onder meer op U neemt om mij 25 dol lar per week te betalen gedurende de tijd, dat ik niet in staat ben om te wen ken, als gevolg van ongevalsletsel. Een week geleden, op Zondagmorgen, ging ik naar een nieuw huis, dat voor mij gebouwd wordt. Ik ging de trap op, of liever gezegd de ladder, die thans is aangebracht op de plaats, waar de trap zal zijn, als het huis gereed is en op die bovenste verdieping vond ik een stapel bakstenen, die daar niet nodig was. Daar ik een ijverige bui had, besloot ik de stenen op te ruimen. In de liftkoker bevond zich een touw, dat over een katrol bovenin liep en aan het einde van het touw was een ton bevestigd. Ik hees de ton tot boven in de liftkoker en na de ladder afgeklommen te zijn, bond ik het touw beneden stevig vast. Toen klom ik de ladder weer op en vulde de ton met bakstenen. Toen weer de ladder achter de wolken te voorschijn kwam, lagen we-een tijdje doodstil en hielden onze adem in, vol spanning of ze ons niet ontdekt hadden. Eindelijkwe waren aan de andere kant. Gauw heten we ons een eindje zakken. Voorlopig was het gevaar gewe ken. Tot nu toe hadden we haast nog geen woord met elkaar gesproken, maar nu bespraken we zacht wat we verder doen zouden. Naar het westen, daar moesten we heen. Daar waren onze be vrijders, en daar lag Nederland. Daar heen was ons verlangen. Vooraf wilde ik nog even bij de Pfarrer aan, om over tollige bagage in bewaring te geven. Wie had kunnen vermoeden dat de afspraak van gister zo gauw van nut zou zijn We gingen verder. De heuvel afdalen was een klein kunstje, maar toen moes ten we nog een poel door, dezelfde waar we onlangs kikkers gevangen hadden. We sopten af en toe tot over de enkels in ae drassige grond, want het was in het a„nker onmogelijk om steeds vaste groml i. vinden. Het kostte ons een paar natte voeten, dat was niet zo leuk. Nu nog een paar stukken grasland over, en toen kwamen we op een land weg. Langs deze weg liepen we in de richting van het dorp, want die kant moesten we op. Het eerste huis was dat van de Pfarrer. Een historisch gebouw was het. Vater Bodelschwing had het nog gebouwd en had er gewoond. We belden aan. 't Was al over midder nacht, maar mevrouw deed toch open. Een koffer met spullen liet ik aan haar zorgen over en mijn andere koffer bond ik op mijn rug. Ze was bewogen over mijn plotseling vertrek, daar we kort tevoren nog zo gezellig bijeen geweest waren. Ze beval me in Gods hand. Toen gingen we gevieren de onbeken de toekomst tegemoet. Eerst moesten we het dorp nog door, wat erg behoedzaam moest gebeuren omdat men ons daar kende, en wij van niemand gezien mochten worden. Zo, van hoek tot hoek sluipende kwa men we toch aan de andere kant van 't dorp, op de weg naar Altendorf. Maar wat was dat? Motorgeronk! Zou het de auto zijn van de S.S. Nee, het leek meer op een motor. Er is maar één man die een motor heeft op het dorp, wisten we, en dat was de Lagerführer! We moesten wegkruipen, maar waar? Gelukkig ontdekten we vlakbij een kleine schuilkelder aan de kant van de weg. Vlug lopen we achter elkaar er in. Ik was de laatste, maar met mijn brede koffer op de rug kon ik onmoge lijk door de smalle Ingang komen. Ik probeerde nog achteruit, maar dat ging evenmin. Ik dook in elkaar en bedekte mijn gezicht met de kraag van mijn regenjas. Toen reed de motor voorbij Het was de Lagerführer! Maar hij zag ons niet! Verder ging het maar weer. Waar heen? We wisten het zelf niet. Alleen dit: Naar het westen! De maan scheen af en toe tussen de wolken, en verlichtte dan met haar ble ke schijn ons pad. Telkens moesten we rusten, want we waren nogal zwaar bepakt. Langzaam ging de nacht voorbij, en we liepen maar. Dorp na dorp passeer den wij, zoveel mogelijk zorgend dat nie mand ons bemerkte. In een klein plantsoentje met een monument in 't midden, rustten we een poos en aten van de gerstekoeken die we 'savonds nog gebakken hadden. Maar het was te koud om lang stil te zitten. We liepen tot het begon te lichten. Achter een aarden walletje, uit het fee- zicht, legden we ons neer om te probe ren een ogenblik te slapen want we wa ren doodop. Al gauw werden we uit een lichte dommel opgeschrikt omdat vlak bij mensen voorbij kwamen. Er bleek een voetpad te zijn waarlangs op dit vroege uur enige rr jnwerkers zich naar hun werk begaven. Wij lagen precies op 't zicht, dus gingen we maar weer gauw verder, 't Was ondertussen geheel licht geworden. We hoopten eên bos te vinden waar we ons een tijd konden schuil houden, om te slapen, en desnoods wachten tot de bevrijding. Na enige tijd vonden we inderdaad een klein dicht bos. Het leek wel ge schikt. We drongen er een eind in door. Daarna poogden we van loof en takken een soort hut te bouwen. Dit was echter gemakkelijker gezegd dan gedaan. Mijn mes, het enige dat wij bezaten, brak al gauw, en daarmee raas al er» Qareadacriap naar de maan. Toen begon het nog te regenen ook, en we begrepen dat het zo niet ging. We moesten naar wat anders omzien. Jaap en Max zouden op verkenning uitgaan om te onderzoeken of er in de omtrek niet een beter onderkomen te vinden was. Piet en ik zouden dan hier op de bagage passen. Het duurde niet zo heel lang of ze kwamen met goed nieuws terug, Niet zo heel r hier vandaan hadden Jaap en Max een leegstaande boeren schuur ontdekt. De eigenaar scheen weg te zijn, want enkele andere vluchtelin gen hadden reeds hun intrek genomen in dit verblijf. Een paar Hollanders, Fransen en een Pool geloof ik. Direct zijn we er op af gegaan, en nu hebben we ons hier zo'n beetje ingericht. Wat blokken hooi die er lagen hebben we zo opgestapeld dat we een beetje uit de tocht liggen, want er zijn veel gaten in het dak, en de deuren kunnen ook niet meer toe. Er was zelfs een kacheltje, en daarop hebben we een schaal pap gekookt van gemalen gerst die we nog bij ons hebben. Nu hopen we hier te blijven tot alles voorbij is. Het is ongeveer half vijf. Alles is in orde en we zijn vol goede moed. Tot hiertoe heeft de Here ons geholpen. Hij zal het ook verder doen: „Maar de Heer zal uitkomst geven". Nu gaan we gauw slapen, want w>e zijn erg moe. En morgen zal het Pasen zijn (Wordt vervolgdj

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1951 | | pagina 4