FIL8 FOP
H
Bij ons Üinis
Om
en de
Vrijdag 15 December 1950
~f ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
jïpAoüitnen
Geen twee dingen verschillen
zozeer als haast en spoed. Haast
is het kenmerk van een zwakke,
spoed van een sterke geest.
Van vrees tot haat is 'een korte
weg.
Hef geweten is de wet van het
goede, de wet het geweten van
de slechte mens.
In dezelfde mate als de genot
zucht toeneemt, neemt de vat
baarheid voor het genot af.
De geschiedenis leert, dat de
mensen niets uit haar willen le-
Wanneer de genoegens ons heb
ben uitgeput, zeggen wij dat wij
de genoegens hebben uitgeput en
dat niets het menselijk hart kan
verzadigen.
Hoe werdt gij zo gelukkig?
vraagt ieder met verbazing. Van
uw ongeluk weet elkeen onmid
dellijk de reden.
Lasteraars zijn nachtvlinders
zij houden van het donker en
zwermen om het licht.
.ik
99Nu was hij vlakbij, de klokkendief; hij grijnsde mons
terlijk en ineens schoot hij toe! „Nu heb ik je, manneke!" gromde
hij en met zijn grote hand greep hij naar FiloDoor een ruk
aan zijn oor werd Filo wakker. Het drong nauwelijks tot hem
door dat hij uit een droom gewekt werd, want hij dacht werkelijk
dat het de klokkendief was, die hem zo hardhandig aan zijn oor
overeind trok.
„Nou heb ik oe, manneke!" hoorde hij zeggen en toen hij op
keek, zag hij pas, dat hij met iemand anders te doen had, iemand
die hij helemaal niet kende, een boer met een gezellig pijpje in
zijn mond. De man zelf keek echter allesbehalve gezellig; hij
was blijkbaar erg kwaad.
„Zo, lelijk manneke, nou ben oe toch deur de mand 'vallen, hè!"
snauwde hij en hij trok Filo nog eens flink aan zijn oren. „Nou
hebben we de klokkendief! Ja zekers! Hou oe mond maar, lelijkerd,
ik zie 't wel, oe sjouwt mee 'n klok deur 't bos, niewaor?! Dat
doet geen eerlijk mens, zeg nou zelf! Deur deez' hele landstreek
worden ze 'stolen, onze schone klokken, daor zal oe wel meer van
weten! Kom moar 's mee, manneke!"
„Maarmaarik ben de klokkendief niet!" Verweerde
Filo zich, „ik heb deze klok juist teruggehaald! Ik ben juist
„Jaojao! Oe hebt schone praotjes! Nee, manneke, ik geloof zo
maor nie alles. Oe denkt zekers: da's maor 'n boerke van buten,
hè, die kan ik wel wat wijsmaoken, hè? Niks, manneke, kom
maor braof mee en vergeet oe klok niet!"
De boer had Filo nog steeds bij zijn oor en sjorde hem mee
over het bospaadje. Onze vriend probeerde alles nog eens uit te
leggen, maar de boer hield zich doof. Hij bracht Filo naar zijn
boerderij; daar liet hij hem vastgebonden in de schuur zitten, tot
het bijna middag was. Toen zette de boer hem, gebonden en wel
in een kar, samen met de wonderklok en reed het erf af.
„Hort knol! Naor Blijdebuurtriep hij.
Blo&nejn
in Piidó.
De Cyperis alternifolius.
Een heel typische plant, die
het in huis uitstekent doet. Hij
groeit erg gemakkelijk en vlug
en ziet er frisgroen uit. Para-
pluieplant wordt hij wel ge
noemd, naar het zo gevormde
bladscherm, dat door oen lange
steel gedragen wordt. Het is een
gesteelde grassoort, afkomstig
uit de Moerasgebieden van
Australië. Hij bloeit op de blad
schermen, midden in het blad-
roset, ongeveer als gras. U k.int
hem heel gemakkelijk zelf stik
ken. Daartoe neemt U een blad
dat juist 5 cm. onder het scherm
wordt afgesneden. Ook de bla
deren zelf worden tot op 5 cm.
gekortwiekt. zet deze stek tot
aan' het bladroset in een potje
vochtig zand en na enige tijd
verschijnen de nieuwe stengels
en blaadjes, waaruit weer een
plant groeit. De grond moet
goed vochthoudend zijn en hij
kan zeer veel water verdragen.
Als de stengels lelijk: worden
snijdt U ze eenvoudig af. Er
komen genoeg nieuwe.
SANDERSE.
lil
II
nmiiH
iTfiniFf
SSKÏH
1
T
-Tm
i
UI
ilk J Hui l i
Mi 1
u fIm 5«1 Él II
i!
wiiii!
■itlUiM'l|illllli||l|ll tui' '""it'l
fflllill
lui
4:
u!
Hik'.!
Redacteur: H. M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes.
Op de „Reünie" van de Pro-
blemistenbond kregen de deel
nemers onderstaande problemen
op te lossen.
1. Zw.:. 10, 20, 24, 30, 38.
Wit: 33, 39, 40, 41, 42, 44, wit
wint.
2. Zw.: 17, 21, 30, 32.
Wit: 27, dam op 26 wit wint.
3. Zw.: 11, 12, 13, 18, 23, 27,
28, 29, 33, 34, 45.
Wit: 36, 37, 38, 42, 44, 46, 47,
48, 49, 50; wit wint.
4. Zw.: 2, 6, 7, 11, 19, 28.
Wit: 22, 26, 33, 34, 38, 40; wit
wint.
5. Zw.: 9, 10, 11, 13, 19, 21,
23, 25, 26, 27, 36.
Wit: 32, 33, 35, 38, 39, 40, 41,
43, 44, 45, 47.
Wit speelt als lokzet 3228,
waarna gevraagd wordt hoe
zwart na 2329 voordeel denkt
te krijgen en op welke wijze wit
dit verhindert.
Ook het partij gedeelte werd
niet vergeten. 1. 3127, 1923.
2. 33—28 13—19. 3. 34—30 17—
21. 4. 30—25 21—26. 5. 40—34
11—17. 6. 45—40. 6tl 1. 7. 50—
45 1—6. 8. 34—30 17—21. 9. 39
—34 8—13. 10. 44—39 20—24. 11.
39—33 14—20. 12. 25x14 9x20.
13. 30—25 12—17. 14. 25x14 17—
22. 15. 28X17 11X31. 16. 36x27
24—29. 17. 33x24 19x39. 18.
43X34 10X19.
Waar verzuimde wit een voor
delige damzet?
1. 31—27 20—24. 2. 37—31
14—20. 3. 33—28 18—23. 4. 42—
37 9—14. 5. 27—22 24—29. 6.
31—27 20—24. 7. 34—30 17—21.
8. 30—25 21—26. 9. 39—34 12—
17. 10. 34—30 17—21. 11. 44—39
7—12. 12. 39—33 12—18. 13. 50
—44 1—7. 14. 44—39 7—12. 15.
39—34 12—17. 16. 47—42 4—9.
17. 37—31 26x37. 18. 42x31
21—26. 19. 41—37 17—21.
Waar verzuimde wit de winst?
Reünie kampioen werd.
J. H. H. Scheijen met 21 pnt.
Hierbij de „snel compositie"
van J. H. H. Scheijen.
Wit wint!
Zw.: 2, 6, 8, 15, 19, 24, 29,
34, 39.
Wit: 11, 17, 22, 25, 35, 38, 42,
43, 45.
Joh. v. d. Boogaard behaalde
de tweede prijs in de snel com
positie met het volgende pro
bleem.
Zw.: 5, 6, 9, 13, 20, 22, 24,
27, 30.
Wit: 15, 18, 23, 33, 37, 38, 39,
41, 42.
Wit speelt en wint.
In Zeeland zijn problemisten
van groot formaat; voor een
tiental jaren waren het, om maar
enkelen te noemen, J. J. Kaan,
Terneuzen; I. Poley, Oostburg;
J. Le Bleu, Breskem, e.a.; later
zijn opgekomen J. de Smet,
IJzendijke; I. Versprille, IJzen-
dijke; E. Plasschaert, Clinge,
vooral deze laatste was een
veelbelovend problemist.
Dit zijn allen inwoners uit
Z.-Vlaanderen en door het be
perkte verenigingsleven hebben
deze zich meer in eenzaamheid
ontplooit in het componeren.
Ook in andere delen van ons
gewest kwamen jeugdige krach
ten te voorschijn, b.v. J. Rijkse,
Oudelande en C. van Biemen,
Goes, echter zijn deze ook weer.
jammer genoeg, van het toneel
verdwenen.
We hielden in heer C. K.
Kaan, Koudekerke (W.) een
vooruitstrevende kracht over,
hij kon gerekend worden tot
de allerbesten van Nederland.
Ook hij moest om noodzake
lijke redenen het componeren er
geheel aan geven en keerde het
damleven de rug toe.
Het bloed kruipt waar het
niet gaan kan en zo verging het
ook hier.
Dezer dagen mocht ik weer
een compositie van hem ontvan
gen wat nog wel niet betekent,
dat hij weer zijn activiteit heeft
ter hand genomen, maar het be
gin is er!
lste publicatie.
fj| 1% iPt Wi 'Wt
\'4&i
Zw.: 8, 11, 12, 13, 15, 21, 27,
31 34 35.
Wit:' 20, 25, 33, 36, 38, 42, 43,
45, 46, 47.
Wit begint en wint.
Oplossingen zie ik gaarne
tegemoet binnen 14 dagen.
bie plaetjes en praetjes
Mijn beste lezer (en natuur
lijk ook: lezeres) wat doet gij:
lééft ge of wordt ge geleefd?
Het is maar een vraag, doch
een vraag, waartoe ik vanzelf
kwam toen ik in een buiten
lands boek zo een en ander over
„leven" gelezen had.
Er staan opmerkenswaardige
dingen in dat boek.
De schrijver zegt: de mensen
praten veel over het „leven", ze
willen een gelukkig „leven", ze
willen een vijfjarenplan om tot
een nieuw „leven" te komen,
kortom ze willen „leven".
Maar wat verstaat men
daar eigenlijk onder?
Wanneer leeft men en wan
neer doet men eigenlijk niet
anders dan bestaan?
De schrijver komt tot geen
opgewekte conclusie. Hij neemt
zichzelf als voorbeeld, wanneer
hij het verschil tussen „leven"
en louter „bestaan" gaat aan
geven. Hij zegt, dat hij leeft
wanneer hij iets schept, een
schets maakt, een boekenplank
timmert, een speech in mekaar
zet.
En de kunst wekt hem tot ac
tief leven. Een goed boek, som
mige verzen, sommige schilder
stukken, een mooi gebouw, enz.
De machtige bergen, mooie
wolkengevaarten, de sterren
hemel brengen nieuw leven in
hem.
Vooral de liefde stimuleert het
leven op een intense manier. Hij
leeft, wrnneer hij deelneemt aan
goede, verheffende conversatie,
of bij een vurig debat. Hij leeft
wanneer hij in gevaar verkeert,
b.v. bij een bergbeklimming, in
een storm op zee. Hij leeft in
het spel, als zwemmen, en an
dere sport. Hij voelt te leven bij
een gezonde honger, of wanneer
hij zijn brandende lippen steekt
in een dronk koel water uit een
bergmeer, na een vermoeiende
klimpartij, of in een gezonde,
diepe slaap, na een vermoei
ende dag, wanneer het lichaam
als een regelmatige dynamo
ademhaalt. Hij leeft, wanneer
hij spontaan en hartelijk kan
lachen.
Maar het tegenovergestelde
van „le'-en", dat is louter „b e-
staan" zonder meer, is er,
wanneer hij zich staat te sche
ren, de vaat helpt wassen, brie
ven beantwoordt, geldzaken in
orde brengt, de kranten leest,
zich kleedt, op het balkon van
een tram staat, met een winkel-
lift op of neer gaat, winkelt.
Hij voelt zich „bestaan" zonder
meer, wanneer hij de gewone
verplichtingen waarneemt, die
de samenleving hem opleggen:
een verjaarsvisite maakt, een
diner moet bijwonen, luistert
naar de vervelende mensen, die
ovr het weer praten. Een ge
voel van slechts te „bestaan"
niet van te „leven" geeft het
hem, wanneer hij eet, drinkt of
slaapt, wanneer hij reeds over
laden en vol is van eten, drin
ken of slapen. Een gevoel van
slechts te bestaan heeft hij mees
tentijds, wanneer hij ziek is.
Verder geeft dat ingezonken
gevoel van slechts te bestaan
hem óók het zien van monotone
dingen: stadsmuren, eentonige
straten, kamers, meubelen, kle
ren, enz.
En dan tot slot maakt hij de
rekening op: van de 168 uren
waaruit een week bestaat, „leeft"
hij slechts een 40 uur, of slechts
25 procent van het totaal van
zijn bestaan.
Ik geloof niet te veel te zeg
gen, dat dit resultaat deze vriend
reden mag geven tot onte
vredenheid.
Maar mijn, beste lezer (en al
weer lezeres) zijt gij er veel
beter aan toe? Neem uzelf eens
goed onder controle een week
of wat, want ik vermoed, dat
ge ook wel enig onderscheid er
varen hebt in uw leven tussen
wat waarlijk „leven" is en wat
slechts „bestaan" is.
Maar vergeet daarbij niet wat
eens een groot man gezegd
heeft: wie te veel over het leven
nadenkt, vergeet te leven.
Tenslotte komen we dicht bij
de werkelijkheid van wat eigen
lijk leven is, wanneer we let
ten op wat een dichter eens zei:
Ik sliep en droomde dat het
leven schoonheid was; ik werd
wakker en bevond, dat het leven
plicht is.
Leven is een plicht, of kort
gezegd met een bekend theoloog
uit onze dagen: het leven is een
gave en dus tegelijk een op
gave. En wie dit waarlijk ver
staan heeft, zal het percentage,
waarin hij waarlijk „leeft" on
gemerkt zien opgevoerd tegen
over het alsdan slinkende per
centage, waarin hij alleen maar
het gevoel heeft, dat hij „be
staat".
Heb jij óók wel es het gevoel, dat het net is alsof je wat ver
geten bent?
j-amiÜMad
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGBLAD
van Vrjjdag 15 Dec. *50 No. 1741
Exploitant©
Oosterbaan Le Cointre N.V.,
Goes
eei/u/scN
weexem
YUiitiq, te midden deA faaAen.
UIT DE SCHRIFT
We hadden het een vorige keer
over ons dualistisch denken over
God, alsof er een God zou zijn,
die het goede wil maar tegenover
Zich vindt een kwade macht, die
het goede verhindert.
De Bijbel kent dit dualisme
niet.
Daar wordt satan altijd gete
kend als een instrument in Gods
hand. Boven satan staat altijd
God, vandaar dat de Bijbel de
stelling kan verkondigen: is er
een kwaad in de stad dat de
HERE niet doet?
Willen wij daarmede God ma
ken tot de Auteur van het kwa
de? Dat zij verre. Hij, in Wiens
ogen de sterren zelfs niet rein
zijn, en Die een ontoegankelijk
licht bewoont, is te heilig dan
dat Hij het kwade zou kunnen
zien, laat staan het bewerken.
Maar nu het kwade er is, is
het ook onderworpen aan 's Heren
macht en wil.
Zo werkt Hij uit het kwade het
goede voort.
Daarvan is de Bijbel vol.
Jozef doelt hierop als hij tot
zijn broeders zegt: Gijlieden wel
gij hebt hét ten kwade bedacht,
maar God ten goede om een groot
volk in stand te houden. God
„verstokt" het hart van Farao,
zodat hij Israël niet trekken laat.
Het staat er duidelijk. Maar het
is opdat de heerlijkheid Gods
openbaar zou worden aan Farao
en al zijn macht.
God laat satan zijn gang gaan
in het leven van Job. Maar Hij
geeft precies aan hoever satan
gaan mag. Hier hebben wij wel
een heel duidelijk bewijs van het
volkomen knechtschap van satan.
En zo staat God boven satan als
Job in een zee van ellende ge
worpen wordt. Maar het loopt
alles uit op een geweldige triumf
van God en verheerlijking van
Zijn Naam.
Ge ziet het heel de Bijbel door,
dat satan alles doet om Gods
doorgaande verlossingswerk te
vernietigen. Maar telkens is de
uitkomst zo, dat juist door dat
wroeten en de haat van satan
heen, juist Gods ere heerlijk be
vorderd en Zijn werk tot stand
gebracht wordt.
Het duidelijkst komt dat open
baar bij het kruis op Golgotha.
Hier heeft satan al zijn macht ge
concentreerd om het verlossings
werk te verijdelen. Eèrst door
zijn persoonlijke verzoeking van
de Heiland in de woestijn, daarna
door Hem de dood in te drijven.
Maar juist op het ogenblik, dat
hij denkt te triumferen ondergaat
hij zijn grootste nederlaag, eigen
lijk de beslissende nederlaag.
En straks vertelt de Kerkge
schiedenis ons niets anders. Alle
ergenissen, alle ketterijen, die
satan in de Kerk invoert zijn er
juist om de Kerk das te vaster
in de zuivere waarheid te fun
deren.
Het is alles in Gods hand en
Hij gebruikt satan én al zijn
macht in deze wereld slechts als
een middel om Zijn doel te be
reiken.
Want Gods raad alléén bestaat.
Dit alles kan ons een grote
troost en een diepe rust geven.
Wat natuurlijk iets anders is
dan valse lijdelijkheid.
Paulus zegt: Gij zijt Gods mede
arbeiders.
Maar het moet ons wel afleren
er een eigenwillige dienst op na
te houden.
Dat doen wij zo licht in onze
nerveuze angst dat het niet goed
zou gaan. De secularisatie van de
Kerk, de verwereldlijking en de
afval, de moeilijkheden op het
zendingsterrein, de bitter weinige
vrucht die de evangelisatie ople
vert. Het doet ons alles zoeken
naar andere wegen. We vragen
ons af: moet de Kerk zich niet
meer gaan aanpassen? Deugt de
kerkelijke organisatie wel voor
deze tijd? Staan we wel char
mant genoeg tegenover de moder
ne wereld? Spreken we nog wel
een taal, die de wereld begrijpen
kan?
En vooral nu we onder de
auspiciën van het anglo-amerika-
nisme leven zijn we zo licht ge
neigd om ook Amerikaanse ma
nieren inzake het kerkelijke le
ven en in zending en evangelisa
tie te gaan overnemen. In feite
komt het hierop neer, dat we het
in Gods hand niet meer toever
trouwen, gezien de weinige vruch
ten en de slechte resultaten van
tegenwoordig naar het schijnt.
Maar één ding vergeten we:
niet wij, maar God werkt, wij zijn
slechts medearbeiders, tenminste,
dat behoren we te zijn, maar
meestal komt het hierop neer, dat
we God als lastige en eigenwijze
kinderen voor de voeten lopen, en
Hem in de weg staan.
Wat hebben onze vaderen uit
de tijd van de grote Reformatie,
dat toch allemaal veel klaarder,
en Schriftuurlijker gezien, dan wij
het zien.
Wat leefden die mannen toch
dicht bij hun Bijbel. Zou het mis
schien daarom zijn dat ze zo wei
nig last hebben gehad van hun
zenuwen
En dan denk ik aan dat een
voudige artikel uit het tweede
hoofdstuk van de Dordtse leer
regels, waar zo heel nuchter
staat: „Voorts is de belofte des
Evangelies, dat een iegelijk, die
in de gekruisigde Christus ge
looft, niet verderve maar het
eeuwige leven hebbe; welke be
lofte allen volken en mensen tot
welke God naar Zijp welbehagen
Zijn Evangelie zendt, zonder on
derscheid moet verkondigd en
voorgesteld worden, met bevel
van bekering en geloof
Hier hebben we het hart van
de hele kwestie.
Gods welbehagenDat num
mer één en twee: preken met be
vel van bekering en geloof
Meer behoeft er niet gedaan te
worden. Wanneer de Kerk hierin
getrouw is, hoeft ze verder niets
meer te doen. Maar laat ons wel
Sifo kunt.
De scepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever
van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Hem zullen
de volken gehoorzaam zijn. Genesis 49 10.
De angst slaat ons om het
hart, als wij het wereldgebeu
ren bezien. Er is strijd in Ko
rea en op andere plaatsen van
de wereld. En met spanning
vragen wij ons af, waar het
volgende trefpunt zijn zal,
waar de strijd zal ontbran
den. In gedachten zien wij de
verwoesting en ondergang al
over ons komen.
Het ene volk staat tegen het
andere op. De ene mens is de
vijand van de andere mens. Er
is ruzie in de familiekring.
Harde woorden vallen er in
het leven. Menigmaal is er in
het gezin onvredeen met
een woord uit de Heilige
Schrift moeten wij getuigen:
„De mens wit een vrouw gebo
ren is kort van dagen en zat
van onrust".
Er is veel onrust in de we
reld. Toch moeten wij een be
paalde onrust in ons leven
leren kennen. Een onrust
daarover, dat wij niet recht
staan voor God. En als wij die
onrust in ons leven hebben en
bekommerd zijn vanwege onze
zonde tegenover God, dan
komt de Heere Zelf ons
vreugde bereiden, want God
Zelf laat het ons aanzeggen:
„De Silo komt, de Rustaan-
b renger".
Silo betekent rust, of beter
nog de Rustaanbrenger.
En de ware Rustaanbrenger
vinden wij in de Heere Jezus
Christus, Die vrede en rust
komt brengen aan een mens
heid, die door onrust verteerd
toordt en door onvrede ge
kweld. Daartoe is de Zoon van
God immers op de aarde ver
schenen en daarvan hebben de
Engelen gezongen, toen zij in
de velden van Bethlehem hun
lofzang aanhieven van „Vrede
op aarde, in mensen welbeha
gen!"
Dan zullen we nog veel tra
nen schreien en moeiten heb
ben in dit leven, maarwe
hebben vrede met God.
En wij zullen horen van
oorlogen en misschien toei
weer zelf een oorlog meema
ken, maar de dood zal ons niet
verschrikken, want God is ons
deel en ons goed in eeuwig
heid.
Silo komt, de Rustaanbren
ger.
O, alle bedrukten en be
nauwden van geest, wat moet
die komst tot troost zijn. Hij
brengt een rust bestaande in
een volmaakte verlossing van
zonde, en een volmaakt onthe
ven zijn van alle lijden en
strijd. Hij brengt een onge
stoorde gemeenschap met God.
Silo komt.'
Zie vol verlangen wit naar
Zijn komst!
Tholen. B. G. A. v. d. WIEL.
bedenken: met bevel. Dat wil zeg
gen God laat niet toe, dat de
Kerk de mensen lokt met sinter
klaas cadeautjes. Preken is pro
clameren. Of dat nu op de preek
stoel, of op het zendingsveld of
in de achterbuurten van Amster
dam plaats heeft, maakt geen
verschil. Het is een bevel tot ge
loof en bekering. Een Koning
soebat niet, Hij bevéélt. En daar
aan wordt tegenwoordig maar te
weinig gedacht en vandaar onze
nerveusiteit.
Wjj gehoorzamen, en aan Gód
om al Zijn welbehagen te doen.
Zo hebben onze vaderen het ge
zien en zij hebben de Kerken de
zer lage landen er door tot Re
formatie gebracht, zonder zenuw
achtig te worden, zelfs niet bij
brandstapel en schavot.
En als er dan op het bevel tot
geloof en bekering geen gehoor
zaamheid gevonden wordt? Moe
ten wij dan van tactiek gaan ver
anderen? Geen sprake van. Ook
in het nièt-geloven, doet God Zijn
welbehagen. Ook in de verhar
ding, die er dan komt, zal God
triumferen en al Zijn welbehagen
doen.
Zijn werk gaat óók hierin „ge-
lukkigljjk voort".
O/
O-
Zoas ik beloofd heb zou ik nog
weerom kommen op die vraag
over het bezoek an de christelikke
bioscoop. Noe heb ik daarover is
bie onze doomnie geïnfermeerd,
die er een boekie over gelezen had
van iemand, die er nog al goed
mee op de hoogte schient te we
zen. En dat boekie heb ik noe ook
is gelezen en wat ik er van be
grepen heb is, dat we toch een
bietje voorzichtig motten wezen
met die z.g. christelijke filmbewe
ging. Want het biiekt, dat er in
Nederland een Bioscoopbond be
staat, die zowat het monopolie
heit over alle films die er uut-
kommen. Dat is een sterke orga
nisatie, die z'n eigen overal mee
bemoeit, ook met do christelijke
films. Dat heit tot gevolg, dat een
christelijke filmbeweging alleen
maar films ken geven, die door
de Nederlandse bioscoopbond zijn
toegestaan en dat bennen dan
meestal films, die eerst in de
bioscoop gedraaid hebben en la
ter ,als 't nodig is, een bietje ge-
zuverd in de christelijke bioscoop
draaien. En noe zeit de schriever
van dat boekie, dat de Ned. Bios
coopbond netuurlijk alleen die
films laat draaien in der eigen
gebouwen die winstgevend ben
nen, want het gaat om de winst
en anders netuurlijk nergens om.
De schriever zeit er percies het
volgende van: „De Bioscoop is zo
machtig dat de leden van de bond
verplicht zijn, geschillen niet aan
de beslissing van de gewone rech
ter te onderwerpen, maar aan de
rechtspraak van een bondscollege.
Door deze hechte organisatie kan
de bond zich doen geiden in aller
lei zaken, waarover hij geen zeg
genschap heeft. Wil men b.v. er
gens een wijkgebouw inrichten,
waarin ook een filmzaal is, dan
kan de bond dat verhinderen.
Deze macht berust wel op geen
recht of wet, maar zou men de
filmzaal toch inrichten, dan zou
daarin geen film worden ge
draaid, want wie zou tegen de
wil van de bond leveren? Om de
zelfde reden kan men van een
filmverhuurder niet iedere film
huren, die men graag zou verto
nen, noch zelfs de rechten op
iedere gewenste film verwerven.
Formeel staat daar niets aan in
de weg, maar zolang het voor het
filmbedrijf schadelijker is, aan een
niet-lid van de bond te leveren
dan het leveren aan de leden van
de bond voordelig is, zolang kan
het niet."
Noe, dat schrieft iemand er
over die er verstand van heit en
dan zeg ik op mien beurt: dan
maar liever geen eigen filmzaal
met bioscoopvertoningen. Want
als we van afschrapsel van de we
reld leven motten, denk ik an het
woord der Schrift: haat ook de
rok die met het vlees besmet is.
Daar komt nog bie, dat dezelfde
schriever ook rondweg toegeeft
zoals die schrieft: „Intussen is
het voor ieder, die er even over
nadenkt duidelijk, dat een chris
telijke filmactie de mensen ten
slotte ook naar de bioscoop
brengt." En noe schrieft ie er wel
bie, dat dat hetzelfde tenslotte
ook van het boek gezeid ken wor
den, omdat wie een goed boek
lezen ken ook ken overgaan tot
het lezen van een slecht boek,
maar wat mien betreft, zie ik
toch nog een hoop verschil. Op
het lezen van de boeken ken een
ouwer nog controle uutoefene en
het goeie christelijke boek, is geen
afval van de wereldse boeken, ge-
lokkig. We kennen wat dat anbe-
langt voorlopog nog ons eigen
gang gaan.
En noe ken de vraag gesteld
worden: wat motten we dan teu
gen onze kinders zeggen, dat ze
helemaal niet naar de bioscoop
maggen
Ik zou willen vragen, is het zo
erg om je kinders dat te verbic-
den? Is het niet een goed ding,
dat ze vroeg weten asdat er ver
schil is tussen wie God dient en
wie Hem niet dient? Laat ze
maar heel jong voelen, dat wie
christen wil wezen in z'n levens-
praktiek anders mot leven as wie
z'n eigen gang gaat. De christen
heit noe eenmaal uut een andere
wereldbeschouwing te leven als
een wereldling.
Noe motten julder mien goed
begriepen, ik heb niet het minste
bezwaar teugen de uutvinding van
de film op z'n eigen. Ik heb van
z'n leven ook wel zendingsfilms
en landbouwfilms gezien die erg
leerzaam waren en waar niks geen
kwaad in stak. Daar gaat het dus
niet om, maar as we naar de bi
oscoop gaan, weten we, dat we
met het geld, dat God ons gaf,
een déur en déur goddeloos be-
drief instand helpen houwen. En
ik geloof niet dat God ons daar
voor het geld gegeven heit. En
noe kenne daar meschien soms
ook wat je noemt onschadelijke
films draaien, ik geloof niet erg
in die onschadelijkheid. Een film
wordt niet christelijk doordat je
er het kwaad uuthaald, as dat
tenminste ken, christelijk is als de
hele bouw van zo'n film christe
lijk is en dat ken met geen en
kele wereldse film.
Daarom is het goed, as er schei
ding is en dat onze kinders dat
vroeg leren. Want er komt nog
wat bie, dat voor mien de deur
slag geeft. Straks komt de tied,
dat wie het nog nauw neemt met
z'n geloof, niks anders meer heb
ben zal as z'n Biebel en de Kerk.
En meschien zal die kerk ook nog
gaan verdwienen. Ik hoorde van
de weke hoe ze in de Balkansta-
ten begonnen bennen om teugen
Kossemisse grote kinderfeesten
te organiseren, allenig om de kin
ders van het Kerstfeest af te trek
ken. De Balkan is teugeswoordig
niet zo erg ver meer van huus.
Wie zal ons vertellen of we er in
een paar jaar ook niet: midden in
zitten De hele waereld staat in
brand. Eigenlijk begriep ik niet
goed, hoe een ernstig levend
christen nog behoefte heit an bi
oscoopbezoek in deuze tied. Laten