Hei &Ua-(f£&ói
Een gezellige Kersttafel
Een zoon van
zóveel gebeden....?
door MOETHOEN
RoefUk-eifileking.
Donderdag 21 December 1950
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 6
Het is gemakkelijk om een leuke koude
schotel klaar te maken voor een feestelijke
avond-dis. Je kunt te voren in een paar rus
tige ogenblikken al heel wat klaar maken,
zodat als het etenstijd is, je met een hand
omdraaien een sierstuk op tafel kunt zetten.
En in de winter wordt een hartige hap bij
het avondeten zeker wel dubbel gewaardeerd.
Hier onder volgt het recept voor een haring
sla. Zo men de hoeveelheden, die hier onder
gegeven worden, gebruikt, heeft men een
schotel wel voor zes of zeven personen.
Men neemt dus voor de haringsla:
3 gemarineerde haringen.
8 koude aardappels.
1 kleine gekookte biet, die men ook nog een
nacht in de azijn heeft gezet.
2 hard gekookte eieren.
1 goudreinet.
Enkele ingemaakte uitjes en augurken.
1 ons veldsla of krulandijvie.
2 lepels slaolie.
2 lepels azijn.
4 lepels mayonnaise.
De haringen worden ontgraat en in kleine
stukjes gesneden. Hak het grootste deel van de
biet in kleine stukjes. Het overblijvende deel
snijdt men in mooie plakjes, liefst in blad-
vorm. Doe hetzelfde met de augurken. De appel
en de uitjes worden ook in kleine stukjes ge
sneden. Dan worden de aardappelen heel fijn
gemaakt. De sla of andijvie wordt gewassen.
Heeft men andijvie dan wordt ook die fijn
gesneden.
Van de eieren worden het wit en de dooiers
gescheiden. Men houdt de mooi gesneden
stukjes augurk en biet apart en eveneens de
eieren. Dan mengt men de aardappelen met
de azijn, slaolie de kleingesneden uitjes, biet,
augurk met een deel van de sla of andijvie
dooreen. Schik dit hele mengsel in een mooie
vorm op een grote platte schotel. Bestrijk dan
dit alles met de mayonnaise. Vervolgens schikt
men van de blaadjes, augurk en biet aardige
figuurtjes, afgewisseld met gele en witte vak
jes van de fijngewreven eierdooier of het eiwit.
Rondom schikt men de sla, die men heeft over
gehouden en dan hebt ge een schotel als een
schilderij. Misschien aarzelt men eerst om het
moois te verbreken, maar als men eenmaal
begonnen is.... dan is er geen ophouden meer
aan.
Wie voor deze ene ge
legenheid geen mayonnai
se wil kopen, kan het ge
makkelijk zelf maken.
Nodig is:
1 eierdooier.
1 eetlepel azijn.
1 beetje zout.
1 heel klein theelepeltje mosterd
1 theelepel Maggi's aroma.
1 beker slaolie.
Neem een stevige schaal en klop daar de
Maggi met het zout, de eierdooier, de mosterd
en azijn door elkaar. Flink kloppen en dan
MAYONNAISE
al kloppende met een heel dun straaltje er de
slaolie bijvoegen. Net zo lang kloppen tot de
mayonnaise mooi gelijkmatig dik is geworden.
Op Oudejaarsavond zijn
oliebollen lekker, maar
STROOPWAFELS voor velen is het nogal
een stevige kost. Daarom
geef ik het recept voor
stroopwafels, die minstens even lekker zijn,
maar niet zo zwaar vallen.
Men heeft nodig:
VA pond bloem.
3 ons witte suiker.
Een kluitje gist.
2 eieren.
1 pond margarine en een snufje zout.
De stroopwafels worden later besmeerd met
een mengsel, dat bestaat uit
3 ons stroop.
3 ons bruine suiker.
VA ons boter (Margarine) en een flinke
theelepel kaneel.
Meng de eerstgenoemde ingrediënten, bloem,
suiker, gist, boter en de eieren tot een deeg
zonder kluitjes. Van dit deeg maakt men bal
letjes zo groot als een gulden.
Het wafelijzer wordt nu flink heet gemaakt,
dan opengeklapt en middenin legt men zo'n
balletje deeg. Het ijzer wordt nu stevig dicht
geknepen en aan beide kanten zo lang boven
het vuur gehouden tot de wafel aan beide
kanten bruin is.
Let bij de eerste wafel even op de tijd en
dan kan men steeds rustig verder bakken op
dezelfde tijd. Is de wafel bruin, dan wordt deze
met een mes in twee plakken gesneden, waar
in men het stroop- en suikermengsel smeert.
Daarna de beide helften weer opeen plakken.
Het verdient aanbeveling het waf 'lbakken
met zijn tweeën te doen. Eén bakken terwijl
de ander de hete wafel opensnijdt, de vulling
er tussen doet en weer opeen plakt.
We willen met de feest-
dagen wel eens wat roya-
EIGENGEMAAKTE Ier zijn dan gewoonlijk,
EIKELS maar ons budget kan al
gauw erg worden over
schreden. Het helpt mis
schien een beetje als we zelf wat produceren,
dat is wellicht wat goedkoper dan dat we het
gaan halen in een winkel.
Nodig is:
VA ons amandelen.
3 repen chocolade.
1 ons hagelslag.
Een flinke eetlepel melk.
Doe de repen chocolade en de lepel melk
in een schaal en zet die op de wasem van een
ketel en laat alles zachtjes smelten. De aman
delen broeien en pellen. Dompel dan één voor
één de amandelen in de gesmolten chocolade
en rol ze dan even door de hagelslag Leg de
zo gevormde eikeltjes op een platte schaal goed
afzonderlijk van elkander. Een dag voor het
gebruik klaarmaken.
Het was in 1783 en een kotide winter geweest.
Andries van der Wekke, de enige zoon van een rijke
boer in Noordweïle op het eiland Schouwen heeft het
dubbel koud gehad, want zijn vader weigert koppig
hem te laten verloven met de mooie Lien, dochter van
de arme weduwe Van Strien. Dat kun je denken, zijn
zoon in het huwelijk met een meisje, dat niks kan in
brengen, dan misschien een hoop schulden. Lien is
mooi, het mooiste meisje van het hele dorp, dat zegt
ieder. Maar dat mooie is er gauw af en dan heb je
niks als een arme vrouw en dat komt in strijd met
de plannen van de rijke boer. Andries moet een boeren
dochter trouwen, die veel geld inbrengt. En die kan
hij genoeg krijgen, want ze willen hem allemaal wel,
de boerendochters van Noordweïle. Hij is een flinke
kerel, een mooi gebouwde, stevige jongen en hij heeft
een helder verstand. Behalve dan op dit ene punt n.l.
van de liefde. Daarin is hij zo gek als een dwaas maar
wezen kan.
Intussen heeft Andries de koppigheid van zijn vader
en kijkt naar geen ander meisje om dan Lien, de
zwartharige, en donker-ogige Lien, dat arme meisje.
Andries is gek op haar en zij houdt van hem. En wie
zal het dan winnen, de vader, die uit pure berekening
handelt, of de zoon die alleen zijn hart laat spreken?
In Noordweïle is de strijd tussen vader en zoon wel
bekend. En de partijen zijn verdeeld. De boeren zeg
gen: Van der Wekke is gek als hij z'n jongen zijn zin
geeft en de arme mensen zeggen: ik hoop dat Andries
voet bij stuk houdt, want Lien is een beste meid, die
als boerin een uitstekende vrouw voor Andries zal zijn.
En nfoeder Van der Wekke staat' aan de kant van
haar zoon. Zij mag Lien wel en hecht ook niet zoveel
waarde aan dat geld. Dat alleen brengt nog geen ge
luk aan. Dat weet ze uit ervaring, want de meeste
van haar idealen, waarmee ze het huwelijk inging,
zijn kapot geslagen, op de harde ziel van de boer, die
alleen maar in geld en koeien en tarwe en gerst denkt.
Het is dus voor Andries aan alle kanten koud ge
weest in die winter van 1783 en nu de Stra-feesten
beginnen, heeft hij niet de popeling in zijn gepijnigd
hart van de andere jongens in het dorp, die er met
hun meisje te paard opuit trekken naar het strand.
de gang tot haar doordrong.
En zo was ze veel te vroeg ge
reed en ging dus maar zitten dicht
bij de verwarming, want het was
erg koud. En toch bedacht ze, dat
door al die emotie, ze nog niet in
haar bijbeltje gelezen had. Ze zet
te haar bril op en las Lucas twee,
waaruit de dominé deze morgen
beslist wel preken zou.
Vijf en twintig jaar
Het bleef lang stil. Er kwamen
wel voetstappen, maar die gingen
weer voorbij ook. Het klokje op
het hoekplankje tikte maar door.
Eigenlijk werd het nu tijd naar
de zaal te gaan. Wat moest ze
doen? Wachten? Maar als ze in
de zaal op hfidr zaten te wach
ten? Dat zou toch ook kunnen?
Stel je voor
Ze aarzeldewat moest ze
doen? Vader en moeder waren
gehaald bij de deur van hun ka
mer. Maar ja, dat waren vader en
moeder
Tenslotte durfde ze niet langer
wachten. Met bevende hand en
een hartje, dat in de keel klopte,
opende ze de deur en slofte de
lange gang in. Juist op de hoek
bU de eetzaal, kwam ze moeder
tegen, die haar verwonderd aan
zag en vroeg:
a Zeg Dien, wat overkomt joti,
anders ben je nooit zo laat?
Ja, ja, ik kom al, mompelde
ze en meteen schoot ze de hoge
deur door en zocht haar plaatsje
aan de tafel, waar al de vrouw
tjes reeds zaten aangeschoven.
Niemand nam enige bizondere
notitie van haar. Ze zat op haar
oude plekje, moeder deed het ge
bed en de maaltijd begon. Geen
mens dacht aan een zilveren ju
bileum
Vijf en twintig jaren
Met grote moeite kreeg ze één
dun boterhammetje door haar
keel. Ze 'hoorde niets van de ge
sprekken: ook drong niet goed
tot haar door wat er nu eigenlijk
wel aan de hand was. Ze had op
zoiets geheel anders gerekend, dat
ze er een beetje versuft van was.
Alleen aan het slot van de maal
tijd, toen ouwe Doortje naar haar
wees en de opmerking maakte:
Kijk Dina is an, die heit der
aldermooiste jepon angetrokken
voor 't Kerstfeest, nou, nou, die
durft!
Toen voelde ze een scherpe
steek door haar hart, een physie-
ke pijn, zodat ze onwillekeurig
naar haar hartstreek greep.
Terug in haar kamertje zonk
ze op een stoel en met korte, af
gebroken snikjes brak haar in
tens verdriet los. Ze wist zich niet
precies te realiseren waarom ze
nu zo opeens zo verdrietig was.
Ze verfrommelde haar zakdoek en
probeerde na te denken, maar ze
kon het niet goed. Ze was alleen
maar héél verdrietig en voelde
zich zo eenzaam als ze zich haar
leven lang nog nooit gevoeld had.
Toen waarschuwde weer haar
klokje dat het kerktijd was.
Ze trok haar zwarte mantel
aan, die wel erg verschoten af
stak tegen haar mooie paarse ja
pon. En met haar kerkbijbel in
de hand trok ze de deur achter
zich licht.
Het was erg koud, een gure,
harde wind, waartegen ze moest
optornen. Overal kwamen de
kerkmensen vandaan, allemaal in
één en dezelfde richting. Maar
niemand die zich bij haar aansloot.
Tot ze, al vlak bij de kerk, zich
opeens op de schouder voelde
kloppen. Het was Lien.
Bel mens, nou ik je zie, nou
mot ik er weer an denke, 't is
zonde nog-an-toe, dat ik dat nou
helegaar vergeten heb. Maar ik
beloof je: ik ga van de week naar
vader en moeder en zal 't er ver
tellen gaan. Nou wel gefilliciteerd,
hoor. Bel mens, vijf en twintig
jare't Is geen kattebelletje,
zeg ik maar. Ze hebbe der in 't
gesticht netuurlijk niet an ge
docht, hè? Nee, netuurlijk niet,
zo benne nou de mensen
Dina liep de kerk binnen. Het
zware orgel dreunde het „Ere zij
God" door het gebouw, dat snel
vulde.
En als een klein hoopje trieste
ellende zat Dina op haar plaatsje.
Ze had geen erg in Kerstfeest,
geen erg in het machtige geluid
van het orgel, geen erg in de En
gelenzangnergens had ze erg
in, dan in dat éne, dat haar diep
in het hart zo intens bezeerde:
niemand die aan haar dacht, ze
was eenzaameenzaam
En de tranen bleven neerglijden
van het gerimpelde gelaat en
vormden kristallen op haar vale,
dunne mantel. Als door een dikke
mist, zag de ze predikant de hoge
kansel beklimmen.
Ze luisterde niet eens, ze was
leeg, helemaal leeg van binnen. Ze
zat er enkel maar met een ver
driet, waarvan zj de lege diepte
niet eens goed te peilen wist
En dan opeens kwam de ver
andering. De dominé had het
psalmvers opgegeven en het orgel
zette het preludium in, een aan
zwellend geluid, dat al machtiger
neerdreunde op de schare, tot
plots een ieder inzette: Hij
heeft gedacht aan Zijn genade,
Zijn trouw aan Israël nóóit ge
krenkt
En dat was voor Dina al ge
noeg. Dat was opeens haar hele
rijke Kerstmis. Wat behoefde er
eigenlijk nog meer bij?
Mensen kunnen je vergeten, Hij
vergeet je immers nóóit? Hij
heeft gedachtHij hééft ge
dachtaan Zijn genadeHij
vergéét niet, nóóit. Kerstfeest,
ook voor haar
Hoe kan een mens opeens zo
uitgetild worden uit al zijn diepe
ellende? Hoe kan een stroom van
blijdschap alles zo maar wegva
gen, wat je neerdrukte?
Dina kan meezingen, zó als mis
schien geen ander het op 't ogen
blik doen kan. Want alle ellende
is van haar afgevallen. Want Hij
heeft gedacht aan Zijn genade....
Hij heeft Zijn trouw aan Israël
nooit gekrenktook immers
aan haar niet? Hij vergeet haar
nietnóóitDat is immers
genoeg, dat is alles. Wel nou dan?
Ze streek haar oude hand over
haar paarse feestjapon en het
schoot als een jubel door haar
heen: blij dat ik die aange
trokken heb
R. v. R.
Don'der'dag 21 December 1950
Pagina 11
Het is al bijna 25 jaar ge
leden en het was dus nóg in
„d goeie ouwe tijd". Indonesië
was nog Nederlandsch-Indië en
w. schreven dat Nederlandsch
nog met sch. We kenden nog
geen avondklok, er heerste over
al rust. Irian en stakingen wa
ren nog geen problemen en van
'n huisvestingsorganisatie droom
de zelfs niet de grootste pessi
mist.
Al was de grote hausse van
19— en 1921 voorbij, er heerste
toch nog een zekere welvaart.
De salarissen waren op peil, er
weiden tantièmes uitgekeerd en
het was heel gewoon om een
gast een glas bier aan te bieden.
Maar daar verder niet van, al
is het even nodig ter verklaring
waar en hoe ik Minne Kooistra
ontmoette. Je winkelde in die
dagen immers nog gezellig en
jc kocht „en masse". Het was
geen uitzondering, dat iemand
zes pakeans tegelijk bestelde.
Ik was een paar dagen in
reusachtige promotiekansen, zo
als hij vertelde. Een goed sala
ris, een geschikte baas en legio
vrienden.
Met de laatsten zou hij een
reuze-kerstfuif houden. Daarom
kocht hij ook die platen.
Even keek ik verbaasd.
Hij merkte dat. Ik kende zijn
vader als een wat stroef, maar
zeer degelijk man: ouderling,
schoolbestuurslid, wethouder,
kortom een steunpilaar van
kerk, staat en maatschappij.
Maar nederig van gemoed, een
oprecht Christen, die beleefde,
wat hij beleed.
Zijn moeder was een stille in
den lande, een vrouw, die in de
grote opkamer van de boerderij
vaak neerknielde en bad voor
haar gezin. Een moeder in
Israël.
„Ik begrijp je wel", zei Men-
no, „maar zie, ik doe „er" niet
veel of eigenlijk helemaal niet
meer aan. Het leven is hier zo
anders dan in Nijterp. Kerkgaan
in het begin „sfeer" zijn. Dat is
nu eenmaal „passend". En daar
om werd als eerste plaat „Stille
Nacht" op de draaischijf gezet
en „Nu syt wellecome" kreeg
ook een beurt. Was het toen
Menno toch even, alsof hij weer
zat in het schooltje, waar de
tussenschotten waren weggeno
men? Dacht hij toen toch even
aan de oude invalide dominee
Holwerda, die zo mooi kon ver
tellen van Augustus op zijn
troon en het Kind in de stal?
Hoorde hij toen toch even de
zachte maar klankvolle stem van
juffrouw Kuip, die verhaalde van
het kleine meisje en de grote
klok?
Ik weet het niet. Evenmin als
ik weet, waaraan de anderen
dachten, de administrateur en
zijn vrouw en al de collega's.
Maar als hij aan dat oude heeft
gedacht, dan is het toch zeker
niet lang geweest. De „gewijde
sfeer" was gauw verbroken. Het
kerstfeest was voorbij en de
kerstjool kon beginnen: „Zet nu
eens wat vrolijkers op!"
En direct daarop werd uit
volle borst meegezongen: „Das
gibt nur einmal, das kommt
nicht wieder".
De stemming kwam er in. Het
ene lied na het andere werd af
gedraaid. Een ieder deed de
tafel eer aan._ Het bier en de
wijn waren niet voor niks ge
kocht. Er werden moppen getapt,
„Zwaar gewond werd hij naar het ziekenhuis vervoerd.'
Bandoeng en op Naripan in een
muziektoko ontmoette ik hem.
Als ik me niet vergis, heette
die winkel „Paria". Hij stond
gramofoonplaten uit te zoeken
en had al een hele collectie voor
zich liggen. Het liep tegen Kerst
mis en dus was er een plaat bij
met „Stille Nacht" en aan de
keerzijde „Nu syt wellecome".
Dat hoort nu eenmaal bij
Kerstmis. Maar hij kocht ook
„Boemelpetrus", „Das kan das
Leben nur einmal geben",
„Schön ist das Leben" en derge
lijke Schlagers, die toen erg in
tre waren. En verder veel, zeer
veel dansmuziek.
We keken elkaar eens aan,
toen iets langer en opeens her
kenden we de ee'". de ander.
Twintig jaar geleden hadden we
in dezelfde klas gezeten van het
tweemanschooltje van Meester
Ploegstra te Nijterp. Mijn
ouders waren later verhuisd en
we hadden elkaar r.immër weer
gezien.
Toen, in 1909, heette hij nog
Minne. Nu was het Menno ge
worden, zoals ik al heel spoe
dig merkte. Het was trouwens
bij die naamsverandering niet
gebleven.
Herinneringen werden opge
haald. De oude schoolmeester
werd „herdacht", we hadden het
over Dirk, die ook al op Java
zat. over Klaas, die alle spelen
organiseerde, over de mooie
Trijntje, die intussen Tine was
geworden
Toen kwam or.s eigen bestaan
en leven op het tapijt. Ik had
het tot schoolmeester gebracht
met weinig vooruitzichten, hij
was employé op een onderne
ming in het Pengalenganse met
als je die oude tradities kwijt
bent, dan
Hij maakte de zin niet af,
maar toch voegde hij er nog aan
toe: „Hoewel alles helemaal
kwijt raken,.dat is misschien te
veel gezegd."
Hij had ineens haast, want er
moest nog zoveel worden in
geslagen, hoewel de auto al be
hoorlijk vol gestouwd was met
dozen, kisten, flessen en pakjes.
Onze wegen scheidden. Hij
keerde terug naar het Pengalen
ganse met zijn wijn, gramafoon-
platen, banket, versieringen, ca-
deaux en alles wat verder dien
stig was voor een kerstfuif.
Een paar dagen later las ik
in de „Preangerbode":
In de nacht van Zaterdag op
Zondag heeft een ernstig onge
luk plaats gehad in de buurt
van Santoso. De heer M. K., die
van een feestje op de onder
neming(ik weet de naam
niet meer) terugkeerde, reed
tegen een boom. Zwaar gewond
werd hij naar het ziekenhuis
vervoerd. Men vreest voor zijn
le>'en.
Dat moest Minne Kooistra zijn
en het was niet moeilijk het ge
val te reconstrueren. Trouwens
de inlichtingen van de zuster in
het Julianaziekenhuis bevestig
den mijn vermoedens.
Het was een reuzefeest gewor
den, een zeer geslaagde fuif, die
Zaterdagavond van de 25ste De
cember. De tafel was uitste
kend verzorgd. De grote binnen-
galerij van de administrateurs
woning was prachtig versierd.
Kaarslicht, gans, wijn, écht
kerstfeest.
En natuurlijk ontbrak de gra-
mofoon niet. Er moest althans
er werd gelachen, de uitlatin
gen werden al vrolijker en de
opmerkingen al gewaagder.
De wijzers van de klok scho
ven voort. Het was nu 26 De
cember. Eén uur, twee uur en
nog straalde het licht volop uit
de administrateurswoning, nog
klonk de zang vrolijk.
Maar aan alle pret komt een
einde. De onderneming draait
door ook op Zon. en feestdagen
en voor velen was het om zes
uur weer aanpakken. Om drie
uur brak men op. Menno zou
eerst nog een paar collega's met
hun vrouwen thuis brengen, die
op een naburige onderneming
werkten. Hij was een klein
beetje draaierig, maar toch nog
genoeg bij zijn positieven, om
met dit gezelschap in zijn Ford
geen gekke dingen achter het
stuur uit te halen. Hij wist maat
te houden. „Een restantje van
mi'n degelijke opvoeding", spot
te hij. Of was het ernst?
Maar toen hij eenmaal de
vrolijke troep had afgezet, kreeg
hij haast. Wat drommel, hij
wilde nog wel een paar uurtjes
maffen. Anders was hij morgen
niks waard.
En toen gebeurde het. Bij een
van de honderd bochten min
derde hij niet genoeg vaart. Een
hevige klap en dan was alles
stil. Andere nachtelijke fuifnum
mers vonden hem slechts en
kele minuten later. Zij haalden
hem uit het wrak en belden
een dokter op. Voorzichtig ver
voer naar het Julianaziekenhuis
en verdi maar afwachten.
En in de „Preangerbode" van
27 December een berichtje, na
tuurlijk.
De volgende dag ging ik naar
het hospitaal, om te informeren.
De hoofdzuster van afdeling C
stond me te woord. M. K. was
inderdaad Menno Kooistra. Hij
was nog steeds bewusteloos en
van bezoek kon dus niets komen.
Er viel verder nog niets te zeg
gen. Een gezonde kerel overi
gens, een stevige body. Misschien
haalde hij het wel.
Of ik hem kende? Toen ver
telde ik, dat we samen in de
zelfde klas hadden gezeten van
het kleine Christelijke schooltje
te Nijterp. Kwam het door dat
woord Christelijk, dat de zuster
zei: „Hij is niet bij, maar /hij
herhaalt telkens een paar resels
uit „Stille Nacht":
„Ooik voor mij hebt G'Uw rijkdom
ontzegd,
Werdt G'in stroo en in doeken
gelegd.
Dat is hij dus niet vergeten.
De zuster kende het vers ook
èn de betekenis.
De volgende dagf moest ik
weer naar huis.
Nooit heb ik Menno weer ont
moet. Ik weet, dat hij beter is
geworden. Of hij zijn God terug
vond? Ik weet het niet. Ik kan
hier jammer genoeg geen „be
keringsgeschiedenis" van produ
ceren.
Ik weet niet, of hij nóg leeft.
Ook hij zal in een kamp heb
ben gezeten, misschien ligt hij
wel in Siam begraven. Met Nij
terp heb ik al lang geen con
necties meer. De oude Kooistra
en zijn vrouw zijn zeker over
leden. Maar van één ding ben
ik wel zeker. Die oude Kooistra
was een bidder. Hij knielde niet.
Dat doet een Friese boer niet
gauw. Maar leunend op zijn
schop in het wijde veld, heeft
hij wel met zijn God gesproken
over zijn jongen in dat vreem
de land. En moeder Wietske ging
dikwijls met de stofdoek naar
de pronkkamer, waar zij vergat
om stof af te nemen, maar niet,
om voor haar Menno te bidden.
Zij knielde wèl.
En d i t weet ik ook, dat een
oude bisschop eens tegen Moni
ca zei: „Een zoon van zoveel
gebeden kan niet verloren gaan".
En dit weet ik bovenal: Chris
tus heeft van Zijn rijkdom af
stand gedaan ook voor hen, die
menen zonder een Heiland te
kunnen leven.
Menno had met „de traditie"
afgedaan, maar kon er toch niet
van los komen. Neen, zo was
het toch ook niet. Het Kind van
Bethlehem liet hem niet los.
En toen het nacht om hem
heen was, teen geen mensen
stem meer tot hem doordrong,
toen klonk het in zijn ziel nog
na: Ook voor mij
Van de uitgeverij Jan Haan
N.V. te Groningen ontvingen we
enkele aardige boekjes, vooral
voor de kleintjes. De uitvoering
is best en de meeste illustraties
zijn werkelijk goed te noemen.
„Mineke", door J. W. Gris-
nigt, geïllustreerd door
M. L. Middelhoek.
Dit is werkelijk een alleraar
digst boekje. Op zuivere en kin
derlijke wijze wordt iets ver
teld, in verhaalvorm dan, over
de oorlogstijd. Minekes vader
is op de grote vaart. Hij was
met zijn schip net weg, toen de
oorlog uitbrak en daar hij trouw
was aan onze Koningin, bleef
hij al de oorlogsjaren door va
ren ten dienste van het land.
Maar vanzelfsprekend kon hij
toen ook nooit thuiskomen. Mi
neke leeft dan met haar moeder
samen. Ze was nog maar net een
jaar toen de oorlog uitbrak en
het is dus een heel groot Mineke
al, als de vrede wordt gesloten
en vade rweer kan thuiskomen.
Maar tussen die twee feiten lig
gen lange jaren van hoop en
vrezen voor Mineke's moeder.
Een paar hoogtijdagen beleven
ze als een Rode Kruis-brief van
pappa komt. Dan weet moeder:
hij leeft nog en maakt het goed.
Eeft heel aardig boekje, dat
kinderen van een jaar ,of tien
zeker zullen waarderen. De zui
vere, ongekunstelde Christelijke
toon is goed getroffen. Middel-
hoek illustreerde best.
„Het verloren paardje",
door C. B. Drewes, geïl
lustreerd door Hein Kray.
Zoals zo dikwijls met kinderen
heeft de kleine Bram een stukje
speelgoed dat zijn favorite is.
Dat is zijn paardje Bles. Doch
op een koude winterdag wordt
Blesje ergens vergeten en is nu
zoek, tot groot verdriet van het
baasje. Bles komt terecht bij een
ander klein jongetje. Later
komt, doordat het nieuwe eige
naartje er mee buiten speelt,
Bles weer terecht en worden de
twee jongetjes goede vriendjes.
Een aardig verhaal, dat door
heel jonge kinderen goed te be
grijpen is. Wie nog maar net
lezen kan, zal dit boekje ook
wel zelf kunnen lezen, want de
verdeling in lettergrepen helpt
hierin veel mede.
Hein Kray's tekeningen zijn
uitstekend.
„Bram en het sleuteltje",
door Riek Houtman, ge
ïllustreerd door Tonny
Schuursma.
Ook hier heet de held van het
verhaal weer Bram. Deze heeft
op een morgen op gewone jon
gens onnadenkende manier, het
kleine Lips-huissleuteltje van
zijn moeder aan zijn padvinders-
riem gedaan. Hij raakt dat ding
natuurlijk kwijt en het spreekt
vanzelf, daardoor ontstaan aller
lei complicaties. Bram, die eerst
uit angst verzwijgt, wat hij ge
daan heeft, kan het ten slotte
niet langer uithouden en vertelt
alles eerlijk aan Vader en Moe
der. Dan heeft hij vrede en ten
slotte ook weer vreugde, want
de verloren sleutel komt ook
nog weer terecht. Voor kinderen
vlot en boeiend om te lezen. Il
lustraties zijr. goed. Ook hier
verdeling in lettergrepen.
„Grootvaders klok", door
Gé Verhoog, geïllustreerd
door Hein Kray.
Bob en Anneke hebben een
kinderlijk ontzag en verering
voor de grote oude klok in
Grootvaders huis. Grootvader
weet op kinderlijke wijze de ge
schiedenis van dit familiestuk te
vertellen. Daardoor groeit de
verering van Bob en Anneke.
Als ze op Kerstdag naar hun
grootouders gaan, is de klok
stuk. Dit schijnt hun hele Kerst
feest te zullen bederven, tot
Grootvader hun aandacht van
de klok afleidt en brengt tot
het werkelijk Kerstgebeuren.
Als het moet is het immers
Kerstfeest zonder Grootvaders
klok, zonder enige klok en zon
der kerstboom. Het wordt zo
kinderlijk gedaan, dat Bob en
Anneke het begrijpen en rtaar
ik hoop zullen ook de andere
jeugdige lezertjes of lezeresjes
het kunnen begrijpen.
Ook hierir is Hein Kray's
werk goed, zeer goed zelfs.
„Drie kleine kleutertjes",
door Wieland Wouters,
geïllustreerd door Eva
Schütz.
Dit werkje, bedoeld voor zeer
jeugdige kinderen kan ons niet
zo bekoren, omdat we hier te
veel Van der Hulst zien nage
daan. Nu heb ik een grote waar
dering voor het schrijven van
W. C. van der Hulst, maar niet
als men die trant gaat imiteren.
Het gegeven is eenvoudig. Drie
kleine kleuters worden op hun
weg naar Grootmoe verschrikt
door een hondje. Een postbode
redt hen uit de gevaren en zo
komen ze ten slotte nog veilig
en wel bij Grootmoe aan. De
illustratie is weinig aantrekke
lijk.
Wie meer wil weten over de
overige en reeds eerder ver
schenen uitgaven van deze uit
geverij, vrage zelf de goed ver
zorgde catalogus aan.