Hei &Ua-(f£&ói Een gezellige Kersttafel Een zoon van zóveel gebeden....? door MOETHOEN RoefUk-eifileking. Donderdag 21 December 1950 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 6 Het is gemakkelijk om een leuke koude schotel klaar te maken voor een feestelijke avond-dis. Je kunt te voren in een paar rus tige ogenblikken al heel wat klaar maken, zodat als het etenstijd is, je met een hand omdraaien een sierstuk op tafel kunt zetten. En in de winter wordt een hartige hap bij het avondeten zeker wel dubbel gewaardeerd. Hier onder volgt het recept voor een haring sla. Zo men de hoeveelheden, die hier onder gegeven worden, gebruikt, heeft men een schotel wel voor zes of zeven personen. Men neemt dus voor de haringsla: 3 gemarineerde haringen. 8 koude aardappels. 1 kleine gekookte biet, die men ook nog een nacht in de azijn heeft gezet. 2 hard gekookte eieren. 1 goudreinet. Enkele ingemaakte uitjes en augurken. 1 ons veldsla of krulandijvie. 2 lepels slaolie. 2 lepels azijn. 4 lepels mayonnaise. De haringen worden ontgraat en in kleine stukjes gesneden. Hak het grootste deel van de biet in kleine stukjes. Het overblijvende deel snijdt men in mooie plakjes, liefst in blad- vorm. Doe hetzelfde met de augurken. De appel en de uitjes worden ook in kleine stukjes ge sneden. Dan worden de aardappelen heel fijn gemaakt. De sla of andijvie wordt gewassen. Heeft men andijvie dan wordt ook die fijn gesneden. Van de eieren worden het wit en de dooiers gescheiden. Men houdt de mooi gesneden stukjes augurk en biet apart en eveneens de eieren. Dan mengt men de aardappelen met de azijn, slaolie de kleingesneden uitjes, biet, augurk met een deel van de sla of andijvie dooreen. Schik dit hele mengsel in een mooie vorm op een grote platte schotel. Bestrijk dan dit alles met de mayonnaise. Vervolgens schikt men van de blaadjes, augurk en biet aardige figuurtjes, afgewisseld met gele en witte vak jes van de fijngewreven eierdooier of het eiwit. Rondom schikt men de sla, die men heeft over gehouden en dan hebt ge een schotel als een schilderij. Misschien aarzelt men eerst om het moois te verbreken, maar als men eenmaal begonnen is.... dan is er geen ophouden meer aan. Wie voor deze ene ge legenheid geen mayonnai se wil kopen, kan het ge makkelijk zelf maken. Nodig is: 1 eierdooier. 1 eetlepel azijn. 1 beetje zout. 1 heel klein theelepeltje mosterd 1 theelepel Maggi's aroma. 1 beker slaolie. Neem een stevige schaal en klop daar de Maggi met het zout, de eierdooier, de mosterd en azijn door elkaar. Flink kloppen en dan MAYONNAISE al kloppende met een heel dun straaltje er de slaolie bijvoegen. Net zo lang kloppen tot de mayonnaise mooi gelijkmatig dik is geworden. Op Oudejaarsavond zijn oliebollen lekker, maar STROOPWAFELS voor velen is het nogal een stevige kost. Daarom geef ik het recept voor stroopwafels, die minstens even lekker zijn, maar niet zo zwaar vallen. Men heeft nodig: VA pond bloem. 3 ons witte suiker. Een kluitje gist. 2 eieren. 1 pond margarine en een snufje zout. De stroopwafels worden later besmeerd met een mengsel, dat bestaat uit 3 ons stroop. 3 ons bruine suiker. VA ons boter (Margarine) en een flinke theelepel kaneel. Meng de eerstgenoemde ingrediënten, bloem, suiker, gist, boter en de eieren tot een deeg zonder kluitjes. Van dit deeg maakt men bal letjes zo groot als een gulden. Het wafelijzer wordt nu flink heet gemaakt, dan opengeklapt en middenin legt men zo'n balletje deeg. Het ijzer wordt nu stevig dicht geknepen en aan beide kanten zo lang boven het vuur gehouden tot de wafel aan beide kanten bruin is. Let bij de eerste wafel even op de tijd en dan kan men steeds rustig verder bakken op dezelfde tijd. Is de wafel bruin, dan wordt deze met een mes in twee plakken gesneden, waar in men het stroop- en suikermengsel smeert. Daarna de beide helften weer opeen plakken. Het verdient aanbeveling het waf 'lbakken met zijn tweeën te doen. Eén bakken terwijl de ander de hete wafel opensnijdt, de vulling er tussen doet en weer opeen plakt. We willen met de feest- dagen wel eens wat roya- EIGENGEMAAKTE Ier zijn dan gewoonlijk, EIKELS maar ons budget kan al gauw erg worden over schreden. Het helpt mis schien een beetje als we zelf wat produceren, dat is wellicht wat goedkoper dan dat we het gaan halen in een winkel. Nodig is: VA ons amandelen. 3 repen chocolade. 1 ons hagelslag. Een flinke eetlepel melk. Doe de repen chocolade en de lepel melk in een schaal en zet die op de wasem van een ketel en laat alles zachtjes smelten. De aman delen broeien en pellen. Dompel dan één voor één de amandelen in de gesmolten chocolade en rol ze dan even door de hagelslag Leg de zo gevormde eikeltjes op een platte schaal goed afzonderlijk van elkander. Een dag voor het gebruik klaarmaken. Het was in 1783 en een kotide winter geweest. Andries van der Wekke, de enige zoon van een rijke boer in Noordweïle op het eiland Schouwen heeft het dubbel koud gehad, want zijn vader weigert koppig hem te laten verloven met de mooie Lien, dochter van de arme weduwe Van Strien. Dat kun je denken, zijn zoon in het huwelijk met een meisje, dat niks kan in brengen, dan misschien een hoop schulden. Lien is mooi, het mooiste meisje van het hele dorp, dat zegt ieder. Maar dat mooie is er gauw af en dan heb je niks als een arme vrouw en dat komt in strijd met de plannen van de rijke boer. Andries moet een boeren dochter trouwen, die veel geld inbrengt. En die kan hij genoeg krijgen, want ze willen hem allemaal wel, de boerendochters van Noordweïle. Hij is een flinke kerel, een mooi gebouwde, stevige jongen en hij heeft een helder verstand. Behalve dan op dit ene punt n.l. van de liefde. Daarin is hij zo gek als een dwaas maar wezen kan. Intussen heeft Andries de koppigheid van zijn vader en kijkt naar geen ander meisje om dan Lien, de zwartharige, en donker-ogige Lien, dat arme meisje. Andries is gek op haar en zij houdt van hem. En wie zal het dan winnen, de vader, die uit pure berekening handelt, of de zoon die alleen zijn hart laat spreken? In Noordweïle is de strijd tussen vader en zoon wel bekend. En de partijen zijn verdeeld. De boeren zeg gen: Van der Wekke is gek als hij z'n jongen zijn zin geeft en de arme mensen zeggen: ik hoop dat Andries voet bij stuk houdt, want Lien is een beste meid, die als boerin een uitstekende vrouw voor Andries zal zijn. En nfoeder Van der Wekke staat' aan de kant van haar zoon. Zij mag Lien wel en hecht ook niet zoveel waarde aan dat geld. Dat alleen brengt nog geen ge luk aan. Dat weet ze uit ervaring, want de meeste van haar idealen, waarmee ze het huwelijk inging, zijn kapot geslagen, op de harde ziel van de boer, die alleen maar in geld en koeien en tarwe en gerst denkt. Het is dus voor Andries aan alle kanten koud ge weest in die winter van 1783 en nu de Stra-feesten beginnen, heeft hij niet de popeling in zijn gepijnigd hart van de andere jongens in het dorp, die er met hun meisje te paard opuit trekken naar het strand. de gang tot haar doordrong. En zo was ze veel te vroeg ge reed en ging dus maar zitten dicht bij de verwarming, want het was erg koud. En toch bedacht ze, dat door al die emotie, ze nog niet in haar bijbeltje gelezen had. Ze zet te haar bril op en las Lucas twee, waaruit de dominé deze morgen beslist wel preken zou. Vijf en twintig jaar Het bleef lang stil. Er kwamen wel voetstappen, maar die gingen weer voorbij ook. Het klokje op het hoekplankje tikte maar door. Eigenlijk werd het nu tijd naar de zaal te gaan. Wat moest ze doen? Wachten? Maar als ze in de zaal op hfidr zaten te wach ten? Dat zou toch ook kunnen? Stel je voor Ze aarzeldewat moest ze doen? Vader en moeder waren gehaald bij de deur van hun ka mer. Maar ja, dat waren vader en moeder Tenslotte durfde ze niet langer wachten. Met bevende hand en een hartje, dat in de keel klopte, opende ze de deur en slofte de lange gang in. Juist op de hoek bU de eetzaal, kwam ze moeder tegen, die haar verwonderd aan zag en vroeg: a Zeg Dien, wat overkomt joti, anders ben je nooit zo laat? Ja, ja, ik kom al, mompelde ze en meteen schoot ze de hoge deur door en zocht haar plaatsje aan de tafel, waar al de vrouw tjes reeds zaten aangeschoven. Niemand nam enige bizondere notitie van haar. Ze zat op haar oude plekje, moeder deed het ge bed en de maaltijd begon. Geen mens dacht aan een zilveren ju bileum Vijf en twintig jaren Met grote moeite kreeg ze één dun boterhammetje door haar keel. Ze 'hoorde niets van de ge sprekken: ook drong niet goed tot haar door wat er nu eigenlijk wel aan de hand was. Ze had op zoiets geheel anders gerekend, dat ze er een beetje versuft van was. Alleen aan het slot van de maal tijd, toen ouwe Doortje naar haar wees en de opmerking maakte: Kijk Dina is an, die heit der aldermooiste jepon angetrokken voor 't Kerstfeest, nou, nou, die durft! Toen voelde ze een scherpe steek door haar hart, een physie- ke pijn, zodat ze onwillekeurig naar haar hartstreek greep. Terug in haar kamertje zonk ze op een stoel en met korte, af gebroken snikjes brak haar in tens verdriet los. Ze wist zich niet precies te realiseren waarom ze nu zo opeens zo verdrietig was. Ze verfrommelde haar zakdoek en probeerde na te denken, maar ze kon het niet goed. Ze was alleen maar héél verdrietig en voelde zich zo eenzaam als ze zich haar leven lang nog nooit gevoeld had. Toen waarschuwde weer haar klokje dat het kerktijd was. Ze trok haar zwarte mantel aan, die wel erg verschoten af stak tegen haar mooie paarse ja pon. En met haar kerkbijbel in de hand trok ze de deur achter zich licht. Het was erg koud, een gure, harde wind, waartegen ze moest optornen. Overal kwamen de kerkmensen vandaan, allemaal in één en dezelfde richting. Maar niemand die zich bij haar aansloot. Tot ze, al vlak bij de kerk, zich opeens op de schouder voelde kloppen. Het was Lien. Bel mens, nou ik je zie, nou mot ik er weer an denke, 't is zonde nog-an-toe, dat ik dat nou helegaar vergeten heb. Maar ik beloof je: ik ga van de week naar vader en moeder en zal 't er ver tellen gaan. Nou wel gefilliciteerd, hoor. Bel mens, vijf en twintig jare't Is geen kattebelletje, zeg ik maar. Ze hebbe der in 't gesticht netuurlijk niet an ge docht, hè? Nee, netuurlijk niet, zo benne nou de mensen Dina liep de kerk binnen. Het zware orgel dreunde het „Ere zij God" door het gebouw, dat snel vulde. En als een klein hoopje trieste ellende zat Dina op haar plaatsje. Ze had geen erg in Kerstfeest, geen erg in het machtige geluid van het orgel, geen erg in de En gelenzangnergens had ze erg in, dan in dat éne, dat haar diep in het hart zo intens bezeerde: niemand die aan haar dacht, ze was eenzaameenzaam En de tranen bleven neerglijden van het gerimpelde gelaat en vormden kristallen op haar vale, dunne mantel. Als door een dikke mist, zag de ze predikant de hoge kansel beklimmen. Ze luisterde niet eens, ze was leeg, helemaal leeg van binnen. Ze zat er enkel maar met een ver driet, waarvan zj de lege diepte niet eens goed te peilen wist En dan opeens kwam de ver andering. De dominé had het psalmvers opgegeven en het orgel zette het preludium in, een aan zwellend geluid, dat al machtiger neerdreunde op de schare, tot plots een ieder inzette: Hij heeft gedacht aan Zijn genade, Zijn trouw aan Israël nóóit ge krenkt En dat was voor Dina al ge noeg. Dat was opeens haar hele rijke Kerstmis. Wat behoefde er eigenlijk nog meer bij? Mensen kunnen je vergeten, Hij vergeet je immers nóóit? Hij heeft gedachtHij hééft ge dachtaan Zijn genadeHij vergéét niet, nóóit. Kerstfeest, ook voor haar Hoe kan een mens opeens zo uitgetild worden uit al zijn diepe ellende? Hoe kan een stroom van blijdschap alles zo maar wegva gen, wat je neerdrukte? Dina kan meezingen, zó als mis schien geen ander het op 't ogen blik doen kan. Want alle ellende is van haar afgevallen. Want Hij heeft gedacht aan Zijn genade.... Hij heeft Zijn trouw aan Israël nooit gekrenktook immers aan haar niet? Hij vergeet haar nietnóóitDat is immers genoeg, dat is alles. Wel nou dan? Ze streek haar oude hand over haar paarse feestjapon en het schoot als een jubel door haar heen: blij dat ik die aange trokken heb R. v. R. Don'der'dag 21 December 1950 Pagina 11 Het is al bijna 25 jaar ge leden en het was dus nóg in „d goeie ouwe tijd". Indonesië was nog Nederlandsch-Indië en w. schreven dat Nederlandsch nog met sch. We kenden nog geen avondklok, er heerste over al rust. Irian en stakingen wa ren nog geen problemen en van 'n huisvestingsorganisatie droom de zelfs niet de grootste pessi mist. Al was de grote hausse van 19— en 1921 voorbij, er heerste toch nog een zekere welvaart. De salarissen waren op peil, er weiden tantièmes uitgekeerd en het was heel gewoon om een gast een glas bier aan te bieden. Maar daar verder niet van, al is het even nodig ter verklaring waar en hoe ik Minne Kooistra ontmoette. Je winkelde in die dagen immers nog gezellig en jc kocht „en masse". Het was geen uitzondering, dat iemand zes pakeans tegelijk bestelde. Ik was een paar dagen in reusachtige promotiekansen, zo als hij vertelde. Een goed sala ris, een geschikte baas en legio vrienden. Met de laatsten zou hij een reuze-kerstfuif houden. Daarom kocht hij ook die platen. Even keek ik verbaasd. Hij merkte dat. Ik kende zijn vader als een wat stroef, maar zeer degelijk man: ouderling, schoolbestuurslid, wethouder, kortom een steunpilaar van kerk, staat en maatschappij. Maar nederig van gemoed, een oprecht Christen, die beleefde, wat hij beleed. Zijn moeder was een stille in den lande, een vrouw, die in de grote opkamer van de boerderij vaak neerknielde en bad voor haar gezin. Een moeder in Israël. „Ik begrijp je wel", zei Men- no, „maar zie, ik doe „er" niet veel of eigenlijk helemaal niet meer aan. Het leven is hier zo anders dan in Nijterp. Kerkgaan in het begin „sfeer" zijn. Dat is nu eenmaal „passend". En daar om werd als eerste plaat „Stille Nacht" op de draaischijf gezet en „Nu syt wellecome" kreeg ook een beurt. Was het toen Menno toch even, alsof hij weer zat in het schooltje, waar de tussenschotten waren weggeno men? Dacht hij toen toch even aan de oude invalide dominee Holwerda, die zo mooi kon ver tellen van Augustus op zijn troon en het Kind in de stal? Hoorde hij toen toch even de zachte maar klankvolle stem van juffrouw Kuip, die verhaalde van het kleine meisje en de grote klok? Ik weet het niet. Evenmin als ik weet, waaraan de anderen dachten, de administrateur en zijn vrouw en al de collega's. Maar als hij aan dat oude heeft gedacht, dan is het toch zeker niet lang geweest. De „gewijde sfeer" was gauw verbroken. Het kerstfeest was voorbij en de kerstjool kon beginnen: „Zet nu eens wat vrolijkers op!" En direct daarop werd uit volle borst meegezongen: „Das gibt nur einmal, das kommt nicht wieder". De stemming kwam er in. Het ene lied na het andere werd af gedraaid. Een ieder deed de tafel eer aan._ Het bier en de wijn waren niet voor niks ge kocht. Er werden moppen getapt, „Zwaar gewond werd hij naar het ziekenhuis vervoerd.' Bandoeng en op Naripan in een muziektoko ontmoette ik hem. Als ik me niet vergis, heette die winkel „Paria". Hij stond gramofoonplaten uit te zoeken en had al een hele collectie voor zich liggen. Het liep tegen Kerst mis en dus was er een plaat bij met „Stille Nacht" en aan de keerzijde „Nu syt wellecome". Dat hoort nu eenmaal bij Kerstmis. Maar hij kocht ook „Boemelpetrus", „Das kan das Leben nur einmal geben", „Schön ist das Leben" en derge lijke Schlagers, die toen erg in tre waren. En verder veel, zeer veel dansmuziek. We keken elkaar eens aan, toen iets langer en opeens her kenden we de ee'". de ander. Twintig jaar geleden hadden we in dezelfde klas gezeten van het tweemanschooltje van Meester Ploegstra te Nijterp. Mijn ouders waren later verhuisd en we hadden elkaar r.immër weer gezien. Toen, in 1909, heette hij nog Minne. Nu was het Menno ge worden, zoals ik al heel spoe dig merkte. Het was trouwens bij die naamsverandering niet gebleven. Herinneringen werden opge haald. De oude schoolmeester werd „herdacht", we hadden het over Dirk, die ook al op Java zat. over Klaas, die alle spelen organiseerde, over de mooie Trijntje, die intussen Tine was geworden Toen kwam or.s eigen bestaan en leven op het tapijt. Ik had het tot schoolmeester gebracht met weinig vooruitzichten, hij was employé op een onderne ming in het Pengalenganse met als je die oude tradities kwijt bent, dan Hij maakte de zin niet af, maar toch voegde hij er nog aan toe: „Hoewel alles helemaal kwijt raken,.dat is misschien te veel gezegd." Hij had ineens haast, want er moest nog zoveel worden in geslagen, hoewel de auto al be hoorlijk vol gestouwd was met dozen, kisten, flessen en pakjes. Onze wegen scheidden. Hij keerde terug naar het Pengalen ganse met zijn wijn, gramafoon- platen, banket, versieringen, ca- deaux en alles wat verder dien stig was voor een kerstfuif. Een paar dagen later las ik in de „Preangerbode": In de nacht van Zaterdag op Zondag heeft een ernstig onge luk plaats gehad in de buurt van Santoso. De heer M. K., die van een feestje op de onder neming(ik weet de naam niet meer) terugkeerde, reed tegen een boom. Zwaar gewond werd hij naar het ziekenhuis vervoerd. Men vreest voor zijn le>'en. Dat moest Minne Kooistra zijn en het was niet moeilijk het ge val te reconstrueren. Trouwens de inlichtingen van de zuster in het Julianaziekenhuis bevestig den mijn vermoedens. Het was een reuzefeest gewor den, een zeer geslaagde fuif, die Zaterdagavond van de 25ste De cember. De tafel was uitste kend verzorgd. De grote binnen- galerij van de administrateurs woning was prachtig versierd. Kaarslicht, gans, wijn, écht kerstfeest. En natuurlijk ontbrak de gra- mofoon niet. Er moest althans er werd gelachen, de uitlatin gen werden al vrolijker en de opmerkingen al gewaagder. De wijzers van de klok scho ven voort. Het was nu 26 De cember. Eén uur, twee uur en nog straalde het licht volop uit de administrateurswoning, nog klonk de zang vrolijk. Maar aan alle pret komt een einde. De onderneming draait door ook op Zon. en feestdagen en voor velen was het om zes uur weer aanpakken. Om drie uur brak men op. Menno zou eerst nog een paar collega's met hun vrouwen thuis brengen, die op een naburige onderneming werkten. Hij was een klein beetje draaierig, maar toch nog genoeg bij zijn positieven, om met dit gezelschap in zijn Ford geen gekke dingen achter het stuur uit te halen. Hij wist maat te houden. „Een restantje van mi'n degelijke opvoeding", spot te hij. Of was het ernst? Maar toen hij eenmaal de vrolijke troep had afgezet, kreeg hij haast. Wat drommel, hij wilde nog wel een paar uurtjes maffen. Anders was hij morgen niks waard. En toen gebeurde het. Bij een van de honderd bochten min derde hij niet genoeg vaart. Een hevige klap en dan was alles stil. Andere nachtelijke fuifnum mers vonden hem slechts en kele minuten later. Zij haalden hem uit het wrak en belden een dokter op. Voorzichtig ver voer naar het Julianaziekenhuis en verdi maar afwachten. En in de „Preangerbode" van 27 December een berichtje, na tuurlijk. De volgende dag ging ik naar het hospitaal, om te informeren. De hoofdzuster van afdeling C stond me te woord. M. K. was inderdaad Menno Kooistra. Hij was nog steeds bewusteloos en van bezoek kon dus niets komen. Er viel verder nog niets te zeg gen. Een gezonde kerel overi gens, een stevige body. Misschien haalde hij het wel. Of ik hem kende? Toen ver telde ik, dat we samen in de zelfde klas hadden gezeten van het kleine Christelijke schooltje te Nijterp. Kwam het door dat woord Christelijk, dat de zuster zei: „Hij is niet bij, maar /hij herhaalt telkens een paar resels uit „Stille Nacht": „Ooik voor mij hebt G'Uw rijkdom ontzegd, Werdt G'in stroo en in doeken gelegd. Dat is hij dus niet vergeten. De zuster kende het vers ook èn de betekenis. De volgende dagf moest ik weer naar huis. Nooit heb ik Menno weer ont moet. Ik weet, dat hij beter is geworden. Of hij zijn God terug vond? Ik weet het niet. Ik kan hier jammer genoeg geen „be keringsgeschiedenis" van produ ceren. Ik weet niet, of hij nóg leeft. Ook hij zal in een kamp heb ben gezeten, misschien ligt hij wel in Siam begraven. Met Nij terp heb ik al lang geen con necties meer. De oude Kooistra en zijn vrouw zijn zeker over leden. Maar van één ding ben ik wel zeker. Die oude Kooistra was een bidder. Hij knielde niet. Dat doet een Friese boer niet gauw. Maar leunend op zijn schop in het wijde veld, heeft hij wel met zijn God gesproken over zijn jongen in dat vreem de land. En moeder Wietske ging dikwijls met de stofdoek naar de pronkkamer, waar zij vergat om stof af te nemen, maar niet, om voor haar Menno te bidden. Zij knielde wèl. En d i t weet ik ook, dat een oude bisschop eens tegen Moni ca zei: „Een zoon van zoveel gebeden kan niet verloren gaan". En dit weet ik bovenal: Chris tus heeft van Zijn rijkdom af stand gedaan ook voor hen, die menen zonder een Heiland te kunnen leven. Menno had met „de traditie" afgedaan, maar kon er toch niet van los komen. Neen, zo was het toch ook niet. Het Kind van Bethlehem liet hem niet los. En toen het nacht om hem heen was, teen geen mensen stem meer tot hem doordrong, toen klonk het in zijn ziel nog na: Ook voor mij Van de uitgeverij Jan Haan N.V. te Groningen ontvingen we enkele aardige boekjes, vooral voor de kleintjes. De uitvoering is best en de meeste illustraties zijn werkelijk goed te noemen. „Mineke", door J. W. Gris- nigt, geïllustreerd door M. L. Middelhoek. Dit is werkelijk een alleraar digst boekje. Op zuivere en kin derlijke wijze wordt iets ver teld, in verhaalvorm dan, over de oorlogstijd. Minekes vader is op de grote vaart. Hij was met zijn schip net weg, toen de oorlog uitbrak en daar hij trouw was aan onze Koningin, bleef hij al de oorlogsjaren door va ren ten dienste van het land. Maar vanzelfsprekend kon hij toen ook nooit thuiskomen. Mi neke leeft dan met haar moeder samen. Ze was nog maar net een jaar toen de oorlog uitbrak en het is dus een heel groot Mineke al, als de vrede wordt gesloten en vade rweer kan thuiskomen. Maar tussen die twee feiten lig gen lange jaren van hoop en vrezen voor Mineke's moeder. Een paar hoogtijdagen beleven ze als een Rode Kruis-brief van pappa komt. Dan weet moeder: hij leeft nog en maakt het goed. Eeft heel aardig boekje, dat kinderen van een jaar ,of tien zeker zullen waarderen. De zui vere, ongekunstelde Christelijke toon is goed getroffen. Middel- hoek illustreerde best. „Het verloren paardje", door C. B. Drewes, geïl lustreerd door Hein Kray. Zoals zo dikwijls met kinderen heeft de kleine Bram een stukje speelgoed dat zijn favorite is. Dat is zijn paardje Bles. Doch op een koude winterdag wordt Blesje ergens vergeten en is nu zoek, tot groot verdriet van het baasje. Bles komt terecht bij een ander klein jongetje. Later komt, doordat het nieuwe eige naartje er mee buiten speelt, Bles weer terecht en worden de twee jongetjes goede vriendjes. Een aardig verhaal, dat door heel jonge kinderen goed te be grijpen is. Wie nog maar net lezen kan, zal dit boekje ook wel zelf kunnen lezen, want de verdeling in lettergrepen helpt hierin veel mede. Hein Kray's tekeningen zijn uitstekend. „Bram en het sleuteltje", door Riek Houtman, ge ïllustreerd door Tonny Schuursma. Ook hier heet de held van het verhaal weer Bram. Deze heeft op een morgen op gewone jon gens onnadenkende manier, het kleine Lips-huissleuteltje van zijn moeder aan zijn padvinders- riem gedaan. Hij raakt dat ding natuurlijk kwijt en het spreekt vanzelf, daardoor ontstaan aller lei complicaties. Bram, die eerst uit angst verzwijgt, wat hij ge daan heeft, kan het ten slotte niet langer uithouden en vertelt alles eerlijk aan Vader en Moe der. Dan heeft hij vrede en ten slotte ook weer vreugde, want de verloren sleutel komt ook nog weer terecht. Voor kinderen vlot en boeiend om te lezen. Il lustraties zijr. goed. Ook hier verdeling in lettergrepen. „Grootvaders klok", door Gé Verhoog, geïllustreerd door Hein Kray. Bob en Anneke hebben een kinderlijk ontzag en verering voor de grote oude klok in Grootvaders huis. Grootvader weet op kinderlijke wijze de ge schiedenis van dit familiestuk te vertellen. Daardoor groeit de verering van Bob en Anneke. Als ze op Kerstdag naar hun grootouders gaan, is de klok stuk. Dit schijnt hun hele Kerst feest te zullen bederven, tot Grootvader hun aandacht van de klok afleidt en brengt tot het werkelijk Kerstgebeuren. Als het moet is het immers Kerstfeest zonder Grootvaders klok, zonder enige klok en zon der kerstboom. Het wordt zo kinderlijk gedaan, dat Bob en Anneke het begrijpen en rtaar ik hoop zullen ook de andere jeugdige lezertjes of lezeresjes het kunnen begrijpen. Ook hierir is Hein Kray's werk goed, zeer goed zelfs. „Drie kleine kleutertjes", door Wieland Wouters, geïllustreerd door Eva Schütz. Dit werkje, bedoeld voor zeer jeugdige kinderen kan ons niet zo bekoren, omdat we hier te veel Van der Hulst zien nage daan. Nu heb ik een grote waar dering voor het schrijven van W. C. van der Hulst, maar niet als men die trant gaat imiteren. Het gegeven is eenvoudig. Drie kleine kleuters worden op hun weg naar Grootmoe verschrikt door een hondje. Een postbode redt hen uit de gevaren en zo komen ze ten slotte nog veilig en wel bij Grootmoe aan. De illustratie is weinig aantrekke lijk. Wie meer wil weten over de overige en reeds eerder ver schenen uitgaven van deze uit geverij, vrage zelf de goed ver zorgde catalogus aan.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 10