Bij ons thuis Om SCHAAK-RUBRIEK DE CAMOUFLAGE. Boekbespreking. Donderdag 22 Maart 195! T ZEEUW5CK WEEKEND Pagina 4 OndeA Zemw-ke, Liefden P AASLELIES. Tussen de bomen en struiken hing, als een oud en vuil gordijn, de nevel, die in zijn grauwheid het lijnenspel van de kruinen der iepen verborg en de groen-gele waas, waarmee de bloeiende Kornoelje wat licht bracht in de som berheid die de bladerloze heesters om gaf, onvindbaar maakte. Voordat de kilte van deze grijsheid in een huivering van twijfel verrimpelde, klonk er op eens de langgerekte, 'n wereld van blijd schap vertolkende, warme juichtoon, waarmee een lijster zijn morgenzang aanhief. Het was zo vol klaarheid en warmte, dat de zonloze tuin 'n ogenblik alle kilte verloor. Later op de dag, toen de nevel ver dwenen was, dachten we nog eens aan de onzichtbare zanger. Wist die dat deze licht-verrassing zou komen en kon hij daarom in volledige overgave zin gen Of was er in hem iets van het alles overwinnende vertrouwen waarvan on ze voorjaarsbloeiers zo spontaan getui gen? Daar horen de narcissen ook bij, die, al hebben ze het door de grilligheid van het weer niet gemakkelijk, zich met een stugheid die in scherp contrast is met de fijnheid van hun vormen, ont wikkelen. Op sommige dagen, als er wat lentekoestering in de lucht is, met ver rassende snelheid. Wees voorzichtig en waag u niet aan voorspellingen betref fende hun bloei, er volgen vaak dagen waarin ze, als door koude bevangen, niets vorderen. Maar op de warmste plekjes vinden we al voor Pasen de fees telijke gloed van hun geel. Door Theophrastus Eresius, de vroeg ste beschrijver van Europese planten, die leefde tussen 370 en 285 jaar voor Christus, is de narcis reeds beschreven. Vele zangers uit oude tijden hebben haar bezongen. Zij schreven er in het algemeen over en al was het soms zo, dat ongeveer begrepen kan worden, wel ke narcis ze bedoelden, om de geschie denis er van goed na te gaan, moeten we in de plantkunde werken gaan zoe ken. Dan blijken ze niet alleen uit het gehele zuiden van Europa, maar ook uit Noord-Afrika, Midden Azië, Perzië, China en Japan, afkomstig te zijn. Dodonaeus, een Leids professor en ge neesheer van Keizer Maximiliaan, be schreef in 'n boek dat in 1578 is uit gegeven 24 verscheidenheden. Voor hem gaf Carolus Clusius, in zijn in 1576 te Antwerpen verschenen werk er afbeel dingen van. Enkele die daarin voorko men worden ook nu nog gekweekt Wie echter meent daaruit te moeten opma ken dat er geen verbeteringen gekomen zijn, doet verstandig dat niet tegen 'n bollenkweker te zeggen. Ontelbaar zijn de nieuwigheden die door Engelse en Nederlandse kwekers gewonnen zijn. Die Engelsen waren zo handig de beste Nederlandse nieuwigheden op te kopen voor verdere hybridisatie. Soms waren het nog naamlozen die dan in Engeland ten doop werden gehouden. Dat die Hol landers toch nog zo gek niet waren bleek, toen op een narcissen-tentoon stelling in Engeland, de trompet-narcis sen van 'n Nederlandse kweker, haar Engelse zusjes verre overtroffen. Ze waren en ze bleven goed. Een in 1914 in de handel gekomen Nederlandse aan winst bracht f 600.per bol op. Het winnen van nieuwe narcissen is echter lang niet altijd zo voordelig. Zeker, het lijkt allefnaal erg gemakkelijk, dat over brengen van het stuifmeel van de ene op de stamper van een andere bloem. Maar- voor we dat met enige zekerheid op succes kunnen doen, moeten we tech nisch volkomen op de hoogte zijn. Bezit u ook het geduld zes jaar te kunnen wachten voor u het resultaat kunt zien 'n Enkele maal kan dat wel eens in het 4e of 5e jaar komen, maar dat zijn uit zonderingen. Als dan eindelijk de bloe men te zien zijn en geen enkele zaailing blijkt een verbetering, heeft u dan de moed door te gaan? Hier blijkt wel dat vakkennis aan de hand van vakliefde gaat. Wanneer de bloesems van pruim en kers er nog niets voor voelen uit de be scherming van hun knoppen te komen, zijn de eerste narcissen in de tuin al uit gebloeid. Het is Narcissus minimus, de kleinste trompet narcis die er is. Dit uit Spanje komende kaboutertje komt niet hoger dan 5 cm. 't Lijkt wel of het zo dicht bij de grond blijft om er weer haastig in te kunnen kruipen. Dat doet het niet, 't is veel te blij de crocussen gezelschap te mogen houden. De beter bekende „dubbele van Sion", is er 'n reus bij. Die boom van een bloem heeft 'n bewogen geschiedenis. Vincent Sion, een te Londen wonende Vlaming, had deze reeds vele jaren in zijn tuin zonder iets van haar afkomst te weten. In 1620 kwamen de eerste bloemen en het bleek 'n geheel onbe kende variëteit te zijn. Hij schonk er wat bollen van aan Parkinson en Wil- mer. De laatste noemde deze narcis naar zichzelf alsof hij er de winnaar van was. Gelukkig liet de geschiedenis recht wedervaren aan Vincent Sion. Dubbele Sion" is tegenwoordig een uitdrukking die overal verstaan wordt. Het klinke 'n beetje vreemd, maar wat de mens verlaagt, blijkt 'n gezond heidscertificaat voor vele trompetnarcis sen te zijn n.l. als ze „blauw" zijn. Dat slaat dan op de blauw-groene kleur van het blad. Narcissen zijn om hun edele vorm een sieraad in elke tuin. Plant ze niet in stijve randjes of perkjes, maar doe dat in losse groepjes en dan liefst niet te veel verscheidenheid bij elkaar. Dan schenken ze de grootste vreugde, die we dieper gevoelen wanneer, boven de zonlichtfanfare uit hun gouden trom petten, de klanken der paasklokken, in eigen klaarheid vervloeien. Variabilis. H. te Merwe. De Kornet van Maurits' Ruiterij. Uitgave van N.V. W. D. Meinema te Delft. We geloven niet, dat we te veel zeg gen, wanneer we beweren, dat de jeugd- boekenboeken van deze bekende Delftse Uitgeverij behoren tot de best uitge- voerden, die wij kennen. Dat mag zonder enige reserve ook gezegd worden van het boek, dat wij hierboven noemen. Uitstekend papier, prima druk, een mooi getekende linnen band met fraaie stofomslag en heel goed geslaagde il lustraties, die uitstekend bij de tekst passen. (Deze zijn van Jan Lutz en dan weet men het wel!) En die tekst? We geloven, dat het Te Merwe gelukt is de slag bij Nieuwpoort voor onze jeugd te doen leven. Hij heeft ernstig studie gemaakt van de voor de Neder landen zo hoogst belangrijke slag, welke Prins Maurits hier, tegen zijn zin, te leveren kreeg. De figuren, die worden opgevoerd zijn mensen van vlees en bloed en de auteur verliest zich niet in details, waardoor hij het geheel uit het oog verloren zou hebben. Achterin het boek is een situatiekaartje getekend, dat een duidelijk beeld geeft van het verloop van de slag. We vinden dit jon gensboek een aanwinst in meer dan één opzicht. In een tijd, waarin alles nivi- leert en de historische zin van ons volk ondermijnd wordt, doet het goed een jongensboek te kunnen aanbevelen, waarin een tijdperk, toen we nog man nen met staal in. hun bloed bezaten, op nieuw tot leven gebracht wordt. Van harte aanbevolen. Musica-serie. Kleine boeken ovor grote mannen. Het leven van Richard Wagner. 18131883. Door Max Prick van Wely. Het leven van Peter Iljitsj Tsjai- kofsky. 1840—1893. Door A. C. Vos. Het leven van Franz Schubert. 17971828. Door Ary Verhaar. Het leven van Johann Sebastiaan Bach. 16851750. Door A. C. Vos. Deze vier handige boekjes zijn uit gaven van J. Philip Kruseman's Uitg.- Mij. N.V. te Den Haag. Er is een oud gezegde: „Wie een dichter wil verstaan, moet naar het land des dichters gaan." We zouden met enige wijziging kunnen zeggen, wie een muziekstuk wil verstaan, doet goed iets van de componist af te weten. Wie nu iets wil weten van de waar lijk groten in het rijk der muziek, moet zich deze werkjes aanschaffen. Heel beknopt wordt een overzicht van het leven van Bach, Tsjaikofsky, Schubert en Wagner gegeven. Natuur lijk zijn deze deeltjes ook afzonderlijk verkrijgbaar. Nu in deze tijd van net jaar er op verschillende plaatsen Bach's grote meesterwerk, de Mat- theüs-passion wordt uitgevoerd, zullen misschien er wel velen zijn, die nu ook iets willen weten over het leven en de persoon van hem, die dit h eerlij k werk schiep. Aan het eind van de korte levens beschrijving van Bach vinden we de woorden van dit lied: „Vor deinen Thron tret" ich hiemit, O Gott, und dich demütig bitt: Wend dein genadig Angesicht Von mir blutarmen Sünder nicht. Ein selig Ende mir bescher, Am Jüngsten Tag erwech mich, Herr. Dasz ich dich schaue ewiglich. Amen, Amen, erhöre mich. Op zijn sterfbed dicteerde Bach aan zijn schoonzoon het orgel-koraal voor deze woorden: De auteur van deze korte biografie zegt van dit laatste werk: zijn laatste orgelwerk, lit. zelfs onder zijn composities nog op valt door een volmaakt meesterschap. Uit de harmoniën klinkt geen leed meer. Bach was reeds los van het lij den van deze tijden en daarom com poneerde hij dit werk, alsof hij reeds stond voor de troon van God De andere levensbeschrijvingen zijn ook zeer zeker interessant om te le zen. Bij Bach's biografie stonden we wat uitvoeriger stil, omdat deze kun stenaar als innig gelovige ons geeste lijk het meest verwant is in zijn kunst. De uitgever zorgde voor een keu rige en handige uitvoering van deze werkjes, die we voor muziekliefheb bers van harte aanbevelen. DE MAAIER. Hij stond te maaien, In 't golvende veld. Met zwierige zwaaien, 'k Heb niet geteld, Hoevele slagen, Hij zwaaiende sloeg. De klaver ging sterven, Dat was genoeg! 'k Zag em wat drinken, de waterfles schuin! 'k Hoorde hem klinken, met hamer en kruin! Hij wette de snede, der blinkende zeis, en scherpte ze kloppend, na elke reis! Tc Zag em-met zwaaien, In 't stervende groen, dagenlang maaien, In 't blauw boezeroen! rusten en eten, om daarna een tijd, weer kloppend te kloppen, de benen gespreid! Maar achter de maaier. In 't dood' lijke veld, Botte nieuw leven! 'k Heb niet geteld, Hoevele sprieten, Een klaverplant droeg! (Maar) 't oude herleefde, en dat zei genoeg! 'k Telde de maaier met 't grijzende haar en zijn blinkende zwaaien driemaal in 't jaar. Toen schoor men de akker, met paarden en ploeg! Nu had men de wortel, En dat was genoeg! Zo is nu de zonde, maai telkens maar weer, naast een opene wonde, verrijst ze alweer! Gods ploeg is daar nodig, De zeis is te zwak, God alléén roeit de zonde, met wortel en tak! Het maakt U wel zwakker, en 't kost U veel zweet, maar zo komt Gods akker voor 't koren gereed! Faas-schaakwedstrijd. Gezien de vele oplossingen die inge zonden werden met de Kerst-schaak wedstrijd, hebben wij besloten met de Paasdagen wederom een wedstrijd uit te schrijven. De directie van ons blad stelt hiervoor wederom een paar prijzen beschikbaar. Dus schakers, doet Uw best. Hier volgen de opgaven. Probleem No. L abedefgh Wit Kgl, Dg7 Tfl, Tdl, Pc3 pionnen c4, e3, f4, g6, h2. Zwart Ke7, Db6, Td8, Ta8, Lc8 pionnen b7, d5, e6, f7. Wit aan zet. Wint de zwarte Dame of geeft remise. Probleem No. 2. abcdefg h Zwart Ka6, pion h5. Wit Kh8, pion c6. Wit aan zet houdt remise. Oplossingen moeten uiterlijk 2 April in mijn bezit zijn aan bovenstaand adres. Veel succes en prettige dagen toege wenst. Ladderwedstrijd. Verder hebben wij besloten op veler verzoek in onze rubriek een ladderwed strijd te plaatsen. Iedere maand wordt dan een prijs toegekend aan de inzender die het hoogst aantal punten behaalt. Deze begint dan weer met nul punten de ladder te bestijgen. De anderen die geen prijs behalen, blijven hun punten behouden en komen dus tz.t. allen voor een prijs in aanmerking. Zijn er aan het eind van de le maand der wedstrijd meerderen met een gelijk aantal punten, dan moet voor die eerste maal het lot beslissen. De anderen blij ven dan ook hun punten behouden. Nu de directie van ons blad al het mo gelijke doet deze rubriek zo aantrekke lijk mogelijk te maken, verwachten wij vele inzendingen. Het spreekt vanzelf dat de inzenders abonné van ons blad moeten zijn. Zegt het Uw vrienden of kennissen die nog geen abonné zijn en toch graag mee willen doen. Verder een vriendelijk verzoek bij e.v. correspondentie een postzegel voor ant woord insluiten. De eerste opgaven verschijnen 6 April as. J. Het is het kenmerk van luiaards, dat zij overal bezwaren vinden. Elke keer als ik een post te vergeven heb, maak ik honderd en één wntmlriMW POOT Jr. Ondankbaarheid verraad de egoist. j-amilLe>Mad behorende bü het ZEEUWSCH DAGBLAD van Donderdag 22 Maart '51 No. 1821 Uitgave van Oosterbaan Le Cointre N.V. Goes eeuu/scff u/eexem UIT DE SCHRIFT De paradijsvloek over satan in Gen. 3 15 uitgesproken, manifesteert zich door alle eeuwen heen. Het is de eeuwen oude worsteling tussen slangenzaad en vrouwenzaad. De antithese dus. Nu is het van eminent belang voor satan, dat hij die antithese camoufleert, en, waar hij kan, loochent. En dat lukt hem vandaag tamelijk goed. Er is een theologie opgekomen in de laatste halve eeuw, welke uitgaat van het standpunt, dat de scheidslijn niet loopt tussen de mensen onderling, ge lovigen en ongelovigen, maar tussen de mensen en God. God is zo de geheel Andere, dat het onmogelijk is te spreken van een „Immanuël", een „God met ons", want tussen God en de mensen loopt de doodslijn. En dat is dan de eigenlijke antithese. De geschapen mens is in wezen gelijk, of hij z.g. bekeerd is of onbekeerd. Van daar ook dat men dat etiquet „christelijk" voor al onze acties in het natuurlijke leven het liefst weg wil werken. Want dat schept maar een valse antithese. Voor dit soort the ologen maakt het geen verschil uit of men christelijk onderwijs geeft of z.g. neutraal, of men christelijke politiek voor staat of z.g. linkse, of men aan christelijke wetenschap doet of gewoon aan „wetenschap". Zij willen volstrekt geen antithese, maar zoeken de syn these. Zij willen alle mensen, die „van goeden wille" zijn bijeen brengen, liefst over de gehele wereld, opdat het worde één kerk, één volk, één geest, die dan gedrenkt moet zijn in een religieus hu manisme. Dat is in de wereld van vandaag zo ongeveer de begeerte. Wij kunnen hierin niet anders zien dan een nieuwe poging om de antithese (die niet door enig mens is uitgedacht, maar door God zelf gesteld in Gen. 3 15 te camoufleren. En met deze camouflage nu hebben we ook weer te maken, wanneer we het Paas-Evangelie gedenken. Want is het niet opmerkelijk, dat de Joden, die toch de Schriften kenden, direct klaar zijn met hun camouflage- politiek en de soldaten de opdracht geven: zeg maar tegen ieder die het horen wil, dat zijn discipelen Zijn li chaam gestolen hebben, terwijl jullie sliepen. En is het niet even opmerkelijk dat de Paas-Vorst zelve, direct na Zijn opstanding, de antithese scherp stelt, door Zich niet meer te laten zien aan de wereld die niet in Hem gelooft, doch uitsluitend Zich gaat bemoeien met de zeer enge kring van Zijn discipelen. Van Zijn uitverkoren Kerk dus? De Heiland camoufleert niets, noch vóór Pasen, noch daarna. Hij trekt bij iedere daad, die Hij verricht, bij ieder woord, dat Hij spreekt altijd direct heel scherp de antithese en leeft en werkt dus uit de stijl van Gen. 3 15. En wij? Wat is onze stijl? Wanneer wij pretenderen, dat we christenen zijn, dit wil dan dus zeggen: gezalfd tot ambtsdragers, (en dat geldt van het arme moedertje in haar achter kamertje evenzeer als van de gevierde theoloog, die in het „bizondere ambt" staat), dan kunnen we dat ambt alleen slechts vervullen, wanneer we gaan le ven uit een geheel eigen stijl, die van deze wereld niet is. En geen stijl, die we ons aanmeten tegelijk met onze zwarte zondagse jas, maar waaruit wij leven, handelen en spreken elk uur van ons leven. De kracht der Opstanding is: in de dood van deze wereld, (die haar eigen stijl heeft), het LEVEN, (dat ook haar eigen, maar geheel andere stijl heeft), in te dragen. Dat wil dus zeggen, dat we de stijl dezer wereld niet een beetje gaan verchristelijken, door er de ruwe vormen wat af te slijpen, en de scherpe kantje», <fie „aanstoof gewen kunnen. wat bij te vijlen, maar het betekent de stijl dezer wereld radicaal verwerpen, als volkomen onnut tot enig goed, en daar antithetisch de stijl van het op- standings-Leven tegenover te stellen. Wij kunnen dan in geen enkel opzicht „leentje-buur" spelen bij deze wereld, maar hebben onze eigen stijl op te bouwen. En dat hebben we te doen in alle vertakkingen van ons leven: in ons persoonlijk leven, in ons gezin, in de school, zowel bij het Lager- als bij het Middelbaar onderwijs, in de dagblad pers, in de politiek en in de vakorga nisatie. En nu hebben wij dat in het verleden wel heel goed begrepen in ons landje. Onze ouders hebben er voor krom ge legen en er hun laatste zuur verdiende centjes aan opgeofferd. Maar er is geen reden te vrezen, dat we dat vandaag VERRAAD. 't Was donker in de Olijvenhof, toen wij met Jezus binnentraden. Wij gingen langs de oude paden, die somber waren, overdekt met stof. Daar hoorde ik verschrikt een stem, ik zag een schaar van mannen [komen; het fakkellicht bescheen de bomen Ik groet U, Rabbi! En hij kuste [Hem. Hij kuste Hem, de ogen vol van [haat. Wij vluchtten langs de kronkel- paden Judas Iskariot heeft Hem verraden, maar was mijn vlucht ook geen [verraad? A. STOLK. Pxiestec en Jlcun. Roepende met grote stem, zeide Jezus: handen beveel ik Mijnen Geest." „Vader in Uwe Lukas 23 46. Morgen gedenken wij het ster ven van Jezus Christus als Borg en Middelaar voor gans Gods Kerk en voor al Gods volk. Doch hóe is Jezus gestorven? Neen, Zijn sterven was geen vlam metje, dat na lang geflikker einde lijk, eindelijk uitgaaten Zijn laatste woord niet als een stem van een, wien alle kracht ontbreekt; doch met grote stem roepende gaf Jezus de geest. Dit móést zo zijn, want de Schrift moest vervuld worden; de schrift, niet alleen als profetie, gesproken door de profeten, maar evenzeer de Schrift, zoals God die reeds aan Is raël gaf in Israëls eredienst. Want hiér is Priester en Lam vereend. En het lam, dat geslacht werd voor de zonde van Israël mocht ook niet zijn een lam, waaraan alle kracht ont brak, maar het moest een volkomen lam zijn. Doch zie, bij Israël was offer en priester niet één, maar twee; nim mer kon de priester zichzelven offe ren; en niemand kon zijn leven ge ven; God vroeg een offer, opdat alzo verzoening zou worden gevon den. Maar offer en priester wezen heen naar Hem, die Zich als volko men offer en volmaakte Hogepries ter geven zou. Daarom is in Christus èn Priester èn Lam; zij beiden zijn in Hem één. Hij offert Zichzelven; dat is geheel en al Lam. Hij offert Zélf; dat is geheel en al Priester. En gelijk dat Lam oudtijds zo uit het leven in de dood werd gestort als een offer; zó nu bestelt Jezus Zijn geest in des Vaders hand. Daar om perst Hij uit het Lam (zichzel ven) de adem en zo drijft de Pries ter het Lam ten offer, omdat alleen een krachtige Priesterhand kan of feren zoals God het eist en alleen het volkomen, sterke Lam een Gode waardig offer is. Zo offert Christus als Hogepriester Zichzelven als het Lam, en zo belijdt de Kerk het door alle eeuwen, Zijn dood is ddad. Hebt gij zó Zijn sterven gezien als HET VOLMAAKTE OFFER? Is Hij zó het Lam Gods, dat Uw zonden wegdraagt? Zo Uw Hogepriester, die verzoe ning aanbracht? Zierikzee. M. v. d. KLIS. vergeten zijn en al heel tevreden zijn met de vorm? Wanneer we onze ver gaderingen maar openen met gebed en desnoods met het zingen van een ge zang, menen we dat we al een heel eind „christelijk" zijn. Men kan soms op der gelijke vergaderingen komen en zich af vragen, of afgezien van die „christelijke opening" de rest in feite niet volkomen wereldse stijl is? Hebben dat onze va deren bedoeld, toen zij de strijd aanbon den tegen de ongodisterij dezer wereld en toen Da Costa de strijdleuze aanhief: „Zij zullen het niet hebben, de goden dezer eeuw" Wanneer we ernst maken met het feit van het Paas-Evangelie, zullen we ons toch wel op deze dingen te bezin nen krijgen. Christus trok heel scherp de lijn, direct na Zijn verschijning en Hij trok een eigen stijl op, die zich in geen enkel detail verstond met de stijl dezer wereld. Hij camoufleerde niets, maar handhaafde Zijn Wet: Ik ben niet van deze wereld en de overste dezer wereld heeft aan Mij niets. De Paas-Geest zal ons moeten beheer sen, in geheel ons leven, anders zal onze pretentie „christelijk" ons niet baten. Want het is niet de terminologie, noch de vorm, die beslist, maar de inhoud, het wezen, die een eigen stijl moeten vertonen en die de vorm beheersen moeten. Christus is opgestaan en heeft daar mee het Leven in de dood van deze we reld ingedragen, opdat de wereld er door overwonnen worde. Het is de diepe tragiek van ons be staan, dat we in plaats van uit deze overwinningskracht te leven naar eigen Paas-stijl er vaak de voorkeur aan ge ven de slippendragers en slaven dezer wereld te zijn en haar stijl vertonen gaan en dat vaak zelf niet eens weten. Toen ik me van de weke liet scheren zatten er bie de barbier een stik of zes te wachten tot ze an de beurt waren, en toen gong het gesprek, (zoas te begrie- pe valt), over de priesverhoging van de levensmiddels. Noe, je ken begnep asdat ze allegaere een duit in het zakkie deje. Er was er noe geen een bie, die er erg mooi over dee. Maar wat noe het gekste van het geval was, er zat ook een partie van de arbeid-man bie, lid van de ge meenteraad bie ons op 't durp en die was er nog het beste van allegaer over te spreken. Hie zat an alle kante de re geringsmaatregels te verdedige en vond dat het de enigste menier was om er een beetje bovenop te kommen. Noe, toen het weer de polletieke kant uutliep zee ik maar niks meer, want julder wete, dat ik me daar liever buten hou. Maar je heit toch je ore bie je en dan luister je maar en wat je dan te horen kriegt is somtieds vermakelijk. Op lest wier het een hanegevecht tussen het raadslid en een kaerel, die as geweune landarre- beier wezende, toch z'n weetje drom mels goed wist en de dienge goed bie houdt. Op de tafel lag een paar krante, blaje van rechts en van links. De bar bier begriept dat ie van alle partieje mot eten en houdt daarom zoveul meu- gelijk allegaere te vrind. Noe, dat mot hie weten, ik ben blie, dat ik niet in z'n schoenen staat. Maar noe lag er op dat tafeltje ook een krant van de partie van de arbeid en daar had die landarre- beier net in zitten lezen. En toen begon ie over die krant en zee, dat er een stukkie in stong over de priesverhogin- gen, waarbie de schriever de huusmoe- ders anrajende om maar zo zunig meu- gelijk te doen en dat alle huusgenoten der maar een handje bie motte helpen. Kiek, zee ie, daar begriep ik noe net niks van. Waarom niet? zee het raadslid, heit ie dan geen gelieke? Netuurlijk heit ie gelieke, maar dat juust julder zo praten, daar begriep ik niks van. En toen het raadslid een na dere verklaring vroeg, zee de landarre- beier: Kiek, ik ken me nog goed herin neren asdat we, na de vorige oorlog ook is zo n tied gehad hebben, dat de rege ring met de handen in het haar zat. Duutsland was ook toen straet-arm en kon niks meer van ons afnemen en toen was er een minister die ook zee: an- passen, mensen, dat is het enige wat ons helpen ken. En toen begon ie ook het mes er in te zetten. En allegaere kregen we de beurt, de ambten'aren niet uutgezonderd. Maar toen had je julder is motte horen. Schreeuwen as een var ken dat gekeeld wordt. En toen kwam julder met de leus geen man en geen cent voor de verdediging. Laat de sol daten maar naar huus gaan, dan be- zunig je genogt. En kiek noe is. Noe zegge julder voormannen heel gemoede reerd: we motte het leger groter maken en de bewapening mot opgevoerd wor den, en dat kost zoveul uut de schat kist en daarom motten we eerst maar is kanonnen gaan maken en kenne we la ter wel is an de butler gaan dienke. En noe bennen julder allegaer zo tam as een lammetje en leit heel demoedig het hoad in de schoot en zeggen julder teuge je vrouwe, zunig an moedertje, de rege ring zeit het en dus mot 't gebeuren. Kiek dat ken ik noe maar niet begrie- pen. Ik wou dat je me daer noe is een verklaring van gaf. We zatte allegaer in onze stoele naar het raadslid te kie ken. De kaerel die onder het mes zat, kon mien deur de spiegel net zien zitte en gaf me een knipoogie. Noe, het raadslid had er ook wel een verklaring voor. Hie zee: toen was noe niet en noe is toen niet. Je mot de dienge goed oo- derscheije en as je wat van de hogere polletiek afwist, dan zou je wel acres praeten. Noe, toen was de boat an. De arre- beier zee: net wat joe zeit. Toén was noè niet. Toen gonge de ministers nog met de tram naar der departement en stong het nog niet vol met oto's voor de regeringsgebouwen en toen hadde we

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1951 | | pagina 5