ÏI0B1 lij £en „Bijbelte" kanan. Uit het dagboek van een „Auslander" 1 C - Vrijdag 30 Maart 1951 T ZEEUWSCh WEEKEND Pagina 2 allegaer in een grote ketel wordt omge smolten, behoeven ze niet meer te pra ten van eendracht maakt macht, want dan is het hele klussie opgehutseld tot een onding, dat je nergens meer voor ge- bruken ken. Neen, we motte ielijk deel op z'n eigen laten. Dat maekt de kracht van een volk uut. Een Zeeuw een Zeeuw en een Greuninger een Greuninger en een Fries een Fries. Met sterke ver scheidenheid. Daarmee is ons volk in de n. In onze bespreking van het boek: „DE WAGENMENNER", (uitgekomen in de „Spiegel-serie"), die we de vorige week in deze rubriek gaven, hebben we gewe zen op het grote gevaar, dat cr ligt in het geven van een „bijbelse roman". Het is een Amerikaanse mode, die we maar al te graag overnemen, zoals we trouwens schier alles wat uit Amerika overwaait, vandaag aangapen als boven natuurlijke verschijnselen. Wat dat be treft vertonen we de onmiskenbare ver schijnselen van het nationaal verval. Kort voor het Napoleontische tijdvak vergaapten we ons aan alles wat Frans was, nu moet het Amerikaans zijn. Amerikaanse „muziek", (tussen aanha lingstekens) Amerikaanse-kerkelijke eenheidsbeweging; Amerikaanse poli tieke misslagen en dwaasheden in onze Indische staatkunde; Amerikaanse to neelvoorstellingen (tot op onze Lyceum avondjes toe)en natuurlijk ook Ameri kaanse literatuur. Het is geen opwekkend beeld van het Nederlandse „cultuurleven", dat we Anno 1951 geven moeten. Nogmaals we zien het als bedenke lijke symptomen van nationaal verval over de hele linie. De parallellen met het Franse tijdvak zijn tot in details frappant. Maar nu de z.g. „bijbelse roman". Op zichzelf kan tegen dit soort ro mans natuurlijk geen bezwaar inge bracht worden. Zo goed als we dankbare bewondering kunnen hebben voor de bij belse voorstellingen op de doeken van een Rembrandt, en zonder enig princi pieel bezwaar studie mogen maken van wat de ongewijde geschiedenis ons leren kan uit het tijdvak, waarin de Bijbel ge schreven werd, even zo goed is het ge oorloofd een roman te schrijven, waarin bijbelse gegevens zijn verwerkt. Trou wens het soort predikanten onder ons, die de altijd gevaarlijke kunst van „schilderen" op de preekstoel verstaan, doen in feite niet anders, dan wat een bijbelse roman ons doet, wanneer hij een levendige voorstelling geeft van de entourage, waarin een of ander bijbels verhaal zich afspeelt of afgespeeld kan hebben. De plaatjes, die we (ook als vol wassen mensen) nog zo graag in een kinderbijbel bekijken, liggen allemaal op hetzelfde vlak. Daar gaat dus ons bezwaar niet tegen. historie groot geworden. En zoa mot 't voorlopig maar bluven, naar mien ge dacht. En daarom laete de Friezen der eigen krante houwen en de Greuningers ook, en laat ons het Zeeuws dagblad maar in huze houwen, dan weten we asdat we Zeeuwen bin. Dat is zoa mien gedacht over dergelieke dingen. En wat zegge julder der van? FLIP BRAMSE. Waar het om gaat is, dat men de Bijbel niet mag misbruiken om er mo tieven aan te ontlenen voor een roman, welke de Bijbel neerhaalt tot ons ge woon profaan menselijke vlak, waarbij van de „einmalige" en heilshistorische betekenis van het Bijbel-gegeven niets meer over blijft. Om het kort en duide lijk te zeggen: het is een grove zonde, wanneer de romanschrijver de Bijbel in zijn dienst stelt, terwijl hij verteerd diende te worden van het intense ver langen zijn pen in dienst van de Bijbel te besteden. Daar draait alles om. En wanneer wij deze principiële eis gaan stellen, dan zien we direct, dat boeken, als we verleden week bespraken in onze kringen volstrekt contrabande dienen te zijn. Want we zien daar Jozef niet meer in het licht der Goddelijke inspiratie, als de figuur, die uitverkoren werd een be langrijke rol te spelen op de weg der heilsgeschiedenis, die heenleidt naar de Christus, in zijn gans „einmalige" be tekenis dus, maar als een roman-held, zoals er duizend en één in dat tijdyak kunnen hebben geleefd. En nu moet he laas gezegd worden, dat ditzelfde be zwaar tegen vele bijbelse romans kan worden aangevoerd. Vooral die uit Amerika tot ons komen. Natuurlijk is dat, voor wie iets van de geestelijke structuur van het Amerikaanse volk af weet, zeer goed te verklaren. De Bijbel is voor de meeste Amerikanen niet meer dan een religieus-humanistisch boek, en niet de onfeilbare Openbaring Gods in Jezus Christus, geïnspireerd door de Heilige Geest, om ons de weg der Ver lossing te wijzen. Wanneer dit eenmaal begrepen en ge grepen is, door de auteur, die zich zet om een „bijbelse roman" te geven dan dreunt het hem bij iedere bladzij, die hij neerschrijft in de oren: „trek uw schoe nen van uw voeten, want de plaats waarop gij staat is heilig Land!" en hij laat het dan wel uit zijn hoofd om het „bijbelse motief" neer te halen in zijn profane dienst, zijn gebed wordt inte gendeel dan, dat hij verwaardigd mag worden, zijn gaven en krachten dienst baar te maken aan de enige „einmalige" betekenis van het Bijbelverhaal, opdat de Schriften in hun Godsopenbaring des te beter en zuiverder door de lezers mag verstaan worden. TERING EN NERING. Bij het doorbladeren van „De Chris tenvrouw", trof we in de recensie van het boekje: „De Huisvrouw binnen en buiten haar huis", deze zin: „De tijd is voorbij, waarin men meende, dat het voeren van een huishouding niets te maken zou hebben met maatschappe lijke en economische verhoudingen". Nu dat zijn we inderdaad wel aan de weet gekomen, dat ons eigen gezin geen eilandje is, waarop we in vrede en rust alleen kunnen leven. En vlak voor Pasen werden we weer in dubbele mate ge waar, dat er van alle kanten verbin dingsdraden lopen van uit de grote we reld naar binnen, in onze „versterking". Een nieuw ministerie, harde maatre gelen. Prijsverhogingen Dat is genoeg, om menige moeder met een flink gezinnetje, even uit haar even wicht te brengen. Het is toch al hard genoeg om de eindjes aan elkaar te kno pen en nu dit er weer bovenop. Het valt niet mee. Maar toch, hoe vreemd het ook klinken moge, er was toch een ge voel vannu gebeurt er toch einde lijk eens iets en weet je ten slotte waar je aan toe bent. Het moge dan uit puur eigenbelang zijn, maar tegenwoordig lees je de krant grondiger dan vroeger, al is het dan niet steeds tot je genoegen, maar je wilt toch weten wat er om gaat. Zo hebben we nu al enkele jaren lang gelezen, dat we er door de oorlog financieel zo slecht aantoe zijn. Dat blijkt nu weer eens uit dit en dan weer uit dat. We weten immers best, dat onze Benelux-confraters niet altijd even hap pig zijn op zekere relaties met ons, ook al vanwege onze platte nationale beurs. Geef ze eens ongelijk. Je doet zelf ook zo. Als je buren eens in nood zijn, wel dan help je, maar als die mensen van de hoge boom blijven leven en als grand seigneurs vorstelijke geschenken1 blijven uitdelen, wel als ze dan weer eens in de perikelen zitten, geeft ze eenvoudig „niet thuis". Och we hebben het allemaal genoeg in de kranten gelezen en hebben ons danig geërgerd, toen we ze langzamerhand aan de weet kwamen, dat een paar manne tjes, die toevallig op een bepaald tijdstip de macht in handen hadden tegen de wil van ons volk in, Indië prijsgaven. De consequenties gaan we nu zo langzamer hand wel ervaren. Daardoor heb je het benauwde gevoel „er dreigt wat", want je kunt het als gezin en als land eenvou dig niet altijd volhouden om boven je stand te leven. Onvermijdelijk komt de „plof" naar beneden. Dus toen de „nieuwe regering" aankondigde, nu gaat het er nijpen, dit en dat zullen we doen, dacht je, als huis vrouw, nu gaat het er voor ons dubbel spannen, maar in vredesnaam, beter dit, dan een catastrophe, die alles onderst boven gooit. Ten slotte doe je in je gezin ook zo. Als je een tijdje gezien hebt, dat het niet meer gaat zoals je het deed, dan zet je grondig het mes er in, waar je maar een plaatsje ziet om te snijden, en nu, net zijn we bezig uit te rekenen, hoe het nu moet met die nieuwe prijsstijging en on ze portemonnaie en daar komt opeens de regering goedig zeggen er komt een nieuwe loonsverhoging. Dat brent weer 1 uitkomsteven. Heel even maar. want op nieuwe loonsverhoging volgt onvermijdelijkprijsstijging. We tol len in een cirkeltje rond. Dat is de be nauwende dreiging die blijft. We zitten nationaal diep in de schuld. Daar moe ten we vanaf. Maar in plaats van voor uit te gaan, draaien we maar rond en rondDaar word je duizelig van En van duizelige mensen komen onge lukken. Ja we worden wel degelijk gewaar, dat er contacten zijn tussen ons „sweet home" en de buitenwereld. Maar in plaats dat wij van die hoge mijnheren en knappe koppen in Den Haag wat kunnen leren, zou je die nu haast raden, ga eens in de leer bij de doodgewone huis moeder, met een flink stel jeugd nog in huis, die weet de tering naar de nering te zetten, zij het soms op een kordate en pijnlijke manier. Allemaal gemakke lijk gezegd? Ach ja, de beste stuurlui staan immers aan wal. Maar het schijnt, dat onze buren aan de overkant van de Noordzee, toch wel van die nuchter huishoudelijke financiers bezitten, die nuchter zeggen: „We hebben een natio nale schuld en daar moeten we af, dan moeten we dus MoetenZe hebben daar nog distributie en hoge prijzen. Lang niet pleizierig. Dat zou ik denken, maar schuld hebben is ook niet leuk voor een land en voor mensen met eergevoel...... Enfin wij krijgen weer loonsverhoging, kunnen dus de zaken weer op de oude voet voortzetten totja tot we mis schien al prijsverhogende en loonsver- hogende zo hoog zijn geklommen als onze Duitse buren en de Hongaren na de vorige wereldoorlog. Een ons bekend pleegkind uit Duitsland kreeg toen van zijn huis, waar armoe troef was, een biljet van 50.000 marken. Bij de Hon gaar ging het er „rijker" naar toe. Die kreeg 100.000 kronen gestuurd. Wel ja, wie breed heeft laat breed hangen. Over een poosje zijn we ook zo rijk. Dan stu ren we een half millioentje gulden voor een verjaarcadeautje. Leuk vooruitzicht voor een huisvrouw. Intussen geven die verbanden met de „grote wereld" niet enkel vreugde. Bij al onze betogen over mensen moe ten wij als een grondslag aannemen, dat het grootste deel van hen wordt ge vormd door de omstandigheden. Kleine geesten worden door tegen spoed gestremd en onderworpen, maar grote stijgen er boven uit. Niet in de intellectuele vorming als oefenschool voor de aanwending van het verstand, ligt het gebrek onzer heden daagse opvoeding; maar in de massa oppervlakkige en onverwerkte kennis. ONS KORT VERHAAL Wat ik gevreesd had is gebeurd. Van Leipzig, waarheen ik vanwege de „Arbeitseinsatz" in 1943 was getrans porteerd werd ik in November 1944 op transport gesteld naar het Ruhrgebied. „Arbeitsverweigerung" was de mis daad, want ik had op een Zondag gewei gerd onnodig werk te doen. Zo kwam ik met nog enkele andere soortgelijke misdadigers in een dorpje aan de Ruhr terecht. Vier weken „Schantzaktion im Ruhr- gebiet" luidde de straf. Maar vier we ken werden even zovele maanden, n.l. tot de bevrijding. En van schansactie kwam (gelukkig) ook niets terecht. Na lang zoeken kregen we werk op een soort betonfabriek. Dit bedrijt was uit Kleef geëvacueerd, waar de Ameri kanen de boel zowat met de grond gelijk gemaakt hadden. En zo ging men hier opnieuw beginnen. Dus brachten we de dagen door met stenen maken, grote holle, betonnen ste nen. Zo ging de winter voorbij. Een koude, natte winter, veel sneeuw, veel kou, veel ongemak en weinig eten. Tot, eindelijk, de lang verbeide be vrijding kwam Maar wat hieraan vooraf ging, dat kunt U lezen in de hiervolgende frag menten uit mijn dagboek van nu zes jaar geleden. 20 Maart 1945. De bomen botten uit, de vogels kwin keleren, de zon schijnt, en voorjaars wolken jagen langs de blauwe lente lucht. Maar in de verte rommelt de donder van kanonnen, en vliegtuigen maken het leven vandaag weer onveilig. Zo is het, terwijl ik met de anderen in de geïmproviseerde schuilloopgraaf onder de bomen voor onze barak enige bescherming heb gezocht. Gisteren hebben we de hele dag on geveer hier gezeten, nauwelijks tijd om te eten. Van werken is zo goed als niets gekomen. We waren blij toen het don ker werd, en de gevaarlijke Jabo's (Jachtbommenwerpers) wegbleven. Ge lukkig bleef het 's nachts rustig en kon den we rustig slapen. Vandaag zijn er weer de gehele dag vliegtuigen boven. In de morgen hebben ze tot vijf maal toe een plaats in de om geving gebombardeerd. Ons dorp schijnt tot nu toe niet belangrijk genoeg te zijn voor een volledig bombardement, maar erg gerust zijn wo er toch niet op. 21 Maart. Volgens de kalender vangt vandaag de lente aan. Het weer is schitterend en noodt tot uitgaan de natuur in. De morgenstilte was zo vredig. Ik denk veel aan Wal cheren, wat zal het daar nu ook mooi zijn: nu daar langs de wegen te kun nen fietsen, en te genieten van het prille voorjaar! Maar de werkelijkheid is niet zo vre dig .ofschoon het in de morgenuren be trekkelijk rustig bleef. Om twaalf uur echter kwamen ze weer, de Jabo's, en maakten de streek een paar uur onvei lig. Toen was het een poosje stil, maar om vier uur kwamen ze weer terug. In de verte horen we zware artillerie, krachtiger dan voorheen. Stenen maken doen we niet meer, daar we door het geraas der machine de vliegtuigen niet kunnen horen aan komen. Het is practisch de hele dag alarm, en elk ogenblik kunnen vanuit een wolk een paar Jabo's neerduiken, die dan 'alles wat beweegt onder vuur nemen. Vanmorgen vroeg zijn er een viertal jongens uit onze barak in alle stilte vertrokken om te proberen ongemerkt de Nederlandse grens over te komen. Ik hoop voor hen, dat het zal gelukken en dat ze veilig thuis komen. 23 Maart. Vandaag hetzelfde als de hele week: alarm, en gevaar van Jabo's, de ganse dag. Dus maar weer in de loopgraaf met een boekje. Ik heb namelijk een DuitsEngels lesboekje te pakken ge kregen en probeer daar mee mijn En gelse taalkennis te vergroten, in de ver wachting, dat Net binnenkort wel te .Vrijdag 30 Maart 1951 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 3 EEN GOED BEGIN.... Nu ben ik vandaag toch echt ver baasd geweest. Geen schooljuffrouwen- verbazing, die komt als je het nodig hebt, nee echt grondig verbaasd en ver rast. Stel je voorde eerste school dag en dan al een formeel gevecht tus sen gloed-nieuwe scholieren. De wereld is aan het veranderen, zal mijn hospita vanmiddag wel zeggen, als ik haar dat vertel, want daaraan ontkom ik niet. Ik weet al, dat ze als gewoonlijk met de thee klaar zit, maar ditmaal een extraatje er bij, pas uit de oven, om me maar te verleiden tot een uitgebreid verslag. 'kHeb weer een compleet span. 45 nieuwe -f 3 zitten-blijvers. Reken zelf maar, dat is 48. Ons dorp is, als je het zo doorwandelt niet zo groot, maar het schijnt, dat de boerderijtjes en tuinderij- tjes in de verre omtrek kinderrijke ge slachten herbergen. In ieder geval, ik heb weer een span van vier dozijn. Als het weer April is moeten die schapen allemaal weer „vlot" kunnen lezen, goochelen met getallen en ook nog be hoorlijk kunnen schrijven. Om van de andere kennis en kunde maar te zwij gen. Mensen wat een taak! Enfin 't is het beste maar direct te beginnen, maar het moet in de eerste dagen een beetje stiekum gebeuren. Ze moeten er geen erg in hebben, dat ze leren. Om met vriend van Alphen te spreken, hun leren moet spelen zijn, Ja, we weten op ons achteraf dorpje wel wat er gaande is in de grote wereld. We zijn voorzichtig met „Het Kind". Tenminste, de eerste dagen, tot de dreiging van plasregens van tra nen heeft opgehouden te bestaan. Daar na mogen ze wat mij betreft, gerust we ten, dat ze in school zijn om te leren. Nu dan, het is vandaag weer „droog" gebleven. Ge weet het wel, ik gebruik een beetje list. Een zak vol snoep, en ik red het wel. Van 't jaar heb ik, lach niet, vanwege de duurte, een zak vol harten met prachtige opschriften mee naar school gesleept. Die opschriften kunnen bij mij toch geen kwaad, want ik ben de enige, die ze vertolken kan, en daarbij gebruik ik de nodige vrijheid van exegese. De hartjes smaken er niet minder lekker om, al staat er op: „Ik bemin u". Als er opstaat: „Komt ge vanavond?" dan kijk is ernstig naar een jongen en lees: „Kom je vanmiddag weer fijn naar school?" „Ja", zegt Woutje vol overtuiging, en we zijn bei den tevree. Moeders, vaders, grote broers en zus ters heb ik weer met behendigheid weg gewerkt voor ze kwaad konden brou wen. Alleen juffrouw Zwart laat ik even aan het woord. Dat moet wel, want ge noemde juffrouw is een vreemde eend in de bijt. Ik ben nieuwsgierig iets van haar te weten te komen. Niemand, zelfs m'n goeie hospita niet, heeft me kunnen inlichten. Geen wonder, ze woont nog maar net een week in onze buurt. Ze huist n.l. in een woonwagen. Nee, 't zijn geen zigeuners. Haar man „is wat bij de wegen", dus trekt ze her- en der waarts, waarheen het gezinshoofd maar wordt gedirigeerd door de grote baas in Den Haag. Nu wordt de grote hoofdweg in de buurt van ons dorp onder handen genomen en zo zit ze hier. Het kar weitje zal maanden duren, zo krijg ik Kommer onder mijn hoede. Juffrouw Zwart heeft spraakwater. „Juffrouw, ik kom 'm zeivers brengen, 'tls de ouste van de driemaar 't is een duvel maar ja, 't kind gaat z'n eigen vervelen. Maar we willen 'm op een Christelijke school hebbe. Dat zijn m'n man en ik ook geweest. En hier ken 't nou. Soms benne we wel op plekke, waar het niet zei kenne. Hier kenne we ook naar de kerk. Dat ken ook lang niet altijd. Da's erg genoegMaar juffrouw uwes denk toch ook niet dat we een soort ze- geuners benne, omdat we in een wagen wone? 'kHeb 'tal wel meegemaakt op een dorp dat ze ons daarvoor nariepe. Da's geen lolletje, vooral niet voor kin- ders. Nou is Kommer nog klein, maar as-ie groter gaat worde, is dat niet leuk meer. Maar ja, juffrouw, je mot je man vollege, al valt het niet altijd zo mee. Eerlijk gezegd, geloof ik niet, dat het haar heel erg zwaar valt, want het komt er tamelijk tevreden uit en voor een zigeunerin kan ik dat blonde, blauwogige propere wijfje ook al moei lijk houden. Die geruststelling geef ik maar gauw, want ik moet nu verder mijn aandacht aan het grut wijden. Ik ga dus naar binnen om Kommer zijn plaatsje te wijzen. Als 'n laatste buitje na de grote stortvloed van woorden, komt er nog over me heen: „En juf frouw je kan 'm gerust op z'n m slaan, 'want ie ken ondeugend weze. Maar 't is toch een goed jong Kommer is niet in het minst geïntimi deerd door al het vreemde, wat hij te aanschouwen krijgt. Veel tijd tot spe- ciaalstudie heb ik niet, maar m'n vluch tige indruk is: een kostelijk jochdat me misschien toch handen vol werk zal geven. De leutigheid springt zijn ogen uit. De ochtend heeft het gewone verloop. We zingen natuurlijk: „Opent Uwe mond", die zijnde de Psalm, die we haast allemaal kennen. Kommer zingt als een lijster mee. M'n goede indruk van het wijfje is bevestigend. Ik geef ter afwisseling in de studie een paar rondjes hartjes. Dat gaat er altijd in. Als het met de wetenschap evenzo gaat, zal ik niet te klagen heb ben. Ik lees niet alle acht en veertig opschriften der hertjes. Dat zou te veel van mijn fantasie eisen. Maar bij Kom mer kan ik het niet laten. Er staat op: „Gij zijt de liefste", wat door mij ver tolkt wordt als: „Jij bent een beste jongen", wat door Kommer grif ge loofd wordt. Als ze om twaalf uur naar huis gaan, scheiden we allemaal als de beste vrien den, er is geen traan geschreid, al zijn er heel wat harten gebroken en ze heb ben ook nog de letter „O" geleerd. Maar ik zit „bekaf" achter mijn mid- dagprakje. Doch ik ga weer goedmoeds op pad naar mijn vier dozijn. Ik ga maar een beetje vroeg, 't is allicht nodig, dat ik op het plein een schuchter zieltje wat bemoedig Schuchter zieltjenota bene. Op het plein zijn er een paar aan het knok ken, dat zie ik reeds van verre, maar het ontstelt me niet, want ik denk, dat zijn de groten, die zich te buiten gaan. Wat een ontnuchtering. Kommer en Henkie zijn de twee kemphaantjes, die een robbertje boksen ten beste geven. Als ik naast de worstelaars sta, staakt Henkie opeens. Hij is tenslotte een oud gediende en kent de consignes. Bij ge brek aan tegenstand, staakt Kommer nu ook. Henkie is beduusd, Kommer verre van dat,Hijhijbe gint Henkie en zwijgt verder. Kommer verkondigt triumfant: ,,'k Heb 'm op z'n mgegeven, hij zijt astat we vuile zigeuners benneGeëscorteerd door Henkie links en Kommer rechts, ga ik naar binnen. Henkie nog steeds be duusd, Kommer zeer monter 'k Probeer Henkie aan het verstand te brengen, wat hij gedaan hoeft en tracht ook aan de weet te komen, van waar zijn inlichtingen komen. Dan ver tel ik over de mooie wagen, waar ik op visite zal gaan voor een kopje thee, en dan is het welletjes voor de eerste dag en gaan wij gedrieën weer naar het plein. Dat is nog maar de eerste dag. Als Kommers vader hier lang aan de wegen moet werken, kan ik aan het eind wel een roman over zijn zoon schrijven, denk ik. O, ik houd wel van een beetje avon tuur, maar ik vind het toch wel rustig, dat '/-% niet allemaal zo zijn als mijn Kommertje. <81 limtl III ■llliil ffini sen; mull Mijn beste nichtjes en neven, Nu ik alle brieven een beurtje heb ge geven en ik zit te wachten op de vol gende stapel brieven met de oplossingen van de nieuwe raadsels, die ik opgaf, heb ik toch weer eens een weekje vrij, om van Jan Jansen te vertellen. Jullie weten wel dat zijn Grootvader nog een massa prachtige platen zou laten zien met die „toverlantaarn". Deze keer wa ren het platen van Amerika, waar Grootva een poos ziek was geweest. Ja het klinkt erg, en het is ook erg, als je in een vreemd land, ver van huis, ziek komt te liggen, maar die Grootva had toch ook altijd weer een geluk .bij de narigheid. Dat geluk in Amerika be stond dan in dokter Brown. Diens groot vader was een hele tijd geleden naar Amerika gekomen als baas Bruin. Maar dokter Bruin's vader had zijn naam ver- amerikaanst. Nu als je dan weet, dat je geholpen wordt door dokter Brown, dan denk je heus niet dadelijk dat daar nog een klein beetje een Hollander in zit. Dokter Brown vond het aardig eens een zieke te hebben van het land, waar zijn grootvader vandaan was gekomen. Daarom verwende hij Grootvader niet zo'n klein beetje. Toen Grootva beter was en eigenlijk het ziekenhuis uit mocht, maar moest wachten op een brief van het kantoor uit Rotterdam, zei dokter Brown. „Wat denk je er van kokkie", zo noemde hij Grootva altijd een beetje plagend, „wat denk je er van, zou je het heel erg vinden, om eens een paar dagen in mijn huis te komen en mijn vrouw te leren, hoe een Hollander kookt?" Grootva keek wel een beetje raar op, maar hij dacht het zal wel aar dig zijn, en die dokter is aldoor zo goed voor mij geweest, dat zal ik maar doen. Maar denk je eens in, toen dokter Grootva met zijn auto meenam uit het ziekenhuis, vertelde hij, dat het van die kokerij maar een grap was geweest, maar dat dokter en zijn vrouw van plan waren er een paar dagen op uit te trek ken, een eind het land in en dat ze hem nu zouden meenemen. Wie kan nu zoiets dromen. Tochzag Grootva er een beetje tegenop. Wie weet hoe die me vrouw zijn zou. Wat viel dat mee. Die mevrouw was zo'n echte grappenmaak- ster. Je kon er pret mee hebben. Nu pret hadden ze gehad. Grootva kon wel aardig overweg met het engels en dok ter praatte op zijn manier ook nog een beetje Hollands, maar mevrouw ver stond van het Hollands geen woord, Dat gaf soms een prachtig gesprek. En als ze dan eindelijk elkaar goed begrepen, was het een gelach van je welste. Voor al Grootva moest vaak zó lachen, als de dokter dacht dat hij Hollands praatte, want dan kon je wat horen. Net of een klein kind begon met het leren praten. Eerst durfde Grootva er niet erg om lachen, bang dat de dokter het verve lend zou vinden, maar nee hoor, deze zag het toch wel aan Grootva's gezicht, dat het niet helemaal klopte en dan moest Grootva verklaren, wat er mis was. Wel dan lachte dokter het hardst van de drie. Geen wonder, dat het een pleizierige tocht werd enook een tocht waarop Grootva veel zag en leer de. Ze gingen een heel eind het land van Amerika in. Wel een hele dag reizen met de auto, en toen waren ze in een groot stuk land wel zo groot als de helft van ons eigen land, dat de Doodsvallei werd genoemd. Nu toen Grootva daar over begon, kon de „toverlantaarn" weer dienst doen, want daarvan had Hij heel wat plaatjes. De naam is niet zo erg aanlokkelijk hé? Het land dat die naam draagt isvreselijk en mooi tegelijk. Het is een dal, heel lang en breed, ik zei het al, die vallei is wel zo groot als half ons land, waar niets kan groeien. Er loopt een weg door, waarop je best met de auto kunt rijden, maar verder zie je een bodem, die met een vochtige witte laag bedekt is. Van verre, als je over de heuvelrug in het dal komt, denk je dat daar sneeuw liggen moet, maar dat kén eenvoudig niet want het is er zo warm, dat die in één minuutje gesmolten zou zijn. Het mooist en het vreemdst zijn echter de rotsen, die rondom de Doodsvallei zijn. Die heb ben de prachtigste kleuren. Heel mooi helder geel, of prachtig bruin, soms hebben ze zo'n kleur, dat je zou denken, dat je de repen chocolade er zo maar kunt uitsnijden. „Ja", zegt Grootva ik kan jullie nu wel die rotsen laten zien in hun wonderlijke vormen, maar het is heel jammer, dat je op deze plaatjes de kleuren niet kunt zien, want dat is eigenlijk het mooiste ervan". En warm dat het er was en nog wel in begin Maart. Grootva puft er nog van, als hij er aan denkl. Een hele dag hebben ze in dat wonderlijke land rondgereden. Tel kens zag je weer andere rotsen in wéér mooiere kleuren en wéér vreemder vor men. Grootva was er niet op uit geke ken. Er kan niemand wonen in heel dat grote stuk land. Een groot deel van het jaar is het zelfs nog te warm om er met de auto door te trekken. Ze kwamen de hele dag dan ook maar pas zal komen. 's Avonds weer eens bij de JPharrer aangeweest, een boek terugbrengen en een ander halen. Ik trof het, ik mocht mee eten. Heerlijk, weer eens een maal tijd in de huiselijke kring mee te maken. En wat voor een maaltijd: gebakken aardappels en een ei. Verder nog plannen besproken voor het geval ons bedrijf weer geevacueerd wordt. Er gaan nj. geruchten, wat dat betreft. Mijn plan was om in zo'n geval niet mee te gaan, maar hier de komst van de Amerikanen af te wachten. De moeilijkheid is om dan aan de kost te komen. Maar de Pharrer zegde toe in zo'n geval te helpen. 24 Maart. Weer is een dag voorbij en zijn we gespaard gebleven in de gevaren. Er is niet veel gewerkt vandaag. Er is geen materiaal, en niemand, heeft ook lust om wat te doen. De hoge kop pen van de firma laten zich ook niet meer zien. Men fluistert, dat ze hem gesmeerd zijn uit angst voor de Tom- mies. V/at er van aan is weet ik niet, maar in ieder geval hebben we nu een tamelijke bewegingsvrijheid. Het weer is nog steeds best, en we hebben dan ook heerlijk in de zon ge zeten. Verschillende jongens gaan de boer op om te proberen wat eten te bietsen. Het eten is erg schaars en slecht, en om het rantsoen te verhogen en het menu wat af te wisselen heb ik vandaag eens kikkers gegeten. Samen met Jaap, een lotgenoot, die ook mee uit Leipzig hier gekomen is, zijn we ze wezen van gen in een poel hier dicht in de buurt. 't Was wel een beetje griezelig, maar in eigen vet gebakken smaakte het lang niet slecht. Je moet wat doen om aan de kost te komen. 25 Maart. Zondaag vandaag. Van kerkgaan kon echter niets komen. Het was zo rumoerig in de lucht, dat de kerkdienst niet door ging. 's Middags werd het iets gtmstiger, zodoende kon ik nog een poosje orgel gaan spelen in het kerkje, een bezig heid die me door de organist welwillend werd toegestaan. Allerlei geruchten doen de ronde over de oorlog. Parachutetroepen zouden geland zijn over de Rijn, en bruggenhoofden ge vormd hebben bij Duisburg en Wezel. Vol spanning zien we uit naar nieuwe berichten, maar die zijn tamelijk schaars. De krant komt niet meer, en radio hebben wij ook niet. 26 Maart. Het weer is betrokken, een bedekte lucht en af en toe regen. Daarom is het tamelijk stil in de lucht. Slechts af en toe een paar vlieg tuigen. Er gaan geruchten, dat we eerstdaags weg zullen moeten naar Holzminden. Niemand is daar erg over te spreken, allen willen liever hier blijven, omdat we elke dag de bevrijders hopen te zien. Naar onze berekening zal dat waar schijnlijk niet zo lang meer duren. Van het front komen gunstige geruchten. Er zit schot in naar het lijkt. 28 Maart. De bedrijvigheid in de lucht was ook nu heel gering, 't Was werkelijk een her ademing. Van werken komt echter niet veel. Met enkele anderen moet ik helpen aan het metselen van een W.C. Tot dusver hebben we het steeds zonder moeten doen. Ieder deed zijn behoefte zomaar in een put. Als die vol was, dan groeven we een nieuwe. Eenvoudiger kon het niet. Sommige jongens gaan gewoon de boer op om te eten, en velen melden zich ziek. Niemand die er nu een aan merking op maakt. Het eten is er ook niet naar om veel te doen. Het broodrantsoen is deze week weer verminderd. Ongeveer een brood in de week, en nog 75 gram melasse (stroop). Verder soep, 's middags dun en 's avonds nog dunner én dan zeer weinig. Gelukkig heb ik nog wat cigaretten, en daardoor kan ik nog wel eens ruilen bij de dorpsbewoners. Cigaretten krijgen we overigens ook niet meer, de laatste kregen we op 4 Februari. Vanavond om zeven uur kwam opeens vrij hevig de artillerie in de verte weer in actie. Voorts hoorden we een bericht, dat de Amerikaanse pantsertroepen door gebroken zijn in de richting Dortmund en Münster, wat natuurlijk opnieuw onze hoop doet herleven. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1951 | | pagina 6