FIL8 FOP H Bij ons Üinis Om en de Vrijdag 15 December 1950 ~f ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 jïpAoüitnen Geen twee dingen verschillen zozeer als haast en spoed. Haast is het kenmerk van een zwakke, spoed van een sterke geest. Van vrees tot haat is 'een korte weg. Hef geweten is de wet van het goede, de wet het geweten van de slechte mens. In dezelfde mate als de genot zucht toeneemt, neemt de vat baarheid voor het genot af. De geschiedenis leert, dat de mensen niets uit haar willen le- Wanneer de genoegens ons heb ben uitgeput, zeggen wij dat wij de genoegens hebben uitgeput en dat niets het menselijk hart kan verzadigen. Hoe werdt gij zo gelukkig? vraagt ieder met verbazing. Van uw ongeluk weet elkeen onmid dellijk de reden. Lasteraars zijn nachtvlinders zij houden van het donker en zwermen om het licht. .ik 99Nu was hij vlakbij, de klokkendief; hij grijnsde mons terlijk en ineens schoot hij toe! „Nu heb ik je, manneke!" gromde hij en met zijn grote hand greep hij naar FiloDoor een ruk aan zijn oor werd Filo wakker. Het drong nauwelijks tot hem door dat hij uit een droom gewekt werd, want hij dacht werkelijk dat het de klokkendief was, die hem zo hardhandig aan zijn oor overeind trok. „Nou heb ik oe, manneke!" hoorde hij zeggen en toen hij op keek, zag hij pas, dat hij met iemand anders te doen had, iemand die hij helemaal niet kende, een boer met een gezellig pijpje in zijn mond. De man zelf keek echter allesbehalve gezellig; hij was blijkbaar erg kwaad. „Zo, lelijk manneke, nou ben oe toch deur de mand 'vallen, hè!" snauwde hij en hij trok Filo nog eens flink aan zijn oren. „Nou hebben we de klokkendief! Ja zekers! Hou oe mond maar, lelijkerd, ik zie 't wel, oe sjouwt mee 'n klok deur 't bos, niewaor?! Dat doet geen eerlijk mens, zeg nou zelf! Deur deez' hele landstreek worden ze 'stolen, onze schone klokken, daor zal oe wel meer van weten! Kom moar 's mee, manneke!" „Maarmaarik ben de klokkendief niet!" Verweerde Filo zich, „ik heb deze klok juist teruggehaald! Ik ben juist „Jaojao! Oe hebt schone praotjes! Nee, manneke, ik geloof zo maor nie alles. Oe denkt zekers: da's maor 'n boerke van buten, hè, die kan ik wel wat wijsmaoken, hè? Niks, manneke, kom maor braof mee en vergeet oe klok niet!" De boer had Filo nog steeds bij zijn oor en sjorde hem mee over het bospaadje. Onze vriend probeerde alles nog eens uit te leggen, maar de boer hield zich doof. Hij bracht Filo naar zijn boerderij; daar liet hij hem vastgebonden in de schuur zitten, tot het bijna middag was. Toen zette de boer hem, gebonden en wel in een kar, samen met de wonderklok en reed het erf af. „Hort knol! Naor Blijdebuurtriep hij. Blo&nejn in Piidó. De Cyperis alternifolius. Een heel typische plant, die het in huis uitstekent doet. Hij groeit erg gemakkelijk en vlug en ziet er frisgroen uit. Para- pluieplant wordt hij wel ge noemd, naar het zo gevormde bladscherm, dat door oen lange steel gedragen wordt. Het is een gesteelde grassoort, afkomstig uit de Moerasgebieden van Australië. Hij bloeit op de blad schermen, midden in het blad- roset, ongeveer als gras. U k.int hem heel gemakkelijk zelf stik ken. Daartoe neemt U een blad dat juist 5 cm. onder het scherm wordt afgesneden. Ook de bla deren zelf worden tot op 5 cm. gekortwiekt. zet deze stek tot aan' het bladroset in een potje vochtig zand en na enige tijd verschijnen de nieuwe stengels en blaadjes, waaruit weer een plant groeit. De grond moet goed vochthoudend zijn en hij kan zeer veel water verdragen. Als de stengels lelijk: worden snijdt U ze eenvoudig af. Er komen genoeg nieuwe. SANDERSE. lil II nmiiH iTfiniFf SSKÏH 1 T -Tm i UI ilk J Hui l i Mi 1 u fIm 5«1 Él II i! wiiii! ■itlUiM'l|illllli||l|ll tui' '""it'l fflllill lui 4: u! Hik'.! Redacteur: H. M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes. Op de „Reünie" van de Pro- blemistenbond kregen de deel nemers onderstaande problemen op te lossen. 1. Zw.:. 10, 20, 24, 30, 38. Wit: 33, 39, 40, 41, 42, 44, wit wint. 2. Zw.: 17, 21, 30, 32. Wit: 27, dam op 26 wit wint. 3. Zw.: 11, 12, 13, 18, 23, 27, 28, 29, 33, 34, 45. Wit: 36, 37, 38, 42, 44, 46, 47, 48, 49, 50; wit wint. 4. Zw.: 2, 6, 7, 11, 19, 28. Wit: 22, 26, 33, 34, 38, 40; wit wint. 5. Zw.: 9, 10, 11, 13, 19, 21, 23, 25, 26, 27, 36. Wit: 32, 33, 35, 38, 39, 40, 41, 43, 44, 45, 47. Wit speelt als lokzet 3228, waarna gevraagd wordt hoe zwart na 2329 voordeel denkt te krijgen en op welke wijze wit dit verhindert. Ook het partij gedeelte werd niet vergeten. 1. 3127, 1923. 2. 33—28 13—19. 3. 34—30 17— 21. 4. 30—25 21—26. 5. 40—34 11—17. 6. 45—40. 6tl 1. 7. 50— 45 1—6. 8. 34—30 17—21. 9. 39 —34 8—13. 10. 44—39 20—24. 11. 39—33 14—20. 12. 25x14 9x20. 13. 30—25 12—17. 14. 25x14 17— 22. 15. 28X17 11X31. 16. 36x27 24—29. 17. 33x24 19x39. 18. 43X34 10X19. Waar verzuimde wit een voor delige damzet? 1. 31—27 20—24. 2. 37—31 14—20. 3. 33—28 18—23. 4. 42— 37 9—14. 5. 27—22 24—29. 6. 31—27 20—24. 7. 34—30 17—21. 8. 30—25 21—26. 9. 39—34 12— 17. 10. 34—30 17—21. 11. 44—39 7—12. 12. 39—33 12—18. 13. 50 —44 1—7. 14. 44—39 7—12. 15. 39—34 12—17. 16. 47—42 4—9. 17. 37—31 26x37. 18. 42x31 21—26. 19. 41—37 17—21. Waar verzuimde wit de winst? Reünie kampioen werd. J. H. H. Scheijen met 21 pnt. Hierbij de „snel compositie" van J. H. H. Scheijen. Wit wint! Zw.: 2, 6, 8, 15, 19, 24, 29, 34, 39. Wit: 11, 17, 22, 25, 35, 38, 42, 43, 45. Joh. v. d. Boogaard behaalde de tweede prijs in de snel com positie met het volgende pro bleem. Zw.: 5, 6, 9, 13, 20, 22, 24, 27, 30. Wit: 15, 18, 23, 33, 37, 38, 39, 41, 42. Wit speelt en wint. In Zeeland zijn problemisten van groot formaat; voor een tiental jaren waren het, om maar enkelen te noemen, J. J. Kaan, Terneuzen; I. Poley, Oostburg; J. Le Bleu, Breskem, e.a.; later zijn opgekomen J. de Smet, IJzendijke; I. Versprille, IJzen- dijke; E. Plasschaert, Clinge, vooral deze laatste was een veelbelovend problemist. Dit zijn allen inwoners uit Z.-Vlaanderen en door het be perkte verenigingsleven hebben deze zich meer in eenzaamheid ontplooit in het componeren. Ook in andere delen van ons gewest kwamen jeugdige krach ten te voorschijn, b.v. J. Rijkse, Oudelande en C. van Biemen, Goes, echter zijn deze ook weer. jammer genoeg, van het toneel verdwenen. We hielden in heer C. K. Kaan, Koudekerke (W.) een vooruitstrevende kracht over, hij kon gerekend worden tot de allerbesten van Nederland. Ook hij moest om noodzake lijke redenen het componeren er geheel aan geven en keerde het damleven de rug toe. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan en zo verging het ook hier. Dezer dagen mocht ik weer een compositie van hem ontvan gen wat nog wel niet betekent, dat hij weer zijn activiteit heeft ter hand genomen, maar het be gin is er! lste publicatie. fj| 1% iPt Wi 'Wt \'4&i Zw.: 8, 11, 12, 13, 15, 21, 27, 31 34 35. Wit:' 20, 25, 33, 36, 38, 42, 43, 45, 46, 47. Wit begint en wint. Oplossingen zie ik gaarne tegemoet binnen 14 dagen. bie plaetjes en praetjes Mijn beste lezer (en natuur lijk ook: lezeres) wat doet gij: lééft ge of wordt ge geleefd? Het is maar een vraag, doch een vraag, waartoe ik vanzelf kwam toen ik in een buiten lands boek zo een en ander over „leven" gelezen had. Er staan opmerkenswaardige dingen in dat boek. De schrijver zegt: de mensen praten veel over het „leven", ze willen een gelukkig „leven", ze willen een vijfjarenplan om tot een nieuw „leven" te komen, kortom ze willen „leven". Maar wat verstaat men daar eigenlijk onder? Wanneer leeft men en wan neer doet men eigenlijk niet anders dan bestaan? De schrijver komt tot geen opgewekte conclusie. Hij neemt zichzelf als voorbeeld, wanneer hij het verschil tussen „leven" en louter „bestaan" gaat aan geven. Hij zegt, dat hij leeft wanneer hij iets schept, een schets maakt, een boekenplank timmert, een speech in mekaar zet. En de kunst wekt hem tot ac tief leven. Een goed boek, som mige verzen, sommige schilder stukken, een mooi gebouw, enz. De machtige bergen, mooie wolkengevaarten, de sterren hemel brengen nieuw leven in hem. Vooral de liefde stimuleert het leven op een intense manier. Hij leeft, wrnneer hij deelneemt aan goede, verheffende conversatie, of bij een vurig debat. Hij leeft wanneer hij in gevaar verkeert, b.v. bij een bergbeklimming, in een storm op zee. Hij leeft in het spel, als zwemmen, en an dere sport. Hij voelt te leven bij een gezonde honger, of wanneer hij zijn brandende lippen steekt in een dronk koel water uit een bergmeer, na een vermoeiende klimpartij, of in een gezonde, diepe slaap, na een vermoei ende dag, wanneer het lichaam als een regelmatige dynamo ademhaalt. Hij leeft, wanneer hij spontaan en hartelijk kan lachen. Maar het tegenovergestelde van „le'-en", dat is louter „b e- staan" zonder meer, is er, wanneer hij zich staat te sche ren, de vaat helpt wassen, brie ven beantwoordt, geldzaken in orde brengt, de kranten leest, zich kleedt, op het balkon van een tram staat, met een winkel- lift op of neer gaat, winkelt. Hij voelt zich „bestaan" zonder meer, wanneer hij de gewone verplichtingen waarneemt, die de samenleving hem opleggen: een verjaarsvisite maakt, een diner moet bijwonen, luistert naar de vervelende mensen, die ovr het weer praten. Een ge voel van slechts te „bestaan" niet van te „leven" geeft het hem, wanneer hij eet, drinkt of slaapt, wanneer hij reeds over laden en vol is van eten, drin ken of slapen. Een gevoel van slechts te bestaan heeft hij mees tentijds, wanneer hij ziek is. Verder geeft dat ingezonken gevoel van slechts te bestaan hem óók het zien van monotone dingen: stadsmuren, eentonige straten, kamers, meubelen, kle ren, enz. En dan tot slot maakt hij de rekening op: van de 168 uren waaruit een week bestaat, „leeft" hij slechts een 40 uur, of slechts 25 procent van het totaal van zijn bestaan. Ik geloof niet te veel te zeg gen, dat dit resultaat deze vriend reden mag geven tot onte vredenheid. Maar mijn, beste lezer (en al weer lezeres) zijt gij er veel beter aan toe? Neem uzelf eens goed onder controle een week of wat, want ik vermoed, dat ge ook wel enig onderscheid er varen hebt in uw leven tussen wat waarlijk „leven" is en wat slechts „bestaan" is. Maar vergeet daarbij niet wat eens een groot man gezegd heeft: wie te veel over het leven nadenkt, vergeet te leven. Tenslotte komen we dicht bij de werkelijkheid van wat eigen lijk leven is, wanneer we let ten op wat een dichter eens zei: Ik sliep en droomde dat het leven schoonheid was; ik werd wakker en bevond, dat het leven plicht is. Leven is een plicht, of kort gezegd met een bekend theoloog uit onze dagen: het leven is een gave en dus tegelijk een op gave. En wie dit waarlijk ver staan heeft, zal het percentage, waarin hij waarlijk „leeft" on gemerkt zien opgevoerd tegen over het alsdan slinkende per centage, waarin hij alleen maar het gevoel heeft, dat hij „be staat". Heb jij óók wel es het gevoel, dat het net is alsof je wat ver geten bent? j-amiÜMad behorende bij het ZEEUWSCH DAGBLAD van Vrjjdag 15 Dec. *50 No. 1741 Exploitant© Oosterbaan Le Cointre N.V., Goes eei/u/scN weexem YUiitiq, te midden deA faaAen. UIT DE SCHRIFT We hadden het een vorige keer over ons dualistisch denken over God, alsof er een God zou zijn, die het goede wil maar tegenover Zich vindt een kwade macht, die het goede verhindert. De Bijbel kent dit dualisme niet. Daar wordt satan altijd gete kend als een instrument in Gods hand. Boven satan staat altijd God, vandaar dat de Bijbel de stelling kan verkondigen: is er een kwaad in de stad dat de HERE niet doet? Willen wij daarmede God ma ken tot de Auteur van het kwa de? Dat zij verre. Hij, in Wiens ogen de sterren zelfs niet rein zijn, en Die een ontoegankelijk licht bewoont, is te heilig dan dat Hij het kwade zou kunnen zien, laat staan het bewerken. Maar nu het kwade er is, is het ook onderworpen aan 's Heren macht en wil. Zo werkt Hij uit het kwade het goede voort. Daarvan is de Bijbel vol. Jozef doelt hierop als hij tot zijn broeders zegt: Gijlieden wel gij hebt hét ten kwade bedacht, maar God ten goede om een groot volk in stand te houden. God „verstokt" het hart van Farao, zodat hij Israël niet trekken laat. Het staat er duidelijk. Maar het is opdat de heerlijkheid Gods openbaar zou worden aan Farao en al zijn macht. God laat satan zijn gang gaan in het leven van Job. Maar Hij geeft precies aan hoever satan gaan mag. Hier hebben wij wel een heel duidelijk bewijs van het volkomen knechtschap van satan. En zo staat God boven satan als Job in een zee van ellende ge worpen wordt. Maar het loopt alles uit op een geweldige triumf van God en verheerlijking van Zijn Naam. Ge ziet het heel de Bijbel door, dat satan alles doet om Gods doorgaande verlossingswerk te vernietigen. Maar telkens is de uitkomst zo, dat juist door dat wroeten en de haat van satan heen, juist Gods ere heerlijk be vorderd en Zijn werk tot stand gebracht wordt. Het duidelijkst komt dat open baar bij het kruis op Golgotha. Hier heeft satan al zijn macht ge concentreerd om het verlossings werk te verijdelen. Eèrst door zijn persoonlijke verzoeking van de Heiland in de woestijn, daarna door Hem de dood in te drijven. Maar juist op het ogenblik, dat hij denkt te triumferen ondergaat hij zijn grootste nederlaag, eigen lijk de beslissende nederlaag. En straks vertelt de Kerkge schiedenis ons niets anders. Alle ergenissen, alle ketterijen, die satan in de Kerk invoert zijn er juist om de Kerk das te vaster in de zuivere waarheid te fun deren. Het is alles in Gods hand en Hij gebruikt satan én al zijn macht in deze wereld slechts als een middel om Zijn doel te be reiken. Want Gods raad alléén bestaat. Dit alles kan ons een grote troost en een diepe rust geven. Wat natuurlijk iets anders is dan valse lijdelijkheid. Paulus zegt: Gij zijt Gods mede arbeiders. Maar het moet ons wel afleren er een eigenwillige dienst op na te houden. Dat doen wij zo licht in onze nerveuze angst dat het niet goed zou gaan. De secularisatie van de Kerk, de verwereldlijking en de afval, de moeilijkheden op het zendingsterrein, de bitter weinige vrucht die de evangelisatie ople vert. Het doet ons alles zoeken naar andere wegen. We vragen ons af: moet de Kerk zich niet meer gaan aanpassen? Deugt de kerkelijke organisatie wel voor deze tijd? Staan we wel char mant genoeg tegenover de moder ne wereld? Spreken we nog wel een taal, die de wereld begrijpen kan? En vooral nu we onder de auspiciën van het anglo-amerika- nisme leven zijn we zo licht ge neigd om ook Amerikaanse ma nieren inzake het kerkelijke le ven en in zending en evangelisa tie te gaan overnemen. In feite komt het hierop neer, dat we het in Gods hand niet meer toever trouwen, gezien de weinige vruch ten en de slechte resultaten van tegenwoordig naar het schijnt. Maar één ding vergeten we: niet wij, maar God werkt, wij zijn slechts medearbeiders, tenminste, dat behoren we te zijn, maar meestal komt het hierop neer, dat we God als lastige en eigenwijze kinderen voor de voeten lopen, en Hem in de weg staan. Wat hebben onze vaderen uit de tijd van de grote Reformatie, dat toch allemaal veel klaarder, en Schriftuurlijker gezien, dan wij het zien. Wat leefden die mannen toch dicht bij hun Bijbel. Zou het mis schien daarom zijn dat ze zo wei nig last hebben gehad van hun zenuwen En dan denk ik aan dat een voudige artikel uit het tweede hoofdstuk van de Dordtse leer regels, waar zo heel nuchter staat: „Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk, die in de gekruisigde Christus ge looft, niet verderve maar het eeuwige leven hebbe; welke be lofte allen volken en mensen tot welke God naar Zijp welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder on derscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof Hier hebben we het hart van de hele kwestie. Gods welbehagenDat num mer één en twee: preken met be vel van bekering en geloof Meer behoeft er niet gedaan te worden. Wanneer de Kerk hierin getrouw is, hoeft ze verder niets meer te doen. Maar laat ons wel Sifo kunt. De scepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Hem zullen de volken gehoorzaam zijn. Genesis 49 10. De angst slaat ons om het hart, als wij het wereldgebeu ren bezien. Er is strijd in Ko rea en op andere plaatsen van de wereld. En met spanning vragen wij ons af, waar het volgende trefpunt zijn zal, waar de strijd zal ontbran den. In gedachten zien wij de verwoesting en ondergang al over ons komen. Het ene volk staat tegen het andere op. De ene mens is de vijand van de andere mens. Er is ruzie in de familiekring. Harde woorden vallen er in het leven. Menigmaal is er in het gezin onvredeen met een woord uit de Heilige Schrift moeten wij getuigen: „De mens wit een vrouw gebo ren is kort van dagen en zat van onrust". Er is veel onrust in de we reld. Toch moeten wij een be paalde onrust in ons leven leren kennen. Een onrust daarover, dat wij niet recht staan voor God. En als wij die onrust in ons leven hebben en bekommerd zijn vanwege onze zonde tegenover God, dan komt de Heere Zelf ons vreugde bereiden, want God Zelf laat het ons aanzeggen: „De Silo komt, de Rustaan- b renger". Silo betekent rust, of beter nog de Rustaanbrenger. En de ware Rustaanbrenger vinden wij in de Heere Jezus Christus, Die vrede en rust komt brengen aan een mens heid, die door onrust verteerd toordt en door onvrede ge kweld. Daartoe is de Zoon van God immers op de aarde ver schenen en daarvan hebben de Engelen gezongen, toen zij in de velden van Bethlehem hun lofzang aanhieven van „Vrede op aarde, in mensen welbeha gen!" Dan zullen we nog veel tra nen schreien en moeiten heb ben in dit leven, maarwe hebben vrede met God. En wij zullen horen van oorlogen en misschien toei weer zelf een oorlog meema ken, maar de dood zal ons niet verschrikken, want God is ons deel en ons goed in eeuwig heid. Silo komt, de Rustaanbren ger. O, alle bedrukten en be nauwden van geest, wat moet die komst tot troost zijn. Hij brengt een rust bestaande in een volmaakte verlossing van zonde, en een volmaakt onthe ven zijn van alle lijden en strijd. Hij brengt een onge stoorde gemeenschap met God. Silo komt.' Zie vol verlangen wit naar Zijn komst! Tholen. B. G. A. v. d. WIEL. bedenken: met bevel. Dat wil zeg gen God laat niet toe, dat de Kerk de mensen lokt met sinter klaas cadeautjes. Preken is pro clameren. Of dat nu op de preek stoel, of op het zendingsveld of in de achterbuurten van Amster dam plaats heeft, maakt geen verschil. Het is een bevel tot ge loof en bekering. Een Koning soebat niet, Hij bevéélt. En daar aan wordt tegenwoordig maar te weinig gedacht en vandaar onze nerveusiteit. Wjj gehoorzamen, en aan Gód om al Zijn welbehagen te doen. Zo hebben onze vaderen het ge zien en zij hebben de Kerken de zer lage landen er door tot Re formatie gebracht, zonder zenuw achtig te worden, zelfs niet bij brandstapel en schavot. En als er dan op het bevel tot geloof en bekering geen gehoor zaamheid gevonden wordt? Moe ten wij dan van tactiek gaan ver anderen? Geen sprake van. Ook in het nièt-geloven, doet God Zijn welbehagen. Ook in de verhar ding, die er dan komt, zal God triumferen en al Zijn welbehagen doen. Zijn werk gaat óók hierin „ge- lukkigljjk voort". O/ O- Zoas ik beloofd heb zou ik nog weerom kommen op die vraag over het bezoek an de christelikke bioscoop. Noe heb ik daarover is bie onze doomnie geïnfermeerd, die er een boekie over gelezen had van iemand, die er nog al goed mee op de hoogte schient te we zen. En dat boekie heb ik noe ook is gelezen en wat ik er van be grepen heb is, dat we toch een bietje voorzichtig motten wezen met die z.g. christelijke filmbewe ging. Want het biiekt, dat er in Nederland een Bioscoopbond be staat, die zowat het monopolie heit over alle films die er uut- kommen. Dat is een sterke orga nisatie, die z'n eigen overal mee bemoeit, ook met do christelijke films. Dat heit tot gevolg, dat een christelijke filmbeweging alleen maar films ken geven, die door de Nederlandse bioscoopbond zijn toegestaan en dat bennen dan meestal films, die eerst in de bioscoop gedraaid hebben en la ter ,als 't nodig is, een bietje ge- zuverd in de christelijke bioscoop draaien. En noe zeit de schriever van dat boekie, dat de Ned. Bios coopbond netuurlijk alleen die films laat draaien in der eigen gebouwen die winstgevend ben nen, want het gaat om de winst en anders netuurlijk nergens om. De schriever zeit er percies het volgende van: „De Bioscoop is zo machtig dat de leden van de bond verplicht zijn, geschillen niet aan de beslissing van de gewone rech ter te onderwerpen, maar aan de rechtspraak van een bondscollege. Door deze hechte organisatie kan de bond zich doen geiden in aller lei zaken, waarover hij geen zeg genschap heeft. Wil men b.v. er gens een wijkgebouw inrichten, waarin ook een filmzaal is, dan kan de bond dat verhinderen. Deze macht berust wel op geen recht of wet, maar zou men de filmzaal toch inrichten, dan zou daarin geen film worden ge draaid, want wie zou tegen de wil van de bond leveren? Om de zelfde reden kan men van een filmverhuurder niet iedere film huren, die men graag zou verto nen, noch zelfs de rechten op iedere gewenste film verwerven. Formeel staat daar niets aan in de weg, maar zolang het voor het filmbedrijf schadelijker is, aan een niet-lid van de bond te leveren dan het leveren aan de leden van de bond voordelig is, zolang kan het niet." Noe, dat schrieft iemand er over die er verstand van heit en dan zeg ik op mien beurt: dan maar liever geen eigen filmzaal met bioscoopvertoningen. Want als we van afschrapsel van de we reld leven motten, denk ik an het woord der Schrift: haat ook de rok die met het vlees besmet is. Daar komt nog bie, dat dezelfde schriever ook rondweg toegeeft zoals die schrieft: „Intussen is het voor ieder, die er even over nadenkt duidelijk, dat een chris telijke filmactie de mensen ten slotte ook naar de bioscoop brengt." En noe schrieft ie er wel bie, dat dat hetzelfde tenslotte ook van het boek gezeid ken wor den, omdat wie een goed boek lezen ken ook ken overgaan tot het lezen van een slecht boek, maar wat mien betreft, zie ik toch nog een hoop verschil. Op het lezen van de boeken ken een ouwer nog controle uutoefene en het goeie christelijke boek, is geen afval van de wereldse boeken, ge- lokkig. We kennen wat dat anbe- langt voorlopog nog ons eigen gang gaan. En noe ken de vraag gesteld worden: wat motten we dan teu gen onze kinders zeggen, dat ze helemaal niet naar de bioscoop maggen Ik zou willen vragen, is het zo erg om je kinders dat te verbic- den? Is het niet een goed ding, dat ze vroeg weten asdat er ver schil is tussen wie God dient en wie Hem niet dient? Laat ze maar heel jong voelen, dat wie christen wil wezen in z'n levens- praktiek anders mot leven as wie z'n eigen gang gaat. De christen heit noe eenmaal uut een andere wereldbeschouwing te leven als een wereldling. Noe motten julder mien goed begriepen, ik heb niet het minste bezwaar teugen de uutvinding van de film op z'n eigen. Ik heb van z'n leven ook wel zendingsfilms en landbouwfilms gezien die erg leerzaam waren en waar niks geen kwaad in stak. Daar gaat het dus niet om, maar as we naar de bi oscoop gaan, weten we, dat we met het geld, dat God ons gaf, een déur en déur goddeloos be- drief instand helpen houwen. En ik geloof niet dat God ons daar voor het geld gegeven heit. En noe kenne daar meschien soms ook wat je noemt onschadelijke films draaien, ik geloof niet erg in die onschadelijkheid. Een film wordt niet christelijk doordat je er het kwaad uuthaald, as dat tenminste ken, christelijk is als de hele bouw van zo'n film christe lijk is en dat ken met geen en kele wereldse film. Daarom is het goed, as er schei ding is en dat onze kinders dat vroeg leren. Want er komt nog wat bie, dat voor mien de deur slag geeft. Straks komt de tied, dat wie het nog nauw neemt met z'n geloof, niks anders meer heb ben zal as z'n Biebel en de Kerk. En meschien zal die kerk ook nog gaan verdwienen. Ik hoorde van de weke hoe ze in de Balkansta- ten begonnen bennen om teugen Kossemisse grote kinderfeesten te organiseren, allenig om de kin ders van het Kerstfeest af te trek ken. De Balkan is teugeswoordig niet zo erg ver meer van huus. Wie zal ons vertellen of we er in een paar jaar ook niet: midden in zitten De hele waereld staat in brand. Eigenlijk begriep ik niet goed, hoe een ernstig levend christen nog behoefte heit an bi oscoopbezoek in deuze tied. Laten

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 5